Verslag van de vergadering van de statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid van 8 maart 2006 van 14.00 uur tot 17.50 uur in de Blauwe zaal (C319) van het Provinciehuis te Groningen Aanwezig: dhr. H. Hemmes (SP, plaatsvervangend voorzitter), mw. I.L. Voogd (PvdA), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. J.W. Kok (PvdA), mw. L.K. Smit (PvdA), mw. C.A. de Lange (PvdA), dhr. J.D. De Vries (D66), mw. T. Deinum-Bakker (D66), mw. J.F.W. Boon-Themmen (VVD), dhr. J.G. Abbes (CDA), mw. A.G. van KleefSchrör (CDA), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), dhr. T.J. Zanen (PvhN), mw. F. Stavast (GroenLinks) Niet aanwezig: mw. A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks, voorzitter), dhr. M. Boumans (VVD), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks) Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), (Verslagbureau Groningen) 1.
mw. dhr.
C.A.M. Mulder M.C. Postma
Opening en mededelingen
De voorzitter informeert de commissieleden dat mw. Folkerts zich heeft afgemeld, evenals mw. De Winter-Wijffels, dhr. Van Zuijlen en dhr. Boumans. Bij de secretaris ligt voor geïnteresseerden een informatiebrochure ter inzage van de Bond Heemschut (Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland). De voorzitter herinnert de commissieleden eraan dat op 19 april a.s. een werklunch staat gepland met de stichting SOS-telefonische hulpdienst Groningen en Drenthe, voorafgaande aan de commissievergadering om 12.30 uur. De precieze locatie zal nog worden bekendgemaakt. 2.
Regeling van werkzaamheden - voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de voorzitter niet bereikt. - vaststellen van de agenda De voorzitter deelt mee dat mw. Mansveld het verzoek heeft gedaan om ingekomen stuk 8 m. te agenderen als bespreekstuk. De commissie gaat ermee akkoord dat dit als agendapunt 10a op de agenda wordt geplaatst.
3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter geeft aan dat zich een drietal insprekers heeft gemeld.
1
Voor agendapunt 12 met betrekking tot de molens zullen mw. Jansen, directrice van de Stichting Groninger Landschap en dhr. Dorenbos, voorzitter van de Stichting De Groninger Molen van hun recht op inspraak gebruik maken. Voor agendapunt 13 heeft mw. Klaassen zich gemeld, directrice van Kunststation C. 4.
Vaststelling verslag Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid van 18 januari 2006
Mw. Voogd (PvdA) leest op blz. 28 tot haar grote verrassing dat zij tot de GroenLinks-gelederen is toegetreden, dat is echter onjuist. Dhr. Kok (PvdA) is blij met de brief die is ontvangen over de Oude Remise. Hij zou het op prijs stellen als de gedeputeerde daar een korte toelichting op zou kunnen geven. Ook over de stand van zaken rond de Kunstraad verneemt hij graag naders. De voorzitter lijkt het gepast om dit bij het agendapunt Mededelingen gedeputeerde(n) aan de orde te laten komen. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat deze budgetfinancieringsovereenkomst nog vastzat op een onderhandeling over de reële index. Daar is een akkoord bereikt en dat wordt nu voorgelegd aan het ROOS en het IPO om daar in breder verband al dan niet instemming over te bereiken. Daarna kan het verder worden ingevuld. Toezegging 2 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) schetst dat wordt overgegaan van het BRRM naar het BRIM, van restauratie naar instandhouding. In de commissie is erover gesproken dat daar knelpunten gaan ontstaan op het punt van restauratie. Daarin zal gekeken worden wat belangrijk is, wat prioriteit heeft en waar men eventueel iets zou moeten doen. Dat moet eerst in kaart worden gebracht, dat kan daarna gebruikt worden voor het Masterplan. De gedeputeerde wenst dat stap voor stap aan te pakken en hoopt daar wat tijd voor te krijgen, zodat hij eerst de knelpunten qua restauratie in kaart kan brengen. De regeling van het BRIM is afgekomen en dat kan nu geanalyseerd worden. Maar daar is wel tijd voor nodig. Naar dat Masterplan zal worden toegewerkt en dat zal inzage geven in de collectie Groningen en de prioriteiten. Toezegging 3 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) informeert dat hier voortgang valt te bespeuren. Hij verwacht over circa 2 maanden iets definitiefs te kunnen aanbieden.
Toezegging 4 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat nog geen akkoord is bereikt met Drenthe, maar dat de gelden voor 2006 geraamd zijn op € 222.000,- en dat een bedrag gereserveerd staat, zodat de opening van de tijden van de Kindertelefoon niet in
2
gevaar komen. Op deze wijze kan dat onderzoek en uiteindelijk de deal met Drenthe wel verder uitgewerkt worden. Toezegging 5 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit afspraken betreft die tot stand zijn gekomen tussen de ambulancevoorzieningen, meldkamers ambulancezorg en ziekenhuizen in de drie noordelijke regio’s. Akkoord is bereikt en de afspraken zijn gemaakt. Het plan is alleen nog niet gedrukt, maar dat zal de commissieleden ter informatie worden toegezonden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) begrijpt dat deze toezegging blijft staan tot het plan er is. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat dit betrekking heeft op het GOR en dat betreft met name rampenbestrijding en inzet van ambulances. In die zin is de portefeuillehouder dhr. Alders vanuit die zin akkoord gegaan met het plan als zodanig. Wat betreft de provinciale taak op het gebied van ambulancezorg denkt mw. Mulder niet dat hier verder nog een inbreng in is. Zij wenst de commissie dat plan ter informatie echter wel doen toekomen. De voorzitter constateert dat deze toezegging van de lijst kan. Toezegging 6 Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat hierover contact is geweest met Bureau Jeugdzorg. Hun bezwaar is dat regels zijn beschreven in de Wet op de Jeugdzorg, dat betekent dat er een maatregel van bestuur is rondom de kwaliteit en werkwijze en het verwerken van die informatie. Dat ligt eenduidig vast. Bureau Jeugdzorg stelt dat ze een kader hebben waaraan men zich moet houden. De inzet zal niet een bijdrage nog extra kunnen leveren, omdat de kaders voldoende zijn waarbinnen zij moeten werken. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) reageert, aangevende dat het Inspectierapport juist stelt dat als ideeën of voorstellen op dat gebied aanwezig zijn, men deze graag wil horen. Dat Bureau Jeugdzorg niet in dossiers van het AMK mag speuren is helder en zal qua privacy goed zijn, maar als op een gegeven moment een zaak loopt bij Bureau Jeugdzorg en er is ook een zaak bekend bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, dan vindt dhr. Hilverts dat zoiets in het dossier of een geautomatiseerd dossier nagelezen moet kunnen worden. Dan behoeft men niet alle gegevens te hebben, maar een signaalfunctie moet wel aanwezig zijn. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit binnen Bureau Jeugdzorg al geregeld is. Dat is niet alleen kwestie van Bureau Jeugdzorg in Groningen, maar dat is een landelijk probleem dat nu opgelost is. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) meende dat dit ook in het stuk van de Inspectie Jeugdzorg genoemd werd. Als daar ideeën over waren, zou daarnaar gekeken worden. Is het dan niet goed dat archiefinspectie en Bureau Jeugdzorg daar gezamenlijk naar gaan kijken en dat als zaken aan het licht komen die ter verbetering meegegeven kunnen worden? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit duidelijk met wet- en regelgeving te maken heeft en dat moet wel binnen de wet kunnen worden ingekaderd. Daar is
3
door Bureau Jeugdzorg maar gekeken en men heeft nu een weg gevonden om in elk geval inzage in elkaars dossiers te hebben. De voorzitter concludeert dat deze toezegging van de lijst afkan. Toezegging 7 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit schriftelijk effectiever is dan wanneer de gedeputeerde nu alle getallen gaat noemen. De informatie staat op papier en kan nu verspreidt worden. De voorzitter beschouwt dit als een inlossing van deze toezegging. De toezegging kan van de lijst. Toezegging 8 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat vanuit de drie noordelijke provincies gezien de taalachterstanden in de noordelijke regio’s - druk is uitgeoefend op het ministerie van OCW en op de betreffende minister om te kijken of men naar een andere gewichtenregeling toe zou kunnen. Dat is uiteindelijk gelukt, dat is van 9% naar 6,4% gegaan. Dat leverde bij een dunbevolkt gebied weinig op, maar uiteindelijk is er een motie aangenomen waarin de verlaging naar 3% wordt aangegeven en dat is voordeliger. Men kan zich voorstellen dat dit ten nadele is van de grote steden, want ook de normen en eisen zijn enigszins veranderd - naast die gewichtenregeling -, dat betekent dat er nog voor de Begroting van 2007 vanuit het Noorden een behoorlijke lobby wordt opgezet om uiteindelijk die 3% wel voor elkaar te krijgen. Daarmee zal binnen de drie noordelijke provincies aan de slag worden gegaan. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of het mogelijk is dat het een en ander omtrent de gewichtenregeling inzichtelijk wordt gemaakt in de vorm van cijfermateriaal, zoals eerder is toegezegd. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit aanwezig is, zodat hier schriftelijk aan zal kunnen worden voldaan. Toezegging 9 Mw. Mulder (gedeputeerde) meldt dat met de G6 - waarmee gezamenlijk zaken rond verstedelijkte problematiek wordt opgepakt - de kwestie van de jongerenhuisvesting is aangekaart en dat men in mei er verder over van gedachten zal wisselen. Dan komt ook de presentatie over hoe dat wordt opgevangen binnen verschillende gemeenten. Dit is een hot item binnen de agenda. De voorzitter begrijpt dat deze toezegging nog wel moet blijven staan tot de precieze informatie aanwezig is.
Toezegging 10 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) duidt aan dat nieuwe cijfers zijn gearriveerd. Deze worden op dit moment bestudeerd. De toezegging blijft staan dat de commissie
4
geïnformeerd zal worden over die financiële situatie en dat het plan van aanpak onder de loep zal worden gelegd. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of dit betekent dat er nieuwe ontwikkelingen zijn, of zijn slechts de oude cijfers gecorrigeerd. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dit niet precies te weten. Deels zijn het namelijk nieuwe ontwikkelingen, maar voordat hij daar mededelingen over gaat doen wenst hij dit eerst goed in kaart te brengen. Het uitgangspunt blijft dat men duidelijkheid wil hebben wat er precies gaande is en alles onder controle moet zijn voordat nieuwe stappen worden gezet. Wat betreft het tweede gedeelte stonden er berichten in de krant dat het geregeld is, maar dat de rijkstoezegging nog niet binnen is. Daar kan de gedeputeerde nog geen recente informatie over geven. Toezegging 11 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) informeert de commissie dat contact is opgenomen met het Noord-Nederlands Trein- en Trammuseum. Daar is van alles gaande met betrekking tot het gebiedsgerichte beleid en wordt gewerkt aan het begeleiden bij plannen (het Loket Levende Dorpen). Voorts wordt bestudeerd of bij subsidiemogelijkheden geholpen kan worden. Tevens is er sprake van dat het gebouw zou moeten worden aangekocht, daar is de gemeente mee bezig en zal medio 2006 meer bekend over worden. Wat betreft de opknap (eerste fase) van het pand gaat het Noorderpoortcollege daar naar verwachting een werk/leerproject opzetten, daar is men al ver mee. Voor de tweede fase denkt men ook in deze richting. De gedachte is voorts of daar een multifunctioneel centrum zou kunnen komen. De provincie stelde dat opgepast moest worden met alleen maar een museum omdat men straks men een exploitatieprobleem zou kunnen komen te zitten. Dat probleem blijkt verlicht te kunnen worden doordat er zich een modelspoorbaanbedrijf zou kunnen vestigen, wat gunstig zou zijn voor de exploitatie. Het is mooi dat daar van alles gaande is. Als de ontwikkelingen wat verder gevorderd zijn wil de gedeputeerde daar op terugkomen, maar de ontwikkelingen zijn duidelijk gaande. De voorzitter lijkt dat deze toezegging van de lijst kan en de ontwikkelingen gevolgd zullen worden. Toezegging 12 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat binnen het overleg een bod is uitgebracht op het bewuste pand van de RABO-bank. Dat is per inschrijving gebeurd en daar heeft helaas een particulier dit pand aangekocht. Betreurenswaardig, maar de vraag kan nog wel gesteld worden wat men verder zou kunnen doen in dat kader, het blijft volgens de gedeputeerde een interessant project dat is gepresenteerd. De Historische Vereniging Aduard beraadt zich over de nieuwe situatie en daarna zal met de gemeente Zuidhorn en de provincie worden overlegd wat eventuele nadere stappen zullen zijn. Dhr. Zanen (PvhN) begrijpt niet dat dit fout is gelopen. De bank wist toch wel dat er belangstelling bestond van zijde van de Historische Vereniging, de gemeente en de provincie?
5
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat men per inschrijving een bod heeft kunnen uitbrengen en het bod van de particuliere partij nu eenmaal hoger was. Hoe hoog zo’n bod is kan van tevoren niet exact worden ingeschat. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat als men iets voorheeft met een dergelijk pand als provincie, gemeente, stichting en dorp, het toch doodzonde is dat de ontwikkeling nu in hoge mate wordt bemoeilijkt. Van de maquette weet dhr. Zanen zich te herinneren dat dit een centraal punt was in het plan. Zou het niet zo zijn dat enigszins de regie heeft ontbroken rondom die verkoop? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat de RABO-bank al tot die procedure had besloten en dat binnen dat kader het werk moet gebeuren. Het enige wat men dan kan doen is een bod uitbrengen. Dhr. Zanen (PvhN) begrijpt dat dhr. Gerritsen nog wel kansen ziet in de komende tijd om met een aantal andere aspecten rondom het klooster Aduard aan de slag te gaan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) beaamt dat, maar het is nu aan de Historische Vereniging zelf om aan te geven hoe men dat pad verder ziet. De voorzitter constateert dat deze toezegging van de lijst kan. Toezegging 13 Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat deze toezegging blijft staan. Toezegging 14 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat hieromtrent een brief is verstuurd die bij de ingekomen stukken staat. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op de Oude Remise. Het was de laatste dagen onduidelijk of daar een faillissement was aangevraagd of niet. Dat is wel gebeurd en dat zal naar verwachting dinsdag worden uitgesproken. Er zijn diverse kandidaten voor overname om het voort te zetten. Dat zal een zaak worden tussen die partijen en de curator. Voorts heeft de provincie het initiatief genomen om samen met de NOM een bureau in te schakelen die een ondernemingsplan gaat opstellen. Daardoor kan meer samenhang gecreëerd worden met de stichting, met de activiteiten die daar plaats vinden en met de bronsgieterij. Wat betreft de Kunstraad zijn voorzieningen gecreëerd zodat het werk door kan gaan. De samenstelling vindt plaats in overleg met de beoogde voorzitter en de stad en de provincie. Dat is voor een groot deel rond en binnenkort moet het College daar een definitief besluit over nemen.
Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt waarom de brief is verstuurd tot het jeugdbeleid dat straks aan de orde zal komen als visiestuk en waarover de
6
commissie een brief heeft mogen ontvangen. De aanleiding was dat men gaandeweg in februari zicht kreeg op de kwartaalcijfers 2005 met betrekking tot de jeugdzorg, waarin een enorme toename van het aantal aanmeldingen viel te constateren, ook ten aanzien van de jeugdreclassering en van de zorgaanspraak. De toename van het aantal aanmeldingen is 62% - de exacte cijfers komen nog, dit is een indicatie - van 2004 naar 2005. De toename in de totale jeugdreclassering is 54,5%. De indicering is 94,8% hoger. Maar dat traject verloopt tegenwoordig anders, gaat per module en is geen zuiver percentage. De crisisplaatsen zijn met 11,4% gestegen en de zorgaanspraken gemiddeld met 53%. Hierdoor zal de druk op de zorg steeds groter worden. Wat zou de reden zijn dat deze stijging in Groningen zo hoog is ten opzichte van de rest van Nederland? Dat heeft GS ertoe bewogen om een quick scan te laten maken over de jeugdzorg, met name over de vraagontwikkeling en de instroom. Tevens zal worden gebenchmarkt hoe dat verder in Nederland gesteld is, op doelmatigheid, doorlooptijden en werkwijzen. De gedeputeerde denkt dat men misschien voor een deel wel ten onder gaat aan het eigen succes met betrekking tot de signalering aan de voorkant. Een toename in aanmeldingen van 62,8% zit niet in die zorg zelf, maar met name aan de voorkant. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of dit het vierde kwartaal betreft of het gehele jaar. Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit gaat om cijfers van heel 2004 en 2005. Dat betekent dat daar inzicht over verkregen moet worden, omdat men ook weet dat de doeluitkering 6,4% is gestegen. Als gekeken wordt naar het aantal aanmeldingen, dan staat dat in geen verhouding. Als men uitgaat van de Wet op de Jeugdzorg ontstaan daar flinke tekorten, als men ieder kind het recht zou willen geven op de benodigde zorg. Via de Tweede Kamer is er al een spoeddebat geweest. De gedeputeerde weet dat staatssecretaris Ross zal kijken of er geld is. Naar haar idee is het echter geen kwestie van kijken naar geld, maar simpelweg van dat er meer geld moet komen. Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie contact heeft gehad met Bureau Jeugdzorg. Er bleken 240 kinderen te staan op de toegang van Bureau Jeugdzorg. Dat betreft een nettolijst, wat inhoudt dat alle GGZ-aanmeldingen en alles wat eventueel naar een andere plek kan, er al vanaf is gehaald! Dat betreft kinderen die morgen zorg nodig hebben. Zij begrijpt dat de gedeputeerde graag wil weten hoe de doelmatigheid et cetera van Bureau Jeugdzorg is, maar de PvdA-fractie zou graag zien dat er ook een signaal gaat naar het Rijk dat dit een onjuiste financieringsmethode is. Deze 240 kinderen op de wachtlijst moeten geholpen worden. De PvdAfractie wenst dat er zoveel zicht komt op de wachtlijsten – ook bij de zorgaanbieders – en op de financiën, dat dit opgelost kan worden. Op die manier kunnen keuzes gemaakt worden wat men wel en niet wil en hoe dat aan het Rijk duidelijk gemaakt moet worden. Langzamerhand leeft bij de PvdA-fractie het idee dat de OZBboekhouder van minister Zalm inmiddels bij staatssecretaris Ross is aanbeland, het rekenwerk begint haperingen te vertonen. Er is een enorm geldtekort. Wanneer zijn deze gegevens bekend? De PvdA-fractie wenst sec aan dit onderwerp in april een extra commissievergadering te wijden. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of dat onderzoek nu al loopt, of dat het nog enige tijd in beslag gaat nemen voordat dat plaats gaat vinden. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat men in de voorjaarsvakantie samen met BMC om de tafel heeft gezeten. Zij zijn dat traject ingegaan en medio april klaar met
7
een rapport. Die gegevens zullen eind april aanwezig zijn, dat betekent dat de actuele gegevens op dat moment ook bekeken kunnen worden. Dan kan er tevens gekeken worden wat dat in consequentie financieel betekent als er keuzes gemaakt worden. Mw. Mansveld (PvdA) lijkt dat heel belangrijk. Er kunnen feitelijke gegevens op tafel komen, maar er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Wat zijn de middelen die erbij moeten en wat zijn de consequenties van keuzes? Daar zal Bureau Jeugdzorg toch inzage in moeten kunnen geven over welke keuzes mogelijk zijn en waar zij zelf op inzetten om in elk geval de toegangwachtlijst weg te krijgen. Niemand zal vergeten zijn hoeveel geld als provincie in de AMK-wachtlijst is gestoken, ook bij gebrek aan financiën vanuit het Rijk. Mw. Boon-Themmen (VVD) meende dat vanuit het Rijk min of meer is toegezegd dat in de toeloop naar de p x q-financiering van volgend jaar - zodat elke klant gefinancierd kan worden -, mochten er tekorten zijn en dat goed onderbouwd kon worden, vanuit het Rijk financiering tegemoet gezien mocht worden. Mw. Mansveld (PvdA) denkt dat hier over verschillende zaken wordt gesproken. Aan de ene kant is er de jeugdbescherming, de OTS-rechter die beslist over onder toezicht stelling. Dat moet gewoon en is een openeind-financiering. Daar is het ministerie al niet in staat om met middelen te komen, maar daarnaast bestaat ook nog de zorgvraag bij Bureau Jeugdzorg en het succes van het Meldpunt Huiselijk Geweld. Het is bizar om te spreken van een succes, maar er komen nu wel veel meer gevallen boven water. Met die financiering komt mw. Ross in het geheel niet. Mw. Boon-Themmen (VVD) weet dat zij dat wel heeft toegezegd. Als er te weinig geld is, zou, - als er goede onderbouwing aanwezig zou zijn - aan dat gebrek tegemoetgekomen gaan worden. Bij de kinderbescherming wordt gefinancierd op basis van 2 jaar geleden en dat is natuurlijk een heel ongelukkige situatie. Mw. Mansveld (PvdA) lijkt het raadzaam als die toezegging boven water kan komen. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat de staatssecretaris in de onderhandelingen van het IPO heeft aangegeven dat het financiële kader toereikend moet zijn om de wet uit te voeren. Mocht blijken dat dit door harde cijfers niet zo is, dan zou het financiële kader aangepast moeten worden of de wet zou veranderd moeten worden, want iedereen heeft recht op Jeugdzorg. Dat traject loopt ook in IPO-verband. Dat laat echter onverlet dat gaandeweg de loop van dat traject al wordt gesignaleerd dat deze wet wel moet worden uitgevoerd en dat er tekorten zijn. Dat de provincies met de rug tegen de muur staan en opgezadeld zijn met een wet die men best wenst uit te voeren, maar effectiviteit en efficiency kunnen helaas niet altijd de toverwoorden zijn. Daar is een bepaalde rek in en iets uit te halen. Bij de zorgaanspraken is 10% meer productie gemaakt dan hetzelfde jaar daarvoor met dezelfde middelen. Op een gegeven moment is de rek er uit. Als bij deze toename van het aantal meldingen bij Jeugdzorg wordt gekeken wat dat in percentage betreft, dan is dat niet alleen maar op te lossen via efficiency en effectiviteit.
Mw. Mansveld (PvdA) weet goed van de huidige gang van zaken, maar die 240 kinderen staan nog steeds voor de stoep van Jeugdzorg! Dat betreft een nettolijst!
8
Men hoeft slechts af te wachten tot zich hier problemen gaan voordoen. Alles wat wordt ondernomen om dit op te lossen is natuurlijk toe te juichen, maar wat kan op korte termijn gebeuren om van die wachtlijst af te komen? De PvdA-fractie heeft al eerder aangegeven met alle plezier te willen kijken naar een overbruggingskrediet, want die kinderen moeten geholpen worden. Maar dan moeten wel de gegevens aanwezig zijn om te kunnen inschatten wat dat in de praktijk betekent. Mw. Mulder (gedeputeerde) denkt dat het goed is als in april een extra vergadering gaat plaatsvinden om de getallen helder te krijgen en de resultaten van het onderzoek te bespreken. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) constateert dat de PvdA-fractie een extra commissievergadering wenst. Daar kan hij zich in vinden. De gedeputeerde stelt dat halverwege april de cijfers boven water komen. Het zou kunnen zijn dat op die vergadering deze gegevens nog niet bekend zijn. Dhr. Hilverts wil die eerst wel gezien hebben, voordat een dergelijke vergadering plaatsvindt. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat de gegevens natuurlijk aanwezig moeten zijn. Tevens moet duidelijk zijn wat per onderdeel - niet alleen bij Bureau Jeugdzorg, maar ook bij de zorgaanbieder - waar op de wachtlijst staat en wat benodigd wordt om dat per wachtlijstonderdeel op te lossen en wat de consequenties zijn van die keuzes. Als ergens iets wordt opgelost blijft in de huidige situatie ergens anders iets liggen, dat zijn politieke keuzes die hier gemaakt moeten worden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) kan zich hierin vinden. Hij heeft een vraag rond het bedrag van 33 miljoen euro. Dat bedrag is extra vrijgemaakt voor jeugdzorg. Wat is met het deel dat Groningen heeft gekregen gebeurd, wordt dat ook al ingezet? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat 33 miljoen euro veel geld lijkt. Als echter bezien wordt welk bedrag naar jeugdzorg gaat, dan is dit slechts een druppel op de gloeiende plaat. In totaal heeft de provincie 6,4% meer aan middelen gehad, en dat is inclusief. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) begrijpt nog niet wat hiermee is gebeurd. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat dit geldbedrag nog moet worden gestort. Mw. Mansveld (PvdA) verduidelijkt dat dit bedrag van 33 miljoen euro niet naar Bureau Jeugdzorg gaat, maar naar de zorgaanbieders. De voorzitter stelt voor om de extra vergadering voorafgaand aan de commissievergadering te laten plaatsvinden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) was in de veronderstelling dat dit een reguliere commissievergadering moest zijn, die moet wel openbaar zijn. De voorzitter stelt dat een ochtendvergadering dat natuurlijk ook is. Mw. Mansveld (PvdA) kan daarmee akkoord gaan, op voorwaarde dat de gewenste informatie dan aanwezig is. De voorzitter beseft dat als de informatie er niet is, de datum verschoven moet worden.
9
Mw. Mulder (gedeputeerde) wenst het voorbehoud te maken dat de cijfers wel aanwezig moeten zijn. Zij kan niet voor 100% aangeven dat dit op 26 april het geval zal zijn. Mw. Mansveld (PvdA) maakt de datum niet zoveel uit, als het maar zo snel mogelijk gebeurt nadat de cijfers aanwezig zijn, want deze situatie duldt geen uitstel. De voorzitter is ervan overtuigd dat voor deze brisante kwestie wel een gaatje gevonden zal worden. 7.
Rondvraag
Niemand heeft een vraag voor de rondvraag. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
De voorzitter maakt er nogmaals melding van dat de laatste brief m. op de reguliere agenda is geplaatst als agendapunt 10 a. a.
Brief van GS van 2 februari 2006, nr. 2006-01.630/5/A.15, CW betreffende eindrapport museumregistratie fase II Groningen.
b.
Brief van GS van 30 januari 2006, nr. 2006-01048b/4/A.11, CW betreffende verantwoording Pilot Cultuureducatie.
c.
Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-24.063/51/A.23, CW betreffende jaarbegroting 2006 van de Theaterstichting Paradox.
Mw. Boon-Themmen (VVD) weet dat er sprake is van pogingen om Paradox in een andere situatie in te schuiven. Lukt dat ook? Dhr. Kok (PvdA) geeft aan dat zijn fractie blij is met de constructieve grondhouding van de gedeputeerde. Voorts is men benieuwd naar het vervolg. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan op dit punt geen nieuwe ontwikkelingen te kunnen melden. De informatie uit de brief is ook zijn laatste informatie, dat zal worden nagevraagd. Mw. Stavast (GroenLinks) lijkt het dat als in april weer een gesprek plaatsvindt, het wel goed is om de commissie middels een verslag op de hoogte te houden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) lijkt dit een geschikte methode. d.
Afschrift van een brief van GS (9 februari 2006, nr. 200601353/6/A8, CW aan het bestuur van de openbare bibliotheek Groningen.
Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dat de gedeputeerde in overleg is om verschillende zaken een plek te geven en te financieren. Begrijpt zij het goed dat de WSF-functie als zodanig binnen de IBL toch wordt ingepast en dat die blijft bestaan?
10
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat de elementen IBL, Aladin en PICA in het bestaande budget worden voortgezet, daar probeert men nu een oplossing voor te vinden. Mw. Boon-Themmen (VVD) mag concluderen dat de WSF-functie daarin wordt opgenomen? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) duidt aan dat dit op die specifieke punten het geval is. Daarover wordt binnenkort weer overleg gevoerd. e.
Brief van GS van 9 februari 2006, nr. 2005-11.076b/6/A.10, CW betreffende jaarrekening/jaarverslag 2004 RTV Noord.
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) moet een correctie aanbrengen op de brief. Bij het laatste bedrag van € 3.700.407,- moet nog € 70.000,- worden bijgesteld. Dat heeft te maken met herverdeling van fiscaliseringeffecten. Dat zit opgenomen in de begroting en betekent geen nieuwe uitgaven. f.
Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-19.447/51/A.17, CW betreffende subsidieaanvragen regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2e ronde 2005.
Mw. Boon-Themmen (VVD) begreep dat er in de toekomst misschien sprake zou zijn van de toepassing van een soort hardheidsclausule bij de toekenning van die cofinanciering als de gemeente niet meebetaalt. Kan de gedeputeerde aangeven wanneer sprake is van toepassing van die hardheidsclausule? Wat zijn de criteria als deze gaan gelden? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat die hardheid juist is dat dit op zijn merites wordt bekeken, dat gaat vaak om trajecten waarbij initiatieven van particulieren gehonoreerd kunnen worden en wat niet altijd afhankelijk behoeft te zijn van de gemeenten. Gesteld is dat er niet zomaar even een regeling wordt gemaakt waarvan afgeweken kan worden. Het zijn echt uitzonderingen die men wenst te maken en dan moet op dat moment op zijn merites worden bekeken hoe reëel dat is en wat de reden is waarom een gemeente bijvoorbeeld niet daarop kan insteken. De gedeputeerde merkt op dat het met name bedoeld is voor kleinschalige projecten waar particuliere initiatieven zijn van mensen met een ‘rugzakje’, zodat die kunnen doorgaan. Mw. Boon-Themmen (VVD) concludeert daaruit dat de aanvragen dus wat meer aarzelend doorkomen. Mw. Mulder (gedeputeerde) beaamt dat, men ziet dat gemeenten steeds minder geneigd zijn - of de middelen niet hebben - om daar subsidie bij te doen, en dat was voorwaarde. Om het nu totaal weg te strepen is ook niet geschikt, want als er een kleinschalig woonproject in een gemeente komt dan is het wel belangrijk dat dit door die gemeenten gedragen wordt. De provincie wenst met name die kleinschalige initiatieven van gemeenten niet blokkeren. Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dat die dus wel blijven komen. Mw. Mulder (gedeputeerde) beaamt dat.
11
g.
Brief van GS van 12 januari 2006, nr. 2005-24.127/2/A8, CW + bijlage betreffende reactie op motie inzake ontbreken sluitend terugkeerbeleid t.b.v. asielzoekers.
Mw. Stavast (GroenLinks) stelt dat in de brief van de minister de feitelijke procedure nog eens wordt uitgelegd. Zij refereert aan de mogelijkheid van een verblijfsvergunning op grond van buitenschuldcriteria. Mw. Stavast zou het prettig vinden als de commissie als reactie op deze brief opheldering vraagt hoeveel vergunningen nu op grond van dat buitenschuldcriterium zijn verleend. De achtergrond van die vraag is dat GroenLinks van mening is dat er volgens de formele omschrijving heel veel mensen onder zouden moeten vallen - en dat er wel wordt vermeld dat de mogelijkheid bestaat -, maar dat er heel erg weinig verleend worden. Zij verzoekt de commissie om de correspondentie gaande te houden, de druk op de ketel te houden en aan te geven dat men het toejuicht dat die regeling bestaat. Hoeveel verblijfsvergunningen zijn op grond van dat criterium verleend? Mw. Smit (PvdA) kan zich daarbij aansluiten. Zij denkt dat het briefje echter wel kort en bondig kan zijn, meer dan drie zullen het er namelijk niet zijn. Dat wenst ze graag officieel bevestigd te zien. Dit is niet meer dan een papieren tijger. Mw. Stavast (GroenLinks) weet niet goed wat de procedure is. Moet dat een verzoek zijn van een statenvergadering? De voorzitter beaamt dat een formeel verzoek afkomstig moet zijn van Provinciale Staten. Het lijkt hem het beste als mw. Stavast dit (via PS) verder oppakt. h.
Brief van GS van 9 februari 2006, nr. 2006-02144/6/A.19, CW betreffende informatie met betrekking tot de jeugdbescherming 2006.
