Cyprus is het vijfde euroland dat om hulp vraagt. Het land werd daartoe genoodzaakt nadat de herschikking van de Griekse schuld, de grootste uit de geschiedenis, de financiële gezondheid van kredietverstrekkers, waaronder Bank of Cyprus Plc en Cyprus Popular, zwaar had geschaad. Onder druk van de ECB, die de noodfinanciering van de wankelende banken dreigde stop te zetten, werd een akkoord bereikt. In een herziene versie van dat akkoord werden banktegoeden tot 100.000 EUR beschermd. Volgens twee EU-ambtenaren zullen niet-verzekerde depositohouders een verlies lijden van 40% bij Bank of Cyprus, de grootste bank, die de gezonde activa van Cyprus Popular Bank, het nummer twee van het land, zal overnemen. Cyprus Popluar Bank, die voor 84% in handen is van de overheid, wordt vereffend. De grootste verliezers zijn de depositohouders die niet onder het garantiestelsel vallen en de houders van obligaties, inclusief niet-achtergestelde obligaties. Houders van niet-achtergestelde schuld zullen eveneens aan de herkapitalisatie van Bank of Cyprus bijdragen. De risicobereidheid is fors gedaald door de bezorgdheid over Cyprus, terwijl het besmettingsrisico groter is geworden. Er werd een akkoord bereikt met Cyprus, al zal het wellicht nog geen "definitief" slotakkoord zijn. Het akkoord bedelft Cyprus onder de schulden: een staatsschuld van ruim 140% van het BBP en zeer zwakke economische vooruitzichten. Volgens de meeste economen is dat niet houdbaar. Beperkingen op geldopvragingen en de kredietgroei in Cyprus remmen de economische groei af. Er doet zich ook een besmettingsrisico voor: telkens wanneer zich een crisis voordoet, vragen houders van bankdeposito's zich vroeg of laat af of hun geld wel veilig is. De markten hebben niettemin wereldwijd goed standgehouden. Zo is de MSCI World-index in de voorbije maand in euro met 4% gestegen. Beleggers laten zich niet meer uitsluitend door hun vrees voor een terugval leiden, waardoor gebeurtenissen in China, Europa en de VS, afgezien van stoorzenders op korte termijn, niet langer dezelfde wereldwijde invloed hebben als vorig jaar: de verdere verbetering van de Amerikaanse economische indicatoren, die de vrees voor de gevolgen van de sekwesterbesparingen doet afnemen; de nog altijd sombere vooruitzichten in de eurozone en het VK; speculatie dat Japan nog meer stimuli zal inzetten; de inspanningen van China om de vastgoedprijzen onder controle te krijgen: China heeft op 1 maart voor de vastgoedmarkt de strengste maatregelen sinds een jaar genomen. Zo kreeg de centrale bank het bevel de vereiste aanbetaling en de rente voor bepaalde hypotheken voor tweede woningen te verhogen en werd er een belasting op de verkoop van vastgoed ingevoerd. => Hoewel zwakke munten en goedkope waarderingen risicovolle activa ondersteunen, blijven wij voorlopig liever neutraal gepositioneerd. Aangezien Italië nog altijd geen regering heeft, er in Spanje een politiek schandaal woedt en Griekenland de grootste moeite heeft om aan de voorwaarden van zijn reddingsplan te voldoen, zou bijkomend tumult de inspanningen om een einde te maken aan de crisis kunnen belemmeren. => Aandelen waren bijna nooit eerder zo goedkoop ten opzichte van staatsobligaties (S&P 500-bedrijven
genereren momenteel een rendement van 6,5% van hun aandelenkoers, ofwel ca. 4,5% meer dan de rente op tienjarig staatspapier, wat 2% meer is dan de gemiddelde spread over de voorbije tien jaar), maar de combinatie van dicht bij een absoluut record noterende Amerikaanse aandelen en dalende handelsvolumes wijst erop dat er geen geld naar de markt stroomt en dat aandelen stijgen omdat minder beleggers verkopen.
