Voorwoord
Dit actieplan geeft een handig overzicht van alle lopende vereenvoudigingsprojecten van regelgeving in het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie. Het is de bedoeling dat het actieplan jaarlijks wordt geactualiseerd door middel van een voortgangsrapport. Het eerste voortgangsrapport is meteen bij het huidige actieplan gevoegd. Binnen het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie beweegt er heel wat op het gebied van vereenvoudiging. Telkens als een doelgroep informatie verstrekt, hetzij vrijwillig zoals bij subsidiedossiers, hetzij verplicht, bv. wanneer een bedrijf emissiegegevens rapporteert, moet de overheid nagaan of haar proces van opvragen van gegevens gebruiksvriendelijk en efficiënt is. Het actieplan bevat daarom projecten van zeer uiteenlopende aard, gaande van de mestbankaangifte voor landbouwers en de verhoogde investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor vennootschappen tot de aanvraag voor een visverlof of jachtvergunning door recreanten. In het eerste hoofdstuk van dit plan komen de projecten rond digitalisering aan bod. Het is onze ambitie om aanvragen voor allerlei soorten vergunningen zoveel mogelijk via het internet te laten verlopen. Niet alleen particulieren of bedrijven hebben hier baat bij. De overheid verwerkt gegevens in digitale vorm sneller en bespaart hierdoor op interne kosten. Het afschaffen van papieren formulieren vermindert bovendien de papierberg en houdt dus ook een ecologisch voordeel in. Een tweede hoofdstuk verzamelt de lopende projecten rond vereenvoudiging van regelgevende procedures. Het gaat om heel concrete zaken en om grootschalige projecten, zoals het evalueren en integreren van verschillende procedures zoals de MER en Milieuvergunning. Een voorbeeld van een concrete vereenvoudiging van een procedure is het afschaffen van de verplichting om een afwijking voor bepaalde Vlaremnormen aan te vragen bij de minister en daarna voor te leggen aan de overheid die in eerste aanleg over de milieuvergunningsaanvraag beslist. Voortaan behandelt één enkele overheidsinstantie de gehele milieuvergunningsaanvraag. Een laatste hoofdstuk bevat een restcategorie van vereenvoudigingprojecten, bijvoorbeeld de harmonisatie van verschillende oudere decreten in één energiedecreet. Voor elk project wordt indien mogelijk een inschatting gegeven van de besparingen die burgers en bedrijven doen door het vereenvoudigen van informatieverplichtingen en van de tijd waarbinnen het project wordt afgerond. Achteraan in de brochure vindt u alle nodige contactgegevens. 1
Inhoudsopgave
1. DIGITALISERING 1.1. Digitaal indienen van milieuvergunningsaanvraag en meldingen…………………5 1.2. Digitale mestbankaangifte…………………………………………………………......6 1.3. Loket mestverwerkingscertificaten…………………………………………………. ..6 1.4. Mest Transport Internet Loket (MTIL)………………………………………………...7 1.5. Mest Internet Loket (MIL) - derogatie ………………………………………………..8 1.6. E-voorkooploket…………………………………………………………………………9 1.7. De automatisering van de aanvraag attest verhoogde investeringsaftrek………10 1.8. Ombouw van de energieprestatiedatabank tot unieke gegevensbank en verhoging gebruiksvriendelijkheid…………………………………………………...11 1.9. Project: Verdere digitalisering proces toekenning groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten ……………………………………………………………..18 1.10. Project: Verdere digitalisering van de rapporteringen van netbeheerders en leveranciers aan de VREG via de uitbouw van het extranet op de VREGwebsite ………………………………………………………………………………20 1.11. Digitalisering aanvraag visverloven……………………………………………….22 1.12. Wildbeheerdatabank………………………………………………………………..23 1.13. Jachtexamendatabank……………………………………………………………..23 1.14. Tool huishoudelijke afvalstoffen in kader van slagkrachtige overheid (integratie in webloket voor gemeenten)……………………………………………………...24 1.15. Project: 'optimalisatie gegevensuitwisseling tussen OVAM en de gemeenten'………………………………………………………………………….25 1.16. Naam project: Verhoging van efficiëntie en effectiviteit van de afvalstoffenmelding via het IMJV………………………………………………….26
2
2.
VEREENVOUDIGING PROCEDURES
2.1.
Herwerkte formulieren voor milieuvergunningsaanvraag en meldingen…....28
2.2.
Herziening van rubrieken van de Vlarem-indelingslijst …………………..…..28
2.3.
Erkenningenbesluit………………………………………………………………..30
2.4.
OPNEMEN VAN DE VLAREBO- RUBRIEKEN IN de Vlarem-indelingslijst …32
2.5.
Als criterium voor de indeling van een lozing wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen lozing met en zonder gevaarlijke stoffen:……………………33
2.6.
Uniek gemeentelijk loket milieuvergunning – stedenbouwkundige vergunning……………………………………………………………………….…33
2.7.
Openbaar onderzoek – bekendmaking op website……………………….…...35
2.8.
Afstemmen beroepstermijnen…………………………………………….…...…36
2.9.
RAPPORTERING VAN CONTROLES DOOR BRANDERTECHNICI….…...36
2.10. Vereenvoudiging plannings en vergunningsprocessen………………….……37 2.11. Wijziging Vlarebo (Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming)'………………………………………………………….…..38 2.12. Eenmalige perceelsregistratie en –identificatie………………………….…..….39 2.13. Koppeling dierbezetting met gegevens Dierengezondheid Vlaanderen (Sanitel)………………………………………………………………………….……41 2.14. Uitbreiding overdracht van grond gedurende het jaar – overlater en overnemer kunnen vragen om samen te worden beoordeeld………….………………..…42 2.15. Erkenning laboratoria (dienstenrichtlijn)………………………………………...43 2.16. Decreet landinrichting…………………………………………………………..…44 2.17. Vereenvoudiging procedure en aanvraag gebruikerscompensatie / kapitaalschade-compensatie ………………………………………………..…..45 2.18. De vereenvoudiging van de energieprestatieregelgeving 2006: vervanging van het Energieprestatiedecreet van 7 mei 2004 door het EPB-decreet van 22 december 2006…………………………………………………………………….47 2.19. Project wetsintegratie (PWI)………………………………………………….…..50 2.20. Werkgroep ‘Versnellen investeringsprojecten’……………………………….….51 3
2.21. Aanpassing van de procedure inzake ontbossing (art. 90bis Bosdecreet)…………………………………………………………………….…….52 2.22. Administratieve vereenvoudigingen in het Soortenbesluit van 15 mei 2009.. 52 2.23. Administratieve vereenvoudigingen m.b.t. de natuurvergunningsplicht
…53
2.24. Administratieve vereenvoudigingen m.b.t. het jachtvoorwaarde……………..54 2.25. Vereenvoudiging procedures erkenning actoren vervoer afvalstoffen……..55 2.26 Vereenvoudiging watertoets…………………………………………….…57
3. PUNCTUELE VEREENVOUDIGINGEN
3.1.
Afwijkingsaanvragen verminderd……………………………………………..….59
3.2.
Wegwerken van vermijdbare administratieve lasten in de sectorale voorwaarden op aangeven van sectoren………………………………………..60
3.3.
Rekenprogramma’s BASistent ………………………………………...…………60
3.4.
Formulieren mestreglementering…………………………………………………62
3.5.
Vereenvoudiging van de energiewetgeving……………………………….…….63
3.6.
Verbetervoorstellen voor subsidies van het beleidsdomein LNE aan lokale overheden op basis van een integrale evaluatie……………………….……….66
Contactgegevens…………………………………………………………………………………………………………..………………….66
4
1. Digitalisering 1.1
●
Digitaal indienen van milieuvergunningsaanvraag en meldingen Omschrijving / doel van het project
Sinds begin 2009 kunnen de formulieren voor het indienen van een aanvraag van een milieuvergunning voor de exploitatie van een hinderlijke inrichting of voor het melden van een dergelijke exploitatie digitaal worden ingevuld via het eMILmilieuvergunningenloket. Het internetadres is: http://www.lne.be/themas/vergunningen/emil of rechtstreeks https://www.milieuinfo.be/productie/emil/index.html Het effectieve digitale indienen van voormelde documenten is gepland voor september 2011.
●
Effecten
Het invullen van de formulieren is dankzij de digitalisering eenvoudiger en minder omslachtig geworden. De identificatiegegevens die reeds bij de overheid gekend zijn, worden automatisch ingevoerd bij het invullen van het ondernemingsnummer. De exploitant wordt bij het invullen van de aanvraag- en meldingsformulieren begeleid door middel van een interactief systeem met validaties, keuzelijsten en helpteksten. Bij deze begeleiding die gebaseerd is op Vlaremrubrieken, wordt wat niet relevant is niet gevraagd. Wanneer het digitaal indienen mogelijk zal zijn, zullen de kosten van het afdrukken van papieren formulieren met bijlagen in verschillende exemplaren en de verzendkosten vermeden kunnen worden. ●
Tijdspad / chronologie
Het samenstellen van de aanvraag via het voormeld loket kan sinds het voorjaar van 2009. Het digitaal indienen zelf is gepland voor 2011-2012. De decretale basis hiervoor wordt gelegd in het verzameldecreet Leefmilieu dat op 23 december 2010 door het Vlaams Parlement aangenomen werd.
5
1.2 ●
Digitale mestbankaangifte Omschrijving / doel van het project Dit project maakt het mogelijk dat landbouwers hun aangifte in het kader van het Mestdecreet digitaal kunnen indienen (aangifte volgens artikel 23 van het Mestdecreet van 22 december 2006).
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat landbouwers hun aangifte in het kader van het mestdecreet digitaal kunnen indienen. Er moet geen papieren versie van de aangifte meer worden ingevuld en worden overgemaakt aan de VLM – afdeling Mestbank.
●
Tijdspad / chronologie De digitale mestbankaangifte zou mogelijk zijn vanaf 2012.
1.3 ●
Loket mestverwerkingscertificaten Omschrijving / doel van het project De VLM – afdeling Mestbank reikt mestverwerkingscertificaten uit voor het verwerken van Vlaamse dierlijke mest. Bepaalde landbouwers hebben mestverwerkingscertificaten nodig, bijvoorbeeld als bewijs dat aan de mestverwerkingsplicht is voldaan. De toegekende mestverwerkingscertificaten zijn dan ook overdraagbaar en vrij verhandelbaar tussen mestverwerkers en landbouwers. Dit project maakt het mogelijk dat mestverwerkingscertificaten online verhandeld worden waardoor de administratieve last verbonden aan de handel voor mestverwerkers, landbouwers en Mestbank wordt verminderd.
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat mestverwerkingscertificaten online verhandeld kunnen worden. Er moeten geen papieren documenten meer worden ingevuld, ondertekend en verstuurd. De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
snellere verhandeling van mestverwerkingscertificaten; de Mestbank, de aanbieder en de afnemer krijgen zeer snel de gegevens en de resultaten van de aanvraag ter beschikking;
6
-
●
de input bij de Mestbank wordt tot een minimum beperkt doordat de mestverwerker of landbouwer de input doet; door de automatische administratieve en inhoudelijke controle is er minder risico op fouten bij de aanvraag; automatisch is er een kleiner risico op boetes voor niet bewezen verwerkingsplicht omwille van administratieve fouten of nalatigheid.
Tijdspad / chronologie De online verhandeling van mestverwerkingscertificaten via het loket mestverwerkingscertificaten is mogelijk vanaf voorjaar 2011.
1.4 ●
Mest Transport Internet Loket (MTIL) Omschrijving / doel van het project Om het transport van mest in goede banen te leiden en te kunnen opvolgen, zijn een aantal regels van toepassing. Elk transport door een erkende mestvoerder of verzender moet vooraf gemeld en achteraf bevestigd worden aan de VLM – afdeling Mestbank. Daarnaast moet elk transport vergezeld zijn van een transportdocument, waarop ondermeer vermeld wordt wie de aanbieder, de afnemer en de transporteur van de mest is en hoeveel mest er vervoerd wordt. Dit project maakt het mogelijk dat de mesttransporten digitaal aangemeld, afgelast en nagemeld kunnen worden bij de VLM – afdeling Mestbank.
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat de mesttransporten volledig digitaal aangemeld kunnen worden. Er moeten geen papieren documenten meer verstuurd worden aan de VLM – afdeling Mestbank. De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
-
-
de termijn van voormelding kon sterk ingeperkt worden van 24u naar enkele seconden voor het transport waardoor de mestvoerder of verzender beter kan inspelen op veranderende weersomstandigheden en op de vraag van zijn klanten; de mestvoerder of verzender kan de gegevens rechtstreeks gebruiken in eigen boekhoudpakketten;. de ingebouwde controles en waarschuwingen verwittigen de mestvoerder of verzender bij foutieve input en bij het aanmelden van transporten die in strijd zijn met de wetgeving (bv. toegelaten tijdstip van uitrijden van mest). Dit werkt als een extra knipperlicht en is bijzonder nuttig bij wijzigende wetgeving; de Mestbank, de aanbieder en de afnemer krijgen zeer snel de gegevens ter beschikking voor verdere verwerking; 7
-
●
de input bij de Mestbank wordt tot een minimum beperkt doordat de mestvoerder of verzender de input doet. Tijdspad / chronologie Het digitaal aanmelden van de mesttransporten via het Mest Transport Internet Loket (MTIL) is gestart vanaf 2000. Jaarlijks wordt het loket geactualiseerd en verder verfijnd en uitgebouwd.
1.5 ●
Mest Internet Loket (MIL) - derogatie Omschrijving / doel van het project De Nitraatrichtlijn laat toe om via een beschikking van de Europese Commissie, meer dierlijke mest te gebruiken dan de bemestingsnorm voor dierlijke mest van 170 kg N per ha per jaar indien wordt aangetoond dat de doelstellingen van de richtlijn zullen worden bereikt. Dit is de zogenaamde “derogatie”. Een derogatie wordt steeds toegekend voor een periode van vier jaar. De huidige derogatie heeft betrekking op de kalenderjaren 2007 tot en met 2010. De achterliggende gedachte van de derogatie is om op een milieukundig verantwoorde wijze een groter aandeel van de gewasbehoefte in te vullen met dierlijke mest. Landbouwers die op hun bedrijf derogatie wensen toe te passen, moeten, overeenkomstig de bepalingen van de derogatiebeschikking, hiervoor jaarlijks een aanvraag indienen. Dit project maakt het mogelijk dat de derogatie digitaal aangevraagd kan worden.
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat landbouwers de derogatie volledig digitaal kunnen aanvragen via “Mestbanking”, het internetloket van de VLM – afdeling Mestbank. Er moet geen papieren derogatie-aanvraag meer verstuurd worden aan de VLM – afdeling Mestbank. De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
●
de input door de Mestbank wordt tot een minimum beperkt doordat de landbouwer de input doet; de landbouwer krijgt onmiddellijk een mail ter bevestiging van zijn aanvraag. Landbouwers die een papieren aanvraag doen, krijgen geen bevestiging.
Tijdspad / chronologie De huidige derogatiebeschikking loopt tot en met 2010. Een digitale aanvraag was mogelijk voor het kalenderjaar 2010. Voor het kalenderjaar 2011 is er nog geen nieuwe derogatiebeschikking. Het is echter wel de bedoeling om terug een derogatiebeschikking te verkrijgen. Als in deze derogatiebeschikking terug gesteld wordt dat er een jaarlijkse aanvraag moet gebeuren, is het de bedoeling 8
om dit opnieuw digitaal te laten gebeuren. Momenteel is dit echter nog niet beslist.
1.6 ●
E-voorkooploket Omschrijving / doel van het project Het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten en houdende wijzigingen van diverse bepalingen (B.S. 24 juli 2007) wil de verschillende procedures van de verschillende voorkooprechten uniformiseren en digitaliseren. Na de inwerkingtreding van dit decreet zullen alle Vlaamse decretale voorkooprechten digitaal moeten worden aangeboden aan de VLM – Vlaamse Grondenbank via het e-voorkooploket en zal de gehele procedure digitaal worden afgehandeld. Hierbij zal de procedure voor de 11 decretale voorkooprechten identiek verlopen. Om dit in de praktijk te brengen werd de VLM – Vlaamse Grondenbank de taak toegewezen om het e-voorkooploket te ontwikkelen, te beheren en open te stellen. Het AGIV werd gevraagd het themabestand ten behoeve van de werking van het e-voorkooploket te ontwikkelen, aan te maken, bij te houden en bekend te maken.
