Lessons learned
Pilots Gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten
In opdracht van de Pilotstarter KING, Informatievoorziening Sociaal Domein
Door drs. Lilja Anna Perdijk, projectsecretaris en sociaal wetenschappelijk onderzoeker Den Haag, 29 oktober 2015
De Pilotstarter is onderdeel van het programma Informatievoorziening Sociaal Domein van het Kwaliteitsinstituut van Nederlandse Gemeenten (KING-VNG) depilotstarter.vng.nl
Voorw oord In de afgelopen maand heb ik veel enthousiaste en bevlogen beleidsmedewerkers ontmoet. Ik wil alle onderzoeksparticipanten uit de gemeenten Heerhugowaard, Nijkerk, Hellendoorn, Ommen en Hardenberg en Nijmegen hartelijk bedanken voor hun deelname aan het onderzoek. Hun openhartigheid over de knelpunten en succesfactoren die zij tegen kwamen tijdens pilots of leertuinen, biedt inzicht in de lessen die gemeenten en huisartsen uit deze pilots kunnen trekken. Tegenwoordig staan veel gemeenten en (medisch) verwijzers stil bij de vraag hoe samenwerking en gegevensuitwisseling tijdig en zorgvuldig kan plaatsvinden. Vroegsignalering en preventie, zeggen onderzoeksparticipanten, vragen om samenwerking en gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten. De manier waarop samenwerking en gegevensdeling wordt ingevuld, verschilt per gemeente. Tegelijkertijd vertonen de onderzochte gemeenten interessante overeenkomsten. Ik hoop dat dit onderzoeksrapport een informatie- en inspiratiebron kan zijn voor zowel gemeenten als huisartsen en andere zorgprofessionals. Een leerzaam en prettig kijkje in de keuken. Dit onderzoeksrapport bevat geen conclusie. Die eer is aan u.
2
Inhoud Voorwoord Inhoud Inleiding
2 3 4
1 2 3 4 5 6
Hoofdstuk 1 ~ Onderzoeksopzet en Uitvoering Aanleiding en doel van het onderzoek Verloop van het onderzoek Onderzoeksvragen Onderzoeksparticipanten Onderzoeksmethoden Onderzoekslimitaties
5 5 6 6 7 7
7
Hoofdstuk 2 ~ Theorie Aanleiding voor samenwerking
8
8 9 10 11 12
Hoofdstuk 3 ~ Onderzoeksresultaten Heerhugowaard Nijkerk Hellendoorn Ommen en Hardenberg Nijmegen Referenties
13 17 24 27 30 33
Bijlagen Bijlage 1 – Aantal onderzoeksparticipanten per gemeente
34
3
Inleiding Voor u ligt het onderzoeksrapport naar pilots omtrent gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten. Van augustus tot september heb ik als kwalitatief onderzoeker en projectsecretaris bij de pilotstarter een onderzoek uitgevoerd in de gemeenten Heerhugowaard, Nijkerk, Hellendoorn, Ommen en Hardenberg en Nijmegen. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de uitdagingen die gemeente Heerhugowaard tegen kwam tijdens de pilot Gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten. Middels dit onderzoek worden de lessons learned van deze pilot geëvalueerd. Daarnaast wordt inzichtelijk wat we kunnen leren van initiatieven binnen gemeenten waar al wel oplossingen zijn gevonden voor informatie uitwisseling met huisartsen. Het onderzoek richt zich op de vraag “Wat kunnen gemeenten en betrokken partners leren van pilots rond gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten?” Daarbij wordt er per gemeente aandacht besteed aan de uitdagingen en succesfactoren die van invloed zijn op het verloop en de behaalde resultaten van een pilot. In het eerste hoofdstuk, onderzoeksopzet en uitvoering, worden de onderzoeksvragen, onderzoeksmethode en onderzoekslimitaties uiteen gezet. In hoofdstuk twee vindt u theoretische achtergrondinformatie over samenwerking en gegevensuitwisseling tussen huisarts en gemeente. In het laatste hoofdstuk vindt u de onderzoeksresultaten van alle onderzochte pilotgemeenten. Het staat de lezer vrij om zijn of haar conclusie te trekken uit de beschikbare theorie en praktijkinformatie.
4
Hoofdstuk 1 1
~
Onderzoeksopzet en Uitvoering
Aanleiding en doel van het onderzoek
Onderdeel van innovatie is het tegenkomen van verrassingen en het overwinnen van uitdagingen. Door te reflecteren op succesfactoren, knelpunten en de manier waarop deze overwonnen worden, ontstaat inzicht in de lessen die gemeenten en betrokkenen hieruit kunnen trekken. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de uitdagingen die gemeente Heerhugowaard tegen kwam tijdens hun pilot. Deze gemeente is initiatiefnemer van de pilot Gegevensuitwisseling huisartsen en gemeenten op depilotstarter.vng.nl. Deze pilot is in juli 2015 on hold gezet. Huisartsen in Heerhugowaard gaven aan de informatie uitwisseling met de zorgverzekeraars genoeg te vinden en geen behoefte te hebben aan meer informatie vanuit de gemeente. Deze en ook andere gemeenten hebben wel behoefte aan gegevensuitwisseling. Zij willen hiermee eventuele dubbele trajecten, onnodige verwijzingen en onverwachte kosten voor de klant voorkomen. Hoofddoel is het verminderen van administratieve lasten en het zorgen voor betere zorg en passender ondersteuning doordat een huisarts weet welke zorg de cliënt al ontvangt. De pilotstarter is benieuwd wat andere gemeenten van de uitdagingen en succesfactoren van deze gemeente kunnen leren. Dat wekt tevens nieuwsgierigheid naar gemeenten waar al wel oplossingen zijn gevonden. 2
Verloop van het onderzoek
In de periode van augustus tot september 2015 is in vijf verschillende gemeenten onderzoek gedaan. Per gemeente zijn, afhankelijk van de beschikbare onderzoeksparticipanten, 1 tot 5 beleidsmedewerkers geïnterviewd (zie bijlage). De interviews duurden afhankelijk van de beschikbare tijd 30 tot 60 minuten. Het concept onderzoeksrapport is voorgelegd aan alle onderzoeksparticipanten en collega's bij de PilotStarter. Zij hebben 7 dagen de tijd gehad om verbeteringen en aanvullingen toe te sturen. Deze zijn vervolgens verwerkt in dit eindrapport.
5
3
Onderzoeksvragen
3.1 Hoofdvraag Wat kunnen gemeenten en betrokken partners leren van pilots rond gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten? 3.2 Subvragen 1. Wat is de aanleiding voor gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten? 2. Welke doelen worden met de informatie-uitwisseling tussen huisartsen en gemeenten beoogd? 3. Welke factoren zorgen voor succesvolle gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten? 4. Wat zijn uitdagingen voor succesvolle gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten? 5. Wat zijn succesfactoren in het overwinnen van uitdagingen in de gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten? 6. Welke lessen kunnen gemeenten trekken uit de ondervonden succesfactoren en uitdagingen? 7. Welke wettelijke rechten en plichten hebben burgers, huisartsen en gemeenten met betrekking tot gegevensuitwisseling? 8. Hoe ziet de informatievoorziening van het sociaal domein er uit als de transformatie is afgerond en alles naar wens is? 4
Onderzoeksparticipanten
Dit onderzoek is uitgevoerd in de gemeenten Heerhugowaard, Nijkerk, Hellendoorn, Ommen en Hardenberg en Nijmegen. Deze gemeenten zijn geselecteerd voor deelname omdat zij in de afgelopen 3 jaar een pilot hebben gedraaid op het gebied van samenwerking en gegevensuitwisseling tussen huisartsen en gemeenten.
6
5
Onderzoeksmethoden
5.1 Data Verzameling De data is verzameld door middel van kwalitatief onderzoek. In alle onderzoek gemeenten zijn semi-gestructureerde interviews uitgevoerd met beleidsmedewerkers. Daarnaast is er gesproken met de bij Heerhugowaard betrokken huisartsorganisatie Vicino Noord Holland Noord en IT leverancier Lost Lemon. Daarnaast is er sprake geweest van desk-research door het lezen van eerdere onderzoeksrapporten, beleidsstukken en pilot informatie. De privacy van onderzoeksparticipanten en onderzoeksdata is gewaarborgd door het opslaan van data in een encryptieprogramma. Interviews zijn alleen opgenomen met een audio-opname apparaat wanneer de geïnterviewde hiermee instemde. De audio-opnamen zijn eveneens veilig opgeslagen op de computer en zijn verwijderd na het uitwerken van het interview. Onderzoeksparticipanten zijn vóór deelname aan het onderzoek mondeling geïnformeerd over de onderzoeksvraag, de onderzoeksmethoden en communicatie van de onderzoeksresultaten. Alle onderzoeksparticipanten hebben toestemming verleend voor het vermelden van de volledige naam bij citaten in dit onderzoeksrapport. 6
Onderzoekslimitaties
Helaas bleek het niet mogelijk om huisartsen uit de verschillende gemeenten te interviewen. Huisartsen hadden in het algemeen drukke agenda's. Een huisarts was bereid tot deelname aan het onderzoek. Helaas verhinderde een onverwachte situatie in de werksfeer aan mijn kant onze ontmoeting. In andere gevallen is het mij gezien de korte tijdsspanne van het onderzoek niet gelukt om op tijd contact te leggen met betrokken en geïnteresseerde huisartsen. Dat is jammer, aangezien het onderzoeksbeeld hierdoor minder holistisch is. Verder verschilt het aantal onderzoeksparticipanten per gemeente (zie bijlage), waardoor de ene gemeente meer tekst en uitleg heeft gekregen dan de andere. Van de dertien interviews, hebben er vier telefonisch plaatsgevonden, en in een face to face gesprek in de vijf verschillende gemeenten. Ook het aantal aangeleverde en in korte tijd te vinden en te raadplegen stukken (zie referenties) verschilt per gemeente.