Dit jaar werden van de bedrijven in de S&P 500 dagelijks gemiddeld 2,53 miljard aandelen verhandeld. In de periode 2009-2012 bedroeg dat cijfer nog 3,59 miljard. Particuliere beleggers blijven zenuwachtig en hebben dit jaar bijna 20 miljard USD in Amerikaanse aandelenfondsen gepompt. Dat is nauwelijks 3,5% van het kapitaal dat sinds 2007 uit dergelijke fondsen werd weggetrokken en moet worden gezien in het licht van een instroom van 44 miljard USD die obligatiefondsen tot nu toe in 2013 hebben gekend. Stieren zien het tekort aan particuliere kopers als een bewijs dat er voldoende geld is om de rally te laten voortduren. Beren zeggen dat het pessimisme betekent dat de rally te sterk afhangt van de stimulus van de Federal Reserve en dat zij zal stoppen zodra de centrale bank haar marktondersteuning terugschroeft. 1.1 Regionale aanbevelingen 1.1.1 Perifere landen vs. kernlanden in Europa (IBEX vs. DAX): overweging Beleggers zullen op Spaanse activa wellicht een lagere premie eisen dan op Italiaanse. Madrid maakt immers vorderingen met zijn economische hervormingen, terwijl Rome in een politieke impasse is beland. Beleggers zijn bezorgd dat Italië een regering zal krijgen die het bezuinigingsprogramma van de vorige regering terugschroeft. De Spaanse export heeft in 2012 een record bereikt, terwijl het tekort op de lopende rekening ten opzichte van een jaar eerder met 78% is gedaald. De loonkosten zijn in het laatste kwartaal met 3,2% teruggevallen, de sterkste daling ooit, terwijl de loonmassa van de centrale overheid in 2012 met 6,5% is afgenomen. Spanje heeft een reddingspakket kunnen vermijden, al ligt de kredietwaardigheid van het land bij de drie grote kredietbeoordelaars maar twee stappen boven de rommelstatus. In minder dan drie maanden heeft Spanje voorzien in ongeveer 30% van zijn financieringsbehoeften van 2013 voor de middellange en lange termijn. Premier Rajoy moet beleggers ervan overtuigen dat een einde komt aan zes jaar van economisch verval voor de vierde grootste economie van de eurozone nadat hij het overheidstekort vorig jaar met meer dan een derde heeft teruggedrongen (wanneer de Europese steun voor de banken niet wordt meegerekend). Volgens de Spaanse centrale bank is de staatsschuld minder sterk gestegen dan de Europese Commissie had voorspeld en kwam deze in 2012 uit op 84,1% van het BBP.
Bovendien lijkt de eerste fase van de schuldencrisis van de eurozone, met name de betalingsbalanscrisis, ten einde te lopen. De behoefte aan externe financiering is in vele perifere landen fors verminderd. Ook de stabilisering van de bankdeposito's in verschillende perifere landen van de eurozone toont aan dat Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), de financiële versnippering van de monetaire unie op zijn minst tijdelijk een halt heeft kunnen toeroepen. Met zijn maatregelen heeft hij politici in de regio tijd gegeven om veranderingen door te voeren, al vormen zij geen oplossing voor de schuldencrisis. Als de Europese schuldencrisis niet verder escaleert, is een hedge op de perifere landen in een aandelenportefeuille minder noodzakelijk. Kortom: beleggers zullen nu minder geneigd zijn om de DAX te overwegen ten opzichte van de perifere landen; Vooral wanneer we weten dat een zwakkere yen de Duitse export schaadt. Bovendien zijn Spaanse aandelen goedkoop, zowel absoluut als relatief gezien.