●
Effecten Voor instrumenterende ambtenaren: -
1 centraal punt met rechtszekerheid voor het nagaan van het al dan niet van toepassing zijn van voorkooprechten 1 uniforme en digitale procedure voor het afhandelen van voorkooprechten
Hierdoor zal de gemiddelde afhandelingtijd van de voorkooprechten verkorten, wat neerkomt op een geschatte kostenbesparing van 2.032.156 €. Voor begunstigden van het voorkooprecht -
●
Verminderd aantal aanbiedingen/kennisgevingen rechten van voorkoop door het selectief inbrengen van percelen in het themabestand. Verminderde uitoefeningkosten door digitale procedure (geen aangetekende schrijven meer).
Tijdspad / chronologie Dit project is momenteel lopende. Volgens de huidige planning zou het evoorkooploket operationeel moeten kunnen worden in de tweede helft van 2012.
9
1. 7. De automatisering van de aanvraag attest verhoogde investeringsaftrek ●
Omschrijving / doel van het project
Om de verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen (of voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling) te bekomen moet een attest worden voorgelegd dat wordt afgeleverd door de regionale overheid (Gewest) waar de investering gebeurt (artikel 69 van het W.I.B. 92). Het attest dient door de belastingplichtige te worden aangevraagd, op straffe van verval binnen de 3 maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht. Wanneer de investering verschillende belastbare tijdperken dekt, wordt het laatste belastbaar tijdperk beschouwd als dat van de aanschaffing of totstandbrenging voor de berekening van de termijn van drie maanden. Wat het Vlaamse Gewest betreft, levert het Vlaams Energieagentschap deze attesten af. De papieren aanvraagprocedure werd in 2010 vervangen door een elektronische aanvraagprocedure via een webapplicatie: www.energiesparen.be/verhoogdeinvesteringsaftrek/aanvraag
●
Effecten
minder overheadkosten (kortere tijdsbesteding voor vervolledigen en bezorgen van aanvraag, maken van minder kopieën, minder portkosten, …) voor de aanvrager doordat de aanvraag digitaal kan worden bezorgd. In de periode 2007-2010 werd het volgende aantal dossiers aangevraagd:
aangevraagd 2007
469
2008
657
2009
961
2010 (10m)
1500
Er wordt verwacht dat vanaf 2010 jaarlijks ongeveer 1700 aanvragen zullen worden opgemaakt. 10
Het invullen van het aanvraagformulier is sterk vereenvoudigd. Er wordt ingeschat dat de benodigde invultijd (opzoeken van categorie, invullen van ondernemingsgegevens, …) en handlingtijd (klaar maken voor verzending) globaal wordt gehalveerd van gemiddeld ongeveer 20 minuten naar 10 minuten. Dit betekent een besparing van: 1700 aanvragen x 10 minuten = 283 manuur x 45 euro = 12.735 euro Vroeger werd het grootste deel van de dossiers aangetekend opgestuurd om over een bewijs van tijdige indiening te beschikken. Dit is met de elektronische indiening en automatische ontvangstbevestiging niet meer nodig. De facturen moeten nog wel worden nagestuurd, maar dat gebeurt nu met een gewone zending. Rekening houdende dat het kostenverschil tussen een aangetekende zending en een gewone zending gemiddeld ongeveer 7 euro bedraagt, houdt dit een totale besparing in voor de aanvragers van minstens: 7 euro x 1700 aanvragen = 11.900 euro
●
Tijdspad / chronologie
gerealiseerd in 2010.
1.8. Ombouw van de energieprestatiedatabank tot unieke gegevensbank en verhoging gebruiksvriendelijkheid ●
Omschrijving / doel van het project
Ombouw van de energieprestatiedatabank tot unieke gegevensbank & verhoging gebruiksvriendelijkheid van de EPB-software, energieprestatiedatabank (webapplicatie voor EPB: startverklaring, aangifte en EPC).
●
Effecten
A. De webapplicatie waarmee de verslaggevers startverklaringen en EPB-aangiften indienen, werkt momenteel documentgebaseerd. Per startverklaring en per EPBaangifte moet de verslaggever de stedenbouwkundige vergunning opzoeken zodat het nieuwe document gekoppeld wordt in de databank aan de vergunning. Voor één dossier moeten vaak meerdere startverklaringen en EPB-aangiften ingediend worden. Voor elk van deze documenten moet de verslaggever een koppeling maken met de juiste vergunning. Deze koppeling is essentieel in het kader van de handhaving: op die manier kan automatisch gedetecteerd worden voor welke vergunningen een startverklaring of een EPB-aangifte ontbreekt. 11
Bij de implementatie van de voorafberekening bij de startverklaring, zal de webapplicatie omgevormd worden naar een dossiergebaseerde toepassing. Dit betekent dat de verslaggever slechts eenmalig een dossier moet koppelen aan een vergunning. Daarna zal de verslaggever op een overzichtelijke manier meerdere startverklaringen en EPB-aangiften kunnen toevoegen aan het dossier zonder de vergunning telkens te moeten opzoeken en selecteren. Bij vergunningen met meerdere types werken, meerdere wooneenheden of verschillende bestemmingen, zal deze manier van werken een vermindering van de administratieve lasten meebrengen. De vermindering van de administratieve lasten is als volgt in te schatten: -
op een jaarlijks totaal van 25.000 startverklaringen, zijn er 4535 startverklaringen waarbij meer dan één startverklaring wordt ingediend voor eenzelfde vergunning (bijv. verkavelingsprojecten met meerdere woningen die samen vergund zijn). Deze 4535 startverklaringen worden ingediend voor 1642 vergunningen. 2893 startverklaringen zijn dus een 2de of volgende startverklaring voor eenzelfde vergunning;
-
van de 29.000 EPB-aangiften die momenteel jaarlijks ingediend worden, zijn er 16.074 EPB-aangiften die de eerste of enige EPB-aangifte zijn voor een vergunning. Jaarlijks worden naar schatting 2893 EPB-aangiften ingediend voor woningen die samen met een andere woning vergund werden, en 7533 tweede of volgende EPB-aangifte voor eenzelfde vergunning ingediend voor appartementen;
-
het niet meer opzoeken van de vergunning wordt geraamd op een winst van 5 minuten (voor 2893 startverklaringen en 10.426 EPB-aangiften);
-
voor 16.074 EPB-aangiften wordt het opzoeken van de vergunning vervangen door het opzoeken van het dossier. Dit betekent een vermindering van 2 minuten per dossier;
-
de kost van een verslaggever wordt geraamd op 65 euro per uur. Een verslaggever is over het algemeen een ingenieur/architect;
Dit geeft een vermindering qua tijdsbesteding administratieve handelingen: -
niet koppelen aan vergunning bij 2de of volgende startverklaring voor zelfde vergunning: -5 min x 65 €/h x 2.893 = -15.670 euro
-
niet koppelen aan vergunning bij 2de of volgende EPB-aangifte voor eenzelfde vergunning: -5 min x 65 €/h x 10.426 = -56.473 euro
-
opzoeken van dossier i.p.v. koppelen aan vergunning voor alle 1ste EPBaangiften: -2 min x 65 €/h x 16.074 = -34.827 euro
De administratieve kostvermindering die gepaard gaat met het dossiergebaseerd maken van de webapplicatie wordt aldus geraamd op 106.970 euro.
B. De administratieve lasten verbonden aan het indienen van een EPB-aangifte, kunnen, vooral bij kleine verbouwingswerken, ook worden verlaagd door de indeling 12
van de bouwprojecten sterk te vereenvoudigen. De huidige 11 soorten werken zouden worden vereenvoudigd naar 3 categorieën. De vereenvoudiging van de indeling van het gebouw brengt een administratieve lastenverlaging met zich mee voor een groot deel van de vergunningen aan bestaande gebouwen. De gemiddelde doorlooptijd tussen het aanvragen van de vergunning en het indienen van de EPBaangifte van woningbouwprojecten bedraagt 2 jaar. Het aantal EPB-aangiften dat ingediend wordt, stijgt nog sterk elk jaar (2008: 8060, 2009: 21.229, januari – september 2010: 21.443). In de periode januari tot september 2010 werden 5668 EPB-aangiften ingediend voor verbouwingen, kleine uitbreidingen,…. De schatting tot eind 2010 van dit type EPB-aangiften bedraagt 7500. Bij 1/3 van de ingediende EPB-aangiften (2500) voor werken aan bestaande gebouwen, gaat het over één bepaald type werk, en wordt slechts een EPB-aangifte ingediend per vergunning. In 2/3 van de gevallen (5000) worden per vergunning meerdere EPBaangiften ingediend omdat per vergunning meerdere werken aangevraagd worden: een verbouwing, een uitbreiding, een gedeeltelijke herbouw, …. Meestal gaat het over 2 EPB-aangiften: een voor een deelproject ‘verbouwing’ van het reeds bestaande gebouw en een voor een deelproject ‘uitbreiding’ dat betrekking heeft op nieuw bijgebouwde volumes.
Met het invoeren van de vereenvoudiging van de indeling van het gebouw, zal in het geval er zowel een verbouwing van het bestaande gedeelte als een uitbreiding of herbouw gerealiseerd worden, slechts 1 EPB-aangifte meer ingediend moeten worden. Dit betekent dat er 2500 EPB-aangiften zullen wegvallen.
De administratieve lastenvermindering die het niet indienen van 2500 EPB-aangiften met zich meebrengt, wordt als volgt ingeschat: -
de vermindering van werk aan het invoeren van administratieve gegevens in de EPB-software (eenmalige invoer i.p.v. dubbele invoer van identieke gegevens) wordt geschat op 10 minuten;
-
er wordt een EPB-aangifte minder gegenereerd in de EPB-software (2 minuten);
-
het opzoeken van de vergunning bij het indienen van de EPB-aangifte valt weg (5 minuten);
-
het elektronische bestand van de EPB-aangifte wordt niet meer opgeladen (2 minuten);
-
op basis van het elektronische bestand worden in de energieprestatiedatabank de aangifteformulieren gegenereerd. Voor een eenvoudig project zoals een uitbreiding of een verbouwing, zijn dit vier formulieren (hoofdformulier, bijlage indeling van het gebouw, bijlage
13
transmissieformulier, bijlage ventilatieformulier). Deze vier formulieren hoeven niet meer opgeslagen te worden (4 minuten); -
vier formulieren worden niet meer afgedrukt (8 minuten);
-
het hoofdformulier moet niet meer ondertekend worden (2 minuten);
-
er is geen kostprijs meer gebonden aan het afdrukken van de vier formulieren (gemiddeld 12 pagina’s aan 0,15 € per pagina);
-
de kost van een verslaggever wordt geraamd op 65 euro per uur.
Dit geeft een vermindering qua tijdsbesteding administratieve handelingen: -33 min x 65 €/h x 2.500 = - 89.375 euro. De besparing in de out-of-pocketkosten bedragen -0,15€/pagina x 12 pagina’s x 2.500 = -4.500 euro.
De totale administratieve kostvermindering die gepaard gaat met de vereenvoudiging van de indeling van het gebouw wordt aldus geraamd op 93.875 euro.
C. Uitbouw energieprestatiedatabank tot authentieke gegevensbron Door het uitbouwen van de energieprestatiedatabank tot een authentieke gegevensbron die gekoppeld kan worden aan andere authentieke gegevensbronnen met persoonsgegevens (RRN en KBO), firmagegevens (werkgever-werknemer) en diplomagegevens kunnen een aantal processen van het Vlaams Energieagentschap efficiënter verlopen waardoor administratieve lasten voor anderen verminderen.
C.1. Administratieve lastenverlaging voor het VEA en de gemeenten Momenteel moet het Vlaams Energieagentschap voor elke aanmanings- en hoorzittingsbrief wegens het niet voldoen aan de administratieve procedures (niet indienen startverklaring en aangifte), de EPB-eisen of het niet correct rapporteren van de as-built-situatie, de domiciliëringsgegevens van de aangifteplichtige of verslaggever aan de gemeente opvragen. Dit gebeurt via fax. Bij een koppeling van de databank aan de authentieke gegevensbronnen (via webservices) hieromtrent, valt deze administratieve last weg.
Inschatting aantal faxen aan gemeenten voor opvragen persoonsgegevens (domicilieadres en rijksregisternummer): 1470 faxen -
aantal aanmaningsbrieven startverklaringen/jaar: 400
-
aantal aanmaningsbrieven aangiften/jaar: 400 14
-
aantal hoorzittingsbrieven startverklaringen/jaar: 10% van aanmaningen: 40
-
aantal hoorzittingsbrieven aangiften/jaar: 25% van aanmaningen: 100
-
aantal hoorzittingsbrieven EPB-eisen/jaar: 500
-
aantal hoorzittingsbrieven verslaggevers/jaar: 30
De administratieve lastenvermindering voor het VEA, wordt als volgt ingeschat: -
opmaken en versturen fax naar de gemeente, fax kopiëren en klasseren bij het betreffende dossier: 10 minuten;
-
in de helft van de gevallen dient de vraag aan de gemeenten nogmaals gesteld worden (telefoon, mail, fax) omdat de gemeente niet binnen de gestelde termijn reageerde: 5 minuten;
-
invoeren antwoord van de gemeente in de energieprestatiedatabank en reactie klasseren bij het dossier: 7 minuten.
De administratieve lastenvermindering voor de gemeenten, wordt als volgt ingeschat: -
opzoeken dossier en beantwoorden fax: 5 minuten
Dit geeft een vermindering qua tijdsbesteding administratieve handelingen voor het VEA van (1470 x 10) + (735 x 5) + (1470 x 5) = 429 manuur x 25 euro = 10.725 euro.
Dit geeft een vermindering qua tijdsbesteding administratieve handelingen voor de gemeenten van 1470 x 7 = 172 manuur x 25 euro = 4300 euro.
C.2. Administratieve overheidsinstellingen
lastenverlaging
voor
de
burger
en
overige
Vlaamse
Op basis van het E-peil van een gebouw (woning of kantoor) heeft de aangifteplichtige recht op bepaalde tegemoetkomingen: -
vermindering van onroerende voorheffing voor energiezuinige woningen en kantoren;
-
verzekering gewaarborgd wonen afhankelijk van loon en energiezuinigheid van woning. 15
Om deze financiële tegemoetkomingen automatisch aan de burger toe te kennen, wil het Vlaams Energieagentschap deze informatie via webservices aan de bevoegde overheidsdiensten (Vlabel, agentschap Wonen-Vlaanderen,…) overmaken. Hiervoor is het belangrijk dat de energieprestatiedatabank gebruik maakt van authentieke gegevensbronnen om zowel de betrokken personen als het betrokken gebouw uniek te identificeren. Dan pas kunnen deze premies automatisch worden toegekend. Dit heeft als voordeel dat de burger geen bijkomende informatie moet sturen aan de bevoegde dienst om van de tegemoetkoming te genieten. Anderzijds vermindert het opzoekingswerk van de overige overheidsdiensten om de premie toe te kennen.
Inschatting aantal dossier die in aanmerking komen voor premies (op basis van de premies die in 2010 bestaan): -
aantal dossiers met E-peil lager dan E40 of E60, die in aanmerking komen voor vermindering OV: o In 2009 werden er 750 aangiftes ingediend met een E-peil tussen E40 en E60. Hiervan werden er 75% correct berekend waardoor deze in aanmerking kwamen voor de toekenning van de vermindering op onroerende voorheffing. o In 2009 werden er 135 aangiftes ingediend met een E-peil lager dan E40. Hiervan werden er 70% correct berekend waardoor deze in aanmerking kwamen voor de toekenning van de vermindering op onroerende voorheffing. o In 2010 werden tot en met augustus 750 aangiftes ingediend met een E-peil tussen E40 en E60. Uit nazicht blijkt dat opnieuw 75 % van de ingediende projecten een correct E-peil weergeeft. Tegen eind 2010 worden 1125 aangiftes verwacht met een E-peil lager dan E60. Rekening houdende met een foutenmarge van 25 % wordt het aantal dossiers met E-peil lager dan E60 geschat op 850. o In 2010 werden tot en met augustus 165 aangiftes ingediend met een E-peil lager dan E40. Uit nazicht blijkt dat ongeveer 75 % van de ingediende projecten een correct E-peil weergeeft. Tegen eind 2010 worden 250 aangiftes verwacht met een E-peil lager dan E40. Rekening houdende met een foutenmarge van 25 % wordt het aantal dossiers met E-peil lager dan E60 geschat op 187. o Voor kantoren met een E-peil lager dan E70 werden in 2009 15 correcte aangiftes ingediend. Vermoedelijk zullen dit er in 2010 23 zijn.
-
aantal dossiers voor verzekering gewaarborgd wonen: o aantal aanvragen voor nieuwbouw per jaar = 6000 o aantal toekenningen per jaar = 4000
16
o aantal woningen met een E-peil lager dan E 70= 7,3 % (volgens de huidige statistiek van de Energieprestatiedatabank) o geschat aantal startverklaringen die opgevraagd kunnen worden, voor mensen die inkomen verliezen en een E70-woning realiseren = 6000 x 0.073 = 438 o geschat aantal EPB-aangiften die opgevraagd kunnen worden, voor mensen die inkomen verliezen en een E70-woning realiseren = 4000 x 0.073 = 292
Dit maakt het totaal aantal dossiers op 1790.