7
Hoofdstuk 2 7
~
Theorie
Aanleiding voor samenw erking
Gemeenten zijn sinds de 3 decentralisaties (Jeugdwet, Participatiewet en Wmo), verantwoordelijk voor de ondersteuning van (kwetsbare) burgers. Daarbij hebben zij een flinke bezuinigingstaakstelling gekregen. Zij zijn als regiehouder verantwoordelijk voor de inhoud, financiering en uitvoering van (gespecialiseerde) jeugdzorg en Wmo. Gemeenten zijn o.a. verantwoordelijk voor het gezond en veilig laten opgroeien van jeugdigen (LHV 2013:44). Daarbij hebben zij nu ook de mogelijkheid de transformatie van het sociaal domein vorm te geven. Jeugdigen kunnen zowel door gemeente als door medisch verwijzer (huisarts, jeugdarts, medisch specialist) worden verwezen naar jeugdhulpondersteuning. In artikel 2.6 van de Jeugdwet staat dat het college afspraken dient te maken met huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en zorgverzekeraars over voorwaarden en wijze van verwijzing. Daar zijn veel gemeenten dan ook op een innovatieve manier mee bezig. Onder het motto één gezin, één plan, één regisseur, werken gemeenten toe naar de kanteling (van het werken voor inwoners naar het werken met inwoners). Om zwaardere zorg te voorkomen, pakken sociale wijkteams zorgvragen eenvoudig aan waar het kan en integraal waar het moet. Voorwaarde om als regiehouder te kunnen sturen op betere zorg en ondersteuning, is samenwerking met partners in het sociaal domein. Gemeenten werken dan ook samen met zorgaanbieders en medisch verwijzers. Een van de partners is de huisarts, de 'spil van de eerstelijnszorg' (LHV 2013:7). Veel huisartsen willen weten met welke gecontracteerde zorgaanbieders de gemeente samenwerkt. Zo kunnen zij patiënten doorverwijzen naar zorg die vergoed wordt door de gemeente. Veel gemeenten hebben samenwerkingsafspraken gemaakt met huisartsen. Ook zij willen dubbele verwijzingen voorkomen en betere zorg kunnen bieden middels vroegsignalering. In het geval van multiprobleemgezinnen kan koppeling van medische en sociaal-maatschappelijke hulpvragen noodzakelijk zijn voor tijdige en kwalitatieve hulpverlening. Eenzaamheidsklachten en welzijnsproblematiek waar een huisarts in het spreekuur weinig mee kan, kunnen bijvoorbeeld worden opgepakt door een praktijkondersteuner (POH-er) in het wijkteam van de gemeente. Samenwerking kan plaatsvinden op beleidsniveau of uitvoerend niveau (middels casuïstiek overleg of geautomatiseerde gegevensuitwisseling met behulp van ICT systemen).
8
Met name op het gebied van ouderenzorg, achterstandsproblematiek, zorg voor jeugd en preventie vinden huisartsen en gemeenten elkaar. 7.1 De huisarts Als poortwachters van de zorg, kennen huisartsen veel zorgaanbieders in de wijk en daarbuiten. De huisarts is een vertrouwensarts en staat daarom naast de patiënt. De zorg die geboden wordt is generalistisch, persoonsgericht en continue (LHV 2013:7-8). In de toekomstvisie huisartsenzorg voor 2022 spreken huisartsen het streven uit de zorg zoveel mogelijk dicht bij huis te bieden. Samenwerking met andere zorgverleners en lokale overheden wordt daarom steeds belangrijker (idem). Samenwerking met gemeenten valt niet onder het basisaanbod en wordt dus niet gefinancierd of gaat ten koste van de tijd voor patiëntenzorg. Een sociale kaart van de beschikbare zorg in een gemeente kan erg nuttig zijn voor huisartsen. 7.2 De gemeente De gemeente heeft op veel beleidsterreinen een financiële en kaderstellende rol. Op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs en jeugd heeft zij zowel een beleidsrol als een regierol. De gemeente dient professionals te verbinden om tot optimale resultaten te komen. De gemeente is verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen (wpg) en voor opvoed-en opgroeiondersteuning (wmo). Dit wordt aangeboden door Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), leerplicht, Zorg Advies Teams (ZAT) op scholen, GGD, thuiszorgorganisaties en wijkteams. De uitvoering ligt niet altijd bij de gemeente. Zo kan er overlap zitten in de taken van zorgprofessionals van sociale wijkteams (o.a. wmo-consulenten) en praktijkondersteuners van de huisarts, bijvoorbeeld op het gebied van ouderenzorg. Door vanuit verschillende invalshoeken samen te werken, ontstaat integrale zorg. Ook op kleinere gebieden kunnen huisarts en gemeente elkaar ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is leefstijlbeleid. Door de gemeente geregisseerde gezondheidsprogramma's zoals JOGG (jongeren op gezond gewicht) kunnen (middels folders/posters) door huisartsen worden gedeeld (LHV 2013:27). Hiervoor is afstemming vereist.
9
7.3 Wetmatigheid In artikel 2.6 van de Jeugdwet staat vermeld dat het College van burgemeester en wethouders (B&W) afspraken dient te maken met huisartsen, medisch specialisten en zorgverzekeraars over voorwaarden en wijze van verwijzing. Op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) is de gemeente verantwoordelijk voor het in stand houden van een GGD. De GGD adviseert het college proactief over gezondheidsaspecten van beleid (LHV 2013:12). 7.4 Samenw erking Samenwerking tussen huisartsen en gemeenten kan op verschillende niveaus en tussen verschillende professionals plaatsvinden. Zo kun je samenwerken in de zorgketen (signalering en overleg over individuele patiënten), op het niveau van voorzieningen (afspraken over verwijzingen) en op bestuurs- en beleidsniveau (het inspelen op maatschappelijke trends, delen van visie en oplossingsrichtingen) (LHV 2013:20). Om visieverschillen te kunnen overbruggen, is het belangrijk om gedeelde belangen te verhelderen (LHV 2013:30). Het verzoek om informatieverstrekking door een gemeente aan een huisarts kan wringen met diens beroepsgeheim, staat er – op basis van KNMG richtlijnen – in de handreiking (LHV 2013:48). Uiteraard moet de patiënt erop kunnen vertrouwen dat de arts geen informatie doorspeelt aan instanties die daarop geen recht hebben. De patiënt heeft recht op transparantie en mag van organisaties vragen welke gegevens opgeslagen zijn. Als een zorgverlener gegevens wil delen met een professional binnen een andere organisatie, heeft de patiënt binnen de wet bescherming persoonsgegevens het recht ingelicht worden. Daarnaast dient de zorgverlener de patiënt te vragen om toestemming. Als de patiënt geen toestemming verleent, kunnen er in uitzonderingsgevallen en onder weloverwogen voorwaarden (zie onderstaande paragraaf en onderzoeksresultaten gemeente Nijkerk) nog steeds gegevens worden gedeeld. Als een professional bij de gemeente informatie aan wil vragen, geldt hetzelfde. 7.5 Uitdagingen bij gegevensuitwisseling Bij bemoeizorg is gegevensuitwisseling extra lastig, aangezien veel verschillende partijen betrokken zijn die elk haar eigen informatie verzamelen waaraan vanuit verschillende wetten eisen worden gesteld. Maar, als er evident belang aanwezig is, kunnen partijen overgaan tot tijdelijke inperking van de rechten van de cliënt (LHV 2013:48-49). “De kwaliteit van de bemoeizorg, zo stellen de inspectie voor de gezondheidszorg en GGD GHOR Nederland (2014:3), “is voor een deel afhankelijk van de kwaliteit van de gegevensuitwisseling”. 10