1.1.2 Aandelen in opkomende landen: overweging => neutraal Sinds het begin van het jaar hebben aandelen in de opkomende landen minder goed gepresteerd dan die in de ontwikkelde landen (bèta van minder dan 1), ondanks een sterke kapitaalinstroom: de opkomende markten zijn gedaald, omdat beleggers zich zorgen maakten dat het herstructureringsplan voor de banken in Cyprus gebruikt zal worden als een testcase voor andere Europese landen, waarbij obligatie- en depositohouders mee in het bad worden getrokken;
de opwaartse tendens van de valuta's van de opkomende landen is gestopt in 2011; het cyclische herstel in de opkomende landen is vertraagd: het herstel wordt gehinderd door goede vooruitzichten voor de Amerikaanse industrie (lagere loonkosten en goedkope energie) en het economische herstel in Japan, dat gevoed wordt door een zwakkere yen en (vooral in Azië) ten koste van de opkomende landen zou kunnen gaan; in China wordt de vraag op korte termijn gedrukt door zorgen over vastgoedzeepbellen en een buitensporige groei van de kredietverstrekking; aantrekkelijk gewaardeerde aandelen zijn schaars in de opkomende landen (aandelen in verschillende grondstoffen exporterende landen als Mexico, Chili, Indonesië, Maleisië en Zuid-Afrika zijn duurder dan in de VS).In de voorbije 12 maanden hebben analisten hun verwachtingen voor de WPA van de MSCI EM in 2013 gemiddeld met ongeveer 13%; beleggers zetten liever op dit thema in door beleggingen in bedrijven in ontwikkelde landen die actief zijn in opkomende landen; portefeuillebeheerders over de hele wereld vragen zich af hoe zij hun onderweging van de Japanse markt kunnen terugschroeven: het zijn vooral de zwak presterende opkomende markten die als financieringsbron worden gebruikt en niet Amerikaanse aandelen, die ondersteund worden door fusies en overnames, noch Europese aandelen, die geholpen worden door betere financiële voorwaarden en een lagere belastingsdruk. Nadat inwoners van de zogenoemde BRIC-landen een recordvermogen hebben vergaard gedurende 14 jaar van economische groei die boven het internationale gemiddelde lag, beginnen zij hun interesse voor aandelen te verliezen, ook al beleggen de Amerikaanse huishoudens weer meer in aandelen. Terwijl de Dow Jones Industrial Average in de buurt van zijn record komt, noteert de MSCI BRIC-index nog altijd 37% onder de piek van 2007, omdat beleggers teleurgesteld zijn over de economische groei en beleidsmakers weinig doen om minderheidsaandeelhouders beter te beschermen. De Dow Average, die in maart 2009 het laagste niveau in 12 jaar bereikte, is met meer dan 100% opgeveerd in de periode tot eind 2012, terwijl beleggers meer dan 390 miljard USD terugtrokken uit Amerikaanse aandelenfondsen. Amerikaanse beleggers hebben pas dit jaar weer belangstelling gekregen voor aandelen en pompten ongeveer 20 miljard USD in beleggingsfondsen, aldus het Investment Company Institute. Beurscijfers geven aan dat de handelsactiviteit van Braziliaanse particuliere beleggers tot het laagste peil sinds 1999 is teruggevallen (16,6%). En in het verleden is gebleken dat minder activiteit onder lokale beleggers gevolgd wordt door een daling van de aandelenmarkt. Het aandeel van transacties door particulieren op de Bovespa-beurs was tot 26,4% teruggevallen in 2010 en tot 18% in 1999 voordat de referentie-index in het daaropvolgende jaar met respectievelijk 18% en 11% daalde. Russische beleggingsfondsen zagen volgens de nationale vereniging van beheermaatschappijen in de voorbije 16 weken zowat 12,9 miljard roebel (418 miljoen USD) wegstromen, het grootste bedrag sinds op zijn minst 1996. In India is de uitstroom in twee jaar niet meer zo groot geweest. Indiase aandelenfondsen zagen in de negen maanden tot en met februari kapitaal verdwijnen, met een totaalverlies van zo'n 135 miljard roepies (2,5 miljard USD), volgens de Vereniging van Beleggingsfondsen in India. Het was geleden van de tweede helft van 2010 dat er nog zoveel kapitaal wegstroomde, net voordat de Sensex-index aan een twaalf maanden durende verliesreeks begon die hem uiteindelijk 28% van zijn waarde kostte. Het aantal actieve Chinese aandelenrekeningen met fondsen is in de voorbije 12 maanden met ongeveer 2,3 miljoen of 4% gedaald tot 54,8 miljoen, zo blijkt uit door Bloomberg verzamelde gegevens van de toezichthouder.