Mw. Mansveld (PvdA) wenst niet meer in te gaan op de onvrede over de inhoud. Maar wat is de stand van zaken richting IPO en Rijk over dit gat? Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat ten aanzien van de jeugdbescherming een voorstel ligt richting justitie tot een systematiek van niet meer t-2, maar van t1. Maar dat daarin tevens in de financiële vergoedingen de prognoses omhoog of naar beneden worden meegenomen. Hier is oplettendheid geboden, want als men t2 systematiek had en men gaat naar t-1, dan zou het wel kunnen zijn dat op het moment dat t-2 verlaten wordt, dat nu net de hoogste piek zou kunnen zijn in het verwerken van een aantal OTS-en en reclasseringsactiviteiten. Dan zou men daar een nacalculatie over moeten hebben. Dat bod ligt er, en dat gaat nu in de onderhandeling richting justitie. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt de gedeputeerde of als dat zou worden overgenomen, dat voor de vakantie bekend zou zijn. Zou de voorfinanciering voor deze situatie dan opgeheven kunnen worden? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat als het t-1 is, men bij een groei nog altijd blijft zitten met een tekort. Zodra men groeit blijft dat een gat. Dat gaat pas naar beneden op het moment dat het aantal cliënten naar beneden gaat.
12
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) vraagt of dit geen punt zou zijn om mee te nemen naar de extra commissievergadering. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat dit een openeind-financiering betreft. Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat men hier geen keuze in heeft. De rechter doet een uitspraak en dat moet opgevolgd worden. Harder dan de jeugdbescherming kan men het bijna niet maken. i.
Brief van GS van 31 januari 2006, nr. 2006-01119a/4, betreffende uitvoeringsprogramma jeugdzorg 2006.
CW
j.
Brief van GS van 9 februari 2006, nr. 2006-02003a/6/A.13, CW betreffende uitvoering project 'verbetering van de acute zorg in Groningen'.
k.
Brief van GS van 2 februari 2006, nr. 2006-01.511/5/A.21, CW betreffende onderwijsnota Handig Zelfstandig en uitvoeringsprogramma onderwijs 2006.
l.
Brief van GS van 20 februari 2006, nr. 2006-03127, CW met betrekking tot de toekomstvisie jeugd.
Mw. Boon-Themmen (VVD) dacht dat om die visie nadrukkelijk gevraagd was door de PvdA-fractie. Nu begrijpt zij echter dat als dit niet mocht doorgaan, dat helemaal niet als zo’n probleem wordt beschouwd. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat het lopende dit hele verhaal onvermijdelijk is dat over een visie gesproken gaat worden. De PvdA-fractie stelt hoge prioriteit bij dit onderzoek nu en concrete aandacht voor de wachtlijsten. Dat laat onverlet dat de verantwoordelijkheid van de provincie en het belang dat men heeft in de hele keten en de gehele visie daarop, daar vanzelf achterweg komt. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of er misschien een misverstand is over het onderwerp dat die notitie moet bevatten. Als mw. Boon het antwoord van de gedeputeerde leest, dan wordt dat heel breed getrokken. De verhoudingen naar het Rijk, naar de gemeenten, en alle andere zaken die de jeugd aangaan…, terwijl ze destijds van de PvdA-fractie begrepen had dat deze echt vroeg om een visie op het jeugdbeleid. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat de vraagstelling was hoe men om wenste te gaan met de jeugd van 0 tot 23 jaar in deze provincie. Het is voor PvdA-fractie een jeugdbeleidsvisie geweest. Mw. Boon-Themmen (VVD) denkt dat dit toch de nota Handig Zelfstandig is. Mw. Smit (PvdA) stelt dat die nota handelde over louter onderwijs. Mw. Boon-Themmen (VVD) is van mening dat iets ook dermate breed kan worden getrokken dat ze zich het antwoord van GS kan voorstellen: aan wat wordt gevraagd kan met liefde voldaan worden, maar dat zoiets nog wel - onbepaalde - tijd in beslag zal gaan nemen.
13
Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt met nadruk dat hier niets wordt afgesteld. Vanuit GS is aangegeven dat een brede visie op jeugd wenselijk is. Dat heeft alles te maken met de voorliggende voorzieningen, de zorgstructuren in het onderwijs en uiteindelijk met het hele verhaal van een jongere van 0 tot 23 jaar, waar de provincie in een bepaald gedeelte een wettelijke taak in heeft. Zij geeft aan zich eerst te willen beperken tot die wettelijke taak, omdat er zo veel knelpunten in die taak zitten. Eerst moet ordentelijk bekeken worden hoe dat opgelost kan worden, dan pas kan het totaal worden neergezet en bekeken worden wat daar het provinciale aandeel in is. Bespreekpunten 9.
Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-24.265/51/A.35, CW + bijlage betreffende clientenbeleid in de jeugdzorg in de provincie Groningen.
Mw. Mansveld (PvdA) refereert aan de werklunch met het SPC, voorafgaand aan deze vergadering. Deze gaven aan het voorstel zoals het er lag vanuit GS niet voor dat geld te kunnen doen. Het voorstel gaat alleen over jeugdzorg, maar het is een goed onderbouwd voorstel en de PvdA-fractie ondersteunt het voorstel tot consulent jeugdzorg en voor dit bedrag. Klopt het dat dit € 30.000,- per jaar betreft? Voorts is het goed dat het vanuit een bestaand model is overgenomen uit Zeeland, waar hier goede ervaringen mee zijn. De voorzitter constateert dat de resterende commissieleden er ook zo over denken. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) wenst wel te vernemen waarom de cliëntenraad zo klein is. Komt dat omdat er door de wet te weinig gewicht aan wordt toegekend of is de belangstelling van de mensen zo klein dat er geen leden te krijgen zijn? Wat is voorts de reden dat er nog geen vertrouwenscommissie is? De klachtencommissie Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieder maken een openbaar verslag dat wordt toegestuurd aan GS. Dit openbare verslag ziet dhr. Hilverts graag op de agenda van deze commissie geplaatst. Op 7 juni is de laatste commissievergadering voor de vakantie, de ChristenUnie-fractie vindt dat een geschikte datum, anders wordt de bespreking over de zomervakantie heen getild. Dat geldt overigens ook voor de rapportages van de vertrouwenspersonen. Is er al een reactie of verslag van de Inspectie Jeugdzorg op het cliëntenbeleid? Zo ja, hoe was die reactie? Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de consulent Jeugdzorg die benoemd zou worden? Kunnen de werkzaamheden parttime worden uitgevoerd en voor hoeveel uur kan de consulent worden aangesteld? In Zeeland kan dat 16 uur per week, maar die provincie is kleiner dan de provincie Groningen. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat die € 30.000,- voor haar ook een vraagteken inhoudt. Zij zal bij de partners te rade gaan om te kijken of die afspraak wel goed is gemaakt. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat de directeur van het SPC met een voorstel kwam dat van een groter bedrag uitging. Voor haar was het echter ook nieuw dat het om een consulent ging, ook in relatie tot Zeeland. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan te zullen bestuderen of dit aan beide kanten nog wel spoort.
14
Een vertrouwenspersoon is aanwezig. De mogelijkheid bestaat om klachten in te dienen - ook voor de jeugdzorg - en tevens bestaan er cliëntenraden, die raden werken echter onafhankelijk van elkaar. Er is al eerder een poging gedaan om deze zelf gezamenlijk een poging te laten doen om tot een cliëntenraad te komen, maar dat is toentertijd niet gelukt. Nu is gesteld dat een periode van drie jaar wordt ingesteld om te bestuderen hoe uiteindelijk tot een goede inbedding van een cliëntenraad gekomen kan worden. Alle partijen nemen daaraan deel en gaandeweg dit traject zullen die er nog verder bij betrokken worden. De gedeputeerde zegt toe dat binnenkomende rapportages met betrekking tot dit onderwerp zullen worden doorgespeeld. In tweede termijn Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt wat er de reden van is dat er nog geen vertrouwenscommissie is ingesteld. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat er een vertrouwenspersoon is. Mw. Boon-Themmen (VVD) denkt dat dhr. Hilverts doelt op een vertrouwenscommissie die als er een cliëntenraad een klacht heeft ingediend bij bijvoorbeeld Jeugdzorg en Jeugdzorg gaat niet in op die klacht, in een dergelijk geval kan bemiddelen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) leest op blz. 2 toch duidelijk: “Zowel Bureau jeugdzorg als de jeugdzorgaanbieders beschikken nog niet over een dergelijke vertrouwenscommissie. Wij zullen Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders verzoeken een dergelijke vertrouwenscommissie in te stellen.” Waarom is die er dan nog niet? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit bij Bureau Jeugdzorg heel moeilijk is, omdat die nu gebruik maken van de vertrouwenspersoon bij SPC. Als er op dit moment klachten komen vanuit de Jeugdzorg of vanuit Bureau Jeugdzorg, dan wordt dat behandeld bij SPC door de vertrouwenspersoon. Maar dat betreft dus geen commissie. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vindt dat die er wel moet komen. De voorzitter schorst de vergadering kortstondig en geeft het voorzittersstokje na de pauze voor de behandeling van agendapunt 10 over aan mw. Boon.
10.
Initiatiefvoorstel SP/CDA over het provinciaal accommodatiefonds.
De voorzitter stelt voor eerst dhr. Hemmes en mw. Van Kleef de zaak te laten toelichten. Daarna komt een vragenronde, plus eventuele toelichting van de gedeputeerde. Zij stelt voor geen tweede termijn te houden, maar om die voor de statenvergadering te reserveren. Dhr. Hemmes en mw. Van Kleef wordt echter nog
15
wel de gelegenheid geboden om – na kort overleg – te reageren op wat in de eerste termijn is besproken. Dhr. Hemmes (SP) dankt allereerst voor de ambtelijke ondersteuning die hij heeft mogen ontvangen van de afdeling Sport. Zij hebben veel werk verricht. Dit voorstel is ontstaan uit het feit dat dhr. Hemmes al een aantal jaren meeloopt als vrijwilliger in de sport en hij merkt dat veel gemeenten de sportaccommodaties hebben geprivatiseerd. Op zich is dat niet het grootste probleem, maar onder druk van regelgeving en allerlei eisen die worden gesteld en onder druk van ledenverlies waar valt te nemen dat verenigingen noodgedwongen proberen de contributies zo laag mogelijk te houden om iedereen aan sport deel te laten nemen- treedt een achterstand op bij onderhoud en vernieuwingen van accommodaties. De provincie Groningen doet veel aan sportstimulering, maar uit een enquête die is gehouden onder verenigingen en gemeenten blijkt dat er te weinig aandacht is voor de hardware. Dat is gedeeltelijk de schuld van te weinig financiën, gedeeltelijk van te weinig knowhow – verenigingen worden deels bestuurd door vrijwilligers –, maar vaak wordt gewoonweg vergeten dat accommodaties ook om de vijf à tien jaar wat aandacht nodig hebben. Daar wordt vaak geen geld voor gereserveerd. De problemen zijn reeds aanwezig bij een aantal verenigingen, maar uit een enquête blijkt dat die problemen op middelkorte termijn alleen maar groter zullen worden. Het voorstel van CDA en SP behelst niets meer dan een kleine bijdrage van de provincie, ook als soort van stimulering om gemeenten en verenigingen aan te sporen om meer te doen aan de instandhouding van accommodaties. Als dat niet gebeurt, kan straks misschien nog wel overal worden gesport, maar na afloop bijvoorbeeld niet meer gedoucht worden. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) geeft aan dat in de vorige periode de Staten al sterk hebben ingezet op versterking van de breedtesport, onder andere door het Groninger sportmodel in te voeren. De afgelopen jaren is veel gesproken over meer bewegen, dat jongeren meer moeten worden aangespoord om te bewegen en het bevorderen van de sociale cohesie in de dorpen, hetgeen een positieve uitwerking zal hebben richting plattelandsbeleid. Met dit initiatief wenst de CDA-fractie te benadrukken dat meerdere doelen gediend worden, onder andere het stimuleren en waarderen van het vrijwilligerswerk, het bevorderen van een gezonde leefstijl, het bevorderen van het leefklimaat in wijken, dorpen en buurten en met deze investering kan ook een positieve bijdrage geleverd worden aan het milieu. Tevens is het voorstel een aanvulling en versterking van het huidige provinciale beleid met betrekking tot de breedtesport, het realiseren van accommodaties in combinatie met andere functies, zoals onderwijs en zorg. Ook die kunnen nieuwe mogelijkheden bieden aan sportparticipatie en ontwikkeling. De CDA-fractie is benieuwd hoe andere partijen hierop zullen reageren en ook naar de reactie van het College. Voorts onderstreept mw. Van Kleef het betoog van dhr. Hemmes.
