DE IMPACT IS ZOVEEL GROTER De uitdaging van transmedia storytelling in een documentaire context: DementieEnDan
Naam:
Marije de Wolf
Studentnummer:
***
E-mailadres:
***
Adres:
***
Telefoonnummer:
***
Datum:
27-06-2014
Begeleider:
dr. S.C. Sauer
Tweede Lezer:
drs. M.C.C.J. Reesink
Opleiding:
Television and Cross Media Culture, beroepsgerichte specialisatie documentaire
Universiteit:
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Abstract Transmedia storytelling is een trend. Het huidige medialandschap ziet een opvallende groei in het aantal transmedia producties. Deze transmediale vorm zorgt voor transformaties qua productie teams, levensduur van projecten en de mediaplatforms die worden ingezet. Het concept is door verschillende theoretici uiteen gezet aan de hand van diverse case studies, voornamelijk toegepast op fictie. De laatste jaren is er echter een verschuiving zichtbaar waarbij ook non-fictie genres de mogelijkheden van de transmediale vorm aan het ontdekken zijn. En deze mogelijkheden lijken groot, met name voor maatschappelijk georiënteerde documentaire projecten. De literatuur over transmedia storytelling in documentaire context is echter nog beperkt, goede praktijkvoorbeelden zijn schaars. In dit onderzoek wordt aan de hand van een productieanalyse en een tekstanalyse onderzocht hoe de makers van het transmedia documentaire project DementieEnDan, de transmediale vorm hebben ingezet om het sociaal-maatschappelijke thema dementie onder de aandacht te brengen. Daarnaast wordt onderzocht waarom juist een transmediale vorm hier zo geschikt voor is; oftewel, wat de toegevoegde waarde is van deze complexe manier van storytelling.
Sleutelbegrippen Transmedia storytelling, documentaire, transmedia documentaire, sociaal-maatschappelijke thema’s, impact, DementieEnDan
2
Inhoudsopgave Abstract ................................................................................................................................................... 2 Sleutelbegrippen ...................................................................................................................................... 2 1.
Inleiding........................................................................................................................................... 4
2.
Transmedia storytelling ................................................................................................................... 6
3.
4.
5.
1.1
Introductie en definities ........................................................................................................... 6
1.2
Criteria, overige kenmerken en mogelijkheden ....................................................................... 9
Documentaire ................................................................................................................................ 12 3.1
Documentaire, een schets van het genre................................................................................ 12
3.2
Recente ontwikkelingen en een transmedia context .............................................................. 14
Case study en methode .................................................................................................................. 20 4.1
Case study DementieEnDan .................................................................................................. 20
4.2
Methode ................................................................................................................................. 22
4.2.1
Repertoireanalyse .......................................................................................................... 23
4.2.2
Tekstanalyse .................................................................................................................. 25
Vertooganalyse van de case study DementieEnDan ..................................................................... 26 5.1
Repertoireanalyse .................................................................................................................. 26
5.1.1
Transmedia: een complexe ontwikkeling ...................................................................... 26
5.1.2
De elementen van succes ............................................................................................... 30
5.1.3
Doelgroep, bereik en impact.......................................................................................... 33
5.1.4
Samenvatting ................................................................................................................. 37
5.2
Tekstanalyse .......................................................................................................................... 37
5.2.1
Tijd, diversiteit en de kracht van het beeld .................................................................... 38
5.2.2
Mogelijkheden, veerkracht en positiviteit ..................................................................... 39
5.2.3
Betrokkenheid en participatie ........................................................................................ 41
5.2.4
Samenvatting ................................................................................................................. 46
6.
Conclusie ....................................................................................................................................... 47
7.
Bibliografie .................................................................................................................................... 50
8.
Bijlagen ......................................................................................................................................... 52 8.1
Bill Nichols – Documentaire typologie ................................................................................. 52
8.2
Transcript interview Ireen van Ditshuyzen ........................................................................... 54
8.3
Transcript interview Bernadette Kuiper ................................................................................ 70
8.4
Transcript interview Carolijn Borgdorff................................................................................ 88
1. Inleiding De mediawereld staat nooit stil. Het enorme aanbod van mediaplatforms is continu in ontwikkeling, helemaal door de komst van digitale technologie. Consumenten worden geconfronteerd met een grote variëteit aan mogelijkheden voor het consumeren van mediaproducten en het aantal keuzes wordt steeds groter. Waar de diverse mediaplatforms eerst nog grotendeels op zichzelf staand waren, zien we dat zij nu steeds vaker met elkaar verbonden raken. Met het groeiende aantal mogelijkheden nemen ook de eisen van het publiek toe en het fenomeen transmedia storytelling lijkt hier op in te haken. Transmedia storytelling is de term die ‘grondlegger’ Henry Jenkins hanteert, maar er zijn diverse termen in omloop binnen verschillende disciplines. Waar men het over eens lijkt te zijn, is dat het gaat om de wisselwerking tussen verschillende mediasystemen, mediaplatforms, publiek en vormen van betrokkenheid bij het vertellen van een verhaal (Jenkins 2009). Transmedia storytelling is populair. Er wordt steeds meer literatuur gepubliceerd over het onderwerp, er worden meer en meer transmedia projecten ontwikkeld en het concept is het onderwerp van festivals, conferenties en blogs. Henry Jenkins beschrijft het op zijn blog als ‘our hunger for transmedia content’ (2009). Er is een voortdurende conversatie gaande over de definitie, kenmerken, criteria, mogelijkheden en toekomst van transmedia storytelling. Opvallend is echter dat vrijwel alle literatuur over en voorbeelden van het fenomeen zich richten op fictie. Over de relatie tussen transmedia storytelling en non-fictie, en specifiek over documentaire, is nog weinig geschreven. Het is een onderzoeksgebied wat nog in de kinderschoenen staat en wat door verschillende auteurs wordt bestempeld als terrein dat nog ontdekt en onderzocht moet worden (Scolari, Dena). Het doel van deze thesis is daarom het zetten van een eerste stap in het ontdekken van dit nog relatief onbekende onderzoeksgebied, waarbij de focus ligt op de relatie tussen transmedia storytelling en documentaire. Binnen deze context zal de nadruk liggen op de manier waarop de transmediale vorm tot uiting komt in een specifieke case study en hoe de makers zich uitdrukken over het inzetten van deze vorm. Om die reden staat het maatschappelijk georiënteerde transmedia documentaire project DementieEnDan centraal. De hoofdvraag die bij dit onderzoek hoort is: Hoe wordt transmedia storytelling op het gebied van documentaire ingezet om maatschappelijke situaties en problematiek onder de aandacht te brengen en waarom is juist de transmediale vorm daar zo geschikt voor? Een aantal subvragen die hierbij aansluiten zijn: -
Wat is transmedia storytelling en wat zijn de diverse kenmerken en criteria van dit concept?
-
Welke ontwikkelingen zijn er gaande op het gebied van documentaire met betrekking tot transmedia storytelling?
-
Welke mogelijkheden biedt transmedia storytelling voor documentaire projecten?
-
Welke relatie bestaat er tussen transmedia documentaires en maatschappelijke thema’s? 4
-
Hoe komt de inzet van de transmediale vorm tot uiting in een specifiek maatschappelijk georiënteerd transmedia documentaire project?
-
Hoe drukken de makers van een specifiek transmedia documentaire project zich uit over het inzetten van de transmediale vorm? In hoofdstuk 2 van de thesis wordt de theoretische achtergrond van het fenomeen transmedia
storytelling uiteengezet. Er worden verschillende definities van het fenomeen besproken, waarna een werkdefinitie geformuleerd wordt. In dit hoofdstuk is eveneens aandacht voor de relevantie van het fenomeen, de verschillende kenmerken en criteria, de diverse mediaplatforms die betrokken kunnen zijn bij een transmedia project en de mogelijkheden van de transmediale vorm. Daarnaast wordt een korte introductie gegeven van transmedia storytelling in relatie tot non-fictie, wat de aanleiding geeft om in hoofdstuk 3 verder op deze relatie in te gaan. In hoofdstuk 3 van de thesis wordt aandacht besteed aan de achtergrond van ontwikkelingen op het gebied van documentaire met betrekking tot transmedia storytelling. In dit hoofdstuk worden verschillende recente ontwikkelingen besproken, zoals de webdoc, de i-doc en langzamerhand ook transmedia documentaire projecten. Naast deze ontwikkelingen wordt er eveneens gekeken naar de relatie tussen transmedia documentaire projecten en maatschappelijke thema’s en educatie. Hoofdstuk 4 is een beschrijving van de case study DementieEnDan; een transmedia documentaire project, geproduceerd door Ireen van Ditshuyzen in samenwerking met IDTV Docs. In het project staat de ziekte dementie centraal. Het project bestaat uit een documentaire tweeluik, twee korte documentaires, educatieve clips, de website van het project en een interactieve muziek website. Ook wordt in dit hoofdstuk de researchmethode besproken; een combinatie van repertoireanalyse en tekstanalyse. De analyse is gebaseerd op diepte-interviews met de makers die direct betrokken zijn geweest bij het documentaire project DementieEnDan en op het bestuderen van de diverse mediauitingen van het project. Dit wordt gekoppeld aan de literatuur van de theoretische hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt aan de hand van een repertoireanalyse en een tekstanalyse geanalyseerd hoe transmedia storytelling ingezet wordt op documentaire gebied. Daarbij wordt gekeken welke kenmerken van transmedia storytelling terug te vinden zijn in de case study. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk onderzocht welke mogelijkheden transmedia storytelling biedt voor documentaire projecten volgens makers en hoe dit tot uiting komt in het project DementieEnDan. Wat is de toegevoegde waarde van een transmediale vorm voor documentaires? Er is een speciale rol weggelegd voor de inzet van de transmediale vorm voor maatschappelijke situaties en problematiek. De thesis wordt afgesloten met de conclusie, waarin bevindingen uit de theoretische hoofdstukken en de tweedelige analyse van de case study DementieEnDan worden samengevoegd en geëvalueerd, waarna een antwoord geformuleerd wordt op de hoofdvraag van het onderzoek. 5
2. Transmedia storytelling Dit hoofdstuk dient als een overzicht van het theoretische veld dat hoort bij het concept transmedia storytelling. De nieuwe ontwikkelingen die aan de basis staan van dit fenomeen, worden door beroepsbeoefenaars en theoretici in diverse onderzoeksgebieden beschreven middels diverse concepten. De nadruk van dit onderzoek ligt op literatuur uit het onderzoeksgebied mediastudies. Deze thesis richt zich op de relatie tussen transmedia storytelling en non-fictie. Aangezien, zoals verderop zal blijken, nog relatief weinig geschreven is over deze relatie door een nadruk op fictie, zal in deze thesis gezocht worden naar een nieuwe toepassing van de bestaande theorieën. Er worden nieuwe verbanden gelegd tussen transmedia storytelling en non-fictie, om bepaalde ontwikkelingen op het gebied van documentaire te duiden. Hier zal in het volgende hoofdstuk verder op worden ingegaan. Toch is de literatuur over transmedia storytelling bruikbaar en noodzakelijk om het theoretisch kader van deze thesis te kunnen schetsen. In dit hoofdstuk worden verschillende kenmerken en criteria van het concept behandeld, door de opvattingen van diverse media theoretici uiteen te zetten. De komende jaren zullen transmedia storytelling en gerelateerde concepten, aan verandering onderhevig zijn als gevolg van nieuwe ontwikkelingen, ontdekkingen en praktijkvoorbeelden. Henry Jenkins zegt hierover dat ‘transmedia begrepen moet worden als een aanhoudende conversatie tussen academische theoretici en mensen in de praktijk van het bedrijfsleven’ (2010, 946).
1.1 Introductie en definities Storytelling has always been at the heart of the best media, be it a TV show, a documentary or a game, and there is no doubt that with the expanding choice of technology – from smart mobile phones and tablets to TV sets that have internet connections – we are seeing an everincreasing convergence of storytelling on different platforms (The Guardian 2011). Dit citaat uit The Guardian (Londen) beschrijft een belangrijke ontwikkeling die gaande is in de media, als gevolg van de steeds uitbreidende keuze aan technologieën. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop verhalen worden verteld in de media. Door de komst van nieuwe technologieën zien we nu een convergence van storytelling op verschillende mediaplatforms. Dit wil zeggen dat een verhaal over meerdere platforms verteld wordt. Deze ontwikkeling hangt samen met veranderingen in narratieve structuren. Marc Ruppel, senior programmamaker en universitair docent, noemt de ontwikkeling van een nieuwe narratieve structuur, die hij aanduidt als ‘cross-sited narratives’. Deze cross-sited narratives creëren een verhaalwereld die multimediaal is, waardoor de standvastigheid van een narratief dat geschikt is voor één op zichzelf staand medium doorbroken wordt (Dena 2006, 2). Ook Henry Jenkins constateert het ontstaan van nieuwe verhaalstructuren die zich kenmerken door complexiteit. Ze bestaan niet uit een lineaire verhaallijn met een begin, midden en eind, maar proberen in plaats daarvan de verscheidenheid aan narratieve mogelijkheden te vergroten (2006, 119). Convergence wordt door 6
Jenkins omschreven als ‘een culturele verschuiving waarbij consumenten worden aangemoedigd om nieuwe informatie te zoeken en nieuwe verbindingen te maken tussen een media-inhoud die verspreid is’ (2006, 3). Deze convergence vindt niet alleen plaats in media context. Het begrip lijkt tegenwoordig onmisbaar in de beschrijving van zeer uiteenlopende ontwikkelingen. Er zijn in de 21e eeuw allerlei processen gaande op het gebied van convergence; onder andere op industrieel, professioneel, technologisch en narratief vlak. Convergence kan daarom gezien worden als één van de essentiële concepten voor het begrijpen van de huidige media-ecologie (Scolari 2013, 46). Volgens Jenkins zijn we een ‘era of media convergence’ binnengetreden, die ‘de stroom van inhoud over meerdere mediaplatforms bijna onvermijdelijk heeft gemaakt’ (2003, 1). In het beroepsveld gebruiken producers vaak andere termen dan transmedia storytelling, zoals cross-media. Cross-media is echter meer gerelateerd aan de wereld van marketing, aangezien marketeers de term cross-media promotie gebruiken om ‘elke promotie campagne te beschrijven waarbij meer dan één medium wordt ingezet’ (Pase, Nunes and Fontoura 2012, 67). Ook Henry Jenkins benoemt het bestaan van verschillende termen. Zo gebruikt auteur Frank Rose de term ‘Deep Media’ en spreekt Christy Dena volgens Jenkins ook over ‘Cross-media’ (2009). Hoewel er verschillende termen in omloop zijn voor de ontwikkeling, probeert iedereen volgens Jenkins een belangrijke verschuiving in het commerciële entertainment te bevatten. Deze verschuiving omvat de wisselwerking tussen verschillende mediaplatforms en mediasystemen en verschillen in publiek en de mate van betrokkenheid van het publiek (2009). Deze wisselwerking tussen de platforms en de toegevoegde waarde van elk individueel platform is een essentieel element om van transmedia te kunnen spreken. Ook de veelgebruikte term ‘multimedia’ is daarom niet geschikt. “Bij transmedia zijn de narratieven complementair, bij multimedia is de inhoud gelijk of vrijwel gelijk, maar niet complementair” (Pase, Nunes and Fontoura 2012, 67). De term multimedia houdt in dat dezelfde inhoud, of vrijwel dezelfde inhoud, verspreid wordt over meerdere mediaplatforms. In een blogpost uit 2011 spreekt Jenkins zijn ongenoegen uit over auteurs die transmedia willen reduceren puur tot het idee van meerdere platforms. Het tellen van de media platforms, zo stelt Jenkins, is niet waar het om draait. We moeten ons richten op de relatie tussen deze media (extensies) (Pase, Nunes and Fontoura 2012, 66). Het concept transmedia storytelling werd door Henry Jenkins geformaliseerd en gedetailleerd geanalyseerd en beschreven. In 2003 introduceerde hij voor het eerst zijn visie op het fenomeen in een column in het tijdschrift MIT Technology Review. In het stuk geeft Jenkins zijn eerste definitie van het concept transmedia storytelling. Deze definitie luidt als volgt: In the ideal form of transmedia storytelling, each medium does what it does best-so that a story might be introduced in a film, expanded through television, novels, and comics, and its world might be explored and experienced through game play. Each franchise entry needs to be self-
7
contained enough to enable autonomous consumption. That is, you don’t need to have seen the film to enjoy the game and vice-versa (2003, 3). Deze definitie maakt duidelijk dat een belangrijk aspect van transmedia storytelling inhoudt, dat elk medium zijn eigen functie en specifieke kenmerken heeft en dat deze functies ingezet dienen te voor onder andere een introductie, uitbreiding, ontdekking en ervaring van de transmedia wereld. In de analyse van de case study van deze thesis zal gekeken worden welke kenmerken en functies de verschillende media-uitingen van het documentaire project DementieEnDan hebben en hoe ze worden ingezet voor een maatschappelijk vraagstuk. In deze introductie van het concept transmedia storytelling noemt Henry Jenkins Pokémon als succesvol voorbeeld van een transmedia franchise. Pokémon, een media franchise van Nintendo, bestaat onder andere uit computerspellen, een animatieserie op televisie, ruilkaarten om mee te spelen en speelfilms.1 De kracht van Pokémon is volgens Jenkins het feit dat elk individueel Pokémon product toegang biedt tot de franchise als geheel en een uitnodiging is om deze franchise als geheel te betreden, waarbij geen van de media een bevoorrechte positie kent (2003, 1 & 3). In de loop der jaren heeft Henry Jenkins zijn visie op transmedia storytelling steeds verder uitgewerkt en ook voortdurend herzien op basis van nieuwe inzichten. In het boek Convergence Culture: Where Old and New Media Collide uit 2006, bouwt Henry Jenkins voort op het concept en worden zijn opvattingen over transmedia storytelling uitgebreid uiteen gezet. Case study van het hoofdstuk is The Matrix, een film van de Wachowski brothers uit 1999, waar een volledige franchise omheen werd gecreëerd. The Matrix dient als exemplarisch voorbeeld van een succesvolle invulling van transmedia storytelling. Jenkins originele definitie van het concept wordt in het boek aangevuld met de volgende introductie. A transmedia story unfolds across multiple media platforms with each new text making a distinctive and valuable contribution to the whole (2006, 95-96). Deze aanvulling toont aan dat het van belang is dat elke media-uiting zijn eigen waardevolle betekenis heeft voor het complete narratief. Hierna volgen verschillende artikelen over het concept en diverse posts op zijn weblog Confessions of an Aca-fan.2 Veel auteurs (Scolari, Dena) zien hem als één van de grondleggers van en experts op het gebied van transmedia storytelling. Een opnieuw geüpdate definitie van het concept transmedia storytelling in 2010, laat zien dat de definitie van het concept niet vast staat (Jenkins 2010, 944). De voortdurende ontwikkelingen die gaande zijn in de media, de steeds groeiende hoeveelheid aan technologieën en de mogelijkheden die daarmee gepaard gaan, hebben ook een effect op de verwachtingen van het publiek. Volgens auteur Frank Rose eist of verwacht het publiek van
1 2
http://www.pokemon.com/nl/ 14-03-2014 http://henryjenkins.org/ 17-02-2014
8
televisieshows in steeds grotere mate extra materiaal, zoals online chatrooms of gerelateerde games. Dit geldt zowel voor entertainment programma’s als documentaires (The Guardian, 2011). Er leeft tegenwoordig bijna een ‘transmediale verwachting’ bij het publiek, een ‘honger naar transmediale inhoud’ (Jenkins 2009). De inzichten en definities van Henry Jenkins zijn voor deze thesis een belangrijke bron van informatie. In het werk van Jenkins ligt echter wel een sterke nadruk op het fictionele en commerciële entertainment karakter van het concept transmedia storytelling. Hoewel deze focus minder goed aansluit bij de richting en case study van deze thesis, kunnen zijn ideeën ook toegepast worden op non-fictie door nieuwe verbandent te leggen. Zijn definities en bevindingen worden aangevuld met ideeën van andere auteurs, waarbij het volgende hoofdstuk zich specifiek richt op documentaire.
1.2 Criteria, overige kenmerken en mogelijkheden Wat zijn, naast definities van het concept transmedia storytelling, de kenmerken en het doel? Wat zijn de mogelijkheden van transmedia storytelling en wat is de toegevoegde waarde van het inzetten van een transmediale vorm? Louise Brown, hoofd nieuwe media en cross platform bij Channel 4, zegt het volgende over de meerwaarde van transmedia storytelling ten opzichte van bijvoorbeeld een op zichzelf staand televisieprogramma. A broadcast TV programme has tremendous impact, but it can be relatively shallow. What online and other media elements provide is a way to extend that creative idea to other audiences and increase the depth as well, and that is really inspiring creatively because you take the essence of the thing and find the most appropriate platform for it (The Guardian 2011). Uit deze uitspraak kunnen drie belangrijke kenmerken gefilterd worden, die iets bijzonders te bieden hebben. Ten eerste biedt transmedia storytelling de mogelijkheid om een creatief idee uit te breiden naar een ander, breder publiek, naar andere doelgroepen. Ten tweede heeft een televisie-uitzending wel veel impact, maar kan ook relatief oppervlakkig zijn. Door andere (online) media-elementen in te zetten, kan het creatieve idee verdiept worden. De diverse media-elementen geven het verhaal een zekere gelaagdheid. Ten slotte neem je steeds een essentie van het creatieve idee als basis en zoek je vervolgens het platform wat daar het best bij past. Dit laatste kenmerk heeft te maken met de unieke mogelijkheden die elk platform te bieden heeft. Dit wordt ook wel de mediumspecificiteit genoemd. Het bereiken van een breder publiek en het inzetten van de specifieke mogelijkheden van een mediaplatform, zijn kenmerken die ook door Jenkins genoemd worden. Door de inhoud van een transmedia project op een specifieke manier te introduceren en presenteren (‘pitchen’) op elk mediaplatform, kan een breder publiek bereikt worden, mits elk werk of elk medium een nieuwe ervaring biedt (2003, 3). Het bieden van een nieuwe ervaring van elk media platform is een essentieel criterium. Een transmedia wereld is zo veelzijdig dat één werk of mediaplatform niet compleet genoeg is om de wereld volledig te kunnen ontdekken. Het is wel de bedoeling dat elk onderdeel van de 9
verhaalwereld een herkenbaar onderdeel uitmaakt van het geheel (Jenkins 2006, 113-114). De structuur van een transmedia project moet volgens Jenkins bovendien tenminste aan één van de volgende punten voldoen: -
Offers backstory Maps the World Offers us other character’s perspectives on the action Deepens audience engagement (2011)
De eisen die Jenkins hier stelt, vormen belangrijke criteria voor een project om een transmedia productie genoemd te worden. Vrij vertaald; het bieden van een achtergrondverhaal, het in kaart brengen van de wereld of een deel daarvan, het bieden van perspectieven van anderen op een gebeurtenis of het verdiepen van de betrokkenheid van het publiek. Opvallend is de nadruk van Jenkins op een fictionele context. Jenkins heeft het over ‘transmedia fiction’ en over ‘fictional worlds’ (2006) en een verschuiving in het ‘commerciële entertainment (2009). Ook zijn case studies, Pokémon en The Matrix, behoren tot fictie. Ook Carlos A. Scolari spreekt over een ‘fictional world’ en stelt de fictieve case study Lost centraal. Christy Dena focust zich op ‘fictional worlds’ en ‘transmedia fictions’. Voor een definitie van fictie gebruikt zij een quote van de narratieve theoreticus Lubomír Doležel uit 1998. Volgens Doležel is een fictieve tekst een ‘wereld construerende tekst’, terwijl een non-fictie tekst een ‘wereld verbeeldende tekst’ is. The actual World exists prior to, and independently of, textual activity. Imaging texts are representations of the actual world; they provide information about it in reports, pictures, hypotheses, and the like. Constructing texts are prior to worlds; it is textual activity that calls worlds into existence and determines their structures (Doležel 1998, cited in Dena 2009). Hoewel de academische literatuur zich met name concentreert op transmedia fictie en daarmee op ‘wereld construerende teksten’, staat in deze thesis een ‘wereld verbeeldende tekst’ centraal. De case study van dit onderzoek richt zich op een transmedia documentaire project. De beperkte literatuur over transmedia storytelling in relatie tot non-fictie wekt onterecht de indruk dat non-fictie en transmedia storytelling niet samengaan. Ook op het gebied van non-fictie zoals de reclamewereld, journalistiek en specifiek documentaires, zijn grote ontwikkelingen gaande die het resultaat zijn van nieuwe technologieën en daarmee mogelijkheden. Transmedia communicatie is bijvoorbeeld ook toepasbaar op de journalistiek. Het idee van transmedia is verbonden aan de samenleving en draait om de relaties van het publiek met technologie en informatie (Pase, Nunes and Fontoura 2012, 66). Toch zijn bijvoorbeeld niet alle vormen van journalistiek geschikt voor transmedia storytelling; zoals de dagelijkse journalistiek, gedomineerd door beknoptheid en tijdsdruk. Transmedia narratieven moeten daarentegen ‘zorgvuldig ontworpen en ontwikkeld worden en een lange doorlooptijd hebben om effectief te zijn’. Uitgebreide en complexe vraagstukken zijn daarom het meest geschikt voor een transmediale vorm met hun verschillende oorzaken, gevolgen en standpunten 10
(Moloney 2011, 12). Kevin T. Moloney beargumenteert dat de transmediale vorm ingezet kan worden voor de betrokkenheid van het publiek en om een sociale transformatie teweeg te brengen. “Door ons werk meer meeslepend te maken en het publiek mogelijkheden te geven om onze verhalen mee te nemen in hun persoonlijke leven en daar ook naar te handelen, kunnen we ons vrijwel universele doel van het bevorderen van een positieve sociale verandering makkelijker bereiken” (2011, 103). Steeds meer professionals verkennen de mogelijkheden van non-fictie transmedia producties. Een aantal auteurs attendeert ons op het feit dat er, op zowel praktisch als wetenschappelijk niveau, nog veel te ontdekken en te onderzoeken valt als het gaat om deze relatie. Carlos A. Scolari beschrijft transmedia storytelling in relatie tot non-fictie als ‘een onontgonnen terrein dat wacht op zijn pioniers’ (2013, 49). Scolari, maar ook Jenkins en Dena noemen de ‘mogelijkheid van transmedia storytelling voor de journalistiek of voor documentaire inhoud, maar gaan niet verder dan de erkenning dat het mogelijk is’ (Moloney 2011, 11). Niet alleen academische theoretici hebben echter interesse in het gebied van non-fictie transmedia storytelling, ook mensen uit het beroepsveld zijn zoekende naar goede voorbeelden van transmedia documentaire projecten. Hoewel het verkennen van de transmediale vorm ‘nog in de kinderschoenen staat, trekken de rijke mogelijkheden van de vorm en de potentie op creatief vlak, de groeiende belangstelling van documentairemakers’ (Documentary Network 2011, 2). Er is onderzoek nodig naar diverse case studies om dit onderzoeksgebied meer op de kaart te zetten en het ‘gat’ langzamerhand te dichten. Deze thesis zal een begin maken met het ontdekken van dit terrein. Om antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag3 zal in het volgende hoofdstuk eerst uitgebreid worden ingegaan op recente ontwikkelingen op het gebied van documentaire met betrekking tot transmedia storytelling. Ontwikkelingen die de vorm van het genre hebben getransformeerd en ook een relatie hebben tot de inhoud.
3
Hoe wordt transmedia storytelling op het gebied van documentaire ingezet om maatschappelijke situaties en problematiek onder de aandacht te brengen en waarom is juist de transmediale vorm daar zo geschikt voor?
11
3. Documentaire Waar het vorige hoofdstuk een uiteenzetting is van het concept transmedia storytelling, zal in dit hoofdstuk de nadruk liggen op documentaire. De volgende deelvragen staan centraal in dit hoofdstuk. Wat zijn belangrijke kenmerken van het genre documentaire? Welke recente ontwikkelingen zijn er gaande op het gebied van documentaire met betrekking tot transmedia storytelling? Welke mogelijkheden biedt transmedia storytelling voor documentaire projecten? Hoe verhoudt de transmediale vorm zich tot de inhoud van een documentaire project en tot maatschappelijke thema’s? Om antwoord te kunnen geven op deze vragen, wordt eerst een achtergrond van het genre geschetst, waarin een aantal belangrijke kenmerken en opvattingen worden geïntroduceerd. Daarna wordt dieper ingegaan op recente ontwikkelingen en hoe deze zich verhouden tot de inhoud. Door de nadruk te leggen op deze deelvragen, worden nieuwe verbanden gelegd tussen transmedia storytelling, documentaire en maatschappelijke thema’s wat van belang is voor de onderzoeksvraag, waarin de focus ligt op het inzetten van de transmediale vorm voor documentaires over maatschappelijke vraagstukken.
3.1 Documentaire, een schets van het genre Documentaires zijn objectief of zouden dat in ieder geval moeten zijn. Deze opvatting delen veel mensen ten onrechte. Want hoewel de documentaire zich bezighoudt met het vastleggen van de werkelijke wereld om ons heen, is objectiviteit en zeker neutraliteit onmogelijk. Het standpunt van de camera, de selectie van het gefilmde materiaal en de mening en achtergrond van de filmmaker dragen bij aan de subjectiviteit van een documentaire film. Een documentaire kan daarom omschreven worden als een constructie van de werkelijkheid, een constructie die gevormd wordt door diverse subjectieve keuzes (Rabiger 2009, 17-18). Als Michael Rabiger het werk van documentairemakers beschrijft, geeft hij aan dat ‘hun films – lang en kort – je meenemen op magische reizen naar verborgen of onverwachte werelden’ (2009, 7). John Grierson; theoreticus, producer en regisseur, wordt ook wel de ‘founding father’ van de documentaire genoemd (Rabiger 2009, 11). Hij was de eerste die de term documentaire koppelde aan films. Zijn definitie van het genre was de ‘creative treatment of actuality’. Documentairemakers geven hun creatieve invulling aan de werkelijkheid. De betekenis van deze definitie van Grierson wordt ook wel uitgelegd als ‘het gebruiken van je creativiteit om delen van de vastgelegde realiteit te organiseren tot een narratief’ (Rabiger 2009, 11). Deze definitie is echter zo breed dat vrijwel alle vormen van nonfictie film zich kunnen vinden in deze beschrijving. Tegenwoordig zijn er bepaalde waarden en punten waarop de documentaire zich onderscheidt van andere non-fictie genres (Rabiger 2009, 12). Hier zal later verder op in worden gegaan.
12
In zijn eerste artikel over documentaire, First Principles of Documentary (1932-1934), beargumenteert John Grierson dat de term documentaire tot nu toe te breed is ingezet; voor alle films die gemaakt zijn van ‘natuurlijk materiaal’. Deze kennen echter allen verschillen qua intenties, kwaliteit van observeren, macht en ambitie. Een documentaire is niet alleen een beschrijving van het natuurlijke materiaal, maar het creatieve vormen van dit materiaal en het arrangeren of herarrangeren ervan. Documentaire onderscheidt zich onder andere ten opzichte van fictie, door de camera te richten op en open te stellen voor de echte wereld, het leven op zich. Documentaire legt als het ware de ‘living scene’ en de ‘living story’ vast. Deze registratie van originele ‘acteurs’ en originele ‘scènes’ zorgt voor een betere interpretatie van de moderne wereld dan bij fictiefilm mogelijk is. Dit komt omdat documentaire het vermogen heeft om een interpretatie te geven van complexe en verbazingwekkende gebeurtenissen in de echte wereld en deze complexiteit kan niet door fictie georganiseerd of gecreëerd worden. Het is de spontaniteit die documentaire een speciale waarde geeft. De verhalen zijn daarom ‘echter’, puur en rauw in vergelijking met fictieve, geacteerde verhalen. De intrinsieke kennis en effecten van documentaire waarborgen intimiteit (1946, 21). Niet slechts een beschrijving van een subject, maar het onthullen van de werkelijkheid ervan, het geven van een creatieve interpretatie. Dit kan door middel van verschillende methodes, diverse vormen (Grierson 1946, 23). Een aantal van deze vormen zijn de verhaalvorm, de symfonische vorm en de poëtische aanpak (Grierson 1946, 29). Een documentairemaker heeft een grote verscheidenheid aan mogelijkheden om de wereld te representeren. Er zijn ‘vele manieren waarop een documentaire ideeën over de echte wereld kan voorleggen aan zijn publiek’ (Rabiger 2009, 8). Deze variëteit aan vormen hangt nauw samen met storytelling; de manier waarop een verhaal wordt verteld en de wereld wordt gerepresenteerd. Bill Nichols heeft als film theoreticus uitvoerig aandacht besteed aan de verschillende vormen die een documentaire kan aannemen en heeft deze variëteit in kaart gebracht door een documentaire typologie te introduceren. Deze zes verschillende ‘modes of documentary’, zeggen iets over de manier waarop de wereld in de film gerepresenteerd wordt, hoe het verhaal gestructureerd is en op welke manier de filmmaker een directe of indirecte rol speelt. Elke documentaire heeft een eigen stijl of identiteit, ook wel ‘de stem’ van documentaire genoemd. Individuele documentaires hebben echter onderlinge overeenkomsten, waardoor een verdeling in categorieën gemaakt kan worden. De documentaire typologie bestaat uit zes verschillende representatie vormen, ofwel subgenres. Deze zes subgenres zijn ‘poetic, expository, participatory, observational, reflexive, performative’ (2010, 99). Elke nieuwe vorm staat symbool voor ‘een nieuwe dominante manier om film te organiseren, een nieuwe ideologie om onze relatie tot de werkelijkheid te verklaren en een nieuwe set van punten en verlangens om de aandacht van het publiek te verdiepen’ (Nichols 2010, 102). Met zijn overzicht van verschillende documentaire types probeert Nichols in subgenres te vatten hoe de relatie tussen beeld/geluid, werkelijkheid en publiek aan verandering onderhevig is per vorm (Zie bijlage 8.1, 52-53 voor de documentaire typologie). 13
Als een documentaire tot een bepaald subgenre behoort, wil dit niet zeggen dat een film alleen kenmerken van deze vorm heeft. De kenmerken van het specifieke subgenre geven de documentaire structuur, ze zijn dominant. De film kan echter heel goed elementen van andere subgenres bevatten, de grenzen staan niet vast maar zijn vloeiend (Nichols 2010, 100). Een succesvolle documentaire zegt vaak iets over de menselijke gesteldheid, het is belangrijk dat de karakters in de film innemend zijn en er moet sprake zijn van een zekere spanning op narratief vlak. Een documentaire onderscheidt zich van andere non-fictie genres door zich te richten op menselijke waarden, keuzes en de consequenties van deze keuzes. Vaak willen ze ons bewustzijn vergroten en bewegen zich daarom op ethisch en moreel vlak (Rabiger 2009, 13). Documentaires zijn tevens vaak sociaal kritisch en ‘het ontdekken van echte mensen en authentieke situaties is de kern van documentaire’ (Rabiger 2009, 14). Het is hierbij altijd van belang dat de karakters in de film zich ontwikkelen. Als zij iets leren, groeien door hun ervaringen, veranderen of zich op een andere manier ontwikkelen, geeft dat de film een zinvolle betekenis (Rabiger 2009, 17).