1.1.3 Aandelen in de eurozone vs. de VS: neutraal De EMU heeft sinds juli 2012 een forse inhaalbeweging gemaakt en Europese aandelen komen na een rally van zes maanden in de buurt van de koersprognoses van analisten. Indexen noteren nog ongeveer 6% onder de geraamde waarde van aandelen, het kleinste verschil sinds op zijn minst 2010. Het opwaartse potentieel is beperkt en de enige katalysator is een stijging van de kapitaalstroom naar aandelen afkomstig van andere activaklassen, zoals obligaties, die onaantrekkelijk lijken.
1.2 Stijlaanbevelingen 1.2.1 Cyclische vs. defensieve sectoren: overweging De stijging van de internationale industriële productie (de vijfmaandse verandering in de algemene PMIindex blijft positief) en van de verhoudingen tussen de bestellingen en de voorraden is een eerste aanwijzing dat het herstel er zit aan te komen. De stijging van de nieuwe bestellingen en de forse daling van de voorraden wezen in het verleden doorgaans op een verder herstel van de industriële productie. Aangezien we in ons basisscenario voor de komende 12 maanden niet uitgaan van een wereldwijde recessie en in de veronderstelling dat de EU nog doortastende beleidsmaatregelen kan nemen om een einde te maken aan de schuldencrisis, zouden cyclische aandelen beter kunnen presteren dan de markt.
1.2.2 'Waardeaandelen' (aandelen met de laagste verhouding koers-boekwaarde) vs. 'groeiaandelen': overweging Op lange termijn presteren waardeaandelen beter dan groeiaandelen. Het is weliswaar net omgekeerd in tijden van economische krimp, maar groeiperioden houden doorgaans langer aan. Beleggers kunnen zich dan ook passief opstellen door bijvoorbeeld enkel te beleggen in waardeaandelen en toch winst maken. 'Waardeaandelen' zijn bijzonder goedkoop gewaardeerd: de mediane koers-winstverhouding (K/W) van het kwintiel aandelen met het laagste rendement op het eigen vermogen (ROE) is momenteel lager dan op de vorige twee keerpunten (maart 2003 en maart 2009). De achterstand van waardeaandelen op groeiaandelen is enorm: de MSCI World Value-index is voor het zesde jaar op rij bij de MSCI World Growth-index achtergebleven, maar waardeaandelen staan weer aan de leiding sinds eind 2012.
1.2.3 Smallcaps vs. largecaps: overweging De waardestrategie houdt een overweging in van activa die uitzicht geven op een hoger rendement dan andere aandelen met eenzelfde risiconiveau. 'Risk-on/risk-off' is in wezen een rendementsaanjager op korte termijn, terwijl de 'waardestrategie' en smallcaps beter werken op middellange tot lange termijn. Terwijl de EU verstrekkende beleidsmaatregelen neemt, zullen smallcaps in Europa beter presteren dan largecaps, wat trouwens al het geval is op wereldniveau (MSCI World-index).
De verwachte stabilisering van de wereldwijde PMI-index van de industrie pleit eveneens voor een overweging van smallcaps. Europese smallcaps zijn niet duur (een koers-winstverhouding op grond van de voor dit jaar verwachte winst van 15,2x, tegenover een vijfjarig gemiddelde van 24x).
