Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Provincie Noord-Brabant
projectnr. 14207-165847 revisie 01 10 mei 2010
Opdrachtgever Northern Petroleum Nederland B.V. Lange Voorhout 86 Unit 2 2514 EJ DEN HAAG
datum vrijgave 10 mei 2010
beschrijving revisie 01 Voortoets
orthern Petroleum Nederland B.V.
goedkeuring
vrijgave
R. Verhagen
A. Kant
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Inhoud
Blz.
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Toetsingskader Natura 2000 Doel van deze toetsing Werkwijze
3 3 3 4 5
2 2.1 2.2 2.3
Storende factoren Effectenindicator Pompveld Resumerend
7 7 10 12
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Effectenbeoordeling Beschrijving voornemen 1. Oppervlakteverlies 7. Verontreiniging 8. Verdroging 12. Verandering dynamiek substraat 13. Verstoring door geluid 14. Verstoring door licht 15. Verstoring door trillingen 17. Verstoring door mechanische effecten.
13 13 15 15 16 16 16 16 17 17
4
Conclusies
19
5
Literatuur / Bronnen
21
blad 1 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Northern Petroleum Nederland B.V. (NPN) is voornemens om op de mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg, ten westen van Wijk en Aalburg (provincie Noord-Brabant) gas te winnen. Hiervoor wordt deze locatie geschikt gemaakt voor een permanente winning van gas. Het plangebied ligt ten westen van Wijk en Aalburg en heeft geen beschermde status in het kader van de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur. Op een afstand van ca. 2 km ligt het gebied Pompveld, dat onderdeel is van het Natura 2000. De provincie Noord-Brabant heeft in een zienswijze aangegeven dat in de huidige vergunningaanvraag onvoldoende is onderbouwd dat van de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op het Natura 2000-gebied is te verwachten.
Figuur 1: Ligging Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche boezem (globale begrenzing rood omlijnd) t.o.v. de mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg, provincie Noord-Branbant.
1.2
Toetsingskader Natura 2000 De beschermingskaders voor de gebieden behorende tot Natura 2000 zijn beschreven in de Natuurbeschermingswet '98. Aanwijzing tot Natura 2000-gebied vindt plaats op basis van het voorkomen van specifieke soorten en/of habitattypen. Voor deze soorten en habitattypen zijn specifieke doelstellingen benoemd, de zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen. Voor Natura 2000-gebieden geldt dat plannen en ruimtelijke ingrepen getoetst moeten worden aan de zogenaamde instandhoudingdoelstellingen voor specifieke soorten en habitattypen.
blad 3 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
In het najaar van 2008 is het ontwerp-aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem ter inzage gelegd (bron: website Min. van LNV). De instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied zijn daarmee algemeen bekend gemaakt. In tabel 1a en 1b zijn deze instandhoudingsdoelstellingen weergegeven. In het beheerplan, waaraan voor dit gebied momenteel nog gewerkt wordt, zal aangegeven worden hoe deze instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd zullen worden. Een eerste concept van dit beheerplan is inmiddels in te zien via de website van de provincie NoordBrabant. Tabel 1a:
Instandhoudingsdoelstellingen Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem (bron: ontwerpaanwijzingsbesluit, Min. van LNV). Opgenomen zijn de landelijke staat van instandhouding en de specifieke doelstelling voor dit habitattype voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Doelstelling oppervlak = Doelstelling oppervlak waarop habitattype voorkomt. Doelstelling kwaliteit = Doelstelling kwaliteit habitattype. Landelijk
H3150
Staat van instandhouding matig ongunstig
Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem Doelstelling Doelstelling oppervlak kwaliteit uitbreiding verbetering
H3270 H6120 H6510A H91E0A
matig ongunstig zeer ongunstig matig ongunstig matig ongunstig
uitbreiding behoud uitbreiding behoud
Habitattype
Code
Meren met Krabbescheer en Fonteinkruiden Slikkige rivieroevers Stroomdalgraslanden Glanshaven en Vossenstaarthooilanden Vochtige alluviale bossen
Tabel 1b:
verbetering behoud verbetering verbetering
Instandhoudingsdoelstellingen Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem (bron: ontwerpaanwijzingsbesluit, in. van LNV). Opgenomen zijn de landelijke staat van instandhouding (leefgebied en/of populatieomvang) en de specifieke doelstelling voor deze habitatrichtlijnsoort voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Doelstelling omvang = Doelstelling omvang geschikt leefgebied voor betreffende soort. Doelstelling kwaliteit = Doelstelling kwaliteit van dit leefgebied. Doelstelling populatie = Doelstelling omvang van de populatie.