3.2 Recente ontwikkelingen en een transmedia context Door de komst van nieuwe digitale mediaplatforms, worden ook documentaires steeds vaker ingebed in een andere (digitale) omgeving, wat invloed heeft op de ontwikkeling van de vorm van het genre. Deze verschuiving van traditionele mediaplatforms, naar meer digitale platforms kent veel variatie. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen op het gebied van documentaire uiteengezet in de context van nieuwe mediatechnologieën en daarmee transmedia storytelling. Ook wordt gekeken naar de consequenties die deze nieuwe ontwikkelingen hebben en de relatie van de ontwikkelingen tot de inhoud. Daarbij wordt aandacht besteed aan de webdocumentaire, de interactieve documentaire en transmedia documentaires. Webdoc Een voorbeeld van een complete transformatie van een traditionele omgeving (televisie) naar een digitale omgeving, is de webdocumentaire, of webdoc. Een webdoc is een documentaire die gedistribueerd wordt via het internet. De webdocumentaire deelt overeenkomsten op het gebied van productie, doel, tekstuele eigenschappen en representatie strategieën met film en televisie documentaires. Het punt waarop de webdoc zich, naast de distributie, lijkt te onderscheiden, is het element van interactiviteit, een ‘kenmerk van via de computer gemedieerde documentaires’ (Nash 2012, 195 & 198). Het publiek lijkt op een meer actieve wijze iets te kunnen doen met webdocs, vanwege het interactieve element. Nieuwe mediavormen zorgen ervoor dat documentairemakers met een andere blik naar hun documentaire project gaan kijken. De opkomst van deze technologieën schept immers een reeks aan nieuwe mogelijkheden; ‘non-lineair, multimediaal, interactief, hybride, crossplatform’. Het wijdverspreide gebruik van de term webdoc door onder andere academici, de National Film Board van Canada, Wikipedia en blogs, doet vermoeden dat het een gevestigde vorm 14
van documentaire productie is’ (Nash 2012, 197). Er bestaat echter wat onenigheid over de rol van interactiviteit in de webdoc. Er kan namelijk ook een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen webdocs (web-based documentaires) en i-docs (interactieve documentaires). ‘Webdocs gebruiken het web als een uitzend platform voor traditionele, lineaire documentaires’. Interactieve elementen kunnen daarbij een rol spelen, maar zijn niet noodzakelijk (O’Flynn 2012, 142). Hoewel interactiviteit als concept vele definities kent (Jensen 1998; Kiousis 2002; Rafaeli 1988) draait het in relatie tot de webdocumentaire vaak om een zekere mate van controle over de inhoud. In een lichte vorm gaat het om een uitnodiging tot invloed op de presentatie volgorde van de documentaire. Een wat ‘zwaardere’ vorm van interactiviteit behelst de mogelijkheid tot het aanpassen van of een bijdrage leveren aan de inhoud (Nash 2012, 199). Er is een grote variatie wat betreft de relatie tussen de ‘stem’ van documentaire (Nichols) en de bijdrage van gebruikers, waarbij het kan gaan om een ‘toevoeging aan de database van de documentaire’ of om een ‘werkelijke verandering van de structuur van de documentaire’. Een bevredigende gebruikerservaring hangt daarbij samen met de vraag ‘welke relaties de webdocumentaire mogelijk maakt en de mate waarin zij een “stem” hebben in het project’. Drie dimensies; vorm (technologische elementen), functie (informeren, leren, personaliseren; de motivatie en het doel) en de context (mogelijkheden voor de gebruiker) spelen daarbij een rol (Nash 2012, 200-201). I-doc Zoals hierboven genoemd zijn de meningen verdeeld over het onderscheid tussen een webdoc en een idoc. De interactieve elementen kunnen ook specifiek toegekend worden aan de i-doc. I-docs zijn ‘nonlineaire ervaringen onderhevig aan verandering; het narratief of de verhaallijn is vaak open, in ontwikkeling en processueel, met soms door het publiek gecreëerde inhoud’. Het uiterlijk van een idoc kenmerkt zich door ‘unieke interfaces die de mate van interactie structureren die het voor het publiek mogelijk maakt om te spelen met de inhoud van een documentaire’ (O’Flynn 2012, 142). In relatie tot de vorm van documentaire veranderen ‘database documentaires de assumpties over documentaire van een fixed (gesloten) vorm, naar meer open vormen’ (Hudson 2008, 2). Aandacht voor de ervaring van de gebruiker gaat daarbij een steeds grotere rol spelen en wordt steeds essentiëler. Deze ontwikkeling vormt ‘een contrast met de traditionele of conventionele wijze waarop een documentaire geproduceerd wordt’ (O’Flynn 2012, 145). I-docs kennen een grote variatie in de mate waarop het interactieve element een rol speelt. Deze variatie hangt nauw samen met de mogelijkheden die de i-doc creëert voor zijn gebruiker. Om de diversiteit aan vormen van interactiviteit te duiden, onderscheidt Sandra Gaudenzi drie verschillende vormen van interactiviteit; namelijk ‘semi-gesloten (waarbij de gebruiker zich door de inhoud kan bewegen maar niet kan aanpassen), semi-open (waarbij de gebruiker een participerende bijdrage kan leveren maar geen
15
invloed heeft op de structuur van de i-doc) en compleet open (waarbij de gebruiker en de i-doc steeds in beweging zijn en veranderen in relatie tot elkaar)’ (2013, 69). Transmedia documentaire Een stap verder en complexer dan de webdocumentaire en interactieve documentaire, is de transmedia documentaire. Een fenomeen dat vooral in de beroepspraktijk steeds vaker wordt ingezet en langzamerhand ook onderwerp van aandacht wordt voor academici. Wanneer transmedia storytelling wordt toegepast op documentaire; ‘zijn het de elementen van de “kwestie” die door de film wordt opgeroepen, die over verschillende kanalen verspreid worden en niet alleen een entertainment ervaring coördineren, maar een sociale actie campagne’ (Karlin en Johnson 2011). Waar een i-doc altijd gepresenteerd wordt op één mediaplatform, via het web of via een fysieke installatie, wordt het narratief van een transmedia documentaire gedistribueerd via meerdere mediaplatforms. Een transmedia documentaire kan het publiek uitnodigen tot een bijdrage aan de inhoud, kan participerend zijn, een open vorm hebben en in beweging zijn. Deze elementen zijn echter niet noodzakelijk. De verschillende platforms van een transmedia documentaire kunnen zowel digitaal als niet digitaal zijn. In gelijkenis met i-docs, bevatten ook transmedia documentaires vaak interactieve elementen. Dit is zeker het geval als er ‘sociale belangen’ centraal staan. Enige vorm van participatie is om die reden van groot belang en ligt bijna in de lijn der verwachting. Transmedia documentaires zetten daarom vaak ‘sociale, collaboratie en participatie strategieën’ in (O’Flynn 2012, 143). De term transmedia in documentaire context, houdt in dat ‘narratieve inhoud gedistribueerd wordt via meerdere platforms, in plaats van een apart en enkelvoudig model van productie’ (O’Flynn 2012, 141-142). Door een toename van Web 2.0 platforms, ontstaat de ontwikkeling dat steeds meer documentairemakers zich richten ‘tot het publiek als gemeenschap die kan bijdragen aan de financiering van een documentaire (crowdfunding)’ en een bijdrage kan leveren aan de inhoud van een documentaire project (crowdsourcing). Afgaande op de website van het Nederlandse IDFA uit 2007, tonen de kenmerken van ‘non-lineair film maken’ de “poreusheid” van een nieuw ontwikkelend gebied, wat de indeling in specifieke vormen en categorieën bemoeilijkt’ (O’Flynn 2012, 142). De opkomst van digitale Web 2.0 technologieën heeft veel vernieuwing en ontwikkeling teweeg gebracht. Deze platforms vergemakkelijken het contact tussen het publiek en de makers. Ze bieden bovendien de mogelijkheid tot ‘meerdere interventies, betrokkenheid met en representaties van de ervaring’ en zijn niet lineair qua presentatie zoals traditionele documentaires (O’Flynn 2012, 148). Het gebruik van digitale platforms en de inzet van de transmediale vorm, hebben echter wel grote gevolgen voor de complexiteit van een documentaire productie. De komst van de transmediale vorm zorgt ervoor dat de levensduur van projecten transformeert, waardoor innovatieve manieren gezocht moeten worden om producties te plannen (Documentary Network 2011, 30). Er is aan de kant van de productie daarom een verschuiving zichtbaar van ‘filmmaker naar transmedia producent’ (O’Flynn 2012, 152). Deze 16
verschuiving brengt vanzelfsprekend nieuwe uitdagingen met zich mee in de ontwikkeling van een documentaire project. De inzet van de transmediale vorm vraagt om grote expertise en de laatste kennis van nieuwe creatieve teams. “Conventionele productieteams zijn niet langer geschikt”. Er is echter een verandering nodig in de samenwerking, want hoewel documentairemakers en de digitale industrie elkaar nodig hebben, bestaat er nog een kloof die de twee van elkaar scheidt (Documentary Network 2011, 29). Terwijl vooral transmedia documentaires een redelijke complexiteit kennen vanwege de diverse mediaplatforms en de verschillende kenmerken en expertises die daarmee gepaard gaan, krijgen de diverse nieuwe documentairevormen ook te maken met een uitdaging op financieel vlak. Dit heeft te maken met het feit dat er voor webdocs, i-docs en transmedia documentaires (nog) geen standaard business modellen bestaan, wat de financiering en productie van deze nieuwe documentairevormen moeilijker maakt. Daarbij zijn documentairemakers afhankelijk van fondsen, omroepen of crowdfunding als het gaat om de financiering van hun projecten. Dit financiële aspect staat in relatie tot de ‘activistische toon’ van digitale documentairevormen. Het actief betrekken van het publiek bij gemeenschappen is de intentie van de participatie strategieën van i-docs en transmedia documentaires. Hoewel het doel is om het publiek iets te laten doen met de boodschap van de documentaire en tot actie aan te zetten, is de participatie strategie tegelijkertijd nodig voor marketing en distributie doeleinden. De strategie heeft dus naast de sociaal-maatschappelijke motivatie, ook een financiële beweegreden. Deze twee doelen van de strategie zijn met elkaar verweven en zijn beiden belangrijke componenten tot het bereiken van succes. Doordat de mogelijkheden en het aantal platforms toenemen voor deze nieuwe documentairevormen en hun makers, is flexibiliteit qua communicatie steeds belangrijker (O’Flynn 2012, 151-152). Het publiek iets laten doen met de boodschap van de documentaire en tot actie aanzetten lijkt een belangrijk kenmerk te zijn van transmedia documentaire projecten. Daarnaast is een belangrijk doel het bereiken van verschillende doelgroepen en het geven van nieuwe inzichten aan deze doelgroepen, oftewel educatie. Dit hangt samen met het feit dat de transmediale vorm voornamelijk geschikt lijkt te zijn voor sociaal maatschappelijk georiënteerde documentaire projecten. Het fenomeen transmedia is ook toepasbaar in een educatieve documentaire context en zelfs in een campagne vorm. In relatie tot educatieve campagnes heeft een transmediale vorm ‘de potentie om traditionele media formats gebruikt voor entertainment-educatie campagnes te laten samenkomen met nieuwe media technologie, om zo op praktische wijze een manier te bieden om het publiek op diverse manieren bloot te stellen aan de boodschap van de campagne’. Bovendien zorgt een transmediale aanpak ervoor dat ‘de te bereiken doelgroepen verschillende mogelijkheden aangereikt krijgen om betrokken te raken bij de campagne boodschappen op diversie mediaplatforms (Sangalang 2013, 128). Aangezien deze thesis zich richt op een maatschappelijk georiënteerd transmedia documentaire campagne, zijn deze opvattingen interessant voor de case study, DementieEnDan, die centraal staat. 17
De toepasbaarheid van de transmediale vorm voor met name sociale en maatschappelijke thema’s blijkt ook uit de ontwikkeling van transmedia documentaires in community context, ‘producties die ontstaan in een samenwerkingsverband met community organizations’ (hierna vrij vertaald als maatschappelijke organisaties) (Scott-Stevenson 2011, 181). Door het grote aanbod van online mediaproducties is het van groot belang dat een specifieke doelgroep zich kan identificeren met de inhoud van de documentaire en dat deze doelgroep ook gericht aandacht krijgt. “Het richten op een specifiek publiek begint met een gemeenschap die betrekking heeft op de inhoud, en dan kan de focus zich versmallen tot een kern van belangrijke kijkers of juist naar buiten richten naar een breder publiek”. Vanwege het al eerder genoemde enorme aanbod op het internet, zijn vooral de wat kortere documentaires geschikt voor online presentatie. Kijkers zijn namelijk minder geneigd naar één lange productie te kijken en kiezen sneller voor een reeks kortere elementen (Scott-Stevenson 2011, 182). Hoewel deze ontwikkeling in de literatuur gericht is op documentaire projecten geïnitieerd door maatschappelijke organisaties, is de focus op deze maatschappelijke organisaties en hun motivatie interessant voor de case study. Zoals zal blijken uit de analyse, waren de maatschappelijke organisaties ook voor DementieEnDan van groot belang en komen de insteek en het doel van dergelijke documentaire projecten in samenwerking met maatschappelijke organisaties grotendeels met elkaar overeen. Het doel van deze organisaties wordt namelijk ook wel omschreven als gericht op ‘het creëren van bewustwording en het stimuleren van of aanzetten tot actie in plaats van het maken van winst’. Daarnaast willen ze mensen ‘motiveren om te geven om bepaalde onderwerpen en daar ook naar te handelen’. De producties worden bovendien vaak ingebed in een campagne, aangezien er geen grote hoeveelheden geld beschikbaar zijn voor de financiering van een documentaire project (ScottStevenson 2011, 183). In relatie tot het doel van deze maatschappelijke transmedia documentaire projecten, heeft een online productie of online elementen grote voordelen; met name als het gaat om het bereik. Zo heeft ‘hypothetisch gezien iedereen met een internetverbinding toegang en kan het werk online veel langer voortbestaan en op die manier meer pogingen genereren om een connectie te maken met een relevant publiek’(Scott-Stevenson 2011, 185-186). De kracht van sociaal of maatschappelijk georiënteerde documentaires komt voort uit het feit dat zij een stap verder gaan dan de ‘gepolijste oppervlakte van onze dagelijkse media ervaring en ons niet als passieve kijkers behandelen, maar als sociale actoren met invloed op de wereld om ons heen’ (Aufderheide 1998). Betrokkenheid bij relevante gemeenschappen en diverse perspectieven op een onderwerp, kunnen de impact van sociale documentaires bovendien vergroten. Ook een brede demografische weerspiegeling en het gebruik van meerdere karakters/hoofdpersonen die hun eigen verhaal vertellen vanuit verschillende perspectieven, hebben een positief effect op de impact (Hirsch 2007). De voordelen van een transmediale documentairevorm in relatie tot maatschappelijke organisaties kunnen samengevat worden als ‘de
18
potentie van een sterkere betrokkenheid van het publiek, een breder bereik, interactie die leidt tot een vervolg en aanhoudende betrokkenheid’ (Scott-Stevenson 2011, 186). De hierboven beschreven recente ontwikkelingen op het gebied van documentaire, geven een inzicht in de transformatie van de vorm van documentaire, de relatie van deze ontwikkelingen tot de inhoud en de algehele complexiteit van met name transmedia documentaires. Daar waar de academici zich op theoretisch gebied inzicht verschaffen in de verschuivingen die plaats vinden in de mediawereld, zijn professionals in het documentairevak dagelijks getuige van de ontwikkelingen en de consequenties daarvan. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is het interessant te analyseren hoe alle elementen terugkomen in een concreet transmedia documentaire project en door te kijken naar hoe de makers de transmediale vorm hebben ingezet om sociale problematiek onder de aandacht te brengen en welke toegevoegde waarde zij toekennen aan de transmediale vorm.
19
4. Case study en methode 4.1 Case study DementieEnDan In de analyse van deze thesis staat het transmedia documentaire project DementieEnDan centraal, een samenwerking tussen IDTV Docs en documentairemaakster Ireen van Ditshuyzen. Waar transmedia projecten in het algemeen een steeds prominentere rol krijgen in het medialandschap, staat deze ontwikkeling op het gebied van documentaire nog in de kinderschoenen. In een breder perspectief gaat het Nederlandse Mediafonds, dat subsidies verstrekt aan veelbelovende mediaconcepten, mee in deze ontwikkeling en komt in 2013 met een nieuwe non-fictie transmedia regeling. Doel van de regeling is het stimuleren van nieuwe vormen van documentairemaken en storytelling. De regeling is bedoeld voor projecten die een maatschappelijk relevant onderwerp hebben en die de grenzen van het lineaire documentaire genre onderzoeken. Met een transmedia productie wordt bedoeld dat binnen een bepaalde periode via verschillende media (bijvoorbeeld via website, radio, televisie, sociaal netwerk, mobiele applicatie, een boek of een online spelomgeving) een verhaallijn wordt neergezet met complementaire inhoudelijke en creatieve dwarsverbanden. Tot dusver zijn er in Nederland weinig transmedia producties tot stand gekomen die zich verhouden tot maatschappelijk relevante onderwerpen. Deze regeling heeft tot doel dit soort non-fictie transmedia producties met artistieke kwaliteit te stimuleren. 4 Documentaireproducent IDTV Docs lijkt in Nederland een pionier te zijn in het onderzoeken van de lineaire grenzen. In 2008 introduceerden zij het transmedia project Verleden van Nederland, dat werd omschreven als ‘een multimediale reis door onze geschiedenis’.5 In samenwerking met schrijver Geert Mak en een aantal professoren ging documentairemaakster Ireen van Ditshuyzen akkoord met het maken van een documentaireserie over de geschiedenis van de Lage Landen. Rond deze serie ontwikkelde zij in samenwerking met IDTV Docs een transmedia campagne, bestaande uit de achtdelige documentaire serie Verleden van Nederland, de acht korte films Groeten uit Nederland voor inburgeraars, de vijftig canonclips Van toen naar nu voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs gebaseerd op animaties en uitspraken van kinderen, het boek Verleden van Nederland, een boek over de geschiedenis van het recreatieve buitenleven van Nederland en twee kinderboeken. Al deze werken werden ingebed in een nationale campagne, waarbij de diverse onderdelen werden aangevuld met activiteiten in het hele land, georganiseerd door culturele en historische organisaties. In 2009 begint Ireen van Ditshuyzen met de research voor een nieuw transmedia documentaire project, een project waarin de ziekte dementie centraal staat. In dit project werkt zij opnieuw samen met IDTV Docs en komt de sterk sociaal-maatschappelijke focus van IDTV Docs duidelijk naar voren. Dit transmedia documentaire project genaamd DementieEnDan, vormt de case study van deze thesis.
4 5
http://www.mediafonds.nl/nieuws/92076/non-fictie-transmedia-regeling http://www.verledenvannederland.nl/
20
DementieEnDan lijkt te horen tot één van de weinige Nederlandse transmedia producties die zich verhouden tot een maatschappelijk relevant onderwerp, zoals beschreven door het Mediafonds. Hoewel Ireen al in 2009 met de research begint, wordt DementieEnDan pas in 2013 gepresenteerd. Dit maakt het tot een complex proces dat gedurende vier jaar in ontwikkeling is, met talloze betrokken maatschappelijke organisaties. De keuze voor dit project als case study komt voort uit verschillende overwegingen. Zo is het project recent en is de rijkheid van het materiaal van DementieEnDan erg groot. Alle elementen van DementieEnDan worden gepresenteerd middels audiovisuele media; bij Verleden van Nederland was er vooral ook een grote rol weggelegd voor diverse boeken. Ook maakt het project gebruik van interactieve elementen. Veel belangrijker nog is echter de sterke sociaalmaatschappelijke focus van DementieEnDan. Dit maakt het algehele belang van het project veel groter. De motivatie van de makers en het gevoel dat er iets miste in de kennis over en omgang met dementie, waardoor dit echt gemaakt moest worden om een verandering teweeg te brengen, was bij dit project heel sterk. Door de sociale belangen die aan de ontwikkeling van DementieEnDan verbonden zijn, worden de diepgang en de gelaagdheid van de campagne groter. Daarnaast komt de keuze voor een sociaal-maatschappelijk georiënteerd transmedia documentaire project voort uit persoonlijke interesse en een fascinatie voor DementieEnDan als duidelijk voorbeeld van een transmedia documentaire productie tijdens mijn stageperiode bij IDTV Docs. Ten slotte past DementieEnDan goed bij de ontwikkelingen die uiteen worden gezet in de literatuur. Zo zijn transmedia documentaire projecten vaak gericht op sociale belangen, een samenwerking met maatschappelijke organisaties, hebben ze een campagnevorm en kennen ze andere doelen en motivaties dan fictie producties die gebruik maken van een transmediale vorm. Het project bestaat uit verschillende werken op diverse mediaplatforms. Net als bij Verleden van Nederland werden ook bij DementieEnDan alle mediaelementen geïntroduceerd en ingebed in een nationale campagneweek. Het volledige project kende daarom zijn hoogtepunt in deze campagneweek, die plaatsvond van 21 september tot 29 september 2013. Naast de introductie van alle media-uitingen, stond deze week in het teken van ruim 200 dementie gerelateerde activiteiten door het hele land. De transmedia ervaring van DementieEnDan bestaat uit de volgende elementen: DementieEnDan De televisiedocumentaire DementieEnDan staat aan de basis van het project. Voor deze documentaire zijn twee jaar lang vijf mensen met dementie en hun omgeving gevolgd. De dementerenden tonen een variatie in leeftijd, levensstijl, achtergrond, symptomen en fase van de ziekte. De documentaire is op 23 en 24 september 2013 door de AVRO uitgezonden als tweeluik. Doel van de documentaire is het grote publiek laten zien welke mogelijkheden er zijn om beter met dementie om te gaan. Educatieve clips Uit de research voor het project blijkt dat gericht documentair beeldmateriaal een nuttige functie kan vervullen voor opleidingen en bijscholing van beroepsgroepen. De educatieve clips vormen educatief 21
materiaal voor mensen in opleiding en professionals die met dementie te maken hebben. De clips zijn ontwikkeld in samenwerking met deskundigen uit de doelgroepen, om deze zoveel mogelijk af te stemmen op de behoeftes die er leven. De clips zijn onder andere gericht op het verloop van de ziekte, de bejegening van patiënten, begeleiding, muziek, genieten, bewegen en contact maken. Mijn moeder is dement Voor twee van de vijf hoofdpersonen uit de documentaire DementieEnDan is besloten een korte afzonderlijke documentaire te maken. De korte documentaire Mijn moeder is dement gaat over een migrantenfamilie van Turkse afkomst, waarvan de moeder dementie heeft. In de Turkse gemeenschap is dementie een taboe en dit wil haar zoon Salih graag doorbreken. Deze documentaire is op 29 september 2013 uitgezonden door de NTR. Een mooi einde Dit is de tweede korte documentaire over een hoofdpersoon uit de documentaire DementieEnDan. De film gaat over de discussies rondom een waardig levenseinde van een ouder echtpaar, waarvan de man Alzheimer heeft. De kinderen, huisarts, dominee en casemanager worden bij deze discussie betrokken. Centraal staat de wijze waarop je gezamenlijk kunt nadenken over de mogelijkheden bij dementie. Deze korte documentaire zal op 7 juli 2014 op Nederland 2 door de AVRO worden uitgezonden. Muziekvantoen.nu Muziekvantoen.nu is een interactieve muziek website. De website koppelt muziek uit een bepaalde periode aan belangrijke gebeurtenissen uit die tijd. Herinneringen gerelateerd aan muziek blijven nog lange tijd intact en kunnen dementerenden het gevoel geven even de grip op hun leven terug te hebben. Studenten die een zorgopleiding volgen, raken vertrouwd met de muziek waar een dementerende vroeger naar luisterde. Het doel van de website is het maken van contact en het op gang brengen van een gesprek. De website is ook geschikt voor mantelzorgers en overige familie of naasten. Extra: website, dvdbox, social media DementieEnDan kent ook een website, met informatie over de onderdelen van het project en over de diverse activiteiten die in de campagneweek
georganiseerd
werden.
De documentaires
DementieEnDan, Mijn moeder is dement en Een mooi einde en 35 educatieve clips zijn daarnaast gebundeld op een dvd-box. Op social media werd, vooral tijdens de campagneweek, veel gesproken over het thema dementie. De term ‘DementieEnDan’ was zelfs trending topic op Twitter tijdens de AVRO uitzending van het documentaire tweeluik.
4.2 Methode Om het theoretisch kader van deze thesis toe te passen en om de complexe gelaagdheid van een transmedia documentaire project te onderzoeken, zal de researchmethode die in deze thesis gehanteerd wordt een vertooganalyse zijn en een combinatie vormen van een repertoireanalyse en een tekstanalyse.
22
4.2.1
Repertoireanalyse
Aan de hand van verschillende diepte-interviews met de makers van het transmedia documentaire project DementieEnDan, wordt gekeken welke thema’s en verbindingen er te herkennen zijn als het gaat om de inhoud en de transmediale vorm van het project. Op basis hiervan is een analyse mogelijk naar de ‘onderliggende samenhang en structuur’ van die thema’s (Hermes & Reesink 2003, 64). Het herkennen en analyseren van deze thema’s is de repertoireanalyse. Daarbij wordt gelet op het alledaagse spreken, de manieren waarop de makers zich uitdrukken. Dit worden ook wel ‘repertoires’ genoemd (Hermes & Reesink 2003, 63). “Met een analyse in termen van vertogen krijgen we niet alleen zicht op de veelheid aan vertogen die aan specifieke televisieprogramma’s raken en ze mede betekenis geven, maar ook op de centrale vertogen over televisie als medium zelf, het metaniveau” (Hermes & Reesink 2003, 65). Binnen deze thesis ligt de focus op een specifiek transmedia documentaire project. De repertoireanalyse van de thesis is gebaseerd op drie diepte-interviews met de makers van het project DementieEnDan. Zij zijn betrokken geweest bij de opzet, de ontwikkeling en de uitvoering van het proces van het project. Door hun ervaring kunnen zij een uniek inzicht geven in de manier waarop zij de transmediale vorm hebben ingezet. Hieronder volgt een korte beschrijving van de makers met wie de diepte-interviews van de analyse plaatsvonden. Ireen van Ditshuyzen produceert en regisseert documentaires en is de initiatiefneemster van de transmedia campagne DementieEnDan. Haar werk in de televisiewereld begint als researcher, onder andere bij de VPRO. In 1987 richt zij haar eigen bedrijf op, TV Dits genaamd. De documentaires en programma’s die Ireen van Ditshuyzen maakt, worden zeer gewaardeerd. Zo ontving zij in 2011 voor haar bijdrage aan de ontwikkeling van televisie in Nederland, de Beeld en Geluid Oeuvre Award. Al eerder, in 1995, kreeg ze de zilveren Nipkowschijf voor het drieluik Vergeten over mensen met de ziekte van Alzheimer. In 2002 vindt er een fusie plaats tussen TV Dits en IDTV, waarna in 2006 de documentaire afdeling van IDTV, IDTV Docs, ontstaat. 67 Met IDTV Docs werkt van Ditshuyzen onder andere aan het transmedia project Verleden van Nederland uit 2008. In 2009 wordt gestart met het transmedia project DementieEnDan, dat centraal staat in de analyse van deze thesis. De research en ontwikkeling van het project is grootschalig en duurt meerdere jaren. Ireen doet research naar geschikte hoofdpersonen voor de documentaire en bezoekt vele congressen gerelateerd aan het thema. Zij
wordt
tijdens
de
ontwikkeling
ondersteund
door
een
team
vanuit
IDTV
Docs.
Bernadette Kuiper werkt als researcher bij IDTV Docs vanaf begin 2012 aan het project DementieEnDan, waarna ze projectleider wordt. Bernadette is inhoudelijk betrokken, maar vooral ook
6 7
http://www.hollanddoc.nl/kijk-luister/documentairemakers/ireen-van-ditshuyzen.html, maart 2014 http://beeldengeluidwiki.nl/index.php/Ireen_van_Ditshuyzen, maart 2014
23
op organisatorisch gebied actief. Zij houdt zich onder andere bezig met het onderhouden van het contact met de financiers (de fondsen) en de diverse maatschappelijke organisaties die het project steunen. Als researcher gaat Bernadette bovendien op zoek naar de twee nog ontbrekende hoofdpersonen voor de documentaire; een migrantenfamilie en iemand die met het levenseinde bezig is. Vanwege haar ervaring met DementieEnDan ontwikkelt Bernadette op dit moment een soort projectplan voor transmediale documentaire projecten. Een soort checklist van do’s en don’ts, waardoor
het
als
een
leidraad
kan
dienen
voor
een
mogelijk
volgend
project.
Carolijn Borgdorff is producent en manager van IDTV Docs. Ook zij is vanaf een vroeg stadium inhoudelijk betrokken bij de opzet en ontwikkeling van het grootschalige project. Samen met Ireen voert zij vele gesprekken met de diverse fondsen en organisaties die steun verlenen aan het project. Aangezien de educatieve clips, die bedoeld zijn voor professionals in de praktijk, moeilijker te realiseren blijken te zijn, is Carolijn uiteindelijk degene die samen met een editor de educatieve clips (her)monteert. De diepte-interviews met deze drie makers van het transmedia documentaire project, voegen een nieuwe dimensie toe aan de literatuurstudie. De interviews zijn gericht op drie grote thema’s die voortkomen uit het theoretisch kader; namelijk documentaire, transmedialiteit en mediumspecificiteit. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het zinvol om te achterhalen hoe de makers invulling geven aan deze termen en welke verbanden zij leggen tussen de transmediale vorm, het doel dat zij willen bereiken als documentaireproducenten en de diverse platforms. De interviews zijn uitgewerkt tot transcripten (Zie bijlage 8.2 t/m 8.4). Aan de hand van deze transcripten kan ontdekt worden ‘welke thema’s steeds terugkomen, of welke uitdrukkingen of vergelijkingen vaker worden gebruikt’ (Hermes & Reesink 2003, 77). Als vorm van vertooganalyse is deze analysemethode geschikt om te combineren met een analyse waarbij een specifieke mediatekst bestudeerd wordt, een tekstanalyse. De ‘repertoires’ waar we hier over spreken zijn ‘samenhangende stelsels van uitspraken over een bepaald onderwerp’ (Hermes & Reesink 2003, 77). Hoewel het achterhalen van repertoires vaak wordt ingezet bij een receptieanalyse, is de repertoireanalyse ook geschikt voor een productieonderzoek, zoals toepast in deze thesis (Hermes & Reesink 2003,79). Op basis van de analyse van de diepte-interviews, zijn er verschillende thema’s of repertoires te herkennen die samenhangen of verband houden met documentaire als genre en de transmediale vorm van documentaireprojecten. Door de transcripten van de interviews te analyseren op diverse herkenbare repertoires, wordt gekeken hoe de makers onder woorden brengen hoe zij de transmediale vorm hebben ingezet om de ziekte dementie onder de aandacht te brengen en wat zij zien als de toegevoegde waarde van de transmediale vorm ten opzichte van een individuele documentaire. De methode wordt ook wel omschreven als een vertooganalyse die ‘is georganiseerd rond de studie van patronen en variaties in inhoud en toewerkt naar een goed begrip van de (maatschappelijke) functie van het gebruik van bepaalde interpretatieve frames of vocabulaires’ (Costera Meijer 2001, 24
208). In een interview met Irene Costera Meijer wordt de analysemethode beschreven als ‘interviews met mensen houden en de transcripts vervolgens te lijf gaan met een repertoireanalyse (i.e. zoeken naar te onderscheiden vocabulaires, logica’s of ‘repertoires’, samenhangende patronen in het taalgebruik, die door alle interviews heen fungeren als bouwstenen voor het construeren (beschrijven) van activiteiten en gebeurtenissen”.8 4.2.2
Tekstanalyse
Na de repertoireanalyse van de transcripten van de diepte-interviews zal middels tekstanalyse gekeken worden welke thema’s eveneens terug te herkennen zijn in de verschillende media-elementen van het project. Bij deze tekstanalyse gaat het om het bestuderen en analyseren van de mediatekst zelf, het metaniveau. De tekstanalye vult de repertoireanalyse aan door te onderzoeken hoe de inzet van de transmediale vorm tot uiting komt in het specifieke documentaire project DementieEnDan en hoe de repertoires van de makers terug te herkennen zijn in de mediateksten van het project. Bovendien geeft de tekstanalyse een inzicht in de nieuwe ervaring die elke media-uiting van DementieEnDan biedt, het specifieke doel van de elementen en de doelgroepen die daar mee bereikt worden. Naast het medium televisie is een belangrijke rol weggelegd voor digitale mediavormen. De case study bestaat uit meerdere mediateksten; namelijk uit drie (televisie) documentaires, educatieve clips, een informatieve website, een dvd-box en een interactieve muziek website. Aangezien de omvang van de complete case study (het transmediale DementieEnDan) te groot is, zal de tekstanalyse zich richten op de (televisie)documentaire DementieEnDan, een aantal educatieve clips en de interactieve muziek website muziekvantoen.nu. Er zullen naar verwachting op het metaniveau repertoires te herkennen zijn vanwege de mediumspecificiteit van deze platforms. Voor zowel de repertoireanalyse als de tekstanalyse wordt teruggegrepen op de literatuur van de twee voorgaande hoofdstukken over transmedia storytelling en documentaire. De vertooganalyse, een combinatie van repertoireanalyse en tekstanalyse, draagt bij aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag door inzicht te geven in hoe en waarom de makers van een specifiek documentaire project de transmediale vorm hebben ingezet om het maatschappelijke vraagstuk rondom dementie onder de aandacht te brengen. Hoe dit vervolgens tot uiting komt in de diverse mediaplatforms van het project en welke mogelijkheden de transmediale vorm creëert, waardoor een dergelijke complexe aanpak een toegevoegde waarde krijgt. Door de literatuur te combineren met een productieanalyse en een analyse van de mediateksten van een specifieke case study, ontstaat een koppeling tussen de academische wereld en de beroepspraktijk.
8
http://www.let.vu.nl/nl/Images/interviewCostera_tcm10-55925.pdf , april 2014
25
5. Vertooganalyse van de case study DementieEnDan 5.1 Repertoireanalyse In de repertoireanalyse van dit hoofdstuk zullen de transcripten van de drie diepte-interviews geanalyseerd worden. Door gebruik te maken van deze analyse, wordt onderzocht welke vertogen de makers uit de documentairewereld construeren als het gaat om thema’s die samenhangen met de literatuur; transmedialiteit, documentaire, mediumspecificiteit en ontwikkeling . Dit wordt gedaan door te kijken welke repertoires zij gebruiken om hun opvattingen en ervaringen op deze thematische vlakken te delen. De analyse zal opgedeeld worden in drie verschillende, meer specifieke thema’s of vertogen, gerelateerd aan de uitspraken van de drie makers: de complexiteit van transmedia, het succes van het project en het bereik en de impact ervan.
5.1.1 Transmedia: een complexe ontwikkeling Het eerste thema dat duidelijk uit de interviews naar voren komt, is de recente ontwikkeling van transmedia in de documentairewereld en de complexiteit die komt kijken bij het toepassen van een dergelijke transmediale vorm. De geïnterviewden gebruiken verschillende repertoires om de complexiteit van deze ontwikkeling uit te drukken. Waar uit de bespreking van de literatuur al naar voren komt dat de ontwikkelingen op documentairegebied recenter en anders zijn dan deels vergelijkbare ontwikkelingen in
de fictiewereld, blijkt ook
uit
de interviews dat
de
documentairewereld en dan met name de vorm van documentaire een verandering aan het doormaken is. Zo omschrijft projectleider van DementieEnDan, Bernadette, het als een transitiefase en tegelijkertijd als een trend; een aanpak die nog redelijk nieuw is in documentaireland. Bernadette: We zitten in een transitiefase. Maar er is nog een gat tussen het ontwikkelen aan de ene kant en het gebruiken aan de andere kant. Daar zit weinig kennis denk ik in documentaireland, over het verbinden.. documentaire en educatie dat is heel makkelijk, maar hoe je dat dan het beste kunt doen met nieuwe media dat is veel ingewikkelder. En dat is natuurlijk ook iets wat heel erg in ontwikkeling is, die kennis is niet zomaar voor handen. En je moet daar ook gewoon heel veel onderzoek voor doen. (Bijlage 8.3, 78 & 80) Producent en manager van IDTV Docs, Carolijn, constateert dat er op een hele andere manier naar documentaire gekeken wordt, waarbij het gefilmde materiaal verrijkt wordt door het op allerlei dragers uit te dragen en het dient als bron van informatie. Op die manier wordt documentaire een middel om ook andere doelen te bereiken (Bijlage 8.4, 94). Daarbij zetten de makers zich duidelijk af tegen de ontwikkelingen rondom de transmediale vorm in de fictieve genres. Zij halen vooral het doel, de motivatie en het uitgangspunt aan als pijlers van verschil. Waar bij fictie de entertainmentwaarde vooral erg hoog is, probeert documentaire en vooral IDTV Docs dit volgens Bernadette te combineren met educatieve doelen om de impact te verhogen. Bij fictie gaat het daarentegen meer om het vergroten van het bereik. Een ander groot verschil dat Bernadette aankaart is dat documentaire, in tegenstelling tot fictie, het doel heeft om mensen iets te laten veranderen in hun dagelijks handelen en 26
hen daarom tools te geven om iets te kunnen doen (Bijlage 8.3, 84). Ook Carolijn ziet een duidelijk onderscheid, met name in het doel en uitgangspunt. Het transmediale moet volgens haar niet verward worden met secundaire exploitatie. Carolijn: Ik denk wat jij net noemt in fictie is denk ik allemaal secundaire exploitatie. Daar waar je gewoon geld mee verdient. Wij verdienen geen geld met die educatieve clips. Snap je, dat is zeg maar een inhoudelijke spin-off voor het bereiken van verschillende doelgroepen. Terwijl het maken van een game waar je weer opnieuw geld aan verdient bij fictie, is secundaire exploitatie. (Bijlage 8.4, 91) Het zoeken naar een groot bereik is wellicht hetzelfde, maar Carolijn beargumenteert dat dat bij fictie commercieel gedreven is; er moeten zoveel mogelijk betalende klanten bereikt worden (Bijlage 8.4, 92). Op deze manier wordt er door de makers een tegenstelling gecreëerd tussen transmedia fictie en transmedia documentaire. Hoewel er bij documentaire ook gezocht wordt naar een groot bereik, voornamelijk om de impact te vergroten, lijkt de weg er naartoe toch gerichter te zijn. Zo is Bernadette van mening dat een transmediale vorm heel interessant is, maar dat het wel moet werken in de praktijk en echt iets moet toevoegen, dat is veel moeilijker. Het gaat om de impact en de reikwijdte, nooit om transmedialiteit op zich (Bijlage 8.3, 84). Een repertoire dat herhaaldelijk terugkomt, is de ‘complexiteit’ van het documentaire project DementieEnDan als gevolg van het kiezen voor een transmediale vorm. Deze complexiteit hangt nauw samen met de grootte van het project, de verschillende expertises die bij een dergelijke vorm nodig zijn, de educatieve doelen en de grote hoeveelheid betrokken partijen. Wat betreft de educatieve clips is het volgens Carolijn een hardnekkig misverstand dat het makkelijk is om korte media-uitingen te maken (Bijlage 8.4, 88). Bernadette omschrijft de educatieve clips zelfs als ‘een bevalling van een drieling’ (Bijlage 8.3, 78). De makers benadrukken alle drie dat het maken van educatieve clips een vak op zich is, veel expertise vraagt en daardoor verre van makkelijk is. Regisseur en initiatiefneemster Ireen zegt hierover het volgende: Ireen: Educatief materiaal maken is heel moeilijk. Iedereen denkt dat dat tenslotte wel kan, maar het is heel erg veel moeilijker want het moet precies een volgorde van verhaaltjes bij elkaar zijn die toch op één… in één trein zitten. Je moet ergens aankomen. Nou dat is heel lastig. Terwijl bij een film kun je zoeken. Je mag mee op de melodie van het leven zullen we maar zeggen. (Bijlage 8.2, 56) Ook het overtuigen van alle betrokken partijen van het nut en de noodzaak van het project en al deze partijen vervolgens in beweging krijgen bleek een zware opgave. Daarnaast ben je door de keuze voor transmedialiteit genoodzaakt op verschillende gebieden actief te zijn. Bernadette vindt het lastig dat je op allerlei verschillende gebieden expertise nodig hebt en die vervolgens ook nog elkaar moet laten versterken. Bernadette: Dat is ook één van de moeilijkheden van dit project, is dat onze core business is documentaire maken. Niet educatieve clips en niet games en weet ik veel wat allemaal. 27
Documentaire maken gaat vanzelf, maar de rest niet. Dus dat is ook een hele goede les. (Bijlage 8.3, 77) De transmediale vorm maakt de ‘betrokkenheid van nieuwe creatieve teams met recente expertise’ noodzakelijk. “Conventionele productie teams zijn niet langer geschikt” (Documentary Network 2011, 29). Door de complexiteit van een transmedia documentaire project en de verschillende expertises die, naast documentaire maken, bij een dergelijk project komen kijken, ontwikkelen de geïnterviewde makers zich steeds meer ‘van filmmakers (documentaire) tot transmedia producenten’ (O’Flynn 2012, 152). Carolijn beschrijft middels beeldspraak de complexiteit die een documentaire project in transmediale vorm met zich meebrengt. Carolijn: Ja, het is complex. Het onderwerp is eigenlijk gewoon.. is de spin en daar omheen ga je heel langzaam een web maken. En je kan je voorstellen dat hoe groter dat web wordt, hoe moeilijker het wordt om zicht te houden op die spin. Dus het put je volledig uit, want je bent alleen maar ballen aan het hoog houden. (Bijlage 8.4, 92-93) Toch blijven de makers ook deels trouw aan de conventies zoals zij die gewend zijn. Ondanks de vernieuwde vorm en de diverse mediaplatforms die onderdeel zijn van DementieEnDan is het opvallend dat zowel de hoofddocumentaire, het tweeluik, als de korte documentaires op traditionele wijze via televisie zijn uitgezonden en niet via het internet gepresenteerd worden, zoals bijvoorbeeld bij de webdocumentaire gebeurt. Deze traditionele manier van uitzending bleek echter succesvol, met meer dan een miljoen kijkers. Vraag blijft natuurlijk wel of de kijkcijfers wellicht nog hoger zouden zijn als de film als webdocumentaire gepresenteerd zou zijn. Ook als het gaat om de manier waarop de hoofdpersonen uit de film in beeld worden gebracht, kiezen de makers voor een vrij traditionele wijze, namelijk observatie. Zij hebben er, zeker vanwege het thema dementie, voor gekozen de kracht van het beeld te laten spreken. Dit past bij de ‘observational mode’ van documentaire die Bill Nichols beschrijft (Bijlage 8.1, 52). De documentairemaker is niet zichtbaar. Kijkers raken betrokken door de intieme blik op verschillende mensen met dementie en de ontwikkeling die de ziekte en hun leven doormaakt. Deze kenmerken worden ook duidelijk uit de wijze waarop de makers van het project hier zelf over spreken. Ireen: Je hebt interviews en je hebt situaties waarin je mensen kunt volgen. En het volgen natuurlijk, dat is de boodschap. Dat is het fijne van een documentaire dat je dat ontwikkelen kunt zien, zeker als je langdurig filmt. En waardoor je de betrouwbaarheid kunt meten van het gedrag. En ik sta daar niet om te beoordelen. Ik ben aandrager en ik ben alleen maar vertaler. Nou dat is een heerlijke rol en ze kunnen je niks kwalijk nemen want de werkelijkheid ligt vast. Ik ben maar een luikje, heerlijk. (Bijlage 8.2, 54 & 56 & 61) Carolijn: Als je de vorm documentaire tot je beschikking hebt, waarin je heel verstild bijna gewoon kan laten zien hoe het is.. en dat vind ik zo prachtig aan wat wij doen, dat je het gewoon kunt laten zien. (Bijlage 8.4, 98) Deze uitspraken tonen aan dat de makers hun werk zien als het vastleggen van de werkelijkheid. Zij richten de camera op de echte wereld, het leven op zich en leggen daarmee de ‘living scene’ en de ‘living story’ vast (Grierson 1946, 21). Er is echter geen aandacht voor de subjectieve elementen die 28
het resultaat beïnvloeden, de beschrijving van hun rol is heel neutraal. Naast deze ‘mode’ van documentaire, heeft het complete DementieEnDan project ook kenmerken van de ‘interactive mode’, aangezien participatie en het aan de slag zetten van de gebruikers een belangrijk doel is en zij onder andere een rol spelen in het gebruik van de interactieve muziek website Muziekvantoen.nu en in de toepassing van de educatieve clips. Ondanks de vrij conventionele en traditionele wijze van uitzending en de wijze waarop de hoofdpersonen en hun omgeving gefilmd zijn, zijn de makers wel allemaal bezig met de kracht van elk individueel medium (mediumspecificiteit) en de mogelijkheden om de platforms elkaar te laten versterken. Deze versterking van en toevoeging aan het complete narratief van een project is een vereiste die ook door Henry Jenkins wordt gesteld in zijn omschrijving van transmedia storytelling (2006, 95-96). Elk media-element moet daarbij in zijn individualiteit te consumeren zijn. Dit is tevens ook het grote verschil met een multimediale vorm, waarbij het er op neer komt dat dezelfde inhoud over verschillende platforms wordt verspreid, zonder complementair te zijn (Pase, Nunes and Fontoura 2012, 67). Dat de platforms elkaar moeten versterken is volgens Bernadette een essentieel verschil, dat vooral bereikt wordt als er interactie is tussen de verschillende media. Het benoemen van de kracht van elk individueel medium blijkt echter nog wel ingewikkeld. Bernadette geeft aan dat ze daar eigenlijk te weinig vanaf weet (Bijlage 8.3, 77). Hoewel Carolijn zeker denkt dat het allemaal zijn eigen kracht heeft, vindt ze het moeilijk aan te geven wat die kracht dan precies inhoudt. De verschillende media zijn vooral heel complementair aan elkaar en zij benadrukt daarom met name de kracht van de gezamenlijkheid (Bijlage 8.4, 97). Gezien de relatieve recentheid van de ontwikkelingen in de documentairewereld, blijkt het überhaupt lastig de aanpak een naam te geven. Carolijn beschrijft de betekenis die zij er aan toekent als volgt. Carolijn: Wat wij er onder verstaan is dat we één bron hebben, namelijk het gefilmde materiaal en dat we daarmee via zoveel mogelijk media proberen zoveel mogelijk doelgroepen te bereiken. (Bijlage 8.4, 91) Daarbij bestaat elke media-uiting, elk platform, uit ander materiaal. Met één bron doelt Carolijn op het feit dat uit het gefilmde materiaal voor de documentaire, ook gericht documentair materiaal is gemaakt voor de educatieve clips. Uit de verschillende repertoires van deze paragraaf blijkt, dat de geïnterviewde makers ondanks het succes van het documentaire project op sommige vlakken nog zoekende zijn. Het transmedia project is een vorm die nog vrij nieuw is in de documentairewereld en dit brengt diverse uitdagingen met zich mee. De waardering voor het project is groot, maar de uitspraken over de complexiteit van de verschillende expertises, de moeilijkheid van het maken van de educatieve clips en het verbinden van de elementen en de relatieve onwetendheid wat betreft de kracht van elk mediaplatform, bevestigen de constatering in hoofdstuk 4 van deze thesis. Namelijk dat de makers een pioniersfunctie vervullen op dit gebied, in ieder geval in Nederland.