Bemoeizorg, tot 2014 vallend onder openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ), is per 1 januari 2015 ook een taak voor de gemeente onder de noemer begeleiding en maatschappelijke ondersteuning (art. 1.1.1. WMO 2015). De aanmelding van bemoeizorg cliënten, zo voorspelt GGD Nederland in haar rapport, vindt in 2015 vaker plaats vanuit sociale wijkteams (GGD GHOR 2014:11). Bemoeizorg is bedoeld in situaties van onmacht, onvermogen of wilsonbekwaamheid van de cliënt. Deze vorm van zorg wordt vaak toegepast bij ernstige 'multiproblem' situaties. Mensen vragen zelf vaak geen zorg en geven ook niet altijd toestemming voor de uitwisseling van persoonlijke (medische) gegevens. Het is aan de zorgprofessional om in te schatten welke informatie met collega zorgverleners, sociale wijkteams of medisch verwijzers gedeeld moet worden. Gegevensuitwisseling is hierin altijd gericht op toeleiding naar de best beschikbare zorg voor de cliënt. Een veel gehoorde opvatting is dat wetgeving zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) het uitwisselen van informatie belemmert. Uitwisselen van informatie is echter mogelijk indien een gerechtvaardigd doel aanwezig is (GGD GHOR 2014:5). Zorgvuldige afweging Ook de beroepsgeheimhoudingsplicht verhindert professionals niet om informatie zonder toestemming – na zorgvuldige afweging en in het belang van de cliënt – uit te wisselen. Zorgvuldige afweging houdt in dat de beroepskracht rekening houdt met de noodzaak (doel), proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepskracht zal zoveel mogelijk transparant moeten zijn ten opzichte van de cliënt. De cliënt heeft het recht zoveel mogelijk geïnformeerd te worden over het traject. Zo moet het voor de cliënt duidelijk zijn welke organisaties bij het traject betrokken zijn en waarom, wie het aanspreekpunt is en waar klachten kunnen worden ingediend (GGD GHOR 2014:8). Beroepskrachten die onder de WGBO – van toepassing op geneeskundige handelingen – vallen kunnen indien noodzakelijk met het oog op het belang van de patiënt hun geheimhoudingsplicht doorbreken. Ook biedt de Wbp een mogelijkheid: op grond van artikel 23, lid 1, sub d, Wbp, moet sprake zijn van een 'vitaal belang' (GGD GHOR 2014:9). Uiteraard is er sprake van een vitaal belang als er risico bestaat voor ernstige gezondheidsschade. Dat kan het geval zijn bij grote verwaarlozing of vervuiling van mensen op straat of in woningen en ernstige vereenzaming. Huisartsen moeten er daarbij vanuit kunnen gaan dat andere hulpverleners vertrouwelijk omgaan met gegevens, al hadden zij een 'afgeleid' beroepsgeheim. De wet op beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG) kent bijvoorbeeld een zelfde uitgangspunt (GGD GHOR 2014:19). 11
Preventie en vroegsignalering Tegenwoordig wordt preventie en vroegsignalering steeds evidenter. (Vroeg)tijdige gegevensdeling tussen betrokken partners is hierbij van groot belang. Gemeente en eerstelijns zorgverleners willen zwaardere (en duurdere) zorg voorkomen. Dan is het niet werkbaar om pas gegevens te delen als er sprake is van een 'vitaal belang' (een term die gewogen en geduid moet worden in de context en aan de hand van wetenschappelijke evidenties). Vroegsignalering en preventie zijn in het belang van de cliënt. Maar hoe werk je effectief samen en hoe deel je gegevens in een vroeg stadium en op een zorgvuldige manier? Met verschillende pilots en leertuinen zochten Heerhugowaard, Nijkerk, Nijmegen, Hellendoorn en Ommen en Hardenberg antwoord op deze vraag.
12
Hoofdstuk 3 ~ Onderzoeksresultaten 8
Heerhugowaard
8.1 Aanleiding voor de pilot In augustus 2014 werd wethouder mevrouw meester C.A.J. van Diemen, portefeuillehouder jeugdhulp en welzijn, benaderd door Vicino Noord Holland Noord (NHN). Deze eerstelijnsorganisatie voor geestelijke gezondheidszorg en welzijn, zag reden genoeg voor samenwerking en gegevensuitwisseling met de gemeente. Als het gaat om multiproblem gezinnen is het goed als huisartsen en gemeenten daarin één lijn trekken. (Maaike Warmoltz, beleidsadviseur en projectmanager jeugd bij Vicino NHN) Vicino NHN is gestart op initiatief van onder andere huisartsenorganisatie Noord-Kennemerland. In september heeft een initiatiefgesprek plaatsgevonden. Het bleek lastig te zijn om inhoudelijk betrokkenen bij de gemeente aan tafel te krijgen met huisartsen zelf. In december zijn Heerhugowaard, Zorgring, Vicino en Lost Lemon met elkaar in gesprek gegaan. Lost Lemon is leverend partner binnen de Nederlandse Vereniging voor Sociale Innovatie (NVSI) van het regiesysteem Mens Centraal. De gemeente wilde graag samenwerken om betere zorg en passender ondersteuning te kunnen bieden. Zij zouden de huisarts willen informeren met DAT-informatie. Als de huisarts weet DAT iemand bekend is bij sociale wijkteams en DAT er iets speelt op het sociale vlak, dan kan hij dat meenemen in zijn overwegingen. Het doel van gegevensuitwisseling is wat de gemeente betreft tweeledig: 1. Inzichtelijk maken aan de huisarts dat er iets speelt op sociaal terrein. 2. Zicht op verwijzingen om de regierol te kunnen vervullen. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk dat huisartsen verwijzen naar gecontracteerde zorgaanbieders en dat dubbele verwijzingen voorkomen worden. Vicino NHN en Lost Lemon willen dit proces ondersteunen met informatievoorziening.
13
8.2 Doel van de pilot Zorgen voor betere zorg en passende ondersteuning doordat de huisarts inzicht heeft in de zorg die een cliënt al ontvangt van de gemeente. Heerhugowaard wil dubbele verwijzingen voorkomen doordat huisarts en gemeente beter van elkaar op de hoogte zijn. 8.3 Inrichting van de pilot Als gemeente heb je te maken met informatieverwerking. De betrokken partners hebben met elkaar verkend of gegevensuitwisseling technisch mogelijk zou zijn en op elke manier dat ingevuld zou kunnen worden. Systemen Sociale wijkteams in gemeente Heerhugowaard werken met regiesysteem Mens Centraal. Dit systeem wordt momenteel door ongeveer 300 organisaties gebruikt. Daarmee beschikken sociale wijkteams over een integraal klantbeeld, en kunnen zij regie voeren over de indicatiestelling, zorgtoewijzing, declaratie en betaling. Het systeem beschikt over een productenboek. Een mogelijkheid voor binnengemeentelijk berichtenverkeer tussen front- en backoffice (311-bericht) is momenteel in ontwikkeling en wordt eind 2015 opgeleverd. Het regiesysteem kent een burgermodule om interactie tussen burgers en professionals te ondersteunen. Doel is de burger in staat te stellen zelf regie te voeren over het zorgplan. Op dit moment verwijst de huisarts een cliënt door naar een zorgaanbieder, die vervolgens een start zorg bericht stuurt naar de gemeente. Volgens Ramon Tromp, namens Lost Lemon betrokken bij de pilot, levert dit meer bureaucratie op voor gemeente en zorgleveranciers. Huisartsen informatie systemen (HIS systemen) en regiesystemen als Mens Centraal zijn technisch gezien aan elkaar te koppelen. Doelbinding, stelt Ramon, is hierin van groter belang. Gemeenten en professionals zouden het doel van de koppeling van HIS en regiesystemen met elkaar moeten afstemmen. Het gebruikersgemak voor gemeenten en huisartsen zou er zeker door omhoog gaan. Gebruik van zorgmail (een beveiligde email applicatie) zou volgens Ramon eveneens een goede oplossing kunnen zijn. Voorwaarde is wel dat goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt, zodat de juiste afstemming kan plaatsvinden.