Mw. De Lange (PvdA) noemt het namens de PvdA-fractie een sympathiek voorstel en zij complimenteert de SP- en CDA-fractie voor het geleverde werk. Een aantal vragen en opmerkingen blijft echter. Voor de PvdA-fractie is het een principieel feit dat het hier gaat om een gemeentelijke verantwoordelijkheid, en om daar zomaar in te stappen heeft niet haar voorkeur. Voorts is het de vraag of gemeenten hier wel op zitten te wachten. Mocht dat wel het geval zijn, dan is het de vraag of ze wel de
16
financiële middelen hebben om die co-financieringsregeling te financieren, want er is natuurlijk niet voor niets bezuinigd. Voorts is de vraag over de vijfjarige looptijd van belang. Dit lijkt de PvdAfractie vrij kort. Een normale hypotheek bij een bank, daar staat zo’n 30 jaar voor en dus ook 30 jaar de tijd om af te betalen en hier moet in vijf jaar tijd maximaal € 50.000,- aan de gemeente en € 50.000,- aan de provincie afbetaald worden. Zal dit uiteindelijk niet in de contributies worden doorberekend? Dan is het de vraag of deze regeling wel iets oplost. De maximale hoogte van de lening is € 50.000,-, dan zou men € 50.000,- van de gemeente, € 50.000,- van de provincie en € 50.000,- zelf inzet hebben. Dan zit men op een krediet van € 150.000,-. In de bijlage leest mw. De Lange echter dat veel projecten meer dan € 150.000,- kosten, moet men dan niet alsnog naar de bank gaan om de rest van het bedrag te gaan lenen? Het financiële voordeel van de verenigingen is vrij klein, als men een lening heeft van € 10.000,zou dat maar een financieel voordeel van € 35,- per maand opleveren. Wat zeggen het CDA en de SP hierover? Daarnaast leeft bij de PvdA-fractie de vraag waarom men zich alleen op sportverenigingen heeft gericht en niet op andere verenigingen, zoals hobbyclub of toneelclub die vaak ook met een clubhuis te maken hebben. Die moeten af en toe ook verbouwen en spelen toch ook een belangrijke rol in de sociale infrastructuur. De PvdA-fractie is van mening dat dit punt breder moet worden beschouwd, in het oog van de gehele sociaal-economische revitalisering en dat ook andere verenigingen hierbij betrokken moeten worden. Zou de gedeputeerde dit plan in bredere zin willen bekijken en verslag willen doen van haar bevindingen? Mw. Deinum-Bakker (D66) beluistert dat mw. De Lange in eerste instantie spreekt van een gemeentelijke taak, vervolgens wordt het allemaal breder getrokken en wenst ze opeens alle gebouwen erbij te betrekken. Is dat dan geen gemeentelijke taak? Mw. De Lange (PvdA) geeft aan problemen te hebben met die gemeentelijke taak, maar als men dit wil doen, waarom dan alleen sportverenigingen? Zij vraagt aan de SP- en CDA-fractie en de gedeputeerde of men kan bestuderen of dit een haalbaar plan is, of dit niet breder moet worden bekeken en niet alleen in nauwe zin van alleen de sportverenigingen. Mw. Deinum-Bakker (D66) is van mening dat de Staten dit beslissen en dat het College dit kan overnemen en uitvoeren. Mw. Stavast (GroenLinks) duidt aan dat de GroenLinks-fractie blij is met de zorgvuldige manier waarop het een en ander is uitgewerkt, maar men blijft wel met een dilemma zitten, gelijkend op die zoals geformuleerd door de PvdA. Met het element van de gemeente zou GroenLinks in eerste instantie minder problemen hebben. Als er goed samengewerkt kan worden en problemen kunnen worden opgelost, dan ligt dat niet zo principieel. Maar de afweging wat men er met relatief veel papier en bureaucratie nu mee opschiet, is een lastige. In die zin vindt de GroenLinks-fractie het een goede aanpak om er nu over van gedachten te wisselen, er met elkaar rustig over te praten en een tweede ronde in de Staten te houden. Natuurlijk moet een partij als er dilemma’s zijn uiteindelijk een afweging maken, maar het is gemakkelijk kiezen als men alle informatie ter beschikking heeft, inclusief de effecten. Mw. Deinum-Bakker (D66) begrijpt het probleem, maar D66 vraagt zich af of het doel met dit middel wordt bereikt. Het is een goed onderbouwd voorstel, maar feit is
17
dat gemeenten niet voor niets aan verenigingen deze gebouwen hebben overgedragen. Waarschijnlijk heeft men daar op dat moment als gemeente wel voordeel in gezien. Of zijn ze dermate onder druk gezet dat er geen uitweg was? In dit geval wordt wel weer de gemeente genoemd in de voorwaarden als een van de verstrekkers van een renteloze lening. Mw. Deinum vraagt zich af hoe deze twee zaken bij elkaar gebracht kunnen worden, en of men daar meer over kan zeggen. De gemeenten stoten eerst iets af, nu wordt ze gevraagd om bij te dragen in een renteloze lening. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) hoort dat de D66-fractie erover spreekt dat men van iets af wil. Is dit willen of moeten? Mw. Deinum-Bakker (D66) hoopt daar straks van dhr. Hemmes antwoord op te krijgen. Als er een dergelijke regeling is, zouden gemeenten dan niet eerder gaan denken dat er wel een provinciale regeling is, men wel gemakkelijk van die gebouwen af kan omdat er toch wel een vangnet is? Zouden de zaken die dhr. Hemmes en mw. Van Kleef aangeven, niet bereikt kunnen worden via het Huis van de Sport? Daar worden verenigingen toch al op veel manieren gestimuleerd. Zou dat geen onderdeel van ondersteuning kunnen zijn? Dan zou men bijna hetzelfde bereiken. Mw. Deinum is het eens met mw. De Lange dat men in feite alleen de rente bespaart. Hoe groot is dat bedrag ten opzichte van wat mw. Stavast aangeeft van de kosten die dit administratief met zich meebrengt? Mw. Van Kleef gaf voorts aan dat men het milieu ermee diende, in die enquête las ze dat verenigingen daar ook wel iets aan doen. Zij waren volgens mw. Deinum verstandig bezig, zij gebruikten namelijk geen zonneboiler en geen zonne-energie, dat zijn ook veel te dure investeringen die een veel te slecht rendement hebben voor een verenigingsgebouw. Zij geeft voorts aan dat bij de milieufederatie goede projecten lopen met betrekking tot waterzijdig inregelen. Hoe men zo eenvoudig en comfortabel met de gebouwen om kan gaan, daar zou voor verenigingen grote winst zijn te behalen. De D66-fractie wenst zeker mee te denken in deze procedure, maar het is de vraag of een dergelijke regeling werkelijk helpt om het uiteindelijke doel te bereiken. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat de PvhN ook op het standpunt staat dat sport maatschappelijk gezien uiterst belangrijk is en vanuit overheidswege op allerlei manieren gestimuleerd dient te worden. De vraag is waar deze stimulering wordt neergelegd. Het uiterste vertrekpunt van deze notitie is dat gemeenten daar een duidelijke verantwoordelijkheid hebben, maar daar om financiële redenen in tekort schieten, of zich een beetje terugtrekken en er een probleem bestaat bij verenigingen. Dhr. Zanen dacht dat men bij de provincie had gekozen voor een andersoortige ondersteuning en stimulering van sportbeoefening, via het Huis van de Sport wat veel meer stelt dat men niet naar een club of een gemeente toe moet, maar dat men een aantal verenigingen of functies bij elkaar gaat halen en dat gestimuleerd en bevorderd gaat worden dat daar op allerlei mogelijke manieren het sporten en de betrokkenheid van mensen die met de sport bezig zijn wordt gestimuleerd en vergroot. Dat vindt dhr. Zanen ten principale een juiste benadering die niet zonder meer losgelaten moet worden. Wat wordt bedoeld met het begrip accommodatie is dhr. Zanen niet helemaal helder, worden daar de kantines en kleedkamers mee bedoeld, of worden daar ook de velden bij betrokken of de sporthal of de andere plek waar de activiteiten plaatsvinden? Het is vaak een project dat wordt opgezet om iets te realiseren of te verbeteren, dat moet gefinancierd worden en dan zoekt men als vereniging naar mogelijkheden om dat te financieren. Een van de mogelijkheden is
18
dat er een renteloze lening uit dit fonds komt. Dat betekent wel dat een dergelijke vereniging een schuld heeft. Ofwel moet men sparen of ze zitten aan het eind van de periode met een ander financieel probleem wat op de een of andere manier door de leden moet worden opgehoest. Verschuift men het probleem zo niet naar een lager segment? Dhr. Hemmes (SP) stelt dat als een vereniging of privé-persoon geld leent van de bank hij zijn aflossing ook moet betalen. Dhr. Zanen denkt dat het probleem uiteindelijk bij de leden komt te liggen, als een vereniging duurder uit is met een lening, dan kost het de leden meer geld! Een vereniging kan namelijk niet zo goedkoop lenen als een provincie of gemeente. Mw. De Lange (PvdA) begrijpt dit, maar de looptijd van vijf jaar is veel korter dan bij een bank. Dhr. Hemmes (SP) erkent dat mw. De Lange met betrekking tot die vijf jaar een punt heeft. Dhr. Zanen (PvhN) duidt aan dat het probleem is dat een vereniging graag iets wil realiseren en alles wat helpt om dat mogelijk te maken zal proberen aan te grijpen. Zijn punt is echter dat als een dergelijke voorziening twee jaar later al tot de normale voorzieningen behoort, die schuld nog steeds rust op die club en dat zou best een groot probleem kunnen worden. Dhr. Zanen vraagt in hoeverre daarover is nagedacht. Dhr. Zanen zou ertegen zijn wanneer de financiële regeling om investeringen te bevorderen bij de sportclubs gebruikt zou gaan worden om het deelnemen van allochtonen of gehandicapten aan sport te bevorderen. Hij leest dat men de wens kan hebben dat er veel meer gehandicapten deelnemen aan sport, of dat allochtonen actiever worden. Hij vindt dit echter een zeer oneigenlijk instrument om dat soort verlangens te bevorderen. Hier gaat het erom dat er een geheel andersoortig probleem is, dat de club een accommodatie wil realiseren en dat daar geldmiddelen voor moeten komen. Dhr. Hemmes (SP) raadt dhr. Zanen aan de notitie nogmaals goed te lezen, hij heeft twijfels of dat wel accuraat genoeg is gebeurd. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) heeft de betogen van zijn collega’s beluisterd en zijn standpunt enigszins bijgesteld. De ChristenUnie-fractie was in eerste instantie niet erg ingenomen met het voorstel. Toen hij echter zijn collega’s beluisterde die spraken over een breder trekken van deze materie, waarbij bijvoorbeeld ook zorg betrokken zou kunnen worden, werd de zaak al veel interessanter. Dhr. Hilverts wenst graag de mening van de gedeputeerde te horen of zij daar ook ‘brood’ in ziet. Op blz. 3 leest hij: “Extra steun in de rug vanuit de provincie via een accommodatiefonds levert ons inziens een positieve bijdrage aan sport en beweging in onze provincie”. De ChristenUnie is van mening dat extra steun in de rug van de gemeenten uit de vele meevallers die minister Zalm heeft ook een positieve bijdrage aan sport en bewegen in onze provincie kan leveren. Het beleid met betrekking tot de sportaccommodaties moet men zo dicht mogelijk bij de verenigingen en de burgers laten. De ChristenUnie-fractie is het eens met de stelling op blz. 3 waar staat dat sportaccommodaties niet tot de kerntaak van een provincie behoren, maar tot taak van de gemeente. Dat blijkt ook uit de cijfers. 94%
19
van de gemeenten rekent de exploitatie van de huidige buitensportaccommodaties tot hun kerntaken. De bezuinigingen die de gemeenten moeten doorvoeren op sport in de breedste zin van het woord omdat er minder geld uit het gemeentefonds komt loopt als een rode draad door dit verhaal. De ChristenUnie-fractie is dan ook benieuwd wat voor initiatieven de indieners van het voorstel op dit punt hebben genomen. Op blz. 9 stellen de SP en het CDA vast dat steeds meer gezinnen het financieel moeilijker gaan krijgen en dat dit er niet toe mag leiden dat jongeren verstoken blijven van sport. Dat is ook de reden dat veel Groninger gemeenten dat meenemen in hun armoedebeleid. Gemeenten hebben fondsen gemaakt waaruit ouders kunnen putten als ze de sportverenigingen voor hun kinderen niet meer kunnen betalen. Maar veel belangrijker is het probleem bij de wortel aan te pakken en te kijken wat de oorzaak is waarom gezinnen het moeilijker krijgen en de sport voor hun kinderen niet meer kunnen betalen. Dhr. Hilverts wenst een reactie van de initiatiefnemers daarop. Voorts wenst hij meer informatie te verkrijgen over de dekking, want het is hem niet geheel helder waar dat geld allemaal vandaan moet komen. De voorzitter (namens de VVD-fractie) vindt het ook een sympathiek voorstel, maar is van mening dat men op een gegeven moment wel gaat nadenken of men zich niet te veel op het gemeentelijk vlak beweegt. Zijn er op dit moment actuele financieringsproblemen die nu al spelen? Dat wordt uit het verhaal niet duidelijk. Voorts is het punt van belang dat er een lening moet worden verstrekt voor 5 jaar. Dat is natuurlijk vrij kort. Dat moet men na 5 jaar toch op de een of andere manier zien af te lossen. Wordt er geen worst voorgehouden waar men zich te zijner tijd in gaat verslikken? Mw. Boon zal verder niet meer ingaan op deze actie als zijnde een verkiezingsstunt, want de verkiezingen zijn nu voorbij. Dhr. Hemmes (SP) verduidelijkt dat dit al in het verkiezingsprogramma van de SPstatenfractie stond in 2003. Bewust is dit voornemen over de verkiezingen heen getild, om het geen verkiezingsstunt te laten zijn. Gezien de reacties van de andere commissieleden kan hij zich echter wel voorstellen dat dit een item wordt voor de volgende statenverkiezingen. De voorzitter (namens de VVD-fractie) denkt dat er voor die tijd echter nog wel vragen leven, onder andere hoe de stand van zaken is rond de cofinanciering door de gemeenten, want dat is ook geen eenvoudige zaak om die rond te krijgen. Enige toelichting dat dit haalbare kaart is, zou volgens mw. Boon wenselijk zijn. Wat betreft het breder trekken van de steun kan mw. Boon zich herinneren dat de provincie destijds voor de versterking van de provinciale infrastructuur ook een fonds had om multifunctionele gebouwen en dergelijke eventueel financieel geld toe te schuiven. Die mogelijkheden bestaan, maar niet apart voor sportverenigingen. Mw. Mulder (gedeputeerde) lijkt het duidelijk dat SP, CDA en de andere partijen de sport allemaal een warm hart toedragen en dat met name wordt geprobeerd de jongeren, maar ook de ouderen aan het bewegen te krijgen. Het Groninger sportmodel is hier het lichtende voorbeeld van. Afgelopen periodes is ingezet op de breedtesport - met name op het GSM-model - om met name te kijken hoe kinderen in hun buurten en op hun scholen meer in beweging zouden kunnen komen. Dat heeft geleid tot de wens van gemeenten om in te zetten op het BOS-model – Buurt, Onderwijs en Sport. Dat betekent dat kinderen op een natuurlijke manier in hun omgeving moeten kunnen bewegen - samen misschien wel met de ouders -, deels
20
ook om de sociale samenhang en cohesie in buurten en wijken te vergroten. De gemeenten hebben aangegeven dat te zullen gaan doen. De vraag was of zo’n accommodatiefonds feitelijk geen gemeentelijke verantwoordelijkheid was. Toch doet de provincie af en toe wel een duit in het zakje als het gaat om een dergelijke stimulans, al ligt de verantwoordelijkheid dan misschien bij de gemeente. De gedeputeerde wenst echter wel enige kanttekeningen te plaatsen. 59% van de gemeenten verstrekt geen subsidies als het nieuwbouw betreft. Stel dat dit fonds er als zodanig zou zijn, zijn zij dan bereid om wel gelden vrij te maken? Voorts is het een punt dat men de georganiseerde sport ziet afnemen en de ongeorganiseerde sport juist ziet toenemen. Hoever reiken dan die sportaccommodaties nog? Waar zullen de gemeenten op inzetten als ze keuzes moeten maken: op het BOS-model of op accommodaties? Dat is ook een vraag, is het en/en, is dat überhaupt wel haalbaar in Groningen? Hoe zit het met de kredietwaardigheid van sportverenigingen? Het is bekend dat een aantal in de financiële problemen zit, en dat er vaak geen traject bestaat om onderhoudsplannen neer te zetten. Dat wordt weliswaar aangeboden door het Huis van de Sport om ze daarin te ondersteunen, maar ze pakken dat op de een of andere manier toch vrij slecht op. De gedeputeerde is verheugd dat dhr. Hemmes zelf al aangaf die termijn van 5 jaar nog eens onder de loep te leggen. Bij de accommodaties gaat het veel om tennis en voetbal. Hoe breed is het dan, doet de damvereniging ook mee? Gaat het alleen maar om sporthallen, gaat het om een club die zijn eigen voetbalkantine heeft? Die genoemde breedte zou eigenlijk goed passen in die sociale cohesie en dat BOS-model. Men ziet dat vanuit de zorg bij multifunctionele accommodaties al eenmaal eerder een sporthal is ondersteund, maar die hal had meerdere functies. Daar speelde de muziekvereniging en daaraan was tevens een jeugdhonk gerelateerd. Op die manier willen gemeenten er wel geld in steken. Resumerend begrijpt de gedeputeerde de problemen van de verenigingen met betrekking tot dit knelpunt, maar haar vraag is wel hoe sterk men zich met zo’n fonds kan maken en of het doel wel gehaald kan worden, als men beschouwt dat juist is ingezet op dat buurtonderwijs en sportmodel. Dhr. Hemmes (SP) begrijpt dat er nog een tweede termijn in de Provinciale staten komt, maar hij wenst wel te reageren op een aantal opmerkingen, dat is geplaatst. De laatste opmerking van de gedeputeerde is hem uit het hart gegrepen, dit voorstel is min of meer opgesteld opdat sportverenigingen meer met hun accommodatie gaan doen. Als een sportaccommodatie grote delen van de week leegstaat dan is dat jammer. Met dit voorstel worden sportverenigingen juist gestimuleerd om meer met hun accommodatie te gaan doen. Dat heeft als grote voordeel dat een dergelijke sportvereniging daar ook revenuen uithaalt. In de toekomst zou deze sportvereniging dan ook veel beter zijn eigen broek op kunnen houden. Dat is een van de doelstellingen van dit plan. Mw. De lange heeft een punt dat dit een gemeentelijke taak is. Dat argument hoort dhr. Hemmes vaak van de PvdA, behalve als het een voorstel van henzelf betreft. Hij kan een hele waslijst opnoemen waar provincie samen met de gemeente optrekt. Dat argument vindt hij onzin, dan kan de provincie wel worden opgeheven, want er gebeurt veel gezamenlijk met de gemeenten. Mw. De Lange (PvdA) weet dat veel samen met gemeenten gebeurt, en dat is ook de rol van de provincie, maar dat mag niet betekenen dat alle verantwoordelijkheden van de gemeenten overgenomen moeten worden. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat dit voorstel dat ook in het geheel niet beoogt. Dit beoogt slechts om de gemeenten te stimuleren meer rekening te houden met de
21
toekomst van hun accommodaties op sportgebied. Hij is het wel eens met mw. De Lange om het na deze beginstap met de sport uit te breiden naar alle accommodaties. Maar het fonds is niet bedoeld voor privé-bedrijven als fitnesscentra. Het is bedoeld voor geprivatiseerde amateursportverenigingen. De voorzitter resumeert dat het voorstel was om de tweede termijn niet nu te laten plaatsvinden, zij kan zich echter voorstellen dat dit verandert moet worden als nu toch behoefte aan een tweede termijn mocht bestaan. Zij kan zich voorstellen dat de indieners daar zelf wel behoefte aan hebben. Mw. Deinum-Bakker (D66) heeft voorkeur voor een debat in de Staten boven een tweede termijn in de commissie, dan kan namelijk geïnterrumpeerd worden en kan een discussie ontstaan. Mw. De Lange (PvdA) wenst de discussie liever in de commissie voort te zetten. Mw. Stavast (GroenLinks) geeft aan het verwarrend te vinden, daar niet helder is wat een tweede termijn betreft en wat voor mogelijkheid er is om nu te discussiëren. Mw. Deinum-Bakker (D66) stelt dat mw. De Lange een interruptie deed en verduidelijking wilde van dhr. Hemmes. Zij denkt dat zoiets legitiem is, want in de tweede termijn is daar de mogelijkheid niet meer voor. Mw. Stavast (GroenLinks) stelt dat de GroenLinks-fractie het liefste een uitgebreide eerste termijn doet. De voorzitter constateert dat iedereen, behalve de PvdA-fractie, het hiermee eens is. De eerste termijn wordt vervolgd. Mw. Deinum-Bakker (D66) wenst nog in te gaan op de taak van de gemeenten. Dhr. Hemmes gaf aan de gemeenten te willen stimuleren meer hun verantwoording te nemen. Aan de andere kant heeft een gemeente ook een eigen gemeenteraad en een eigen politieke afweging. Hoe ziet dhr. Hemmes dat voor zich? Zij leest in dit kader een voorbeeld in bijlage 3 over een middelgrote gemeente die een eenderderegeling heeft. Deinum meent dat hiermee Delfzijl wordt bedoeld. Deze gemeente had een dergelijke regeling en die werkte inderdaad heel goed. Daar is veel voor verenigingen gedaan, en zij zou eerder willen dat gemeenten dat zelf ook voor elkaar kregen en daar politiek verantwoording voor namen. Maar hoe zal men vat kunnen krijgen op alle ongelijkheden die tussen gemeenten bestaan? Dhr. Hemmes (SP) geeft aan dat gemeenten die sportverenigingen niet zomaar hebben geprivatiseerd, vaak is dat uit nood geboren. Men kreeg als vereniging vaak wel een bruidsschat mee, maar die was veel te klein. Verenigingen hebben te weinig rekening ermee gehouden dat een accommodatie ook wel eens gerenoveerd of vernieuwd moet worden. Het idee achter dit voorstel is deels dat verenigingen die van goede wil zijn, beloond kunnen worden. Vandaar dat de opmerking oven allochtonen hem in het verkeerde keelgat schoot. Als deze mensen bereikt kunnen worden is dat toch juist heel positief? Mw. Smit (PvdA) vraagt of ze het goed begrijpt dat dhr. Hemmes stelt graag doelgroepen te willen stimuleren om te gaan sporten en dat dit van invloed zou moeten zijn op het wel of niet toekennen van een renteloze lening.