29
5.1.2
De elementen van succes
In deze paragraaf worden de repertoires over het tweede duidelijke thema geanalyseerd, de reden van het succes van het project. In de beschrijving van het succes van DementieEnDan maken de geïnterviewden vooral gebruik van repertoires over de kracht van het positieve en het belang van een stevig netwerk. Het volledige transmedia documentaire project bleek een groot succes. Naar het uitgezonden documentaire tweeluik keken meer dan een miljoen mensen, in heel Nederland werden meer dan 200 dementie gerelateerde activiteiten georganiseerd in de campagneweek en het educatieve materiaal is inmiddels ingebed in diverse leeromgevingen en wordt actief gebruikt en zeer gewaardeerd. Aangezien het gebruik van een dergelijke vorm nog redelijk nieuw is voor documentaires, is het interessant te kijken naar de verschillende elementen die volgens de makers hebben bijgedragen aan het succes van het project. Hun positieve ervaring heeft er namelijk voor gezorgd dat er plannen zijn deze vorm vaker toe te passen en het succes heeft ook anderen geënthousiasmeerd. Een veelvoudig terugkerend en misschien wel het belangrijkste repertoire in relatie tot het succes van het project, is dat van de ‘veerkracht’ van mensen met dementie en het grote belang van een nadruk op deze veerkracht. Het is volgens alle geïnterviewden essentieel om te focussen op deze positieve kant en heeft volgens hen daarom enorm bijgedragen aan de waardering van DementieEnDan. Deze nadruk op het positieve wordt door de geïnterviewden uitgedrukt door middel van de repertoires ‘veerkracht’, ‘mogelijkheden’ en ‘wat er nog wel kan’. Ireen: De ziekte plus veerkracht. Dat probeerde ik bij dementie steeds aan elkaar te koppelen. Als we het alleen over de ziekte hadden gehad, dan was er veel geschreid en gehuild, maar verder niet. En doordat er mogelijkheden in zitten dat je mensen vitaal ziet zijn en van alles ziet doen, dat maakt dat je… je hart raakt opgelucht tenslotte. Ja, dat maakt het open en anders maakt je iets gesloten. Je moet denken ‘god, ik kan nog wat doen’. (Bijlage 8.2, 65-66 & 70) Carolijn: Ja ik denk dat we een heel mooi document hebben gemaakt met de stand van zaken op dit moment met de nadruk op de mogelijkheden, de kansen en de ontwikkeling. (Bijlage 8.4, 89) Bernadette: Nou de belangrijkste boodschap was dus om te laten zien dat er nog heel veel wel kan als mensen gaan dementeren. En die boodschap handen en voeten te geven, dus te laten zien wat er dan allemaal nog kan… en die kennis eigenlijk zo breed mogelijk te verspreiden. (Bijlage 8.3, 73) De makers benadrukken waarom het zo belangrijk is om je te richten op het positieve, maar zetten zich met deze focus tegelijkertijd af tegen een negatieve beweging in de mediawereld waarbij de grootste aandacht wordt geschonken aan ‘sensatie’ en ‘drama’. Zo is sensatie volgens Ireen gevaarlijk en sensatiezucht nog erger (Bijlage 8.2, 60). Carolijn is van mening dat men, met name in de journalistiek, allemaal hetzelfde roept en dat ze met zijn allen achter de sensatie aanrennen (Bijlage 8.4, 98). Tegenover die sensatie zetten Carolijn en Bernadette de veerkracht van mensen en de kracht van het positieve. 30
Carolijn: Kijk de ellende die is er. Er zijn genoeg media en mensen die het heerlijk vinden en fijn vinden om juist die ellende uit te vergroten, maar wij zijn eigenlijk uitsluitend geïnteresseerd in de veerkracht van mensen. Als je alleen maar de ellende laat zien.. wat moet je er dan mee. (Bijlage 8.4, 99) Bernadette: Dat is voor mij persoonlijk het best, de kracht van het positieve in een televisielandschap met alleen maar pulp en bloed aan de muur.. de kracht van het positieve dat raakt mensen echt. In plaats van alleen maar sensatie en wat is het erg. (Bijlage 8.3, 82) Met deze uitspraken stellen de makers dat een transmedia documentaire project dat zich richt op een maatschappelijke situatie of op maatschappelijke problematiek, zoals dementie, de focus op het positieve, de veerkracht en de mogelijkheden nodig heeft om succesvol te zijn. Zij creëren hiermee op basis van hun overtuiging en op basis van hun ervaring met DementieEnDan, een eigen criteria voor maatschappelijk georiënteerde transmedia documentaire projecten. Een criteria dat in de context van documentaire een nieuwe dimensie toevoegt aan de kenmerken en criteria uit de literatuur. Hoewel de makers documentaire als basis en grote kracht van hun werk noemen, blijken er uit de interviews ook nadelige kanten aan het genre te zitten. Door te kiezen voor een transmediale vorm lijken deze echter opgeheven te worden, doordat andere elementen van het project op andere mediaplatforms de gebreken aanvullen. Met name de educatieve clips worden hierbij als krachtig middel genoemd. Vooral de levensduur van documentaires wordt aangekaart als zijnde niet wat het zou moeten zijn. Zo geeft Ireen aan dat de documentaire die op televisie wordt uitgezonden eenmalig is. Dat je gelukkig mag zijn als hij nog twee keer herhaald wordt. Aangezien het bij mensen moet aankomen en toegankelijk moet blijven is dit erg jammer (Bijlage 8.2, 64). Bernadette is van mening dat je met documentaire toch maar een bepaald deel van de Nederlandse bevolking bereikt. Daarom vindt zij onder andere de educatieve clips zo belangrijk; daarmee kunnen bijvoorbeeld ook vmboscholieren bereikt worden (Bijlage 8.3, 75). Ook Carolijn bevestigt de beperkte levensduur van documentaires. Carolijn: Kijk een documentaire is natuurlijk fantastisch en het is ook nog prachtig als die uitgezonden wordt, maar daarna is het weg. En wij maken heel veel documentaires over maatschappelijke onderwerpen, waarvan we heel graag willen dat het nadat de documentaire is uitgezonden ook nog ergens toe dient en ook nog ergens terecht komt. (Bijlage 8.4, 90) Uit het voorgaande blijkt dat de makers zich bewust zijn van de kracht van de elementen die hebben bijgedragen aan het succes van het project. Zij zijn bovendien bereid nieuwe vormen op te zoeken, omdat ze merken dat een documentaire op zich niet altijd het gewenste resultaat heeft qua levensduur en vooral niet alle doelgroepen bereikt die wel bereikt kunnen worden. Eén van de andere grote pijlers van succes om de levensduur en het bereik van het project te vergroten, is de campagnevorm die DementieEnDan heeft aangenomen en de samenwerking met verschillende maatschappelijke organisaties. Deze organisaties brengen expertise, aangezien de makers in eerste instantie geen specialisten zijn op het gebied van dementie. Bovendien vormden al 31
deze organisaties tegelijkertijd een belangrijk deel van het beoogde publiek. De samenwerking met de diverse organisaties werd vooral aangegaan om ‘draagkracht’ te creëren. Ireen geeft aan dat ze om die reden ‘die hele wereld in zijn geklommen’ (Bijlage 8.2, 65). Dat de campagnevorm en alle betrokken organisaties en georganiseerde activiteiten er op een gegeven moment voor zorgden ‘dat je voelt dat het land het doet’ (Bijlage 8.2, 61), dat het hele land de boodschap van het project draagt. Bernadette: Ja, de draagkracht. Ik heb wel heel erg geleerd dat het super belangrijk is om dit soort organisaties erbij te betrekken voor de draagkracht, maar dan moeten ze zich ook wel echt committeren. (Bijlage 8.3, 72) Carolijn: Omdat we draagkracht wilden hebben. We wilden zorgen dat al deze mensen zich betrokken voelden en zich ook iets gingen aantrekken van wat ze zouden zien. (Bijlage 8.4, 90) De betrokkenheid van en de samenwerking met de verschillende maatschappelijke organisaties zorgden ervoor dat er een groot landelijk netwerk ontstond dat zich bezig hield met en zich inzette voor aandacht voor de ziekte dementie. Dit netwerk was op die manier een belangrijke motor die het project draaiende kon houden en een plek waar het materiaal ondergebracht kon worden om voor langere tijd gedragen te worden. Bernadette: Dus het doel was om de kennis daarover te verspreiden, daarom hebben we ook geprobeerd om zoveel doelgroepen aan het project te verbinden, om het door al die verschillende kanalen daar te krijgen. Dus je moet inderdaad een plek weten te bemachtigen in die wereld en dat doe je in de eerste plaats door het netwerk dat je opbouwt en door bepaalde hoogleraren en mensen met statuur aan je te binden en organisaties aan je te binden. (Bijlage 8.3, 73-74) Om verschillende doelgroepen te bereiken is het naast het inzetten van de diverse platforms met hun eigen ervaring, dus noodzakelijk om deze doelgroepen aan je te binden en hun betrokkenheid te stimuleren. Het opbouwen van dit stevige netwerk bleek echter verre van makkelijk. Zowel Ireen als Bernadette en Carolijn geven aan hoe moeilijk het is de zin van je project duidelijk te maken aan mensen en hen te overtuigen dat je niet het zoveelste ‘initiatiefje’ bent dat bij hen aanklopt (Bijlage 8.4, 90). Dit wil echter niet zeggen dat opgeven een optie is. Als je er echt van overtuigd bent dat iets gemaakt moet worden en dat de steun van een organisatie of fonds iets toevoegt, dan is doorzetten volgens hen de enige juiste beslissing. Ireen: Nou, trekken en duwen. Ja, dat is het altijd. Niets gaat vanzelf. Ja en als je de deur dicht krijgt, dan moet je toch maar weer de achterdeur proberen hè. Mensen vinden je lastig, want je bent een spiegel. En als je een spiegel bent moet je oppassen, maar het is wel heel leuk als dan uiteindelijk de voordeur weer open gaat. (Bijlage 8.2, 68) Bernadette: Daar is.. vind ik.. Ireen heel goed in. Ook omdat ze niet loslaat. Dus ze heeft het één keer geprobeerd en dan heeft ze één keer bot gevangen en dan probeert ze het rustig gewoon nog tien keer. En vaak lukt het dan. Dus dat is, denk ik, ook een niet te onderschatten factor van het succes van deze campagne. (Bijlage 8.3, 72)
32
Doorzettingsvermogen en de overtuiging van de noodzaak van je eigen project zijn cruciaal. Het inzetten van de transmediale vorm is zoals blijkt namelijk een grote uitdaging. De nadruk op het belang van een stevig netwerk en de samenwerking met diverse maatschappelijke organisaties, past bij de ontwikkeling zoals beschreven door Julia Scott-Stevenson. Zij constateert dat er een belangrijke ontwikkeling gaande is, waarbij maatschappelijke organisaties steeds meer betrokken raken bij transmedia producties. Binnen deze ontwikkeling worden de transmedia producties vooral geïnitieerd door
maatschappelijke
organisaties;
bij
DementieEnDan
komt
het
initiatief
vanuit
documentairemaakster Ireen van Ditshuyzen, waarna een netwerk van organisaties wordt opgebouwd voor steun en draagkracht. Net als bij DementieEnDan worden de producties volgens Scott-Stevenson vaak ingebed in een campagne. Deze campagnevorm genereert draagkracht en financiële steun vanwege beperkte financiële middelen (2011, 183). De belangrijkste overeenkomst is echter te vinden in het doel dat schuilt achter de transmedia producties. ‘Het creëren van bewustwording en het stimuleren van of aanzetten tot actie in plaats van het maken van winst’, is namelijk precies wat de makers van DementieEnDan ook wilden bereiken met hun project (Scott-Stevenson 2011, 183). 5.1.3
Doelgroep, bereik en impact
Het laatste thema wat zeer herkenbaar naar voren komt uit de interviews met de drie makers, zijn de doelen die zij met het project DementieEnDan wilden bereiken en de toegevoegde waarde die zij toekennen aan de inzet van de transmediale vorm. Naast de kracht van het positieve en de focus op de veerkracht uit de vorige paragraaf, waren hier repertoires te herkennen over het tonen van de breedte, maar vooral ervoor zorgen dat er iets met het materiaal gedaan wordt. Daarnaast worden het bereiken van diverse doelgroepen en ‘impact’ genoemd als een grote toegevoegde waarde van een dergelijke transmediale vorm. Als het gaat om de doelen van het project, is het eerste belangrijke doel al in de vorige paragraaf aan bod gekomen. Namelijk, de kracht van het positieve. Duidelijk maken wat er ondanks het dramatische verloop van de ziekte nog wel kan, welke mogelijkheden er nog zijn en hoe de kwaliteit van leven voor mensen met dementie sterk verbeterd kan worden. Reden hiervoor was dat er veel onwetendheid bleek te zijn over de ziekte volgens de makers, zelfs onder huisartsen, door het gebrek aan aandacht voor de ziekte op universiteiten. Hierdoor ontstaat er een gat tussen diagnose en opname, wat het herkennen van de ziekte bemoeilijkt. Het laten zien van de verschillende manieren waarop de ziekte zich ontwikkelt en wat dan precies de mogelijkheden zijn was daarom een belangrijke stap, wat het tonen van diversiteit tot een herkenbaar repertoire maakt. Om het beeld van de ziekte zo compleet mogelijk te maken, is gekozen voor een brede variëteit aan hoofdpersonen. Carolijn geeft aan dat ze een breed beeld van de ziekte wilden laten zien, door te kiezen voor mensen met verschillende soorten dementie en voor verschillende lagen van de bevolking (Bijlage 8.4, 97). Ook Ireen bevestigt dit. 33
Ireen: Je moet karakters hebben, echte persoonlijkheden die verschillen. Liefst van milieu en omgeving. (Bijlage 8.2, 66) Deze keuze sluit goed aan bij de aanbevelingen van Hirsch (2007) voor het vergroten van de impact van sociale documentaires. Zoals blijkt uit hoofdstuk 3 over documentaire, raadt Hirsch aan om gebruik te maken van een brede demografische weerspiegeling en daarnaast te kiezen voor meerdere karakters/hoofdpersonen die vanuit verschillende perspectieven hun eigen verhaal vertellen. Door te kiezen voor vijf uiteenlopende hoofdpersonen met hun eigen ontwikkeling en perspectief, stimuleren de makers dus de impact van hun maatschappelijk georiënteerde documentaire project. Het blijft echter niet bij laten zien; de makers willen een verandering teweeg brengen in de manier waarop er naar de ziekte gekeken wordt en in de manier waarop er met de ziekte en met de dementerenden zelf wordt omgegaan. Dit is volgens de makers alleen mogelijk als het publiek zelf met het materiaal aan de slag gaat. Daarmee richten de makers zich op een participatie strategie, wat belangrijk is voor een project waarin sociale belangen spelen (O’Flynn 2012, 143). ‘Er iets mee kunnen’, ‘aan de slag gaan’ en ‘activeren’ komen om die reden meerdere keren terug. Ireen: Oh, ik zit altijd met campagnes. Dus ik ben heel erg van het organiseren en zorgen dat mensen zelf iets doen, want dan pakken ze de boodschap beter op. Omdat het dan een ander niveau krijgt en het andere mensen ook weer activeert. (Bijlage 8.2, 61) Bernadette: Dus dan heb je in eerste plaats de film, daarmee bereik je een heel algemeen publiek. Maar we wilden dus ook dat mensen heel concreet handvatten kregen om mee aan de slag te gaan en daarom maakten we educatieve clips. (Bijlage 8.3, 74) Eén van de grote doelen van de makers lijkt daarom het activeren van zoveel mogelijk doelgroepen. Zij proberen het project naar een ander niveau te tillen door gebruikers handvatten te geven om zelf iets te doen, aan de slag te gaan, zodat de boodschap van de campagne beter wordt opgepakt en het doel van een sociale verandering bereikt kan worden. Hiermee sluit hun doel aan bij de interactiviteit die vooral inherent is aan de i-doc (interactieve documentaire), maar ook kenmerk is van veel transmedia documentaires (O’Flynn 2012, 143). Hoewel de verschillende doelgroepen van DementieEnDan geen directe invloed hebben op de inhoud en de structuur van het project, is het wel degelijk de bedoeling dat de doelgroepen zelf met het materiaal aan de slag gaan. Het transmedia documentaire project is ontworpen als een palet van handvatten voor verandering in het kijken naar en omgaan met dementie en is niet bedoeld als ‘passieve’ media ervaring. Carolijn: Het bereiken van die specifieke doelgroepen en het inzetten van het materiaal als gebruiksmateriaal. Dus niet om ’s avonds met een bak chips alleen maar naar te kijken, maar waar je ook daadwerkelijk mee aan de slag kan. Ja ik denk dat dat een hele grote toegevoegde waarde is, absoluut. Dat heb je niet als je alleen maar een documentaire maakt. (Bijlage 8.4, 95) Hier benoemt Carolijn opnieuw een groot verschil van de transmediale vorm ten opzichte van een op zichzelf staande documentaire. De media-uitingen van DementieEnDan dienen als gebruiksmateriaal.
34
Het is daarbij opvallend dat er steeds meer aandacht wordt besteed aan de ervaring van de gebruikers. Het wordt steeds belangrijker om hier rekening mee te houden, als het de bedoeling is dat gebruikers ook daadwerkelijk iets met het materiaal kunnen. Naast het laten zien van een zo compleet mogelijk beeld van de ziekte, wordt het aanzetten tot actie een belangrijk hoofddoel. Met name wat betreft de educatieve clips zijn de makers zich heel bewust van de gebruikerservaring. Het is daarbij vooral belangrijk dat het materiaal nut heeft en zinvol is voor de gewenste doelgroepen. Bernadette: Het heeft helemaal geen zin om educatieve clips te ontwikkelen helemaal niet in samenwerking met de partij die het gaat gebruiken, want dan maak je dus iets wat niet in hun.. hun lessen past en dan gaan ze het echt no way gebruiken. (Bijlage 8.3, 82) Carolijn: Met al die doelgroepen hadden we werkgroepjes gemaakt om samen met hen de inhoud te bepalen. Want het maken van zo’n educatieve clip is alleen maar nuttig als je weet wat zij kunnen gebruiken in de lespakketten. Als je iets maakt waar ze niet op zitten te wachten dan wordt het nooit gebruikt. (Bijlage 8.4, 94) Met deze uitspraken bevestigen de geïnterviewden de opvattingen van Siobhan O’Flynn in de context van de metamorfe vorm van documentaire. Namelijk dat de ervaring van de gebruiker steeds belangrijker wordt. Zeker bij documentaires die gekenmerkt worden door interactieve elementen, zoals de i-doc en transmedia documentaires. O’Flynn constateert dat dit in contrast staat met de conventionele en traditionele wijze waarop een documentaire geproduceerd wordt (2012, 145). Het dubbele doel van de participatie strategie komt ook naar voren uit de interviews met de makers. De strategie wordt ingezet omdat het belangrijk is dat het publiek iets doet met de boodschap van de documentaire en dus tot actie wordt aangezet. Tegelijkertijd is de strategie nodig voor het genereren van geld en heeft het dus tevens een financiële beweegreden (O’Flynn 2012, 152). Hoewel er bij DementieEnDan geen gebruik is gemaakt van crowdfunding, is er wel financiële steun gezocht bij tientallen fondsen. Bovendien helpt de transmediale vorm bij specifieke regelingen van bepaalde fondsen, zoals de nieuwe non-fictie transmedia regeling van het Mediafonds, beschreven in hoofdstuk 4. De makers zijn zich bewust van de ontwikkeling van deze nieuwe regeling en zijn op dit moment bezig met een aanvraag voor deze regeling voor een nieuw maatschappelijk transmedia documentaire project. Ireen bevestigde tijdens het interview dat de transmediale aanpak ervoor zorgt dat er nieuwe financiële mogelijkheden ontstaan. Ireen: En dus als je een campagne organiseert en je maakt meer maatschappelijke ophef, heb je ook meer kans op geld, op een ander niveau. Dus je doet twee dingen, je hebt twee punten waarop je koerst. Dat zijn de producties, de filmproducties, alswel de activiteiten in de organisaties. Bewust maken, activeren, samenwerken, scholen. En die twee polen genereren geld. (Bijlage 8.2, 64) Uitgebreide en complexe vraagstukken zijn volgens Kevin T. Moloney het meest geschikt voor een transmediale vorm vanwege de verschillende oorzaken, gevolgen en standpunten (2011, 12). De ziekte dementie die centraal staat in DementieEnDan; met al zijn ontwikkelingen, perspectieven en
35
mogelijkheden, is een duidelijk voorbeeld van zo’n complex vraagstuk. De makers bevestigen zelf ook dat de transmediale vorm met name uitermate geschikt is voor maatschappelijke thema’s. Ireen: Alles wat de maatschappij aanraakt. Alleen je moet zorgen dat je dus waanzinnig veel tijd kunt investeren in de relatie, in je netwerk. (Bijlage 8.2, 66) Carolijn: En die maatschappelijke onderwerpen hebben natuurlijk al een.. hebben bijna al een educatieve waarde van zichzelf. Dus ja, dat ligt zo voor de hand om dat op die manier te gebruiken, dat het gewoon zonde zou zijn om het niet te doen. (Bijlage 8.4, 95) De repertoireanalyse wordt afgesloten met de kern van de toegevoegde waarde van de transmediale vorm. Wat maakt dat de makers ondanks de complexiteit kiezen voor deze aanpak. Waarom is juist de transmediale vorm zo geschikt om in te zetten voor maatschappelijk georiënteerde documentaire producties. Er moet voor makers natuurlijk een goede reden zijn om de transmediale vorm te verkiezen boven hun core business, documentaire maken. Dit is namelijk wel een grote uitdaging. De belangrijkste repertoires die door de makers gebruikt worden in relatie tot de toegevoegde waarde van transmedialiteit, zijn het ‘bereik’ en de ‘impact’. Ireen: Nou de impact. Daar zit natuurlijk het verschil in. Ja, dat is ontzettend veel groter. Dat het veel breder was. En een veel groter effect had. Maar dat komt ook omdat we zo breed hebben ingezet en zo langdurig. Ja, hoe lang het doorwerkt. (Bijlage 8.2, 64 & 68) Bernadette: Bereik. Dat je daarmee een veel bredere doelgroep kan bereiden en ook impact. Kijk een mooie film die zie je en dan ga je de volgende dag weer door, het is heel moeilijk om het dan vervolgens in de praktijk te brengen. Ik denk dat Ireen al heel lang weet, gewoon uit ervaring, dat een documentaire prachtig is en dat het wordt gezien door een paar honderd duizend mensen, maar dan is het klaar. Ik bedoel als je er iets mee wil, wat zij natuurlijk wil, zij wil de wereld verbeteren, dan moet je er meer mee. En de eerste stap is natuurlijk educatief materiaal. (Bijlage 8.3, 80) De reden dat het ‘langer doorwerkt’, zoals Ireen aangeeft, heeft te maken met het draagvlak dat gecreëerd is door middel van de samenwerking met de maatschappelijke organisaties, maar natuurlijk ook met de gekozen mediaplatforms. De educatieve clips en de interactieve muziekwebsite zijn gepresenteerd op digitale mediaplatforms, zodat ze toegankelijk zijn en voor langere tijd beschikbaar. Door de keuze van de transmediale vorm is volgens de makers het effect van DementieEnDan veel groter, het project leeft langer voort, het creëert praktische handvatten, de impact is veel groter en er kan een veel bredere doelgroep bereikt worden. De samenvatting van Scott-Stevenson uit het derde hoofdstuk over de voordelen van een transmediale vorm in combinatie met een samenwerking met maatschappelijke organisaties, lijkt hier treffend. Deze combinatie creëert namelijk de volgende mogelijkheden: ‘de potentie van een sterkere betrokkenheid van het publiek, een breder bereik, interactie die leidt tot een vervolg en aanhoudende betrokkenheid’ (2011, 186). Deze elementen zijn namelijk allen terug te vinden in de interviews met de makers, als het gaat om hun doelstelling voor het project en de daaruit voortkomende keuze voor de complexe transmediale vorm.
36
5.1.4 Samenvatting Kijkend naar de drie grote thema’s of vertogen van de repertoireanalyse kan geconcludeerd worden dat de transmediale vorm inderdaad nog in de kinderschoenen staat in de context van documentaires. Dit weerhoudt de makers van DementieEnDan er echter niet van om de vorm met overtuiging toe te passen. Wel wordt duidelijk dat het belangrijk is te realiseren dat een dergelijke vorm heel veel extra tijd, moeite en expertise vraagt, de complexiteit moet niet onderschat worden. Het nemen van tijd is bovendien ook erg belangrijk als het gaat om de centrale documentaire van een transmedia project. Het blijft essentieel om de kracht van het beeld te laten spreken, zeker als het doel is om een proces of ontwikkeling in beeld te brengen. Het blijkt goed te werken om de transmediale aanpak te gieten in een campagnevorm en een sterk netwerk aan je te binden. Hoewel het opbouwen van dit netwerk verre van makkelijk is, wordt op deze manier wel het bereik enorm vergroot en gaan mensen zelf met het materiaal aan de slag waardoor ook de betrokkenheid en de draagkracht toenemen. Maatschappelijke thema’s zijn volgens de makers het meest geschikt voor een transmediale vorm, vanwege de rijkheid van het onderwerp en vanwege het sociale belang om een verhaal over te brengen en een verandering teweeg te brengen. Om een maatschappelijk transmedia documentaire project te laten slagen is het bovendien essentieel om je te richten op de kracht van het positieve, in plaats van je te laten leiden door drama en sensatie. Ondanks de uitdagingen is het resultaat de complexiteit waard. Mensen kijken niet alleen, maar doen ook daadwerkelijk iets met de boodschap en het materiaal van het project. De digitale mediaplatforms maken de inhoud toegankelijk en voor langere tijd beschikbaar. De makers zijn van mening dat de impact en het bereiken van een veel bredere doelgroep, de transmediale vorm een krachtige toegevoegde waarde geven.
5.2 Tekstanalyse Vergeleken met de repertoireanalyse, richt de tekstanalyse zich niet op interviews maar op de mediatekst zelf. De tekstanalyse van dit hoofdstuk bevindt zich op metaniveau, door te kijken naar de verschillende elementen van het transmedia project DementieEnDan, die onder gebracht zijn op verschillende mediaplatforms. De makers hebben een vertaling gemaakt in diverse uitingen, verschillende delen van het verhaal worden gepresenteerd op diverse platforms. Door het analyseren van de media-uitingen van DementieEnDan kan onderzocht worden hoe de transmediale vorm is ingezet voor het onder de aandacht brengen van dementie en hoe transmedialiteit tot uiting komt in een specifiek documentaire project. Hierbij wordt aandacht besteed aan de vorm en de uitstraling van de elementen, de rol van de documentairemaker en de hoofdpersonen en de rol die is weggelegd voor de gebruiker. Dit geeft inzicht in de ervaring van elk element, het daarbij horende doel en de doelgroep die de media-uiting probeert aan te spreken. Hoe zijn de literatuur en de repertoires uit de analyse van de interviews terug te herkennen in het project zelf? Hiervoor wordt gekeken naar bepaalde uitingen zoals beschreven in het methodologische hoofdstuk. Aangezien het project als geheel te omvangrijk is 37
om in deze thesis te vangen, bestaat de tekstanalyse uit de hoofddocumentaire van het project, de interactieve muziek website Muziekvantoen.nu en enkele educatieve clips.
5.2.1 Tijd, diversiteit en de kracht van het beeld Uit de interviews, maar ook uit de literatuur blijkt dat diversiteit qua personages en perspectieven belangrijke repertoires zijn voor de kracht van de boodschap van een maatschappelijk georiënteerd documentaire project. De vijf hoofdpersonen van de documentaire DementieEnDan verschillen in leeftijd, achtergrond, maar ook qua vorm van dementie. Mary Ann van der Brug (71 jaar) lijdt al elf jaar aan dementie en gaat samen met haar man Richard op bezoek bij een verpleeghuis. Piano spelen is haar grote passie. Ton Joosten (58 jaar) was als accountant altijd heel sterk met cijfers, maar krijgt hier door de ziekte steeds meer moeite mee. Hayriye Gürbüz is een eerste generatie Turkse migrant. Haar zoon Salih wil het taboe over de ziekte binnen de Turkse gemeenschap doorbreken. Jan van Damme (58 jaar) blijkt na vele onderzoeken dementie te hebben. Aangezien Jan heel sportief is doet hij mee aan een onderzoek naar dementie en bewegen. Johan Brinkman (76 jaar) heeft Alzheimer en woont met zijn vrouw in een woon/zorgcentrum. Johan geniet van wandelingen in de natuur, maar is tegelijkertijd bezig met een mooi levenseinde. Deze vijf hoofdpersonen samen tonen een diversiteit aan symptomen, meningen, emoties, ontwikkelingen, verloop van de ziekte en de mogelijkheden die er nog bestaan. Zoals blijkt uit de repertoireanalyse voldoet de documentaire hiermee aan de brede demografische weerspiegeling en verscheidenheid aan perspectieven die Hirsch aanbeveelt voor het vergroten van de impact van sociale documentaires (2007). Dit komt ook terug in de diverse educatieve clips, waarin steeds andere hoofdpersonen en deskundigen aan het woord komen. De hoofdpersonen zijn bovendien twee jaar lang gefilmd. Uit de interviews blijkt dat de makers deze lange tijd nodig achten om een proces te laten zien en ontwikkeling in beeld te brengen. Zeker bij een complex thema als dementie en de sociale belangen die met dit maatschappelijke onderwerp gepaard gaan. Het volledige transmedia project was vier jaar in ontwikkeling. De duur van de documentaire is opvallend lang, 105 minuten. De reden hiervoor is echter dat het in beeld brengen van de vijf hoofdpersonen en de ontwikkeling van hun ziekte tijd kost. Deze ontwikkeling van de karakters in de film is essentieel om de film een zinvolle betekenis te geven (Rabiger 2009, 17). Door zo’n lange periode uit te trekken voor het ontwikkelen van het transmedia documentaire project, wordt bevestigd wat Kevin T. Moloney schrijft over de tijdsduur en geschikte thema’s voor een dergelijk project. Transmedia narratieven moeten namelijk ‘zorgvuldig worden ontworpen en ontwikkeld en een lange doorlooptijd hebben om effectief te zijn’. De transmediale vorm is daarom vooral geschikt voor ‘uitgebreide en complexe vraagstukken, met verschillende standpunten, oorzaken en gevolgen’ (Moloney 2011, 12). De ziekte dementie die centraal staat in DementieEnDan sluit aan bij deze beschrijving, aangezien het een complex sociaal onderwerp is dat door verschillende perspectieven onder de aandacht wordt gebracht. 38
De aanwezigheid van regisseur Ireen van Ditshuyzen is bijna niet zichtbaar in de documentaire. We volgen de dementerenden in hun dagelijkse handelingen, aangevuld met ‘talking heads’. Naast de verschillende dementerenden krijgen we een inzicht in hun omgeving en naasten. Alle hoofdpersonen en hun ontwikkelingen komen op een heel observerende manier in beeld. In de gehele documentaire staat de kracht van het beeld centraal. Als we kijken naar het overzicht van documentaire types van Bill Nichols, past het documentaire project DementieEnDan, zoals al kort genoemd in de repertoireanalyse, voornamelijk bij de ‘observational mode’. Er wordt geen gebruik gemaakt van interventie, commentaar of interviews. De kijker heeft op die manier zelf een actieve rol in het toekennen van een betekenis door het gedrag te observeren (Bijlage 8.1, 52). De lengte van de documentaire en de lange periode waarin de hoofdpersonen gefilmd zijn, zorgen ervoor dat kijkers de ziekte kunnen zien, met een nieuwe blik leren kijken. Door de kracht van het beeld is het een ‘wereld verbeeldende tekst’, een non-fictie tekst die informatie geeft over en een representatie is van de echte wereld. Bij fictie daarentegen wordt er gesproken over ‘wereld construerende teksten’, die vooraf gaan aan de echte wereld. Het bestaan en de structuur van deze fictieve werelden wordt bepaald door tekstuele activiteit (Doležel 1998).
5.2.2 Mogelijkheden, veerkracht en positiviteit Op de website van DementieEnDan wordt het documentaire tweeluik als volgt omschreven. Gedurende een periode van twee jaar filmden we vijf mensen met dementie en hun omgeving. In deze periode zien we de symptomen en het verloop van de ziekte. Maar juist ook de veerkracht en vitaliteit om het leven zo aangenaam mogelijk te maken.9 Deze nadruk op de veerkracht en vitaliteit werd door alle drie de makers bestempeld als één van de grootste redenen van het succes. Zij zien een focus op de kracht van het positieve als een noodzakelijk goed voor een succesvol transmedia documentaire project. Dit zorgt er namelijk voor dat kijkers iets leren en iets kunnen met wat ze te zien krijgen. Ze kunnen de mogelijkheden direct toepassen in de praktijk. Als een productie zich alleen richt op drama, ellende en sensatie, is het enige wat je als kijker kunt concluderen ‘oh wat erg’. In hoeverre zijn de veerkracht en de mogelijkheden die de makers in de interviews benadrukken terug te herkennen in de documentaire? Bij Ton Joosten (58) uit de ziekte zich doordat hij steeds minder nauwkeurig antwoord kan geven op vragen van de tests, wat hem onzeker maakt. Ook kan hij zijn werk niet meer aan, waardoor hij uiteindelijk afscheid moet nemen van zijn baan. Naast deze moeilijke situaties, zien we echter ook dat Ton fysiotherapie heeft, dat hij danst met zijn vrouw en met zijn dochter op haar bruiloft, dat hij op wintersport vakantie gaat, schildert op een activiteitencentrum en wat de rol is van domotica (apparatuur die het mogelijk maakt zo lang mogelijk veilig thuis te blijven wonen). In deze laatste beelden worden de veerkracht en de mogelijkheden die de makers noemen zichtbaar. Johan Brinkman 9
http://dementieendan.nl/pages/documentaire.html
39
(76) vindt het erg moeilijk dat hij steeds meer uit handen moet geven, maar beseft langzaam dat hij geen andere keus heeft. Samen met vrouw, kinderen en zorgprofessionals bespreekt hij de kwaliteit van leven, die begint af te nemen. Tegelijkertijd weet Johan heel goed welke dingen hem boeien en nog zin geven in het leven. Hij luistert naar muziek samen met zijn vrouw, is dol op wandelingen in de duinen, leest erg graag en maakt als opa nog steeds grapjes met zijn kleinzoons. Hierin is de veerkracht en de positiviteit te herkennen. De Turkse Hayriye Gürbüz gaat volgens haar zoon Salih best snel achteruit. Doordat de ziekte in hun gemeenschap niet goed bekend is en ook niet echt geaccepteerd wordt, is dit erg moeilijk. De diagnose en mogelijkheden zijn voor migranten ingewikkeld vanwege taalproblemen. De positiviteit is te zien als Hayriye geniet van tuinieren met haar man. Ook speelt haar zoon gitaar terwijl zij er in het Turks bij zingt (zie afbeelding 1). Bovendien ontstaan er voor Hayriye nieuwe mogelijkheden, doordat het Slotervaart ziekenhuis een nieuwe test heeft ontwikkeld geschikt voor migranten. Mary Ann van der Brug (71) lijdt al elf jaar aan dementie. Afbeelding 1: Hayriye en haar zoon
DementieEnDan (01.15.31)
Afbeelding 2: Mary Ann speelt piano
DementieEnDan (12.15)
Afbeelding 3: Jan met het orkest
DementieEnDan (01.20.23)
Ze herkent niet iedereen meer en kan niet vertellen wanneer haar kinderen geboren zijn. Ze raakt regelmatig in paniek als haar man Richard niet in de buurt is en heeft er erg veel moeite mee dat ze naar een verpleeghuis moet, waar ze alleen zal gaan wonen. We zien echter ook hoe ze nog steeds geniet van haar grote passie pianospelen. Met één van haar laatste leerlingen, als ze speelt voor de andere mensen in het verpleeghuis en tijdens een college van professor Scherder, neuropsycholoog. (Zie afbeelding 2) Hij legt uit dat het gebied dat belangrijk is voor emotie bij muziek tot bijna aan het einde van de ziekte actief blijft. Bij Jan van Damme (58) wordt de ziekte zichtbaar doordat hij veel moeite heeft met het vinden van de juiste woorden. Het besef dat het vanaf nu alleen maar bergafwaarts zal gaan, zorgt regelmatig voor emotionele momenten. Toch is Jan het duidelijkste voorbeeld wat betreft de herkenbaarheid van de veerkracht en de mogelijkheden die er ondanks de ziekte nog bestaan. Hij fietst, schaatst met zijn zoon en rent een halve marathon. Hij doet dan ook mee aan een onderzoek over dementie en bewegen van het Alzheimer centrum. Daarnaast houdt hij van schilderen, bezoekt hij musea met zijn vrouw, doet hij vrijwilligerswerk voor Natuurmonumenten en speelt hij trompet met zijn broer en in een klein orkest. (Zie afbeelding 3) De rol van muziek en het plezier dat daar aan beleefd wordt is een element dat bij alle hoofdpersonen terug komt. Ook in de educatieve clips is de nadruk op de veerkracht, de positiviteit en de mogelijkheden aanwezig. Voor de analyse is gebruik gemaakt van de dvd met daarop 35 educatieve clips. Hier
40
worden de clips onderverdeeld in ‘Introductieclips’ en de vijf overige thema’s: ‘Ontwikkelingen’, ‘Bejegening’, ‘Begeleiding’, ‘Zorg’ en ‘Wat kan er nog wél’. In de titels van de thema’s zijn de positiviteit en de mogelijkheden zichtbaar. Zo duidt het thema ‘Begeleiding’ op de manier waarop het beste met een dementerende kan worden omgegaan. Onder het thema ‘Zorg’ vallen clips over het maken van een herinneringenboek, de mogelijkheden van domotica en manieren om actief te blijven. Het meest positieve thema, ‘Wat kan er nog wél’, richt zich op de veerkracht van dementerenden en de positieve invloed die bepaalde activiteiten kunnen hebben op de ziekte; namelijk muziek, de invloed van licht, bewegen en meedoen aan wetenschappelijk onderzoek. De makers willen het publiek bewust leren kijken door mensen in echte situaties te volgen. Deze beelden van gebeurtenissen uit het dagelijks leven staan aan de basis van lesmateriaal voor diverse opleidingen en beroepsgroepen. Doel is het begrip over de ziekte vergroten en de omgang met dementerenden en hun kwaliteit van leven te verbeteren. Op de interactieve website, Muziekvantoen.nu, is dit repertoire eveneens te herkennen. Het doel van de website is het op gang brengen van een gesprek en het contact maken met een dementerende. De website constateert eerst dat dit vaak lastig kan zijn, omdat de persoon in kwestie verward is. Het voeren van een gesprek en het maken van contact is als het ware ‘het probleem’. Vervolgens wordt beargumenteerd dat de website hierbij kan helpen en op die manier ‘een oplossing’ kan bieden. Deze oplossing is de rol van muziek en de positieve invloed van muziek op het geheugen en de herinneringen van de dementerende.10 De website concentreert zich op die manier op de mogelijkheid om een moeilijkheid te overwinnen. Hiermee wordt, net als in de documentaire en de educatieve clips en zoals duidelijk wordt uit de interviews, de kracht van het positieve benadrukt en gezocht naar mogelijkheden.