Habitatrichtlijnsoorten Bittervoorn Grote modderkruiper Kleine modderkruiper Rivierdonderpad
Code
Kamsalamander
H1166
1.3
H1134 H1145 H1149 H1163
Landelijk Staat van instandhouding gunstig / onbekend matig ongunstig / onbekend gunstig / onbekend
Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem Doelstelling Doelstelling Doelstelling omvang kwaliteit populatie behoud behoud behoud uitbreiding verbetering behoud behoud
behoud
behoud
matig ongunstig / onbekend matig ongunstig
behoud
behoud
behoud
behoud
behoud
behoud
Doel van deze toetsing Het doel van deze rapportage is om te bepalen of negatieve effecten van de voorgenomen activiteiten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Pompveld te verwachten zijn.
blad 4 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
1.4
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Werkwijze Om aan bovengenoemde doelstelling te voldoen is de volgende werkwijze gekozen: 1. Met behulp van de effectenindicator van het Ministerie van LNV is bepaald voor welke factoren die mogelijk optreden bij gaswinning de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd voor het betreffende Natura 2000gebied gevoelig zijn; 2. Vaststellen welke van de habitattypen en soorten van het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem daadwerkelijk voorkomen in het gebied Pompveld. Hiervoor is gebruik gemaakt van het aanwijzingsbesluit voor het betreffende Natura 2000-gebied; 3. Uit stap 1 en 2 ontstaat een lijst van mogelijke effecten die relevant zijn voor het Pompveld. In stap 3 wordt voor deze effecten één voor één ingegaan op de lokale situatie, en wordt bepaald of negatieve effecten op betreffende habitattype of soort met zekerheid uit te sluiten zijn of niet.
blad 5 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
2 2.1
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Storende factoren Effectenindicator In onderstaande tabel 2 zijn de resultaten van de effectenindicator voor het Natura 2000gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem weergegeven. Opgemerkt moet worden dat de selectie van mogelijke effecten een zeer breed spectrum betreft, die zowel winning op land als zee omvat. In het volgende hoofdstuk wordt voor de relevante effecten specifiek ingegaan op de situatie voor het Pompveld. Tabel 2: Resultaten van de effectenindicator (bron:www.MinLNV.nl, doorklikken naar Natura 2000, hulpmiddelen gebiedsbescherming, effectenindicator) voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem, met als activiteit olie en gaswinning. In de tekst volgend op de tabel is een algemene toelichting gegeven op de nummers boven de kolommen is, zoals behoort bij de effectenindicator.
1. Oppervlakteverlies Kenmerk: afname beschikbaar oppervlak leefgebied soorten en/of habitattypen. Interactie andere factoren: verlies van oppervlakte leidt tot verkleining en in sommige gevallen ook tot versnippering van het leefgebied. Een kleiner gebied heeft bovendien meer te leiden van randinvloeden: vaak is de kwaliteit van het leefmilieu aan de rand minder goed dan in het centrum van het gebied. Op deze manier leidt verlies oppervlakte mogelijk ook tot een grotere gevoeligheid voor bijvoorbeeld verdroging, verzuring of vermesting. Werking: door afname van het beschikbare oppervlak neemt ook het aantal individuen van een soort af. Om duurzaam te kunnen voortbestaan moet elke soort uit een minimum aantal individuen bestaan; bij diersoorten wordt meestal van een minimum aantal paartjes (reproductieve eenheden) gesproken. Wanneer een populatie te klein wordt neemt de kans op uitsterven toe, zeker als deze populatie geen onderdeel uitmaakt van een samenhangend netwerk van leefgebieden. Bij een populatie die uit te weinig individuen bestaat, neemt ook de kans op inteelt toe en dus de genetische variatie af.