14
8.4 Aanleiding voor het pauzeren van de pilot Ik denk dat hier echt een kwaliteitskans om kwaliteit te leveren met elkaar gemist wordt als het niet verder gaat. (Rob Heimering, beleidsadviseur onderzoek en informatie) De pilot is in augustus 2015 on hold gezet. Reden voor deze ontwikkeling is dat huisartsenorganisatie Noord Kennemerland geen meerwaarde zag in gegevensuitwisseling met de gemeente. Huisartsen wilden wel inzicht in door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders, maar zagen geen reden om dat in een HIS te doen. Een lijst met aanbieders op de website van de gemeente was wat hen betreft voldoende. Maaike Warmoltz kan zich voorstellen dat huisartsen nu nu te druk zijn met andere zaken dat ze nog niet toe zijn aan samenwerking en gegevensuitwisseling met de gemeente. Zij ziet zelf echter genoeg reden tot samenwerking. Gebrek aan samenwerking brengt naar haar idee zelfs risico's met zich mee. Gezinnen kunnen zonder goede afstemming tussen huisarts en gemeente gaan 'shoppen' om de gewenste – maar in de ogen van professionals niet altijd de geschiktste – zorg te kunnen ontvangen. Zorgmijders kunnen misbruik maken van het gebrek aan samenwerking en zo buiten zorg blijven terwijl ze wel in zorg zouden moeten zijn. Als huisarts en gemeente op de hoogte zijn van de zorg die een patiënt ontvangt, zouden ze vraaggericht kunnen werken en maatwerk kunnen leveren. 8.5 Succesfactoren van de pilot •
Een grote meerwaarde van de pilot is dat dit thema nu op de lokale, regionale en o.a. via de pilotstarter, nu ook op de landelijke agenda staat.
•
De relevantie van een goede inrichting van informatievoorziening wordt door alle bij de pilot betrokken partners erkend. Een goed werkend systeem is van groot belang voor zorgvuldige gegevensuitwisseling en informatieverwerking tussen huisarts en gemeente.
•
Heerhugowaard valt onder een van de weinige regio's in Noord-Holland waar 220 huisartsen onder de vlag van huisartsenorganisatie Noord Kennemerland (HONK) samenwerken met één keteninformatiesysteem (KIS).
•
Naast huisartsen werken ook andere eerstelijns zorgprofessionals (POH's en psychologen) werken sinds kort via één keteninformatiesysteem (KIS). Het systeem is gebaseerd op zorgdossier, één van de Huisartsinformatiesystemen (HIS). Deze professionals wisselen terugkoppelingen uit in dit KIS. Inloggen verloopt via een beveiligde verbinding met sms 15
verificatie. Het systeem bestaat uit een formeel dossier en een werkdossier. Met het werkdossier kan de cliënt aangeven wat verborgen moet blijven en gedeeld mag worden. 8.6 Uitdagingen van de pilot •
Het bleek lastig om huisartsen aan tafel te krijgen. Hoewel gespreksvoering met huisartsen helaas nooit op gang kwam, erkent Rob Heimering het belang van dialoog: Die systemen kunnen dat proces vergemakkelijken en ondersteunen, maar ik zou het veel belangrijker vinden dat die openheid naar elkaar toe gestimuleerd wordt.
•
Een voorwaarde voor samenwerking en gegevensuitwisseling is volgens de onderzoeksparticipanten dat het makkelijk en digitaal moet kunnen. Op dit moment communiceren huisartsen en jeugdartsen bij de GGD enkel nog eenzijdig (zij geven informatie door aan het GGD) omdat het niet digitaal kan.
•
Huisartsen vragen zich volgens Maaike Warmoltz af waar ze de gemeente voor nodig hebben. Zolang zij niet tegen problemen aanlopen, zullen ze de noodzaak naar haar idee niet inzien. Gemeenten slagen er nog onvoldoende in om de noodzaak duidelijk te maken. Dat vind ik nog steeds onverteerbaar. Dat wij als overheid handelen uit onwetendheid, terwijl – we hebben de informatie met zulke bergen liggen. (Rob Heimering, beleidsadviseur onderzoek en informatie)
8.7 Uitdagingen in het onderzoek Wat huisartsen bij HONK betreft had mijn onderzoek op dit moment geen prioriteit. Het is mij helaas dan ook niet gelukt om huisartsen te spreken. Dit had ik graag gedaan om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het verloop van de pilot en de ervaringen van alle betrokken partijen.
16
9
Nijkerk
9.1 Aanleiding voor de Leertuin In oktober 2013 startte gemeente Nijkerk met de Leertuin. Erika Steenbrink, destijds werkzaam als regionaal projectleider convenanten, vond haar inspiratie in de in 2012 gestarte Leertuin Samenwerken aan Zorg en Veiligheid in Midden Brabant. Jolanda van Boven, jurist met een specialisatie in gezondheidsrecht en privacywetgeving en mede-initiatiefnemer van de Leertuin in Midden Brabant, zag de noodzaak voor domein overstijgende gegevensuitwisseling. Zij zag onze houding sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw in rap tempo veranderen. De dominante opvatting van die tijd was dat we ons niet bemoeiden met wat er achter de voordeur gebeurde. De impact van langs elkaar heen werkende hulpverleningsinstanties, wordt de laatste jaren steeds zichtbaarder in de media en onderzoeksresultaten. Met de publieke verbijstering groeide het besef van de noodzaak voor integrale en domein overstijgende samenwerking. Gemeenten moeten nu toe naar vroegsignalering, één gezin, één plan, één regisseur. Van Boven, die vanaf 2006 lezingen geeft over privacy wetgeving aan gemeenten, kreeg steeds vaker de vraag 'Hoe kunnen we dit handen en voeten geven in de praktijk?' Met de Leertuin ontwierpen Jolanda van Boven en Peter Gunst vanuit hun juridische en organisatiekundige expertise de context om deze verandering te kunnen implementeren. Een gezin, een plan, een regisseur vereist gewoon dat je informatie deelt op een verantwoorde manier. (Henk Krooi, beleidsadviseur jeugd) Domein overstijgende (integrale) samenwerking is volgens alle onderzoeksparticipanten van groot belang om effectieve zorg te kunnen bieden en maatwerk te kunnen leveren. Gegevensuitwisseling, zo bleek vóór de Leertuin in Nijkerk, vormde echter een blokkade voor goede samenwerking. Als verschillende hulpverleners betrokken zijn bij één gezin of één cliënt, is het in veel gevallen in het belang van de cliënt dat gegevens worden uitgewisseld. Onderzoeksparticipanten liepen er in de praktijk tegen aan dat er pas ingegrepen wordt in een noodsituatie of conflict van plichten, als het water de cliënt al aan de lippen stond. In het kader van vroegsignalering willen gemeenten nu dat professionals ingrijpen wanneer zij zich zorgen maken, maar nog droge voeten hebben. Professionals ervaren vaak een verschillende interpretatie van het begrip privacy. Dat belemmert, zo stelt Van Boven in de grondslag, “tijdige en adequate samenwerking tussen de disciplines (2013:8). 17
Hoe kan je samenwerken als iedereen een ander kompas in zijn hoofd heeft en via een ander routeplan werkt? (Jolanda van Boven, jurist) Daardoor, zegt ook beleidsadviseur Henk Krooi, ontstaat onzekerheid onder professionals over welke gegevens wel en niet gedeeld mogen worden. Erika Steenbrink zag in de praktijk dat professionals vele convenanten in de tas hadden zitten. Uit angst om fouten te maken, werd er vaak voor kozen geen gegevens uit te wisselen. In de 'Grondslag samenwerken zorg en veiligheid' (2013) tonen van Jolanda van Boven en Peter Gunst aan dat de wet veel meer ruimte biedt dan mensen denken. Zo bieden de Wet bescherming persoonsgegevens (wbp) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst voldoende ruimte om de noodzakelijke gegevens uit te wisselen. Dit was een eye-opener voor Nijkerkse huisartsen, die hierdoor meer vertrouwen kregen in gegevensuitwisseling met de gemeente. 9.2 Doel van de Leertuin Middels de Leertuin creëren professionals uit verschillende domeinen een eenduidig kader waarbinnen zij – gesteund door hun organisatie – gegevens kunnen uitwisselen. 9.3 Procesinrichting van de Leertuin Alle leefgebieden (werk, inkomen, een dak boven je hoofd, dagbesteding en gezondheid) zijn met elkaar verbonden. Daarom is het van belang dat de Leertuin zo breed mogelijk gedragen wordt. Verschillende sociale partners, zoals scholen, huisartsen, politie, sociale wijkteams (gemeenten) en woningbouwverenigingen, zijn bij de Leertuin betrokken. In Nijkerk ontstond de Leertuin in het onderwijs vanuit het Lokaal Educatieve Agenda (LEA) – overleg. In het kader van vroegsignalering waren professionals in het basisonderwijs op zoek naar handvatten om om te gaan met gegevensdeling met de sociale gebiedsteams van de gemeente. Nijkerk zag de kracht van het investeren in vroegsignalering en preventie binnen het onderwijs. Zorgadviesteams (ZAT), woningbouw en huisartsen zijn later ook aangehaakt. Proces stappen 1. Bestuurlijke conferentie Bestuurders van participerende organisaties en de gemeente gaan in overleg. 2. Hoorcollege Alle deelnemers aan casusoverleggen krijgen een hoorcollege van een dagdeel. In dat hoorcollege legt Jolanda van Boven de juridische kant van de Leertuinmethodiek uit en 18
besteed Peter Gunst aandacht aan de stappen die dat voor de praktijk mee gaat brengen. 3. Training Deelnemers oefenen de kennis uit het hoorcollege aan de hand van eigen casuïstiek. 4. Action learning Gemeente (sociale wijkteams) en betrokken sociale partners gaan gedurende een periode van zes maanden tot een jaar aan de slag om de gewenste verbetering en aanpassingen te realiseren. 5. Aansluitdocument 6. Klein congres Na 1 of 1 ½ jaar sluiten Van Boven en Gunst de Leertuin af met een afsluitend congres waarop gemeenten elkaar op de hoogte stellen van hun inzichten en ervaringen. Doel per processtap 1. Doel van stap één is het creëren van een gezamenlijke visie. Voorbeelden uit de praktijk (casuïstiek) vormen een belangrijke factor om de noodzaak van gegevensuitwisseling en goede samenwerkingsafspraken inzichtelijk te maken. Dekking van de bestuurders van de moederorganisatie, is voor de professional van groot belang. 2. Het hoorcollege (stap 2) heeft tot doel samen uit te kristalliseren op welke gronden informatie gedeeld mag worden en wat daarbij de zorgvuldigheidseisen zijn. 3. Stap drie heeft tot doel de deelnemers aan de casusoverleggen te leren hoe de kennis uit het hoorcollege in de praktijk kan worden toegepast. Dit gebeurt aan de hand van eigen casuïstiek. Er volgt een plan met punten van aandacht uit elke training. Deze praktische afspraken worden op papier gezet door de voorzitter van het casusoverleg. Dit plan wordt door Van Boven en Gunst gecommuniceerd met de gemeente, zodat de gemeente als regiehouder weet waar op gestuurd moet worden. 4. Tijdens de action learning fase (stap vier) wordt er in de praktijk gekeken wat er nodig is in het kader van 19
Casus – Wijkagent en woningbouw Een ex-verslaafde en exgedetineerde is op zoek naar een sociale huur woning. De woningcoöperatie is niet van op de hoogte van zijn verleden en wijst deze man een bovenwoning toe in het centrum. Deze woning ligt boven de coffeeshop. Dit komt deze inwoner niet ten goede. Op een dag bellen buren de wijkagent. Hun buurman vertoont overlastgevend gedrag. Deze inwoner is bekend bij de wijkagent. Hij is dan ook verbaasd dat er geen contact op is genomen met de politie om te overleggen over woningtoewijzing. Kennis van de situatie van de huurder is in het belang van de cliënt. Het niet delen van gegevens is in dit geval schadelijker dan gegevensdeling.