1.2.4 Focus op hoge dividenden en dividendgroei Dividendrendement en dividendgroei zijn op lange termijn de voornaamste rendementsbronnen van aandelen: Europese aandelen bieden een hoger dividendrendement dan aandelen in andere regio's. Aandelen met een hoog dividendrendement doen het op lange termijn beter dan de markt en dan aandelen met een laag dividendrendement. Bedrijven hebben nog altijd een recordhoeveelheid cash op hun balans door de macro-economische onzekerheid. De efficiënte verdeling van die cash over dividenden, aandeleninkoopprogramma's, fusies en overnames en kapitaaluitgaven zal volgens ons in heel 2013 voor bedrijven een belangrijke onderscheidende factor zijn. Goed beschermde posities in aandelen met een aantrekkelijk dividend bieden beleggers een duidelijk rendement op volatiele markten. We raden aan te beleggen in bedrijven die aangenaam kunnen verrassen met overtollige cash. De marktschommelingen en twijfels over de richting van de markt rechtvaardigen een focus op hoge dividenden en inkomsten. Uit het percentage van de nettowinst dat bedrijven uitkeren, blijkt dat zij nog heel wat meer geld naar hun aandeelhouders kunnen laten terugvloeien. De bedrijven in de S&P 500-index keren 27% van hun winst uit als dividend. Dat is het laagste cijfer in meer dan 100 jaar, zo blijkt uit gegevens van Pr. Robert Shiller van Yale University. Het is dus mogelijk dat bedrijven nog maar pas beginnen te beseffen dat beleggers bijzonder veel belangstelling hebben voor aandelen die een dividend uitkeren. De vraag naar dividenden zou in de komende jaren vrij groot kunnen zijn, aangezien inspanningen om de schuldenlast te verminderen tot een kleinere winstgroei leiden en de vergrijzende bevolking de voorkeur geeft aan beleggingen die inkomsten genereren. Op dividendstijging toegespitste strategieën hebben recent sterk gepresteerd (in de VS, maar nog niet in Europa) en zullen dat naar verwachting blijven doen, niet in het minst wegens de enorme kloof tussen het dividendrendement (gemiddeld 3,6% in Europa) en de tienjaarsrente op obligaties (minder dan 1,3% in Duitsland).
1.3 Sectorale aanbevelingen
1.3.1 Niet-cyclische consumptiegoederen: neutraal => overweging In de sector niet-cyclische consumptiegoederen bedroeg de voortschrijdende K/W voor de MSCI World Foodindex begin februari 16x, zowat 10% meer dan het driejarige gemiddelde en 25% meer dan de voortschrijdende K/W van de MSCI World-index (13x). Deze premie van de voedselindex ten opzichte van de brede index is echter gedaald. In september 2011 bedroeg deze nog 45%. Sindsdien is de MSCI World-index met 27% opgeveerd, terwijl de stijging van de voedselindex beperkt is gebleven tot 22%. Analisten die de voedingsdistributiesector volgen, blijven pessimistisch over aandelen in de sector. Sinds eind vorig jaar bedraagt het mediaanadvies van analisten volgens de analistenadviesschaal van Bloomberg minder dan 3,4, dicht bij een over het geheel genomen neutraal cijfer waar analisten maar zelden onder gaan. De verlaging van de adviezen suggereert evenwel dat al heel wat verwachtingen van slecht nieuws over de voedingsdistributie in de huidige koersen verwerkt zitten.
Veel voedingsdistributeurs hebben hun schuldenlast afgebouwd. Zo was de mediaanverhouding nettoschuld/EBITDA eind 2011 teruggevallen tot 1,2x. Deze verhouding zou in 2012 nog verder kunnen zijn gedaald door de verdere verkoop van activa, waardoor bedrijven meer speelruimte hebben om een evenwicht te zoeken tussen groei en de beloning van hun aandeelhouders. Stieren gaan ervan uit dat managers voorzichtiger zullen omspringen met hun kapitaal na de waaghalzerij van de jaren 2000.