blad 7 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Hierdoor wordt een populatie kwetsbaar voor veranderingen tengevolge van bijvoorbeeld predatie, extreme seizoensinvloeden of ziekten. Ook habitattypen kennen een ondergrens voor een duurzame oppervlakte. 7. Verontreiniging Kenmerk: Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht. Interactie andere factoren: geen directe interactie met andere factoren. Wel kan verontreiniging als gevolg van andere factoren optreden. Gevolg: Vrijwel alle soorten en habitattypen reageren op verontreiniging. De ecologische effecten uiten zich in het verdwijnen van soorten en/of het beïnvloeden van gevoelige ecologische processen. Deze beïnvloeding kan direct plaatsvinden maar ook indirect via een opeenvolging van ecologische interacties. Bovendien kan verontreiniging zich pas vele jaren/decennia later manifesteren. De gevolgen van verontreiniging zijn divers en complex. In het algemeen kan gesteld worden dat aquatische habitattypen en soorten gevoeliger zijn dan terrestrische systemen. Ook geldt dat soorten in de top van de voedselpiramide, als gevolg van accumulatie, van verontreinigingen gevoeliger zijn. Echter, afhankelijk van de concentratie en duur van de verontreiniging zijn alle habitattypen en soorten gevoelig en kan verontreiniging leiden tot verandering van de soortensamenstelling. 8. Verdroging Kenmerk: Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand. Interactie andere factoren: verdroging kan tevens leiden tot verzilting. Door verdroging neemt ook de doorluchting van de bodem toe waardoor meer organisch materiaal wordt afgebroken. Op deze wijze leidt verdroging tevens tot vermesting. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optreden zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwelwater is water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Schade aan de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwelwater en het vervangen van dit type water met gebiedsvreemd water, noemen we ook verdroging. Gevolg: de verandering in grondwaterstand en soms ook kwaliteit van het grondwater leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en op lange termijn van het habitattype. 9. Vernatting Kenmerk: Vernatting manifesteert zich in hogere grondwaterstanden en/of toenemende kwel veroorzaakt door menselijk handelen. Interactie andere factoren: vernatting kan leiden tot verzoeting en verandering van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld als gevolg van inlaat van gebiedsvreemd water. Gevolg: Vernatting is een storende factor voor vegetatietypen en soorten die van nature onder drogere omstandigheden voorkomen. Vernatting grijpt in op de bodem- of watercondities.
blad 8 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Bij verdergaande vernatting kan een gebied ongeschikt worden voor planten en dieren en zo leiden tot een verandering in de soortensamenstelling en uiteindelijk het habitattype. 12. Verandering dynamiek substraat Kenmerk: er treedt een verandering op in de bodemdichtheid of bodemsamenstelling van terrestrische of aquatische systemen, bijvoorbeeld door aanslibbing of verstuiving. Interactie andere factoren: verandering overstromingsdynamiek, verandering mechanische effecten Gevolg: Verandering van dynamiek van het substraat kan leiden tot verandering van de abiotische randvoorwaarden waardoor levensgemeenschappen kunnen veranderen. Dynamiek van het substraat is bijvoorbeeld van belang voor droge pioniervegetaties in de duinen en stuifzanden, of voor mosselbanken in de Waddenzee. 13. Verstoring door geluid Kenmerk: verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer danwel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Interactie andere factoren: Treedt vaak samen met visuele verstoring op door bijv. vliegen autoverkeer, manifestaties etc. Gevolg: Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een afname van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid. Voor zeezoogdieren en vogels is in bepaalde gevallen deze dosis-effect relatie goed gekwantificeerd. 14. Verstoring door licht Kenmerk: verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Interactie andere factoren: geen? Gevolg: Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risicos. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden. 15. Verstoring door trilling Kenmerk: Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Interactie andere factoren: kan vooral samen optreden met verstoring door geluid Gevolg: Trilling kan leiden tot verstoring van het natuurlijke gedrag van soorten. Individuen kunnen tijdelijk of permanent verdreven worden uit hun leefgebied. Over het daadwerkelijke effect van trilling is nog zeer weinig bekend. Naar het effect op zeezoogdieren is wel onderzoek verricht.