doorontwikkeling. Sleutelspelers uit de verschillende domeinen (voorzitters) komen eens in de zoveel weken bij elkaar en kunnen daarin ook van elkaar leren. Gemeente kan het beleid op basis van die inzichten weer aanpassen. 5. Tijdens stap vijf stellen alle partners een aansluitingsdocument vast met een plan voor doorontwikkeling en professionalisering. Doel van stap zes is dat professionals elkaar weten te vinden en voldoende handvatten hebben om gegevens zorgvuldig en adequaat te kunnen delen. 9.4 Inhoudelijke inrichting van de Leertuin Doel van de Leertuin was het zorgvuldig delen van gegevens over sociaal kwetsbare burgers tussen zorgprofessionals. De Leertuin biedt
Casus – Moeder en kind
in het bijzonder een handelingskader bij o.a. multiprobleemgezinnen en Moeder is overspannen. Haar man risicojongeren wanneer de professional een afweging moet maken om tegen de wens van betrokkenen gegevens te delen. Gemeente Nijkerk werkt samen met zorgprofessionals aan betere samenwerking tussen partners in het brede sociaal domein. In de 'Grondslag Samenwerken aan Zorg en Veiligheid – een handelingskader gegevensdeling' beschrijft Nijkerk (mede mogelijk gemaakt door V&J) de overkoepelende visie op het zorgvuldig verwerken van persoonsgegevens. Deze grondslag vormt voor Nijkerk de basis voor domein overstijgende samenwerking. Hierin is rekening gehouden met de eisen die het College bescherming persoonsgegevens stelt aan gegevensdeling. Met drempels als privacy en beroepsgeheim in het achterhoofd, is er in de leertuin gekozen voor een omslag in de aanpak. Deze aanpak is gerealiseerd op basis van 4 pijlers: 1. Domeinoverstijgend gegevens delen (tussen onderwijs, zorg, woningbouwvereniging, huisartsen, justitie, en andere relevante partners). 2. Gegevens delen tussen bij verschillende gezinsleden betrokken professionals (één team). 3. Vroegsignalering. 4. Van toestemming naar transparantie (toepassing van methodiek het transparantie-beginsel). 20
zit in de gevangenis, ze heeft het financieel niet breed en draagt de zorg voor haar kind alleen. Ze heeft twee baantjes om voor het inkomen te zorgen. Haar behandelaar zegt: “U heeft als gezin veel meegemaakt, en u hebt de tijd nodig om in balans te komen. U moet ook echt tijd maken voor uzelf.” Op school zegt de juf van haar kind “U heeft als gezin veel meegemaakt, maar u moet nu echt de schouders er onder zetten. Uw kind heeft een taal achterstand, u zult toch echt elke dag oefeningen met haar moeten doen.” Deze en andere tegenstrijdige adviezen verwarren haar. Zorgverleners draaien om elkaar heen, ze weet niet meer naar wie ze moet luisteren. Ze is het zat dat zoveel mensen zich met haar gezin bemoeien. Na een paar maanden houdt ze alle hulpverleners buiten de deur. Het etiket zorgmijder ligt op de loer. Ook in deze casus is gegevensdeling in het belang van de cliënt (zowel moeder als kind).
Het transparantiebeginsel De vierde pijler behoeft enige uitleg. Het transparantiebeginsel bevat een zorgvuldige afwegingssystematiek. Als burger heb je het recht te weten welke informatie vast ligt en tussen wie deze informatie wordt uitgewisseld. De doelredenering, de weegschaal van Vrouwe Justitia en het ‘juridisch Zwitsers zakmes’ (principes: subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid) is het dagelijkse gereedschap van de zorgprofessional. De professional formuleert eerst zijn doel om informatie uit te wisselen. Dat doel wordt door de professional geformuleerd door te tappen uit twee bronnen: 1) zijn eigen vakgebied en 2) de doelen van de relevante wetten in onderling verband beschouwd. Met dat doel in de hand gaat hij naar de cliënt en vertelt de cliënt waarom hij met welk doel en met wie diens gegevens wil delen. Mocht de cliënt dit geen goed plan vinden, dan bespreekt de professional de bezwaren van zijn cliënt en weegt deze bezwaren ten opzichte van zijn eigen doel om wél gegevens te willen delen. Indien de professional concludeert dat de bezwaren van de cliënt geen of onvoldoende gewicht in de schaal leggen, schuift de professional de bezwaren van de cliënt terzijde, maar niet nadat hij zijn voornemen eerst nog heeft getoetst met het juridisch Zwitsers zakmes. De methodiek van het transparantie-beginsel bevat dus drie zorgvuldigheidsmomenten: 1) de doelredenering, 2) het gesprek met de cliënt waarbij de argumenten ten opzichte van elkaar worden gewogen én 3) de toets met het ‘juridisch Zwitsers zakmes’. Goede dossiervoering met de af-en overwegingen van is daarbij van eminent belang. Voor uitzonderingen is er artikel 43 van de Wbp. Deze bepaling bevat onder de daar genoemde omstandigheden de mogelijkheid om gegevens te delen, zonder dat de cliënt daarover van te voren is geïnformeerd. Volgens Jolanda van Boven, mede-auteur van de Grondslag, bepaalt de wijze van implementatie het succes van de interventie. 9.5 Succesfactoren van de Leertuin De grootste meerwaarde van de Leertuin is volgens de onderzoeksparticipanten dat niet alleen de burger, maar ook de professional in zijn eigen kracht is gezet. Met de kennis en ervaringen van de Leertuin in het achterhoofd, krijgt de zorgprofessional een nieuwe gereedschapskist om met privacy om te gaan en gegevens weloverwogen te kunnen uitwisselen. Als je de problemen rond privacy met externe partners hebt opgelost, heb je eigenlijk olie op de radar van samenwerking gebracht. (Henk Krooi)
21
De onderzoeksparticipanten gaven een aantal factoren aan die bijdragen aan het succes van de Leertuin: •
Door gegevensdeling onderdeel te laten zijn van een fijne en goede samenwerking, integreer je het in de werkwijze, en bereik je synergie.
•
Door het gesprek aan te gaan aan de hand van praktijkvoorbeelden (casuïstiek), wordt de impact van het wel en niet delen van gegevens inzichtelijk. Relevante en representatieve voorbeelden geven het doel van gegevensuitwisseling helder weer.
•
Elke gemeente heeft een eigen projectleider die de Leertuin implementeert.