De administratieve lastenvermindering voor de overheid wordt als volgt ingeschat: In geval van een parallel papieren traject zou de dossierbehandelaar van de betrokken overheidinstelling heel wat tijd moeten besteden om de aanvraag te behandelen en eventuele bijlagen (EPB-aangiften, startverklaringen, certificaten) digitaal of op papier aangeleverd te bekijken. Rekening houdende met een behandelingstijd van 0.5 uur per aanvraag, en 1790 aanvragen per jaar, komt dit in het huidige bereik van dit project neer op ongeveer 895 manuren x 30 euro = 26.850 euro.
De administratieve lastenvermindering voor de burger wordt als volgt ingeschat: Er kan worden van uitgaan dat als de burger aangesproken wordt om informatie aan de overheidsdiensten te bezorgen, de burger ook tijd nodig heeft om de nodige documenten te verzamelen, te bundelen, te kopiëren, aan de bevoegde dienst te bezorgen samen met een begeleidend schrijven. Rekening houdende met een tijdsbesteding van 1 uur per aanvraag, en 1790 aanvragen per jaar, komt dit in het huidige bereik van dit project neer op zo’n 1790 uren x 20 euro = 35.800 euro. Hierbij is enkel maar rekening gehouden voor die projecten die effectief in aanmerking komen voor de premies. Dit staat los van de tijd de burgers nodig hebben voor aanvragen in orde te brengen die niet voldoen aan de voorwaarden. De totale administratieve kostvermindering die gepaard gaat met de uitbouw van de energieprestatiedatabank tot authentieke gegevens wordt aldus geraamd op 77.675 euro. ●
Tijdspad / chronologie
Project lopende, verwacht 2011-2103.
17
1.9. Project: Verdere digitalisering proces toekenning groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten ●
Omschrijving / doel van het project
Verdere uitbouw van de mogelijkheden voor producenten van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekracht om via een webtool aanvragen in te dienen en rapporteringen over te maken teneinde snel het juiste aantal groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten toegekend te krijgen
●
Effecten
Digitalisering en automatisatie heeft niet alleen tot doel een vermindering van de administratieve lasten te bekomen, maar ook te verzekeren dat processen sneller kunnen verlopen, correcter kunnen verlopen (minder kans op fouten bij overtypen gegevens, mogelijkheid tot inbouwen automatische controles) en om werklast te verminderen (geen overtypen van gegevens). Momenteel is dit proces inzake de toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten reeds voor een belangrijk deel gedigitaliseerd en geautomatiseerd. Dit is vooral het geval voor wat betreft de ondertussen meer dan 80.000 kleine PVinstallaties die reeds groenestroomcertificaten ontvangen in het Vlaams Gewest: -
Aanvragen tot toekenning van groenestroomcertificaten aan kleine PVinstallaties (zonnepanelen met een vermogen van minder dan 10 kW) kunnen reeds online ingediend worden. Indien de gegevens van de aanvraag goed zijn ingevuld, worden deze nog dezelfde dag automatisch goedgekeurd.
-
De eigenaars van deze kleine PV-installaties kunnen ook al online de productiegegevens van hun installatie doorgeven aan de VREG, waarna (na een automatische controle) direct het juiste aantal groenestroomcertificaten kunnen worden toegekend.
-
De toegekende groenestroomcertificaten worden vervolgens automatisch aangeboden en verkocht aan de netbeheerder van de betrokken procucent tegen de decretaal verzekerde minimimumprijs. Hierdoor wordt verzekerd dat de uitbetaling van de minimumsteun zo snel mogelijk kan gebeuren.
De verdere automatisering van deze processen (vooral mogelijkheid tot rapportering via csv-bestanden) is ook een uitdrukkelijke vraag geweest van de netbeheerders tijdens het panelgesprek voorafgaand aan de opstelling van de nulmeting voor wat betreft het beleidsdomein LNE.
18
Tijdspad / chronologie
●
De komende maanden en jaren zullen bovenstaande automatiseringsprojecten verder doorgezet worden: -
Het online-aanvraagformulier voor kleine PV-installaties zal verder worden verbeterd, zodat nog meer aanvragen automatisch kunnen worden goedgekeurd.
-
Om maandelijks te kunnen bereken hoeveel groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten aan een productie-installatie moeten worden toegekend, heeft de VREG een heel aantal gegevens nodig van de netbeheerder van het net waarop de installatie is aangesloten (o.a. hoeveel heeft de betrokken installatie geproduceerd, op het net geïnjecteerd, afgenomen (hulpverbruik),…) De netbeheerders zullen vanaf begin 2011, voor wat de PV en WKK-installaties betreft, deze rapporteringen kunnen verrichten via een csv-file die vervolgens automatisch wordt ingeladen in de databank. Vervolgens wordt het aantal toe te kennen certificaten berekend uit deze gegevens. Na de nodige controles worden deze certificaten dan ook automatisch aangemaakt.
-
Voor sommige installaties moeten ook de producenten zelf de nodige gegevens aanleveren (o.a. gebruik aardolie, palmolie,…). Ook deze rapporteringen zullen, voor wat WKK betreft, vanaf begin 2011 kunnen gebeuren via een webmodule. Hierdoor worden de gegevens automatisch ingelezen en kan opnieuw sneller het aantal toe te kennen certificaten worden berekend en uiteindelijk worden toegekend.
-
De geautomatiseerde rapporteringen door netbeheerders en certificaatgerechtigden in het kader van de toekenning van groenestroomcertificaten (PV, wind en water) en warmtekrachtcertificaten wordt in de loop van 2011 uitgebreid tot de installaties die elektriciteit opwekken uit wind, water, biomassa en biogas. Aan de eigenaars van kleine PV-installaties zal op de nieuwe website van de VREG een webformulier ter beschikking worden gesteld om in contact te kunnen treden met de dossierbehandelaars van de cel standaarddossiers, met name om wijzigingen of problemen te melden. Door via het webformulier de juiste gegevens op te vragen, zou de invoering van dit webformulier er voor moeten zorgen dat steeds alle benodigde informatie aan de VREG wordt bezorgd, zodat de afhandeling van deze berichten sneller kan verlopen.
-
-
In 2011 zal een online aanvraagformulier beschikbaar gesteld worden voor de aanvraag van certificaten voor micro-WKK’s. De VREG wil hiermee anticiperen op een mogelijke “boom” inzake de plaatsing van micro-WKK’s.
-
De structuur van de databank wordt aangepast om deze meer performant en klantvriendelijk te maken. De beveiliging en de robuustheid van de certificatendatabank wordt eveneens versterkt.
19
1.10. Project: Verdere digitalisering van de rapporteringen van netbeheerders en leveranciers aan de VREG via de uitbouw van het extranet op de VREG-website ●
Omschrijving / doel van het project
De leveranciers van elektriciteit en aardgas en de netbeheerders van elektriciteits- en aardgasdistributienetten in het Vlaams Gewest hebben in de Vlaamse energiewetgeving een heel aantal rapporteringsverplichtingen / administratieve lasten opgelegd gekregen. Ook dienen zij gegevens aan te leveren om de evolutie van de elektriciteits- en gasmarkt te kunnen opvolgen (o.a. marktaandelen leveranciers, aantal leverancierswissels, evolutie elektriciteits- en gasprijzen,…) Tijdens het panelgesprek voorafgaand aan de opstelling van de nulmeting voor wat betreft het beleidsdomein LNE, werd duidelijk aangegeven door de netbeheerders dat de verdere automatisering van deze processen (vooral mogelijkheid tot rapportering via csv-bestanden) een absolute must was. Voor een aantal van deze rapporteringsverplichtingen heeft de VREG ondertussen deze mogelijkheid ingebouwd, met name via het extranet op haar website: -
voor de maandelijkse rapportering door netbeheerders en leveranciers van gegevens nodig voor de opmaak van de marktstatistieken;
-
voor de jaarlijkse rapportering door netbeheerders en leveranciers van respectievelijk het aantal afnemers per leverancier/ per product;
-
voor de jaarlijkse rapportering nodig voor de opmaak van de sociale (energie)statistieken door netbeheerders en leveranciers
Doel is deze mogelijkheid uit te breiden tot alle rapporteringen aan de VREG en deze rapporteringen allemaal te laten verlopen via één weg, met name het extranet op de website van de VREG.
●
Effecten
Digitalisering en automatisatie heeft niet alleen tot doel een vermindering van de administratieve lasten te bekomen, maar ook te verzekeren dat de processen (hier vooral opmaak van de nodige statistieken of het uitvoeren van de nodige controles) sneller kunnen verlopen, correcter kunnen verlopen (minder kans op fouten bij overtypen gegevens, mogelijkheid tot inbouwen automatische controles) en om werklast te verminderen (geen overtypen van gegevens). De VREG wil deze rapportering laten verlopen via het “extranet” op haar website. Het extranet is een afgeschermd deel van de website waar marktpartijen kunnen
20
inloggen om bepaalde gegevens te raadplegen, specifiek voor hen relevante informatie te vernemen, taken uit te voeren (uploaden van rapporteringen),…
De voordelen om via dit extranet te werken zijn: -
Een extranet stimuleert de samenwerking tussen de VREG en de marktpartijen;
-
Zorgt voor eenvoud: een marktpartij moet zich niet meer afvragen wat nu nog per e-mail moet overgemaakt worden, wat via het extranet,…
-
Een extranet voorziet de gebruikers van een brede waaier aan uiterst handige hulpmiddelen zoals het automatisch trekken van rapporten, communicatie over beslissingen/consultaties,… toepassingen op maat en nog veel meer;
-
Een extranet laat de gebruikers toe om efficiënter samen te werken;
-
Een extranet doet besparen door te drukken op het gebruik van papieren documenten en is een bron van administratieve vereenvoudiging.
De VREG ziet volgende mogelijke verbeteringen: -
mogelijkheid tot indienen informatie via csv-bestanden of via xml voor nog meer rapporteringsverplichtingen (waar mogelijk)
-
bij het ontwikkelen hiervan wordt steeds – in overleg met de betrokken netbeheerders of leveranciers – nagekeken of de opgevraagde gegevens nog steeds relevant zijn en/of alternatieven kunnen uitgewerkt worden;
-
nog meer rapporteringen moeten door de leverancier of netbeheerder kunnen worden opgeladen via extranet
-
rapporteringskalender op de homepagina van het extranet, die aangeeft wanneer welke marktpartij wat moet rapporteren aan de VREG;
-
een automatische reminder per e-mail die de marktpartij verwittigt met deadline waarop ze een bepaalde rapportering moeten overmaken aan de VREG: rapportering x wordt verwacht tegen datum y;
-
een tool om contactgegevens actueel te houden en om wijzigingen door te geven (wijziging vennootschapsvorm, adreswijziging, wijziging contactpersoon,…).
-
online invulbare formulieren (indien csv-bestand niet haalbaar is – bijvoorbeeld bij open vragen)
-
aanpassing van de informatie zichtbaar op extranet afhankelijk van het profiel van degene die inlogt (netbeheerder of leverancier). 21
●
Tijdspad / chronologie
In de loop van 2011 zullen een eerste reeks van uitbreidingen en/of verbeteringen aan het Extranet uitgevoerd worden. Gestart zal worden met het vereenvoudigen en automatiseren van de procedures voor de voorlegging van garanties van oorsprong. Zo wordt administratieve werklast bespaard zowel bij de VREG als bij de marktpartijen. Er zal aan de partijen (in deze de leveranciers en de netbeheerders) gevraagd worden om data in csv of xml-formaat over te maken via het extranet van de VREG. De gegevens komen terecht dan in de database. Er worden rapporten voorzien om de gegevens uit de database te ontsluiten. Naar analogie met de prijzendatabank die een output heeft op de website in de vorm van de V-test, wordt ook hier een webapplicatie voorzien die het mogelijk maakt voor afnemers om op basis van hun EAN code (unieke identificatie van een afnemer) na te gaan of de door hun leverancier geleverde stroom een groene oorsprong heeft. De gegevens zullen ook als basis dienen voor andere rapporteringen en kunnen op termijn ook gelinkt worden aan de certificatendatabank.
1.11. Digitalisering aanvraag visverloven ●
Omschrijving / doel van het project De mogelijkheid voorzien om visverloven ook via het internet aan te vragen.
●
Effecten Voorheen kon een visverlof enkel via het postkantoor worden aangevraagd. Nu is tevens ook de mogelijkheid voorzien om dit via het internet te doen.
●
Tijdspad / chronologie Dit vereenvoudigingsinitiatief is afgerond. Het besluit van de Vlaamse Regering waarin dit wordt bepaald werd vastgesteld door de Vlaamse Regering op 5 maart 2010, en is in werking getreden 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad (29 maart 2010).
22
1.12. Wildbeheerdatabank
●
Omschrijving / doel van het project
De wildbeheerdatabank heeft als doel het gestandaardiseerd en centraal verzamelen van de afschotgegevens en de aanwezige wildstand in Vlaanderen om te kunnen komen tot een duurzamer wildbeheer en een uniforme verwerking van de jachtgerelateerde administratie. Echter, de huidige applicatie heeft verschillende tekortkomingen. Het ontwikkelen van een Nieuwe Wildbeheertoepassing en – databank door het starten van een MMIS-project in functie van gemeenschappelijke business ANB–INBO. Op korte termijn (eerste fase) behelst dit project het verbeteren van de huidige online invoertoepassing + de nodige beheertoepassingen hiervoor, betere rapportagemogelijkheden, flexibiliteit en koppeling, en actief betrekken van de jachtsector. Op langere termijn (tweede, derde, … fasen) groeit dit internetloket met databank idealiter uit tot het centrale punt waar jagers en ambtenaren terecht kunnen voor alle administratie en rapportering m.b.t. wildbeheer. ●
Effecten
Het ontwikkelen van een nieuwe wildbeheertoepassing heeft een geraamde ANB personeelsbesparing van 1 VTE en zorgt voor actief betrekken, samenwerken met en responsabiliseren van de jachtsector. ●
Tijdspad / chronologie
De functionele analyse wordt momenteel beëindigd, waarna technische analyse en ontwikkeling van de toepassing zal starten. Lancering van het loket is momenteel voorzien voor 30 juni 2011.
1.13. Jachtexamendatabank ●
Omschrijving / doel van het project
De jachtexamendatabank behelst de opslag van alle gegevens met betrekking tot het jachtexamen (contactgegevens kandidaten, historiek m.b.t. examen kandidaten en behaalde resultaten. De huidige toepassing werkt niet optimaal. Daarom werd besloten om een nieuwe toepassing uit te werken. ●
Effecten
Vergroten van het gebruiksgemak. ●
Tijdspad / chronologie
Dit product is bijna in finale vorm. Tijdens november 2010 is een intensieve testfase gepland en de oplevering van het product is voorzien voor voorjaar 2011.