blad 9 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
17. Verstoring door mechanische effecten Kenmerk: Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers. Interactie andere factoren: verstoring kan samenvallen met verstoring door geluid, licht en trilling. Gevolg: deze storende factor kan leiden tot een verandering van het habitattype en/of verstoring of het doden van fauna-individuen. Bij habitattypen treedt de verstoring/verandering vaak op ten gevolge van recreatie of bijvoorbeeld militaire activiteiten. Het effect is zeer afhankelijk van de kwetsbaarheid (gevoeligheid) van het habitattype. Waterrecreatie en scheepvaart leiden tot golfslag, hetgeen effect kan hebben op de oeverbegroeiing en waterfauna. Luchtwervelingen van bijvoorbeeld windmolens kunnen leiden tot vogelsterfte.
2.2
Pompveld Het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem bestaat uit drie aparte deelgebieden. Pompveld en Kornsche Boezem liggen in Noord-Brabant, ten zuiden van de Afgedamde Maas; Loevestijn ligt ten noorden van de afgedamde Maas, in de provincie Gelderland. Tussen de drie deelgebieden bestaat er geen directe ecohydrologische relatie. Het deelgebied Pompveld betreft een laaggelegen kleipolder. Deze polder is geheel omsloten door kades en heeft een eigen waterhuishouding. Het gebied bestaat uit moeras, grienden, bosjes, vochtige graslanden, doorsneden door sloten. Ook ligt in het Pompveld nog een functionerende eendenkooi. Het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem is aangewezen voor 5 habitattypen en 5 habitatsoorten. In het concept-beheerplan voor Pompveld & Kornsche Boezem is, op basis van het feitelijk voorkomen van (leefgebied voor) de habitattypen en soorten, aangegeven dat hiervan alleen de drie vissoorten van toepassing zijn op het deelgebied Pompveld, te weten Grote modderkruiper, Kleine modderkruiper en Bittervoorn (Gebiedsteam "Pompveld & Kornsche Boezem", 2009). De doelstellingen voor deze soorten zijn vermeld in tabel 3. Tabel 3: Soorten en doelstelling van toepassing op het deelgebied Pompveld Habitatrichtlijnsoort Bittervoorn
Code H1134
Grote Modderkruiper
H1145
Kleine modderkruiper
H1149
Doelstelling Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie
In het Pompveld is een recente inventarisatie van specifiek de Grote modderkruiper uitgevoerd (figuur 2). De Grote modderkruiper komt verspreid voor in lage dichtheden, echter alleen in sloten met geen of een extensief beheer. Tijdens de inventarisatie zijn tevens de Kleine modderkruiper en de Bittervoorn gevangen. De Bittervoorn leeft in dit deel van het rivierenland in relatief hoge dichtheden, maar de verdere verspreiding binnen het Natura 2000-gebied is niet bekend.
blad 10 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Dankzij de goede waterkwaliteit is in sloten Krabbenscheervegetatie (Stratiotetum) aanwezig en komen populaties voor van de libellen Glassnijder (Brachytron pratense) en Vroege glazenmaker (Aeshna isosceles). Het Pompveld herbergt een flinke populatie van de Heikikker, die in dit deel van het land een kerngebied heeft.