•
Elk domein (sociale partner) heeft een eigen voorzitter per casuïstiek overleg. Deze voorzitters komen tijdens de action learning fase regelmatig samen om van elkaar te leren. Mijn tip aan andere gemeenten zou zijn: Start een Leertuin daar waar de energie zit. (Annelies Kooiman, procescoördinator jeugd en gezin)
•
Huisarts en gemeente erkennen de noodzaak voor gegevensuitwisseling. Namelijk, om een goede triage te kunnen doen, zijn huisarts en gemeente gebaat bij een zo volledig mogelijk beeld van de cliënt.
•
Er is van oudsher een goede traditie in samen werking tussen huisarts en gemeente.
•
Huisarts en gemeente werken samen op het gebied van casuïstiekbespreking. Huisartsen sturen nu een kort mailtje naar gebiedsteams met verzoek om contact, waarna gemeente en huisarts telefonisch contact hebben.
•
De Leertuin is breed ingestoken en daardoor breed gedragen.
•
Escalaties tussen ouders en zorgverleners worden sinds de Leertuin vaker voorkomen. Signalen worden vroeger opgepakt en hulpverleners betrekken ouders op basis van transparantie en gelijkheid bij het zorgplan voor het gezin.
•
Huisarts en gemeente weten elkaar te vinden. Sommige sociale gebiedsteams zijn gevestigd in gezondheidscentra, dat vormt een goede context voor samenwerking.
•
Mens Centraal, het regiesysteem van de sociale gebiedsteams, kan sinds kort worden ingezet om bestellingen te doen via het productenboek.
22
9.6 Uitdagingen van de Leertuin Systeeminrichting Belangrijker nog dan systeeminrichting, is volgens onderzoeksparticipanten dat professionals zorgvuldig met gegevensdeling omgaan. Maar na de vraag wat je met elkaar wilt en welk proces daarbij hoort, komt de vraag: hoe richt je gegevensuitwisseling in? Op de een of andere manier, constateert van Boven, zijn mensen huiverig voor gegevensdeling via informatie systemen. Wellicht door incidenten met de Amerikaanse National Security Agency (NSA), bestaat argwaan tegenover geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Begrijpelijk, maar het zou zonde zijn het kind met het badwater weg te gooien. Post verkeer is immers niet per definitie veiliger. Het kost gemeenten en zorgaanbieders veel tijd en geld. Automatisering kan veel tijd schelen en gegevensuitwisseling een stuk efficiënter en juist ook veiliger maken. Bijvoorbeeld door autorisatielagen in te bouwen. •
Gegevensuitwisseling is niet geautomatiseerd en neemt nu nog te veel tijd in beslag. Huisartsen pleiten er daarom voor dat de gemeente aansluit op zorgmail. Beveiligde mail geeft hen het vertrouwen dat gegevens op een zorgvuldige manier bij de juiste persoon in het sociale gebiedsteam terecht komen.
•
Mens Centraal, het regiesysteem van de sociale gebiedsteams, bevat nog weinig variatie in bevoegdheden. Je ziet of weinig of alles. De toegangsregeling is onvoldoende dekkend, wat privacy bezwaren met zich mee brengt.
•
Het is een wens dat Mens Centraal, het regiesysteem van de sociale gebiedsteams, gekoppeld wordt aan GBA en GWS. Digitaal declareren en zorgtoewijzingen zijn daarmee geborgd.
•
Contact met sociale gebiedsteams verloopt via het klant contact centrum (KCC). Deze tussenlaag zorgt voor vertraging in de toegang tot zorg. De ambitie van de gemeente is om deze tussenlaag er uit te halen.
•
Om goede regie te kunnen voeren op de zorg, is het van belang dat gemeentelijke afdelingen goed samenwerken. De gemeente moet zijn eigen verkokering natuurlijk ook afgooien. De ene afdeling weet vaak niet wat de andere doet. De calculerende burger slaat daar zijn slaatje uit. (Jolanda van Boven, jurist)
23
10
Hellendoorn
10.1 Aanleiding voor de pilot In 2012 startte gemeente Hellendoorn met een pilot gericht op het intensiveren van samenwerking tussen huisartsen en jeugdartsen. Met het oog op de decentralisaties was de gemeente benieuwd welke rol zij daar in zou kunnen spelen. De pilot is mogelijk gemaakt met regionale subsidies en is beëindigd in oktober 2015. De pilot wordt nu geëvalueerd, en krachten van de pilot zijn ingebed in de werkwijzen van de huisarts, jeugdarts en de gemeente. Aanleiding voor de pilot was het van kracht worden van de Jeugdwet per 01-01-2015. Daarnaast ving de gemeente het signaal op dat huisartsen en jeugdartsen heel afzonderlijk van elkaar werken met hun jeugdige doelgroep (0 tot 18 jarigen). 10.2 Inrichting van de pilot Vanuit de Jeugdwet vormen de huisarts, jeugdarts (GGD) en gemeentelijk consulent als verwijzers de toegang naar zorg. Om tot een goede uitwerking van de Jeugdwet te komen, is samenwerking essentieel. Het bleek dat in de praktijk de huisarts en jeugdarts nauwelijks samenwerkten. Gezien de belangen voor iedere afzonderlijke partij is de pilot gestart. Alle partijen stelden zichzelf de volgende vraag: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we elkaar beter weten te vinden in het veld als we werken met jeugdigen”? De gemeente was tevens faciliterend hierin. De pilot is gestart met één betrokken huisarts en jeugdarts, en is later uitgebouwd met meerdere deelnemende artsen. 10.3 Doel van de pilot Huisarts, jeugdarts en gemeente mogen zelf verwijzen. De gemeente is financieel verantwoordelijk voor hoe de zorg wordt ingezet. Daarom heeft de gemeente er belang bij dat zo snel mogelijk het goede traject wordt ingezet voor de jeugdige. Om dat te kunnen doen, wilde de gemeente de huisarts meer faciliteren, door samenwerking tussen huisarts en jeugdarts middels de pilot te versterken. De huisarts bepaalt veelal in een (dubbel) consult van 10 tot 20 minuten welke zorg voor zijn/haar cliënt passend is. De GGD heeft een dossier opgebouwd vanuit o.a. consultatiebureautaken. Deze is te raadplegen door de jeugdarts, die de huisarts kan ondersteunen bij vraagverheldering rondom de problematiek van jeugdigen en hun systeem. Claudia Stam, sociaal juridisch medewerker en coördinator pilot Toegang jeugd, verwacht dat de huisarts met behulp van de jeugdarts meer taken kan uitbesteden en een betere verwijzing kan doen. De jeugdarts heeft extra kennis over jeugdgezondheidszorg en heeft contact met scholen. 24
Door huis- en jeugdartsen intensiever samen te laten werken, kunnen meer signalen worden opgepakt. Daardoor kan effectieve en passende zorg in het kader van vroegsignalering sneller worden ingezet. 10.4 Succesfactoren van de pilot •
Gemeente en huisartsen hebben één contactpersoon. Bij de gemeente is dat de coördinator van de pilot. Bij de huisartsen was één nauw betrokken huisarts met name op casuïstiekniveau de contactpersoon. Ook nu de pilot is afgerond, handhaaft de gemeente een vaste contactpersoon voor huis- en jeugdartsen en hebben de huisartsen de manager van de huisartsen coöperatie als contactpersoon voor de gemeente. Als het om casuïstiek gaat heeft de arts veelal rechtstreeks contact met de betrokken gemeentelijke consulent. Afstemmen gaat daardoor snel en gemakkelijk.
•
Middels de pilot is geïnvesteerd in contact opbouwen, samenwerken het delen van ervaringen. Deze insteek – leren van elkaar – was een belangrijke motivator voor huisartsen om ervaringen te willen delen.
•
Door klein te beginnen en langzaam uit te bouwen, kon het enthousiasme voor deelname zich als een olievlek verspreiden.
•
Door de pilotvorm was er tijd en ruimte om extra te investeren in het optimaliseren van integrale samenwerking en belemmeringen samen op te pakken. Binnen de pilot is het voor ons heel prettig geweest dat we een huisarts hebben gehad die toch een motivator rol heeft gehad in het geheel. (Claudia Stam, coördinator van de pilot)
•
Huisartsen en jeugdartsen zijn tevreden over de samenwerking. Zij wisselen gegevens uit op casuïstiekniveau. Er wordt meer integraal gewerkt. Hierdoor kunnen signalen bij jeugdigen vroeger worden besproken en kan adequate zorg sneller worden ingezet.
25
10.5 Uitdagingen van de pilot •
De tijdsinvestering die huisartsen kunnen doen is beperkt.