5.2.3 Betrokkenheid en participatie Het bereik, de impact en de betrokkenheid die een transmedia project kan creëren, verschillen van een eendimensionaal project. Dit heeft vooral te maken met de complementariteit van de verschillende media-uitingen die een succesvol transmedia project in zich draagt en de mogelijkheden die elk platform te bieden heeft. De verschillende platformen samen zorgen ervoor dat er een groot publiek bereikt kan worden, maar ook dat er de mogelijkheid is tot het
bereiken van verschillende
doelgroepen. Uit de repertoireanalyse blijkt dat de makers de intentie hebben om het publiek bij dementie te betrekken; niet alleen door de ziekte te laten zien, maar ook om men echt te leren kijken en er iets mee te doen, om de kwaliteit van leven te verbeteren. Dit grote maatschappelijke thema wordt onder andere onder de aandacht gebracht door verschillende doelgroepen aan te spreken met het project. Zo blijkt uit de interviews dat de makers met de documentaire heel Nederland wilden bereiken; het op televisie uitgezonden tweeluik had ook meer dan een miljoen kijkers. De gewenste 10
http://muziekvantoen.nu/#/muziek
41
doelgroepen van de educatieve clips waren daarentegen ‘mantelzorgers, huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde,
casemanagers
dementie,
scholieren/studenten
VMBO,
MBO,
HBO,
11
bankmedewerkers, gemeenteambtenaren en het notariaat’. De clips zijn bedoeld voor opleidingen en beroepsgroepen; waarbij elke doelgroep zijn eigen specifieke pakket met clips heeft. De gewenste doelgroepen van de interactieve muziek website Muziekvantoen.nu zijn voornamelijk studenten van vmbo en mbo opleidingen Zorg en Welzijn en hbo studenten Muziektherapie.12 Deze omschrijving van de doelgroep ontbreekt op Muziekvantoen.nu zelf; de website lijkt door het doel ervan, ook geschikt voor mantelzorgers en familieleden om contact te maken met hun naasten. Om deze verschillende doelgroepen aan te spreken worden verschillende strategieën ingezet. Elke media-uiting biedt een eigen ervaring en heeft zijn eigen kenmerken en mogelijkheden, ook wel de mediumspecificiteit genoemd. De documentaire is toegankelijk voor ‘heel Nederland’ via televisie. Doel is om zoveel mogelijk mensen een zo volledig mogelijk beeld van de ziekte te geven, met daarbij vooral de nadruk op de mogelijkheden ter verbetering van de kwaliteit van leven. De betrokkenheid wordt gecreëerd door mensen anders naar de ziekte en dementerenden te laten kijken en op praktische wijze te tonen wat belangrijk en mogelijk is in de omgang met dementerenden. Deze ‘nieuwe’ blik op de ziekte en dementeren wordt, zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, voornamelijk gecreëerd door de diversiteit aan hoofdpersonen en door de tijd die is genomen qua draaiperiode en qua lengte van de documentaire om ontwikkeling te kunnen tonen. De educatieve clips zijn ontwikkeld in samenwerking met deskundigen uit de verschillende doelgroepen. De clips zijn volgens de makers namelijk alleen nuttig als de gewenste doelgroepen ermee aan de slag kunnen en de clips kunnen integreren in hun lesomgeving. De clips zijn filmfragmenten van vier tot twaalf minuten, samengesteld uit het gefilmde materiaal voor de documentaire en aangevuld met interviews met experts. Hieruit blijkt opnieuw dat de betrokkenheid van experts en maatschappelijke organisaties van groot belang is. Zij versterken de boodschap, aangezien zij als specialisten enige autoriteit genieten. De samenwerking met de deskundigen is essentieel om de beoogde doelen te behalen en om de gewenste doelgroepen te bereiken. Ook de vorm en aanpak van de clips verschillen van de documentaire. In tegenstelling tot de lengte van de documentaire, moeten de educatieve clips in een zeer beperkte tijd een beeld schetsen van een bepaalde situatie. Het is echter wel belangrijk dat elke clip een ontwikkeling toont. Elke clip is om die reden gericht op een specifiek thema, een specifieke mogelijkheid om met de ziekte om te gaan of een specifieke handeling. Ook de rol van de documentairemaker is anders dan bij de documentaire. Diverse clips bevatten een vraag van Ireen van Ditshuyzen, waardoor haar rol als regisseur plotseling zichtbaar wordt. Hoewel haar fysieke aanwezigheid onzichtbaar blijft, is haar stem en de vraag die zij de dementerende stelt onderdeel van de educatieve clip. Uit het interview blijkt dat de reden hiervoor 11 12
http://dementieendan.nl/pages/educlips.html http://dementieendan.nl/pages/educlips.html, onder ‘Muziek’
42
volgens Ireen zelf voortkomt uit het feit dat je in een educatieve clip sneller to the point moet zijn. Door de aanwezigheid van de vraag gaat de kijker mee met de vraag en wordt zich er op die manier meer bewust van (Bijlage 2, 56). Interactiviteit wordt gecreëerd doordat de clips bedoeld zijn om als lesmateriaal mee aan de slag te gaan en concreet in te zetten bij opleidingen of in de beroepspraktijk, waardoor de betrokkenheid met het thema vergroot wordt. De rol van de gebruiker is dus van groot belang. Wat zie je? Wat valt je op? Hoe zou je het zelf aanpakken? Deze vragen worden nooit letterlijk gesteld, maar maken duidelijk dat de clips de betrokkenheid en de participatie van de gebruiker willen vergroten. Doel van de educatieve clips is daarmee ook met name het creëren van reflexiviteit bij de gebruiker. Het educatieve doel dat de clips dienen past zeer goed bij het onder de aandacht brengen van maatschappelijke situaties en problematiek. Maatschappelijke transmedia documentaire projecten worden vaak ontwikkeld om een sociale verandering teweeg te brengen. De educatieve doelen van DementieEnDan als transmedia project maken het tot een educatieve campagne, waarbij de combinatie van traditionele en digitale mediaplatforms ervoor zorgt dat de boodschap van de campagne op diverse manieren bij het publiek terecht komt en dat er verschillende mogelijkheden zijn voor de gewenste doelgroepen om bij de boodschap van de campagne betrokken te raken (Sangalang 2013, 128). Ook op de interactieve muziekwebsite Muziekvantoen.nu wordt de betrokkenheid en de participatie van de gebruiker gestimuleerd. Bij aankomst op de homepage valt op dat het uiterlijk van de website er redelijk eenvoudig uitziet. Het beeld wordt gedomineerd door de titel ‘Muziek van Toen’ met daaronder een aantal keuzemogelijkheden. De keuze bestaat uit drie verschillende jeugdperiodes, het juiste profiel van de dementerende in kwestie en negentien verschillende thema’s. Onder deze opties staat de tekst ‘Hoe werkt de site?’, gevolgd door de volgende beschrijving. Herinneringen zijn sterk verbonden met muziek. Met deze site kan je muziek van toen opzoeken en samen beluisteren. Zo kan je een leuk gesprek voeren en contact maken met iemand van een andere generatie. Bekijk de video voor de volledige uitleg.13 Deze korte beschrijving maakt duidelijk dat de website bedoeld is om door middel van muziek van ‘vroeger’ een gesprek met een dementerende op gang te brengen. Reden hiervoor is het verband tussen muziek en de herinneringen die mensen hebben. Door samen met een dementerende naar muziek te luisteren, kunnen herinneringen soms weer geactiveerd worden, waardoor de mogelijkheid ontstaat een gesprek te voeren en even echt contact te maken. Het filmpje dat bij de korte beschrijving hoort, dient ter verdere uitleg van de werking van de interactieve website en duurt 1.29 minuten. De gesproken tekst van het filmpje luidt als volgt. Het is soms moeilijk om contact te maken met mensen met dementie. De website Muziekvantoen.nu kan hierbij helpen. Hoe dan? De verschillende delen van de hersenen worden door wegen aan elkaar verbonden. Bij dementie verdwijnen de verbindingen. Daardoor kan iemand verward zijn. Het is dan moeilijk om iemand te bereiken. Maar, er zijn manieren om toch contact te maken. Via muziek uit iemands jonge jaren. Muziek van toen kan 13
http://muziekvantoen.nu/#/muziek
43
herinneringen terug brengen. Muziekvantoen.nu helpt je hierbij. Zo begin je. Luister samen naar muziek uit bijvoorbeeld 1950-1960 met meneer Jansen en praat over het thema ‘Feest’. Luister samen naar de muziek. Roept de muziek iets op? Lees voor jezelf de tekst onder de muziekclip om meer over die periode te leren. Je kunt dan het gesprek op gang brengen door vragen te stellen. We hebben vast een paar voorbeeldvragen toegevoegd. Zo ontdek je samen muziek en verhalen van toen.14 De gesproken tekst wordt begeleid door animaties. Opvallend is de eenvoud van de animaties. De animaties vormen een illustratie van wat de mannelijke voice-over vertelt. Zo wordt bij het stuk over de hersenen ingezoomd op het hoofd van een meneer met dementie. Er verschijnt een vergrootglas, waarna we in het hoofd van de meneer verschillende drukke wegen zien met daarop rijdende auto’s. (Zie afbeelding 4) Bepaalde wegen verdwijnen, waardoor de auto’s niet alle delen meer kunnen bereiken. Als de voice-over spreekt over de manieren om toch contact te maken, namelijk via muziek uit iemands jonge jaren, ontstaan er aan de zijkant van het vergrootglas nieuwe wegen waardoor de auto’s via een omleiding toch hun bestemming kunnen bereiken. Hiermee wordt op eenvoudige en illustratieve wijze uitgelegd hoe de ziekte dementie werkt en hoe de blokkades in het geheugen door middel van muziek soms opgeheven kunnen worden. De website is interactief en vraagt om de participatie van de gebruiker. Student, verzorgende, mantelzorger of familielid heeft de mogelijkheid tot diverse keuzes wat betreft thema. Afbeelding 4: Beschrijving van dementie aan de hand van animatie
Muziekvantoen.nu, http://muziekvantoen.nu/#/muziek De gemaakte keuze leidt vervolgens naar de optie van verschillende muziekclips met ieder hun eigen korte beschrijving over een betekenis die aan het lied gekoppeld is en gemiddeld twee voorbeeldvragen die aan de dementerende gesteld kunnen worden. Aan de hand van de visuele omgeving van de website en de gesproken en geschreven tekst, kunnen een aantal conclusies getrokken worden wat betreft het doel van Muziekvantoen.nu en de
14
http://muziekvantoen.nu/#/muziek
44
elementen die moeten bijdragen aan het bereiken van dit doel; de strategieën die worden ingezet. Allereerst zorgt de presentatie via een website voor een grote toegankelijkheid. Zoals de makers al in de repertoireanalyse constateren is de levensduur van een documentaire beperkt. De documentaire wordt op televisie uitgezonden, gevolgd door één of twee herhalingen en daar blijft het bij. De keuze voor nieuwe, digitale mediaplatforms bevordert de toegankelijkheid en de levensduur van het materiaal, aangezien ‘hypothetisch gezien iedereen met een internetverbinding toegang heeft en het werk online veel langer kan voortbestaan en op die manier meer pogingen kan genereren om een connectie te maken met een relevant publiek’ (Scott-Stevenson 2011, 185). Deze voordelen van online producties zijn ook van toepassing op de educatieve clips. Zowel de uitstraling als de inhoud van de Muziekvantoen.nu is eenvoudig. Dit zorgt ervoor dat de website laagdrempelig is, geschikt voor meerdere doelgroepen en waarschijnlijk ook voor de dementerende zelf te begrijpen is. De simpliciteit van het interactieve element, vormt een tegenstelling met fictie transmedia producties waar een interactief of game element geintroduceerd wordt. In dit laatste genre is complexiteit vaak een belangrijke factor. Het interactieve element of de game wordt gecreëerd voor fans, waarbij het belangrijk is dat fans de mogelijkheid hebben steeds een nieuw deel van de fictieve wereld te ontdekken. Simpliciteit is in deze juist een zwakte, aangezien gebruikers snel uitgekeken zullen zijn en verveeld zullen raken. Anders dan bij fictieve transmedia producties is het doel bovendien niet om de gebruiker te entertainen en fanatiek een spel te laten spelen dat hen een fantasiewereld intrekt. Doel is het maken van contact en het kunnen voeren van een gesprek, waardoor de band met een dementerende versterkt kan worden en hij of zij weer even het idee heeft de controle terug te hebben. Om die reden is de interactieve website bedoelt als tool, als handvat of hulpmiddel voor hen die in hun directe omgeving te maken hebben met iemand met dementie. Zowel de educatieve clips als de interactieve muziek website maken gebruik van een semi-gesloten vorm van interactiviteit, ‘waarbij de gebruiker zich door de inhoud kan bewegen maar niet kan aanpassen’ (Gaudenzi 2013, 69). Gebruikers hebben een participerende houding in het gebruik, maar geen directe invloed op de inhoud of de structuur van het project. Als we kijken naar de eisen die Henry Jenkins stelde aan de structuur van een transmedia project in zijn blogpost uit 201115, kan geconcludeerd worden dat de elementen van DementieEnDan samen aan alle punten voldoen. De documentaire biedt een uitgebreid achtergrondverhaal van de ziekte dementie. Er is sprake van een diversiteit aan mensen, achtergronden, soorten dementie, ontwikkelingen en emoties. De documentaire brengt als het ware de wereld van de dementiezorg in Nederland op dit moment in kaart. Door de diverse hoofdpersonen in de documentaire en variëteit qua 15
- Offers backstory - Maps the World - Offers us other character’s perspectives on the action - Deepens audience engagement (Jenkins 2011)
45
naasten en omgeving, krijgen kijkers verschillende perspectieven op de ziekte te zien. Hoewel de documentaire op zich al als doel heeft een verandering teweeg te brengen door mensen anders naar de ziekte en naar dementerenden te laten kijken, wordt de betrokkenheid van de kijker vergroot door middel van de educatieve clips en de interactieve muziek website. De korte clips leren de gebruiker om op specifieke handelingen en emoties te letten of tonen een bepaalde mogelijkheid die de kwaliteit van leven aangenamer maakt. De interactieve muziek website zorgt ervoor dat zowel studenten in opleiding als mantelzorgers en overige naasten gemakkelijker op een positieve manier contact kunnen maken met een dementerende. Deze laatste twee elementen van het project zijn interactief georiënteerd en proberen de betrokkenheid en de participatie van de gebruiker te verdiepen (Jenkins 2011).
5.2.4 Samenvatting Uit de tekstanalyse van de verschillende media-uitingen van het transmedia documentaire project DementieEnDan, blijkt dat de repertoires uit de eerste analyse en de standpunten uit de literatuur vrij duidelijk terug te herkennen zijn. De kracht van het beeld spreekt met name voor zich door de diversiteit aan hoofdpersonen, de lengte van de documentaire en de lange periode waarin de hoofdpersonen gevolgd zijn. Door de documentaire leer je naar de ziekte te kijken. Alle mediauitingen hebben, zoals ook blijkt uit de interviews, een positieve insteek en worden ingezet om een beeld van de ziekte te schetsen dat de vitaliteit van de mensen en de mogelijkheden voor de verbetering van de levenskwaliteit benadrukt. De educatieve clips en de interactieve muziekwebsite worden voornamelijk ingezet om de participatie van de gebruiker te vergroten. Doel van de interactieve muziekwebsite is het maken van contact en het op gang brengen van een gesprek tussen een dementerende en een mantelzorger of verzorgende (student). Middels een presentatie via een website en de eenvoud van de inhoud, wordt de toegankelijkheid en de betrokkenheid vergroot. In tegenstelling tot de hoge entertainment waarde van interactieve elementen in fictie context, dient de website als simpele tool die voor iedereen te begrijpen en gebruiken is. De educatieve clips dienen voornamelijk geïntegreerd te worden in een lesomgeving en zijn kort en to the point. Het gebruik van de clips bevordert reflexiviteit en kan ingezet worden door uiteenlopende doelgroepen. Aangezien het project een maatschappelijke situatie en problematiek onder de aandacht wil brengen, namelijk de omgang met de ziekte dementie, is opnieuw de rol van specialisten en de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties van belang voor het uitstralen van autoriteit.
46
6. Conclusie Terugkijkend op het onderzoek van deze thesis, kunnen een aantal conclusies worden getrokken uit de twee analyses, die bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Hoe wordt transmedia storytelling op het gebied van documentaire ingezet om maatschappelijke situaties en problematiek onder de aandacht te brengen en waarom is juist de transmediale vorm daar zo geschikt voor? Uit de theoretische hoofdstukken en uit de analyse is gebleken dat het concept transmedia storytelling, dat voornamelijk gebruikt is in fictie en commerciële entertainment context, juist toepasbaar is op een non-fictie productie; een maatschappelijk georiënteerd documentaire project. Het is daarbij van belang dat elke media-uiting een nieuwe ervaring creëert en zijn eigen waardevolle betekenis heeft voor het complete narratief. Diverse elementen van een transmedia productie kunnen complementair zijn, elkaar aanvullen en op die manier de complete boodschap en ervaring verrijken en versterken. Voorwaarde is echter wel om nieuwe verbanden te leggen en kenmerken en criteria te formuleren, specifiek gericht op het gebruik van de transmediale vorm in documentaire context. Het belang van educatieve doelen, het belang van de kracht van het positieve, de geschiktheid van de transmediale vorm voor maatschappelijke thema’s en de samenwerking met maatschappelijke organisaties voor draagkracht en financiële steun, zijn essentieel als het concept wordt toegepast op documentaire. De repertoireanalyse en tekstanalyse van DementieEnDan laten zien hoe in de context van documentaires vorm wordt gegeven aan een transmediaal project en hoe de transmediale vorm ingezet kan worden om maatschappelijke situaties en problematiek onder de aandacht te brengen; in het geval van de case study, de ziekte dementie. De makers hebben de transmediale vorm ingezet met aandacht voor de kracht van elk medium en de manier waarop de platforms elkaar versterken. Op die manier wordt de kennis over dementie vergroot, de omgang met dementerenden verbeterd en hun kwaliteit van leven versterkt. Om deze doelen te bereiken hebben de diverse mediaplatforms allen een eigen vorm, doel en doelgroep. Deze verschillende vormen van de media-uitingen vragen wel om een verscheidenheid aan expertises, wat de transmediale aanpak complex maakt en ervoor zorgt dat de makers zich moeten ontwikkelen van documentairemakers naar transmedia producenten. Bovendien is een lange ontwikkelingsperiode cruciaal om een transmedia documentaire project te laten slagen. De draagkracht van een transmedia documentaire project wordt vergroot door diverse doelgroepen aan je te binden en samen te werken met maatschappelijke organisaties en deskundigen van de gewenste doelgroepen. De basis van het transmedia project, in het geval van de case study de hoofddocumentaire DementieEnDan, wordt ingezet om ‘heel Nederland’ te bereiken en daarom op televisie uitgezonden. Dementie wordt zo compleet mogelijk in beeld gebracht door met een grote diversiteit aan hoofdpersonen en hun omgeving de kracht van het beeld te laten spreken en zoveel mogelijk mensen met een nieuwe blik naar dementie en dementerenden te laten kijken. De belangrijkste boodschap voor 47
het hele project is om te laten zien dat er nog heel veel wel kan en mogelijk is als mensen gaan dementeren. Het is volgens de makers daarom essentieel om de nadruk te leggen op de veerkracht van mensen, op de positiviteit en op de mogelijkheden. Hierdoor kunnen kijkers ook daadwerkelijk met de boodschap van de documentaire aan de slag en wordt de film ook interessant voor een groter publiek, zoals mensen die in hun naaste omgeving betrokken zijn bij dementie. Deze focus op de veerkracht en mogelijkheden komt eveneens naar voren in de educatieve clips en de interactieve muziek website. De boodschap van de documentaire wordt versterkt met digitale media. Elk van deze media-uitingen biedt een eigen ervaring en draagt bij aan het verbreden van de potentiële doelgroepen. De clips en de website van het transmedia project DementieEnDan worden ingezet om andere en bredere doelgroepen te bereiken. De educatieve clips zijn bedoeld voor beroepsgroepen en opleidingen; Muziekvantoen.nu is bedoeld voor studenten in de zorg, mantelzorgers en familieleden. De clips worden toegepast in een lesomgeving, de muziek website voor het maken van contact en het op gang brengen van een gesprek. De digitale platforms zorgen voor een lange levensduur en voor een grote toegankelijkheid, mede door de eenvoud. Beide elementen worden ingezet om de participatie van de gebruiker te vergroten en de betrokkenheid bij het project te verdiepen. Door de participatie te stimuleren en de betrokkenheid te vergroten, bereikt de transmedia documentaire productie het doel om mensen iets te laten veranderen in hun dagelijks handelen. Als je meer wil met een maatschappelijk thema en wil dat mensen jouw boodschap in de praktijk brengen, dan is een documentaire op zich volgens de makers niet genoeg. Om mensen aan de slag te zetten dient je materiaal een educatieve waarde te hebben en ingezet te worden als gebruiksmateriaal. Naar aanleiding van het onderzoek van deze thesis kan geconcludeerd worden dat er veel mogelijkheden liggen voor transmedia storytelling op het gebied van documentaire. Ondanks de complexiteit van de transmediale vorm en de verschillende expertises die bij een transmedia productie komen kijken, zijn de mogelijkheden en de resultaten van de aanpak de uitdaging waard. De twee analyses van het project DementieEnDan laten zien dat de transmediale vorm handvatten creëert om op een innovatieve manier naar serieuze maatschappelijke onderwerpen te kijken. Bovendien zorgen de diverse elementen samen voor een actieve media-ervaring die aanhoudende betrokkenheid stimuleert doordat gebruikers iet met het materiaal kunnen doen. De diverse elementen van DementieEnDan die de makers voor de transmediale vorm hebben ingezet, hebben elk verschillende doelen en proberen ook op verschillende manieren doelgroepen aan te spreken. Door de inzet van de transmediale vorm en daarmee de inzet van diverse media-uitingen op verschillende platforms, kunnen verschillende doelen en verschillende doelgroepen bereikt kunnen worden. Deze verbreding van de te bereiken doelgroepen in combinatie met de grote impact die een transmedia documentaire project creëert, vormen de kern van de toegevoegde waarde van de transmediale vorm voor documentaires en daarmee de grote geschiktheid voor, met name, documentaires die zich richten op maatschappelijke situaties en problematiek. 48
Hoewel het onderzoek naar de case study DementieEnDan heel specifiek is, is duidelijk geworden dat de transmediale vorm kansen biedt voor het genre documentaire en voor het onder de aandacht brengen van sociale situaties en problematiek. Het is echter wel zinvol om de mogelijkheden van de transmediale vorm in documentaire context verder te onderzoeken. Aangezien de academische literatuur over transmedia documentaires nog beperkt is en ook makers de meest effectieve toepassing van de transmediale vorm nog aan het ontdekken zijn, is het interessant meerdere transmedia case studies aan een analyse te onderwerpen. Door een productieanalyse en een analyse van de mediateksten te combineren met de literatuur, wordt een koppeling gemaakt tussen de academische wereld en de beroepspraktijk. De inzet van de transmediale vorm zorgt voor een verbreding en verdieping van de betrokkenheid, de levensduur van projecten wordt vergroot en de transmediale vorm zorgt ervoor dat er een veel bredere doelgroep bereikt kan worden. Transmedia storytelling, de impact is zoveel groter.
49
7. Bibliografie Aufderheide, P. "The camera as consience: How social issues inspires moving documentaries." The Chronicle of Higher Education 45.9 (1998): 87-8. Bulkley, Kate. “Tools of attaction: creating multimedia content for games and TV shows: Audiences now expect stories to be told in new ways across different platforms, but commissioners often fail to produce compelling transmedia content” The Guardian. 6 June 2011. Dena, Christy. Transmedia practice: theorising the practice of expressing a fictional world across distinct media and environments. Diss. (proefschrift) University of Sydney, 2010. Documentary Network. “Documentary and New Digital Platforms: an ecosystem in transition.” Observatoire
du
Documentaire.
2011.
Documentary
Network.
Juni
2014.
< http://www.obsdoc.ca/res/pdf/Observ_20110203_Study.pdf>. Gaudenzi, Sandra. The Living Documentary: from representing reality to co-creating reality in digital interactive documentary. Diss. (proefschrift) University of London, 2013. Grierson, John. "First principles of documentary (1932-1934).” Nonfiction film theory and criticism. Red. R.M. Barsam. New York: Dutton, 1946. 19-30. Hermes, Joke, en Maarten Reesink. Inleiding televisiestudies. Amsterdam: Boom, 2003. Hirsch, Karen, en Matt Nisbet. "Documentaries on a mission: How nonprofits are making movies for public engagement." Center for Media & Social Impact. 2007. School of Communication American
University
Waschington,
DC.
Mei
2014.
. Jenkins, Henry. “Transmedia Storytelling: Moving characters from books to films to video games can make them stronger and more compelling.” MIT Technology Review. 15 januari 2003. Februari 2014. < http://www.technologyreview.com/news/401760/transmedia-storytelling/>. Jenkins, Henry. Convergence Culture: where old and new media collide. New York University Press, 2006. Jenkins, Henry. "The revenge of the origami unicorn: Seven principles of transmedia storytelling." Confessions
of
an
Aca-Fan.
12
december
2009.
Februari
2014
. Jenkins, Henry. "Transmedia storytelling and entertainment: An annotated syllabus." Continuum: Journal of Media & Cultural Studies 24.6 (2010): 943-958.
50
Jenkins, Henry. “Transmedia 202: Further Reflections.” Confessions of an Aca-Fan. 1 augustus 2011. Mei 2014. . Karlin, Beth, en John Johnson. "Measuring Impact: The Importance of Evaluation for Documentary Film Campaigns." M/C Journal 14.6 (2011). Meijer, Irene Costera. "The colour of soap opera: An analysis of professional speech on the representation of ethnicity." European Journal of Cultural Studies. 4.2 (2001): 207-230. Meijer, Irene Costera. "Impact or content? Ratings vs quality in public broadcasting." European Journal of Communication 20.1 (2005): 27-53. Moloney, Kevin T. Porting Transmedia Storytelling to Journalism. Diss. (Master of Arts) University of Denver, 2011. Nash, Kate. "Modes of interactivity: analysing the webdoc." Media, Culture & Society 34.2 (2012): 195-210. Nichols, Bill. Introduction to documentary. Indiana University Press, 2010. O'Flynn, Siobhan. "Documentary's metamorphic form: Webdoc, interactive, transmedia, participatory and beyond." Studies in Documentary Film 6.2 (2012): 141-157. Pase, André Fagundes, Ana Cecília Bisso Nunes, en Marcelo Crispim da Fontoura. "One Subject, Many Paths. Transmedia Communication In Journalism." Brazilian Journalism Research 8.1 (2012): 63-76. Rabiger, Michael. Directing the documentary. Elsevier, 2009. Sangalang, Angeline, Jessie M. Quintero Johnson, en Kate E. Ciancio. "Exploring audience involvement with an interactive narrative: implications for incorporating transmedia storytelling into entertainment-education campaigns." Critical Arts 27.1 (2013): 127-146. Scolari,
Carlos
A.
"Lostology:
Transmedia
storytelling
and
expansion/compression
strategies." Semiotica 2013.195 (2013): 45-68. Scott
Stevenson,
Julia.
"The
interactive
documentary
in
a
cross-platform,
community
context." Academia., Conference Proceedings of Expanding Documentary 2011, december 2011, Macquarie University Auckland. Vol. 1, No. 2. 2011. 181-188.
51
8. Bijlagen 8.1 Bill Nichols – Documentaire typologie Nichols begin zijn overzicht met de ‘poetic mode’. Deze vorm van documentaire bestaat vaak uit ruw filmmateriaal dat filmmakers vervolgens selecteren en arrangeren tot een samenstelling van associaties en patronen; zoals kleur, ritme, beweging en vorm. Het doel is niet zo zeer het overreden van mensen of de overdracht van informatie. Het draait veel meer om de stemming of gemoedstoestand die de film oproept, de sfeer die het creëert en de toon die wordt gezet. De realiteit wordt in een poëtische documentaire gepresenteerd als een verzameling subjectieve impressies, losse associaties en fragmenten. Kenmerkend is een focus op ambiguïteit en fragmentatie. De film krijgt, door de poëtische invulling van de filmmaker, een esthetische integriteit (2010, 102-105). De tweede wijze die Nichols beschrijft, is de ‘expository mode’. Bijzonder voor een medium als film, dient het beeld bij deze vorm als ondersteuning van het gesproken woord. Het commentaar biedt ons het argument of perspectief van de film en wordt gebruikt om de beelden te organiseren en een betekenis te geven. De montage ondersteunt dit perspectief of argument, wat wel omschreven wordt als ‘evidentiary editing’, vrij vertaald als het monteren ten behoeve van de bewijskracht. De nadruk ligt op het goed onderbouwde argument en de indruk van objectiviteit die het creëert. Dit alles gebeurt door middel van een autoritaire voice-over, of een autoritaire stem in beeld, die de gebeurtenissen op beeld beoordeelt. De kijker wordt daarbij direct geadresseerd en aangesproken (2010, 105 & 107). De ‘observational mode’ is de derde vorm in het overzicht. Observeren wat er gebeurd, zonder interventie; maar ook zonder commentaar, titels in beeld, interviews etcetera. Sociale actoren zijn, zonder oog voor de filmmaker, in interactie met elkaar. Het gedrag dat de kijker observeert, moet zelf geïnterpreteerd worden, waardoor de kijker actiever wordt in het toekennen van een betekenis. De filmmaker lijkt onzichtbaar en participeert niet. Het idee is dat wat we zien, ook zou hebben plaatsgevonden zonder aanwezigheid van de camera, waardoor bij de kijker een gevoel van betrokkenheid ontstaat door de focus op het persoonlijke, directe en intieme. De rol van de filmmaker wordt daarbij ook wel ‘fly on the wall’ genoemd (2010, 109-114). De volgende vorm die Nichols bespreekt, is de ‘participatory mode’, waarbij de documentairemaker ook een sociale actor wordt. Hij of zij gaat met de (hoofd)personages van de documentaire in interactie. Hierdoor krijgt de kijker een idee van hoe het voor de documentairemaker is om onderdeel uit te maken van een bepaalde situatie en hoe deze situatie mogelijk veranderd door zijn of haar aanwezigheid. De maker kan hierdoor onder andere de rol aannemen van ‘mentor, criticus, ondervrager of provocateur’. De relatie tussen de filmmaker en het subject van de film staat centraal. Hoe gaan zij met elkaar om en welke machtsrelaties gaan daarmee gepaard? Aangezien deze interactie 52
de focus heeft, ontstaat wat we zien op beeld alleen vanwege de aanwezigheid van de filmmaker en de camera. Interviews vormen één van de belangrijkste vormen van contact tussen de filmmaker en het subject. Vaak proberen filmmakers een representatie te geven van het directe contact met hun omgeving of ze proberen een bepaald historisch perspectief of een belangrijk sociaal fenomeen te representeren (2010, 116 & 118 & 121 & 123). Documentaire vorm nummer vijf is de ‘reflexive mode’. Deze vorm wil dat de kijker documentaire ziet als constructie of representatie, waarbij de onderhandeling tussen de filmmaker en de kijker centraal staat. Deze films willen ons bewust maken van de complexiteit van het representeren van anderen. Zelfbewust en zelfkritisch zijn belangrijke kenmerken en er worden vraagtekens gezet bij de authenticiteit van het genre documentaire. Onze verwachtingen en aannames van documentaires als kijker worden op de proef gesteld. De kijker wordt aangespoord tot een intenser bewustzijn van wat documentaires representeren en de relatie die we als kijker hebben tot het medium. De reflexiviteit van de film kan zich richten op vorm, met een nadruk op onze verwachtingen en aannames van het genre documentaire. Ook kan de film een politiek perspectief aannemen, waarbij niet onze relatie tot documentaire centraal staat, maar de aannames en verwachtingen ten opzichte van de wereld om ons heen (2010, 125-128). Nichols sluit zijn overzicht af met de ‘performative mode’, een combinatie van werkelijkheid en verbeelding. Door de focus te leggen op de subjectieve en affectieve dimensies van de wereld om ons heen, wordt de complexiteit van onze kennis over deze wereld benadrukt. Er is ruimte voor subjectieve ervaringen, gevoelens en herinneringen. Er is sprake van meer subjectieve vormen van representatie, er worden minder conventionele narratieve structuren gebruikt en er is op poëtisch vlak meer vrijheid. De films wijzen de kijker niet op de werkelijke wereld, maar spreken ons vooral op een expressieve en emotionele manier aan. De films hebben een uitgesproken en specifieke kijk op de wereld, vaak van de filmmaker zelf, en proberen het publiek een gevoel van affiniteit voor dit perspectief mee te geven. Vaak richten de documentaires zich op de subjectiviteit van groepen die onjuist gerepresenteerd worden of juist ondervertegenwoordigd zijn. Het gebruik van fictieve technieken wordt niet geschuwd. Het perspectief kan heel klein, specifiek en persoonlijk zijn. Bijvoorbeeld de ervaring van één persoon en de emotionele complexiteit ervan (2010, 131-134).
53
8.2 Transcript interview Ireen van Ditshuyzen Interview: Amsterdam, 06-05-2014 Intro - herhaling uitleg waar scriptie over gaat M: Ik vroeg me allereerst af welke elementen essentieel zijn voor een goede documentaire? I: Moet lachen en denkt even na. Dat het het gevoel geeft dat het betrouwbaar is, dat het klopt. Dat is essentieel. M: Dat de kijker het idee krijgt.. I: Ja, dat het moet kloppen en wat prettig is, is als mensen zich er op enige manier mee kunnen identificeren. Dat ze kunnen kiezen voor iets of tegen iets. En dat is eigenlijk wat je wilt. En wat ik zelf heel graag wil is dat je wat meer zicht geeft op de ingewikkelde verhoudingen binnen de samenleving. Dat is wel mijn ultieme doel. Om daar iets aan.. voor te doen. Om daar iets aan bij te dragen. .. Kijk schoonheid is prachtig, maar schoonheid kan vrijblijvend zijn. Dat hoeft het niet te zijn, dat kan het zijn. En ik hoop dat de schoonheid zit in de mensen die je filmt en dat je daar ontdekt van.. waarom de mensen interessant zijn. Of complex, maar heel interessant zijn. En ook waarom je van ze kunt gaan houden. Dat vind ik wel essentieel, dat laatste. Want ik denk dat het van belang is dat je eh, dat je ziet hoe hoe hoe iets zich ontwikkelt. Dat is het fijne van een documentaire dat je dat ontwikkelen kunt zien, zeker als je langdurig filmt. En waardoor je de betrouwbaarheid kunt meten van het gedrag, maar ook de intentie van mensen of dat je je er wel of niet behaaglijk bij voelt. Dat zijn allemaal dingen waarvan ik denk dat speelt.. dat is één lange tocht om dat voor elkaar te krijgen. M: Is het dan ook zo dat u altijd echt de personages het liefst voor een langere tijd wil volgen? I: Ja dat is wel mijn voorkeur, dat heb ik ook heel veel gedaan. En ik ben ook heel vaak teruggekomen hè, na een aantal jaren. En dat geeft helemaal een interessant inzicht. Maar ik vind het lang ergens zijn heel prettig omdat mensen mij vergeten, als persoon die iets komt halen, maar dat je erbij bent en dat je het ziet en dat ze je geloven. Ze moeten mij ook geloven, net zoals ik hen moet geloven.. moeten ze mij geloven. En dat is in sommige gevallen niet het geval. Dan denk ik van nou.. dit lijkt me helemaal niks, maar dan is het wel interessant in de film om één zo iemand erbij te hebben. M: Waarbij je juist die frictie voelt… I: Precies en van die anderen kun je dan houden en bij die ene denk je van nou…. Wat gebeurt hier eigenlijk? En dan let je beter op. M: Je voelt aan dat er iets niet helemaal klopt... (I: Precies) Ja. Dat past ook wel bij de volgende vraag, namelijk waar streeft u naar bij het maken van uw documentaires? I: Dat je inzicht geeft in de samenleving is het eigenlijk hè en dat je er iets mee kunt hè. Dat vind ik wel essentieel dat.. Het moet zo toegankelijk zijn dat mensen ehm moeten zien waarom het hen bevalt. Het is meer een spiegel hè. Een documentaire die goed is die geeft ook de mensen die thuis zitten te kijken een idee van ‘God, hoe zou ik dat dan doen?’ of ‘Waarom zou ik dat nou niet doen, of zou ik dat wel kunnen?’ En dat is essentieel. M: Een soort reflectie bij de kijker… I: Ja, dat je activeert. 54
M: En zijn er dan ook specifieke thema’s en onderwerpen te benoemen die u het meeste aanspreken? I: Nou, niet speciaal. Ik vind verhoudingen tussen.. altijd verhoudingen en spanningen tussen rijk/arm, ziek/gezond, wit/zwart wel altijd spannend, omdat we toch met z’n allen… we zitten samen op die aardbol.. ja. Dan moet je wel een beetje door. Dus eigenlijk is dat waar het om gaat. Het kan me niet zoveel schelen eigenlijk waar, hoe en wat. M: Vooral de verhoudingen tussen mensen… I: Dat je daar toegang toe hebt. M: Ja, want je hebt natuurlijk ook documentaires over bijvoorbeeld één artiest… I: Ja dat is prachtig hoor. Kijk zoals Johan Simons, die nu steeds meer prijzen krijgt, die theaterregisseur die nu in Duitsland werkt. Die heb ik vier jaar geleden twee jaar lang gevolgd. En dat is dus een theaterman. En die kende ik al heel lang hoor, 20 jaar/25 jaar. En dat is een hele interessante man, omdat ie de thema’s waar ik ook altijd mee zit, ehm altijd meeneemt in zijn stukken. Waar die ook werkt, in België, Frankrijk, overal. En toen ik met hem aan het filmen was, hem volgde, vond ik dat dat.. dat gewerk van hem, geploeter om iets boven te halen dat vond ik echt fantastisch, want dat is eigenlijk wat je als documentairemaker ook doet. Je probeert iets eruit te halen, waarvan je niet zeker weet of het gaat lukken en dat zag je hem ook met theater doen. En dat proces had ik dus gefilmd. En ik heb hem niet geïnterviewd. Omdat ie altijd prachtige taal spreekt en je altijd denkt het klopt niet helemaal. Dat weet ie ook van mij hoor. Dus ik heb anderen geïnterviewd over hem. Ja, want ik dacht dat ga ik allemaal weggooien in de montage. Dat ga ik allemaal weg.. dan denk ik och wat handig bedacht, maar het werkt niet. M: Hij weet heel goed hoe die… I: Ja het is een theaterman, die goochelt met woorden en het was.. ik had hem net weer aan de telefoon want hij had weer een prijs in Berlijn en ik vertelde hem ook waar ik nu mee bezig was en dan zegt ie ooh dat gaan we volgend jaar samen doen. Wat ook gebeurt hoor, ik bedoel dat zegt ie niet zomaar, maar het is zo grappig hoe die dat met gemak doet. En het is ook knap want hij onthoudt het altijd meteen, hij begint dan uit zichzelf weer over waar ik mee bezig ben en dan pakt ie het weer op, maar het is echt een donderstraal zullen we maar zeggen. Dus ik mag hem heel graag en ik roep ook altijd ‘je bent ook een beetje een beest’. Maar dat kan allemaal. En dat is dus ideaal, dat je dus zoveel vrijheid van elkaar kunt verdragen dat je tot iets puurs komt waardoor hij ook weet… Ik zei ‘nou ik ga je niet interviewen’, want ik zeg ‘je doet net alsof ik je psychiater ben. Je zegt wel dat je 6 keer naar de psychiater… dat zal best, doe dat nou maar zelf thuis, maar ik ga jou niet interviewen want ik krijg toch niks cadeau.’ Dan krijg je weer een schijnbeweging. Lachen, lachen, lachen. M: Terwijl als je het aan die andere mensen vraagt, dan kom je echt tot de persoon wie hij is.. I: Precies. En die mensen werken met hem. En dat is heel veel interessanter dan dat ik daar gewoon even vrijblijvend.. dus dat was grappig. Maar het is heel erg leuk, dat moet je eigenlijk toch eens zien, want dan zie je namelijk hoe je toch kunt komen daar waar ik ook hoop dat het kon komen met hem. Want hij is een kunstenaar, kunstenaars en artiesten hebben altijd een verkooppraatje, dat moet ook. Dat kan niet anders. Dus je moet daar doorheen, of je moet er omheen. En toen dacht ik.. M: Bij hem moest u er omheen… I: En hij vindt het nog steeds fantastisch hoor. Hij vindt het ook leuk dat iemand dat ziet. 55