Figuur 2: Verspreiding van de Habitatrichtlijnsoorten van toepassing op het Pompveld (Bron: Gebiedsteam "Pompveld & Kornsche Boezem", 2009).
blad 11 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
2.3
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Resumerend Zoals vermeld in paragraaf 2.2 komen in het Pompveld een drietal habitatrichtlijnsoorten voor. Uit paragraaf 2.1 blijkt dat deze vissoorten gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor alle factoren (m.u.v. vernatting) die in de effectenindicator van het ministerie van LNV gekoppeld zijn aan gas- en oliewinning. Op basis van beide voorgaande paragrafen wordt voor de mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg bepaald of de volgende factoren een negatief effect op de voor deze drie vissoorten geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen voor het Pompveld te verwachten zijn: 1. Oppervlakteverlies; 7. Verontreiniging; 8. Verdroging; 12. Verandering dynamiek substraat; 13. Verstoring door geluid; 14. Verstoring door licht; 15. Verstoring door trillingen; 17. Verstoring door mechanische effecten.
blad 12 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
3 3.1
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Effectenbeoordeling Beschrijving voornemen Inrichting Ten behoeve van de gaswinning zal een bestaande mijnbouwlocatie (voorheen in eigendom van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.) in gebruik worden genomen als winningslocatie. De ingreep ter plaatse richt zich op het inrichten van het veld voor gaswinning en transport naar het nabijgelegen hoogcalorische GTS leidingennetwerk (GTS: Gas Transport Services). Hiervoor zal er een pijpleidingaansluiting op de ca. 500 m verderop gelegen GTS pijpleiding gerealiseerd worden. Voor het winnen van het gas en het conditioneren van het gas voor transport naar het GTS leidingennetwerk is een installatie nodig zoals hieronder beschreven. In de eerste plaats is daar de put met de putmond welke is voorzien van de nodige, van afstand bedienbare, afsluiters. De putmond is geplaatst in de vloeistofdichte putkelder. Het geproduceerde gas en eventueel mee geproduceerd water en aardgascondensaat wordt naar de fasescheider geleid, alwaar het gas van de vloeistoffen worden gescheiden, waarna vervolgens het water van het aardgascondensaat gescheiden wordt. De vloeistoffen worden naar een viertal opslagtanks geleid, twee voor water en twee voor condensaat. Als een tank vol is, wordt deze geleegd en wordt de vloeistof per truck voor verdere verwerking naar een erkende verwerker getransporteerd. Het geproduceerde gas gaat naar de gasbehandelingsinstallatie, waar verdere vloeistoffen (water en aardgascondensaat) worden afgescheiden alvorens het gas via de pijpleiding naar de GTS pijpleiding wordt getransporteerd. Als de druk van het geproduceerde gas onder de druk van de pijpleiding komt, zal het gas op druk worden gebracht door middel van compressie. De benodigde apparatuur en gebouwen zijn schematisch weergegeven in de navolgende figuur 3. Alle onderdelen zullen, voor zover mogelijk, worden ingepast in de omgeving middels kleurstelling en beperking van hoogtes. Gebouwen zullen niet hoger worden dan 6 m. De afblaaspijp is nodig om in geval van onderhoud aan de installaties en in bepaalde gevallen van veiligstellen van de installatie, het gas dat in de installatie aanwezig is te kunnen aflaten. Omdat het om zeer geringe hoeveelheden gaat wordt dit gas geventileerd en niet verbrand. Er is in de productiefase geen sprake van affakkelen. De locatie is reeds geheel verhard. Grondverzet op de locatie zelf is daarom niet nodig. Wel is voorzien in de verbreding van een bestaande toegangsweg. Ter compensatie van deze wegverbreding, waardoor het verhard oppervlak enigszins toeneemt, wordt ten zuiden van de locatie een bestaande sloot verbreed (figuur 4).
blad 13 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Figuur 3: Schematische indeling van het terrein na inrichting
Figuur 4: Schematische tekening van de slootverbreding (grijs).