1.3.2 Materialen: neutraal => onderwogen Het momentum verbetert duidelijk in de industrie (wereldwijde PMI-index is weer positief), maar niet in de grondstoffensector.
De sterke opmars van ETF'en (hoewel hedge funds hun posities in de SPDR Gold Trust in de afgelopen weken licht hebben verminderd) als een beleggingsinstrument dat blootstelling verschaft aan edelmetalen heeft mijnbouwers geld onthouden dat zij nodig hebben voor kapitaalinvesteringen en groei. De kleinere goudmijnexploitanten zouden net zoals in 2012 ook in 2013 fors bij de brede sector kunnen achterblijven, tenzij nieuwe partijen als private-equityfondsen en investeringsfondsen de leemte opvullen die beleggingsfondsen en hedge funds hebben achtergelaten.
Het aantal beursgangen van mijnbouwers is in januari en februari tot het laagste peil in vier jaar teruggevallen, omdat mijnexploitanten geen afnemers vonden op de aandelenmarkt. De opkomst van op één enkel metaal gerichte ETF'en en verhandelbare contracten als AsiaClear Iron Ore en de onzekerheid in de mijnbouw als gevolg van stakingen, belastingen en andere beperkingen hebben beleggers ertoe aangezet elders te beleggen. De stakingen in de Zuid-Afrikaanse mijnbouw en transportsector in 2012 zouden best wel eens het begin kunnen zijn van een reeks conflicten met arbeiders, aangezien de grondstoffenprijzen hoog blijven. Bovendien zijn de lonen van Australische mijnwerkers in de afgelopen vijf jaar jaarlijks met 15% gestegen. Stijgende personeelskosten zullen de kostenbasis in 2013 voor sommige producenten wellicht verder verhogen, waardoor de marges nog meer onder druk zullen komen. 1.3.3 Gezondheidszorg: overweging Analisten gaan er gemiddeld van uit dat het dividendrendement van alle grote Europese farmaceutische bedrijven in 2013 zal stijgen, met Roche als uitblinker. Nog volgens analisten zal in 2013 het hoogste rendement te halen zijn bij AstraZeneca (6,3%), GlaxoSmithKline (5,8%) en Roche (4,4%). Gemiddeld verwacht
de markt een dividendrendement van 4,3% voor de farmaceutische industrie, waardoor deze in de Europese sectorranglijst op de derde plaats komt, na telecommunicatie (6,6%) en nutsdiensten (5,9%). Europese farmabedrijven bieden momenteel een gemiddeld rendement van 3,8%. Dat is 0,3% meer dan hun Amerikaanse sectorgenoten, die 3,5% bieden. Het dividendrendement van deze bedrijven ligt aan beide kanten van de Atlantische Oceaan gemiddeld 0,6% hoger dan de respectieve tienjaarsrente op staatsobligaties. De consensuskoersdoelen van analisten voor de grote farmaceutische bedrijven wijzen op een mediaan stijgingspotentieel van 7,7% in de komende 12 maanden. Voor de Europese en Amerikaanse farmareuzen, zonder de Japanse spelers, loopt deze mediaanwaarde op tot 9%.
1.3.4 Cyclische consumptiegoederen: overweging We zien op wereldniveau een aantal positieve factoren voor de sector. Woningbouwers:ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar is het aantal in aanbouw genomen woningen met 20% gestegen (+0,8% ten opzichte van de vorige verslagperiode) tot 613.000 eenheden op jaarbasis. Dat is het hoogste cijfer sinds juli 2008 en komt bovenop de stevige groei van de bestellingen die Amerikaanse woningbouwers in het vierde kwartaal van 2012 hebben opgetekend. Alle vier de Amerikaanse regio's kenden groei ten opzichte van vorig jaar, met het Westen op kop (+46,3%). Het aantal in aanbouw genomen woningen is in het Zuiden met 14,1% gestegen, in het Noordoosten met 13,6% en in het Midwesten met 13,4%. Dat is goed nieuws voor de sector cyclische consumptiegoederen, aangezien de woningmarkt centraal stond in de subprimecrisis. De woningprijzen in 20 Amerikaanse steden zijn in de periode van december 2011 tot december 2012 het sterkst gestegen in ruim zes jaar (de S&P/Case-Shiller-index van vastgoedwaarden is met 6,8% opgeveerd, wat erop wijst dat het herstel van de woningmarkt aan vaart wint). Dat is de sterkste jaarstijging sinds juli 2006.