M: Hoe je hem het beste kunt benaderen.. I: Ja en hoe die mij niet kan verleiden tot mooie taal. Hij krijgt.. hij verkoopt zichzelf graag zo. M: En was hij zelf ook blij en verrast met het resultaat? I: Ja… Zijn vrouw zat er ook nog in. Elsje de Brouwer, die krijgt ook steeds meer prijzen. Ja ja ja, hij heeft het gezien natuurlijk, voordat het definitief werd afgemonteerd. Nee en eh, ‘zo is het’, zegt ie gewoon. Kijk, mensen die goed zijn die weten dat ook heel goed. En je moet dus absoluut nooit in een onderdanige rol gaan zitten. Dat is essentieel bij elk interview. Als je in een onderdanige rol gaat zitten ben je al.. ja, dan is de helft van je eigen karakter weg, dus je krijgt ook helemaal niet zoveel te zien van de ander. Dan moet je echt… M: Maar aan de andere kant lijkt het me dat je ook weer niet teveel aanwezig moet zijn. I: Nee, maar kijk het gaat meer om de.. je hebt twee manieren.. je hebt interviews en je hebt situaties waarin je mensen kunt volgen. En het volgen natuurlijk, dat is de boodschap. Daar gaat het om, dat is ook zijn werk. Hoe hij werkt, is zijn boodschap. Daar kun je hem ook in terug vinden en ook in zijn gezucht en gesteun als ie er niet uitkomt. Dat is ook heel goed te zien. En als ie echt zenuwachtig is… hij slaapt niet de nacht voordat hij de première heeft. Maar dat is ook echt allemaal waar. Maar een interview daarover zou nooit wat opleveren, want dan krijg je woorden. En woorden kun je echt… iedereen kan alles zeggen. Maar je moet het gedrag zien en dat koppelen aan wat er gebeurt en dan heb je het verhaal. Dus het kan wel bij kunst, of bij schoonheid of bij artiesten of acteurs, maar ehm eigenlijk mensen die zich niet bewust zijn van hoe ze in verhouding staan met anderen. Wel wat ze willen en wie ze zijn maar niet… dat is het mooiste. Want die kun je volgen in het proces met anderen en dan krijg je een tweede gezicht. M: Ja. Het valt me inderdaad op, bij deze documentaire over Johan Simons heeft u dan wel interviews gebruikt maar verder is het veel volgen wat u doet. I: Ja.. zeker bij dementie, want het gedrag is de ziekte. Gedrag is de ziekte en ik heb wel een beetje geïnterviewd, maar niet zoveel. M: Ja, want dat viel me ook inderdaad bij de educatieve clips.. dat het stukje interview iets meer naar voren komt. Dan zitten de vragen er ook nog in. I: Ja, maar dat is speciaal voor de educatieve clips. En dan is het ook handig, omdat de vraag erin zit. En dan gaat de kijker mee met de vraag. Dan wordt ie zich meer bewust. M: Ook omdat ze zo kort zijn natuurlijk. I: Ja, je moet veel sneller to the point zijn. Maar dat is een totaal ander verhaal. Educatief materiaal maken is heel moeilijk. Iedereen denkt dat dat tenslotte wel kan, maar het is heel erg veel moeilijker want het moet precies een volgorde van verhaaltjes bij elkaar zijn die toch op één.. in één trein zitten. Je moet ergens aankomen. Nou dat is heel lastig. Terwijl bij een film kun je zoeken. Je mag mee op de melodie van het leven zullen we maar zeggen. Dat is een heel ander verhaal. M: En kunt u uw persoonlijke motivatie omschrijven voor het maken van documentaires? I: Oh, ik ben ontzettend nieuwsgierig. En ik vind dat we met z’n allen verantwoordelijk zijn voor hoe we met elkaar omgaan en dan is documentaire een goede invalshoek. Ik vind de de de… ja, wat vind ik… ik vind dat de mensen op dit moment te weinig naar elkaar kijken. Dat vind ik heel erg. Mensen 56
ontwijken ogenblikkelijk in trams, treinen, bussen, de blik van elkaar. Zeggen niks terwijl ze naast je gaan zitten, nou ik begrijp echt niet waarom. En het is zo ongezellig. Het is echt zo ontzettend ongezellig. M: En iedereen zit ook steeds op z’n telefoon te turen. I: Ja en zit voor zich uit te staren, of naar dat apparaatje. En dan zit eigenlijk tussen ons in, zo’n apparaatje. En dat vind ik heel erg, want dat is niet goed. En het is vooral niet goed voor jongen kinderen lijkt me, want die moeten nog een beetje ontdekken hoe en wie al die anderen zijn. M: Ja. Ik geloof ook dat een groot percentage van de kinderen onder de twee jaar al op een Ipad zit. I: Ohja, dat is een spel. Maar ja, ouders vinden het lekker want het kind is rustig. M: Hoe zou u uw stijl van documentaire maken omschrijven? I: Ooh dat weet ik echt niet. Ik ben daar nooit mee bezig. Ik denk dat, als het maar klopt denk ik. De stijl is beschrijvend misschien, ik bedoel.. beeldend. Maar… ja, wat ik probeer is dat er… dat er op twee of drie niveau’s een werkelijkheid inzit. Dus de taal dat is één, maar dat kan misleiden. Het gedrag moet een toets zijn van de taal. En dan de omgeving van zo’n persoon, dat is eigenlijk wat ik zoek. Waardoor je kunt begrijpen waarom die persoon zo is. Dus dat zijn de drie niveau’s waar ik me altijd op begeef. M: Zou je het dan observationeel, of fly on the wall kunnen noemen, als je het in een hokje moet stoppen. I: Ja, vast, dat zegt iedereen. Maar dat weet ik niet hoor, ik bedoel.. Wat de basis is, is dat je je research zo doet, dat je personen hebt waar je op kunt bouwen. Ik denk dat de research, dat wordt zo vaak onderschat, de camera is prima enzo.. als je een goede cameraploeg hebt ben je al heel ver. Ofschoon die heel belangrijk waren bij DementieEnDan. Het waren echt mannen op leeftijd, net zoals ik en dat zorgde ervoor dat je veel verder kwam in het vertrouwen van hen naar ons. Dat wij ook wel wisten, met onze ouders of familieleden, wat doodgaan is, wat ziek zijn is. Waardoor je geen vreemde in huis hebt. Want dat is het ergste hè, dat mensen toch denken dat wij vreemd blijven. Want dan bevriezen ze en dan krijg je nooit een openheid en mensen moeten natuurlijk wel proberen om open te blijven. Ook al voelen ze die camera, maar de meeste vinden… Die camera verdwijnt bij hen. M: Ja, dat is wel bijzonder. Dat komt door die langere periode waarschijnlijk. I: En door de research. Ik ga echt heel vaak van tevoren langs. Eerst zoek ik uit wat ik wil, dan test ik het verhaal, dat check ik ook. Ik ga controlevragen stellen later. Dan moet ik heel goed weten waarom ik die persoon wil, dan heb ik dus nog wat reservepersonen. Dan ga ik een dag filmen en dan zeg ik de hele tijd ‘dit kan ik nog allemaal weggooien’. Maar de tweede en de derde dag dan moet ie definitief, dan moeten ze ook een quitclaim tekenen. De tweede en derde dag dat is definitief. Dat is lastig, dat kan ik niet meer weggooien want ik dat een paar jaar volgen en dat begrijpen mensen wel hoor en dan worden ze eigenlijk heel trots dat ze een beetje uitverkoren zijn. Dat zij bijzonder zijn. Maar het blijft hangen en wurgen, want ik bedoel één keer een verkeerd telefoontje en je bent weg hoor. Niet dat het mij is overkomen, maar tussendoor ben ik nog steeds met de mensen bezig die in de film zitten. Dat vind ik ook gewoon. Ze bellen me op, of ze zeggen waar ze naartoe gaan op vakantie. Ik heb vorige week gegeten met één familie en drie weken daarvoor met een andere familie. En ik vind dat dat hoort, ik vind dat wel… en dat begrijpen zij ook wel en dan gaan ze weer van alles vertellen en de kinderen ook. 57
M: Omdat ze je toch wel iets heel groots toevertrouwen. I: Ja. Ze hebben meegemaakt wat de effecten zijn nu hè na afloop. Dat ze nog steeds worden herkend in musea. Ja, dat vinden ze fantastisch. M: Ja, vinden ze dat positief? I: Ja. En dat komt wel een beetje door die lange duur. En ze voelen zich niet gebruikt, dat is echt belangrijk. M: Ja, dat lijkt me wel het belangrijkste inderdaad. I: Ja en als je snel werkt heb je de kans dat mensen zich gebruikt voelen. Maar het is wel heel anders werken met zo’n… kijk die families.. Ik had een stevig kader gemaakt in de research met de VU, vanwege daar de kliniek, met professor Scheltens. Hij is slim, dat is ook wel prettig en weet ook waarom hij het doet, het is niet dat hij denkt van ‘oh, even leuk op de tv’. M: Nee en hij weet het ook wel goed over te brengen. I: Ja en dat is belangrijk en dan had ik natuurlijk heel veel congressen bezocht wat ik echt helemaal niet zo leuk vindt. Maar ik had al vanaf het eerste… ik ben vier jaar bezig geweest met het hele verhaal. Het eerste jaar ben ik al op congressen geweest en heb ik iets gezegd over wat ik wilde. En als ik dan drie honderd mensen zie zitten, dan hoor je ze al veel beter praten. Ik herken ook de twijfel bij mezelf. En dan denk ik ‘oh, daar weet ik niet genoeg van’. Dus je gaat helemaal voorbereiden, toen was ik nog niet aan het filmen, op wat is er aan de hand? Waarom moet ik het zo en zo doen? En hoe doe ik dat dan? En dat blijft om je heen hangen, dus dat hele proces, die aanloop, die research, die is heel essentieel voor mijn eigen behendigheid en overzicht voordat ik ga draaien. En dat maakt ook dat mensen mij eerder betrouwbaar vinden dan, want ze weten wel dat ik er mee bezig ben en dat ik ook de belangrijkste mensen in Nederland bijvoorbeeld ken die daar over gaan of die er iets interessants over zeggen. Dat maakt dat ze je gaan vertrouwen, op alle niveaus. En dat moet ook bij zo’n zo’n intensief proces, maar ook bij wat zij uiteindelijk laten zien. Het is toch een naakt verhaal voor ze. Het is toch bar, het is niet een leuke mededeling van we gaan trouwen. En ze hebben allemaal hebben ze er geen enkel moment spijt van gehad. Ik dacht steeds oh dalijk bellen ze op en dan zeggen ze ‘dat kon niet die vraag’. Maar dat is nooit gebeurd. En ik stel ook eigenlijk helemaal niet zoveel vragen hoor. Ik laat het gewoon gebeuren en ik zeg af en toe van ‘goh, hoe gaat dat dan?’ M: En dan komt het vanzelf.. I: Ja, mensen vertellen het graag hoor. En in ons vak zijn we natuurlijk beter.. wij luisteren beter dan menig arts of verzorger, omdat dat ons vak is. En zij zijn functioneel, dus ze zijn kortaf. Moet binnen vijf minuten, of binnen acht minuten. En ze zijn dus heel veel meer een .. een moment pakken ze. En wij zijn het zo gewend om mensen integraal te zien. M: Ja en echt met aandacht naar ze te luisteren. I: Ja en opbellen bij verjaardagen of cadeautjes bedenken. Dat hoort er allemaal bij en dat is ook heel gewoon hoor. En ik vind het enig want ik zie nu dus dat het klopte.. Want ja ik vond het wel goed gaan, maar ja kan ik dat wel overzien? Kan ik dat wel overzien? En ook bij de première enzo. Al die dingen vonden zij enig, omdat ze eruit gelicht werden. Maar ze bleven trouw en ze zijn nu nog net zo trots dat ze mee hebben gewerkt als toen. Dat is prettig. Dat is echt een heel mooi… dat is echt een
58
heel mooi cadeau eigenlijk voor het hele werkproces. En ik moet ook zeggen dat dat te maken heeft met de cameraploeg hoor en uiteindelijk de editor. M: Heeft u daar ook bewust voor gekozen, dat het wat oudere mannen waren? I: Ja, stevige mannen. Ik dacht van nou oké… Als je namelijk in een kamer zit, waar iemand iets niet kan dan is het vreselijk als je daar lang bij bent. Je wil de hele tijd helpen. Nou dat kan niet, maar je moet toch helpen op een ander niveau. Nou dat betekent dat je mensen moet hebben die enige wijsheid hebben en dat is heel erg belangrijk. En dat maakt het ook eigenlijk tot een feestje hoor, wat dan lukt. M: Maar u heeft dus inderdaad wel persoonlijk gekozen voor deze mannen, omdat zij dat echt aankonden? I: Ja en rustig bleven, want een hele goede cameraman waar ik ook mee gewerkt heb die werd zenuwachtig. Die wordt soms zenuwachtig en dat is uit, uit.. Dat is absoluut oké hoor op zich, maar dat is lastig bij mensen die zelf een beetje zenuwachtig zijn. M: En was die research bij, u heeft al eerder een drieluik gemaakt.. Vergeten over mensen met Alzheimer, was het daar net zo intensief of.. I: Ja ja ja, daar hebben we ook vier jaar lang gefilmd hè. Ja, langer. Toen was de ziekte nog niet zo bekend als begrip. Nee daar heb ik langer gefilmd en dat was in Amsterdam, louter in Amsterdam en daar was de wetenschap nog helemaal niet op temperatuur. Dus ik kon helemaal niet veel doen in klinieken.. Er zit een arts in. Groot verschil, echt een groot verschil. M: Maar qua intensiteit van de research was het wel vergelijkbaar? I: Ja, net zo. Ik ging half jaren negentig trouwen geloof ik, ja. En toen waren ze ook allemaal op dat feest. Ik had ze allemaal uitgenodigd en ze hebben gedanst enzo. Ja de mannen waren geloof ik allemaal al overleden, maar de vrouwen waren er allemaal en die vonden het enig. Eén zei ‘je hebt helemaal geen bessenjenever’. M: (lacht) Daar had u dan weer niet aan gedacht.. I: (lacht) Goed toch? Maar het was een heel groot feest hoor met 400 mensen. Het was een feest met Surinaamse muziek en het was totaal anders dan mensen dachten. Maar zij waren er en het was heel erg leuk. En ik doe dat wel vaker. Als ik iets heb wat ik heel speciaal vindt, nu hoop ik maar één keer in m’n leven te trouwen natuurlijk, maar het is meer dat je.. Ik hou.. ik kan. Dat kan ik wel, dat heb ik geleerd in ieder geval, laat ik dat zeggen, dat ik heel vertrouwelijk ben en toch afstand heb. En dat is eigenlijk het vak van documentaire maken. Ik weet niet of je daar al ooit iets over heb gelezen, dat weet ik eigenlijk niet. Ik hoor daar mensen nooit over praten. Kijk, wat je doet is je probeert een informatief verhaal te maken met een hoge emotionele lading om de betrokkenheid uiteindelijk verder in de maatschappij te richten. Daar heb je twee dingen heel erg voor nodig. Dat is intuitie en makkelijke omgang en afstand. En als je die afstand niet hebt, red je het niet. Want de afstand maakt dat je de kwaliteit garandeert. En die afstand… ik zie soms mensen veel te klef worden en dat is echt vreselijk… Of te persoonlijk. Onmogelijk. Kijk, ik vertel die mensen heel makkelijk wat over Frank of over weet ik veel wat, gewoon van die kleine dingetjes waardoor ze denken dat ze alles weten. Maar ze weten niks en dat moet ook zo blijven. Nou dat is van belang en dat zie je.. en ik weet niet hoe dat bij de jongere generatie zit. Ik ken mensen nog van 40 die documentaire maken, maar jongeren niet, die hebben daar misschien wel een ander idee over. Dat weet ik eigenlijk niet, ben ik wel benieuwd naar. Want ik denk ze moeten niet met mij bezig zijn. Kijk, je bent.. Ze gaan mij Googlen natuurlijk, 59
iedereen Googelt. Dat is een ramp eigenlijk. Het kan me niks schelen eigenlijk, maar mensen weten eigenlijk alles als ik binnenkom. M: Ja, van wat ze op internet kunnen vinden in ieder geval. I: Ja en dat geeft ook al voor… dan kunnen ze nee zeggen nog voordat ik binnen ben. Dat heeft een voordeel. Maar daar zit niet veel persoonlijks in natuurlijk, behalve wat ik gemaakt heb. En eigenlijk is dat makkelijk voor mij.. Vroeger moest je dat vertellen. Dan moest je vertellen van ‘ja ik heb nu zoveel jaar bij de VPRO gewerkt en dan dat en dan dat..’ En dan houd je je mond en dan houden zij ook hun mond, want ze weten niet.. wat moeten ze daarmee zeggen? En dan zit je dus met een beetje raar gedoe. Maar door tijd.. als je lang met iemand omgaat, die mensen zijn ook zo gewoon aan mij. Ik geef ze dan iets speciaals, omdat ik weet dat ze daarvan houden en dan hebben ze niet begrepen dat ik dat gezien heb. Dus een bepaalde kleur bijvoorbeeld. Ja, daar houd je wel van hè die kleur.. Ja, die kleur had je vorig jaar.. ‘Oooh’. Kijk dat is een beetje je vak. Dat is zorgen dat die persoon zich veilig voelt op alle mogelijke manieren en dat je het toch leuk houdt door een soort.. ja vriendschap is het niet. Door een soort sympathie en afstand. En die afstand is, die wordt altijd vergeten. M: En hoe bewaakt u die afstand? I: Nou ja, gewoon door af toe.. Kijk je kunt, je kunt.. Ik weet beter wat mijn einddoel is dan zij. Dat kunnen ze niet weten, dus ik probeer af en toe, praat ik daarover. Wat ik graag zou willen en dan maak ik afstand. Zodra je het over, vanuit je vak bekijkt. Dan zeg ik ‘nou dat werkt niet zo. Ik denk niet dat dat zo aan de orde is’. M: Ja precies en in de gaten houden wat je persoonlijk met ze deelt.. I: Ja. Zij willen ook altijd meteen kussen hè, tegenwoordig wil iedereen altijd meteen kussen. Dat doe ik in het begin niet en op een gegeven moment na een jaar of anderhalf en zeker als mensen verdrietig zijn, dan geef ik ze een wang. En bij de één doe ik het makkelijker dan bij de ander, maar dat is natuurlijk altijd zo. Maar ik ben daar heel voorzichtig in. En nu, nu ik dus geen werkverhouding meer met ze heb, nu kan ik ze gewoon een kus geven. En die mannen die.. (maakt een beweging van een stevige omhelzing) M: Ja, dus er zit een verschil in de periode van tijdens het draaien en daarna. I: Ja. Tuurlijk, tuurlijk. M: Wie wilt u bereiken met uw documentaires? I: Ja, kijk als het via televisie gaat dan bereik je de massa… Wat dat is weet ik ook niet. Dan moet je zorgen dat je verschillende niveaus aanbiedt. Dat is echt zo. Maar dat vind ik altijd wel, want ik zou niks willen maken wat heel eenduidig plat is. Ehm, sensatie is heel gevaarlijk. En sensatiezucht nog erger. En eigenlijk is wat ik probeer te doen, is dat wat de werkelijkheid is.. Moedige mensen vaak, met karakters, echt karakters, dat moet je laten zien. Dan moet je laten zien wat het proces is van het verhaal. De ziekte of de veerkracht. Dat probeerde ik bij dementie steeds te koppelen aan elkaar. Dus nooit alleen de ziekte, maar altijd iets erna wat up is, waardoor ze toch weer willen leven en er zin in hebben. Dat te koppelen is van belang en uiteindelijk wil ik natuurlijk dat in totaal laten zien tot een waaier van mogelijkheden van keuzes voor kijkers. En dat heeft een verschillend niveau. De één heeft … Meneer Brinkman, de dominee, theoloog plus scheikundige, die zegt dan bijvoorbeeld de zin ‘ik weet niet welk woord ik het eerst vergeet’. Dat is prachtig. Maar dat horen natuurlijk een heleboel mensen niet, maar de mensen die een beetje bedreven zijn in taal die horen het wel. Die denken ‘oh!’. 60
Dat is een beetje wat je doet hè, dus je rangschikt steeds niveaus van het verhaal en dat moet je doen. Want de mensen die laaggeschoold zijn, maar wel een groot instinct hebben hoor vaak, die moet je ontzettend goed bedienen op de warmte, op de aardigheid, op de mogelijkheden die er zijn. Praktisch, heel praktisch. En de meer geschoolden, die moet je af en toe een cadeautje geven. En dan gaan ze er allemaal van houden, want dan herkennen ze zich en dat is eigenlijk het doel. En wie het dan zijn… M: Dus ook voor DementieEnDan had u niet een specifieke doelgroep in gedachten? I: Nee, wat ik natuurlijk met dat educatieve materiaal.. het is heerlijk om educatief materiaal te maken. Dat doel, is dat je zo gericht materiaal kunt maken voor beroepsgroepen. Dan heb ik al het gevoel van nou dat heb ik goed gedaan voor dat. En nu ook nog voor.. en ja dat het een 8.2 waardering kreeg en meer dan een miljoen kijkers, dat is natuurlijk wel top. Dus ja, dat is eigenlijk de waardering. M: Ja, precies. En als je kijkt naar de vorm die jullie hebben gekozen, hoe zou u dat dan zelf omschrijven? Transmediaal, multimediaal, cross-mediaal… I: Ja, ik denk op dit moment moet je het op alle niveaus proberen. Dat is oké, dat is leuk. Wat ik eerst probeer te doen is het verhaal goed te maken, dat is mijn taak. En ik denk dat jonge mensen beter zijn in de snelle vormgeving van YouTube achtige dingen, maar die maken soms denkfouten. Want je moet wel zorgen dat als je mensen filmt in het ene verhaal, dat dat nog wel klopt als je het snel maakt en fluffy zullen we maar zeggen. Dat moet wel kloppen, je moet ze niet daar wegmoffelen of minder belangrijk maken. Dus je moet dat goed in de gaten houden en dat is een soort inzicht. Maar het is wat dat betreft goed gegaan. Ik denk dat… ten tijde van de campagne waren we ongelofelijk op Twitter. Dat is leuk. Dat vonden hier de mensen het meest leuk en ik vond het enig, maar ik bedoel zij waren van ‘ooh!’. De hele tijd door en leading, weet ik veel. (M: Ja, trending topic heet dat) Ja trending topic twee dagen ofzoiets, dat was echt fantastisch. Wat ik vond is.. ja wat ik leuk vind zijn die campagneactiviteiten in het land. Dat vond ik echt, dat moet ik zeggen.. Dat kwam ook weer door die rare congressen waar ik overal naartoe moest. Nou ja, dat is echt vreselijk op zich, maar wel heel erg bruikbaar en inzetbaar, want je kent al die organisaties en ze kennen mij. En ik sta daar niet om te beoordelen, ik ben aandrager en ik ben alleen maar vertaler. Nou dat is een heerlijke rol en ze kunnen je niks kwalijk nemen want de werkelijkheid ligt vast. Ik ben maar een luikje, heerlijk. En dat is het prettige gevoel dat je op een gegeven moment voelt dat het land het doet en daardoor hebben we hoge kijkcijfers hoor. Niet omdat de omroepen dat zo ontzettend goed hadden gepromoot. Dat hebben ze ook gedaan hoor, want ze roken wel een beetje dat het een kans was, maar door die campagne in het land is er natuurlijk heel goed gekeken. M: Hoe is het idee tot stand gekomen voor een dergelijke transmediale campagne? I: Voor de campagne? Oh, ik zit altijd met campagnes. Ik wil altijd campagnes. Dat komt een beetje, ik heb in de jaren 60 heel actief in een studentenbeweging.. zat ik in de Nederlandse studentenraad. Daar deden we niks anders dan allerlei activiteiten in alle universiteitssteden. Dus ik ben heel erg van het organiseren en zorgen dat mensen zelf iets doen, want dan pakken ze de boodschap beter op. Nou dat ben ik blijven doen, dus altijd als ik kansen zie om een activiteit erbij te doen of een voorstelling ’s avonds of een theatervoorstelling erbij of van alles, dan doe ik dat. Omdat het dan een ander niveau krijgt en het andere mensen ook weer activeert. Eigenlijk is dat het leukst en het kan heel makkelijk. Je moet er wel tijd in stoppen en dus ook geld, maar het is niks leuker dan dat want het loont. Het loont absoluut. M: Ja. Toen ik u vroeg of ik u mocht interviewen, gaf u aan dat u al langer een dergelijke campagne in gedachten had, maar pas bij dit idee de toegevoegde waarde zag. 61
I: Ja. Dit is de meest uitgebreide die ooit gelukt is. Dat komt ook omdat ik vanaf het begin ben gaan inzetten op meer geld voor de campagne. Daarvoor doe je dat altijd tenslotte. Als het gaat lukken denk je van nou nu moet ik nog snel veel er omheen doen, snap je? Dan doe je dat later, maar dat was nu niet. Dus daarom was ik ook heel happig op al die congressen in het land en op alle universiteiten en allemaal heb ik ze bezocht en hallo gezegd, om maar.. om maar de breedte te maken. En ja, als je dat goed breed aanpakt, dan krijg je natuurlijk toch wel meer succes. Alleen het kostte wel heel veel meer tijd dan ik vermoedde hoor. M: Om alle verschillende elementen te laten kloppen? I: Nee, dat gaat vanzelf. Kijk het verhaal. Een mensenleven is een mensenleven, dat gebeurt allemaal binnen een mensenleven, maar het gaat er meer over dat je er zo op moet letten.. Dat niet samenwerken bijvoorbeeld, dat wist ik niet, dat mensen zo slecht samenwerken. In heel Nederland, dat is overal waarschijnlijk, maar ik merk het dan in de gezondheidszorg is dat echt een punt. En dan merk je als je tegen die wat zegt bij de universiteit en dat wil niet zeggen, en die heeft collega’s bij een andere universiteit, dat wil niet zeggen dat die collega’s van die andere universiteit het doorgeseind krijgen. Dat moet je dus de hele tijd zeggen. Dat zijn allemaal eilandjes en dat is echt niet oké. En daar zit een beetje.. Dat kun je overstijgen door bijvoorbeeld de hbo scholen waren heel actief en daarvan zitten er wel twaalf in het land. Nou, dan heb je dat al in die steden en dan moet je nog zorgen dat je de universiteiten meekrijgt. Nou je moet niet denken dat als ik bij de VU ben, dat ze dat in Limburg dan leuk vinden. Die willen dat ik in Limburg ben, dus ben ik ook een keer naar Limburg afgereisd. Was ik in Limburg, dan begon Groningen te piepen. En die hebben allemaal andere opvattingen en het gaat er altijd over bij hen.. gaat het op een andere manier en heel vaak, daar kunnen ze niks aan doen, als de ene universiteit geld krijgt voor dat, dan kan de andere universiteit dat niet krijgen. Je ontdekt per dag ongeveer van ‘oh jee, dat geven ze helemaal niet door aan elkaar, wat raar’. Ze zijn het ook niet gewend. Ik heb bij een aantal mensen nu ook geëvalueerd en die zijn helemaal verbaasd als ik het vertel. Dat ik het niet begrijp waarom ze zo doen. Ik zeg van ‘ja sorry hoor, je deed het gewoon niet’. ‘Ja, ja god, wat raar eigenlijk’. Zo automatisch niet doen dus. Nou dat vind ik wel typisch. In dat kleine kikkerlandje van ons. M: Wie hebben er allemaal een rol gehad in het ontwikkelen van een transmediale campagne? I: Ook Carolijn natuurlijk. Carolijn is natuurlijk een maatje, die heb ik lang geleden gevraagd mee te komen bij een campagne, Verleden van Nederland, waar ik toen eindredacteur voor was en producent. M: Ja, dat was al eerder een soort vergelijkbaar project. I: Ja, maar dan anders. Ja, ja, ook met vertakkingen met boeken enzo. En ook overal een inleiding tijdens die weken. Toen ben ik ook in alle steden geweest in heel Nederland ongeveer. Ook zo interessant. Friesland, die hebben elf steden. Nou, ik heb het geweten. Die werken niet samen, die gaan aan een tafel zitten en zeggen ‘wij van Sneek’ en dan komt er een verhaal en dan zegt iemand ‘wij van Dokkum’ en dan hebben ze niet geluisterd naar elkaar. Dat is echt niet.. je kunt het niet geloven. Je denkt echt dat zijn fabeltjes, maar dat is niet waar. Nou goed kijk, het leert dus wel dat Nederland.. Ik dacht echt altijd van waarom.. dat mensen zo tegen Amsterdam aan kijken begrijp ik wel een beetje kapsones lijers, Amsterdam is natuurlijk een rare stad. Altijd denken ze dat ze iets beter kunnen, maar dat ze zo bozig zijn andere steden is wel raar. Want ze doen er zelf helemaal nooit wat tegenover en dat is een eigenlijk een beetje wat er gebeurt en dat doet ook iedereen in de zorg. Dus de VU daar was ik vanwege de jong dementen, niet vanwege de VU op zich, vanwege het onderzoek daar naar jonge dementie. Dus ik was daar, nou bijna ben je dan al verdacht dat ik daar ben. Ja, nou dat had ik niet zo bedacht. 62
M: Dat iedereen meteen heel achterdochtig is.. I: Nou, het is geen achterdocht, het is jaloers, het is rivaal. Maar het gaat uiteindelijk natuurlijk om aandacht en dat betekent ook echt dat.. en het komt ook doordat ministeries dan krijgen dat ze in Amsterdam zo goed zijn. M: En misschien helemaal omdat Amsterdam wel vaker de aandacht opslokt. I: Ja, zeker en het gaat ook.. het is begrijpelijk en het gaat ook.. het gaat ook over geld. Het gaat heel ordinair over geld. M: En wat is volgens u het verschil tussen een op zichzelf staande documentaire en een dergelijke campagne? I: Nou de impact. Daar zit natuurlijk het verschil in. Ja, dat is ontzettend veel groter. En ik vind zelf.. ik heb een warm pleidooi twintig jaar geleden gehouden voor een speciaal fonds voor maatschappelijke documentaires. Want de fondsen die in Nederland zijn sinds 1989 ongeveer, twee fondsen. Fonds voor de film, dat is een ander fonds, dat is wat chiquer, dat is echt voor films. En het Mediafonds, die zijn er speciaal voor cultuur. En dat is toen wel gemaakt zo, omdat de omroepen toen nog de maatschappelijke documentaires betaalden. Maar die hebben zich teruggetrokken. Nou, toen kwam de financiering dus onder druk te staan. En toen heb ik een pleidooi gehouden voor een maatschappelijke fonds voor de documentaire. En ehm dat is helaas mislukt. En dat is heel jammer, want eigenlijk zit daar wel een punt. En dus als je een campagne organiseert en je maakt meer maatschappelijke ophef, heb je ook meer kans op geld, op een ander niveau. Niet voor de film, maar voor de activiteiten en dat loont ook. Dus je doet twee dingen, je hebt twee punten waarop je koerst. Dat zijn de producties, de filmproducties, alswel de activiteiten in de organisaties. Bewust maken, activeren, samenwerken, scholen. En die twee polen genereren geld. Maar hier (maakt een scheiding tussen twee punten op tafel) is dus veel minder. Hier krijg je veel minder dan hier. Dus dat was ook een goede koers. M: Ja en u gaf vorige keer ook aan dat het invloed heeft op hoe lang het zichtbaar blijft. I: Ja, hoe lang het doorwerkt. Zo zat ik twee weken geleden nog in Nijmegen in een collegezaal met 350 mensen. Dat is het verhaal. M: Ja en dat is bij een televisiedocumentaire anders.. I: Ja. Dat is eenmalig en dan nog twee keer herhalen, dan mag je gelukkig zijn. En het is ook jammer. Het moet natuurlijk bij mensen aankomen en het moet toegankelijk blijven. Dus je moet inderdaad de patiëntenverenigingen mee hebben en je moet zorgen dat je daar vriendjes mee blijft. M: En dat gaat makkelijker op deze manier.. I: Ja, zeker, want als ze alleen zijn durven ze niks te zeggen over filmproducties. M: Hoe hebben jullie samengewerkt met de fondsen en organisaties. I: Oh ja, kijk dat is altijd hetzelfde. Dat is allemaal heel keurig en aardig. Nou het voordeel is dat ik natuurlijk al heel lang documentaires maak, dus die mensen kennen mij. Dat scheelt een stuk. Carolijn kent ook een aantal mensen langzamerhand door haar werk, dus ja als mensen je betrouwbaar vinden, heb je kans. Maar dan nog is het een ritueel, het zijn dansjes hè.
63
M: Hebben de organisaties ook directe invloed gehad op het project? I: Neeeeee. Nee, nee, nee, nee, nee, nee. Dan zou het nooit klaar zijn gekomen. M: Is het dan met de VU bijvoorbeeld anders? I: Oh ja, dat is een andere.. die mensen hebben hun eigen fantasie en hun eigen leven. En die zien heel goed het nut van goed samenwerken. Maar niemand heeft ooit een directe rol in de inhoud gehad. M: Ook niet met de educatieve clips? I: Nee, ik laat ze toetsen. Toetsen wel hoor, dat vind ik terecht. De doelgroep moet kunnen toetsen, want wij hebben geen duizend ogen. M: Hebben zij van tevoren aangegeven wat ze graag zouden willen? I: Nou, dat hebben wij gevraagd. We hebben partnerdagen georganiseerd, daar kon iedereen komen om iets te zeggen tegen ons. ‘Let daarop, of doe dit.’ Nou dat vind ik prima. Maar verder geen echte invloed. Ze zeiden eigenlijk allemaal hetzelfde. Behandelen en bejegenen. Nou dat is prima. Het leuke is dan wel dat je dan voelt.. Kijk, het leuke is wel als ik dat steeds vertel, een proces doe ik een paar jaar lang, want ik ben steeds bewust dat die mensen allemaal gaan kijken. Dat is heel goed hoor, dat houdt mij ontzettend bij de les. ‘O nee, die mensen zeggen domotica.’ Weet jij wat domotica is? Domotica is echt.. dat zijn allemaal snufjes in huis, technisch, met sensoren enzo zodat je iemand langer thuis kan houden. Je wordt begeleid waar de wc is, dan gaat er een lampje aan enzo. Nou, maar dat zei ik dan weer tegen hen, maar al die huizen waren nog niet zo ver. Kijk, mijn broer dementeerde en wij hadden van die sensoren die hem naar de wc begeleidden ’s nachts. Dat was na vijf maanden over, want toen kon die dat helemaal niet meer, maar het was wel handig. Dus ik was me ontzettend bewust van het feit dat dat er is. Maar het grappige is dat ik dat dan zei op zo’n partnerdag en dan hadden mensen zoiets van ‘nou, dat is wel interessant’…. Ja! Dat zijn je rechterogen en oren thuis. Want dan kan de familie zelf doorslapen. Nou dat zijn hele eenvoudige dingen, maar zo gaat het eigenlijk. Je bent de hele tijd bezig van ohja dat is handig en dat en dat. En ik ben natuurlijk op zoek gegaan naar de beste huizen die er waren. Kijk alles is een tocht, zoeken, maar het is wel heel leuk werk. M: En zorgde de transmediale vorm voor bepaalde obstakels of moeilijkheden? I: Nou, alleen voor geld vind ik. Dat vind ik het lastigst. Ik kan me niet herinneren dat er veel obstakels waren, behalve dat het altijd gezeur is. Ja, dat hoort erbij. M: En misschien dat de educatieve clips moeilijk te maken waren? I: Dat ze moeilijker te maken waren dan ik had verwacht. Nou had ik er natuurlijk zelf ook helemaal geen tijd voor. En er zaten wat jonge mensen op en dat is ook niet altijd verstandig. En de alleraardigste mensen hoor, maar dat is niet verstandig omdat die de didactiek, laten we maar zeggen, nog niet zo doorhebben. Als het een aardig verhaaltje is dan denken ze dat het een aardig verhaaltje is, terwijl je toch een punt moet maken wat eindigt op één punt. Daar gaat het over, dan moet je daar naartoe werken. Nou dan kun je niet mensen die hier stage lopen kwalijk nemen dat ze daar verantwoordelijk voor zijn. M: Bent u wel tevreden met het eindresultaat?
64
I: Ja, nee ik hoor steeds nog van de vereniging van.. hoe heten ze ook alweer.. Ferenzo en andere specialisten dat ze het materiaal fantastisch vinden en heel erg intensief gebruiken. De NHG gebruikt het intensief. Waardering van 7.5, ook heel goed bij huisartsen. Op scholen wordt het heel intensief gebruikt, de universiteiten. Het zit ook in sommige systemen hè, in de e-learning, dus dat is natuurlijk fantastisch. M: En is dat met de documentaires hetzelfde, hoort u daar ook nog steeds reacties over? I: Ja de docenten. Er is een professor, dat is ook aan de VU, Rosemarie Dulbers, die heeft het materiaal helemaal in haar website gezet en in haar interactieve mededelingen naar alle oproepcentra in Nederland. Die heeft, dat is een speciale methode, heel aardig en die heeft daar goed aan gewerkt. Zij zegt ik neem altijd stukjes en dat doet ook de hoogleraar uit Nijmegen en uit Groningen.. Die nemen de film mee en halen daar korte stukken uit en die gebruiken dat. In colleges. M: Ohja, dus zij maken eigenlijk hun eigen clips uit de documentaire.. I: Absoluut en die nemen ze ook mee naar congressen. Twee weken geleden waren we in Indonesië, drie steden. (M: Oh wauw) Ja, grappig hè. Dat er daar dan zo’n klein filmpje draait. En laatst was ik op de Universiteit van Nijmegen met Bernadette. We zijn die hele wereld ingeklommen. Het is leuk als mensen het waarderen. Dat is leuk. M: Voor welk soort thema’s en onderwerpen denkt u dat een transmediale vorm het meest geschikt is? I: Alles wat de maatschappij aanraakt. Alleen je moet zorgen dat je dus waanzinnig veel tijd kunt investeren in de relatie, in je netwerk. En weet je wat wel, moet je je voorstellen als je iets filmt, dan ben je exclusief. Andere mensen praten of doen en als je iets aanbiedt van film heb je met z’n allen een collectieve ervaring als je kijkt. Dat geeft de basis voor de discussie over veranderen. Zo moet je het zien, wij zijn.. dus we hebben een uniek vak om dat juist op gang te brengen. En ik kan weer weggaan zonder dat het erg is. Het materiaal blijft, dat is ook heel prettig. En anders, mensen moeten altijd op congressen bij elkaar komen om te overleggen, nou dat kan natuurlijk maar twee keer per jaar. M: Ja, dus dat is veel beperkter. I: Ja en materiaal is wat dat betreft heel inzetbaar. M: Ja, want jullie hebben nu natuurlijk gekozen voor documentaires die via televisie zijn uitgezonden en dan de educatieve clips natuurlijk en dan nog de interactieve muziekgame. Wat is volgens u de kracht van elk medium? I: Oh, ja, dat is totaal verschillend. De interactieve website kan gebruikt worden thuis, als mensen nog goed zijn maar niet veel meer weten, kun je muziek introduceren. Wat heel weinig gebeurt, dat is heel jammer. (M: Ja?) Ja, dat gebeurt volgens mij veel te weinig. Ehm, het is heel voor de hand liggend maar het gebeurt te weinig. Eigenlijk het educatieve is altijd in een leeromgeving en ja televisie is massa en de kijkcijfers hebben verteld dat mensen dus graag een vertelling willen, waar ze niet alleen een ziekte.. waar heel veel mensen bang voor zijn dat hen overkomt, maar ook de mogelijkheden laten zien en ik denk dat laatste is denk ik de opening geweest. Als we het alleen over ziekte hadden gehad, dan was er veel geschreid en gehuild, maar verder niet. En doordat er mogelijkheden inzitten dat je mensen vitaal ziet zijn en van alles ziet doen, dat maakt dat je.. je hart raakt opgelucht tenslotte. Je bent verdrietig, maar je gaat ook van ‘goh, kijk hoe mooi ze nog speelt’. (Pianiste uit de documentaire red.)
65
M: Oh ja, die vrouw is geweldig. Wat een prachtig mens om te zien spelen. I: Ja en dat is waar.. van die vrouw kun je houden. En dat geeft dus de opening naar goed kijken en het opslaan. M: En de interactieve muziekgame.. waarom hebben jullie ervoor gekozen om die via een website te presenteren? I: Ja, dat is.. vanwege geld volgens mij. Dat moet je aan Carolijn vragen, dat weet ik niet. Dat is een ingewikkelde toestand geworden. En dat kwam, daar was iets ingewikkelds aan. Maar het is uiteindelijk wel gelukt, maar het is een.. Ik weet niet of die goed gebruikt wordt. Eigenlijk moet ik even tegen Bernadette… er kan wel weer een mailtje uit naar de.. M: Of ie goed wordt ingezet.. I: Nou, ja op het vmbo enzo. Dat is natuurlijk wel, kijk muziek is natuurlijk wel handig voor mensen die niet zo geletterd zijn. M: Om een gesprek op gang te krijgen.. I: Ja, nou het is heel eenvoudig gewoon. Heb je hem gezien? Heb je het ook geprobeerd? (M: Ja) Eigenlijk is het heel eenvoudig. M: Ja en het is interessant omdat de professor in de documentaire ook zegt dat muziek nog zo lang intact blijft. Dat het mensen het gevoel geeft dat ze weer even de controle terughebben. I: Ja en hun eigen gevoel. Ja, tot aan de dood hè, dat is echt heel bijzonder. M: Wat was bij het project DementieEnDan het belangrijkste dat jullie wilden laten zien? I: Beiden. De veerkracht, ja. De ziekte plus veerkracht. Het proces van ziekte omdat iedereen daar hele wonderlijke ideeën over heeft, maar vooral de veerkracht. Dat je nog heel lang van alles kan. M: Ja en wat waren voor u de criteria voor het kiezen van de hoofdpersonages en hoe zijn jullie uiteindelijk tot deze personages gekomen? I: Nou ja, dat heb ik ook in het begin even genoemd. Je moet karakters hebben, echte persoonlijkheden die verschillen. Liefst van milieu en omgeving. Nou jong dementen was duidelijk, één werkte nog toen we begonnen, de ander was al in de ziektewet. (M: En dan de migrantenfamilie..) De migrantenfamilie is natuurlijk duidelijk. Daar hebben we ook heel lang naar gezocht hè. Anderhalf jaar geresearcht. M: Komt dat omdat het bij hen meer een taboe is? I: Ja. Het is in die cultuur absoluut.. een geestesziekte daar praat je niet over, die houd je binnen. M: Dus het is ook veel minder bekend? I: Ja ook dat, maar ook de verhalen er omheen zijn onduidelijk. Dus het is geen ziekte, dan hoef je niet naar de dokter. Dus je moet iemand thuis houden en opsluiten. M: Zou u na uw ervaring met DementieEnDan nog een keer voor een transmediale vorm kiezen? I: Oh ja, ik ben altijd voor. Liefst nog een paar boeken erbij.
66
M: Is er ook al zicht op? U bent nu natuurlijk met een nieuw project bezig. I: Dat weet ik niet, dat is nog te puur. Volgende week zitten we bij de omroep. M: En wat was er anders aan dit project in vergelijking met de andere projecten waar u hiervoor aan heeft gewerkt? I: Dat het veel breder was. En een veel groter effect had. Maar dat komt ook omdat we zo breed hebben ingezet en zo langdurig. M: Krijgt u daar ook andere reacties door? I: Nu? Ja, ik kan nergens komen of mensen beginnen over dementie. Dan roep ik ‘Ben nog net niet’. Dan moeten ze wel lachen. Nee dat is echt.. dat is het. M: En hoe hebben jullie specifiek de keuze gemaakt voor en de documentaires en de educatieve clips en het interactieve element? I: Dat ontstaat vanzelf. De keuze voor het educatieve materiaal is ook voorspelbaar, als je weet welke doelgroepen je wilt bedienen en daar hadden we goede contacten mee. Dus huisartsen is heel belangrijk. Mijn hoofddoel was steeds de huisartsen hè. Ik wilde.. Dat kwam door mijn broer. Die had een huisarts, een aardige man van een jaar of 38, maar die wist niks van die ziekte. En daar heb ik een keer mee gepraat, samen met de kinderen van hem, van mijn broer en die, die bleek echt niks te.. Toen zei ik ‘wat raar, want het is wel een dorp waar heel veel oudere mensen wonen.’ Nou blijkt het inderdaad zo te zijn dat de universiteit heel weinig aandacht besteed aan dementie. Dus ja, dan kun je ook niet herkennen wat die ziekte is. Want mensen gedragen zich helemaal keurig als ze een hand moeten geven aan de dokter. Dan is er niks mis. Nou toen dacht ik ‘ahaaa, het doel. De huisarts’. Dat was in mijn achterhoofd de trigger. En toen ben ik ook meteen naar de NHG gegaan, het Nederlands Huisartsen Genootschap en daar werd ik ontvangen, dat wel. Keken mij wazig aan en zeiden ‘ja, we zullen wel zien’. Dat was nota bene ook en werkend huisarts, die zat twee dagen daar op kantoor en twee dagen had ze een eigen praktijk. En toen heb ik gevraagd, dat moet je ervoor over hebben, of ik bij de bijscholingscursus van de huisartsen mocht zijn. Toen hoorde ik van de VU dat er een nieuwe standaard gemaakt zou worden voor huisartsen met criteria. Dat hoorde ik ook van de hoogleraar in Nijmegen, op de Radboud Universiteit. Toen dacht ik ‘ahaa, via dat ga ik naar de NHG’. Het Huisartsen Genootschap in Utrecht. Toen heb ik een paar avonden meegemaakt, want huisartsen die daar bijgeschoold werden.. Ik ben heel erg geschrokken. (M: Ja?) Ja, daar kunnen ze niks aan doen, ze waren zo moe. Mensen zijn moe. Die moesten om half 7 vergaderen tot 10 uur en dan moeten ze nog twee uur in de trein naar Groningen. En dat is de crème, dat is de crème van de huisartsen, want die willen bijgeschoold worden. Dus toen had ik een oud contact van de vorige film, uit de jaren ’90, dat was Anette Wind, dat is een hoofddocent aan de Leiden universiteit en huisarts in Hoorn en tegen die zei ik van ‘Anette ik moet met je overleggen want ik ben daar en daar mee bezig en zo pak ik het aan. ‘Oh’, zei ze, ‘ik geef een speciale training voor kaderhuisartsen, kom maar’. Nou, dus toen heb ik daar filmpjes laten zien en dat was de opening dat uiteindelijk ook het Huisartsen Genootschap in Utrecht mee ging doen. En Anette Wind, professor/dokter zal ik maar zeggen, dat scheelt ook. Je kunt het niet geloven, maar dat scheelt. Die heeft mij helemaal in dat kader geduwd en toen was ik binnen. Toen kon niemand meer zeggen van ‘nou, nee, dat doen we niet’. M: Oh ja, als zij meedoet dan.. Hoe heeft u de ontwikkeling van het project ervaren? Het is natuurlijk een heel langdurig proces geweest.