blad 14 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Winningsduur De duur van de winning is nooit tevoren exact vast te stellen. De bepaling van de hoeveelheid aanwezig gas en toestroming naar de put(ten) is gebaseerd op berekeningen waarin een aantal aannames wordt gedaan. Het beeld van de uiteindelijk economisch winbare hoeveelheid gas en de snelheid waarmee dit gebeurt, wordt aangepast gedurende de productiefase, als dagelijks productiegegevens beschikbaar komen en de aannames daarmee kunnen worden verfijnd. De overheid heeft voor de Andel III licentie, waar Wijk en Aalburg onderdeel van is, een winningsvergunning verleend in november 2008 voor een duur van 30 jaar. In het Wijk en Aalburg veld zit een geschatte hoeveelheid gas van ongeveer 220 miljoen m3. Als de economische winbaarheid tot een einde komt heeft NPN de wettelijke plicht de situatie weer zo veel mogelijk in oorspronkelijke staat terug te brengen (landbouwgrond als onderdeel van de agrarische hoofdstructuur). Eventuele verwerking van aardgas van elders is niet voorzien. Het gasveld ligt geïsoleerd en de locatie is klein en alleen geschikt voor de locale gasproductie. Als de faciliteiten zijn aangelegd is de productie van het gas een nauwelijks waarneembare activiteit. Vergelijking met grotere regionaal opererende productielocaties of energiecentrales gaat niet op.
3.2
1. Oppervlakteverlies De planlocatie Wijk en Aalburg ligt op een afstand van zo'n 2 km van het Pompveld. Oppervlakteverlies voor het leefgebied van de vissen is daarmee uitgesloten.
3.3
7. Verontreiniging Oppervlaktewater De mijnbouwlocatie is geheel verhard. Bij werkzaamheden waarbij verontreinigingen vrij kunnen komen wordt het water opgevangen en afgevoerd naar de opslagtanks voor periodiek transport naar erkende verwerkers. Na afronding van de werkzaamheden wordt de locatie met hogedrukreinigers schoon gespoten. Ook dit water wordt opgevangen in de opslagtanks en afgevoerd. Verontreiniging van het oppervlaktewater in de omgeving van de boorlocatie wordt daarmee voorkomen, en daarmee verontreiniging van het water in het Pompveld. Atmosfeer Tijdens onderhoudswerkzaamheden worden mogelijk kleine hoeveelheden gas aanwezig in de installatie afgelaten naar de atmosfeer. Dit betreft zeer geringe hoeveelheden vluchtige stoffen, die zich in de atmosfeer snel zullen verdunnen. Afhankelijk van de windrichting, weersomstandigheden (bijv. neerslag) en het gedrag van de betreffende stof in de atmosfeer kunnen dan zeer geringe hoeveelheden van deze stoffen neerslaan in het Pompveld, en daarmee in het leefgebied van de vissen. Het betreft een incidentele gebeurtenis, met een geringe uitstoot, waarvan slechts een zeer gering deel op het Pompveld neer kan slaan. Negatieve effecten op de betreffende vissoorten van het Pompveld zijn daarom niet aan de orde.
blad 15 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
3.4
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
8. Verdroging Bij de gaswinning wordt gas van een diepte van meer dan 2.000 m opgepompt. Deze diepte ligt ver beneden het eerste watervoerende pakket, en zal deze niet beïnvloeden. Voor de gaswinning wordt gebruik gemaakt van de bestaande conductorpijp. Deze is in zijn geheel waterdicht en is tot ca. 50 m-mv. aanwezig. De voorgenomen gaswinning heeft geen invloed op de grondwaterstanden en -stromingen in het eerste watervoerende pakket. De mijnbouwlocatie zelf is reeds geheel verhard. Het betreft een oppervlakte van circa 1,5 ha. Neerslagwater wordt afgevoerd naar sloten in de omgeving, en kan daar infiltreren. De verharding heeft daarmee nauwelijks invloed op de hoeveelheid neerslag die in de bodem infiltreert. Als gevolg van de voorgenomen gaswinningsactiviteiten zullen de (grond)waterstanden in het Pompveld niet beïnvloed worden.
3.5
12. Verandering dynamiek substraat De mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg ligt op een afstand van zo'n 2 km van het Pompveld en heeft geen invloed op het substraat in het Pompveld, bijv. door wind- of watertransport van zand- of slibdeeltjes. Verandering in dynamiek substraat in het Pompveld als gevolg van voorgenomen activiteit is dan ook niet aan de orde.