22
Dhr. Hemmes (SP) stelt dat met dit voorstel meer wordt beoogd dan alleen een verbetering van de accommodaties. De verenigingen moeten ook gestimuleerd worden om meer te gaan doen met hun accommodaties, zodat men ook in de toekomst commerciële activiteiten in de accommodaties gaat ontwikkelen door bijvoorbeeld iets als kinderopvang. Als er een prachtig sportgebouw staat dat overdag niet wordt gebruikt, dan behoort zoiets toch tot de mogelijkheden? Mw. Smit (PvdA) vraagt hoe zich dit verhoudt tot alle multifunctionele centra die worden opgezet. Die centra zijn daar toch juist voor? Dhr. Hemmes (SP) heeft zijn twijfels of die centra wel overal aanwezig zijn. Mw. Smit (PvdA) geeft aan dat niet te zeggen, maar multifunctionele centra zijn wel inzet van het beleid. Hoe verhoudt zich dit plan voorts tot de groeiende tendens om ongeorganiseerd te sporten? Dhr. Hemmes (SP) stelt dat de toeloop bij georganiseerde sporten ook onder jongeren weer toeneemt. De voorzitter vindt dat de discussie ontaardt, en dat was niet de bedoeling van deze eerste termijn. Mw. Smit (PvdA) wenst toch deze discussie verder te voeren in deze commissie. Dhr. Hemmes (SP) vraagt of de PvdA de enquête goed heeft gelezen, de knelpunten heeft ontdekt en of de PvdA daar een oplossing voor heeft. Of stelt de PvdA-fractie dat dit zaak is van de gemeente? Dan kan de discussie snel worden beëindigd. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) constateerde juist openingen bij de PvdA-fractie: andere verenigingen, een bredere benadering. Dhr. Hilverts denkt dat dit nader uitgekristalliseerd moet worden, anders komt men lijnrecht tegenover elkaar te staan en is het eindresultaat nul. Er zijn mogelijkheden dit breder te trekken en dan kan tot resultaat worden gekomen. Mw. De Lange (PvdA) stelt in eerste termijn te hebben aangegeven dat de PvdAfractie het in principe een gemeentelijke verantwoording vindt, men ziet echter ook het probleem dat als men verder wil het niet op de beperkte manier moet, zoals hier voorligt. Bij dit voorstel zijn teveel kanttekeningen te plaatsen, waarover met elkaar in discussie getreden moet worden. Zij hoopt dat daar iets uit kan rollen wat zowel goed is voor de verenigingen, … De voorzitter interrumpeert mw. De Lange en wenst dat ze haar betoog inperkt. Dhr. Hemmes (SP) wenst kort overleg met de CDA-fractie, daar hij weerstand proeft tegen dit plan. Dhr. Hemmes (SP) blijft na overleg met de mede-indiener van mening dat dit voorstel door de meeste collega’s niet goed is gelezen. Steeds wordt gehamerd op verbreding, maar dat staat letterlijk in de tekst. Ook met betrekking tot de doelgroepen staat alles duidelijk vermeld. Hij stelt voor dat de SP- en CDA-fractie een toelichting zullen geven bij dit stuk en dat het vervolgens naar de Staten zal gaan. Ook de periode van 5 jaar zal dan intern tegen het licht gehouden worden. Daar kan er dan over gediscussieerd worden.
23
De voorzitter begrijpt dat statenvergadering zal gaan.
dit
voorstel
met
verduidelijkingen
naar
de
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) begrijpt dat daar ook de gestelde vragen beantwoord zullen worden. Dhr. Hemmes (SP) geeft aan dat dit het geval zal zijn. Mw. Deinum-Bakker (D66) denkt dat er gewoon een aantal vragen zijn gesteld. Had dhr. Hemmes verwacht dat iedereen gelijk van enthousiasme op de banken had gestaan? Het betreft geen kwestie van weerstand, maar gewoon van politieke discussie. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat de vragen in die beantwoording worden meegenomen. Mw. De Lange (PvdA) verbreding van zoiets als en andere verenigingen hebben. Waarom worden
duidt aan met verbreding niet bedoeld te hebben een kinderopvang, maar hier doelde ze eerder op de hobbyclub die ook een pand hebben en ook een clubhuis moeten deze er niet bij betrokken?
Dhr. Hemmes (SP) geeft aan het eens te zijn met mw. De Lange betreffende dit punt. Als de PvdA bereid is de financiering flink naar boven te draaien, dan kunnen deze verenigingen gelijk meegenomen worden. De voorzitter stelt voor nu af te sluiten. Zij is ervan overtuigd dat dit in de Staten een uitermate interessante discussie gaat worden. Dhr. Hemmes (SP) neemt vervolgens de voorzittershamer weer over.
10 a. Concept-rapportage van de rapporteursgroep jeugdbeleid IPO t.b.v. de Algemene Leden vergadering IPO (voorheen ingezonden brief m.). Mw. Mansveld (PvdA) heeft gevraagd deze rapportage een bespreekpunt te laten zijn omdat morgen de delegatie naar Utrecht afreist en deze graag een reactie van de Staten van Groningen wil meenemen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt vraagtekens bij een herhaling van het onderzoek over een jaar. Men zit dan midden in de statenverkiezingen en als de plannen handen en voeten krijgen heeft men net als commissie een rondetafelgesprek gehad
24
en moet de uitwerking daarvan nog plaatsvinden. Hij denkt dat dit onderzoek later moet worden gehouden. Ook de ChristenUnie-fractie vindt dat op dit moment geen grootschalige wijzigingen moeten worden aangebracht in de bestuurlijke structuren, maar een organisatie is in beweging en vraagt daarom op een bepaald moment om een aanpassing om goed te kunnen blijven werken. Die zaak moet kortom niet worden dichtgetimmerd. Dhr. De Vries (D66) viel het tijdens het lezen op dat de meeste provincies met dezelfde knelpunten blijken te zitten. Geldgebrek - mede door de groei van de vraag -, afstemming en ketensamenwerking en bureaucratie en relatie naar de GGZ. De oplossingen die hier en daar werden geboden kwamen neer op verder bezuinigen en een grotere efficiencyslag maken. De D66-fractie heeft het gevoel dat een efficiencyslag op een gegeven moment ophoudt. Op een gegeven moment kan men daar niet verder in gaan, want dan wordt beknibbeld op de kwaliteit en dat kan en mag nooit de bedoeling zijn. Alles bij elkaar is het voorstel voor de D66-fractie helder. Dit moet zo snel mogelijk worden ingestoken binnen IPO-verband. Dat kan naar opvatting van dhr. De Vries naast de zaken die hier al gebeuren binnen de provincie plaatsvinden. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) stelt dat de CDA-fractie zich kan vinden in de conclusies en aanbevelingen. Het CDA wenst te benadrukken dat men absoluut niet achter de feiten moet blijven aanlopen waadoor er teveel ad hoc-beleid gevoerd gaat worden. Meer inzetten op preventie is wenselijk, evenals het benutten van de kansen middels de WMO die er aan staat te komen. Voorts moeten de geldstromen goed in beeld worden gebracht, zodat goed inzicht komt in het overheidsbudget en de provinciale bijdragen. Voorts wenst de CDA-fractie absoluut geen nieuwe structuurdiscussie. Deze is niet in het belang van een kind. Meer aandacht is gewenst voor de rechten voor een kind en de verantwoordelijkheid voor de ouders moet hierin benadrukt worden, maar er moet ook voldoende aandacht zijn voor de 18-plussers. Mw. Stavast (GroenLinks) vond het interessant te lezen en boeiend te zien hoe het IPO zoekt naar een eigen werkwijze. Zij denkt dat hier veel werk in heeft gezeten, maar het heeft een duidelijke meerwaarde ten opzichte van een onderzoek door een extern bureau. Zij zou dan ook erg verbaasd zijn geweest als de commissie zich in de conclusies niet herkend zou hebben, want dit is toch gemaakt door mensen die relatief dichtbij staan. De GroenLinks-fractie vond het een goed stuk werk en zij deelt de conclusies en aanbevelingen. Van sommige - bijvoorbeeld de structuurdiscussie - denkt zij dat deze ook kunnen helpen om dit aan de landelijke politiek duidelijk te maken. Men moet niet elke keer weer totaal iets anders verzinnen. Men moet zorgen dat uitvoering goed loopt en dat knelpunten daarvan worden opgelost, en niet dat de ene stelseldiscussie na de andere gevoerd moet worden. Op dergelijke punten denkt zij dat dit een instrument geeft om aan parlementariërs op een ander niveau te vragen om die provincies te laten doorwerken, zodat de zaken op orde kunnen komen. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt dat de conclusies en aanbevelingen prima zijn. Zij onderstreept dat vooral het leereffect van elkaar uiterst belangrijk is. Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie meer had verwacht van de rapportage. Men gaat ervan uit dat als twaalf provincies over zo’n belangrijk onderwerp worden geïnterviewd er heel veel uitkomt. Tegelijkertijd merkt de PvdAfractie dat IPO een heel belangrijke rol kan vervullen als een soort van platform waar
25
informatie wordt uitgewisseld. Voorts vond zij het leerzaam om in elk geval eens landelijk een symposium hierover te houden. Het IPO zou wat de PvdA-fractie betreft meer gebruikt moeten worden om zaken in kaart te brengen, af te stemmen en als uitwisselingsplatform kunnen dienen. De input die door de commissie is gegeven zal worden meegenomen naar de IPO-vergadering waar alle Staten zullen reageren. 11.
Brief van GS van 9 februari 2006. nr. 2005-22879/6/A9, CW + bijlage 1 + bijlage 2 betreffende evaluatierapport Huis van de Groninger Cultuur.
Agendapunt 11 wordt doorgeschoven naar het eind van de vergadering en staat weergegeven aan het eind van dit verslag. 12.
Brief van 29 november 2005 van poldermolen De Goliath, betreffende overname 6 molens van Stichting De Groninger Molen naar Stichting Het Groninger Landschap (geagendeerd op verzoek van PS van 21 december 2005). Hierbij wordt betrokken: Brief van GS van 15 februari 2006, nr. 2006-00382b/6/A11, CW + bijlage betreffende brief beantwoording aan poldermolen 'De Goliath'.
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Dorenbos, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Dorenbos (inspreker): “Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, dames en heren, op uw agenda staat de brief van mw. Wieringa en daaraan gerelateerd ook een antwoord van GS op die brief. Vanuit de stichting De Groninger Molen hebben wij er behoefte aan om u daarover iets te vertellen. Ik wil beginnen met op te merken dat de brief van mw. Wieringa voor ons toch duidelijk een uiting is van de betrokkenheid van één van onze meest betrokken vrijwillige molenaars en dat het eigenlijk ook een uiting is van het proces dat ik graag nog eens aan u wil toelichten, waar wij mee bezig zijn en waar wij in een afrondende fase zijn, en wat wij bij u willen neerleggen om ook het hele proces op een goede manier af te ronden. Voorzitter, wij zijn door de afwijzing van de subsidiebijdrage aan Het Groninger Landschap, die de molens van ons zou overnemen, partij geworden in dit verhaal. Ik wil de brief van 6 februari, die wij naar GS hebben gestuurd en die ook naar u is toegezonden, toch graag toelichten en waarom het voor ons zo belangrijk is dat dit ook tot een goed einde komt. Voorzitter, een aantal jaren geleden hebben vanuit de stichting De Groninger Molen met elkaar onderkend – niet alleen de stichting maar de hele Groninger molenwereld – dat er binnen de Groninger molenwereld een grote versnippering is van vele mensen, vele vrijwilligers. Als ik zeg duizend, dan overdrijf ik niet. Deze mensen zijn op enigerlei wijze betrokken bij onze 84 molens. Maar wij hebben met elkaar geconstateerd – zowel de vrienden, het gilde, als de stichting – dat wij heel veel doen met elkaar, maar ook dat wij ook dingen langs elkaar heen doen en dat het heel lastig is om zaken voor elkaar te krijgen ten aanzien van de aansturing. Zoals het te doen gebruikelijk is in ons goede vaderland, benoemen wij enige commissies om dit probleem aan te pakken. Zo hebben wij een aantal studenten kunnen verblijden met de opdracht om voor ons eens aan te geven hoe wij daar nu mee verder kunnen. Dat heeft geresulteerd in een aantal rapporten. Dat is door de drie verenigingen, die ik zo-even noemde, opgepakt. Wij hebben met elkaar gezegd: “Laten wij eens kijken waar wij met elkaar naartoe willen met de Groninger molens”. Wij hebben daartoe een beleidsvisie opgesteld. Nu wil ik u niet met de beleidsvisie in totaal vermoeien, maar ik heb even de samenvatting eruit gehaald over de vraag waar wij met de molens naartoe willen. Ik wil graag dat u daar
26
straks ook kennis van kunt nemen. Op basis van dat beleidsstuk hebben wij tegen elkaar gezegd: “Hoe gaan wij nu verder?” Wij hebben gezegd: “Dan moeten wij de zaak ook wat beter organiseren”. De interne versnippering moesten wij met elkaar aanpakken. Het tweede – en dat is ook een lang probleem, dat eigenlijk ontstaan is bij het oprichten van de stichting De Groninger Molen; de stichting kreeg op dat moment een aantal molens in eigendom en beheer, eigenlijk al met de bedoeling om die weer over te dragen aan regionale stichtingen of andere geïnteresseerde eigenaren, eventueel na restauratie. Het was ook in het beleidsplan dat wij dat steeds hebben opgenomen. Wij hebben zelfs in het beleidsplan vanwege wat zachte drang van de provincie moeten opnemen dat wij ieder jaar een molen zouden afstoten aan iemand die dat zou willen doen. Ondanks vele pogingen is dat steeds niet gelukt. Eigenlijk zaten wij daarmee. Wij hebben met elkaar vastgesteld dat wij een nieuwe organisatie – die nu vorm heeft gekregen in de stichting Groninger Molenhuis – niet weer met die oneigenlijke situatie van èn belangenbehartiging van het hele Groninger molenveld èn ook eigenaar van de molens moeten belasten. Wij zijn dan ook naarstig op zoek gegaan naar een gegadigde voor onze molens. In dat proces zijn wij nu zo ver, voorzitter, dat wij een organisatie hebben opgebouwd met elkaar waarin alle belangen van de Groninger molens verenigd zijn en die zich daar ook in kunnen vinden. Wij hadden ten aanzien van het Molenbureau ook een wat moeilijke situatie dat wij eigenlijk niet konden voorzien in de aansturing van het bureau. Ook dat hebben wij inmiddels opgelost doordat wij het bureau hebben ondergebracht bij het Groninger Museumhuis. Wij hebben nu ook een duidelijke aansturing. Het tweede, dat waarschijnlijk nog veel belangrijker is naar de toekomst toe, is dat wij nu ook opgenomen zijn in een veel breder netwerk van het Groninger erfgoed, waardoor wij de molens op een andere manier zoals in de Cultuurnota verwoord kunnen gaan inbrengen. Voorzitter, waar het zich nu op toespitst is het laatste punt dat wij nog met elkaar moeten regelen om datgene wat wij met elkaar willen, te realiseren, namelijk de overdracht van de molens. Daarover wordt al een paar jaar gesproken en Het Groninger Landschap heeft aangegeven dat zij bereid is onder bepaalde voorwaarden onze molens over te nemen. Ik moet u zeggen, dat dit ons bijzonder aansprak, want het was niet alleen het overnemen in de zin van met elkaar kijken hoe wij ze kwijtraken. Het Groninger Landschap had er een opzet voor gemaakt om middels fondsvorming voor duurzaam onderhoud zorg te kunnen dragen. Waar wij met de molenwereld steeds tegenaan lopen is het verhaal van het duurzaam onderhoud. Fondsvorming spreekt ons ook bijzonder aan, want in de toekomst, als je te maken krijgt met BRIM en restauraties in de toekomst niet meer mogelijk zijn, is het nog belangrijker om het onderhoud goed te kunnen doen. Het vormen van een fonds waarin overheidsmiddelen en daarnaast een eigen inbreng van Groninger Landschap en gelden van derden zou jaarlijks geld kunnen genereren voor die molens. Dit laatste lijkt nu af te ketsen op de inbreng van de provincie op dit punt, het feit dat Het Groninger Landschap en de provincie daarover geen overeenstemming bereiken. U begrijpt dat ons belang erg groot is in dit proces. Wij willen u ook vragen er bij de gedeputeerde en GS op aan te dringen in het belang van de Groninger molens de overdracht zoals die nu is voorzien, mogelijk te maken, waarna de door ons allen – zowel de provincie als de molenwereld – gewenste ontwikkeling volop haar kansen kan krijgen.”