67
I: Nou, trekken en duwen. Ja, dat is het altijd. Niets gaat vanzelf. Ja en als je de deur dicht krijgt, dan moet je toch maar weer de achterdeur proberen hè. Dat is ook altijd.. dat is echt waar. M: Is dat veel gebeurd? I: Ja, dat gebeurt altijd. Mensen vinden je lastig, want je bent een spiegel. En als je een spiegel bent moet je oppassen, maar het is wel heel leuk als dan uiteindelijk de voordeur weer open gaat. En het gaat mij nooit over waarom niet hoor, het gaat bij mij altijd om waarom wel. Je kunt wel zeuren over ‘waarom hebt u het nou zo gedaan’, maar pff. Je kunt veel beter vergeten, een beetje glimlachen en dan door. Denken van ik probeer het nog wel eens, ik kom nog wel even terug. Dat is ook bij geld. Mensen sturen dan een brief. Ik heb, dat is wel een leuk voorbeeld, ik heb één klein fondsje, dat was een hele aardige mevrouw, die had een prachtige afzegbrief geschreven toen wij geld vroegen. Een prachtige brief, dus ik heb haar gebeld. Toen heb ik gezegd ‘ik vind de brief zo mooi, ik zou graag met u in contact komen. Ik vind het zo’n mooie brief, ik wil u bedanken voor uw brief’. Nou… Toen zei ze ‘oh, wat leuk’. Ik zeg ‘ja echt, ik heb nog nooit zo’n mooie afzegbrief gekregen’. Maar ik zeg ‘nou wil ik er wel een gezicht bij zien’, zei ik toen. Een paar dagen later zat ik op de thee en het was een enige vrouw dus ik zei ook ‘dat is mijn plan’. Nou… ‘Nou’, zegt ze, ‘ik moet toch nog eens nadenken’. Je begrijpt een paar maanden later… Dat is eigenlijk de manier. Je moet zorgen dat mensen.. En het is echt zo, sommige van die fondsen zijn fantastisch hoor, daar zitten directeuren of directrices die zijn heel erg geestig, alleen moet je dat ontdekken. En via zo’n brief ontdek je dat niet. Dus je moet contact maken. M: Ja, ze krijgen waarschijnlijk dagelijks verzoeken binnen, dus je moet je wel onderscheiden. En in zo’n persoonlijk gesprek.. I: Ja het was echt een heel leuk gesprek. Ze was ook bij de première, heel leuk. Nog een paar van dat soort mensen, die zijn ontzettend grappig. En als ik ze tegenkom, ik kus ze niet, maar ik zou ze wel willen kussen want zij hebben wel precies geholpen. Ja, het is heel grappig. M: Dat lijkt me ook heel moeilijk, want je hebt de hulp van die mensen nodig, maar je hebt eigenlijk persoonlijk contact nodig om die mensen echt uit te leggen wat je van plan bent. I: Ja, dat is altijd. Dat is de vergissing van nu dat alles via mail en Iphone kan, dat is echt onzin. De helft moet je echt.. Mensen moeten je echt gaan geloven en dat doen ze niet via zoiets. M: En ze moeten het je ook gunnen. I: Ja, gunnen is ook heel belangrijk en denken van ‘god, daar doe ik iets goeds mee’. Maar daar moet je ze dus echt voor leren kennen en dat kost heel veel tijd. Dat is echt het enige wat je kunt zeggen. Maar ik denk wel, kijk ik heb dat heel lang gedaan nu hè, sinds 1970 doe ik dat eigenlijk dat werk. Dus ik weet wel een beetje hoe dat gaat en ik ben ook niet zo gauw ondersteboven. En ik houd ook altijd heel lang vol. Totdat ze een beetje denken van ‘… sjoh, daar heb je d’r weer’. M: Ja, dus doorzettingsvermogen is wel belangrijk. I: Ja, vasthouden, doorzetten, anders kun je niks voor elkaar krijgen. En het wordt steeds moeilijker. M: Is de reden dat u dementie nu gemaakt heeft, na Vergeten, ook omdat u die ontwikkeling zag? I: Ja, ja ja ja. De wetenschap. Ja zeker. Die wetenschap, kijk iedereen wil medicatie. Dat is bij heel veel ziektes toch niet echt aan de orde, dat lijkt wel maar dat is niet zo. Eigenlijk is het wel interessant dat dat zo, bij de ziekte van Alzheimer. Kijk ze hebben de MRI scan, die is uitgevonden in 1989, dat 68
wil zeggen dat er toen in Nederland de eerste MRI scan was. Dat was op de VU. Waardoor je ook een plaatje van je hersenen kon maken en daar begon dus eigenlijk het onderzoeken mee. En dat was vlak voordat ik die film maakte over Vergeten, maar toen gebruikten ze hem er nog niet voor. Grappig hè. Dus daarna wel en toen dacht ik ‘haa’. En toen kwam ik, toen begon mijn broer te dementeren, toen zag ik die huisarts. Toen dacht ik nou kijken hoe het ervoor staat, dat die man nou nog niks weet, dat vind ik wel heel erg stom en dat was voor mij natuurlijk een trigger. Ik dacht van ‘hmm.. universiteiten niet?!’ Nou zo gaat dat en zo gaat het eigenlijk altijd hoor. Je komt op een gegeven moment in het gewone leven, kom je iets tegen waarvan je denkt ‘nou, het kan niet waar zijn!!’ En daar kun je zo wat mee doen. En dat is ook leuk, want dan ben je heel gemotiveerd. M: Dat viel me ook wel heel erg op, dat die veerkracht zo’n belangrijke rol speelt en dat maakt het heel mooi. Wat kan er nog wel? I: Ja, dat maakt het open en anders maak je iets gesloten. En het ergste van televisie is een beetje dat mensen de ziekte pakken en niet de veerkracht, maar dat is.. dat vind ik een misverstand. Een heel erg misverstand. Ze denken dat ze meer kijkcijfers krijgen hoe erger, hoe erger. Des te beter voor de kijkcijfers.. maar dat is niet zo. Mensen willen er uit. M: Ze willen ook hoop krijgen tijdens het kijken.. I: Ja natuurlijk. Je moet denken van ‘god, ik kan nog wat doen’. M: Ook mooi dat daar nog zo veel elementen voor zijn. Muziek, licht, bewegen. I: Ja en muziek dat vind ik wel heel mooi. M: Ja, dat die vrouw er in zit, maakt de film heel sterk. I: Ja, die zag ik spelen op een congresje. M: Oh, zo heeft u haar ontmoet? I: Ja. Je moet wel je proberen te zeggen zo op het laatst…
69
8.3 Transcript interview Bernadette Kuiper Interview: Amsterdam, 08-05-2014 Intro: Over de samenwerking met Ireen. B: Ireen is de baas. M: Ja, als het gaat om wie er de baas is, in hoeverre is er een balans tussen Docs en Carolijn en Ireen? Kun je daar iets over zeggen? B: Dat is best lastig, dat was best lastig. M: Ja, want Docs komt als het ware voort uit het bedrijf van Ireen. B: Ja, het zijn co-producenten. Het zijn voor dit project zijn het co-producenten. Maar eigenlijk is Ireen de baas. Ireen is inhoudelijk verantwoordelijk. Zij is eindredacteur zeg maar, dus onder alles wat we maken staat haar handtekening. En omdat zij zo’n dominante stempel drukt is het dan lastig, omdat Carolijn dan soms wel eens een beetje zei van ‘zo gaan we het doen’, maar als Ireen dan zei van ‘nee, we gaan het zo doen’ dan was uiteindelijk had..was Ireen de baas. Dus dat was wel lastig. Dat was ook voor mij lastig, omdat ik dan heel erg moest schipperen tussen die twee. Want ik zit aan de uitvoerende kant. M: Ja en je ‘hoort’ eigenlijk bij Carolijn. B: Ik hoor bij Carolijn, Carolijn is mijn baas, maar .. Ireen toch ook. Dat was soms heel lastig, omdat ik natuurlijk moest proberen om tussen die twee weg te blijven. En Ireen had ook heel makkelijk de weg naar mij gevonden natuurlijk, dus die zei dan tegen mij dat ik een aantal dingen op een bepaalde manier moest doen en dan ging ze gewoon om Carolijn heen. Dus dan moet je wel, dan moest ik wel.. Dat was soms lastig. M: Ja, dat lijkt me een moeilijke positie inderdaad. Moet je dat dan eerst voorleggen aan Carolijn of ga je daar je eigen weg in vinden… B: Ja.. het was ook een beetje zelf bepalen dan wat het beste is voor het project en wat je zelf kan. Als het.. ja dat was uiteindelijk de afweging die je maakt. Als ik het zelf beter vond om het op een bepaalde manier te doen en Ireen wilde het op die manier, dan deed ik het uiteraard op die manier. Tenzij het.. voor mij is Carolijn de baas, dus ik overlegde het dan wel altijd met Carolijn. Kijken wat zij ervan dacht en ehm.. Maar het was wel.. Kijk, omdat ik.. Carolijn die had natuurlijk.. die verloor ook zicht op de vloer, wat er gebeurde en natuurlijk ook op het team, wat er mogelijk was in het team. Wat de verschillende capaciteiten waren van de teamgenoten, dus daarin had ze mij ook nodig. Dat ik haar vertelde van ‘dit gaan we niet trekken’ of ‘dit en dit werkt niet op die manier’ of ‘we hebben te weinig mankracht daarvoor’. Dus dan moest ik dat met haar zien op te lossen. M: Was je de enige die binnen Docs op dit project zat? B: Nee, nee nee. Er was een heel team. M: En die werkten ook allemaal bij Docs op kantoor? B: Ja, we hadden een heel blok met dus een uitvoerend producent, met Inge, maar die kwam er pas veel later op. En dan hadden we nog een, zeg maar, begeleider van de campagneweek, dus die hield 70
alle activiteiten bij en die richtte de week in voor Ireen. Dan hadden we ook een stagiair en die bleef zo lang dat ze uiteindelijk gewoon assistent was en dan hadden we ook nog een productieassistent en dan hadden we ook nog een redacteur en die redacteur die hielp ook met de educatieve clips. M: Was dat Monique of was dat iemand anders? B: Nee, die was dus weg toen inmiddels. Dus we begonnen eigenlijk eerst met Monique en toen kwam ik erbij en we hadden toen ook een uitvoerend producent en een productieleider, maar dat ging niet, dat ging niet goed. Dus toen ging de productieleider ging er af en toen werd ik projectleider en dat is dus een beetje een gekke functie in documentaire, maar ik was dus een beetje de spil tussen alle verschillende onderdelen. Tussen de inhoud en de productie en alle verschillende campagnedingen. M: Ja, dus heel inhoudelijk maar ook organisatorisch. B: Ja, omdat ik natuurlijk eigenlijk researcher was, maar op een gegeven moment ging ik van onze overleggen verslagjes sturen naar iedereen van dit hebben we besproken en dit zijn de to do’s en ik hield dat ook bij in een actielijst. En die actielijst werd eigenlijk een soort spil van het project. Dus toen ik op een gegeven moment.. bleek .. ik moest dus in de bespreking eigenlijk alles bijhouden wat iedereen zei, dus op een gegeven moment was ik op kantoor degene die het beste wist wat er speelde in de verschillende dingen omdat ik alles bijhield, bij had gehouden en die mailtjes stuurde. Die eigenlijk heel slecht gelezen werden, maar ik wist het dus allemaal. Dus zo werd ik projectleider, terwijl het eigenlijk de uitvoerend producent is. Terwijl ik eigenlijk helemaal niet de skills heb van een uitvoerend producent. Ik had nooit een begroting gemaakt of dat soort dingen. M: Nee, maar dat laatste heb je nu ook niet gedaan toch, of wel? B: Nee dat heb ik niet gedaan. Ik heb toen wel het contact met de financiers heb ik overgenomen. En dus alle afspraken met de fondsen bijgehouden. Maar het team rammelde heel erg, dat was het moeilijkste, ik weet niet of Ireen dat ook gezegd heeft, dat was het moeilijkste van de campagne. Dat het de.. die uitvoerend producent die dus wegviel en de productieleider, nou Monique ging weg en.. dus zo ging er veel kennis verloren. M: Jullie moesten steeds weer een nieuw iemand inzetten.. B: Ja en daardoor was.. werd ik steeds belangrijker omdat ik op een gegeven moment de langste was die op het project zat en het meeste wist van alles. Dat was best zwaar, omdat ik eigenlijk nul ervaring had in deze wereld. Maar door gewoon heel nauw samen te werken met Carolijn en Ireen ging dat goed, omdat Carolijn mij begeleidde bij iedere stap zeg maar en ik ook gewoon goed met Ireen kon overleggen wat ze nou precies wilde en wat ze precies bedoelde en dingen voorbereiden. Ehm, daardoor waren wij drieën denk ik redelijk stevig. En dan.. ja.. de rest van het team was heel erg uitvoerend, dus heel erg op basis van die actielijsten gewoon dingen doen. M: Ja. En op welk moment ben je er ingestapt? Wat was er toen al geregeld en wat stond er vast? B: Nou ik ben begonnen… ik ben stage gaan lopen bij Docs in januari 2012 en ik ging eigenlijk ook meteen bij DementieEnDan research doen en toen waren ze al aan het filmen. Ik denk dat ze een half jaar daarvoor was begonnen met filmen, dus er waren drie hoofdpersonen en op zoek nog naar twee. Een migrant en iemand die met het einde van het leven bezig was. Dus die research die waren ze nog aan het doen en ook naar belangrijke dingen die er nog wel kunnen, dus bijvoorbeeld domotica (hulpmiddelen in huis red.) Dus nou, dat soort dingen deed ik research naar. Dus toen stond al, de research was al voor een deel gedaan, ze waren begonnen met filmen. 71
M: Ja, dat heeft Ireen grotendeels gedaan die research. B: Ja en er was ook al een heel stevig netwerk. Dus Ireen had, er waren denk ik al tien financiers ofzo, er waren al heel wat financiers en er was dus een heel stevig netwerk van hoogleraren en allerlei partijen die zich, belangrijke partijen die zich al aan het project verbonden hadden en ook een aantal grote die dat nog niet hadden gedaan. Dus daar ben ik toen ook mee bezig gegaan om.. nou Ireen en ik hebben eindeloos veel gesprekken gevoerd en Ireen en Carolijn bij Alzheimer Nederland. Dat waren altijd Ireen en Carolijn die daar eindeloos gesprekken gingen voeren en ik ben met Ireen weer bij de gemeente geweest en bij Actis.. daar is Ireen eindeloos geweest, soms met Carolijn soms met mij. Nou allerlei grote organisaties die we er nog bij wilden betrekken en een deel.. sommige daarvan is gelukt en sommige niet. Er waren ook gewoon enorm dode paarden, waar we eindeloos aan getrokken hebben en waar we eigenlijk pas hebben los gelaten vlak voor de campagne, omdat het op een gegeven moment gewoon klaar was. M: Was het dan vooral vanwege het geld dat jullie hen er bij wilden betrekken (B: Ja) of ook vanwege de inhoud? B: Ja, de draagkracht. M: Steun bij het project en de namen die erbij betrokken zijn, waardoor het ook weer makkelijker gaat. B: Beiden. Dat was eigenlijk een beetje het spel wat we alsmaar speelden, dat we grote organisaties erbij wilden vanwege de draagkracht, maar dat we vervolgens als we met hen gingen samenwerken en zij beeldmateriaal wilden hebben, dat we daar dan wel geld voor vroegen. En niet zo’n beetje ook. Gewoon wel echt 30.000 euro of zo. En dat vond ik ook wel heel lastig en dat.. was een heel boeiend punt want ik denk.. Ik vond dat toen heel lastig, dat ik dacht van jemig zoveel geld vragen aan zo’n organisatie.. Want dat was wel het punt waarop het vaak afhaakte, waarop ze vaak weetje..dat gingen ze gewoon sowieso niet doen. Dus dan haakten ze af. Maar achteraf heb ik wel, moet ik toegeven, dat Ireen daar gelijk in had. Dit soort organisaties hebben dat soort geld als ze zich niet committeren aan je project, ze zich niet willen committeren door erin te investeren ook financieel, dan gaan ze zich überhaupt niet committeren aan je project. Dus dan kunnen ze wel.. ik heb wel heel erg geleerd dat het super belangrijk is om dit soort organisaties erbij te betrekken voor de draagkracht, maar dan moeten ze zich ook wel echt committeren. En dat doen ze eigenlijk alleen maar zolang ze erin investeren. Zolang ze kunnen zeggen van ‘leuk idee, wij doen mee’, dat kost ze niks dus dan blijft het leuk vrolijk zwetsen in de rondte.. en dan.. dus dat is een heel moeilijk spel om te spelen want je moet het omdraaien op een gegeven moment. Eerst ben je van ‘wij willen graag jullie erbij’, maar dan moet je het op een gegeven moment ook zien om te draaien naar ‘maar dan moeten jullie er ook wel geld voor betalen’. En dat is heel lastig en daar is.. vind ik.. Ireen heel goed in. Ook omdat ze niet loslaat. Dus ze heeft het één keer geprobeerd en dan heeft ze één keer bot gevangen en dan probeert ze het rustig gewoon nog tien keer. En vaak lukt het dan. Dus dat is, denk ik dat dat is.. ook een.. niet te, niet te onderschatten factor van het succes van deze campagne. Gewoon het doorzettingsvermogen van Ireen en ik hoop heel erg dat ik dat… het is gewoon heel erg.. ja de deur in je neus dichtgeslagen krijgen en het gewoon nog tien keer proberen! En dat is wel heel knap. M: Ze vertelde in het interview ook dat een vrouw een afzeggingsbrief had geschreven en dat ze dat zo’n ontzettend mooie brief vond dus dat ze die vrouw had terug geschreven of opgebeld van ‘dit is de meest prachtige afzeggingsbrief die ik ooit heb gekregen’. (B: lacht) Nou wil ik wel eens een gezicht zien bij die brief en toen hadden ze afgesproken en uiteindelijk zei die vrouw van ‘ik ga er toch nog eens over nadenken’. Dat is wel ongelofelijk, maar ook wel heel goed inderdaad want het lukt haar uiteindelijk wel en dat is toch het geloof in je eigen project denk ik. 72
B: Ja, dat is ook.. ze verkoopt zichzelf niet zozeer, ze verkoopt.. terwijl ze natuurlijk zelf inmiddels best een fenomeen is, maar ze verkoopt echt haar project en dat is echt waar ze voor.. dat vind ik ook voor onze generatie, dan doe ik nog even alsof wij dezelfde leeftijd hebben, is dat echt.. is dat echt inspirerend. Omdat wij, kijk dit is natuurlijk echt gewoon activisme, dit is gewoon haar oude activisme en ze gaat gewoon staan voor de publieke zaak en daar gaat ze gewoon voor. En dat komt in ons gewoon eigenlijk niet meer op. Ja, als mensen ‘nee’ zeggen, nou ja dan is het nee. En dat je ergens voor gaat dat belangrijker is dan jezelf en dat je het dus nog vijfentwintig keer probeert, ja dat is heel te gek. M: Ja, wel heel leerzaam. B: Ja en ook als je 30.000 euro durft te vragen voor je eigen filmmateriaal, dan moet het ook goed zijn en dat weet ze natuurlijk ook dat het echt heel goed is en dat het dat dus ook echt waard is. Maar ja, al dat soort dingen waren bijzondere ervaringen om mee te maken. En dus ook echt op basis van het succes je eigen product heel erg hoog inschatten en gewoon volhouden. M: En wat wilden jullie het liefst laten zien met het hele project? B: Nou de belangrijkste boodschap was dus om te laten zien dat er nog heel veel wel kan als mensen gaan dementeren. En die boodschap handen en voeten te geven, dus te laten zien wat er dan allemaal nog kan. Dus zoals muziek en beweging en domotica en die kennis eigenlijk zo breed mogelijk te verspreiden. Want Ireen’s ervaring met haar eigen broer is dus dat er heel veel is maar dat men het gewoon niet weet. In de eerste plaats de huisarts, dat de huisarts gewoon niet weet wat hij er mee aan moet met iemand die dementeert en het dus laat. En dat daar eigenlijk een heel groot gat ontstaat, dat er een gat ontstaat tussen diagnose en opname. En dat is soms wel.. dat is gemiddeld acht jaar en soms veel langer dus dat is best een hele tijd waarin.. waarin als je begeleid wordt..als de mantelzorgen begeleid zou worden in wat er allemaal nog wel kan, dan kan de kwaliteit van leven kan hoog zijn en ja zo hoog mogelijk in ieder geval. En dus het doel was om de kennis daarover te verspreiden en daarom hebben we ook geprobeerd om zoveel doelgroepen aan het project te verbinden, om het door al die verschillende kanalen daar te krijgen. M: Dus de mensen die jullie wilden bereiken waren eigenlijk ook heel divers? B: Ja. Het was eigenlijk wilden we iedereen bereiken, heel Nederland, maar dat is wat breed. Dus dan heb je in eerste plaats heb je de film, daarmee bereik je een heel algemeen publiek. Maar we wilden dus ook dat mensen heel concreet handvatten kregen om mee aan de slag te gaan en daarom maakten we educatieve clips en die moesten dus heel concreet in allerlei opleidingsprogramma’s terecht komen want daar vindt je dat soort dingen. Dus daarom zijn we dus met al die partijen gaan praten en hun opleidingsmensen. Kijk bijvoorbeeld het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft ook gewoon een afdeling die bijscholingstrajecten maakt. Want artsen moeten zich alsmaar bijscholen. Dus toen kwam dit kwam in hun accreditatieprogramma terecht en dat is natuurlijk precies waar je het wil hebben. En zo gingen we dus ook met scholen praten en die gingen dan lesbrieven maken, waar dan deze clips in verwerkt waren. En dus bij de één ging dat beter dan bij de andere. Bijvoorbeeld het vmbo die heeft inderdaad echt een lesbrief erbij geschreven en dat in een soort omgeving geplaatst met lesbrieven en dan kunnen ze dus deze meenemen, maar het hbo heeft helemaal niets gemaakt. Die wilden gewoon alle clips die we maakten wilden ze hebben en dan gingen zij gingen dan.. dan kon de docent gewoon zelf kiezen wat hij wilde gebruiken..en nou actieve docenten zullen dat doen en inactieve docenten doen dat niet. M: Oké, dus het hbo heeft er zelf niks ondersteunend aan toegevoegd zeg maar.. 73
B: Nee, zij hebben geen lesomgeving gemaakt wat natuurlijk wel belangrijk is. Maar het was ook heel erg, dat netwerk was heel essentieel. Daar had je een aantal mensen, bijvoorbeeld bij de huisartsen, had je een aantal mensen die het oppakten en er echt een project van gingen maken en je had een aantal mensen die.. waarbij wij heel erg moesten blijven duwen en trekken en sleuren om te kijken of ze er iets mee zouden gaan doen. En eh wij waren natuurlijk met een heel klein team, echt heel klein, dus het was.. daarom organiseerden we ook die bijeenkomsten, dat we de hele groep uitnodigden, zodat we met al die mensen om de tafel zaten en ook het beeldmateriaal konden laten zien en zodat ze geïnspireerd zouden raken om er iets mee te doen. Dat werkte best heel goed. Want ze motiveerden elkaar om vervolgens er iets mee te gaan doen en zo is de impact best groot geworden. Zeker als je kijkt naar hoe klein het team was.. hebben we toch heel veel voor elkaar gekregen en dat was vooral door mensen elkaar te laten enthousiasmeren en door een aantal toppers in dat netwerk te hebben die we ook iedere keer voedden met informatie, maar ook met ‘jemig, wat te gek dat je er bent’ en ‘wat heb je het goed gedaan’ en ‘wat zijn we blij met je’ en daar is Ireen ook een kei in. Ik bedoel die, kijk bijvoorbeeld als iemand in een gesprek laat vallen dat haar man ziek is of dat weet ik veel wat, dan gaat zij bloemen sturen omdat die man ziek is. Of ze stuurt een mailtje van ‘je bent vandaag terug gekomen van je vakantie, heb je het leuk gehad?’ en dat soort dingen dat is echt.. van enorme waarde. Dat heb ik me ook hierbij gerealiseerd. We hadden één bijvoorbeeld één dame en die was geopereerd aan.. weet ik veel wat..dus die hadden we bloemen gestuurd namens, in opdracht van Ireen. Nou, ik had daar natuurlijk niet aan gedacht. Nou en diegene die is gewoon voor altijd inzetbaar. Diegene wil voor altijd.. die was zo ontroerd door de attentie dat die wil gewoon ja.. wat je haar ook vraagt, gaat ze zich voor inspannen voor ons. En je moet natuurlijk niet zo berekenend te werk gaan maar dat soort attenties die.. maken wel dat dat is dus ook een ding dat heb ik in het plan gezet van Docs dat.. Wij zijn een hele kleine organisatie en wij kunnen dus heel persoonlijk zijn en persoonlijk iemand opbellen, want ze kennen mijn naam en ze kennen mijn gezicht en inderdaad bloemen sturen. Wij hoeven niet.. dat gaat niet naar de afdeling communicatie of zo, die dan bloemen gaan sturen. Dat kunnen wij gewoon zelf even doen, kaartje erbij. En dat maakt ons anders dan hele grote enorme instellingen en dat.. daarmee kunnen we dus goodwill creëren. Daarmee kunnen we.. want het gaat alleen maar om mensen hè, het gaat allemaal maar om mensen die je iets gunnen, mensen die inderdaad één stap verder zetten voor je, terwijl ze dat niet hoeven doen. Want wij zijn inderdaad maar een initiatief, we zijn gewoon iets wat komt en weer weggaat. Niemand heeft er baat bij voor zichzelf, voor z’n carrière om ons te omarmen, maar wij kunnen wel maken dat mensen ons dat gunnen en dat ze wel zich gaan inspannen voor ons, omdat we persoonlijk kunnen zijn. En dat was, dat was heel belangrijk om dat te leren, omdat we inderdaad maar een initiatief zijn. Dus je moet je inderdaad een plek weten te bemachtigen in die wereld en dat doe je in de eerste plaats doe je dat door het netwerk dat je opbouwt en door inderdaad bepaalde hoogleraren en mensen met statuur aan je te binden en organisaties aan je te binden. Vervolgens moet je ook.. op die manier krijg je een soort autoriteit in die wereld en daarmee moet je wel ook nog zorgen dat ze je mogen en dat ze dus denken van ‘dit zijn goede mensen’. In de eerste plaats moet het product kloppen, dus je moet inderdaad super goed beeldmateriaal hebben en professioneel zijn . Reageren op mails etc. Gewoon professioneel zijn. En als je dan ook nog attent bent, dan kunnen mensen best ver voor je gaan. En dat was heel tof om te merken dat dat inderdaad zo was. Dat mensen heel enthousiast waren over het project. M: Ja, want hoe waren de reacties die jullie hebben gekregen? B: Ja, super. En zelfs ook dat mensen zeiden van ‘als je nog een project hebt, kom je dan weer?’ Weet je.. ‘dit willen we’. Dus huisartsen, maar ook bijvoorbeeld Agis, de zorgverzekeraar, qua geld. Dus dat is super, dat we een netwerk hebben opgebouwd waarop we gewoon echt voort moeten, omdat dat
74
netwerk is natuurlijk super veel waard. En het is financieel veel waard en qua draagvlak. Want het is, wij hebben nu alle kanalen ingericht om ons materiaal weg te kunnen zetten en ja dat is gewoon. M: En qua burgers of mensen die het lesmateriaal gebruiken, heb je daar een idee van hoe die het waarderen? B: Nou dat is moeilijk. De huisartsen hebben het gemeten en dat is heel goed de reacties, ik geloof dat we een 7.5 hebben of zo, dus dat is gewoon prima. Ze vinden het, de filmpjes vinden ze wat lang. Maarja dat wisten we al zo’n beetje, omdat de filmpjes in het educatieve materiaal zijn eigenlijk zo’n 2/3 minuten en het is ook.. weetje..huisartsen moeten die dingen doen voor punten . Er is nou eenmaal een groot deel van de huisartsen die even die cursus er doorheen wil rammen, thuis achter de computer, om die punten te hebben. Dus dat is ook een super moeilijke doelgroep. Überhaupt een 7.5 hebben is al heel top. M: Ja, want er zitten ook educatieve clips bij van rond de act minuten inderdaad. B: Ja en we hebben eigenlijk heel veel positieve reacties uit de verzorgingshuizen en zo, mensen die het heel veel gebruiken, maar eigenlijk moeten we dat nog beter inventariseren. Over hoe het nou precies in de praktijk gebruikt wordt. M: En als het gaat om de documentaire, dus de film die op televisie is uitgezonden? B: Nou daar waren de kijkcijfers natuurlijk heel goed, meer dan een miljoen hebben er naar gekeken, met een waardering van een 8.5 of zoiets. Dus dat is natuurlijk.. die documentaire is als.. laatst waren Ireen en ik bij dat congres en dan komen er allemaal mensen naar haar toe om te zeggen dat ze de documentaire zo mooi vonden. Dus dat is.. die is.. dat vind ik zelf ook een hele mooie film. Dat is gewoon.. maar documentaire en zeker deze documentaire is natuurlijk geen bloed aan de muur documentaire, is gewoon heel integere mooie film. Daarmee bereik je toch een heel bepaald deel van de Nederlandse bevolking en daarom zijn ook die educatieve clips zo belangrijk. Omdat je daarmee dus ook de potentie hebt om vmbo scholieren te bereiken en mensen die echt niet naar documentaire kijken. We wilden ook heel graag dat de documentaire werd uitgezonden bij de regionale omroep, maar dat is eigenlijk niet gelukt.. AT5 heeft er aandacht aan besteed, aan de campagne, die hebben een aantal reportages gemaakt. Maar ehm, de eh eh, het contact met de regionalen is gewoon heel lastig. Zodra iets op nationale tv wordt uitgezonden dan willen ze het eigenlijk al niet. En er is natuurlijk nul geld. En voor hun zouden we het voor niet veel aanbieden, maar neem 500 euro is al te veel. Dus dat was jammer. M: Worden de educatieve clips ook verspreid door heel Nederland gebruikt op dit moment of zie je het vooral in bepaalde gebieden? B: Ja. Nee, ze worden.. we hadden ook een hele actieve groep in Limburg. Daar was een vrouw van Alzheimer Nederland, die hebben ook echt een eh project ervan gemaakt en die hebben dus ook flashmobs georganiseerd met scholieren van mbo en vmbo of mbo en hbo scholen. En daar hebben ze dus ook in die week allerlei gastlessen georganiseerd met mensen.. mantelzorgers en professoren en zo die hebben een gastles gegeven en die hebben daarbij ook de clips gebruikt. In Friesland waren ze ook behoorlijk actief, hadden ze ook een heel soort congres georganiseerd op het hbo daar en ze hebben ook een congres georganiseerd met alle zorginstellingen. En Utrecht was ook heel actief, in Den Bosch was ook een hele week over dementie. Dus het was redelijk goed verspreid. M: Ja en het wordt dus nu ook nog steeds goed gebruikt? Het wordt nog steeds ingezet het materiaal?
75
B: Ja het wordt nu gebruikt, het is nu beschikbaar, maar wat ik al zei ik heb daar eigenlijk niet goed genoeg zicht op en dat is het lastige. Zo’n project is dan voorbij, daarbij ging ik natuurlijk ook met verlof (zwangerschap red.) dus voor mij was het natuurlijk even helemaal voorbij en dan verlies je eigenlijk een beetje verlies je het zicht erop. Toen ik terug kwam heb ik wel een poging gedaan om eventjes te inventariseren hoe het er nou mee was. Maar daar moet ik nog verder in duiken. Wat eigenlijk gek is, is dat de partijen die het ontwikkeld hebben met ons hadden daar eigenlijk ook niet zo heel veel zicht op. Over hoe het nou echt gebruikt wordt. Dus.. maar ik ga nu.. we gaan nu natuurlijk weer een nieuw project opstarten, dus dan ga ik wel bellen met al die contactpersonen om te vertellen over het nieuwe project en ook om te vragen hoe het gaat met het lesmateriaal. M: En hoe zit het met het interactieve element zeg maar, muziekvantoen.nu? B: Nou ja, dat is eigenlijk. Hmm. Daar heb ik eigenlijk gewoon geen idee van. Hmm. Dat is eigenlijk, muziekvantoen.nu is eigenlijk een beetje tussen wal en schip gevallen, want we hadden eigenlijk gewoon niet genoeg capaciteit. Dat had eigenlijk ontwikkelt moeten worden op het moment dat Monique wegviel en ehm er was gewoon geen tijd. Er was gewoon echt geen tijd en ik heb vanuit mijn vorige werk waar we veel websites en zo ontwikkeld hebben, had ik eigenlijk de meeste kennis om dat te begeleiden, maar ik nul tijd om dat te doen. Ik weet niet meer waar ik toen zo druk mee was. Volgens mij was ik toen was ik toen net misschien projectleider geworden. Ja ik was net projectleider en de uitvoerend producent en de productie assistent die waren eraf, dus het was gewoon een beetje chaos eventjes. En ik was ook nog zwanger, dat was ook nog zo. Ik was ook nog zwanger en ik was een maand lang was ik behoorlijk misselijk dus even was ik ook gewoon niets meer waard. Ik was echt een soort van de dag aan het doorkomen. En daaruit zie je ook hoe fragiel dat team was. Op het moment dat ik niet op zit te letten… Carolijn heeft ook nog twaalf andere projecten, dus dan is zij eigenlijk direct het zicht op de vloer kwijt als ik er niet bij ben. En dus toen kwamen we er.. toen ik weer een beetje bij begon te trekken toen eh kwamen we erachter dat het niet goed ging. Tenminste ik kwam erachter dat.. die muziekgame hadden we geparkeerd bij iemand die er te weinig vanaf wist, ook van het hele project nog en ehm dat bleek toen ineens een totale chaos te zijn helaas in de ontwikkeling. M: Want hoe is het idee voor het spelelement ontstaan? B: Hmm, omdat.. omdat we dus wisten dat.. muziek kan iets openen bij mensen met dementie, daar kan je aan de hand daarvan kan je een gesprek beginnen. Dus wat we het liefst wilden was aan het bed en dan het allerliefst de moeilijkste doelgroep meteen, dat is ook heel moeilijk.. We wilden dus die game maken dat eh.. nou muziek uit alle jaren zouden we dan verzamelen en geschiedenisfeiten en dan eh aan de hand daarvan ging je samen muziek luisteren en dan kon je daar een gesprekje over beginnen. En eh maar dat moest ook nog voor de ALLERmoeilijkste doelgroep, moest dat gemaakt worden, namelijk vmbo scholieren. En dat maakte het wel.. want het moest EN voor mantelzorgers EN voor vmbo scholieren, dus dat maakte het ook een enorme doelgroep en dus ook heel moeilijk om te maken. Om heel erg duidelijk te zeggen van ‘dit is wat we willen en zo doen we het’. En de bouwer, de maker van de muziekgame, die werd gewoon niet goed begeleid. En er was gewoon niet iemand met kennis van ontwerp en ik kan zelf niet ontwerpen maar ik heb wel een beeld.. ik heb wel kennis over de waardering van het ontwerp, ook qua gebruikersvriendelijkheid. En dus toen.. dus dat was.. dat ging niet goed. En toen ben ik vlak voor de zomer, toen was er een soort van versie af en toen was Ireen die zei van ‘wat is dit?! Dit is echt niet wat ik wil’ en ik was het met haar eens. Toen was eigenlijk ook het eerste moment dat ik echt kritisch ernaar keek. Dus dat was echt super shit en toen moest we een soort van terug naar de tekentafel en nou dat ging gewoon niet. We hadden daar niet genoeg tijd voor en op dat moment was het ook te laat om die bouwers even bij de les te trekken, die 76
hadden al geen zin meer. Die dachten ‘ja ja, het is goed met je’. Dus dat is heel shit, want het product wat er nu ligt is prima, maar het is niet wat het had kunnen zijn. M: Ja, want waarom via een website? B: Nou het was het idee dat.. dan kan iedereen erbij. En niet via een App, omdat ze dat in de meeste verzorgingstehuizen nog niet gebruiken. Ipads en zo, dat was het eerste idee. Maar ze hebben wel allemaal een computer staan en dan kunnen ze dit doen. Maar ja, als je zoiets maakt, iets wat niet je core business is.. Dat is ook één van de moeilijkheden van dit project, is dat onze core business is documentaire maken. Niet educatieve clips en niet games en weet ik veel wat allemaal. Dus als je dat doet, dan moet je daar.. iets wat niet in de stroom van iedere dag gaat, dan moet je daar iemand apart op zetten, die daar kennis van zaken heeft. Om dat strak te begeleiden, omdat het niet vanzelf gaat. Documentaire maken gaat vanzelf, maar de rest niet. Dus dat is ook een hele goede les. M: Ja. Zorgde dat ook voor de meeste obstakels. De extra, transmediale elementen? B: Nou sowieso de educatieve clips. De educatieve clips waren een bevalling, van een drieling zo ongeveer. Dat was echt heel moeilijk. Ook omdat Ireen, ja dat is gewoon, die was eindverantwoordelijk uiteraard, maar die maakte ze niet zelf. Dus iemand anders moest maken wat Ireen wilde hebben en dat is gewoon heel moeilijk. Want ja, je kan niet in Ireen d’r hoofd kijken, maar dat verwacht ze eigenlijk wel. En nou Monique ging er dus af, dus degene met de meeste inhoudelijke kennis en toen ging een redacteur ging erop en die was gewoon niet A. Tegen iedereen opgewassen en B. Die had absoluut niet de ervaring en de capaciteit om dat te doen. Want educatieve clips is iets heel anders dan documentaire en dan moet je ook nog zorgen dat je.. dementie is dan ook nog een ziekte die tijd nodig heeft om te laten zien. Dus je hebt ook nog langer nodig dan.. dan 3 shots om te laten zien wat het proces is, of wat er gebeurt in iemands ogen. Dus dat maakt het gewoon.. educatieve clips zijn sowieso moeilijk, om in 2/3 minuten een verhaaltje te vertellen en dan met dementie.. en dan ook nog met Ireen als eindredacteur.. dat is heel moeilijk. Dus uiteindelijk zijn die.. heeft Carolijn ze zo ongeveer gemaakt, of in ieder geval gehermonteerd met een editor, maar daar hebben we heel veel tijd aan verloren en dus ook aan de muziekgame. Want dat is dus.. in de zomer zijn we toen nog een soort heel nieuw ontwerp gaan maken en ja dat was een beetje pleisters plakken want er was gewoon geen tijd om het serieus anders te doen. Dus dat.. die dingen die niet bij je horen als core business die moet je heel goed in de gaten houden, want niemand voelt zich daar ook verantwoordelijk voor. Ja, omdat het gewoon niet in die dagelijkse verantwoordelijkheden past en dan glipt het er tussen door. M: En, wat is volgens jou de kracht van elk medium? B: Nou dat vind ik eigenlijk heel moeilijk. Daar zijn we nu ook nog heel erg mee bezig. Wat het is.. want nu is een beetje de trend van multimediaal, maar inderdaad je moet wel zorgen dat het zich.. dat het elkaar versterkt en dat je ieder medium benut in haar kracht. Maar eigenlijk weet ik in ieder geval weet daar te weinig van. En ik weet bijvoorbeeld niet goed.. ik kan me voorstellen dat je bijvoorbeeld steeds meer educatieve modules via bijvoorbeeld een Ipad doet, heel veel mensen thuis hebben een Ipad en die kunnen dan thuis.. dan kun je er ook van alles erop en er aan doen. Chatten en weet ik het allemaal. Maar ik weet daar gewoon te weinig van, wat de nieuwste ontwikkelingen zijn. Ik denk inderdaad dat techniek.. ja de ontwikkelingen in de techniek gaan dus super snel en je kan dus inderdaad de meest fantastische dingen doen met de verschillende media, maar ik weet het gewoon niet. En daar heb ik dus ook met Carolijn over gepraat, dat we voor een volgend project, dat we heel goed moeten weten wat er mogelijk is. Dat we inderdaad de verschillende kanalen elkaar laten versterken, want het is duidelijk dat educatieve clipjes heel anders zijn dan documentaire. Documentaire is namelijk geschikt voor televisie, maar educatieve clips worden die nog sterker als je 77
ze op een Ipad afspeelt met dingen die je op een Ipad nog meer kan doen? Of gaat het echt om het beeld? En moet je dus ook het beeld het beeld laten zijn en moet je niet allerlei tierelantijnen er omheen willen bouwen omdat het multimediaal moet zijn. Dus dat vind ik echt een lastige. We zijn dus nu ook bezig met de nieuwe transmedia regeling van het mediafonds en we hebben dus niet ingediend omdat we eigenlijk zelf ook dachten van ‘geen idee hoe die kanalen elkaar versterken’. En bijvoorbeeld eigenlijk ook niet innovatief wat we zelf bedacht hadden, of creatief op z’n minst. Dat je een creatieve manier bedenkt waarop je die kanalen elkaar laat versterken, dus je moet eigenlijk is het heel belangrijk dat je niet denkt van ‘het moet multimediaal, dus we doen dit en dit en dat’, maar je moet eigenlijk blijven denken ‘dit is het onderwerp en’.. Kijk dementie leent zich ontzettend goed voor een documentaire omdat je het moet zien. Je moet zien wat er gebeurt in iemands ogen, in iemands houding, in de manier van lopen om de ziekte te zien. En het was ook, de boodschap was ook: kijk. Kijk naar wat er gebeurt als je aan iemand vraagt ‘wanneer zijn je kinderen geboren?’ en diegene weet het niet. Kijk naar de stress die iemand in z’n gezicht krijgt. Dus dat is heel erg geschikt om een documentaire te maken. En vervolgens moet je dus zeggen van oké het doel is om te laten zien wat de ziekte is en vervolgens is het doel dat de mensen handvatten krijgen om daar in de dagelijkse praktijk iets mee te doen. Wat is dan het beste medium?’ Moet ik dan inderdaad… Wij zijn heel erg geneigd van ooh weetje.. dan.. gaan we een App bedenken met dan een stappenplan en met tools erbij en filmpjes erbij en zo. Super goed, maar wie gaat het dan gebruiken? Kan je het zo maken dat je het.. dat de wijkverpleger inderdaad tijdens een gesprek haar telefoon erbij pakt en die App opzoekt, dat ze weet dat het bestaat überhaupt, dan die App opzoekt en zegt ‘oh ja, dat is handig, dan ga ik dit en dat ook nog even vragen’ of weet je, of ter voorbereiding van het gesprek nog even een filmpje kijken. We kunnen het heel makkelijk bedenken hoe het allemaal heel knap en interessant multimediaal gemaakt kan worden, maar dat het ook werkt in de praktijk en iets toevoegt is duizend keer moeilijk. Dus dat is een beetje het gevaar van die multimediale trend. Dat we inderdaad alles in Apps en games gaan gieten, zonder na te denken over het gebruik daarvan. M: Ja. Past het bij documentaire denk je? Die multimediale of transmediale vorm? B: Dat denk ik wel. Ik denk wel dat.. kijk documentaire daarmee kan je een.. Ik vind zeker, het past met name goed bij de maatschappelijke documentaire. Kijk de auteursdocumentaire dat weet ik niet, dat is een soort kunststukje en ja ook daar kan je allerlei transmediale dingen mee doen, kan je mooie websites of zo waar je dan het verhaal kunt veranderen of zo, weet ik veel. Ook hartstikke leuk, maar de maatschappelijke documentaire waarmee je iets maatschappelijk relevants wil laten zien, daar kan je denk ik inderdaad.. dat is een mooie film maar om er vervolgens iets mee te doen is iets heel anders, dat is veel moeilijker. En ik denk zeker inderdaad dat bijvoorbeeld educatieve programma’s, kan je daar omheen maken, dat is super belangrijk. Ik kan me voorstellen dat je die educatieve programma’s effectieve kan maken door ze op een Ipad of iets te zetten of een App, via een mobiele telefoon. Maar er is nog een gat tussen het ontwikkelen aan de ene kant en het gebruiken aan de andere kant. Dat eh, daar zit weinig kennis denk ik in documentaireland, over het verbinden.. documentaire en educatie dat is heel makkelijk,maar hoe je dat dan het beste kunt doen met nieuwe media dat is veel ingewikkelder. En dat is natuurlijk ook iets wat heel erg in ontwikkeling is, die kennis is niet zomaar voor handen. Ik denk dat daar… En je moet daar ook gewoon heel veel onderzoek voor doen. Wij hebben dus toen we die interactieve website, die muziekvantoen.nu hadden en dus Ireen zei van ‘ik vind het waardeloos’ en ik het eerlijk gezegd met haar eens was. Om munitie te hebben voor de bouwer, om te zeggen van ‘dit is gewoon niet goed genoeg’, zijn we gaan testen. Ben ik gaan testen met een collega zijn we naar de Kalvertoren gegaan met een laptop en hebben we gewoon tien jongeren hebben we gevraagd om het te doen, om die game te doen. En dat levert direct een schat aan informatie op over wat werkt en wat niet werkt. Dus dat vind ik altijd heel belangrijk. Dat heb ik in mijn vorige baan ook veel gedaan, 78
user testing, dus ik denk dat als je.. Ik denk dat het klopt dat documentaires worden ontwikkeld samen met het educatief materiaal, maar het zijn wel twee verschillende expertises. Het is niet zo, wat nu nog te vaak gebeurd, is dat je zegt van ‘oké, we hebben nu een documentaire en dan maken we ook een paar educatieve clips en dan zetten we het op een website of een dvd en dat is dan klaar’. Dat gebeurt nog te vaak, ook om financiers tevreden te stellen. Het is echt een vak apart. Ik denk wel, dat is dan zeker Docs, maar ik denk dat het verstandig is voor veel documentairemakers dat wij ons wel steeds meer gaan richten op die expertise. Dat we zorgen dat er iemand op je afdeling gericht is op dat educatieve materiaal. En dat je dan inderdaad het beste uit de nieuwe media weet te halen om die educatieve modules zo effectief mogelijk in te kunnen zetten. M: En wat is dan denk je precies de toegevoegde waarde van zo’n transmediale vorm ten opzichte van een op zichzelf staande documentaire? B: Bereik. Dat je daarmee een veel bredere doelgroep kan bereiken en ook impact. Kijk een mooie film die zie je en dan ga je de volgende dag weer door, het is heel moeilijk om het dan vervolgens in de praktijk te brengen. En met educatieve modules, dan is wel de voorwaarde dat je die hebt afgestemd op de dagelijkse praktijk van een politieagent of een verpleegkundige, die geven je de handvatten om er iets mee te doen. Om het in de praktijk anders te doen en dat is natuurlijk wat je wil, dat is natuurlijk je ideale.. je wilt natuurlijk dat het bereik en de impact van je film, van je beeldmateriaal zo groot mogelijk is. M: Welk soort documentaires zijn het meest geschikt voor een transmediale vorm? B: Ja, ik denk maatschappelijke thema’s. En dat is natuurlijk een heel brede categorie en je hebt ook auteursdocumentaires over maatschappelijke thema’s, maar ik denk in auteursdocumentaires in de signatuur van de filmmaker gewoon heel belangrijk en veel.. soms belangrijker dan de boodschap zelf.En in de films van Ireen, en dat bedoel ik dan misschien met maatschappelijke documentaire, is de boodschap altijd het belangrijkste. Is het ja.. het verhaal dat je wil vertellen is, is het belangrijkste. Dus ik denk dat soort film.. Maar goed Anneloor van Heemstra, of Heemstra die is nu een film aan het maken over droom en daad, over vrouwen in de gevangenis en ja weet je dat soort films zijn natuurlijk mega geschikt om vervolgens multimediaal iets te doen. Bij haar première gaan we ook een debat organiseren en dat is natuurlijk ook een kanaal. Dat is natuurlijk ook een manier om.. om ja.. om het, om te zorgen dat mensen er ook iets over moeten zeggen. Dan moeten ze er ook iets mee doen in hun hoofd, dan moeten ze ook kijken en er over nadenken en er iets over zeggen vervolgens. Dat is ook een manier om je impact te vergroten. Het hangt er ook vanaf wie je doelgroep is. Bij DementieEnDan was de hele Nederlandse bevolking onze doelgroep, maar bijvoorbeeld Tussen Droom en Daad is veel meer de beleidsmakers zijn de doelgroep en de minister van justitie is de doelgroep, dus dan kun je veel gerichter kan je proberen je impact te genereren. Dus dan zijn andere… dan zou ik niet weten waarom je een hele App moet gaan ontwikkelen. Dan is misschien een debat, of een reeks debatten met als doel een manifest bijvoorbeeld, is dan veel effectiever. Dus je moet wel blijven kijken inderdaad naar wat je doel is. Wat is het verhaal en wat is het doel dat je ermee hebt. M: Ja precies. Is er naar jouw idee een verschil tussen multimediaal en transmediaal? B: Nee, ik zou het niet weten. Ik zou wel denken dat transmediaal meer betekent dat er meer interactie is tussen de verschillende media en het dus elkaar versterkt. Dat zou ik denken dat ze daarom zeggen ‘trans’. Ja, multimediaal wordt dan wel heel leeg. Als je het gewoon op verschillende kanalen neerzet, zonder dat het elkaar moet versterken, dan zou ik niet weten waarom je dat zou doen. Verder weet ik niet zo goed wat het verschil ertussen is.