Auto-industrie : de stabiliserende automarkten wijzen mogelijk op een komende stijging van de beurskoersen van autofabrikanten. De marktkapitalisatie van de index van autofabrikanten in Azië en de Stille Oceaan is sinds het 4e kwartaal van 2008 met 140% gestegen nadat een recente rally van Japanse autofabrikanten de totale kapitalisatie van deze bedrijven deed oplopen tot 511 miljard yen (5,3 miljard USD). De marktkapitalisatie van Noord-Amerikaanse autofabrikanten is met 21% opgeveerd sinds eind 2010 en de beursgang van GM. De marktkapitalisatie van Europese autofabrikanten is met 36% gestegen sinds de bodem die in het eerste kwartaal van 2009 werd bereikt.
Luxegoederen : De luxegoederensector heeft sinds november een meerrendement van 16,5% gegenereerd ten opzichte van de MSCI World. Het momentum in het vierde kwartaal was te danken aan het betere sentiment ten aanzien van China en de stabilisatie van de Amerikaanse fiscale afgrond. Beide factoren hebben een aanzienlijke invloed op luxegoederen, aangezien Azië en Noord-Amerika elk zo'n 25% vertegenwoordigen van de wereldwijde luxegoederenmarkt, die goed is voor 280 miljard dollar. De stijgende vraag naar luxegoederen wijst erop dat de sector niet te lijden heeft van de begrotingsdiscipline dankzij de aanhoudende consumptie van rijke Europeanen en een groeiende vraag in Azië. Volgens door Bloomberg gepolste analisten zou de WPA van fabrikanten van luxegoederen dit jaar met 17% kunnen stijgen en zou de omzet van bijna 70% van de bedrijven in de Bloomberg Industries Global Luxury Goods-index een tweecijferige groei kunnen vertonen. Dat verklaart waarom de K/W van de
luxegoederensector met 20x in de buurt komt van het hoogste peil in 12 maanden.
1.3.5 Industrie: overweging Aandelen van industriële ondernemingen werden in het verleden steeds massaal gedumpt in tijden van recessie. Zij presteren maar beter dan de markt wanneer het marktherstel al is ingezet. De reden daarvoor is dat beleggers de industrie zien als een sector met een hoge operationele hefboom en onzekere bestellingsvooruitzichten. Hoewel de zwakke groei in het algemeen de marktprestaties wereldwijd drukt, zijn de orderboekjes van de Europese industrie goed gevuld gebleven. De bestellingen liggen dicht bij het record en zijn in het 2e kwartaal ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar met 10,8% gestegen. Bestellingen kunnen weliswaar worden geannuleerd of uitgesteld, maar het stierenkamp betoogt dat de aanhoudende instroom van bestellingen erop wijst dat 2013 een goed jaar zal worden. Europese industriële bedrijven zullen profiteren van een zwakkere euro tegenover de andere grote wereldmunten, niet in het minst de dollar, aangezien deze op basis van de koopkrachtpariteit 12,8% te duur is. Dit gezegd zijnde, zullen de effecten van een daling van de euro niet meteen voelbaar zijn, omdat industriële ondernemingen frequent gebruikmaken van valutahedges.
ING Belgium NV, Sint Michielswarande 60 - 1040 Brussels © 2013 ING Belgium SA, all rights reserved.