Dhr. Kok (PvdA) beluisterde dat het het afgelopen jaar moeilijk is geweest om die molens over te dragen. Kan dhr. Dorenbos toelichten wat daar zo moeizaam was?
Dhr. Dorenbos (inspreker) verduidelijkt dat molens werktuigen zijn die veel onderhoud vragen. Huidige eigenaren hebben de grootst mogelijke moeite om het rond te krijgen en het is moeizaam deze mensen te bewegen er nog een molen bij te nemen. Die stellen eisen in de vorm van een bruidsschat om uit die bruidsschat jaarlijkse revenuen te kunnen halen waarvan het extra onderhoud betaald kan worden. Dat is het punt waarop dit afketst.
27
Dhr. Abbes (CDA) leest in de brief die dhr. Dorenbos heeft rondgestuurd: “De vrees die bij de provincie lijkt te bestaan op precedentwerking is ongegrond omdat het hier gaat om molens die om diverse redenen met de opdracht deze weer af te stoten bij een door de provincie gesubsidieerde stichting zijn ondergebracht.” Welk verband ziet dhr. Dorenbos tussen een eventuele voortzetting van onderhoudssubsidie van deze molens door het feit dat de stichting Het Groninger Landschap al een gesubsidieerde stichting van de provincie is? Hij vat dit op als dat dhr. Dorenbos een verband legt tussen het voortzetten van een onderhoudssubsidie aan de stichting Het Groninger Landschap omdat de stichting Het Groninger Landschap al gesubsidieerd wordt. Dhr. Dorenbos (inspreker) verduidelijkt dat de stichting De Groninger Molen een taak heeft ten aanzien van ondersteuning van moleneigenaren, en zelf een aantal molens heeft in eigendom en beheer heeft gekregen op het moment dat ze opgericht zijn. Daar is een aantal van afgestoten. Bedoeld is te zeggen dat via een omweg stichting De Groninger Molen - de provincie onderhoud subsidieert van een aantal molens, in tegenstelling tot de andere molens waarvan de eigenaren zichzelf moeten redden. Dat is een situatie, waarvan met het met elkaar eens is dat dit niet passend is. Ten eerste past het niet in het provinciale beleid en ten tweede stopt dit door overdracht aan de stichting Het Groninger Landschap, want laatstgenoemde wordt niet gesubsidieerd voor molens en dat is ook niet de bedoeling. In feite houdt een ongewenste situatie op te bestaan door deze overdracht. Door deze deal stopt al datgene wat de provincie en de molenwereld niet voorstaat. Dhr. De Vries (D66) vraagt of ooit is geprobeerd om de gemeenten te interesseren om de molens over te nemen. Dhr. Dorenbos (inspreker) duidt aan dat veelvuldig met gemeenten is gesproken. Gemeenten zijn daar heel terughoudend in, die terughoudendheid neemt alleen nog maar toe. Door de BRIM komen de gemeenten qua subsidie in een nadelige positie ten opzichte van stichtingen. De BRIM-bijdrage voor gemeenten bedraagt 30% van de onderhoudskosten en voor de stichtingen 60%. Dat leidt ertoe dat zich inmiddels weer gemeenten hebben aangemeld die vragen of zij hun molens niet kunnen overdragen in het licht van de toekomstige ontwikkeling.
De voorzitter geeft het woord aan mw. Jansen, wier betoog hier integraal wordt weergegeven. Mw. Jansen (inspreker): “Dank u wel, voorzitter. Ik dacht dat het goed was om ook even de positie en de inzet van Het Groninger Landschap te schilderen aan de commissie, ook naar aanleiding van de inbreng van de stichting De Groninger Molen, dhr. Dorenbos. Hoe zijn wij als Groninger Landschap betrokken geraakt bij de overname van de molens? Dat is gebeurd op aangeven van de provincie, omdat zij constateerde dat het afstoten van de molens door de stichting De Groninger Molen op problemen stuitte. De provincie heeft ons dus op het spoor gezet van de overname van de molens. Als wij kijken naar de statutaire doelstellingen van de stichting Het
28
Groninger Landschap, zou je dat populair gezegd kunnen vertalen in: beheer, behoud en herstel van natuur, landschap en cultuurhistorie; molens behoren tot ons cultuurhistorisch erfgoed; dus wij hebben geconstateerd dat wanneer daar sprake is van een bedreiging in het voortbestaan, wij moeten kijken of wij daar een rol in kunnen vervullen, want het past in onze doelstelling. Wij hebben vervolgens gezegd dat wij daar wel een aantal condities aan verbinden. Een van de condities is bijvoorbeeld dat er, wat al onder de stichting De Groninger Molen was georganiseerd, vrijwilligers en locaal draagvlak is voor die molen, voor dat bezit, voor dat cultuurhistorische object in die regionale situatie. Veel belangrijker nog is dat wij vonden dat wij financiële mogelijkheden moesten zien – want als je zes molens in een keer overneemt, moet je wel mogelijkheden zien – voor een duurzame exploitatie, zodat je die molens goed kunt houden. Onder die condities is de Stichting de gesprekken aangegaan, niet alleen met de Molenstichting, maar ook met de provincie. Op voorstel van de provincie en met betrokkenheid van de provincie hebben wij vervolgens gewerkt aan de ontwikkeling van een pilotproject om te komen tot dat duurzame beheer en onderhoud van die molens. Een algemene beschrijving van die pilot heb ik bij mij, die kan ik u straks uitdelen. De provincie noemde zelf als voorbeeld om te kijken naar zo’n pilotproject, naar die fondsvorming, omdat zij net ervaring had met de instelling van het zogenaamde Monumentenfonds, dat toen tot stand is gekomen. Zij noemde dat als voorbeeld om te organiseren in relatie tot de molens. Dat pilotproject hebben wij dus uitgewerkt, in zijn algemeenheid beschreven. In dat pilotproject is toen opgenomen dat de stichting Het Groninger Landschap de nog bij de stichting De Groninger Molen in bezit zijnde molens zou overnemen. Dat werd dus geïncorporeerd in dat pilotproject. Omdat die betrokkenheid en medewerking van de provincie er was, zijn wij vervolgens gaan praten met een aantal fondsen om te kijken of ook fondsen mee zouden willen doen in zo’n pilot en financiële bijdragen zouden willen geven om dat duurzame onderhoud en instandhouding van die molens te bereiken. Samen met de provincie, met een provinciale medewerker, hebben wij daarover een gesprek met die fondsen gehad. Dat was in september 2003. Ik was net bij Het Groninger Landschap in dienst getreden. Wij zijn vervolgens, omdat die fondsen positief reageerden, met de stichting De Groninger Molen de gesprekken verder ingegaan over de vraag hoe de overname plaats zou moeten vinden. Wij hebben een staat van onderhoud van de molens gevraagd, wij zijn bij de molens langs geweest, wij hebben ook kennis gemaakt met de vrijwilligers. Wij zijn in principe tot overeenstemming gekomen. Wij zijn de gesprekken verder ingezet met de provincie. Dat spitste zich vooral toe op de vraag hoe wij tot de financiële invulling van de overdracht door middel van een provinciale bijdrage aan het gezamenlijk opgezette, uitgeschreven project komen. En dan komt de teleurstelling, want wij hebben daar vele besprekingen over gehad. Helaas heeft dat geen resultaat opgeleverd, ondanks de gewekte verwachtingen die aan de start toch wel aanwezig waren. Wij als Het Groninger Landschap zijn van meet af aan bereid geweest om ook zelf financieel en organisatorisch in de molens te investeren, anders waren wij niet dat hele project gaan uitwerken. Ik zeg dat ook met nadruk, omdat in de brief van Ida Wieringa wordt verondersteld dat wij dat niet zouden zijn. Ik weet niet waar dat op gebaseerd is. Wij hebben echter van meet af aan de bereidheid getoond om ook zelf financieel en organisatorisch te investeren. Wij zien daar ook mogelijkheden voor, zeker in combinatie met fondsvorming. We vinden echter wel dat wij bij die overname een startpositie moeten hebben, zodat wij dat investeren ook verantwoord kunnen doen. Die startpositie moet zodanig zijn dat wij ook zicht hebben op het duurzaam in stand kunnen houden van die molens en ook het duurzaam kunnen exploiteren van de molens. Wij willen daarvoor gaan, maar de provincie moet dat wel mogelijk maken, wij moeten wel in die goede startpositie komen door de overname van de molens van de stichting De Groninger Molen. Als ik het heb over instandhouding, is een van de grote struikelblokken – die wordt eigenlijk de komende tijd nog groter – dat het niet alleen gaat om normaal onderhoud, maar juist dat je ook groot onderhoud kunt uitvoeren om die molens duurzaam in stand te houden, zeker nu de restauratiemogelijkheden wegvallen. Wij zagen in het verleden vaak dat stichtingen te kort kwamen op het normale onderhoud, geen middelen hadden voor het grote onderhoud. Een gerestaureerde molen was dan tien jaar voor
29
sommige onderdelen alweer in een zodanige staat dat hij opnieuw gerestaureerd moest worden. Dat willen wij met dat project en met die fondsvorming eigenlijk voorkomen. Wij willen zorgen dat er ook voldoende financiële basis is om in dat grote onderhoud te kunnen investeren. Wat wij ook heel erg belangrijk vinden is, dat die ondersteuning van vrijwilligers, het zorgen voor en versterken van dat locale draagvlak en ondersteunen dat er activiteiten in en met de molen worden georganiseerd, voortgang blijft vinden, want is mee het behoud van de molens en die ervaring hebben wij in huis, want ook in onze natuurterreinen werken wij met vrijwilligers, ondersteuning daarvan, en wij hebben ook deskundigheid in huis om dat te kunnen doen. Wij zijn dus bereid om te investeren, maar moeten niet meteen al aan de start op achterstand staan, want dan is het voor ons onmogelijk om die taak te volbrengen. Dat is de reden waarom wij het verzoek dat stichting De Groninger Molen net gedaan heeft, nog eens willen ondersteunen.”
Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dat als de provincie afhaakt bij de pilot die overname niet doorgaat. Mw. Jansen (inspreker) heeft het al teruggebracht tot die startpositie. Dan is het een heel moeilijke beslissing, want dan neemt de stichting in eenmaal iets op zich zes molens is geen sinecure, zeker als men weet dat bepaalde bijdragen niet meer ter beschikking komen en men echt moet investeren in het grote onderhoud om die molens goed te blijven houden -, een financiële last waarvan men zelf de consequenties onvoldoende kan overzien. Het is de vraag of de stichting daartoe in staat is. Dhr. Kok (PvdA) heeft een vraag over iets soortgelijks wat circa 1½ jaar geleden in Utrecht heeft plaatsgevonden. Daar heeft een soortgelijke actie plaatsgevonden met betrekking tot 22 molens die zijn overgedragen naar de stichting Utrechts Landschap. In hoeverre is dat te vergelijken, is dat voor mw. Jansen ook reden om actie te ondernemen? Mw. Jansen (inspreker) duidt aan dat men daar in Groningen al langer mee bezig was, misschien is Utrecht wel op een idee gebracht. Men dacht toen de ervaringen werden uitgewisseld nog steeds dat het wel goed zou komen. In de Utrechtse situatie heeft het Utrechts Landschap echter een riante financiële positie meegekregen, dat gaat om miljoenen euro’s. Dhr. Abbes (CDA) vraagt wat in de onderhandelingen met de provincie naar voren is gekomen, wat voor soort subsidie heeft mw. Jansen eigenlijk voor ogen. Is dat een langjarige structurele voor onbepaalde tijd vastgestelde subsidie - onderhoudsgeld of heeft dat een andere vorm? Mw. Jansen (inspreker) geeft aan dat begonnen is met gesprekken over een bijdrage in dat fonds. De stichting zou daar een bijdrage in doen, de provincie ook, de fondsen ook en vervolgens zouden door dat fonds middelen gegenereerd kunnen worden door middel van rentes en dergelijke. Tevens zou men legaten of giften in dat fonds kunnen sturen. Daar heeft men een berekening van gemaakt. Dat zou in eenmaal gestort kunnen worden, maar zou ook over drie jaar kunnen lopen. In principe ging het om een eenmalige bijdrage om dat fonds te kunnen starten en daarmee de andere middelen van andere organisaties en fondsen te kunnen genereren. De voorzitter dankt de insprekers en stelt dat nu wordt overgegaan tot bespreking van deze brief.