79
M: Nou in de literatuur wordt vaak ook gesproken over transmedia storytelling, in de zin dat het één groot verhaal moet worden, wat via alle elementen één geheel wordt en niet van ‘ooh, we zetten het gewoon hier op en hier op’. B: Ja, wat natuurlijk vaak wel de neiging is om te doen. Ik bedoel dat is denk ik ook een grote verandering in documentaireland die dat teweeg brengt, is dat normaal gesproken documentaire afdelingen of producenten zijn gewend om research te doen, te gaan filmen, monteren, een première en dan is het klaar, dan houdt het project op. Maar als je op deze manier te werk gaat, dan moet het eigenlijk doorgaan nog. Je hebt dan educatief materiaal dat je de wereld instuurt of een App of een website en dan moet je daar vervolgens dus sales op gaan doen en ook inderdaad de resultaten meten en je netwerk in stand houden. En dat is een ander ding waarvan ik denk dat het echt moet veranderen binnen producenten. Een project houdt niet op als de première is geweest. In sommige opzichten begint het dan. Net zoals dat we nu hebben dat een project op de redactie is en dan gaat het door naar productie, zouden we eigenlijk moeten hebben dat het project van redactie naar productie gaat naar nazorg, afdeling nazorg. Omdat het dan moet het verkocht worden nog en dus dat houdt ook in dat de financiering een beetje anders is, of in ieder geval de afrekening. Want nu willen fondsen na het project de afrekening want dan is het project financieel afgerond, dan is er dus ook geen uren meer om .. of dat kun je vast wel in de begroting opnemen, maar.. M: Terwijl het nu juist wordt ingezet, de educatieve clips zijn ook juist nu op hun hoogtepunt.. B: Ja, als je daar tijd aan besteed. Als je daar geen tijd aan besteed, gaat het als een nachtkaars uit, kan het als een nachtkaars uitgaan. Dus ik denk dat je daar tijd aan moet besteden. Ik denk inderdaad vervolgens moet het naar de afdeling nazorg en die moet ermee de boer op, net zoals wij heel af en toe nog naar een congres gaan. Dan heb je wel weer exposure voor je filmmateriaal en mensen horen er weer van en dat zijn ook altijd de momenten waarop bestellingen weer toenemen. En dat is natuurlijk.. dat is niet alleen qua inkomsten want die dvd’s die verkopen we voor 15 euro of zo dus dat is niet de wereld, maar je houdt wel het verhaal de wereld in en nog actief en zorgt.. Natuurlijk heb je de eerste boost gegeven in de campagneweek, daardoor is het op veel plekken verspreid, maar voor het gebruik en voor verdere verspreiding moet je ermee door. En op die manier blijf je ook zichtbaar. Dus inderdaad de volgende keer dat je weer een nieuw plan hebt, dan kun je direct terugvallen op het netwerk dat nog steeds actief is. En nu moeten we dat opnieuw weer gaan opstarten. M: Omdat het als het ware langzaam is uitgedoofd.. B: Ja ja ja precies. Mensen zijn weer andere dingen aan het doen en ze vonden het helemaal te gek, maar ja, life goes on en dan komen er weer nieuwe projecten, dus dan moet je weer een beetje opnieuw beginnen. Dus ik denk dat dat iets is wat moet veranderen. M: Zou je op basis van je ervaring met DementieEnDan opnieuw voor deze vorm kiezen, voor een transmediale vorm? B: Ja. Zeker. Dat is ook wat we met het nieuwe mantelzorg project zeker gaan doen, maar wel inderdaad we moeten daar wel goed over nadenken wat.. hoe versterkt het elkaar? En hoe kunnen we op zo creatief en zo innovatief mogelijke wijze dit doen? Het is ook, ik vind ook je geeft ook publiek geld uit vaak en dus je hebt dus ook de verantwoordelijkheid vind ik om elke euro zo efficiënt mogelijk te besteden. Het is publiek geld, dus je moet het beter doen. We zitten in een transitiefase. Ik denk dat we, zeker voor het team dat we hadden, dat we het heel goed gedaan hebben en dat we het geld goed besteed hebben dat we hebben opgehaald. Maar omdat het publiek geld is heb je een nog grotere verantwoordelijkheid om het echt heel goed te doen dan als je je eigen geld uitgeeft. Dat is 80
gewoon toch een beetje anders. En nogmaals, ik denk dat de impact van DementieEnDan echt groot was en dat voor.. Ireen heeft daar vier jaar aan gewerkt en dat dus voor een bedrag van 1.3 miljoen, dat is behoorlijk goed gedaan. Maar ja het had nog beter gekund. Het had nog beter gekund. We hebben er veel van geleerd, dus de volgende keer doen we het ook beter en er zijn natuurlijk iedere keer weer nieuwe dingen die je leert. Maar het is niet per definitie makkelijk. Dus dat transmediale maakt het er niet makkelijker op, omdat je inderdaad expertise nodig hebt op allerlei verschillende gebieden en dat ook nog elkaar moet laten versterken. Dus eigenlijk moet je heel veel weten van alles. En dat is gewoon heel moeilijk. Maar dat vind ik wel iets waar we ons nu bewust van zijn, dus voor dat nieuwe project gaan we ook praten met mensen die daar meer ervaring mee hebben en die meer de mogelijkheden kunnen schetsen voor ons, wat we kunnen doen om het inderdaad elkaar te laten versterken. M: Je bent geloof ik nu bezig om een plan te schrijven over deze transmediale vorm. Wat voor iets moet dat worden; een format, een blauwdruk? B: Je het is, je hebt natuurlijk veel geleerd van DementieEnDan dus het is wel de bedoeling dat we die lessen meenemen voor in de toekomst. Ook als ik er niet ben zeg maar, maar ook als Carolijn er niet is. Dus daarom.. het is ook een soort van nieuw. Ireen heeft het natuurlijk ook gedaan met Verleden van Nederland, Carolijn en Ireen hebben dat samen gedaan met Verleden van Nederland en nu ook met DementieEnDan dus die hebben er wat meer ervaring mee, maar op zich is het in documentaireland redelijk nieuw dat je het zo aanpakt en dus heel effectief gebleken. Ook de omroepen waren heel erg onder de indruk van de kijkcijfers en van het bereik van DementieEnDan. Dus daarom wilde ik graag opschrijven wat er goed was gegaan, dus dat netwerk en de persoonlijke aandacht die je kan geven en de nauwe samenwerking met de partijen. Het heeft helemaal geen zin om educatieve clips te ontwikkelen helemaal niet in samenwerking met de partij die het gaat gebruiken, want dan maak je dus iets wat niet in hun.. hun lessen past en dan gaan ze het echt no way gebruiken. Ook als is je beeldmateriaal nog zo prachtig. Dus de nauwe samenwerking en in de allereerste plaats inhoudelijk een mega sterk verhaal en een mooie film, dat is het belangrijkste. Maar laten we aannemen dat je dat als documentaire producent kan. Dan zijn er nog andere dingen, de succesfactoren, maar natuurlijk ook dingen die moeilijker waren, die heb ik ook opgeschreven om te zorgen dat we dat volgende keer beter doen. Dus een sterk team en ja.. de dingen waar we niet per definitie heel goed in zijn zoals een website.. Dat je dat soort dingen vanaf het begin af aan heel strak monitort en nazorg, dat je zorgt dat je.. dat je niet weg bent op de dag dat het.. Je moet dan door. Nou zo zijn er allerlei lessen die we geleerd hebben, grotere en kleinere die belangrijk zijn om vast te leggen, dus het wordt inderdaad een beetje een blauwdruk. En ook de planning, bijvoorbeeld de educatieve clips.. de praktijk leert dat om lesbrieven te maken willen ze de clips graag hebben, dus dat betekent qua montage dat je die best vroeg moet gaan monteren en dat mensen daarna nog de lesbrieven kunnen maken en dan de hele omgeving inrichten en dan moet het allemaal klaar zijn voor de campagneweek. Nou ja dat soort dingetjes. M: En wat is jouw persoonlijke motivatie om in de documentaire wereld te werken? B: Nou dit soort dingen, de maatsch.. de impact. Het bereik en de impact. Ik werkte veel voor de sociale dienst als adviseur en daar kom je natuurlijk grote misstanden kom je daar tegen en wij probeerden dus bij de gemeentes om de dienstverlening beter af te stemmen op de verschillende klantgroepen die er zijn. En daarvoor maakte ik filmpjes en deed ik interviews en die monteerde ik, om te laten zien hoe de situatie is. Bijvoorbeeld bij schuldhulpverlening, hoe instellingen van schuldhulpverlening in elkaar zitten en hoe kan je die dienstverlening beter maken. Toen heb ik geleerd hoe groot de waarde van beeld is en dat een beeld inderdaad, wat ze altijd zeggen, meer zegt 81
dan duizend woorden. Dat is gewoon zo. Maar ik wilde inderdaad graag de impact verhogen. Want ik werkte bijvoorbeeld voor de sociale dienst van de gemeente Den Haag, maar het liefst wilde ik ook de sociale dienst van de gemeente Rotterdam, Utrecht, Haarlem.. wilde ik ook laten zien. Nou dat is natuurlijk documentaire. Want documentaires laten die verhalen zien dus ja ik vind.. wat dat betreft viel ik met m’n neus in de boter. Dit is precies wat ik wilde. Een maatschappelijk relevant verhaal breed de wereld inbrengen en de impact zo groot mogelijk laten zijn. Dat is ook.. dat is mijn motivatie en dat is ook hoe zwaar het ook af en toe was, dat ik het echt fantastisch vond en dat ik het ook ontzettend leuk vindt om verder te gaan met het project wat we nu doen. Ik merk toch dat de research die ik nu doe voor een auteursdocumentaire, hartstikke leuk, maar iets met maatschappelijke.. iets met maatschappelijke relevantie en impact, als je het goed doet. Dat vind ik echt het aller.. het aller aller tofste om te doen en aan te werken. Ja bijvoorbeeld met DementieEnDan waren er studenten.. waren er mbo studenten die zeiden dat ze op de film voor het eerst echt iemand hadden gezien met dementie en dat ze nu echt op een heel andere manier het verzorgingstehuis binnen stapten. Nou dat is waarom je het doet. Dat is echt waarom je het doet en dat vind ik het te gekke van Ireen haar activisme, is dat wij heel erg geneigd zijn om te denken van ‘maak je niet zo druk want het komt allemaal echt wel goed en zo’. Maar als je je dus wel heel erg druk maakt en vasthoudt omdat je iets gewoon heel belangrijk vindt, alleen dat al, dat je iets gewoon super belangrijk vindt, zijn wij al niet meer gewend. Als je iets heel belangrijk vindt en je werkt er echt heel erg hard voor en je houdt vast, dan kun je dus gewoon echt een impact maken. Dat vertrouwen lijken wij helemaal kwijt te zijn. Wij maken het allemaal… nou ja, misschien moet ik niet over mij praten.. ik maak het en ik merk het ook bij mijn vriendinnen, maken het veel kleiner. Je bent veel meer met jezelf bezig en met zelf een goed mens te zijn. Maar ja, een project op deze manier kan wel echt een impact maken en dat is gewoon te gek. Dat is inderdaad de reden waarom ik ooit koos voor documentaire en dat kan dus. Dat heb ik nu bij DementieEnDan gezien, dat het mogelijk is om inderdaad een verschil te maken. M: En naast het sociaal-maatschappelijke.. zijn er nog specifieke onderwerpen die je het meeste aanspreken? Waar je het liefst aan werkt. B: Hmm… Even kijken. Dat weet ik niet. Ik denk wel, een onderwerp dat mij heel nauw aan het hart ligt is discriminatie. Iedere vorm van racisme en discriminatie word ik heel ongelukkig van. Dat vind ik echt heel erg, daar kan ik echt.. en heel wanhopig ook word ik daarvan. Maar dat is heel erg breed, discriminatie. Dus ik denk wel dat het belangrijk is.. En de kracht van DementieEnDan is ook om te kijken naar wat er nog wel kan. Daarom zou ik nooit een project willen maken, of een film willen maken, over hoe erg discriminatie is. Want dan kun je alleen maar zeggen van ‘ja, dat is echt heel erg’. En dan niks. Dus je zou.. wat Ireen dus nu doet met die allochtone vrouwen volgens mij, of in ieder geval mensen met een niet-Nederlandse achtergrond, die heel succesvol zijn. Dat is, dat lijkt me, dat soort projecten zouden denk ik mij.. vind ik het belangrijkste. Dat je mensen.. misschien mensen in een soort achterstandspositie in het algemeen, dat je die handvatten geeft om ja.. om je eigen kracht weer te ontdekken of zo of te laten zien. En dat is misschien ook DementieEnDan hè, dat je laat zien wat voor kracht mensen hebben en niet alleen de mantelzorger, die ook, maar ook degene met dementie zelf. En dat je dat laat zien, hoe bijzonder dat is. Dat je dat.. dat vind ik ook zo.. de film was zo integer. Het zet iedereen in zijn waarde. Terwijl ik het ruwe materiaal heb gezien en je had ook heel makkelijk dat niet kunnen doen en je had ook best had je.. We hadden ook best heel moeilijke mantelzorgers af en toe, maar dat is onzichtbaar in de film. Dat is voor mij persoonlijk het best, dat de kracht van het positieve in een televisielandschap met alleen maar pulp en bloed aan de muur.. de kracht van het positieve dat raakt mensen echt. Dat was ook denk ik.. dat is ook wat deze film, of dit project zo.. waardoor het zoveel impact had. Dat mensen echt geraakt waren door wat ze zagen op een krachtige manier. Op een soort van.. weet je.. wat super, we kunnen iets doen om mensen in hun 82
krachten te laten zijn. In plaats van alleen maar sensatie en wat is het erg. Want dat zie je toch wel. Dat is natuurlijk ook de kunst van de montage, dat je inderdaad ziet dat het heel moeilijk is en dat het een redelijk desastreuze ziekte is, maar je ziet dus vervolgens ook wat er wel kan en heel kleine dingetjes, hele kleine overwinningen. Daar krijg je gewoon moed van. Dus ja, iedere vorm van discriminatie vind ik is belangrijk. En misschien zou je ook kunnen zeggen dat DementieEnDan zo belangrijk was omdat je een soort van de discriminatie van de zieken eruit haalt. Dat je, zeg maar, het praten over de zieken en het wegzetten van de zieken, dat je dat tegen gaat. Ik denk dat dat zijn projecten waar ik altijd aan zou willen werken. Aan waar je iemand monddood.. dat is eigenlijk het ding.. als iemand monddood wordt gemaakt door hem weg te zetten als een subgroep of als een crimineel of als iets anders, dan maak je iemand monddood en dat vind ik.. dat raakt mij altijd. Daar ben ik altijd heel ongelukkig over. Dus ik denk dat ik dat zou willen. M: Ja, mensen een stem geven. B: Ja. Dat je laat zien, dat je inderdaad iemand in zijn waarde laat zien, waardoor je het beeld kan veranderen. M: En altijd de positieve kant.. B: Dat zou ik graag willen. Want dat is wat ik van Ireen heb geleerd ook. Dat wist ik echt niet. Daar was ik me niet van bewust. Ook ik, opgegroeid in dit medialandschap, ben geneigd om te denken ‘oh wat erg’ en dat te willen laten zien en dat is ook wat je verteld, dat zit gewoon in de aard van de mens om te vertellen en te laten zien hoe erg iets is. Ik weet niet waarom dat is, maar dat gebeurt heel veel. Ook toen ik het ruwe beeldmateriaal zag en ook sommige uitspraken die iemand deed of .. dat je denkt ‘Oh, wat erg!!’ Dat is wat je verteld aan een ander en dat is eigenlijk ook wat ik had verwacht in de film. Maar nee, de boodschap is ‘wat kan er nog wel?’ En dat soort dingen horen er dus niet bij, want zodra je zoiets erin stopt is dat hetgene wat mensen onthouden. Ja… dat is gewoon heel belangrijk. Om je daar bewust van te zijn. Als je boodschap is ‘wat kan er nog wel?’, het positieve, dat is waar je heel trouw aan moet blijven want zodra je je laat verleiden om er iets sensationeels in op te nemen, is dat waarover mensen praten en is dat wat mensen meenemen. Dat vond ik ook zo typisch. In de voorstukjes van DementieEnDan, in het eerste voorstukje wat de AVRO gemaakt had, was het alleen maar dat. Hadden ze alleen maar die dingen eruit gehaald waarvan je denkt ‘oh ja wat erg’. En dat was zo boeiend, dat zij dus inderdaad, dat het onmogelijk voor hen was, … Wij in iedere communicatie: het gaat over wat er nog wel kan. Maar dat dat dus gewoon, die woorden dringen helemaal niet tot iemand door. Pas als je de film ziet, met zoveel focus op wat er nog wel kan, dan ben je heel erg geraakt en denk je dat is waar het over gaat. Maar dat hadden zij dus totáal niet begrepen. Toen moest er natuurlijk een nieuwe trailer gemaakt worden van Ireen, zo is ze dan ook..maar dat was heel boeiend om te zien. Dat de neiging van mensen is om direct alle drama eruit te halen. En drama te laten zien. M: Ja en dat hadden zij dus ook gedaan. Alle stukjes drama die er te vinden waren samen te binden.. B: Ja, alles van ‘oh, ik weet het niet meer’ en ‘ik ben m’n man kwijt’. Dat hadden ze aan elkaar geplakt. Terwijl dat is dus even niet! Waar het over ging. Ja dat is ook heel belangrijk, dat die neiging van ons als mensen heel groot is, gefocust op drama, terwijl dat niet de boodschap is waarmee je iets kunt veranderen. Kijk, mensen kunnen dan alleen maar of afhaken, omdat het zo erg is, of ze zeggen van ‘ja het is echt heel erg en ik ga nu even lekker koffie drinken’. Ze kunnen er niks mee. Of je haakt vanzelf af omdat je het emotioneel niet aankan, of je kan er niks mee vervolgens. Kijk als je laat zien hoe erg iets is, ja wat dan? Als je bijvoorbeeld het nieuws kijkt dan zie je allerlei drama’s, ja wat moet je er vervolgens mee? Dus dat hoop ik, dat ik me kan blijven focussen op de kracht die mensen hebben 83
en om niet in de val te trappen om te laten zien hoe erg iets is.. dat sommige mensen geen stem krijgen. M: Heb je een idee hoe het idee voor een transmediale vorm tot stand is gekomen? B: Nou puur vanuit de wens om de impact groter te maken. Carolijn en Ireen met Verleden van Nederland hebben ze dit natuurlijk ook gedaan. Ik denk dat Ireen al heel lang weet, gewoon uit ervaring, dat een documentaire prachtig is en dat het wordt gezien door een paar honderd duizend mensen, maar dan is het klaar. Ik bedoel, als je er iets mee wil wat zij natuurlijk wil, zij wil de wereld verbeteren, dan moet je er meer mee. En de eerste stap is natuurlijk educatief materiaal, maar ik weet niet zo goed of educatief materiaal.. of je project dan meteen multimediaal is. Dat weet ik niet.. Er is natuurlijk altijd een website aan verbonden. Verleden van Nederland had een website, maar dat was meer een soort van informatiecentrum en dan was er een boek en educatieve.. Dan is het multimediaal, maar dat was puur inderdaad om de impact te verhogen. M: Zou je Verleden van Nederland dan ook als transmediaal beschrijven, als je kijkt naar het verschil dat je net benoemde? Dus vooral het kenmerk dat de elementen elkaar moeten versterken. B: Ja, ik denk het wel. Ik denk wel dat het transmediaal te noemen is. M: Ook omdat ze die canonclips voor kinderen hadden en die migrantenclips. B: Ja, het is allemaal weer voor verschillende doelgroepen. Ik blijf dat lastig vinden. Kijk, het doel is natuurlijk nooit transmediaal op zich, het is altijd de impact te vergroten en de reikwijdte te verhogen. En dan moet je dus een kanaal hebben dat die mensen het beste bereikt. En dat is zeker niet meer televisie, dat ben ik helemaal eens. M: En wat is denk je het verschil tussen een transmediaal fictie project en een transmediaal documentaire project? B: … Ik weet daar weinig van. M: Dat is wat ik merk in de literatuur, dat er voornamelijk geschreven wordt over transmediale fictie, waarbij het bijvoorbeeld gaat over een serie als Lost. B: Ja, ik weet ook.. ik denk dat dat soort dingen zijn natuurlijk ook om het bereik te vergroten, maar die hebben natuurlijk ook een hele hoge entertainmentwaarde. En de documentaire probeert natuurlijk die entertainmentwaarde met name te combineren met, vooral in ons geval, educatieve doelen. Om de impact te verhogen. Ik weet niet zo goed of dat ook bij fictie is, dat je de impact wil verhogen, of dat je alleen het bereik wilt vergroten. En bij documentaire, in ieder geval bij ons, is het doel heel erg om mensen tools te geven om iets te doen, iets te veranderen in hun dagelijks handelen. Ik denk dat dat bij fictie niet zo snel het geval is. M: Ja, precies. B: Ik denk dat je bij fictie ook gewoon zoveel mogelijk kijkers wil. Dat je een hele trouwe schare kijkers hebt, zodat iets heel erg gaat leven. M: Ja, een schare fans. B: Ja en dat is bij documentaire niet het gevoel. In ieder geval zoals wij het gedaan hebben niet aan de orde. Het is gewoon echt puur de impact. Met beeld iets kunnen doen. Dat is natuurlijk ook weer het 84
zwakke van beeld. Dat het heel makkelijk is om met beeld een bepaalde boodschap te uiten om bijvoorbeeld te internaliseren, dat is weer een heel ander verhaal. Ik denk dat het transmediale daarin nuttig kan zijn, maar dat we wel nog helemaal aan het begin daarvan staan. En dat we wel nog heel veel moeten leren over hoe dat dan kan. M: Ja. En wat zijn in het algemeen de essentiële elementen van een goede documentaire denk je? B: Ja, ik denk het allereerste is natuurlijk inhoudelijk een heel sterk verhaal, heel duidelijk iets belangrijks dat je wil laten zien. Iets relevants ook, dat je wil laten zien. Ik denk zeker bij een moeilijk onderwerp als dementie, maar dat dat sowieso zo is, is dat je de hoofdpersoon moet goed betrouwbaar zijn, die moet het verhaal kunnen dragen. En daar stevig in zijn zeg maar. Dus bij een gevoelig onderwerp, wat natuurlijk meestal zo is bij een documentaire, moet de regisseur moet ook het vertrouwen hebben van de hoofdpersoon. Bijvoorbeeld dat Ireen aanwezig mocht zijn bij al die gesprekken over het levenseinde van de familie Brinkman, dat geeft natuurlijk aan dat er 100% vertrouwen was. En dat is ook iets wat, zeker in deze tijd, onder druk staat vaak. Kijk, dingen moeten snel. Maar Ireen heeft geloof ik eerst zelf twee jaar research gedaan en heeft ook hoofdpersonen gevonden en is eindeloos gaan praten om vertrouwen te winnen en om ook zelf te kijken of het solide figuren zijn en of ze inderdaad iedere keer hetzelfde verhaal vertellen en niet iedere keer een beetje anders. Dat ze zich op een andere manier voordoen. Dus ja… kijk ik heb nog minder vaak meegemaakt, nou ik heb wel meegemaakt dat een documentaire slecht was. Wat ging er dan mis? Nou ik vond met name dat de slechte documentaires die ik heb gezien is met name dat er een totaal irrelevant verhaal verteld werd. En dat is natuurlijk de neiging een beetje met die egodocumentaire kan je soms… je vindt je eigen verhaal per definitie belangrijk, dat is natuurlijk alleen maar goed, dat is ook de bedoeling. Maar dat betekent nog niet dat andere mensen dat ook belangrijk vinden. Je vrienden hopelijk wel en je familie, maar daar houdt het dan ook wel bij op. Dus ik ben daar niet zo van, ik heb zelden een goede egodocumentaire gezien. Ik vind inderdaad een relevant verhaal… M: Is de lengte ook essentieel daarbij? Dat Ireen ervoor gekozen heeft om die mensen zo lang te volgen… B: Nou als je een proces wil laten zien wel ja. Ik denk inderdaad dat je die tijd ook nodig hebt om de geloofwaardigheid ook van je verhaal te laten zien. Maar ik weet het niet. Ja, als je het proces wil laten zien, dan heb je die tijd nodig. Maar dat kan voor andere onderwerpen misschien weer anders zijn. Ik vond… en natuurlijk is er dan ook nog een grote rol voor camera en geluid en de montage. M: Ja, want is daar een speciale keuze in gemaakt? B: Nou, ik geloof.. er was eerst een cameraman die heel ongemakkelijk was rondom mensen met dementie. Die heel moeilijk daarmee om kon gaan op een soepele manier. Dus dat ging mis. Die werd er zo zenuwachtig van. En toen kwam de volgende cameraman en dat is ook iemand waar Ireen al jaren.. al jaren mee heeft gewerkt en die was veel steviger. Die was gewoon, nou je moet natuurlijk zeker in zo’n situatie.. je bent daar met zijn drieën, dat is best wel een invasie, met zo’n enorme camera en een hengel. Je moet natuurlijk wel stevig zijn, maar ook zorgen dat mensen je wel vergeten. Nou volgens mij is dat heel goed gegaan. Ja de crew was ook heel betrokken. Ik geloof ook dat de cameraman zelfs ook nog een keertje op bezoek is geweest na afloop van het project. Dus dat vond ik ook, het waren prachtige beelden. Nou en de montage. De montage is natuurlijk ook onwijs belangrijk. M: Is dat door een editor van Docs gedaan?
85
B: Nee. Dat heeft Jelle Redeker gedaan en hij is iemand waarmee Ireen nou.. misschien al wel 30 jaar mee samen werkt. Ja, ik denk dat.. dat hebben ze samen denk ik twee of drie maanden hebben ze boven op elkaar gezeten. Oooh, verschrikkelijk, echt. Die Jelle jongen, dat die het overleefd heeft. Maar dat is inderdaad gewoon een totale oorlogszone ongeveer, maar ja wat ze gemaakt hebben is natuurlijk echt gewoon prachtig. En ze kennen elkaar van haver tot gort, dus ze weten heel erg hoe de ander is en werkt. Maar ik was… ik had natuurlijk al het ruwe materiaal gezien en ik had ook andere montages gezien, maar toen ik uiteindelijk het eindresultaat zag in EYE op het grote scherm de lange film, ik was echt héel erg onder de indruk. Ja ik was echt zó trots. Dat was echt helemaal te gek. Ik vind dat echt heel knap. M: Ja, dat is natuurlijk ook een kroon op je harde werken, omdat je zei dat het best heel zwaar was af en toe. B: Ja, het was echt heel zwaar. Nee, ik was super trots om er aan mee gewerkt te hebben en ik was dus ook héel erg onder de indruk van de montage die ze gemaakt hadden, omdat ik al het ruwe materiaal gezien had. M: Waar je dus ook een totaal ander verhaal mee had kunnen neerzetten. B: Oh, een totáal ander verhaal. Ja, echt een totáal ander verhaal. Maar ze is gewoon heel erg bij de boodschap gebleven. En ik vond het héel erg mooi. Maar goed het zijn natuurlijk ook Jelle Redeker, maar zeker Ireen, dat zijn ook zulke vakmensen, die zijn zo ongelofelijk professioneel. M: Maar de positieve boodschap waar ze op gefocust hebben is misschien ook wel de reden dat de hoofdpersonen zelf ook tevreden zijn met het resultaat. B: Ja, zeker. Ireen heeft het vertrouwen is.. ook Ireen is heel erg steady in haar verhaal. ‘Dit is wat ik wil laten zien’ en dat heeft ze dus ook gedaan. En ze heeft natuurlijk ook de film gekeken met alle hoofdpersonen voor de première en natuurlijk is het ook heel confronterend. Want je ziet ook het verloop, je ziet… Maar ja, weet je, er was inderdaad zo’n enorm vertrouwen. Toen Ireen het aan Richard ging laten zien was ik erbij en ja die waren helemaal lyrisch. Terwijl.. dat is dus heel bijzonder. Want Richard is gewoon een verschrikkelijke mantelzorger en af en toe zie je wel goed.. Richard is de man van Marien en Marien is de pianist. Dus Richard die kon..en soms hoorde je hem dus wel hele erge dingen zeggen, bijvoorbeeld ‘wanneer zijn onze kinderen geboren?’ Dan zie je Mary Ann dus zo van (trekt een vertrokken, geschrokken gezicht) Maar dat ziet hij dus niet. Hij ziet dat gewoon niet. M: Dat zij zo reageert van ‘oh god, ik weet het helemaal niet’. B: Nee, dat dat heel naar is om dat aan iemand te vragen, waarvan je weet dat die het niet weet. Hij realiseert zich niet dat zij zich realiseert dat dat heel gek is dat ze dat niet weet. Dus ja dat is.. dat is heel bijzonder. En ook dat hij dat gewoon niet ziet. Maar dat maakt dat je.. ze heeft dus ook hem heeft ze in z’n waarde gelaten. M: Dus hij vernedert haar af en toe eigenlijk gewoon.. B: Ja en je kan het dus inderdaad ook zo monteren dat je het ook echt ziet,maar je kan ook heel subtiel toen, zodat je als kijker zo van zo doet (trekt een gezicht), maar dat je niet meteen denkt van ‘oooh, wat erg!’ M: Maar dat je wel denkt van.. 86
B: ‘Oh, dat zou ik niet vragen’. Maar aan de andere kant.. wat natuurlijk ook zo is, is dat mensen heel erg geneigd zijn om dat soort dingen te vragen aan hun geliefden die dementeert, omdat je wil.. Aan de ene kant hoop je misschien dat ze antwoord kan geven, aan de andere kant… Nou ik heb niet een situatie, maar bij het laten zien van de film en de educatieve clips zeggen mensen van ‘ja, zo gaat het. Dat is wat mensen doen. Mensen zijn geneigd om dat soort vragen te stellen.’ Weet je, ook weer uit die neiging van ons, die we nou eenmaal hebben, om alsmaar te kunnen zeggen ‘erg hè’. M: En om te testen hoeveel mensen nog weten misschien. B: Ja,maar hij deed het echt.. hij liet het echt zien aan degene van de verzorgingshuizen weet je wel, van ‘kijk hoe dement ze is’. ‘Liefste, wanneer zijn onze kinderen geboren?’ Ja… Maar daarom zijn dat soort dingen ook belangrijk om wel.. dat is het doel.. Dat is met film, om te laten zien wat er gebeurt als je goed kijkt. Dan zie je wat er gebeurt bij haar, in haar gezicht. Dus dan kun je het gesprek openen van ‘moeten we dit soort vragen wel stellen eigenlijk of moeten we dat gewoon maar niet doen?’ Dus dat was ook één van de educatieve clips, van hoe ga je om met iemand met dementie. Zodat je vervolgens dat gesprek kunt beginnen van ja moet je dit doen of niet? Dus ja, ik ben er gewoon heel trots op om er aan te hebben meegewerkt en.. door naar het volgende project.
87
8.4 Transcript interview Carolijn Borgdorff Interview: Amsterdam, 15-05-2014 M: Zou je iets willen vertellen over jouw rol tijdens het proces, jouw taken tijdens het project. C: Ehm. Jeetje, dat is wel meteen wat je zegt een brede vraag. Tijdens het maken van DementieEnDan bedoel je hè, daar hebben we het specifiek over. M: Ja. C: Ehm. Mijn officiële titel in het hele proces is producent. En als producent ben je eindverantwoordelijk voor het hele project, inhoudelijk en financieel. Dit project werd gecofinancierd.. of gecoproduceerd met De Toedracht, het bedrijf van Ireen en als producent bepaal je eigenlijk het reilen en zeilen op alle fronten inhoudelijk en financieel om te zorgen dat een project tot een goed einde komt. Dus eigenlijk is mijn rol daarin.. ehm… op alle vlakken ben ik wel een beetje aanwezig. Sommige wat meer dan het ander, maar.. Belangrijk onderdeel is het zoeken van geld. Wat ook belangrijk is, is het zorgen dat alle mensen die betrokken zijn en dat waren er in dit geval natuurlijk heel veel, omdat we ook steeds al die inhoudelijke partners erbij betrokken, om te zorgen dat die blij, tevreden en mee blijven doen ook. En dat is lastig, om die in beweging te krijgen is.. Wij willen namelijk wat en zij niet per se. En wij willen eigenlijk ook nog dat zij iets doen. Nou voordat je dat voor elkaar hebt is echt, dat is pittig, dus heel veel leuren en sleuren. Op inhoudelijk vlak ben ik heel betrokken geweest bij Ireen als regisseur natuurlijk en daar als klankboord. En zo eigenlijk ook bij de research. En bij de educatie heb ik een wat dubbele rol gehad zeg maar, omdat ik alle clips zelf gemonteerd heb. Ehm.. wat natuurlijk niet per se bij de taak van een producent hoort, dus daar zat ik eigenlijk een beetje in een soort dubbele rol. Wat ik heel leuk vindt en wat ook een beetje mijn oorsprong is natuurlijk dus af en toe vind ik dat heerlijk dat ik dat weer even mag. Ehm… Ja zo ongeveer. M: En wat was de reden dat je de educatieve clips zelf gemonteerd hebt zeg maar, terwijl dat dus eigenlijk niet een gebruikelijke situatie is? C: Ehm, omdat het niet goed lukte. En ehm.. we.. wat gek is, is je bent.. Die educatieve clips waren allemaal tussen de drie en acht minuten zeg maar en er is altijd een hardnekkig misverstand dat het makkelijk is om korte dingen te maken. Dat is heel moeilijk. Je moet op een heel andere manier kiezen en we hadden een heel duidelijk beeld voor ogen hoe dat er uit zou moeten zien. Ehm, we hebben mensen van buitenaf ingehuurd om te kijken of het werkte dat die de clips gingen maken. Daar bleef steeds maar net niet ehm.. zeg maar de goede toon moet je eigenlijk zeggen.. die hadden steeds net niet de goede toon te pakken. En ehm.. op een gegeven moment dacht ik van ‘Nou, nu iedereen de deur uit, nou ga ik het zelf doen’. Zo. M: En hoe is de balans tussen Ireen en De Toedracht en dan Docs? C: Ehm, op welke manier bedoel je? M: Nou, op het werkvlak. Wie op welk vlak de doorslaggevende… C: Ehm, nou ja de hele organisatie lag hier. Dus de coproductie is met De Toedracht is eigenlijk als je die heel, heel sec zou formuleren, is dat puur het coproductieschap in de zin van rechten. Dus het hele project is hier uitgevoerd, het hele project is hier geresearcht, het hele project is hier financieel onder
88
gebracht geweest, dus het hele project heeft hier gelegen, maar rechten technisch hebben we in coproductie gefunctioneerd. M: En wanneer werd Docs zeg maar onderdeel van het project? (C: Meteen) Want zeg maar Ireen heeft daarvoor ook al twee jaar zelf research gedaan toch? C: Nou weet je, wat wat.. Ireen en ik zijn aan elkaar verbonden sinds een jaar of zes.. een jaar of zeven in alle projecten die zij doet. Zij is geen ehm producent meer zeg maar zelf. Of ze is wel producent, maar ze wil eigenlijk zelf niet meer produceren, dat is teveel. En dat betekent dat alles wat ze wil produceren, dat doet ze samen met mij. En zo ook hier in. En het is altijd zo met dit soort projecten dat degene die het initiatief neemt, in dit geval is dat Ireen, ja dat die al heel snel bezig gaat met het doen van research en kijken hoe dat dat.. dat vormt zich eigenlijk in haar hoofd in beginsel. En pas op het moment dat ze een beetje houvast heeft en een kader heeft, ja dan wordt het tijd om het echt op papier te zetten en er echt een plan van te maken. M: Om hier een team te vormen.. C: Precies, maar dat duurt natuurlijk even voordat dat echt.. Nou dat heb je natuurlijk zelf ook in je stage gezien. Je hebt niet meteen van een idee een programma. Daar zitten zoveel kleine stapjes tussen. M: Ja, want Bernadette vertelde inderdaad dat ze vanaf begin 2012 ongeveer erbij betrokken was. En hoe lang daarvoor was er ongeveer al een team bezig vanuit hier? C: Ik denk het is in 2013 uitgez.. ik denk dat we in 2010 begonnen zijn. En Ireen misschien nog wel een jaar eerder denk ik. Zo in de zijlijn. M: Wat wilden jullie… wat was de belangrijkste boodschap van het hele project? C: Ehm. Wat we geprobeerd hebben is.. eigenlijk een soort tijdsbeeld te geven van de dementiezorg in Nederland. Ehm, heel erg verteld vanuit de patiënt en ook heel erg verteld vanuit het gevoel van kansen die er toch nog zijn. Ondanks het feit dat.. kijk dementie is natuurlijk een aftakelende ziekte en daarin ook schrijnend.. altijd. Ik bedoel ieder proces dat je volgt is.. is.. zit een enorm dramatisch verloop in en wat we eigenlijk wilden is dat natuurlijk laten zien. Want dat bestaat, dat is er. Maar daarbinnen wel zoveel mogelijk proberen om te laten zien welke mogelijkheden er zijn. En ja ik denk dat we een heel mooi document hebben gemaakt met de stand van zaken op dit moment met de nadruk op de mogelijkheden, de kansen en de ontwikkeling. En eeh.. dat is.. Ik vind het altijd moeilijk om te zeggen wat we vooraf voor ogen hadden, om.. Nou je kan je voorstellen we hebben vier jaar in totaal over het project gedaan en daar zit gewoon een ontwikkeling ook in, in wat je voor ogen hebt met dat project. Dus dat wordt bijgesteld, dus het is makkelijker om te zeggen wat het geworden is. Dat is wel wat we gehoopt hadden, dat we zoiets zouden kunnen maken en dat heeft onze verwachtingen ook nog overtroffen daarin, dus we zijn daar wel heel.. Het is goed gelukt zeg maar om te vertellen wat we graag wilden vertellen. M: Ja. En zijn er dan nog specifieke elementen die tijden het proces zijn bijgesteld? Als het gaat om de kant die jullie op wilden gaan. C: Nou ja, dat zit niet zo zeer in het filmen, want in het filmen..want in het filmen van de portretten heb je de mens als ijkpunt. Ehm.. en die zijn wie ze zijn, dus daar verandert niet zoveel in. Dat zat veel meer in de omgeving daar omheen. Dat we.. we hebben in het begin heel veel moeite gehad om organisaties te overtuigen van het nut en de noodzaak voor het maken van zo’n soort film. En we 89
werden al heel snel afgedaan als ‘ja, daar heb je weer zo’n initiatiefje over dementie. Ja pff, zo komen er nog tienduizend langs per maand dus…’ Terwijl wij het gevoel hadden dat er juist nog niet zoiets was wat helemaal doordringt tot de kern van waar het nou eigenlijk om gaat. En ja dat kost gewoon heel veel tijd en moeite. Maar dat heeft ook weer heel veel te maken met wat ik net al zei. Wij willen wel iets en we komen allemaal mensen tegen die allemaal een belang hebben zelf zeg maar in dat onderwerp, maar eigenlijk helemaal niks willen. Of in ieder geval niet per se. En waarom zouden wij als buitenstaander, als leken, hen gaan vertellen wat ze zouden moeten willen? Al die dynamiek zeg maar en al die diplomatie die daar omheen zit en al die belangen en en.. al dat hokjes denken.. Ja, dat moet je toch proberen een beetje te doorbreken. M: Ja en wat was de belangrijkste reden dat jullie al die organisaties erbij wilden betrekken? C: Ja.. kijk het het..het project was niet het doel op zich. Het doel van het project was om door te dringen tot al die verschillende doelgroepen en al die verschillende eh.. organisaties en deelgebiedjes zeg maar die te maken hebben met dementie en.. eh.. wat je dan ziet is dat de verpleeghuisarts natuurlijk een heel ander belang heeft dan de logopedist. Of dat de verzorgende een heel ander belang heeft dan de mantelzorger. Ehm.. ik weet je vraag niet meer. Ik zit te denken waar ging ik ook alweer naartoe.. M: Ja. Nou, waarom jullie al die organisaties bij het project wilden betrekken? C: Nou ja, eigenlijk is daar het antwoord heel makkelijk op. Omdat we draagkracht wilden hebben. We wilden zorgen dat al deze mensen zich betrokken voelden en zich ook iets gingen aantrekken van wat ze zouden zien. Want het enige dat werkt is om te laten zien hoe het in de praktijk gaat, in het echt leven. En dat was ook absoluut de toegevoegde waarde van het project. Dat we dat konden laten zien, door de processen bij die gezinnen te volgen. M: En hadden jullie een specifiek publiek voor ogen van tevoren? C: Héél Nederland. Ja, weetje, dementie is natuurlijk een onderwerp waar iedereen of direct of indirect wel mee te maken heeft. Dus we hebben de educatieve clips wel heel bewust voor verschillende doelgroepen gemaakt, maar de film zelf niet. M: En hoe is het idee voor de educatieve clips ontstaan? Wat was het doel daarvan of het idee daar achter? C: Ehm, nou ja we hebben.. dat is eigenlijk al een soort mechanisme wat we binnen Docs, binnen IDTV Docs al langer eh eh nastreven. Dat we.. kijk een documentaire is natuurlijk fantastisch en het is ook nog prachtig als die uitgezonden wordt, maar daarna is het weg. En wij maken heel veel documentaires over maatschappelijke onderwerpen, waarvan we heel graag willen dat het nadat de documentaire is uitgezonden ook nog ergens toedient en ook nog ergens terecht komt. Nou dat doen we bij DementieEnDan, maar dat doen we bijvoorbeeld ook met Bikkels (serie over jonge mantelzorgers, red.) Of dat doen we ook met andere documentaires die we uitgezonden hebben dus. Dus uiteindelijk is dat misschien nog wel een hoger doel dan het maken van de documentaire zelf. M: Ja, dat het langer stand houdt.. C: Ja en dat je mensen ermee bereikt die er ook iets mee kunnen. M: Ja, want hoe is het idee tot stand gekomen voor de transmediale vorm of hoe zou je het zelf omschrijven? 90
C: Nou, daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde. Dat.. we zijn eigenlijk met Verleden van Nederland, dat is het eerste project dat ik met Ireen gedaan heb, hebben we.. zijn we daar ontzettend mee gaan worstelen zeg maar hoe je dat zou moeten doen. Nou daar liep het helemaal uit de hand want daar hebben we geloof ik zes boeken uitgegeven en nouja echt.. Dat werd zo’n groot project dat het bijna niet meer te houden was. Ehm, maar we merkten daar wel heel erg dat eh.. dat het principe werkte en ook heel goed kon. En ja dat doel zeg maar, om dat doel te dienen, hebben we uiteindelijk gezegd van dat moeten we minstens bij ieder project dat we hier doen, moeten we dat willen. En zo zijn we vervolgens ook gaan kijken naar onze projecten. Niet alleen DementieEnDan die als onderwerp natuurlijk.. dat is als onderwerp heel geschikt om in de breedte neer te zetten. Nou Bikkels is ook zo’n onderwerp hè, dat is ook heel geschikt daarvoor. Een film over Tania Kross, veel minder. Dat.. kan je nog voorstellen dat je dat naar relevante opleidingen stuurt bijvoorbeeld.. maar of je daar nou een relevant debat over kan organiseren.. Ik zou het niet zo goed weten. Maar alle maatschappelijke onderwerpen die we maken, daarvan zeggen we echt van ‘ja, dat is zo relevant.. dat moeten beleidsmakers gewoon weten, dat moeten mensen die zorg verlenen weten, dat moeten geinteresseerden weten’. Nou ja op die manier. M: Ja, dus dat zijn vooral de onderwerpen die het meest geschikt zijn. C: De maatschappelijke onderwerpen, ja zeker. M: Ja, want die transmediale vorm of welke term gebruiken jullie? C: Multimediaal, transmediaal.. M: Zit daar verschil in denk je? C: Nou vast, in de exacte betekenis van het woord zit vast een verschil, maar ik zou het niet weten. Wat wij er onder verstaan is dat we één bron hebben, namelijk het gefilmd materiaal en dat we daarmee via zoveel mogelijk media proberen zoveel mogelijk doelgroepen te bereiken. Dat is eigenlijk wat we doen en ik wil er vanaf zijn of dat transmediaal, of multimediaal, nou ja je hebt vast nog iets.. M: Cross-mediaal.. C: Cross-mediaal.. Dat weet ik niet. M: En die transmediale vorm, om het zo te noemen, zie je eigenlijk veel vaker en al eerder in de fictiewereld. Dus bijvoorbeeld als series als Lost. Denk je dat er een verschil is tussen deze transmediale vorm in fictie context en in documentaire context? M: Ja, ik denk wel dat je heel erg de.. de eeh eeh het transmediale moet scheiden van de secundaire exploitatie. En ehm, ik denk wat jij nu net noemt in fictie is denk ik allemaal secundaire exploitatie. Daar waar je gewoon geld mee verdient. Wij verdienen geen geld met die educatieve clips. Snap je, dus dat is zeg maar een inhoudelijke spin-off voor het bereiken van verschillende doelgroepen. Terwijl het maken van een game waar je weer opnieuw geld aan verdient bij fictie, is secundaire exploitatie. Dus ik denk we dat daar een groot verschil tussen zit. M: Ja. Qua doel vooral..