23
1.14. Tool huishoudelijke afvalstoffen in kader van slagkrachtige overheid (integratie in webloket voor gemeenten)
●
Omschrijving / doel van het project
De gegevens over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen die vallen onder een aanvaardingsplicht of terugname plicht worden ingezameld en ingebracht in de enquête - online door de lokale besturen. De gemeenten en intergemeentelijke verenigingen besteden veel tijd aan het opvragen van deze gegevens bij de verschillende beheersorganismen voor de verschillende afvalfracties met productentenverantwoordelijkheid. Het bespaart tijd en moeite, en verkleint de kans op fouten, wanneer de beheersorganismen deze gegevens rechtstreeks kunnen inbrengen. De bestaande bevragingstool (enquête - online in te vullen) waarbij de gemeenten jaarlijks informatie m.b.t. de hoeveelheden en de aard van de opgehaalde huishoudelijke afvalstoffen moeten melden aan de OVAM, wordt nu reeds vooraf ingevuld met een aantal gekende gegevens. De bedoeling van het project is, om deze vooraf ingevulde informatie, uit te breiden met informatie over diverse huishoudelijke afvalstromen die reeds via een andere weg de OVAM bereikt hebben. De gegevens werden reeds gevalideerd (producentenverantwoordelijkheid) zodat hun correctheid vaststaat. Het betreft gegevens die binnenkomen van Recupel, Valorfrit, Valorlub, Recytyre, Bebat, en eventuele andere. Het biedt de gemeenten het voordeel dat zij deze gegevens niet nog eens moeten verzamelen. Op
termijn zal deze tool ingebouwd worden in het OVAM-webloket voor de lokale besturen zodat zij via één centraal loket in communicatie kunnen treden met de OVAM ●
Effecten
Gemeenten zullen dus minder tijd besteden aan ingave van gegevens. De kwaliteit van de gegevens zal stijgen en de controlemogelijkheden verbeteren voor de OVAM. ●
Tijdspad / chronologie
28/02/10: Direct invoer gegevens Bebat en Recupel 30/03/10 : Testen van de nieuwe rollen 30/09/10 : Afspraken maken met beheersorganismen voor direct invoeren van gegevens – 31/12/10 Voorbereiden aanpassingen van de online enquête huishoudelijke afvalstoffen 31/12/13 Integratie in webloket gemeenten 24
1.15. Project: 'optimalisatie gegevensuitwisseling tussen OVAM en de gemeenten'
●
Omschrijving / doel van het project
De gemeenten hebben de verplichting om een gemeentelijke inventaris (GI) risicogronden te beheren (art. 7 Bodemdecreet). Gegevens uit de gemeentelijke inventaris dienen te worden opgenomen in het grondeninformatieregister (GIR) van de OVAM (art. 5 Bodemdecreet). Indien een grond opgenomen is in de GI, wordt dit vermeld op het bodemattest. Om de uitwisseling van deze gegevens tussen de gemeenten en de OVAM te verbeteren, wordt gekeken hoe gemeenten kunnen worden ondersteund. Een eerste initiatief hierbij is de ontwikkeling van een webloket voor gemeenten. Een webloket ter beschikking stellen van de gemeenten moet hen toelaten om de gegevens uit de gemeentelijke inventaris te beheren en met de OVAM uit te wisselen. Tegen eind 2012 dient het webloket operationeel te zijn. In afwachting van het webloket, worden gegevens verkregen door de gemeenten, door de OVAM aangepast en opgeladen in de databank ( GIR). Om de gemeenten nog verder te ondersteunen in o.a. de beoordelingswijze voor de opname van een grond in de gemeentelijke inventaris wordt nagegaan welke behoeften ze hebben, waar de problemen zich situeren en hoe hiermee moet omgegaan worden. Het doel is om tegen eind 2011 een plan van aanpak te hebben uitgewerkt op basis van de ervaringen opgedaan in de drinkwaterwingebieden. Dit plan van aanpak wordt in 2012 uitgetest in 5 pilootgemeenten. Eind 2015 dient de uitwisseling met minstens 30 gemeenten, gerealiseerd te zijn. Tevens wordt er naar gestreeft om een synchronisatie met Vlarem indelingslijst te bewerkstelligen waardoor slecht 1 instantie deze gegevens beheerd (op dit ogenblik gebeurt dit zowel door OVAM als door het VITO). ●
Effecten
– de gemeentelijke inventarissen zijn geactualiseerd; – de GIR werd geoptimaliseerd; – webloket voor beter beheer van de gemeentelijke inventaris en uitwisseling met OVAM is operationeel. Deze items zorgen voor een betere gegevensuitwisseling tussen OVAM en de gemeenten met een correctere informatieverstrekking via het bodemattest tot gevolg. Door het webloket wordt deze gegevensoverdracht beduidend vergemakkelijkt voor de gemeenten. ●
Tijdspad / chronologie
– 2011: – – –
– 2012:
bezoeken van gemeenten in de prioritatire drinkwaterwingebieden; plan van aanpak voor optimale uitwisseling gegevens met betrekking tot actualisatie gemeentelijke inventaris; ontwikkeling webloket. 25
–
– uittesten plan van aanpak in 5 gemeenten – webloket is in testfase. 2015: – de GIR werd aangevuld met minstens 30 gemeenten hun geactualiseerde gemeentelijke inventaris – webloket is operationeel.
1.16. Naam project: Verhoging van efficiëntie en effectiviteit van de afvalstoffenmelding via het IMJV
●
Omschrijving / doel van het project
Het afvalbeleid kan niet geëvalueerd of bijgestuurd worden zonder betrouwbare kennis van de hoeveelheid, aard (Eural-code), verwerkingswijze (storten, verbranden, ...), gevarenstatus en bron van het afval. Daarom vraagt de OVAM elk jaar de afvalstoffengegevens op van een statistisch verantwoorde selectie van de Vlaamse bedrijven via het IMJV. De steekproef is opgesplitst per sector en per dimensie (aantal werknemers). De totale productie van Vlaams afval is een schatting op basis van de steekproef en het totaal aantal bedrijven (bron: RSZ) in elke combinatie van sector en dimensie. Opdat deze cijfers sneller beschikbaar zouden zijn, moet de communicatie tussen IMJV en de OVAM databank verbeterd worden. Tegelijkertijd willen we de administratieve lasten voor de bedrijven verminderen door minder bedrijven aan te schrijven met behoud van de kwaliteit van de statistieken. Betrouwbare en actuele cijfers. Vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven door minder bedrijven aan te schrijven voor het IMJV. De basisgegevens afkomstig van de steekproef worden gecontroleerd op juistheid (uitbijters opsporen, discrepanties verbeteren, ...) Vervolgens worden de basisgegevens geëxtrapoleerd om de Vlaamse afvalhoeveelheid in te schatten. ●
Tijdspad / chronologie
Stappen vernieuwende methode om efficiëntie en effectiviteit te verhogen
Omschrijving/Resultaat
Timing (begin – eind)
Rationalisering van het aantal te bevragen sectoren.
Door sectoren met een gelijkaardige afvalproductie samen te nemen, dienen minder bedrijven aangeschreven te worden.
2009: voorbereiding. 2010: implementatie: vermindering van de steekproef voor productiejaar 2009 met 2000 bedrijven.
Verlaging administratieve Dit jaar zal de extrapolatie nog lasten (IMJV-rapportering) voor gebeuren op de klassieke de kleinste bedrijven (< 20 wijze. Er wordt een methode
2009/2010 voorbereidende studie naar statistische schatttingsmodellen. 26
werknemers). Kleinere bedrijven worden deels uitgesloten van de jaarlijkse steekproef.
uitgewerkt om de hoeveelheid afval van kleine bedrijven te schatten op basis van meldingen van grotere bedrijven uit dezelfde sector. De resultaten van beide methoden zullen vergeleken worden. Op basis daarvan wordt beslist hoe de berekeningen vanaf 2011 uitgevoerd zullen worden.
november 2010: keuze maken tussen alternatieve en klassiek methode. November 2010: implementatie bij nieuwe steekproeftrekking. 2011 en verder: implementatie.
Automatische communicatie van IMJV gegevens naar OVAM en validatie.
Automatische doorstroom van gegevens van de IMJVdatabank naar de OVAMdatabank en validatie.
2009: beschrijving automatische validaties. november 2010: implementatie communicatie IMJV-gegevens van LNE naar OVAM 2011: implementatie automatische uitbijterdetectie en validatie van gegevens
Realisatie van een automatische communicatie van administratieve bedrijfsgegevens van het IMJVloket naar het Centraal bedrijvenbestand (CBB) en zo naar de OVAM-databanken.
Verlaging van het aantal dossiers die administratief onderzocht moeten. Realisatie van communicatie tussen VKBO en CBB en realisatie van een oplaadmodule in CBB.
Einde 2010 en 2011 : implementatiie
●
Effecten
Lastenverlaging bedrijven : steekproef voor producentenmelding zal met 40% verlagen. Dus 6000 bedrijven minder aangeschreven. Lastenverlaanging voor overheid : minder inputwerk, ,minder intensief validatiewerk, gegevens zijn in real time beschikbaar voor de OVAM
27
2. Vereenvoudiging procedures 2.1. Herwerkte formulieren voor milieuvergunningsaanvraag en meldingen ●
Omschrijving / doel van het project
De formulieren inzake milieuvergunningen waren afgestemd op een papieren procedure en werden tevens ervaren als onvoldoende gebruiksvriendelijk en gepaard gaand met te hoge administratieve lasten. Met het oog op het afstemmen van de formulieren op het eMILmilieuvergunningenloket project werden ze herwerkt. Ze werden tevens vereenvoudigd en geactualiseerd. ●
Effecten
Er werd naar gestreefd de opbouw van de formulieren logischer te maken en overtollige gegevens zoals de statuten en Vlarem-vergunningsbesluiten niet langer op te vragen. De inhoud van de bijlagen die bij een milieuvergunningsaanvraag gevoegd moeten worden, wordt in de formulieren en de bijlagen zelf omschreven. Hiermee wordt meer duidelijkheid beoogd. ●
Tijdspad / chronologie
De nieuwe formulieren werden ingevoerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, ter uitvoering van correcties en ter uitvoering van bepalingen van het decreet van 12 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij en tot bepaling van de inwerkingtreding van artikel 88 van dit decreet. (B.S. 15 juli 2009).
2.2. Herziening van rubrieken van de Vlarem-indelingslijst ●
Omschrijving / doel van het project
28
Alle inrichtingen die hinderlijk geacht worden voor mens en milieu worden in drie klassen ingedeeld, afhankelijk van de aard en de belangrijkheid van de daaraan verbonden milieu-effecten. Door het verhogen van bepaalde indelingscriteria verschuiven bepaalde ingedeelde inrichtingen van de eerste naar de tweede klasse en van de tweede naar de derde klasse. Het gaat in hoofdzaak om de drempels voor ‘geïnstalleerde totale drijfkracht’ die worden verhoogd en afhankelijk gemaakt van de stedenbouwkundige ligging. ●
Effecten
Door deze wijziging verschuiven een 1.250-tal bedrijven van klasse 1 naar klasse 2, waardoor deze niet langer verplicht zijn een erkend milieucoördinator te hebben, tenzij dit alsnog via de milieuvergunning opgelegd zou worden. Zij vallen voortaan ook onder de bevoegdheid van de gemeente in plaats van de provincie. Dit is tevens een eerste stap om te komen tot een geïntegreerde aanvraagprocedure voor de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning (beide bij de gemeente). Daarnaast zullen meer dan 7.000 bedrijven van klasse 2 naar klasse 3 overgaan. Klasse 3 bedrijven hebben geen milieuvergunning nodig, en kunnen onmiddellijk na de melding exploiteren. De tijdswinst voor deze bedrijven bedraagt dus 3 - 4 maanden, wat resulteert in een duidelijke administratieve lastenverlaging.
De administratieve lastenverlaging die gepaard gaat met voormelde actie, kan als volgt worden geraamd: - de inrichtingen worden voortaan onderworpen aan de meer eenvoudige milieuvergunningsprocedure 2de klasse, hetgeen goed is voor een lastenverlaging (voor de 1.250 inrichtingen samen) van 1.250 x 250 = 312.500 € per jaar; - de inrichtingen moeten geen milieucoördinator meer aanstellen; de hieruit voortvloeiende lastenverlaging kan gemiddeld – er mee rekening houdend dat het hier toch gaat om minder gevaarlijke hinderlijke inrichtingen – geraamd worden op 2.500 € per inrichting en per jaar of voor de 1.750 inrichtingen samen, op 3.125.000 euro. Een globale lastenvermindering dus van 3.437.500 euro per jaar. ●
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd met de Vlaremwijziging door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming ter doorvoering van technische actualisering (B.S. 27 januari 2009).
29
2.3. Erkenningenbesluit ●
Omschrijving / doel van het project
Het besluit stoelt op de principes van het decreet van 27 maart 2009 houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de aanvulling met een regeling inzake erkenningen, en houdende wijziging van diverse andere wetten en decreten. De krachtlijnen uit het besluit die tevens een administratieve vereenvoudiging uitmaken, kunnen als volgt worden samengevat: 1. Integratie en harmonisatie van de bestaande erkenningen. In eerste instantie integreert en harmoniseert het besluit negentien bestaande erkenningstelsels. Dat houdt in dat voor het aanvragen, behandelen en toekennen van al die erkenningen voortaan dezelfde spelregels zullen gelden. Op die wijze wordt voor wat betreft een groot aantal erkenningen een einde gemaakt aan de versnipperde regelgeving en wordt een sterke vereenvoudiging bekomen. Het is de bedoeling om in de toekomst ook andere erkenningen onder de toepassing van dit besluit te brengen en aldus nog een verdere vereenvoudiging te kunnen doorvoeren. 2. Modernisering van de procedures. Het indienen van aanvragen tot erkenning wordt voor de toekomst ook via elektronische weg mogelijk gemaakt. Hiervoor zal in een eerste fase beroep worden gedaan op de erkende ondernemersloketten die hiertoe werden aangewezen bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2009. De procedures worden eenvoudig gehouden en de aanvrager beschikt steeds over de mogelijkheid zijn erkenningsaanvraag persoonlijk bij overheid te komen toelichten. De instemming van de overheid met de meervoudige aanstelling van erkende milieucoördinatoren wordt afgeschaft en vervangen door een eenvoudige melding. 3. Voorwaarden tot erkenning worden afgeslankt. De voorwaarden waaraan de aanvrager tot een erkenning moet voldoen worden afgeslankt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de kwaliteit van de diensten te waarborgen. Zo moet de aanvrager voortaan niet meer het bewijs leveren van zijn nationaliteit, van te voldoen aan de militiewetten of van het genot van de burgerlijke en politieke rechten. Behoudens voor de opleidingscentra waar zij tot het wezen van de erkenning behoren, worden de voorwaarden die erin bestaan dat personen op het ogenblik van hun erkenningsaanvraag al in het bezit moeten zijn of minstens kunnen beschikken over de noodzakelijke apparatuur, afgeschaft. Het kunnen beschikken over apparatuur noodzakelijk om de opdrachten uit te voeren, geldt voortaan enkel als gebruikseis bij een erkenning. Ten behoeve van de rechtszekerheid van de aanvrager kan de overheid voor het verlenen of weigeren van een erkenning geen andere voorwaarden hanteren dan 30
deze die bij dit besluit worden vastgesteld. Om dezelfde reden is het niet verder mogelijk om in het erkenningsbesluit individuele gebruikseisen op te leggen. 4. Erkenningen worden voor onbeperkte termijn verleend. In overeenstemming met de bepalingen van de dienstenrichtlijn worden erkenningen in de toekomst niet voor een bepaalde maar voor onbepaalde termijn verleend. 5. Erkenning van rechtswege. In de gevallen dat de toegang tot de erkende functie enkel afhankelijk wordt gesteld van het volgen van een opleiding en het met gunstig resultaat afleggen van een proef bij een opleidingsinstelling, wordt zonder verdere tussenkomst van de overheid de erkenning van rechtswege verleend. Het betreft hier hoofdzakelijk de erkenning als technicus in de verschillende disciplines. 6. Gelijkwaardigheidtoets voor buitenlandse titels. Personen die niet in het Vlaamse Gewest zijn gevestigd en over een titel beschikken die in hun lidstaat of gewest toegang geeft tot een erkend beroep, kunnen hun titels gelijkwaardig laten bevinden met een erkenning die in Vlaanderen toegang geeft tot dat beroep. Het gelijkwaardig bevinden van hun titel impliceert dat ook zij van rechtswege zijn erkend. ●
Effecten
Voorliggend besluit betreft ontegensprekelijk een enorme vereenvoudiging van de erkenningenregelgeving met betrekking tot het leefmilieu. De administratieve lastenverlaging volgt in hoofdzaak uit het feit dat een natuurlijke of rechtspersoon in de toekomst zal erkend worden voor onbepaalde duur in plaats van voor een bepaalde duur van maximaal vijf jaar. Indien we er van uitgaan dat een gemiddelde persoon gedurende 30 jaar gebruik maakt van de betrokken erkenning, moet deze persoon conform het voorliggende besluit slechts één aanvraag tot erkenning doen in die 30 jaar. In de oude reglementering zou de betrokken persoon maar liefst zes keer een aanvraag moeten doen gezien de erkenning telkens slechts werd verleend voor 5 jaar. Alle categorieën van erkenningen bij elkaar genomen kan er gesteld worden dat de administratieve last voor het vervullen van de benodigde formaliteiten voor de aanvraag van een erkenning gemiddeld geraamd mag worden op 8 werkuren. Voorliggend besluit betekent dus een administratieve lastenverlaging van 40 werkuren gezien de erkenning voor onbepaalde duur zal verleend worden en er over een periode van 30 jaar dus één aanvraag dient te gebeuren in plaats van 6 aanvragen ( 5 aanvragen vervallen x 8 werkuren per aanvraag ). Op een totaal van ca. 14.450 erkenningen bekomen we dus een lastenverlaging van 72.250 werkdagen (14.450 x 5 werkdagen) of 578.000 werkuren over de volgende 30 jaar. Op basis van het Vlaams Standaard Kostenmodel van de Dienst Wetsmatiging en er van uit gaand dat 90% van alle erkenningen worden aangevraagd door rechtspersonen of natuurlijke personen met een ondernemingsnummer (= uurtarief 31
ondernemingen) en 10% van de erkenningen door natuurlijke personen zonder ondernemingsnummer (= uurtarief burgers) maakt dit een financiële lastenverlaging uit van: voor ondernemingen: 578.000 x 90% x 34 € = ca. 17.686.800 € voor burgers: 578.000 x 10% x 19,85 € = ca. 1.147.330 € In geld uitgedrukt bekomen we dus een lastenverlaging van ca. 18.834.130 € gespreid over 30 jaar wat neerkomt op ca. 627.804 € per jaar. ●
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd met het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (nog niet in B.S. – in werking 1 januari 2010).