•
Consulenten bij de gemeente lopen er tegen aan dat zowel de huisartsen als de consulenten elkaar zo snel mogelijk willen informeren over wijzigingen. Hierbij vragen zij zich af wat mag, kan en hoe di op een voor iedereen werkbare manier is in te richten. De gemeente zoekt nog antwoord op de vraag 'Welke gegevens zijn noodzakelijk om uit te wisselen, mag dat en in welke vorm?'
•
Gegevensuitwisseling moet zorgvuldig en praktisch gebeuren. De gemeente heeft vanwege haar regierol behoefte aan inzicht in het aantal en soort verwijzingen door huisartsen en jeugdartsen. Gegevens konden niet zorgvuldig, praktisch en snel verkregen worden. Gegevens werden niet per mail verzonden aangezien de gemeente niet over beveiligde email applicaties beschikt. Zorgprofessionals bij sociale teams van de gemeente communiceerden met huisartsen per post, fax en telefoon. Momenteel onderzoekt Hellendoorn de mogelijkheden rond de aanschaf van zorgmail, de beveiligde email applicatie waar huisartsen al mee werken.
26
11
Ommen en Hardenberg
11.1 Aanleiding voor de pilot Paul Habets, huisarts uit Ommen en Pauline Terwijn, lid van de Raad van Bestuur van de Saxenburgh groep, namen in 2012 het initiatief om leefgebieden van inwoners te verbinden en in te zetten op preventie, gezondheid, gezond gedrag en een gezonde leefstijl. Het Röpcke-Zweers Ziekenhuis in Hardenberg is onderdeel van de Saxenburgh groep. Samen met zorgverzekeraar Achmea en de gemeente Ommen en Hardenberg is zo Vitaal Vechtdal ontstaan. 11.2 Doel van de pilot Wat we delen is dat we streven naar een gezonde populatie en een goede organisatie van zorg met zo min mogelijk kosten. (Dieger ten Berge, programmaleider vitale gemeente, Vitaal Vechtdal) Om te streven naar een gezonde populatie, vinden de partners het belangrijk om alle leefgebieden met elkaar te verbinden. De partners willen de aansluiting tussen de 0e, 1e en 2e-lijns zorg verbeteren. 11.3 Inrichting van de pilot Vitaal Vechtdal kent een stuurgroep met vier programmalijnen. 1. Vitale gemeente 2. Vitale werknemer 3. Langer vitaal voor ouderen (in samenwerking met huisartsen) 4. Vroeg erbij (gericht op jeugd en jongeren) Bij het opzetten van de samenwerking tussen huisartsen en gemeenten, raakten beide partijen al snel met elkaar in gesprek over de gevolgen van de decentralisaties. Nadat de eerste contacten in 2013 zijn gelegd, is er eind 2014 een nieuwe impuls gegeven aan de samenwerking tussen gemeenten en huisartsen. Dankzij Vitaal Vechtdal was de lijn tussen gemeenten en huisartsen kort. Er is een werkgroep geformeerd waarin een huisarts, een vertegenwoordiger van Progez, een gebiedsmanager van een Samen Doen team (sociaal wijkteam) en een beleidsmedewerker Maatschappelijk Domein participeren. Deze werkgroep heeft de opdracht de samenwerking tussen huisartsen/POH, Samen Doe teams en wijkverpleging te intensiveren. De werkgroep geeft hier invulling aan door de 27
verschillende partijen elkaar regelmatig te laten ontmoeten en aan de hand van casuïstiek de meerwaarde van samenwerking te ontdekken en vertrouwen in elkaar te krijgen. Met name de wettelijke bevoegdheid van huisartsen om direct door te verwijzen naar Jeugdhulp roept bij huisartsen en Praktijkondersteuners nog veel vragen op. De Samen Doen teams streven naar een samenwerking om te komen tot een integrale aanpak en de inzet van zo licht mogelijke zorg. Het brede draagvlak voor samenwerking en gegevensuitwisseling ontstond met inzicht in wat je in de praktijk in het belang van de burger voor elkaar kunt betekenen. Door de dialoog aan te gaan kun je afspraken maken met huisartsen, zonder in hun professionele en wettelijke bevoegdheden te treden. Dankzij de jarenlange samenwerking in Vitaal Vechtdal hebben gemeenten en huisartsen snel stappen kunnen zetten in de samenwerking. Systeeminrichting Inwoners met een ondersteuningsvraag in de gemeenten Ommen en Hardenberg kunnen een beroep doen op Samen Doen teams. Deze teams zijn door de gemeente opgestart en bestaan uit netwerkers met een achtergrond bij bureau jeugdzorg, Wmo, welzijn en het maatschappelijk werk. Huisartsen die patiënten spreken waar niet zozeer sprake is van medische problematiek, maar waar e oplossing gelegen is op het vlak van maatschappelijk werk en/of welzijn, kunnen deze patiënten doorverwijzen naar de Samen Doen teams. De huisarts informeert de patiënt over deze teams en met toestemming van de patiënt legt de huisarts zelf ook contact. Dit gebeurt telefonisch en per mail. Er is nu nog geen systeem ingericht waarop huisartsen en Samen Doen teams zijn aangesloten. De contacten verlopen nu via reguliere kanalen. Zo is op pragmatische wijze de samenwerking tussen huisartsen en gemeenten toch tot stand gekomen. De volgende stap die nu gezet kan worden, is het werken met ICT waarop huisartsen, Samen Doen en zorgprofessionals kunnen aansluiten. Op dit moment wordt er gedacht aan het gebruik van Zorgmail. Dit kan de samenwerking in de keten verder versterken en efficiënter maken. Maar de gemeenten hebben er bewust voor gekozen niet te wachten met het investeren in de samenwerking met huisartsen, totdat de ICT beschikbaar zou zijn. Ook door op pragmatische wijze samen te werken, met veel onderling vertrouwen, kan al veel bereikt worden en de zorg voor inwoners worden verbeterd. 11.4 Succesfactoren van de pilot •
Enthousiaste huisartsen (voortrekkers) creëerden draagvlak binnen huisartsorganisaties om deel te nemen aan de pilot.
•
Bestuurlijk draagvlak in gemeenten en in de zorg is van groot belang. Dit geeft huisartsen 28
eveneens meer vertrouwen in samenwerking met de gemeenten. •
Uitwisseling van geanonimiseerde casuïstiek vanuit de huisartsenpraktijk en de gemeente maken de noodzaak van samenwerking en gegevensuitwisseling inzichtelijk.
•
Bouwen aan vertrouwen lukt goed door een pilot breed en op alle organisatieniveaus gedragen te krijgen.
•
Voor het succes van deze pilot, was de volgorde van besproken onderwerpen van belang: ◦ 1. Elkaar leren kennen, ervaring opdoen, vertrouwen winnen ◦ 2. Systeemdiscussies niet leidend laten zijn.
11.5 Uitdagingen van de pilot •
Om misvattingen van huisartsen over de privacy gevoeligheid van gemeentelijke informatieen regiesystemen te voorkomen, is het belangrijk om het doel en de werkwijze van deze systemen goed uit te leggen.
•
Inzicht in aantal en soort doorverwijzingen van huisartsen mist nog bij de gemeente. Goede weloverwogen doorverwijzing en samenwerking is voor Ommen en Hardenberg belangrijker dan een laag aantal doorverwijzingen. In Ommen weten het Samen Doe team en een kleine huisartsenorganisatie elkaar goed te vinden. Samenwerking en gegevensuitwisseling wordt van beide kanten als positief ervaren. Het aantal doorverwijzingen is echter hoog. In dat geval is er niets aan de hand. Als mensen worden doorverwezen terwijl lichtere zorg effectief zou zijn, worden onnodige kosten gemaakt en ontvangt de inwoner geen zorg op maat. Die situaties wil de gemeente voorkomen.
•
Het gevaar is dat je als gemeente een privacy convenant opstelt en dat wil laten ondertekenen door huisartsen. Je kunt je gemeentelijke belangen niet dwingend opleggen. Zorgen dat je het eens bent, aansluiten bij de missie en werkwijze van huisartsen en het onderzoeken van alternatieven, is volgens de onderzoeksparticipanten effectiever.