91
C: Qua doel, maar ook qua uitgangspunt. Want daar gaat het waarschijnlijk ook wel om het.. zoveel mogelijk mensen bereiken, maar dan zoveel mogelijk betalende klanten bereiken. Dus dat is meer commercieel gedreven denk ik. M: Eigenlijk heb je hier al antwoord op gegeven, maar zou je op basis van jullie ervaring met DementieEnDan opnieuw voor deze vorm kiezen? C: Jazeker. Ja. Dat gaan we weer doen hè. Mantelzorg en we hebben Jong en arm natuurlijk, waar je zelf aan gewerkt hebt. Wat een mooi plannetje is geworden overigens, wat ik vandaag ga opsturen dus ik ben heel benieuwd. En waar ik dinsdag een gesprek over heb. Dus dat is hartstikke leuk. Dat is ook zo’n project natuurlijk, waarmee dat hartstikke goed mee zou kunnen. Nou ik denk dat het.. het zit inmiddels zo in ons systeem, of in ieder geval in mijn systeem, om dat zo aan te pakken dat ik dat altijd bij alle projecten zal proberen. En het biedt ook extra mogelijkheden. Bijvoorbeeld om weer naar andersoortige fondsen te gaan, om geld aan te vragen. M: Want wat is het idee achter het plan dat Bernadette nu aan het schrijven is inhoudelijk. Wat moet daar in komen te staan voor punten. De blauwdruk zeg maar, of het format. C: Oooh… dat weet ik nog niet. Dat weet ik nog niet. Zij wilde dat plan zelf graag maken en zij is iets meer van de beleidsstukken dan ik. Dus eh ik heb het niet zo ontzettend nodig denk ik. Even daar gelaten dat het praktisch is hoor om zo’n soort document te hebben. Ehm.. maar weet je.. wat.. zo’n plan heeft ook altijd een beetje het gevaar in zich dat het een maniertje wordt. En het is eigenlijk geen maniertje, het is veel meer een .. logisch gevolg van de onderwerpen die we doen en ja.. ik vind zo’n plan is hartstikke handig, maar uiteindelijk is het altijd inhoudelijk gestuurd. M: Ja, het draait waarschijnlijk vooral om de lessen die geleerd zijn bij DementieEnDan. Om die bij een volgend project misschien anders aan te kunnen pakken bijvoorbeeld. C: Precies. Dat is waar zo’n plan heel nuttig voor is. Waar ben je tegenaan gelopen? Omdat het zo groot en complex is en er zoveel verschillende partijen bij betrokken zijn. Ja, is het gewoon heel prettig om dat op een rijtje te zetten. Het is bijna een checklist zeg maar. Als je nou een project zo zou willen aanpakken, wat moet je dan niet vergeten? Dat is het meer. M: Ja en hoe liep het met het team hier bij Docs tijdens de hele ontwikkeling? C: Ehm, soms ging dat goed en soms ging dat minder goed en ik heb natuurlijk een aantal vaste mensen die ik heel goed ken, waarvan ik heel goed weet wat ik aan ze heb en hoe ik met ze werk. Dat is eigenlijk nooit een probleem. Bij zo’n groot project worden er ook veel mensen van buitenaf ingehuurd natuurlijk. En ehm.. Ireen is natuurlijk een hele strenge leermeester, die ook eigenlijk alleen maar de top van de top eh.. wil. Wat er ook heel goed maakt, dus dat is prima, maar dat heeft wel consequenties dat als ze het gevoel heeft dat het niet op die manier met iemand gaat.. als we het gevoel hebben dat dat niet op die manier met iemand gaat. Ja, dan op een gegeven moment dan loopt het spaak. En dat gebeurt gewoon af en toe in zo’n project. Er zijn heel veel vaste mensen waar het goed mee gaat en die een soort basis van je project zijn, en ja er worden mensen eh eh.. van buitenaf ingehuurd waar het soms heel goed mee klikt en soms niet. Zoals dat gaat. M: En behalve het team en de educatieve clips.. waren er nog bepaalde moeilijkheden.. C: Ja, het is complex. Het is complex omdat er zoveel verschillende.. Kijk, wat je eigenlijk doet is.. het onderwerp is eigenlijk gewoon.. is de spin en daar omheen ga je heel langzaam een web maken. En je 92
kan je voorstellen dat hoe groter dat web wordt, hoe moeilijker het wordt om zicht te houden op die spin. Ehm.. en hoe complexer het wordt. En wat dan.. je hebt niet lopende het hele proces heel veel mensen nodig, maar soms heb je er heel veel nodig en soms veel minder. Je merkt dat hoe verder je van de spin afkomt en je dan nog mensen van buitenaf moet inhuren, die snappen dat eerste deel al helemaal niet meer omdat het zo moeilijk en ingewikkeld is. En omdat we met vijftig/zestig verschillende partijen werken. We hebben sowieso inhoudelijk.. maar ook aan de financiele kant gewoon drieentwintig verschillende financiers.. hebben. Die allemaal iets willen. Die allemaal rapportages willen, op hun eigen manier, op hun eigen.. Ja, je kan je voorstellen dat het zo complex wordt. Ehm.. ja dat dat.. ehm.. ja dat het soms gewoon heel ingewikkeld is. Dus eh.. het is niet het makkelijkste om te doen. Dus het put je volledig uit, want je bent alleen maar ballen aan het hoog houden. Alleen maar. En je blijft een partij die iets wil en je blijft te maken krijgen met mensen die niet per se zo nodig hoeven. Dus die moet je steeds stimuleren en steeds blijven voeden met ja… Je moet wel blijven opletten.. Ik wil iets van jou. M: Hebben de fondsen of organisaties verder een rol gehad in het project? C: Nou de fondsen hebben natuurlijk uitsluitend een financiële rol, wij maken onafhankelijke producties, dus die hebben geen enkele inhoudelijke zeggenschap. We eh.. de inhoudelijke partijen.. dus hè de grote organisaties zoals Alzheimer Nederland.. nou dat soort partijen. Ehm.. Ja daar hebben we natuurlijk expertise voor nodig. Wij zijn geen specialist. Dat worden we wel, maar niet zoals zij. We worden geen specialist ouderengeneeskunde. Daar heb je hen voor nodig en daar heb je hun expertise voor nodig om te gebruiken uiteindelijk in je documentaire. M: En hebben zij ook aangegeven, als het gaat om de educatieve clips, wat zij graag zouden willen zien? C: Jazeker, daar zijn hele teams omheen gebouwd hè. Dus per doelgroep; dus vmbo, mbo, hbo, universitair, huisartsen, ouderengeneeskunde, fysiotherapeuten.. Al die doelgroepen hadden we werkgroepjes gemaakt om samen met hen de inhoud te bepalen. Want het maken van zo’n educatieve clip is alleen maar nuttig als je weet wat zij kunnen gebruiken in de lespakketten. Als je iets maakt waar ze niet op zitten te wachten dan wordt het nooit gebruikt. En aangezien we dat wel wilden, hebben we steeds met die werkgroepjes samen de inhoud bepaald. M: en hoe is de reactie daarop geweest tot nu toe? C: Ja wel heel goed. Sowieso is er behoorlijk positief gereageerd op de hele campagne, maar ook zeker op het educatieve materiaal. M: Ja en in hoeverre hebben jullie zicht op hoe het op dit moment wordt ingezet, het materiaal? C: Ehm.. Dat ehm.. daar hebben we enigszins zicht op. Omdat we natuurlijk kunnen kijken hoe veel.. hoe vaak het besteld wordt, maar ook hoe vaak het.. Er zijn drie plekken waarop het te zien is en verkrijgbaar is.. door te kijken hoe het daar.. afgenomen wordt. Maar het gaat natuurlijk een beetje een eigen leven leiden dus.. ik zou daar echt absoluut niet me daaraan durven branden door aantallen te noemen. Geen idee. M: En als het gaat om de transmediale vorm, wat is dan de grootste toegevoegde waarde of het grootste verschil met een op zichzelf staande documentaire?
93
C: Ehm.. Nou ik denk uiteindelijk dat het.. bereiken van die specifieke doelgroepen en het inzetten van het.. eh.. materiaal als gebruiksmateriaal. Dus niet om ’s avonds met een bak chips alleen maar naar te kijken, maar waar je ook daadwerkelijk mee aan de slag kan. Ja ik denk dat dat een hele grote toegevoegde waarde is, absoluut. Dat heb je niet als je alleen maar een documentaire maakt. Dus door de te zorgen dat je materiaal veel meer een bron wordt van informatie die je op allerlei dragers vervolgens kan uitdragen, ja verrijkt natuurlijk enorm. Zeker met dit soort onderwerpen. Dit soort onderwerpen vraagt er om. Dus eh.. ja dat tuurlijk dat is een groot verschil. Dat is een heel andere manier van kijken naar documentaire. Documentaire wordt.. dat mag ik niet zeggen geloof ik, maar documentaire wordt bijna bijzaak. Of documentaire wordt middel, zo moet ik het zeggen. Bijzaak is niet het goede woord. Documentaire wordt middel om ook andere doelen te kunnen bereiken. En dat is prachtig. M: Ja en dan is het dus inderdaad vooral geschikt voor die maatschappelijke onderwerpen. C: Nou die zijn heel snel.. kan je je daar van alles en nog wat bij voorstellen. En eh, wat we verder veel maken is natuurlijk kunst en cultuur. Ja kunst onderwerpen is voor een heel beperkt, specifiek publiek. Daar kun je ook eh natuurlijk op andere manieren gebruik maken van het materiaal, maar minder makkelijk. En die maatschappelijke onderwerpen hebben natuurlijk al een.. hebben bijna al een educatieve waarde van zichzelf. Dus ja, dat ligt zo voor de hand om dat op die manier te gebruiken, dat het gewoon zonde zou zijn om het niet te doen. M: En hoe is het idee voor het interactieve element ontstaan (C: Die game) Dus muziekvantoen.nu? C: Ehm, nou we wilden heel graag.. Als je kijkt naar de doelgroepen die we wilden bereiken, wilden we ook heel graag dat juist de wat jongere doelgroep die eh.. vooral als verzorgende en verplegende bezig is met dementerenden, kijken of we iets konden maken wat juist voor die doelgroepen een toegevoegde waarde zou hebben. En ehm.. toen zijn we gaan kijken.. Het is bijna een soort serious game achtige tool geworden die.. ook wel erg tot de verbeelding spreekt. En we hebben geprobeerd om dat heel erg laagdrempelig en toegankelijk te maken, juist voor die groep die nu natuurlijk sowieso bijna de hele dag met hun hoofd voor een Ipad zit of een telefoon of wat dan ook. En om dat in te zetten zeg maar, als manier om bij dat educatieve materiaal te komen.. leek ons een heel goede manier. M: Ja en waarom via een website? C: Ehm.. nou we wilden eigenlijk een App, maar dat lag technisch wat gecompliceerd en.. had met geld te maken en eh had ook te maken met het feit dat we weliswaar deze toepassing wilden maken voor nou ja zeg maar, 20 tot 27/28 jarigen, maar we ons er ook wel heel bewust van waren dat uiteindelijk ook wel de dementerenden en hun mantelzorgers daar ook gebruik van moesten gaan maken. Nou dat werd een stuk een stuk ingewikkelder om die twee doelgroepen samen te vatten in één ding. En dan was het ook nog zo dat de verpleeghuizen die het wilden gaan gebruiken eigenlijk allemaal het verzoek deden of het niet op een internetpagina kon, omdat dat voor hen veel beter te behappen was binnen de omgeving van het verpleeghuis. M: Ja en omdat ze bijvoorbeeld nog niet werken met Ipads of dat soort dingen. C: Ja, of een draadloze verbinding of dat soort dingen. Dus eigenlijk hele praktische zaken. M: En het interactieve, was dat ook een hele bewuste keuze?
94
C: Ja. We wilden heel graag dat.. we wilden het heel graag leuk maken eigenlijk en daardoor laagdrempelig en ook eenvoudig voor de dementerende zelf. Dat die daar ook zelf plezier aan zouden kunnen beleven. M: En hoe verliep het ontwikkelen daarvan, want op zich zo’n game en eigenlijk misschien ook de educatieve clips, horen in eerste instantie niet bij de expertise van Docs in het algemeen, dat ligt meer bij documentaire.. C: Ja, maar inmiddels zou ik dat niet helemaal meer hard kunnen maken geloof ik. We hebben zoveel educatief materiaal gemaakt in de afgelopen zeven jaar. Daar zijn we zeer bedreven in. Dat kunnen we ook op allerlei manieren en vormen. Even daargelaten dat we natuurlijk geen pedagoog zijn en geen didactici.. dus dat huren we dan in. Dus met andere woorden, we laten mensen meekijken. En de game is ontwikkelt door mensen die daar verstand van hebben. Wel op basis van wat wij wilden, maar ja op een gegeven moment houdt onze kennis daarover op en kunnen anderen dat veel beter. Dus dat is ingehuurd, die kennis. M: En verliep die ontwikkeling goed, naar tevredenheid? C: Hmm. Ja het was… kijk, zo’n internetsite heeft natuurlijk ook heel veel te maken met smaak en toegankelijkheid en ideeën daarover en iedereen had daar fijn een ander idee over. En ehm.. ja zo’n bureau komt dan met een schets en verschillende ontwerpen en uiteindelijk kom je daar wel uit. Dat is gewoon het proces, maar dat liep op zich prima hoor. Maar ja, dat proces daar moet je doorheen. Maar nogmaals, dat is prima. M: En zijn jullie ook tevreden met het eindresultaat? C: Ehm… Ja, ik zit.. Ik weet dat niet zo goed, omdat ik niet zo goed weet wat ik ervan verwacht had eigenlijk. Ik vind het nu als toepassing heel leuk geworden, maar kan me ook voorstellen dat we er nog meer uit hadden kunnen halen. Ehm.. en ik denk zeker dat we in promotioneel opzicht nog wel veel meer hadden kunnen doen om het aan de man te brengen. Alleen er zit gewoon een eindpunt aan onze tijd en uren en op een gegeven moment stopt zo’n project hier. En dat is heel akelig eigenlijk natuurlijk, want het loopt nog steeds door. Ik ga volgende week nog steeds naar een congres van DementieEnDan, maar eigenlijk kan dat helemaal niet. Dat is wel natuurlijk het.. een soort instinker in dit soort projecten. Dat je.. op merkwaardige wijze op een gegeven moment bijna beschouwd wordt als een autoriteit. Op een bepaald onderwerp, wat we natuurlijk helemaal niet zijn. Want we zijn altijd maar facultatief en tijdelijk bezig met iets. En tuurlijk word je een beetje een specialist, maar dat gooi je eigenlijk net zo makkelijk weer over boord. En dan word je het weer op een ander gebied, omdat je daar een documentaire over maakt. Maar ja, ondertussen ontstaat er wel een circuit waarin je ineens debatten moet voeren over het onderwerp en ik heb lezingen gegeven voor hbo-v studenten. Dat je denkt van ‘ja, maar wie ben ik dan om…’ Dat is helemaal niet mijn vak. Maar het is wel heel leuk en ook heel leerzaam en ook heel goed om je materiaal te promoten natuurlijk. M: En zou er dan eigenlijk bij dit soort transmediale projecten anders om gegaan moeten worden, een verandering moeten zijn qua… Bij een documentaire is het natuurlijk eerder zo van.. research, productie, postproductie, première en dan is het een soort van klaar. Maar dat is hier natuurlijk eigenlijk niet zo. C: Nee, hier druppelt het eindeloos door.
95
M: En zou daar dan ook meer aandacht aan gegeven moeten worden of anders… C: Nee, nee. Kijk ik denk, we zijn een filmbedrijf, we zijn filmmakers. En dit is hartstikke goed, maar dit is niet wat we kunnen. Wat we kunnen is film maken. Eh.. en wat we ook kunnen is daar die mooie educatieve clips en materiaal van maken, maar daar stopt het ook gewoon. En dat dat in de praktijk niet helemaal zo is, ja nou ja dat moet je dan maar voor lief nemen. Maar volgens mij als we ons daarop inrichten, dan worden we een soort van reclamebureau of zo. En dat is zeker niet wat ik wil. We moeten steeds weer gedwongen worden, en dat is ook goed, om terug te gaan naar onze basis. Namelijk ‘oké, we gaan weer een film maken’. Dat is wat we hier kunnen. M: Ja.. Maar het is natuurlijk wel zo dat die educatieve clips een soort van misschien nog extra aandacht nodig hebben om te kunnen kijken van hoe worden ze op dit moment ingezet, wat zijn de reacties? C: Ja, op een gegeven moment is dat onze verantwoordelijkheid niet meer. Wij zijn de aanleveraar. Ehm.. dus dat moeten anderen maar doen. M: Ja, maar dan is het risico misschien wel dat het eerder uitdooft als het ware. C: Niet als je het goed onderbrengt en ik denk dat we bij DementieEnDan, dat we het behoorlijk goed hebben onder gebracht. M: Ja, dus dat is het belangrijkste, dat je het draagvlak inzet daarvoor. C: Tuurlijk, want zij moeten het gaan dragen, ook langer. En ja op een gegeven moment moet je ook vinden.. moet je er ook klaar mee zijn. Dat is ook goed. Maar ja, Ireen is nog de komende vijf jaar met die mensen bezig. M: Ja, die zei al. Ik word door iedereen op straat over dementie aangesproken, alsof ik een soort autoriteit ben inderdaad. C: Precies, maar die is ook met de mensen die de hoofdpersonen zijn in de film.. Daar gaat ze nog iedere maand naartoe. En dat kun je ook niet zomaar loslaten. Dus in die zin.. ja dat hoort gewoon een beetje bij het vak. En dat is ook leuk. M: Ja, dat is ook mooi. Want het is natuurlijk heel persoonlijk. C: Heel persoonlijk en die mensen hebben zich helemaal overgegeven.. in vertrouwen aan Ireen en zich van alle kanten laten zien. Dus dat is ook goed, dat zij het gevoel hebben dat ze vrienden zijn geworden met ons. M: Ja, want hoe zijn jullie zeg maar tot de selectie van deze hoofdpersonen gekomen? Wat waren de criteria? C: Nou we hebben natuurlijk gewoon gereasearcht. En dan uiteindelijk kom je op een aantal mensen waarvan je denkt van ‘die zouden geschikt kunnen zijn. En dat zijn dan.. dat zijn gewoon een aantal basisdingen. Dat mensen prettig zijn om naar te kijken, dat ze goed kunnen praten, dat ze goed over hun situatie kunnen praten. Nou ja, dat soort dingen. Dat ze een ziektebeeld hebben dat te volgen is, dat ze.. Het zijn eigenlijk hele algemene dingen en wat dan zeg maar in de breedte het belangrijkst is, is dat we natuurlijk gewoon mensen gezocht hebben waardoor je een heel breed beeld krijgt van de 96
ziekte dementie. Dus veel verschillende mensen, met verschillende soorten dementie, maar ook verschillende lagen van de bevolking.. mannen, vrouwen, allochtoon. Nou ja, zo. M: Ja en hebben jullie van tevoren zeg maar een soort keuze daarover gemaakt. Van we willen graag iemand die een migrant is bijvoorbeeld… C: Dat was eigenlijk het enige wat we voorwaardelijk vonden, dat er een migrantenfamilie inzat. En verder is het eigenlijk andersom gegaan. Hebben we gekeken wat we hadden en op basis daarvan hebben we de keus gemaakt wie we dachten dat het meest geschikt was. M: En jullie hebben de mensen ook een behoorlijke tijd gevolgd. Is die lengte ook noodzakelijk denk je? C: Ja. Ja als je een proces wil filmen, moet er wel iets gebeuren. En als er.. zeker in deze ziekte, ja daar gebeurt pas iets als je de tijd neemt. Dus daarom duren al die films bij ons zo lang. M: En jullie hebben in dit project gekozen voor de televisiedocumentaire.. Een lange en twee korte.. Die korte wordt geloof ik pas van de zomer uitgezonden.. C: Ja, één tweeluik.. twee afleveringen, dat was zeg maar de hoofddocumentaire en dan nog twee korte documentaires over specifieke onderwerpen. M: Ja en dan de educatieve clips en dan het spel en een meer informatieve website over het project. (C: Ja) En wat is denk je de kracht van elk medium daarin, binnen het project of in het algemeen? C: En kracht op welk gebied? M: Nou ja, bijvoorbeeld documentaire via televisie.. en de educatieve clips… C: Nou, ik denk dat het inderdaad gewoon allemaal z’n eigen kracht heeft. Ja, ik vind dat een beetje moeilijk aan te geven, dat weet ik niet zo goed. Kijk, de kracht van documentaire is dat je ziet dat het is wat het is. En eigenlijk is dat een soort basiskracht zeg maar en van daaruit kan je verder redeneren over hoe je die dingen kan inzetten in hun kracht. Ehm.. en wat prettig is, is dat als je zo’n breed scala aan verschillende media hebt.. dat je verschillende doelgroepen weer bereikt en mensen die dat het prettigst vinden, maar ik zou niet zo goed kunnen formuleren wat nou precies de grootste kracht is van die verschillende media. Ik denk het heel complementair is aan elkaar en volgens mij is de kracht vooral de gezamenlijkheid. M: Maar waarschijnlijk heeft de documentaire die via televisie is uitgezonden een andere kracht of.. doel of bereik en doelgroep, dan bijvoorbeeld.. C: Tuurlijk, dat is zeker zo. M: En hoe hebben jullie de keuze gemaakt welk element het beste waar geïntegreerd kon worden zeg maar, in welk medium? C: Hmm. Nou ja, dat de documentaire op televisie uitgezonden is.. dat is wat het is. En dat de educatieve clips zowel op usb stick als op een site als op dvd er zijn, ja dat is ook om zoveel mogelijk mensen te bereiken met die clips. Dus dat zijn niet zo zeer directe keuzes van ons zoals wij het zouden willen hebben ideaal gesproken, maar meer gedicteerd door de praktijk. 97
M: Ja en wat voor hun het meest werkbaar en praktisch is. C: Ja, dat is gewoon het makkelijkst en wanneer ga ik het gebruiken? M: En was er specifiek iets anders aan dit project, in vergelijking met andere projecten waar je aan hebt gewerkt? C: Ja, alles. Maar dat is bij ieder project is alles anders dan ik dacht dat het zou gaan. Dat is ook het leuke van dit werk, dat het nooit is wat het is. Het is ook niet dat je.. kijk, zo’n project is niet een vaststaand iets, maar is gewoon ontwikkeling. Het project zelf is ook een ontwikkeling, dus ik heb echt van tevoren geen idee wat het wordt.. en dan langzaam maar zeker… Maar je moet je ook voorstellen in die periode van vier jaar, ja.. dat kun je helemaal niet voorzien wat er gebeurt in die tijd. M: Nee dat is heel langdurig inderdaad. (C: Het is heel langdurig) en als je naar je persoonlijke motivatie kijkt.. Wat is je persoonlijke motivatie om documentaires te maken, om in de documentairewereld te werken? C: Nou ja, ik vind het gewoon heel belangrijk dat zichtbaar wordt eh.. hoe het echte leven eruit ziet. Dat vooral. En het soort documentaires dat wij maken gaat daar ook altijd over. Gaat altijd over gewone mensen in een gewoon leven.. met misschien een bijzonder, misschien via een bijzondere gebeurtenis of in een bijzondere positie, maar het gaat altijd over gewone mensen in het gewone leven en.. ik vind dat zeker op het vlak van beleidsmakers, maar ook op het vlak van de journalistiek bijvoorbeeld.. veel te veel.. dat die vakken en die.. dat dat veel te veel gedicteerd is door een soort mantra en helemaal niet meer gekeken wordt naar wat nou de werkelijkheid is en het echte leven.. En en, hoe dat zich verhoudt tot beslissingen of tot berichtgeving of tot wat dan ook. M: Ja.. en wat bedoel je dan precies met die mantra? C: Nou, ik denk dat journalistiek.. daar heb ik helemaal niet zo’n hoge pet van op.. de laatste tijd met name omdat ik vind dat iedereen hetzelfde roept. En dat de onderzoeksjournalistiek helaas een stille dood gestorven is, maar ik.. Zeker de kranten, er zijn nog een aantal opiniebladen waarvan ik denk van die redden dat nog wel.. maar zeker de kranten hebben geen objectief verhaal meer. Het is allemaal achter de sensatie aanrennen met z’n allen ook. En dat is natuurlijk met televisie eigenlijk ook een beetje aan de hand. Dus ik vind.. dat zit in wat ik dan noem een soort mantra, wat steeds hetzelfde is en steeds repeteert en niemand breekt daar uit. En ik denk dat het heel belangrijk is om.. als je de vorm documentaire tot je beschikking hebt, waarin je heel verstild bijna gewoon kan laten zien hoe het is.. Ja, dan zie je snel genoeg wat onzin is en wat niet. En dan blijkt dat 98% onzin is. Of mensen zijn die niet weten waar ze het over hebben, of mensen zijn die hun werk niet goed gedaan hebben en helemaal niet hoor en wederhoor hebben toegepast en dat soort dingen. En dat vind ik zo prachtig aan wat wij doen, dat je het gewoon kunt laten zien. En dan kun je er niet meer onderuit. M: Welke onderwerpen en thema’s.. zijn er specifieke onderwerpen en thema’s die je dan nog het meeste aanspreken zeg maar. C: Nou ik zit echt aan de maatschappelijke kant. Ik vind kunstfilms vind ik fantastisch, die moeten we ook zeker blijven maken, maar mijn bloed gaat stromen van maatschappelijke kwesties. En dan heb je het over hele gewone, doodgewone, basis verontwaardigingen zeg maar. Over beslissingen die genomen worden, over asielzoekers die in dit idiote land in gevangenissen worden gestopt, rare beslissingen op het gebied van zorg, of uitkeringen of weet ik veel. Waarvan de beslissing eigenlijk al 98
in zich heeft dat mensen niet weten waar mensen het over hebben. En dat weten waar je het over hebt, dat is het verhaal wat wij hier graag willen vertellen. M: En jullie hebben bij DementieEnDan vooral gefocust op die positieve kant, of op die kracht of wat kan er nog wel. Is dat altijd belangrijk denk je? C: Ja. Ja omdat ik.. kijk de ellende is.. die is er. En er zijn genoeg media en mensen die het heerlijk vinden en fijn vinden om juist die ellende uit te vergroten, maar wij zijn eigenlijk uitsluitend geïnteresseerd in de veerkracht van mensen. En dat is namelijk uiteindelijk waar het over gaat. M: en dan kunnen mensen er waarschijnlijk ook iets mee.. C: Dan kunnen mensen er iets mee en dan laat je ook zien waarom je denkt dat het anders zou kunnen. Als je alleen maar ellende laat zien.. ja wat moet je daar dan mee. Mee gaan zitten huilen.. ja. Terwijl je ook in iedere situatie kan bedenken, hoe.. of in ieder geval mensen kan vinden, die de veerkracht kunnen opbrengen om daar op een bepaalde manier mee om te gaan. En dan wordt het interessant. M: En snapten de omroepen dat, wat je zei net dat televisie vaak ook de neiging heeft om de sensatiekant op te gaan… C: Nou dat vertellen we niet van tevoren. Dus die.. kijk wij zitten natuurlijk in die zin.. worden we heel lang erg los gelaten door de omroepen hè.. documentaire zit niet zo onder het juk van het oog van de eindredacteur, dus daar hebben we veel mazzel mee. M: Maar ik begreep van Bernadette bijvoorbeeld dat de eerste trailer die gemaakt was, heel erg gefocust was op alle kleine stukjes die wel heel erg waren.. eruit waren gepikt en allemaal achter elkaar gezet waren eigenlijk om toch een soort van.. C: Ja, ze hadden een promo gemaakt voor op televisie. M: Die door de AVRO… C: Er was een promo gemaakt door de AVRO en ja de AVRO haalt er dan toch de meest voor hen gevoel het meest aansprekende stukken uit, dus dat zijn inderdaad de huilende mensen.. Waarvan wij echt dachten van ‘oooh’. Zo moet het niet. Dus die hebben we terug gehaald die promo. M: Dus wat dat betreft zie je dan ook dat zij.. dat het toch wel vaak richting die sensatie gaat. Dat ze toch geneigd zijn om.. C: Tuurlijk. Ja. Maar als je daar een beetje tegenwicht aan wil bieden, wat we graag willen hier, ja dan moet je daar dus ook bovenop zitten. En dat vinden al die mensen vinden dat heel veel gedoe. Die denken van ‘oh ja, daar zijn ze weer’. Maar dat is niet erg. Dat is best leuk. M: En uhm, is er een bepaald publiek dat je graag wilt bereiken via documentaires? C: Nou, niet in zijn algemeenheid. Dat verschilt per onderwerp en verschilt ook.. Wij zitten nog steeds in de akelige positie dat we.. hè om.. DementieEnDan is daar toevallig een uitzondering op, maar dat we per definitie om 11 uur ’s avonds geprogrammeerd worden. Nou dat impliceert natuurlijk sowieso al een bepaald publiek. Dus daarover.. zitten we niet echt in de positie om heel veel noten op ons zang te hebben. Dat is gewoon zoals het is. 99
M: Helpt een transmediale vorm daar misschien ook bij? Omdat documentaire vaak een specifiek publiek bereikt en vaak ’s avonds laat wordt uitgezonden. C: Ja. Natuurlijk. De breedte zeg maar, het multimediaal maken of transmediaal maken, maakt natuurlijk dat je de mogelijkheid voor jezelf creëert om verschillende doelgroepen op te zoeken. Dus dat is inderdaad wel degelijk zo. M: En welke elementen zijn denk je essentieel voor een goede documentaire? C: Nou, pfoe. Goede hoofdpersonen en een goede maker. Eigenlijk gewoon sowieso goede mensen die eraan werken. M: En qua hoofdpersonen, wat is eigenlijk het belangrijkste.. C: Dat zijn wel heel moeilijke vragen. Soms denk je van nou dit.. zou je op het oog denken van dit is echt helemaal niets. En dan in het palet van de andere mensen die je al hebt gevonden, past het perfect. Dus om daar in algemeenheden iets over te zeggen is bijna onmogelijk. Het is afhankelijk van het onderwerp wat je zoekt, het is afhankelijk van de andere mensen die je hebt, het is afhankelijk van de mogelijkheden die je hebt. Als je iemand zoekt met een hele ingewikkelde aandoening en je hebt er één gevonden, dan ben je hartstikke blij en dan maakt het ineens niet meer uit of hij stottert of weet ik veel wat. Dus snap je, dat is.. die criteria die zijn niet in één noemer te vangen eigenlijk. M: Het is meer in het algemeen dat goede hoofdpersonages en een goede maker de film dragen. C: Ja, tuurlijk. M: Volgens mij hebben we het er al eerder kort even over gehad.. maar de verwachtingen en de reacties. Jullie verwachtingen en de reacties die jullie hebben gekregen.. C: Hmm. Nou ja, de verwachtingen dat is wat ik zei al.. dat is heel moeilijk om dat van tevoren in te schatten, omdat je eigenlijk een ontwikkeling aangaat met het maken van het hele project. En ja, de reacties hebben ons absoluut overtroffen. Die hebben onze vermoedens.. of wat we hoopten, echt overtroffen. Dus dat is prettig. M: En ook vanuit de verschillende doelgroepen? C: Ja, zeker. Er heeft eigenlijk niemand negatief gereageerd. En eh.. nou eigenlijk meer dan positief, dus dat was prachtig. M: En de educatieve clips.. voor welke verschillende doelgroepen zijn die allemaal ingezet? C: Pff. Wil je ze allemaal weten? Voor vmbo, mbo, hbo, universiteit, huisartsen.. M: Maar dat lijkt me ook best moeilijk, omdat dat nogal breed uiteenlopende doelgroepen zijn. C: Daarom hebben we ook voor iedereen specifieke clips gemaakt. Dus we hebben echt gekeken van wat.. en daardoor hebben we ook die werkgroepjes georganiseerd, van wat is binnen jullie branche of binnen jullie opleiding het belangrijkst? Hoe zouden jullie het willen hebben? Wat zouden jullie het liefst willen zien? Hoe sluiten we het best aan bij jullie onderwijsprogramma of trainingsprogramma?
100
Al die dingen hebben we natuurlijk uitgezocht om daar.. nou heel specifiek uiteindelijk kleine clipjes van te maken. M: Oké, dat wist ik niet, want op de dvd is het meer onder verdeeld in thema’s, in plaats van in doelgroepen. Dus dan is het bijvoorbeeld. Wat kan er nog wel? Licht, domotica, bewegen. C: Ja, ja ja. Maar dat komt omdat het een algemene dvd-box is. Daar staan ook niet alle clips op. Dus wat we gedaan hebben per doelgroep is hen een eigen pakketje gestuurd, met specifieke clips die voor hen bestemd zijn. M: En zij hebben er vervolgens nog iets omheen.. C: Ja het is zit bijna bij alle organisaties echt ingebed in het lessysteem. Dat is natuurlijk het mooist. En bijvoorbeeld bij de NHG, bij het Nederlands Huisartsen Genootschap, zit het gewoon in de accreditatie. Dus een huisarts moet.. bij wijze van spreken 100 punten per jaar halen in nascholing. En eh.. dan is ie weer geaccrediteerd. En je kan je voorstellen dat huisartsen bergen met nascholing en ideeën en leuke fijne filmpjes kijken, dus als je niet in die accreditatienormen zit, dan kijken ze er sowieso niet naar. Dus we hebben heel erg ons best gedaan, zodat we binnen die accreditatie zouden vallen. Nou dat is gelukt. Dus dat betekent dat die artsen met het kijken naar die clips punten kunnen halen. Dat is natuurlijk ideaal. M: Ja, daarmee bereik je de vaste kern van de huisartsen.. Reageerden ze ook enthousiast of was het best wel moeizaam? (C: De huisartsen zelf?) M: Nou, de organisatie.. C: Dat was een drama… Nou kijk, die huisartsen dat is gewoon een doelgroep die.. Ik ben geen huisarts. Dus je moet je voorstellen dat ik naar de huisartsenorganisatie ga, naar het huisartsen genootschap en zeg ‘wij maken iets leuks, wij maken namelijk een film over dementie en jullie moeten die zien want de huisartsen doen het allemaal helemaal niet goed en die kijken niet naar mensen. Die diagnosticeren vaak niet of te laat of te langzaam. Dus wij hebben nu filmmateriaal voor jullie, waardoor jullie het beter gaan doen’. Nou die zeggen niet ‘kom maar binnen’. Die zeggen ‘Hoezo?! En wie ben jij nou eigenlijk’ En ehm dan moet je heel… Punt 1 op een andere manier binnenkomen natuurlijk, maar dan moet je heel langzaam daar aan bouwen. Heeft 2,5 jaar geduurd en dat is eigenlijk bij alle organisaties waar we mee te maken hebben is het zo gegaan. Meteen. Alzheimer Nederland ook. ‘Oh nee hoor, wij krijgen heel veel initiatiefjes’. Zo werd het letterlijk gezegd. ‘Wij krijgen heel veel initiatiefjes, dus ja pff. Daar hebben we geen zin in om aan mee te werken’. En dat is.. in het beginfase.. in de eerste twee jaar is dat echt slopend. Dan denk je op een gegeven moment dat het echt nooit meer lukt. M: Dus dat doorzettingsvermogen is wel.. C: Nou je moet op z’n minst en dat is ook wat onze afdeling, Docs,anders maakt dan andere producenten misschien wel, maar ook andere afdelingen binnen IDTV.. Als je hardnekkig vindt dat iets gemaakt moet worden, omdat je daar een doel mee dient en omdat je daarmee iets laat zien waarvan je vindt dat andere mensen dat gezien moeten hebben, ja dan lukt dat wel om dat vol te houden. Als je tegen mij zegt van ‘als je nou op die manier magnetrons gaat verkopen..’, nou ik verkoop niet één magnetron kan ik je vertellen. Maar op die manier haal ik wel 1,3 miljoen euro binnen voor DementieEnDan. Snap je, dus het is heel missie gedreven en heel heel.. toch wel vanuit de overtuiging dat dit nodig is.. eh.. ja. Lukt dat. Dus dat is een kwestie van volhouden.
101