30
Dhr. Kok (PvdA) stelt dat de aanleiding voor dit agendapunt de emotioneel betrokken brief van mw. Wieringa was. Deze brief heeft de PvdA-fractie geraakt. De stichting De Groninger Molen heeft al heel wat werk verzet en daar liggen veel mooie initiatieven met betrekking tot een Molenhuis. Dat is bijna opgelost en in gang gezet, wat nu nog rest zijn de zes molens waar ook mw. Wieringa de commissie op wijst. Met de stichting De Groninger Molen bestaat een relatie en men praat hier over € 96.000,- als de Cultuurnota erop wordt nageslagen en de laatste jaren is het altijd in die orde van grootte geweest. Tevens is al gesteld dat dit enerzijds met die adviesfunctie van doen had en anderzijds met het onderhoud. Wat betreft de PvdA-fractie is er helemaal geen sprake van een precedentwerking, want die was er al sinds tientallen jaren. Via de stichting De Groninger Molen was de provincie al indirect verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van zes molens. Dhr. Kok komt tot een viertal punten die hij wenst aan te kaarten. Dit is een duidelijk voorbeeld dat vraagt om beleid. Er bestaat in Groningen een rijke schat aan cultureel erfgoed en een prachtige Cultuurnota. Maar als het gaat om beheer van dat erfgoed vraagt die Cultuurnota een verdieping van beleid, zeker ook met het oog op het BRIM dat op de provincie afkomt. Hoe eerder hoe beter is daarom de hartenkreet van dhr. Kok. Wat betreft de voorliggende impasse is het de meer dan morele taak van de provincie - het woord regisseur wordt regelmatig in de mond genomen - om hier regisserend op te treden. Dhr. Kok is van mening dat de provincie met het aanbod financieel prima kan wegkomen, hij vindt het daarom jammer dat dit niet wordt opgepakt. Bij een overdracht is het mooi als alles gladjes verloopt en daar geen bijzondere clausules aan worden vastgeknoopt, maar de PvdA-fractie is geraakt door de inzet van mw. Wieringa. Zij doet sinds jaar en dag goed werk bij de molen Goliath en de PvdA-fractie heeft het gevoel dat zij daar als molenaar goed werk kan blijven doen - bijna ook als financier, gezien haar inzet. Dhr. Kok hoopt dat de gedeputeerde dat weet te waarderen en misschien een soort van status aparte in wil stellen zolang mw. Wieringa op die molen zit. Het zou betreurenswaardig zijn als de provincie haar als molenaar zou verliezen. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt zich wel af hoe zo’n status aparte er dan uit zou moeten komen te zien. Dhr. Kok (PvdA) kan daar niet op ingaan, wat hem betreft is dat te vergaand. Dit is slechts een signaal dat hij in het licht van de onderhandelingen wenst mee te geven. Ten slotte wenst de PvdA-fractie mee te geven dat de stichting Het Groninger Landschap een prima partner is als het gaat om die overdracht, naast wat er al allemaal is gesteld rond de financiën. De PvdA-fractie beschouwt de stichting Het Groninger Landschap als een professionele organisatie die veel ervaring heeft met vrijwilligers en ook al met enkele molens, maar ook veel met ander cultureel-historisch erfgoed. Ook de zogenaamde biotoop rond het gebied van een dergelijke molen kan op warme interesse van Het Groninger Landschap rekenen en dat is toe te juichen. Vandaar dat een oplossing volgens dhr. Kok tot de mogelijkheden moet behoren. Mw. Boon-Themmen (VVD) denkt wel degelijk dat de gedeputeerde een probleem heeft, want de nieuwe BRIM heeft natuurlijk een spaak in het wiel gestoken. Tot nu toe was de provincie doorgeefluik van allerlei restauratiefondsen, ook richting de molens. Het nieuwe BRIM werkt niet meer zo en geeft alleen maar onderhoudsmogelijkheden. Op zo’n moment is het logisch dat de provincie stelt wel met die zes molens aan de slag te kunnen gaan, maar dat er in totaal 84 molens zijn! Hoe moet
31
dat allemaal rechtvaardig opgelost worden? Aan de andere kant blijkt de gedeputeerde al wel sinds 2003 met deze zaak bezig te zijn. Mw. Boon weet niet hoelang het BRIM al op instorten staat, maar dan kan ze zich voorstellen dat er toch enigszins verwachtingen gewekt zijn, waar men rekening mee moet houden. Zij ziet het probleem en is benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde op deze moeilijke kwestie. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of hij goed hoorde dat mw. Boon erover sprak dat het BRIM op instorten staat. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt dat het BRIM een nieuwe regeling is die veel minder geld genereert dan tot nu toe. Tot nu toe konden daar hele restauraties uit worden betaald en dat is niet meer het geval. Nu kan daar nog slechts onderhoud uit worden gefinancierd. Dhr. Kok (PvdA) wenst er nogmaals op te wijzen dat de zes molens waar hier over wordt gesproken niet vergeleken moeten worden met die andere 78. Deze hebben – hoe sneu ook – sinds jaar en dag een aparte status en daar wil men ook van af. Dat betekent wel dat men daar een schuld te vereffenen heeft. Mw. Boon-Themmen (VVD) denkt toch dat dit verwachtingen schept. Mw. Stavast (GroenLinks) is die mening ook toegedaan. Naar aanleiding van een gemotiveerde vrijwilliger staat nu een heel proces op de agenda, waarvan na verdieping door de GroenLinks-fractie duidelijk is geworden dat het niet loopt en er stagnatie optreedt. In de brief van het Groninger Molenhuis en de stichting De Groninger Molen staat dat de overdracht van subsidieregeling per 1 januari wenselijk zou zijn. Het is nu al maart en dat is bestuurlijk een onwenselijke situatie. Mw. Stavast is het eens met de formulering dat de provincie hier een probleem heeft en is uitermate benieuwd naar de oplossing. Het aanbod van de provincie kan wat haar betreft niet de eindoplossing zijn. Dhr. De Vries (D66) heeft het gevoel dat brief van mw. Wieringa en antwoord van de provincie niet helemaal op elkaar aansluiten. Er wordt heel nadrukkelijk gesteld dat de zes molens geen uitzondering mogen zijn ten opzichte van de andere molens in de provincie. Maar zoals dhr. Kok ook al heeft aangegeven, zijn ze dat al sinds jaar en dag! Daar wil de provincie vanaf en dat is ook terecht. Alle molens in de hele provincie zullen uniform behandeld moeten gaan worden. Uit de brief van mw. Wieringa begreep dhr. De Vries in eerste instantie dat Het Groninger Landschap zelf niet bereid was om te investeren. Mw. Jansen gaf duidelijk aan dat ze dat wel wenst te doen en dat verheugt D66. Dat is toch een van de punten die men wenst te bereiken, dat men kan blijven bestaan zoals ze dat nu ook kunnen. Het baart hem wel zorgen wat er gebeurt als het gevraagde subsidiebedrag niet wordt toegekend. Mw. Jansen geeft aan dat er een moeilijk besluit moet komen, maar of ze wel of niet de molens overneemt met haar stichting Het Groninger Landschap is niet helder. Gesteld dat de molens niet worden overgenomen, wat gaat er dan gebeuren? Blijft de provincie er dan geld insteken? Laat de provincie de molens verloederen? Dat is bij de besluitvorming een uitermate belangrijk punt. Dhr. Abbes (CDA) heeft zich met de CDA-fractie en andere geïnteresseerden de laatste tijd verdiept in deze molenmaterie. Daar bleek veel meer achter te zitten dan in eerste instantie bevroed kon worden. Op 27 februari is een informatieavond
32
georganiseerd voor de Groninger Molenwereld om zich te laten informeren over wat er allemaal speelde. Dat blijkt een uitermate diverse wereld te zijn, in totaal zijn er circa 32 beheerstichtingen verdeeld over 84 molens! De brief die hier op tafel ligt gaat sec over het onderwerp verontrusting. Verontrusting van een zeer gemotiveerde vrijwilligster en een actieve vrijwilligersclub die deze Groninger molen beheert. De CDA-fractie heeft veel met vrijwilligers en dat soort sociale verbanden. Dit is een hartenkreet over wat er gebeurt op de werkvloer waarin de zorgen over het voortbestaan van de molen worden geuit. Men wordt opgenomen in een grote organisatie en die heeft eigenlijk haar zwaartepunt liggen op natuur. Heeft deze organisatie wel zoveel feeling met cultuur? Dat is de zorg die hieruit voortkomt. Bij die zorg kan dhr. Abbes zich wel iets voorstellen. De brief van mw. Wieringa geeft aan dat men zich als vrijwilliger en vrijwilligersclub gefrustreerd voelt door de hele gang van zaken. Hoe is die onderhandelingsrol geweest tussen de stichting De Groninger Molen en stichting Het Groninger Landschap en de vrijwilligers? Worden die vrijwilligers hier op dit moment ook bij berokken? Dat zou namelijk wel raadzaam zijn. Hij wenst dat men gehoor geeft aan mw. Wieringa en haar vrijwilligers en dat daar zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden. Welke vorm daar uiteindelijk uitkomt, zal ter plekke besproken moeten worden. Voorts komt het probleem naar voren dat de provincie het Molenhuis heeft opgericht en dat dit een overkoepelende organisatie moet worden voor alle Groninger molens. Nu moeten zes particuliere molens van de stichting De Groninger Molen worden overgedragen en dat heeft heel veel moeite gekost. De stichting Het Groninger Landschap vraagt nu om een bruidsschat en daar wordt het verwarrend voor dhr. Abbes. De CDA-fractie vraagt zich af wat erop tegen zou zijn het onderhoudsgeld, wat tot nu toe al gekoppeld was aan die structurele subsidie aan de oude stichting De Groninger Molen, bij elkaar op te tellen - al naar gelang de jaren van de Cultuurnota - en dat mee te geven als bruidsschat aan de stichting Het Groninger Landschap. Dhr. Kok (PvdA) vraagt of dhr. Abbes wel beseft wat hij hier stelt. Het jaarlijkse bedrag dat nu via die € 96.000,- beschikbaar wordt gesteld voor dagelijks onderhoud en dat wordt gekapitaliseerd - men kan zich er niet met drie jaar afmaken, want zo werkt het niet -, is een bedrag dat vele malen groter is dan wat nu wordt gevraagd. Het lijkt hem onverstandig om dat soort voorstellen te doen. Dhr. Abbes (CDA) wenst zich nadrukkelijk niet te bemoeien met die kapitalisering en de invulling daarvan, maar het gaat hem om het principe. Als deze zes molens worden overgedragen zou men kunnen stellen dat de stichting Het Groninger Landschap een van die particuliere beheerstichtingen wordt. Wil men dan het verhaal consequent houden naar de overige 32 beheersstichtingen, dan moet men daar wel zuiver in zijn en een financiële scheiding aanbrengen tussen een structurele subsidiëring die er tot nu toe was en een loskoppeling naar een particuliere beheerstichting. Hoe dat verder vormgegeven moet worden, laat dhr. Abbes over aan het College. Dhr. Kok (PvdA) waarschuwt alleen maar dat het voorstel zoals nu wordt gedaan onverstandig zou zijn. Dhr. Abbes (CDA) legt de vraag voor aan het College, misschien kan de gedeputeerde hierop reageren. Dat overigens het gehele proces nogal langzaam is verlopen, daar kan dhr. Abbes wel begrip voor opbrengen, want die molens zijn kostenposten en natuurlijk staat niet elke organisatie erom te springen om een dergelijk object op te nemen. Hij vraagt zich af hoe de gedeputeerde aankijkt tegen
33
die precedentwerking en die overdracht naar Het Groninger Landschap en hoe is dit te verkopen naar de rest van de beheerstichting. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat de brief van mw. Wieringa een signaal is rond een lopend proces. Daar wordt al een tijd aandacht aan besteed en wenst men graag afronding van te krijgen. Voorts is met mw. Wieringa zelf gesproken - dit betreft nu wel een zaak van overdracht van de stichting De Groninger Molen en het bestuur is er verantwoordelijk voor. De gedeputeerde heeft er bij het bestuur aandacht voor gevraagd of het proces op zodanige wijze kan verlopen dat rekening gehouden wordt met alle betrokkenen. Als provincie kan de gedeputeerde niet op de stoel van het bestuur gaan zitten en bepalen hoe dit moet lopen. Men is al een tijd bezig en er zijn al veel zaken tot stand gekomen. Het Groninger Molenhuis is opgericht, de Vereniging, het Gilde en de stichting De Groninger Molen gaan in een fusie die formeel nog niet is afgerond. Dat heeft al veel opgeleverd en is goed georganiseerd. De provincie heeft gefaciliteerd om die fusie te realiseren en dat gesprek gaande te houden, want daar is inderdaad veel versnippering. Daar kan de molenwereld veel aan winnen en dat is ook al gebeurd door krachtenbundeling en het ter beschikking stellen van die expertise op een goede manier. Dat verdraagt zich er niet mee dat men als Molenhuis ook nog het bezit en beheer heeft van een aantal molens. Vandaar dat gesprekken zijn gevoerd over hoe die overdracht precies moet plaatsvinden. Gesprekken zijn gevoerd over een pilot, daar is overleg over gevoerd en in die gesprekken zijn onduidelijkheden geweest. Daarom heeft alles wat langer geduurd. Het gaat er echter om hoe dat nu wel gerealiseerd kan worden. Natuurlijk wenst de provincie ook af te komen van de bijzondere positie, maar dat moet niet ten koste van elke prijs gaan. Vanuit het College vindt men het moeilijk om te stellen dat daar extra en nieuw geld bij moet, want dan is er wel degelijk sprake van een precedentwerking omdat er dan inderdaad andere moleneigenaren zullen stellen voor beheer en onderhoud ook geld te willen zien. Wat zijn dan wel de mogelijkheden? Er bestaat de stichting De Groninger Molen en daarin zijn twee taken opgenomen. In die taken zou financieel een knip gemaakt kunnen worden, waarbij een heel aparte beheerstichting ontstaat. Of men stelt een kostendekkend verhaal te hebben en dat zou dan op die manier gekapitaliseerd of overgedragen moeten kunnen worden. Maar dan spreekt men over bestaand geld. De gedeputeerde is daar nog niet uit met de betrokkenen, maar hij is wel van mening dat dit aangepakt moet worden. De gedeputeerde is in overleg met de betrokkenen en het is belangrijk dat het beheer goed wordt geregeld en een overdracht wordt gedaan. Mw. Jansen spreekt terecht van een startpositie. Het is niet zo dat men stelt het over te dragen en dat daar enorm veel kosten aan verbonden moeten zijn. Hij vindt het reëel dat dit opgebouwd moet worden. Dan gaat het er wel om van hoe en in welke mate, en daar moet verder over van gedachten worden gewisseld. Als het aan de gedeputeerde ligt ook aan de hand van cijfers, want er ligt wel een begroting van het Molenhuis en dat wil men goed laten functioneren. Tevens zijn er de cijfers opgebouwd rond gemeentelijke bijdragen, Rijk et cetera, waarin duidelijk kan worden aangegeven wat onderhoud, beheer en verzekeringen kosten. Dan kunnen de kosten en baten in balans zijn. De gedeputeerde spreekt dus niet zozeer over nieuw geld, men kijkt of in de bestaande subsidie mogelijkheden liggen. Dan kan men zich afvragen of daar met elkaar afspraken over gemaakt kunnen worden. Mocht dat niet lukken dan bestaat nog de theoretische mogelijkheid om een aparte beheerstichting op te richten, maar dat heeft niet de voorkeur van het College. Het gaat er vooral om dat het Groninger Molenhuis niet ook nog weer een ander belang heeft, dat het een onafhankelijke koepelorganisatie is die adviseert en ondersteunt aan de gehele Groninger molenwereld en niet dat daar een preferentie positie is van die zes molens. Dat moet
34
losgekoppeld worden van elkaar. Het mooiste zou het zijn het over te dragen aan een organisatie die daar ook in de doelstellingen ambities in heeft. Daar zou goed naar gekeken moeten worden. De gedeputeerde zal zich daar intensief mee bezig gaan houden in de komende periode. De stichting De Groninger Molen heeft de gedeputeerde verzocht rekening te houden met de positie van mw. Wieringa. Hij is van mening dat zij een voorbeeld is van een actieve vrijwilliger en alle mensen die zich inzetten voor de molens moeten daar behouden bij blijven en betrokken bij zijn. Voorts wees dhr. Kok op het probleem wat gaat ontstaan - mw. Boon stelt dat eigenlijk ook - door de overgang van het BRRM naar het BRIM. Dat geldt overigens niet alleen voor molens. Dat gaat in het algemeen voor problemen zorgen bij achterstallige restauraties. Dat moet geïnventariseerd worden en men zal zich moeten beraden op problemen die daar het gevolg van zijn. Dat is de lijn waarop het College voort wenst te gaan, zorg en betrokkenheid bij de molens en snel te proberen dit langdurende proces te voltooien. Mw. Jansen (inspreekster) is verheugd dat de opening is ontstaan om weer te gaan spreken. Zij proeft wel verschil wat door statenleden is gezegd als het gaat om de precedentwerking en wat door de gedeputeerde naar voren is gebracht. Zij hoopt dat men in het overleg nog een opening zal hebben om dat onder de loep te nemen. In tweede termijn Dhr. Kok (PvdA) ziet de provincie het liefst als ondernemend, vandaar dat hij graag verneemt wanneer dit afgerond kan worden. Het zou wenselijk zijn als dit binnen een paar maanden afgerond zou kunnen zijn. Hij is het ermee eens dat dit binnen het huidige geld moet kunnen. Dhr. Abbes heeft een aantrekkelijk financieel aanbod gedaan waar de gedeputeerde op zou moeten toehappen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat dhr. Kok het verhaal van dhr. Abbes zo opvatte dat het handelde om die totale subsidie van € 96.000,-… Dhr. Kok (PvdA) verduidelijkt dat het zo een veel te erg financieel verhaal wordt. Hij heeft vroeger echter geleerd dat van die 96 tien of vijftien kunnen worden afgetrokken voor het onderhoud, en wenst men dat langdurig met rente terugverdienen dan moet zo’n bedrag met 20 worden vermenigvuldigd en komt men uit op 2 of 3 ton euro’s. Dat zal niet het idee zijn geweest dat dhr. Abbes voor ogen stond. Dhr. Abbes (CDA) denkt dat het duidelijk is, de onderhandelingen die lopen nog. Het financiële scenario staat in wezen ook nog open en hij sluit zich voorts aan bij dhr. Kok en hoopt dat men binnenkort zal horen wat voor besluit de gedeputeerde heeft genomen. Hij denkt dat het daarbij van belang is om vooral te definiëren wat nu precies het geld is dat eventueel naar het Groninger landschap gaat en hij denkt dat zoiets essentieel is voor de buitenwacht. Dan komt men terecht op het punt van precedentwerking wat de gedeputeerde in zijn beantwoording ook aangaf. Hij hoopt daar binnenkort van te horen. Voorts zou hij het op prijs stellen om ook zo veel mogelijk de vrijwilligers daarbij te betrekken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan hiermee aan de slag te zullen gaan. Hij zal proberen dat snel te doen, maar een precieze datum kan hij niet geven. De voorzitter concludeert dat dit als C-stuk naar de vergadering kan.