2.4. OPNEMEN VAN DE VLAREBO- RUBRIEKEN IN de Vlaremindelingslijst ●
Omschrijving / doel van het project
De lijst van risico-inrichtingen met vermelding van de voorgeschreven frequentie van het periodieke bodemonderzoek was vervat in het Vlaams Reglement betreffende de Bodemsanering van 14 december 2007 of het Vlarebo. Er werd voor gekozen voormelde lijst in het VLAREM te integreren door een nieuwe achtste kolom toe te voegen aan de indelingslijst in bijlage I van VLAREM I.
Vereenvoudiging: Het is voor de burger eenvoudiger om te weten in welke gevallen een oriënterend bodemonderzoek verplicht is. De geïntegreerde lijst is makkelijker te vinden en te hanteren. ●
Tijdspad / chronologie
De Vlarebolijst werd geïntegreerd in het VLAREM bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming ter doorvoering van technische actualisering (B.S. 27 januari 2009).
32
2.5. Als criterium voor de indeling van een lozing wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen lozing met en zonder gevaarlijke stoffen ●
Omschrijving / doel van het project
Voor de lozingen van bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³/h bij lozing van onbehandeld afvalwater, respectievelijk van meer dan 5 m³/h bij lozing van behandeld afvalwater – voor wat de indeling betreft - geen onderscheid meer gemaakt tussen bedrijfsafvalwater met of zonder één of meer gevaarlijke stoffen. (nieuwe rubriek 3.4 en 3.6.3). ●
Effecten
Dit onderscheid was een moeilijke oefening voor de burger. Door het opheffen ervan wordt de regelgeving vereenvoudigd.
●
Tijdspad / chronologie
Voormeld onderscheid werd opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming ter doorvoering van technische actualisering (B.S. 27 januari 2009).
2.6. Uniek gemeentelijk loket milieuvergunning – stedenbouwkundige vergunning ●
Omschrijving / doel van het project
Sinds 1 januari 2010 kunnen de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning gezamenlijk worden aangevraagd bij het uniek gemeentelijk loket indien zij wederzijds aan elkaar gekoppeld zijn én indien voor beide aanvragen het college van burgemeester en schepenen het bevoegde vergunningverlenende bestuursorgaan is.
De resultaten van de ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoeken van de samengevoegde aanvraag aan de aanvrager worden gemeld via het uniek gemeentelijk loket door middel van één gewone brief. 33
De procedure voor beide aanvragen wordt definitief stopgezet indien de aanvraag voor hetzij de stedenbouwkundige vergunning, hetzij de milieuvergunning onontvankelijk of onvolledig is en niet tijdig werd aangevuld. Indien over samengevoegde aanvragen een advies moet worden ingewonnen bij dezelfde adviserende instantie, wordt aan deze instantie één gezamenlijke adviesvraag voorgelegd. Deze adviezen worden gelijktijdig uitgebracht. Indien beide samengevoegde aanvragen onderworpen moeten worden aan een openbaar onderzoek, wordt één gemeenschappelijk openbaar onderzoek georganiseerd. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt samengevoegde aanvragen gelijktijdig en neemt op dezelfde dag een beslissing over beide aanvragen, dit wil zeggen binnen de 150 kalenderdagen na de verzenddatum van de brief omtrent de ontvankelijkheid. Beide beslissingen worden via het uniek gemeentelijk loket en door middel van één beveiligde zending aan de aanvrager betekend. ●
Effecten
Het uniek gemeentelijk loket beoogt enerzijds een vermindering van de administratieve lasten en anderzijds meer rechtszekerheid en een vermindering van de financiële lasten voor de aanvrager. De invoering ervan leidt tot een aanzienlijke vereenvoudiging van de vergunningsprocedure. De administratieve lastenverlaging werd in het totaal geraamd op 292.796 euro, met een administratieve lastenverlaging van 62.538 euro voor de aanvragers en 230.258 euro kostenbesparingen voor de gemeenten. Nog maar weinig aanvragers hebben tot nog toe gebruik gemaakt van de mogelijkheid om samengevoegde aanvragen in te dienen. Het effect van deze vereenvoudigingsoefening moet nog onderzocht en geëvalueerd worden. ●
Tijdspad / chronologie
Het uniek loket werd ingevoerd bij het decreet van 27 maart 2009 houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning tot afstemming van de aanvraagprocedures van de stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning en het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 33 van het REG decreet (B.S. 13 mei 2009), uitgevoerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009.
34
2.7. Openbaar onderzoek – bekendmaking op website ●
Omschrijving / doel van het project
In uitvoering van het Verdrag van Aarhus en de Europese inspraakrichtlijn werden een aantal VLAREMbepalingen over het openbaar onderzoek gewijzigd in 2005.
●
Effecten
Bij deze wijzigingen werd een lastenverlaging gerealiseerd voor de gemeenten door de bekenmaking van het openbaar onderzoek over een vergunningsaanvraag betreffende een activiteit van klasse 1 toe te laten op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats op de website van de gemeente. ●
Tijdspad / chronologie
Deze aanpassing werd gerealiseerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, voor wat de bepalingen inzake inspraak betreft. (B.S. 24 juni 2005)
2.8. Afstemmen beroepstermijnen ●
Omschrijving / doel van het project
Met het verzameldecreet leefmilieu van 2008 werden de termijnen voor het indienen van een beroep inzake wijziging van de vergunningsvoorwaarden en inzake de schorsing en opheffing van de milieuvergunning gelijkgeschakeld en verlengd tot 30 dagen. ●
Effecten
Door het verlengen en gelijkschakelen van de termijnen zoals bij de beroepen inzake vergunningsaanvragen, gebeuren er minder vergissingen.
●
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd bij decreet van 12 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij (B.S. 14 februari 2009).
35
2.9. Rapportering van controles door brandertechnici ●
Omschrijving / doel van het project
Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, legt de eigenaar en de gebruiker van stooktoestellen bepaalde verplichtingen op inzake keuring en onderhoud Om aan de verplichtingen te voldoen, moet beroep gedaan worden op een erkende technicus. Met het oog op het mogelijk maken van een controle van de taken van de erkende technicus, moet deze uiterlijk 2 maanden na het verloop van elk kalenderjaar een overzichtslijst van alle installaties die hij dat kalenderjaar heeft gekeurd, onderhouden of aan een verwarmingsaudit heeft ontworpen, samen met het eindresultaat (al dan niet in orde bevonden) van de controle, aan de afdeling Milieuvergunningen bezorgen. Deze rapportering die als te omslachtig werd ervaren, zal worden vervangen door steekproeven. ●
Effecten
De erkende technici moeten geen verslag meer uitbrengen van hun taken. Volgens een eerste berekening zou het gaan om een substantiële lastenvermindering voor de ze technici. ●
Tijdspad / chronologie
Het is de bedoeling dat de verplichting tot rapportage niet meer zou gelden voor de taken die in 2010 door de erkende technicus werden uitgevoerd.
●
Omschrijving / doel van het project
Herwerken van de bestaande aanvraagformulieren zodat ze bruikbaar zijn voor het project eMIL-milieuvergunningenloket, om ze gemakkelijker invulbaar te maken en omdat ze inhoudelijk geactualiseerd moesten worden.
●
Effecten
Vereenvoudiging: -
wat er in of als bijlage bij een aanvraag of melding moet vermeld worden wordt niet meer in de Vlaremartikelen zelf vermeld, maar enkel nog in de formulierenbijlagen zodat er meer duidelijkheid is
-
bepaalde gegevens worden niet meer opgevraagd (ten hoogst nog een verwijzing): statuten, Vlarem-vergunningsbesluiten
36
-
●
logischer opbouw van de formulieren zodat ze gemakkelijker juist in te vullen zijn
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 (B.S. 15 juli 2009).
2.10. Vereenvoudiging plannings en vergunningsprocessen
●
Omschrijving / doel van het project
In navolging van het regeerakkoord, de beleidsnota leefmilieu en de aanbevelingen van de commissies Berx en Sauwens zoeken we mee naar manieren om planningsen vergunningsprocessen bij belangrijke investeringsprojecten te verbeteren en te versnellen. LNE werkt in samenwerking met de beleidsdomeinen RWO, MOW,… en andere actoren een nieuw gebiedsgericht planningsproces uit, waarbij de effecten voor milieu, naast andere effecten, zo vroeg mogelijk in het proces of in de opmaak van een project worden geïntegreerd en onderzocht. Informatie en inspraak in een vroege fase maken een wezenlijk bestanddeel uit van dit procesmatig model. Op die manier kan de milieueffectrapportage worden ingezet om milieuoverwegingen deel te laten uitmaken van het gehele plannings- of vergunningstraject. Op die manier kan ook de besluitvorming mbt plannings- en vergunningsprocessen vlotter verlopen. Tegelijk moeten regelgeving en procedures voor milieubeoordeling van plannen en projecten vlotter toepasbaar worden zonder de doelstellingen en de doorwerking in de plannen en vergunningen af te zwakken. In navolging van de aanbevelingen van de commissies Berx en Sauwens wordt in overleg met de andere betrokkenen beleidsdomeinen en actoren werk gemaakt van de integratie van planmer- en RUPprocedures, van projectmer- en milieuvergunningsprocedures, en van een integratie van de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning.
●
Effecten
Om daadwerkelijk effecten op te kunnen leveren is het natuurlijk nodig dat deze verbetervoorstellen in praktijk worden gebracht door de betrokken diensten/afdelingen van de verschillende beleidsdomeinen.
37
●
Tijdspad / chronologie
De Vlaamse regering heeft op 15 oktober 2010 ingevolge dit laatste voorstel een visienota goedgekeurd mbt het versnellen van investeringsprojecten. De visienota omschrijft een gans nieuwe processtructuur voor de aanpak van investeringsprojecten en 49 specifieke acties. Met de visienota wordt verder gebouwd op de conclusies van de Commissies Sauwens en Berx. Het is de uitdrukkelijke wens van de Vlaamse regering om tegen de zomer van 2011 de nieuwe manier van werken te operationaliseren. Hiervoor wordt een projectgroep opgericht, samengesteld uit technische deskundigen van diverse beleidsdomeinen. LNE maakt deel uit van het beleidsdomeinoverschrijdend projectteam, dat van start is gegaan op 19 oktober 2010. Een stappenplan werd opgemaakt om de 49 acties verder uit te werken.
2.11. Wijziging Vlarebo (Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering de bodembescherming)'
●
Omschrijving / doel van het project
Het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming diende gewijzigd te worden naar aanleiding van o.a. de nieuwe bepalingen in het Bodemdecreet van 27.10.2006. 5 belangrijke gewijzigde items in de Vlarebo zijn: 1. Het vaststellen van een lijst van risico-inrichtingen (artikel 6 van het decreet) en de periodieke verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren bij exploitatie van een risico-inrichting (artikel 33 van het decreet); 1. De gevallen waarin de verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren bij overdracht van gedwongen mede-eigendom (appartement) dat als een risicogrond wordt beschouwd, rust op de vereniging van mede-eigenaars en de gevallen waarin de verplichting om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren bij de overdracht van dergelijke mede-eigendom vervalt (artikel 30 van het decreet); 2. (enkel berekening administratieve lasten) De overdracht van de vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren (artikel 12, §5; artikel 23, §5; artikel 107 en artikel 111 juncto artikel 107 van het decreet); 3. (enkel berekening administratieve lasten) De gevallen waarin er geen verplichting bestaat om een nieuw oriënterend bodemonderzoek uit te voeren en de gevallen waarin de verplichting beperkt wordt tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek of tot het bundelen van de beschikbare onderzoeksgegevens (artikel 36 van het decreet); 4. (enkel berekening administratieve lasten) De overname van de uitvoering van de verplichtingen om tot overdracht van een risicogrond te kunnen overgaan (artikel 38
114 van het decreet).
●
Effecten
Algemene opmerking rond de items welke meegenomen werden in de reguleringsimpactanalyse bij het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming: De juridische vrijheidsgraden van voorliggend voorontwerp van besluit zijn in belangrijke mate beperkt door wat in het Bodemdecreet is opgenomen. Ook de politieke beleidsruimte is miniem. De decreetgever geeft immers zeer duidelijk de te volgen richting aan in de toelichting bij het Bodemdecreet. Bovendien voorziet voorliggend ontwerpbesluit voor een groot aantal uitvoeringsregels in een wettelijke verankering en dus rechtszekere bestendiging van het huidig beleid, zodat in deze gevallen geen wijziging van effecten kan worden opgetekend. Een reguleringsimpactanalyse moet zich voornamelijk toeleggen op het in kaart brengen van de te verwachte effecten, van die aspecten van een voorgenomen regelgeving die nog geregeld kunnen worden. In dit document zal bijgevolg enkel een doorgedreven analyse worden doorgevoerd van de uitvoeringsregels die beschikken over juridische en/of politieke vrijheidsgraden én die een relevante impact of gedragswijziging tot gevolg hebben. Hierbij wensen wij te benadrukken dat de effecten van de nieuwe bodemsaneringsregeling hoofdzakelijk voortvloeien uit het wettelijk kader dat de decreetgever in het Bodemdecreet heeft vastgelegd. De voorliggende impactanalyse geeft dan ook slechts een fragmentarisch en onvolledig beeld van de baten en kosten van het nieuwe Bodemdecreet en zijn uitvoeringsregels. Zo voorziet het Bodemdecreet onder meer in kortere en efficiëntere procedures met minder vormvereisten, zonder dat dit de kwaliteit van het onderzoeks- of saneringstraject aantast. Aangezien het juridisch kader hiervoor echter nadrukkelijk vastligt in het decreet, komen deze (positieve) effecten niet tot uiting in dit document. Voor meer informatie betreffende de omschrijving doel en effecten van elk van bovenstaande 5 items wordt verwezen naar het reguleringsimpactanalysedocument en de desbetreffende bijlages rond administratieve lastenberekening.
2.12. Eenmalige perceelsregistratie en -identificatie ●
Omschrijving / doel van het project De Mestbank heeft in het kader van het mestbeleid gegevens nodig met betrekking tot de landbouwpercelen van een bedrijf. Ook het Agentschap voor Landbouw en Visserij dient, ondermeer in het kader van de steunmaatregelen aan landbouwers, over dergelijke gegevens te beschikken. Voordat het project ‘eenmalige perceelsregistratie en –identificatie’ werd gerealiseerd moesten de meeste landbouwers zich bij de VLM identificeren en jaarlijks hun percelen registreren. Daarnaast moesten landbouwers die rechtstreekse inkomenssteun 39
aanvroegen, toeslagrechten wilden activeren of quota hadden, zich ook nog eens bij het ALV identificeren en er ook jaarlijks hun percelen registreren.
Met het project Eenmalige perceelsregistratie en –identificatie wordt de administratieve last verminderd doordat de aangifte van percelen bij de VLM – afdeling Mestbank en bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij (hierna: het ALV) wordt geïntegreerd in 1 document nl. de verzamelaanvraag en doordat de landbouwers bij de VLM en bij het ALV op dezelfde wijze worden geïdentificeerd. Er werd een koppeling gemaakt met de kruispuntenbank van ondernemingen en het rijksregister.
Dit project werd gezamenlijk gerealiseerd door de VLM, het ALV en de dienst Wetsmatiging. ●
Effecten De uitvoering van dit project heeft belangrijke resultaten als gevolg gehad: -
-
De lastenvermindering voor de landbouwer wordt gerealiseerd aangezien hij nog slechts één keer per jaar de percelen zal moeten aangeven. Er is een gezamenlijke aangifte van percelen bij de VLM en bij het ALV; Eenduidige identificatie van landbouwbedrijven in het Vlaamse Gewest met duidelijke afspraken en kanalen voor het opnemen van aanpassingen.
Landbouwers moeten minder formulieren invullen, slechts eenmaal percelen registreren en hun bedrijf uniek identificeren.
Doordat landbouwers op dezelfde manier geïdentificeerd zijn bij de Mestbank en bij het ALV, kunnen gegevens over bedrijven op een eenvoudige manier uitgewisseld worden.
In het kader van dit project werd de verlaging van de administratieve lasten becijferd. Dit project bespaart de landbouwers (geschat) gezamenlijk 3.599.800 EUR per jaar, of bijna 95 EUR per landbouwer per jaar. Voor 2007 moet hier evenwel een eenmalige kost van 1.516.600 EUR in rekening gebracht worden. De besparing bedraagt dan in 2007 2.083.200 EUR, of ca. 55 EUR per landbouwer. ●
Tijdspad / chronologie Dit project is reeds geïmplementeerd en kent nu een continue uitvoering. .