3.6
13. Verstoring door geluid Op de boorlocatie draaien een aantal generatoren, koelers en pompen. Daarnaast is er sprake van vrachtverkeer om het productiewater en condensaat op te halen. Uit het geluidsonderzoek (Oranjewoud, 2009) blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen in de directe omgeving (200 tot 500 m van de locatie) ten hoogste 28 dB(A) in de dagperiode bedraagt en 30 dB(A) in zowel de avond- als in de nachtperiode. Het maximale geluidniveau beoordelingsniveau (LAmax) bedraagt ter plaatse van deze beoordelingspunten ten hoogste 44 dB(A) in de dagperiode en 30 dB(A) in de avond- en nachtperiode. Op het zo'n 2 km verderop gelegen Pompveld zal de geluidsbelasting nog aanzienlijk lager zijn dan bovengenoemde getallen. Negatieve effecten op de betreffende vissoorten zijn dan ook niet te verwachten.
3.7
14. Verstoring door licht De verlichting van de mijnbouwlocatie is normaal gesproken minimaal. Alleen ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden wordt de hoeveelheid verlichting mogelijk verhoogd, afhankelijk van de aard en de duur van de werkzaamheden. Gezien de hoogte van de gebouwen en installatie (max. 6 m) is de uitstraling hiervan beperkt tot de directe omgeving. Verstoring van de vissen in het Pompveld ten gevolge van verlichting op de locatie Wijk en Aalburg is niet aan de orde.
blad 16 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
3.8
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
15. Verstoring door trillingen Voor de gaswinning wordt gebruik gemaakt van de bestaande put. Het gas komt onder eigen druk uit de bodem en hierdoor is er nauwelijks tot geen sprake van trillingen. Uitgesloten is dat deze zich over een afstand van enkele kilometers door de bodem verplaatsen naar het Pompveld.
3.9
17. Verstoring door mechanische effecten De mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg ligt op een afstand van zo'n 2 km van het Pompveld. Betreding van het Pompveld is dan ook niet aan de orde, en daarmee is er ook geen sprake van bodemverdichting e.d. Verstoring door mechanische effecten in het Pompveld is daarmee uitgesloten.
blad 17 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
4
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Conclusies Het doel van deze rapportage is om te bepalen of negatieve effecten van de voorgenomen activiteiten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Pompveld te verwachten zijn. Voor dit gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de vissoorten Grote en Kleine modderkruiper en Bittervoorn relevant. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten op de mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg zijn geen negatieve effecten op deze vissoorten aan de orde. De activiteiten worden in hun geheel uitgevoerd buiten het natuurgebied Pompveld. Ook de waterkwaliteit en waterkwantiteit in het Pompveld worden niet beïnvloed door de voorgenomen activiteiten. Het leefgebied van de betreffende vissoorten wordt dan ook niet aangetast. De voorgenomen activiteiten gaan gepaard met een aantal in potentie verstorende factoren voor vissen, zoals licht, geluid en trillingen. Gezien de inrichting van de mijnbouwlocatie, en de afstand tot het Pompveld, zijn van deze factoren geen negatieve effecten op de betreffende vissoorten te verwachten.
blad 19 van 21
Water & Klimaat
projectnr. 14207-165847 10 mei 2010, revisie 01
5
Voortoets mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg Gemeente Aalburg Provincie Noord-Brabant
Literatuur / Bronnen Werkgroep "Pompveld & Kornsche Boezem", 2009. Beheerplan Natura 2000. Pompveld en Kornsche Boezem. Werkdocument t.b.v. GS-vergadering 6 juli 2009. In opdracht van de Provincie Noord-Brabant. Oranjewoud, 2009. Akoestisch onderzoek. NPN Mijnbouwlocatie Wijk en Aalburg. In opdracht van Northern Petroleum Nederland B.V. www.minLNV.nl - effectenindicator www.minLNV.nl - aanwijzingsbesluit Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem.
blad 21 van 21
Water & Klimaat