29
12
Nijmegen
12.1 Aanleiding voor de pilot In 2012 ging gemeente Nijmegen van start met een pilot op het gebied van wijkgerichte samenwerking. De grootste zorgverzekeraar uit de regio (VGZ), het zorgkantoor en huisartsenorganisaties kwamen tijdens regulier overleg met het initiatief om in cofinanciering met de gemeente per wijk te werken aan het stimuleren van een gezonde leefstijl. De Nijmeegse coöperatie integrale huisartsenzorg (CIHZN) heeft zich bij de pilot aangesloten. Deze coöperatie bestaat uit 95 van de 100 huisartsen in de regio. Het gezamenlijke belang zat hem voor alle partners in de zorg voor de inwoners. Huisartsen krijgen in de spreekkamer vaak ook te maken met welzijnsproblematiek. Afstemming met praktijkondersteuners – die een schakelfunctie hebben met de wijkteams in de gemeente – draagt bij aan effectieve zorg op maat. 12.2 Doel van de pilot Het stimuleren van integrale samenwerking en zorgvuldige gegevensuitwisseling tussen huisartsen en de gemeente ten behoeve van vroegsignalering en effectieve zorg op maat. 12.3 Inrichting van de pilot In alle Nijmeegse wijken vormen sociale wijkteams de toegang tot 0e en 1e lijns zorg. De meeste sociale wijkteams zijn ondergebracht in wijkcentra. Er is bewust voor gekozen deze niet te plaatsen bij huisartsenposten. Wijkcentra werden over het algemeen als toegankelijker ervaren. Alleen in Nijmegen-Noord bevindt het wijkteam zich samen met o.a. de huisartsenpost en maatschappelijk werk in één gebouw. Wijkteams bestaan uit consulenten van MEE, cliënt ondersteuners voor LVB problematiek, ouderenadviseurs, opbouwwerker, wmo consulenten en wijkverpleegkundigen. Jeugdhulp is ondergebracht in jeugd gebiedsteams. Met de zorgprofessionals in sociale wijkteams is een privacy convenant opgesteld. Veel professionals zijn bekend en met – en volgens Jan Bannink, projectmanager wijkgerichte aanpak, voldoende gebonden aan – privacy wetgeving om veilig informatie te kunnen uitwisselen. Huisartsen mogen rechtstreeks en zelfstandig verwijzen naar alle vormen van jeugdzorg. De gemeente wil huisartsen niet controleren, maar wel van hen leren.
30
Systeeminrichting Huisartsen hebben aangegeven dat zij graag met de bevoegde zorgprofessionals binnen de gemeente samenwerken en gegevens uitwisselen, maar dat zij dat alleen willen als het veilig kan. Zij stellen de eis dat het systeem dat hiervoor gebruikt wordt, aansluit op en geïntegreerd is in het HIS. Om zorgvuldig om te gaan met privacy gevoelige informatie, is beveiligd mailverkeer (via Zorgmail) wat hen betreft noodzakelijk. Sociale wijkteams binnen de gemeente werken met regiesysteem Wizportaal. De eis om het portaal te kunnen koppelen aan het HIS is destijds niet opgenomen in het programma van eisen. Realisatie werd destijds te ingewikkeld geacht. Dus wil de gemeente aansluiten bij een systeem als zorgmail. Thijs Knoeff, manager bedrijfsvoering sociale wijkteams, denkt dat de samenwerking met de wijkteams middels zorgmail makkelijker en toegankelijker zal worden. Jan Bannink en Thijs Knoeff, zien wat privacy betreft een veel groter risico in gedrag, dan in automatiseringssystemen. Je kunt nog zulke veilige email systemen opzetten, maar als in het onderwerp het BSN nummer, de naam en het adres van de cliënt wordt vermeld, is het nog niet veilig. Het college bescherming persoonsgegevens heeft zich naar hun idee te veel gefocust op gedetailleerde regelgeving. Jan Bannink had liever gezien dat het college een campagne ethische bewustwording was gestart. Hoe ga je als professional verantwoord om met de gegevens die je kent en weet. Beide beleidsmedewerkers hebben er vertrouwen in dat professionals professioneel genoeg zijn om dat op een goede manier te doen. Het is alleen wel zo dat de wereld opeens heel schoksgewijs is veranderd en dat mensen zich dan ook wel tot regels gaan verhouden, in plaats van terug te vallen op mijn professionaliteit. (Thijs Knoeff, manager bedrijfsvoering sociale wijkteams) Maar hoe voorkom je in deze warrige tijd dat professionals op zoek gaan naar regels in plaats van het belang van de cliënt en de professionele standaard voorop te stellen? Het omgekeerde, zeggen de onderzoeksparticipanten. Mensen kunnen ook verlamd raken door privacy regels en denken dat ze niets meer mogen. Nijmegen besteed daarom aandacht aan omgang met privacy in de praktijk in de vorm van deskundigheidsbevordering. De risico's van gegevensuitwisseling krijgen naar hun idee buitenproportioneel veel aandacht. De consequenties van het niet delen van gegevens kunnen vele malen groter zijn. Het gevaar is dat mensen uit angst niet meer doen wat ze zouden moeten doen. Als er sprake is van een evident belang, zijn hulpverleners zelfs verplicht om in te grijpen.
31
Als de cliënt geen toestemming geeft, moet de professional zijn overwegingen goed vastleggen en transparant zijn naar de cliënt. 12.4 Succesfactoren van de pilot •
Huisartsen in Nijmegen zijn goed georganiseerd. De gemeente heeft een duidelijke gesprekspartner in de vorm van de CIHZN. Huisartsen zijn daarnaast ook lid van de Nijmeegse LHV afdeling.
•
Huisartsen en gemeente zien de noodzaak van gegevensuitwisseling in.
•
Om administratieve lasten te voorkomen, hoeft de huisarts verwijzingen niet rechtstreeks te melden aan de gemeente. Tenzij de huisarts de cliënt rechtstreeks aanmeldt bij een wijkteam of praktijkondersteuner, verlopen signalen over inzette zorg via de zorgaanbieder.
•
Het privacy convenant helpt de gemeente bij inrichting van systemen en het maken van (werk) afspraken. Daarnaast blijft het convenant een thema voor deskundigheidsbevordering van professionals binnen de sociale wijkteams.
12.5 Aandachtspunten van de pilot •
Sociale wijkteams kunnen door huisartsen als omweg gezien worden om bij de maatschappelijk werker te komen. Waar huisartsen voorheen rechtstreeks contact hadden met een maatschappelijk werker uit de wijk, moeten zij nu eerst contact opnemen met het wijkteam, waarna die die maatschappelijk werker inschakelt. Maatschappelijk werkers van o.a. NIM hadden voorheen kortere lijnen met huisartsen dan nu. Aan dit knelpunt wordt gewerkt.
•
Uitdaging is de discussie welke gegevens wel/niet gedeeld mogen worden te voorkomen.
•
De gemeente heeft nog geen beveiligd mail systeem, waardoor gegevens vooralsnog niet gemakkelijk en snel kunnen worden uitgewisseld.
32
Referenties Gemeente Nijkerk 2012-2014 Interne documenten ter inzage: Aansluitdocumenten, infographic convenanten, Leertuinmethodiek, eisen aan dossiervoering, begeleidende brief afronding Leertuin. J.J.A. van Boven en drs. P.J. Gunst 2013 Grondslag samenwerken zorg en veiligheid. Naar een handelingskader gegevensdeling. Tilburg: mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. KNMG, GGD GHOR Nederland & GGZ Nederland 2014 Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg. Op 10-09-2015 geraadpleegd via http://knmg.artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublicatie/62432/Handreiking-gegevensuitwisseling-inde-bemoeizorg-2014.htm. KNMG , Mr. R.M.S. Doppegieter 2002 Privacywetgeving en omgaan met patiëntengegevens. Versie 3.0 (p. 3-11). Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 2013 Huisarts & Gemeente. Samen werken in de wijk. Hogendorp, de Boer en van Driesten. Provincie Gelderland, E. Steenbrink 2012 Samen naar een andere werkwijze rond privacy en samenwerking. Folder – Transformatie Jeugdzorg FoodValley. Horstmanshoff, M. 2013 'De artseneed is achterhaald'. Publicatie: 22-07-2013. Geraadpleegd op 26-09-2015 via http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/3463337/2013/06/22/De-artseneed-isachterhaald.dhtml. E.E. van der Laan 2015 'Notitie ten aanzien van uitwisselen van informatie bij (vermoedens van) kindermishandeling.' Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik. Brief aan de voorzitter van Commissie VWS, Mw. W.J.H. Lodders. Op 26-09-2015 geraadpleegd via http://www.taskforcekinderenveilig.nl/567/brief.pdf. Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) 2013 Calamiteitenonderzoek Tilburg. Nota van bevindingen.Op 10-09-2015 geraadpleegd via https://www.jeugdinspecties.nl/_database/documenten/Nota%20van%20Bevindingen %20Tilburg.pdf. 2013 Leren van calamiteiten.
33
Bijlagen Bijlage 1 – Aantal onderzoeksparticipanten per gemeente
Gemeente
Aantal onderzoeksparticipanten
Functie
Heerhugowaard
3 onderzoeksparticipanten
beleidsadviseur, medewerker van Vicino NHN en een medewerker van Lost Lemon
Nijkerk
5 onderzoeksparticipanten
jurist, regionaal projectleider convenanten en beleidsmedewerkers
Hellendoorn
1 onderzoeksparticipant
beleidsmedewerker
Ommen en Hardenberg
2 onderzoeksparticipanten
beleidsmedewerkers
Nijmegen
2 onderzoeksparticipanten
beleidsmedewerkers
34