40
Toepasselijke regelgeving: -
-
Decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid (B.S., 22 januari 2007, I : 1 januari 2007) Besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid (B.S., 13 april 2007, I : 1 januari 2007)
2.13. Koppeling dierbezetting met gegevens Dierengezondheid Vlaanderen (Sanitel) ●
Omschrijving / doel van het project Landbouwers moeten elk jaar de gemiddelde dierbezetting van het voorgaande productiejaar aangeven bij de VLM – afdeling Mestbank. De VLM – afdeling Mestbank inventariseert deze gegevens en kan hierdoor de evolutie van het aantal dieren in Vlaanderen opvolgen. Sinds 2007 worden gegevens betreffende het aantal runderen niet meer ingezameld via de aangifte door de landbouwer, maar worden die rechtstreeks ontvangen van Dierengezondheid Vlaanderen (hierna DGZ). DGZ beheert het Veeportaal, het geïnformatiseerd identificatie- en registratiesysteem voor nutsdieren, waaronder runderen. Deze gegevens worden door DGZ geregistreerd in het kader van de voedselveiligheid.
Dit project maakt het mogelijk dat de landbouwers geen aangifte meer bij de VLM – afdeling Mestbank moeten doen van het aantal runderen. Deze gegevens verkrijgt de VLM rechtstreeks van DGZ.
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat de landbouwer bij de VLM – afdeling Mestbank geen aangifte meer moet doen omtrent het aantal runderen en geen dierregister voor runderen meer moet bijhouden.
●
Tijdspad / chronologie Sinds 2007 worden gegevens betreffende het aantal runderen niet meer ingezameld via de aangifte bij de VLM – afdeling Mestbank maar worden die rechtstreeks kenbaar gemaakt via DGZ.
41
2.14. Uitbreiding overdracht van grond gedurende het jaar – overlater en overnemer kunnen vragen om samen te worden beoordeeld ●
Omschrijving / doel van het project Wie vroeger in de loop van een bepaald jaar een exploitatie overnam, had vaak een onevenwichtige mestbalans, omdat de mestafzetruimte (gronden) werd toegewezen aan de overlater (degene die de gronden had op 1 januari van dat jaar). Dat is nu opgelost. De twee bedrijven worden als één beschouwd gedurende het jaar van de overname. Dat principe is van toepassing op het vervoer van meststoffen, de voederrantsoenen van de runderen, het aantal kg geproduceerde melk per melkkoe en op de mestbalans. De betrokken landbouwers moeten wel zelf de aanvraag doen.
●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat de landbouwer minder documenten moet opmaken om er voor te zorgen dat de verhouding tussen de hoeveelheid mest aangerekend aan overlater en overnemer correct is.
De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
●
Met een beperkte administratieve last worden een correcte berekening van de productiecijfers van het melkvee en de balans mogelijk. Verwerking van dossiers via automatische processen is mogelijk Administratieve verwerking sluit zeer dicht aan bij de bedrijfsvoering in de praktijk en is op die manier voor de landbouwers de meest logische verwerking.
Tijdspad / chronologie De verdeling van de bemesting voor gronden die worden overgedragen gedurende het jaar is mogelijk vanaf het voorjaar van 2011.
Toepasselijke regelgeving: Wijziging aan het Mestdecreet, doorgevoerd door het decreet van 23 december 2010 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur.
42
2.15. Erkenning laboratoria (dienstenrichtlijn) ●
Omschrijving / doel van het project De VLM doet beroep op erkende laboratoria voor de uitvoering van diverse taken bepaald in de mestreglementering. De laboratoria werden erkend voor een periode van vijf jaar. Om de vijf jaar moeten de labo’s dus een nieuwe aanvraag tot erkenning indienen.
Dit project maakt het mogelijk dat de laboratoria voor onbepaalde duur worden erkend. Hierdoor moeten de labo’s maar 1 keer een aanvraag tot erkenning indienen. De aanvraag tot erkenning kan gebeuren via een digitaal loket (éénloket). ●
Effecten De administratieve last wordt verminderd doordat de labo’s voor onbepaalde duur worden erkend – de labo’s moeten maar 1 keer een aanvraag tot erkenning indienen. De aanvraag tot erkenning kan gebeuren via een digitaal loket (één-loket). In het kader van dit project werd de verlaging van de administratieve lasten becijferd. Dit project realiseerde een lastenverlaging van 57.500,00 euro (uitgaande van de veronderstelling dat een labo gedurende ongeveer 25 jaar een erkenning wil aanvragenn). De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
●
sterke vereenvoudiging van de procedure en voorwaarden voor een erkenningsaanvraag voor de laboratoria; meer rechtszekerheid voor de erkende laboratoria bij het ontplooien van hun economische activiteiten aangezien de erkenning voor onbepaalde duur loopt. Dit laatste maakt het wel noodzakelijk de kwaliteit van de dienstverrichting op geregelde tijdstippen te toetsen.
Tijdspad / chronologie -
Het besluit is door de Vlaamse Regering op 14 januari 2011 definitief goedgekeurd. De aangepaste werkwijze voor de erkenning van laboratoria is van toepassing van zodra het van toepassing zijnde uitvoeringsbesluit is verschenen in het Belgisch Staatsblad.
43
2.16. Decreet landinrichting ●
Omschrijving / doel van het project Hoofddoelstelling van het decreet landinrichting is het bieden van een breed inzetbare ‘toolbox’ voor het realiseren van open ruimte doelstellingen. Deze ‘toolbox’ bevat diverse inrichtingsinstrumenten op het gebied van inrichtingswerken en grondmobiliteit (inclusief hieraan gekoppelde vergoedingenregelingen) die op maat en in onderlinge samenhang kunnen worden ingezet ter realisatie van een breed scala aan plannen en projecten die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de open ruimte in Vlaanderen.
In vergelijking met de huidige werking van landinrichting wordt enerzijds de inhoud van de ‘toolbox’ uitgebreid. Anderzijds kunnen de diverse instrumenten niet enkel via de procedure landinrichting worden ingezet, maar kan dit ook worden gekoppeld aan de besluitvorming of in uitvoering van diverse projecten, plannen en programma’s van de Vlaamse Overheid, die gericht zijn op de inrichting en het beheer van de open ruimte. De ontsluiting van de instrumenten wordt als het ware verbreed en vereenvoudigd.
Onderzocht wordt of aangesloten kan worden bij het project van de Vlaamse regering m.b.t. de versnelling van investeringsprojecten. Via een koppeling van de ‘toolbox’ aan het projectbesluit kunnen instrumenten ingezet worden voor de uitvoering van het investeringsproject.
Ook bij de uitwerking van de verschillende instrumenten in de toolbox en de voorziene adviesorganen wordt gestreefd naar maximale vereenvoudiging en afstemming met reeds bestaande organen (bv. provinciale landcommissie met kapitaalschadecommissie).
Er wordt onderzocht of dit voorontwerp van decreet kan samensporen met het wetgevend initiatief m.b.t. de versnelling van investeringsprojecten.
●
Effecten Enerzijds wordt de procedure in het kader van landinrichtingsprojecten vereenvoudigd. Anderzijds worden visies die zijn uitgewerkt via bestaande planvormingsprocessen (bvb. RUP’s, havenontwikkelingsplannen, …) niet meer overgedaan in het kader van landinrichting. Hierdoor wordt dubbel werk vermeden.
44
De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: ●
tijdwinst door procedurele vereenvoudiging en afstemming; uniformiteit in toepassing instrumentarium (bvb. flankerend beleid, vergoedingen…); geïntegreerde aanpak van open ruimteproblematieken waardoor verschillende beleidsdoelstellingen in een klap worden gerealiseerd; toename in omgevingskwaliteit cfr. ontwerp MINA 4 doelstelling.
Tijdspad / chronologie • tekst met principes en aanpak voor decreet en uitvoeringsbesluiten klaar: eind 2010 • bespreking in focusgroep (middenveldorganisaties, entiteiten Vlaamse overheid, provincies, gemeenten): voorjaar 2011 • beleidstoets kabinet: medio 2011 • uitwerken juridische teksten: najaar 2011 • voorontwerp decreet klaar voor politieke besluitvorming: medio 2012
2.17. Vereenvoudiging procedure en aanvraag gebruikerscompensatie / kapitaalschade-compensatie ●
Omschrijving / doel van het project
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bepaalt dat in Vlaanderen 38.000 ha extra natuurgebied en 10.000 ha bosgebied zullen gerealiseerd worden. Eigenaars en gebruikers die schade ondervinden ten gevolge van de afbakening van deze nieuwe ‘groene’ gebieden, kunnen hiervoor een vergoeding krijgen. Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid voorziet in een compensatie voor eigenaars van percelen die ten gevolge van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of een plan van aanleg een bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar groengebied kennen. Dat is de kapitaalschadecompensatie. Daarnaast is er het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. Dat decreet voorziet in een financiële compensatie voor gebruikers van percelen waarop gebruikersbeperkingen opgelegd worden ten gevolge van een bestemmingswijziging door een ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg. Dat is de gebruikerscompensatie. De Vlaamse Regering heeft bij de goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 tot uitvoering van het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut, uitdrukkelijk de minister bevoegd voor het landbouwbeleid en de minister bevoegd voor het leefmilieu en waterbeleid gelast om na 2 jaar een evaluatie door te voeren 45
van de in het besluit van de Vlaamse Regering voorziene procedure voor het aanvragen en toekennen van de gebruikerscompensatie. Deze evaluatie dient dus twee jaar na de goedkeuring van het besluit, namelijk in 2011 plaats te vinden. Aangezien beide ministers tot de evaluatie zijn gelast, zal de evaluatie samen met het departement L&V worden uitgevoerd. Gezien er is getracht de procedure van gebruikerscompensatie en kapitaalschadecompensatie maximaal op elkaar af te stemmen heeft een evaluatie van de procedure van gebruikerscompensatie ook een invloed op de procedure van kapitaalschade. Er wordt nog steeds gestreefd naar een maximale afstemming tussen beide regelingen. Vandaar dat ook voor de procedure van kapitaalschade, in samenspraak met het departement RWO, een evaluatie doorgevoerd zal worden. Op basis van deze evaluaties zullen voorstellen geformuleerd worden om de procedure en de aanvraag voor gebruikerscompensatie en kapitaalschadecompensatie te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verlagen. ● -
Effecten Op basis van de voorziene evaluatie zullen voorstellen geformuleerd worden om de procedure en de aanvraag voor gebruikerscompensatie en kapitaalschadecompensatie te vereenvoudiging en de administratieve lasten te verlagen.
De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: • Voor burgers een overzichtelijker en makkelijker aanvraagprocedure (bv. vereenvoudiging van de aanvraagformulieren). ●
Tijdspad / chronologie
Begin 2011 zal een projectplan opgemaakt worden in samenspraak met de andere betrokken administraties. De effectieve evaluatie en het formuleren van verbetervoorstellen kan dan vermoedelijk starten in het tweede kwartaal. Een ambtelijke nota met evaluatie en verbetervoorstellen kan tegen september 2011afgewerkt zijn.
46
2.18. De vereenvoudiging van de energieprestatieregelgeving 2006: vervanging van het Energieprestatiedecreet van 7 mei 2004 door het EPB-decreet van 22 december 2006. ●
Omschrijving / doel van het project
Vereenvoudiging van de energieprestatieregelgeving.
Informatie uit de reguleringsimpactsanalyse bij dossier VR: •
Impact van de oprichting van een gewestelijke energieprestatiedatabank
De steden en gemeenten vervullen in het kader van de isolatiereglementering (pre 1 januari 2006) een aantal taken (o.a. doorsturen van één exemplaar van het isolatieformulier naar de administratie). De werkbelasting werd geschat op ongeveer 7 manjaren voor alle gemeenten samen. Het Energieprestatiedecreet van 7 mei 2004 wees een groter takenpakket toe aan de gemeenten. Het EPB-voorstel, de startverklaring, de EPB-aangifte en de uitstelverklaring dienden bij de gemeenten worden ingediend. De gemeente diende het tijdig indienen op te volgen, de ontvankelijkheid te controleren, te controleren of in de EPB-aangifte wordt gerapporteerd of aan de eisen voldaan is en de documenten te archiveren. De gemeente diende tevens een aantal gegevens in een gemeentelijke energieprestatiedatabank in te brengen. EPB-aangiften die niet ontvankelijk waren of van gebouwen die niet aan de eisen voldoen, moesten doorgestuurd worden naar de administratie. Deze extra werkbelasting werd geschat op 9 tot 20 manjaren voor alle gemeenten samen. Deze bijkomende werklast voor de gemeenten diende te worden beperkt. Op 26 maart 2004 besliste de Vlaamse Regering de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, ermee te gelasten een haalbaarheidsstudie uit te voeren inzake de ontwikkeling en de kostprijs van een web applicatie voor de informatie-uitwisseling met de gemeenten, bouwheren, architecten en verslaggevers. De resultaten van deze studie diende ter beraadslaging aan de Vlaamse Regering te worden voorgelegd naar aanleiding van de beslissing over de definitieve goedkeuring van het uitvoeringsbesluit bij het Energieprestatiedecreet.
Op 11 maart 2005 heeft de Vlaamse Regering haar goedkeuring gehecht aan de ontwikkeling van een energieprestatiedatabank. Deze energieprestatiedatabank zal op gewestelijk niveau worden ontwikkeld (i.p.v. op gemeentelijk niveau) en elektronische informatiedoorstroming vanuit de gemeenten, bouwheren en verslaggevers toelaten. De door de gemeenten te vervullen administratieve 47
formaliteiten werden hierdoor sterk gereduceerd. De schrapping van het EPBvoorstel had eveneens een vermindering van de administratieve lasten voor de gemeenten tot gevolg. Zodoende zal er voor de gemeenten geen extra werkbelasting meer zijn tegenover de isolatieregelgeving.
Voornaamste wijzigingen aan het decretale kader: -
Er worden bij de gemeenten geen documenten meer ingediend die betrekking hebben op de energieprestatieregelgeving.
-
De gemeenten bezorgen aan de energieprestatiedatabank nog enkel een lijst met afgeleverde vergunningen.
-
Een formele uitstelverklaring vervalt. De energieprestatiedatabank zal automatisch herinneringsbrieven genereren zodat de aangifteplichtige niet langer uit eigen beweging een initiatief dient te nemen.
-
●
De EPB-aangifte en de startverklaring worden elektronisch ingediend bij de administratie, met een automatische verwerking in de energieprestatiedatabank.
Effecten
a) Verminderde administratieve lasten voor de gemeenten:
Het Energieprestatiedecreet van 7 mei 2004 voorzag voor de gemeenten bijkomende taken inzake de verwerking van volgende formulieren: -
“EPB-voorstel”: De gemeente zou moeten nagaan of het EPB-voorstel deel uitmaakt van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning en de ontvankelijkheid moeten controleren. Het diende tevens te worden gearchiveerd door de gemeente;
-
“Startverklaring”: De gemeente kijkt na of de startverklaring ontvankelijk is en archiveert het;
-
“EPB-aangifte”: De gemeente moest nakijken of de EPB-aangiften voldoen qua vorm en inhoud en of het gebouw door de verslaggever conform met de eisen werd verklaard. De EPB-aangiften die niet voldeden qua vorm en inhoud of waarin de verslaggever meldt dat niet is voldaan aan de EPB-eisen, zouden moeten worden overgemaakt aan de administratie;
-
“Uitstelverklaring”: De uitstelverklaring moest worden ingediend bij de gemeente. Tot er een EPB-aangifte is ingediend, moest de uitstelverklaring om de zes maanden worden herhaald.
Het totaal aantal te verwerken formulieren werd geraamd op 150.000. Uitgaande van een gemiddelde behandelingstermijn per formulier van 15 minuten, bekwam men het resultaat dat in alle gemeenten samen 27 manjaar nodig was om de documenten 48
administratief te verwerken (+20 manjaar ten opzichte van de situatie voor het Energieprestatiedecreet).
Met het EPB-decreet worden de gemeenten niet meer betrokken bij de administratieve verwerking van een document dat verband houdt met de energieprestatieregelgeving. Zij dienen naar de Energieprestatiedatabank nog enkel maandelijks een lijst door te sturen met de afgeleverde bouwvergunningen. Deze taak kan qua vereiste personeelsinzet ongeveer gelijk aan de taken in het kader van de isolatieregelgeving worden ingeschat. De gewijzigde regelgeving betekent aldus een besparing aan personeelsinzet bij de gemeenten van 20 manjaren. De gemiddelde personeelskost van een administratief medewerker bedraagt 30.000 euro. De totale besparing aan administratieve lasten bedraagt zodoende 600.000 euro.
b) Verminderde administratieve lasten voor de bouwheer
De uitstelverklaring is geschrapt. Er werd rekening gehouden met de opmaak van 17.000 uitstelverklaringen. Uitgaande van een gemiddelde termijn van 30 minuten om een dergelijke uitstelverklaring op te maken en te verzenden, betekent dit in totaal 8500 manuren. Een manuur werd voor een burger gevaloriseerd aan 20 euro. De totale besparing aan administratieve lasten bedraagt zodoende 170.000 euro.
c) Totale vermindering administratieve last: De totale vermindering van de administratieve lasten als gevolg van deze wijzigingen aan het decretale kader bedraagt zodoende: 600.000 + 170.000 = 770.00 euro. ●
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd bij het EPB-decreet van 22 december 2006 (B.S. 27 maart 2007).
49
2.19 Project wetsintegratie (PWI) ●
Omschrijving / doel van het project
In dit interne ANB-project wordt gestreefd naar het integreren en vereenvoudigen van de regelgeving inzake natuur en bos. Het Project Wetsintegratie is ontstaan uit de nood tot afstemming van de diverse ANB-gerelateerde regelgevingen, met name inzake natuur, bos, groen, jacht en visserij. In hun huidige vorm kennen deze regelgevingen heel wat overlappingen, onduidelijkheden, zijn ze niet volledig op elkaar afgestemd enz. Dit heeft eerder negatieve gevolgen op het vlak van de rechtszekerheid, de duidelijkheid en de effectiviteit van de regelgeving. Deze situatie is niet optimaal voor alle betrokken partijen, niet in het minst voor de betrokken burger die als rechtsonderhorige met deze regelgeving te maken krijgt. De sectorregelgeving waarvan het ANB voor de uitvoering moet instaan is aan een verdere grondige afstemming toe. Het project gaat ruimer dan louter het streven naar administratieve vereenvoudiging, maar logischerwijze zal er bij de integratie van de regelgeving ook gestreefd worden naar een maximale administratieve vereenvoudiging.
●
Effecten
Meer rechtszekerheid en meer duidelijke en effectieve regelgeving.
●
Tijdspad / chronologie
Dit vereenvoudigingsinitiatief is lopende. Het project opgestart binnen ANB in 2009. Formeel meegedeeld aan kabinet bevoegde minister in najaar 2009. Concrete werkzaamheden van start gegaan in 2010.
50
2.20. Werkgroep ‘Versnellen investeringsprojecten’ ●
Omschrijving / doel van het project
In het kader van het project ‘Versnellen investeringsprojecten’ zijn er enkele aanbevelingen die specifiek betrekking hebben op de natuur- en bosregelgeving. Deze aanbevelingen kunnen worden begrepen als het streven naar een vereenvoudiging van bepaalde administratieve lasten: -
-
-
●
R10: Voor de aanleg van fietspaden aan de rand van bosgebieden of in bosgebieden voeren we een generieke vrijstelling in van de bepalingen van het Bosdecreet, maar met behoud van de boscompensatie. R11: We geven een realistische invulling aan de passende beoordeling zodat die op maat van het project kan worden uitgevoerd. Net zoals bij de watertoets kan voor ingrepen met geen of weinig impact, met een passende beoordelingsparagraaf worden volstaan. R28: Met oog op vereenvoudiging lichten we de bestaande milieuregelgeving en de reglementeringen over natuur en bos door. Waar nodig actualiseren en vereenvoudigen we de regelgeving, zonder afbreuk te doen aan de prioritaire doelstellingen en integreren we die in een Vlaams milieuwetboek.
Effecten
Minder administratieve belasting bij het uitvoeren van investeringsprojecten.
●
Tijdspad / chronologie
Dit vereenvoudigingsinitiatief is lopende. Het werd opgestart in 2010.
51
2.21. Aanpassing van de procedure inzake ontbossing (art. 90bis Bosdecreet) ●
Omschrijving / doel van het project
De procedure wordt aangepast in de zin dat het niet langer nodig is om bepaalde machtigingen te verkrijgen in het geval men beschikt over een goedgekeurd bosbeheerplan.
●
Effecten
Minder administratieve lasten wanneer men reeds beschikt over een goedgekeurd bosbeheerplan.
●
Tijdspad / chronologie
Dit vereenvoudigingsinitiatief is lopende.
2.22. Administratieve vereenvoudigingen in het Soortenbesluit van 15 mei 2009 ●
Omschrijving / doel van het project
Met dit besluit werd in aanzienlijke mate de regelgeving inzake bescherming en beheer van dier- en plantensoorten geïntegreerd en vereenvoudigd. Het besluit ging over veel meer, maar het impliceerde ook het vereenvoudigen van een aantal administratieve lasten.
●
Effecten
In het bijzonder met betrekking tot de administratieve lasten die gepaard gaan met het houden van vogels in gevangenschap is er heel wat vereenvoudigd voor personen en verenigingen die zich bezig houden met kweken en houden van exemplaren van beschermde vogelsoorten in gevangenschap. Voor de individuele vogelhouder zijn vrijwel alle administratieve verplichtingen die vroeger bestonden (rode steekkaart, rode inventaris) weggevallen. Ook ten aanzien van de verenigingen van vogelhouders zijn de administratieve lasten aanzienlijk geminderd.
52
De meting van de administratieve lasten die werd uitgevoerd in het kader van de RIA bij dit besluit levert als totaal van de geraamde administratieve lasten 176.099,2 euro op.
●
Tijdspad / chronologie
Dit vereenvoudigingsinitiatief is afgerond. Het Soortenbesluit werd vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, en is in werking getreden op 1 september 2009.
2.23. Administratieve vereenvoudigingen m.b.t. de natuurvergunningsplicht ●
Omschrijving / doel van het project
Door middel van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 20091 werd, naast het vaststellen van een procedure voor de vergoeding van schade door jachtwild en door beschermde soorten dieren, ook een nieuw hoofdstuk IV ingevoerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vasttelling van de nadere regels ter uitvoering van het decreet natuurbehoud. Het was de bedoeling de procedure inzake de natuurvergunning transparanter te maken en te vereenvoudigen.
●
Effecten
Er werden een aantal belangrijke vereenvoudigingen met betrekking tot de natuurvergunning doorgevoerd: Een aantal discrepanties weggewerkt en vereenvoudigingen doorgevoerd m.b.t. de natuurvergunningsplicht. Met name werden de grootste discrepanties wat betreft het ruimtelijk toepassingsgebied van de natuurvergunningsplicht voor wijziging van vegetaties of kleine landschapselementen (KLE), tussen het Decreet Natuurbehoud (art. 13,§ 4 en §5) en het BVR van 23 juli 1998, weggewerkt. Daarnaast werd een vereenvoudiging doorgevoerd van de procedure inzake de natuurvergunningsplicht (nog slechts in uitzonderlijke gevallen een openbaar onderzoek), terwijl de meldingsplicht inzake de wijziging van vegetaties en KLE werd opgeheven.
1
Voluit ging het over het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende de vergoeding van wildschade of van schade door beschermde soorten en tot wijziging van hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu
53
Vereenvoudiging van de kapmachtiging. Tot 1 september 2009 was het zo dat wanneer iemand in een bos bomen wenste te kappen of een andere handeling wenste te stellen waarvoor een kap- of andere machtiging vereist is conform het Bosdecreet, hij naast die machtiging ook nog een natuurvergunning of afwijking van het verbod op vegetatiewijziging nodig had indien die handeling tevens onder het verbod op of de vergunningsplicht voor vegetatiewijziging viel van hoofdstuk IV van het BVR van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet Natuurbehoud2. Indien men onder de nieuwe regeling een regelmatige machtiging krachtens het Bosdecreet heeft, dan moet men niet meer die natuurvergunning of afwijking aanvragen, mits men de natuurzorgplicht (art. 14 decreet natuurbehoud) respecteert. Met dit besluit heeft men ook duidelijk gemaakt dat indien men valt onder en voldoet aan de beschermingsbepalingen van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), men niet tevens een natuurvergunning of afwijking van het verbod tot wijziging van vegetatie of kleine landschapselementen nodig heeft in de zin van het BVR van 23 juli 1998, mits inachtneming van enkele voorwaarden.
●
Tijdspad / chronologie
Dit vereenvoudigingsinitiatief is afgerond. Het besluit werd vastgesteld door de Vlaamse Regering op 3 juli 2009, en is in werking getreden op 1 september 2009.
2.24. Administratieve vereenvoudigingen m.b.t. het jachtvoorwaarde ●
Omschrijving / doen van het project
Het ANB heeft aan het kabinet van minister Schauvliege een ontwerpbesluit tot wijziging van het jachtvoorwaardenbesluit (BVR 30/05/2008) voorgelegd. Een van de doelstellingen van het ontwerp is te komen tot een administratieve vereenvoudiging voor jagers.
●
Effecten
Afschaffing van de verplichte melding van zondagjacht en de afschaffing van het bijbehorende meldpunt; opheffing van de verplichting tot melding van bijzondere bejaging van grof 2 Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
54
-
-
●
wild; gelijkschakeling van de datum van rapportering over bestrijding van bepaalde wildsoorten met de datum waarop jachtrechthouders en wildbeheereenheden moeten rapporteren over hun jachtactiviteiten; diverse meldingsformulieren worden via de website van het Agentschap voor Natuur en Bos ter beschikking gesteld van de jager, verder dringen zich een klein aantal tekstcorrecties op die de samenhang van het JVB bevorderen (cf. artikels 7, 8 en 11 van het ontwerp). Tijdspad / chronologie
Ontwerp bezorgd van het kabinet met het oog op agendering voor principiële goedkeuring.
2.25. Vereenvoudiging procedures erkenning actoren afvalstoffen ●
vervoer
Omschrijving / doel van het project
De omzetting van richtlijn 2008/98/EG biedt de gelegenheid de huidige bepalingen rond het vervoeren van afvalstoffen in beschouwing te nemen en de afweging te maken hoe deze zich verhouden tot de bepalingen van de voornoemde richtlijn. Ook is dit een gelegenheid om te bekijken in hoeverre de in het verleden verhoopte resultaten bereikt worden. Richtlijn 2008/98/EG legt aan de Lidstaten geen verplichting tot het invoeren van een erkenning op voor inrichtingen of ondernemingen die op beroepsmatige basis afval inzamelen of vervoeren. Artikel 26 legt enkel op dat Lidstaten een register moeten bijhouden van deze inrichtingen of ondernemingen. Vanuit het Vlaamse beleid blijft de wens bestaan ook bij het vervoer van en het handelen en makelen in afvalstoffen de bescherming van mens en milieu te garanderen. Hiertoe kan het aangewezen zijn voorwaarden op te leggen aan het vervoeren van of handelen en makelen in bepaalde of alle afvalstoffen door bepaalde of alle actoren die deze activiteit uitvoeren of er verantwoordelijk voor zijn. De doelstelling is het vervoer van en handelen en makelen in afvalstoffen aan voorwaarden en regels te kunnen onderwerpen, waar nodig, en zonder onnodige administratieve last te creëren. Het ontwerp van decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen geeft in belangrijke mate uitvoering aan de richtlijn en vormt de basis van het bijbehorende uitvoeringsbesluit. Dit uitvoeringsbesluit schrijft op basis van het decreet, voor dat het vervoeren, inzamelen, handelen en makelen van afvalstroffen aan een eenvoudige registratie bij de OVAM gebonden is. Daarnaast 55
worden er voorwaarden opgenomen die betrekking hebben op het vervoer van en het handelen en makelen in bepaalde afvalstoffen en die onder andere de aanwezigheid van een kwaliteitsborgingssysteem en traceerbaarheid voorzien. Een kwaliteitsborgingssysteem zal een systeem van erkenningen voor overbrengers vervangen en daarmee worden deze administratieve procedures afgeschaft waarvan de toegevoegde waarde voor milieubescherming niet duidelijk is, zowel voor de betrokken bedrijven als voor de overheid. Tegelijk wordt kwaliteitsborging meegenomen in de voorwaarden die worden opgelegd aan het vervoer van en het handelen en makelen in afvalstoffen, om ervoor te zorgen dat alle betrokken inrichtingen zich constant rekenschap geven van wat hun activiteit inhoudt en hoe ze deze met de best mogelijke bescherming voor mens en milieu kunnen en moeten uitvoeren. Specifieke voorwaarden naar transportmiddelen, bedrijfsvoering en meer algemeen het aanwezige kwaliteitsborgingssysteem kunnen uitgewerkt worden voor specifieke afvalstromen, waar dat nodig of aangewezen is. Naleving vindt plaats door zelfcontrole en een periodieke keuring door een onafhankelijk keuringsorganisme. De vorm en inhoud van een keuring worden vastgelegd in een code van goede praktijk. De conformiteit met de dienstenrichtlijn is verzekerd.
●
Effecten
Deze optie brengt een aanzienlijke vermindering aan administratieve last met zich mee, zowel voor de betrokken bedrijven als voor de overheid. – Er moeten geen erkenningsdossiers meer worden voorbereid. – Voldoen aan administratieve eisen niet langer leidraad bij van overheidswege bekrachtiging voor het vervoer van en handel in afvalstoffen. Controle en invulling van de kwaliteitsopvolging meer op maat van bedrijfsactiviteiten. – Specifieke voorwaarden naar transportmiddelen, bedrijfsvoering en meer algemeen het aanwezige kwaliteitsborgingssysteem kunnen uitgewerkt worden voor specifieke afvalstromen, waar dat nodig of aangewezen is. – Verduidelijking voor controle: alle gecontroleerde actoren betrokken bij het vervoer van afvalstoffen moeten voldoen aan de gestelde minimale voorwaarden in de wetgeving. Middels de verplichting zich te laten registreren, zijn zij van deze voorwaarden officieel op de hoogte gesteld. De vermeden kosten voor het afleveren van erkenningen zorgt voor een adminstratieve lastenvermindering van ongeveer 140.000 euro per jaar.
●
Tijdspad / chronologie
– Eind 2008: Kaderrichtlijn goedkeuring – 2009-2010: Omzetting kaderrichtlijn op Vlaams niveau – decreet goedkeuring half 2011 – uitvoeringsbesluit goedkeuring half 2011 – overgangsperiode voor alle erkende overbrengers bij inwerkingtreding van decreet en uitvoeringsbesluit 56
– binnen 2 jaar na registratie keuring door onafhankelijke organisatie
2.26. Vereenvoudiging watertoets ●
Omschrijving / doel van het project
Het doel van de watertoets is dat bij elke (overheids)beslissing rekening wordt gehouden met het watersysteem en het waterbeleid. Op 1 november 2006 trad het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (verder ‘uitvoeringsbesluit watertoets’) in werking. Enerzijds bevat het nadere regels voor de toepassing van de watertoets. Anderzijds geeft het invulling aan de adviesprocedure die de beslissende overheid in staat moet stellen om zich grondig te informeren over de mogelijke watersysteemschade van een vergunning en over de voorwaarden om deze schade te vermijden, beperken, herstellen of compenseren. In de regeringsverklaring van 13 juli 2009 is opgenomen dat de Vlaamse Regering de ‘watertoets’ zal evalueren om na te gaan of deze optimaal functioneert. De beleidsnota leefmilieu van 2009 geeft eveneens aan dat de watertoets zal worden geëvalueerd, verbeterd en vereenvoudigd. Het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, geeft hieraan uitvoering en zorgt voor een vereenvoudigde toepassing van de watertoets.
●
Effecten
De aanpassingen aan het uitvoeringsbesluit watertoets hebben zowel een impact op de vergunningverlenende instanties, de instanties die plannen goedkeuren als op de adviesverlenende instanties. De vergunningverlenende instanties die de watertoets dienen uit te voeren, zijn: de 308 gemeenten, de 5 provincies en de Vlaamse overheid (beleidsdomeinen RWO en LNE). Er wordt verondersteld dat 90% van het totaal aantal watertoetsplichtige vergunningen door de lokale besturen behandeld wordt. De overige 10% worden door de Vlaamse overheid verwerkt. De adviesverlenende instanties die getroffen worden door de aanpassingen aan het uitvoeringsbesluit watertoets zijn de 308 gemeenten, de 5 provincies, 98 polders en 57
wateringen en de gewestelijke waterbeheerders (beleidsdomein LNE voor de onbevaarbare waterlopen van 1e categorie en het grondwater en beleidsdomein MOW voor de bevaarbare waterwegen). Uit de bevraging van de vergunningverleners en adviesverleners begin 2010 blijkt dat ongeveer ¼ van de adviesvragen behandeld wordt door de Vlaamse administratie, 75% word behandeld door de lokale besturen. De resultaten van de berekeningen geven aan dat voor de lokale vergunningverlenende instanties een afname van de administratieve last verwacht wordt met 590550 euro (11,4 VTE). Deze afname is gespreid over voornamelijk de 308 gemeenten en de 5 provincies. Voor de lokale adviesverlenende instanties wordt een bijkomende administratieve last van 48200 euro (0,93 VTE) verwacht; Deze last zal gedragen worden door alle gemeenten, de provincies en de polders en wateringen. Globaal gezien wordt de afname van de administratieve last geraamd op 542350 euro (10,46 VTE).
●
Tijdspad / chronologie
Alle voorbereidende teksten tot wijziging van het besluit watertoets zijn door de administratie opgesteld en aan het Kabinet overgemaakt.
58
3. punctuele vereenvoudigingen 3.1. Afwijkingsaanvragen verminderd ●
Omschrijving / doel van het project
Exploitanten kunnen aan de minister die bevoegd is voor milieu, vragen om van bepaalde voorschriften van de milieuregelgeving, vervat in VLAREM II, te mogen afwijken. Indien vastgesteld wordt dat van een bepaling frequent afwijking gevraagd wordt en deze afwijking in de meeste gevallen toegestaan wordt, kan de noodzaak van de bepaling in vraag gesteld worden. In dergelijke gevallen wordt de bepaling geëvalueerd en eventueel aangepast of opgeheven. Na tal van afwijkingsaanvragen van bakkerijen op de verplichte hoogte (2,5m) voor de lokalen in de voedings- en genotsmiddelenindustrie, werd beslist deze verplichting op te heffen. Doorslaggevend element hierbij was dat de bepaling geen invloed heeft op de hinder die mens en milieu kunnen ondervinden van de exploitatie van de bakkerij of een andere inrichting uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie. De verplichtte kadebreedte van zwembaden gaf eveneens regelmatig aanleiding tot afwijkingsaanvragen. Ook hier gaat het niet om een milieu-technische bepaling in de strikte zien van het wordt. Gezien het belang voor de veiligheid van de zwembadbezoekers werd er hierbij voor geopteerd de verplichting te behouden maar aan de overheid die in eerste aanleg over de vergunningsaanvraag beslist, de mogelijkheid te geven om in de milieuvergunning een afwijkende bepaling in te schrijven. ●
Effecten
Achterhaalde bepalingen worden aangepast of opgeheven. Voor de exploitanten betekent dit dat ze hetzij geen afwijking meer nodig hebben, hetzij reeds bij de milieuvergunning -aanvraag een afwijkende bepaling kunnen bekomen.
●
Tijdspad / chronologie
Gerealiseerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009 tot wijziging van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (B.S. 23 februari 2010).
59
3.2. Wegwerken van vermijdbare administratieve lasten in de sectorale voorwaarden op aangeven van sectoren
●
Omschrijving / doel van het project
Momenteel worden mestverwerkers geconfronteerd met een dubbele registerplicht, zowel in het kader van het VLAREM als het Mestdecreet moeten een aantal gegevens in een register bijgehouden te worden. Een groot deel van deze gegevens zijn overlappend, wat de administratieve belasting voor de verwerkers nodeloos verhoogt. ●
Effecten
Vereenvoudiging en lastenverlaging. ●
Tijdspad / chronologie
Startfase.
3.3. Rekenprogramma’s BASistent ●
Omschrijving / doel van het project
In 2009 lanceerde de Mestbank voor het eerst rekenprogramma’s in Microsoft Excel formaat onder de naam BASsistent. Die naam is een samentrekking van BAS (bedrijfsadvies en sensibilisering, de begeleidingsdienst van de Mestbank) en assistent. De programma’s zijn in de eerste plaats dan ook bedoeld als hulpmiddel voor de land- en tuinbouwer in zijn bemestingsmanagement. In 2010 werden van een aantal BASisstenten nieuwe, actuele versies gemaakt. De BASsistenten kunnen gedownload worden op de website van de VLM. Ondertussen zijn er zes rekenprogramma's voor land- en tuinbouwers. De BASsistent Perceelsbemesting dient om de bemesting op een perceel of een perceelsgroep te plannen en uit te rekenen en als bemestingsregister van dit perceel of die perceelsgroep. Landbouwers kunnen het programma gebruiken in een reële bedrijfssituatie, maar ze kunnen er ook een simulatie mee uitvoeren om het effect van een veranderde bedrijfsvoering in te schatten. Met de BASsistent Mestproductie kunnen landbouwers berekenen hoeveel de dierlijke productie op hun bedrijf bedraagt, hoeveel ze bemesten door begrazing en 60
hoeveel nutriëntenemissierechten ze invullen met de opgegeven productie. Landbouwers kunnen het programma gebruiken in een reële bedrijfssituatie, maar ze kunnen er ook een simulatie mee uitvoeren om het effect van een veranderde bedrijfsvoering in te schatten. Met de BASsistent Mestverwerking kunnen landbouwers de mestverwerkingsplicht berekenen voor hun bedrijf of hun bedrijfsgroep waaraan ze volgens het Mestdecreet moeten voldoen. Daarnaast kunnen ze ermee inschatten hoeveel de verwerkingsplicht zal bedragen uitgaande van een gesimuleerde productie en de afzetmogelijkheden. Zo kunnen ze het effect van een veranderend bedrijfsmanagement op de mestverwerkingsplicht simuleren.
De BASsistent Bemestingsplan en -register helpt landbouwers met de bepaling van de dierlijke productie, perceelsgroepen, de berekening van de beweiding en de bepaling van de mesthoeveelheid in de stallen. Hiermee kunnen ze een eenvoudige bedrijfsbalans maken en de bemesting op de verschillende perceelsgroepen plannen en die nadien ook registreren. Het programma biedt ook een duidelijk overzicht van de verschillende meststromen op het bedrijf en berekent de noodzakelijke nutriëntenemissierechten op basis van de productie. Met de BASsistent NER-boete en compensatie kan de landbouwer zelf zijn NERoverschrijding berekenen en uitzoeken of de compensatieregeling in zijn voordeel is. De BASsistent NER-boete 2008 en compensatie is in de loop van 2009 142 keer gedownload. Ook voor de NER-boete in 2009 werkte de Mestbank een gelijkaardig programma uit. Om de landbouwers te begeleiden in de berekening van hun mestopslagcapaciteit lanceerde de Mestbank een zesde rekenprogramma in het najaar van 2010, nl. de BASsistent Dierlijke mestopslagcapaciteit. De BASsistent Dierlijke mestopslagcapaciteit helpt de landbouwer de benodigde hoeveelheid opslagruimte voor dierlijke mest per mestsoort te berekenen. Hij geeft het aantal dieren in per diercategorie en per staltype die hij op het bedrijf mag houden volgens zijn milieuvergunning. Om het voor de landbouwer nog eenvoudiger te maken biedt de BASsistent Dierlijke mestopslagcapaciteit ook de mogelijkheid om de diercategorieën volgens de indeling in het Mestdecreet om te rekenen naar de diercategorieën volgens de Vlarem-indeling.
●
Effecten
De administratieve last wordt verminderd door het beschikbaar stellen van rekenprogramma’s door de VLM – afdeling Mestbank. De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
landbouwers kunnen de gegevens uit de rekenprogramma ’s gemakkelijk gebruiken voor hun verdere boekhouding; lager risico op fouten en ermee samenhangende geldboetes, doordat deze rekenprogramma ‘s een aantal controles automatisch doorvoeren; 61
-
-
●
snellere verwerking door de Mestbank, doordat met gestandaardiseerde formulieren gewerkt wordt die ook beter leesbaar zijn. Het risico op fouten bij de verwerking van deze formulieren vermindert hierdoor ook; eenvoudiger te archiveren.
Tijdspad / chronologie
De eerste rekenprogramma’s werden beschikbaar in 2009. Geleidelijk is het aanbod verruimd en zijn er meer functionaliteiten aan de rekenprogramma ’s toegevoegd. In de toekomst zullen deze rekenprogramma ’s aangepast worden aan de wijzigende wetgeving en zullen er nog meer functies opgenomen worden.
3.4. Formulieren mestreglementering ●
Omschrijving / doel van het project Formulieren worden zodanig opgemaakt dat ze voldoen aan de kenmerken voor het verkrijgen van het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’. De formulieren worden hierdoor gebruiksvriendelijker en eenvoudiger om in te vullen.
De formulieren in het kader van de mestreglementering die nog geen kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ hebben verkregen, worden aangepast zodat ze voldoen aan de kenmerken voor het verkrijgen van het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’. Het betreft de volgende formulieren: -
Substitutieformulier; Melding staalname mestbewerking of mestverwerking.
Voor de aanpassing van het substitutieformulier wordt gewacht tot het nieuwe uitvoeringsbesluit van toepassing wordt, aangezien daarin nieuwe regels en termijnen voorzien zijn.
Bij het wijzigen van formulieren die reeds het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ hebben, wordt er zorg voor gedragen dat deze formulieren het label eenvoudig formulier behouden.
●
Effecten Formulieren worden zodanig opgemaakt dat ze voldoen aan de kenmerken voor het verkrijgen van het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’. De formulieren worden hierdoor gebruiksvriendelijker en eenvoudiger om in te vullen.
62
De uitvoering van dit project heeft de volgende resultaten als gevolg: -
83 formulieren in het kader van de mestreglementering hebben het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ verkregen. - 2 formulieren in het kader van de mestreglementering die nog geen kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ hebben verkregen, worden aangepast zodat ze voldoen aan de kenmerken voor het verkrijgen van het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’. Formulieren met het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ bieden verschillende voordelen, zowel aan de burgers die de betrokken formulieren moeten invullen, als aan de overheid die deze formulieren moet verwerken. De voornaamste voordelen voor de burgers zijn dat formulieren met het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ gemakkelijker in te vullen zijn. Hierdoor moet de betrokkene minder tijd besteden aan het invullen van het formulier. Ook is het bij het invullen duidelijker welke gegevens gevraagd worden, wat een vermindering betekent van het risico op fouten bij het invullen van formulieren.
●
Tijdspad / chronologie In 2007 verkreeg het eerste formulier het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’. In de afgelopen jaren werd dit uitgebreid tot 83 formulieren. De twee resterende formulieren gaat men in het komende jaar aanpassen zodat ook deze het kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ verkrijgen. Bij het wijzigen van formulieren zorgt men dat deze formulieren het label eenvoudig formulier behouden.
3.5. Vereenvoudiging van de energiewetgeving ●
Omschrijving / doel van het project
Tot het einde van de jaren negentig was de energieregelgeving op decretaal niveau zeer beperkt. Zij bestond uit: • Federale wetgeving waarvoor de bevoegdheid werd geregionaliseerd. • Het decreet van 29 april 1991 tot aanvulling van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, wat de thermische en de ventilatievoorzieningen van gebouwen betreft (decretale basis voor isolatiereglementering). • Het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water, voor wat elektriciteit en aardgas betreft (decreet minimale levering). Twee belangrijke ontwikkelingen, met name de liberalisering van de Europese elektriciteits- en gasmarkt en de internationale afspraken in verband met het 63
terugdringen van de broeikasgasemissies (o.a. het Kyoto Protocol), hebben de voorbije jaren aanleiding geven tot de volgende nieuwe decreetgeving: • Het decreet van 17 juli 2000 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt (Elektriciteitsdecreet). • Het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt (Aardgasdecreet). • Het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiegegevensbronnen en de toepassing van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto (REGdecreet). • Het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (Oprichtingsdecreet VREG). • Het decreet van 7 mei 2004 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat (Energieprestatiedecreet), inmiddels vervangen door het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet (EPB-decreet). Deze verschillende nieuwe regelgevingen werken voor een groot stuk op elkaar in. De liberaliseringsdecreten bevatten een decretale basis voor het opleggen van REGacties (openbare dienstverplichtingen inzake REG) en een ondersteuningsmechanisme voor investeringen in hernieuwbare energiegegevensbronnen (groenestroomcertificatensysteem) en warmtekrachtkoppeling (warmtekrachtcertificatensysteem). Ook het REG-decreet bevat bepalingen om energie-efficiëntie en milieuvriendelijke productievormen van energie te ondersteunen. Het Energieprestatiedecreet is erop gericht om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren. In het kader van het Actieplan Wetsmatiging 2003-2004 werd de coördinatie van de Vlaamse energiewetgeving als project opgenomen. De verantwoording van dit project is de volgende: “Onder impuls van de liberalisering van de energiemarkten enerzijds en de toenemende bewustwording van de klimaatproblematiek anderzijds, is in Vlaanderen op korte tijd zeer veel nieuwe energieregelgeving tot stand gekomen. Die wetgeving werd gefaseerd uitgewerkt om snel de meeste noodzakelijke bepalingen te regelen. De keerzijde is echter dat de betrokken decreten reeds herhaaldelijk zijn gewijzigd en dat de uitvoeringsregeling versnipperd is over een vijftiental besluiten. Dit gaat ten koste van de toegankelijkheid, de legistieke kwaliteit en inhoudelijke samenhang van de reglementering. Via coördinatie en codificatie van deze regelgeving (decreten en besluiten) kunnen deze problemen worden verholpen. Daarom zullen het Elektriciteits- en Aardgasdecreet worden geïntegreerd in één decreet en wordt de bijbehorende uitvoeringsreglementering opgenomen in één uitvoeringsbesluit. Bij die coördinatie zal bovendien reeds rekening worden gehouden met de latere uitbreiding van het project tot redactie van één Energiedecreet en één Energiebesluit waarin alle 64
regelgeving zal worden geïntegreerd (vrijmaking van de markt, rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiegegevensbronnen,…). Het project moet leiden tot een beter samenhangende en meer transparante energiewetgeving. Er wordt gezorgd voor een logische opbouw van de hoofdstukken. Procedures worden op mekaar afgestemd. Beperkte inhoudelijke wijzigingen moeten het geheel coherenter maken. Onder meer door schrapping van overgangsbepalingen die niet langer van toepassing zijn, zal ook de omvang van de reglementering worden gereduceerd.” Uiteindelijk werd het codificatieproject uitgebreid tot de vijf decreten. Het project mondde uit in het Energiedecreet van 8 mei 2009.
Naast de verschillende decreten werd in een tweede fase ook een dertigtal uitvoeringsbesluiten gecoördineerd en gecodificeerd in één enkel uitvoeringsbesluit (het “Energiebesluit”). Tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal procedures te vereenvoudigen en om verouderde regelgeving uit het rechtsverkeer te halen.
●
Effecten
meer coherente energieregelgeving, financieel effect niet direct becijferbaar.
●
Tijdspad / chronologie
gerealiseerd 2009-2010, voorziene inwerkingtreding 1 januari 2011: Energiedecreet van 8 mei 2009 (B.S. 7 juli 2009) Energiebesluit van 19 november 2010 ministerieel besluit in uitvoering van het Energiebesluit
65
3.6. Verbetervoorstellen voor subsidies van het beleidsdomein LNE aan lokale overheden op basis van een integrale evaluatie ●
Omschrijving / doel van het project
Via een studieopdracht zullen onderbouwde en implementeerbare verbetervoorstellen geleverd worden voor meer effectieve, eenvoudige en onderling afgestemde milieusubsidies aan lokale overheden. En dit op basis van een geïntegreerde analyse waarin zowel effectiviteit, efficiëntie en rechtvaardigheid als administratieve lasten en beheerskosten geëvalueerd worden. De gevolgen van verschillende mogelijke hervormingen moeten geobjectiveerd worden zodat op basis van deze analyse keuzes gemaakt kunnen worden. Al de subsidies van het Departement LNE, OVAM, VMM, ANB en VEA aan lokale overheden zullen hier aan bod komen. De doelstelling van deze studieopdracht is dus breder dan enkel een vermindering van administratieve lasten en beheerskosten, het gaat ook over het verhogen van de effectiviteit (meer impact op het terrein) en de kostenefficiëntie (doel bereiken aan de laagste kosten). We verwachten wel dat er voor het aspect “vereenvoudiging” zeker voor een aantal van de te onderzoeken subsidieregelingen, concrete verbetervoorstellen uit de studie zullen komen.
●
Effecten
Om daadwerkelijk effecten op te kunnen leveren is het natuurlijk nodig dat deze verbetervoorstellen in praktijk worden gebracht door de betrokken subsidiediensten van de verschillende entiteiten en afdelingen.
●
Tijdspad / chronologie
De studieopdracht loopt 1 jaar, startend in januari 2011. De effectieve implementatie van de verbetervoorstellen gericht op vereenvoudiging zal dus pas vanaf 2012 verwacht kunnen worden.
Contactgegevens Voor verdere vragen omtrent de verschillende projecten in dit actieplan kan u terecht bij Eva Greeve op het nummer 02 553 74 42 of op het email adres
[email protected].
66
67