35
13.
Brief van GS van 20 februari 2006, nr. 2006-02699, CW + bijlage betreffende aanvulling Evaluatie Cultuureducatiebeleid 2005.
De voorzitter geeft het woord aan mw. Klaassen, die op dit agendapunt wenst in te spreken. Haar betoog wordt hier integraal weergegeven. Mw. Klaassen (inspreekster): “Dames en heren, u heeft een evaluatie gekregen van de provincie. Omdat in de opzet bepaalde ontwikkelingen beperkt worden weergegeven, wil ik graag een paar extra accenten zetten. In de evaluatie die voorligt wordt uitvoerig ingegaan op onze provinciale opdracht ten aanzien van de scholen en de uitwerking van het beleid in het traject cultuurspoor en op de pilot van OCW. Ik zet graag twee extra accenten. 1. De makelaarsfunctie tussen school en culturele omgeving, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en de provinciale betekenis daarvan; 2. De betekenis van de vraaggerichte werkwijze provinciaal en de landelijke overdracht daarvan. Allereerst die makelaarsfunctie tussen school en culturele omgeving en de provinciale betekenis. Wij hebben daar nu drie vormen voor gevonden, waarin wij dat vormgeven. De eerste waren de CultuurEducatieMarkten. Op 8 en 15 februari 2006 waren er twee cultuureducatiemarkten in Veendam en Zuidhorn. U kreeg daar wel uitnodigingen voor, maar door uw agenda kon u jammer genoeg niet die markten bezoeken. De afdeling Cultuur van de provincie heeft wel de markten bezocht, tot onze vreugde. Beide keren presenteerden zich daar ruim zestig instellingen, initiatieven en kunstenaars met hun aanbod. Er waren verschillende pleinen ingericht: erfgoed, letteren, podiumkunsten, beeldende kunst en overig, waaronder ook media. Ongeveer de helft van de scholen (zo’n 140 scholen) in ons gebied heeft de markten bezocht. Wij zijn erg blij met dit resultaat. De markten werkten uit naar twee richtingen. De scholen waren verrast met zoveel aanbod waarvan ze het bestaan niet wisten. Daarnaast hebben instellingen en kunstenaars elkaar ontmoet, dus instellingen elkaar, instellingen en kunstenaars elkaar en kunstenaars elkaar. Het was echt een heen en weer lopen en het bekijken van elkaars aanbod. Ze wisselden uit en legden ook nieuwe contacten. Dit kan meewerken bij het ontstaan van nieuwe dwarsverbanden. Doordat de markten met meerdere regio's werden georganiseerd, kregen de scholen een breder perspectief aangeboden, waardoor zij ook inzicht kregen op de rijkdom die Groningen te bieden heeft. Hiermee heeft de culturele omgeving voor ons gevoel ook een provinciale betekenis gekregen. De tweede manier is de map. Al deze aanbieders hebben aangeboden om ook datgene wat zij lieten zien voor ons in een map aan te leveren. Die hebben wij aan de scholen aangeboden. Dit is zo’n map. Ik laat graag een achter voor de commissie om zo’n map te kunnen bekijken. De derde kant waarin wij actief zijn, is de database. Alle instellingen en personen op het gebied van cultuureducatie kunnen zich aanmelden voor de database die wij speciaal hebben opgezet op verzoek van de scholen om de eigen culturele omgeving in kaart te brengen. Het blijkt een enorm werk om dat te doen. Daar hebben wij een partner in. Mocca in Amsterdam is ook bezig met zo’n database. Blijkbaar is dat inderdaad een enorme klus om dat goed van de grond te krijgen, maar we merken nu, nu we ongeveer 750 uitnodigingen verstuurd hebben om deel te nemen aan die database, dat het nu begint te lopen met mensen en instellingen die zich aanmelden om daar in te komen. De bedoeling is eigenlijk dat het een belangrijk instrument wordt voor scholen om hun eigen culturele omgeving af te zoeken naar dingen waar zij naar op zoek zijn. Bij die drie elementen hebben wij het gevoel dat wij nu de makelaarsfunctie heel duidelijk in beeld hebben gezet. Dan het tweede accent. Dat wil ik graag toekennen aan de betekenis van de vraaggerichte werkwijze provinciaal en de landelijke overdracht daarvan. De provinciale betekenis
36
Het nieuwe beleid krijgt voorzichtig aan ook betekenis in de gemeenten. Doordat cultuureducatie behalve kunst, ook erfgoed bevat, worden deze accenten belicht. Door de ingezette vraaggerichte werkwijze benoemen scholen steeds meer het belang dat zij zien in erfgoed. Gemeenten worden zich daar meer bewust van en zij gaan ook meer nadenken over de vraag of ze in willen zetten ten opzichte van die cultuureducatie en hun eigen erfgoed. Molens zouden daar een voorbeeld van kunnen zijn. Er ontstaan daardoor dus ook nieuwe initiatieven. Ik wil een voorbeeld noemen. Stadskanaal heeft recent een subsidie ter beschikking gesteld aan het Cultuurhistorisch Centrum daar om educatieve trajecten te ontwikkelen vanuit thema's in de 'erfgoed'-omgeving. Die omgeving houdt niet bij de gemeentegrenzen op. Kunststation C is daarbij betrokken. Wij hadden gisteren de eerste bijeenkomst. Daar zaten het Streekhistorisch Centrum, de gemeente Stadskanaal, Het Museumhuis en Kunststation C aan tafel. Het tweede is het ontstaan van netwerken van cultuurcoördinatoren van de scholen. Die bundelen de vraag en in die netwerken wordt expertise uitgewisseld. Er ontstaan ook gezamenlijk nieuwe vragen aan de omgeving. Het derde element dat de betekenis van die vraaggerichte werkwijze goed illustreert, is, dat bestaande netwerken van organisaties uitgebreid worden met nieuwe deelnemers. Hoogezand is daar een voorbeeld van. Daar bestond een netwerk van Het Kielzog, waarin het podium en de muziekschool zitten, en van de Bibliotheek. Zij gaan nu ook uitbreiden naar de scheepswerf en het archief komt ook in beeld. De landelijke betekenis van de vraaggerichte werkwijze. Kunststation C ontwikkelde een methode die eigenlijk uniek is voor Nederland. Dit heeft te maken met het feit dat de provincie Groningen vooruit liep op het beleid van het ministerie van OCW om het geld naar de scholen toe te sluizen. Vandaar onze pilot, waarvan de resultaten op 30 maart op een studiedag in Utrecht, die georganiseerd wordt door De Kunstconnectie, landelijk worden overgedragen. Er hebben zich daarvoor al negentig deelnemers uit het hele land aangemeld. Een van de redenen dat het ministerie van OCW belang hecht aan die overdracht is dat deze werkwijze zorgt voor verankering van cultuureducatie in het onderwijs. Als een van u geïnteresseerd is, kan ik ervoor zorgen dat u ook een uitnodiging krijgt hiervoor. Voor ieder van u heb ik een exemplaar van het bulletin Cultuur en School van februari 2006. In het katern zit een column van Bas Pieterse, directeur van ’t Vrieske Honk in Vriescheloo, een van de scholen die meedeed aan de pilot. Ik heb ook voor u allemaal een Katern Primair Onderwijs. Die handelt over Het Ruimteschip, een basisschool in Hoogezand, ook een school van onze pilot. Deze twee scholen uitgebreid belangstelling gekregen in een blad dat verspreid is door heel Nederland.”
Dhr. Kok (PvdA) stelt dat voor de zomer van 2007 alle basisscholen een eigen visie op cultuureducatie geformuleerd hebben. Hij vraagt in hoeverre dit – met de inzet van mw. Klaassen – ook gaat lukken. Mw. Klaassen (inspreekster) geeft aan dat het ministerie van OCW heeft besloten om het geld lumpsum te laten worden vanaf 1 september 2007. Het is haar bekend dat er een advies komt van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur om het geld per school drie jaar te labelen. Scholen die nieuw insteken met die € 10,90, krijgen drie jaar de kans om een visie te ontwikkelen en een cultuureducatieplan. Mw. Klaassen weet natuurlijk niet of het ministerie van OCW dat overneemt, maar te zien is dat er in het veld belang aan gehecht wordt dat de school drie jaar de gelegenheid krijgt om dat te ontwikkelen, anders redt Kunststation C dat ook niet. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) merkt op dat de fractie van de ChristenUnie benieuwd is naar de rol van het Huis van de Groninger Cultuur in de samenwerking tussen het Huis van de Groninger Cultuur en Kunststation C.
37
Mw. Klaassen (inspreekster) legt uit dat Kunststation C in elk geval de bijeenkomsten in het netwerk bezoekt. Zij zijn derhalve wel op de hoogte van de ontwikkelingen die bij Kunststation C plaatsvinden. Mw. Klaassen denkt dat Kunststation C met instellingen die bij hen aangesloten zijn, erg veel contact heeft. Dan betreft het met name de Groninger taal, omdat dit natuurlijk een belangrijk erfgoed is, waar scholen ook in het bijzonder in geïnteresseerd zijn. Zij waren ook uitbundig vertegenwoordigd op de markt. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of er ook sprake is van overlap van activiteiten. Hoe ziet mw. Klaassen de rol van Kunststation C in relatie tot andere aanbieders van erfgoedmateriaal? Mw. Klaassen (inspreekster) stelt dat er eigenlijk geen sprake is van overlap, want Kunststation C probeert zelf een soort kanaal te zijn waarin dat allemaal gestructureerd naar die scholen gaat. Scholen krijgen zelf enorme stapels toegestuurd en mikken dat vaak rechtstreeks in de prullenmand. Kunststation C heeft het idee dat die map daar een antwoord op geeft, omdat die map een soort basisgegeven is, waar ze echt het materiaal in kunnen verzamelen. Het is wel zo dat omdat die scholen – dat staat in het evaluatierapport – een intensief traject ingaan in het ontwikkelen van een cultuureducatieplan, zij eigenlijk daardoor schiften uit hun aanbod. Ze ontwikkelen eigenlijk eerst een visie en een soort doorlopend plan, dan gaan zij kijken wat voor aanbod daar in past. De rest gooien ze gewoon weg. Mw. Klaassen heeft zelf het idee dat die ontwikkeling die van binnenuit de scholen naar buiten gaat, het antwoord daarop is. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) verklaart dat de commissie anderhalve week geleden bij het Huis van de Groninger Cultuur is geweest. Mw. Klaassen geeft aan de bijeenkomsten te bezoeken. Volgens dhr. Hilverts zijn er echter meer mogelijkheden en is het verstandig dat Kunststation C en het Huis van de Groninger Cultuur eens een keer samen gaan koffiedrinken en spreken over de mogelijkheden die er zijn. Dhr. Hilverts proefde bij het Huis van de Groninger Cultuur dat er gewoon meer mogelijkheden zijn voor samenwerking met Kunststation C. Mw. Klaassen (inspreekster) geeft aan daar open voor te staan, want met name volkscultuur wordt nog weinig gedragen door een instelling. Dat past voor het gevoel van mw. Klaassen heel goed bij het Huis van de Groninger Cultuur. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt dat Kunststation C die makelaarsfunctie heeft tussen aanbod en vraag. Op een gegeven moment wordt er dan gezegd dat het een knelpunt is dat het aanbod niet altijd precies past bij de vraag. Kunststation C helpt om dat aanbod iets te versterken en vorm te geven. Mw. Boon vraagt of mw. Klaassen niet bevreesd is dat Kunststation C zich op een gegeven moment zo veel met het aanbod gaat bemoeien dat het min of meer een gedwongen winkelnering wordt en men weer in het oude systeem van het Kunstencentrum vervalt. Mw. Klaassen (inspreekster) stelt dat Kunststation C daar een oriënterend gesprek over heeft gehad, omdat te zien was dat vooral in de erfgoedsetting te weinig trajecten zijn ontwikkeld. Kunststation C is zich daar nu intern over aan het beraden. In het bestuur wil men graag eerst bespreken op wat voor manier Kunststation C een ondersteuning zou kunnen zijn. Dan gaat het naar de provincie en de provincie zal dat zeker ook met de erfgoedinstellingen afstemmen. Wat Kunststation C betreft is het de bedoeling om vooral een initiërende en een ondersteunende rol daarin naar
38
de instellingen te vervullen. Mw. Klaassen denkt dat nu heel schoorvoetend een voorbeeld ontstaat met het Streekhistorisch Centrum, waar nu gemeentelijk geld is neergelegd, maar waarvan zij absoluut geen idee hebben hoe zij dat moeten aanpakken. Kunststation C kan hierbij helpen. Ten eerste is bijvoorbeeld gisteren besproken dat de consulent drie scholen zoekt waar het Streekhistorisch Centrum een traject mee in kan gaan – een openbare school, een christelijke school en een rooms-katholieke school – om de behoefte van die school te verwoorden in de bestaande trajecten. Dan worden er mensen bij gezocht, liefst uit de omgeving, die dat ook ontwikkelen. Het streven is natuurlijk die verankering. Kunststation C zal niet de uitvoerder worden. Dhr. De Vries (D66) merkt op dat hij, toen hij het verhaal van mw. Klaassen hoorde, werd getriggerd door de opmerking dat Kunststation C een database aan het opzetten is om gegevens binnen boord te halen en die daar in feite straks bij de school te brengen. Mw. Klaassen gaf aan dat het verkrijgen van die gegevens heel veel moeite kost. Uit ervaring weet dhr. De Vries dat het ontsluiten van gegevens in bestanden veel complexer is dan ze überhaupt geregistreerd te krijgen. Hij informeert of er vooraf over is nagedacht hoe dat wordt gedaan of dat daarmee nog moet worden begonnen. Mw. Klaassen (inspreekster) antwoordt dat Kunststation C daar absoluut over heeft nagedacht. Kunststation C laat dat doen door Biblionet en sluit aan bij de Gids. Misschien is bekend dat de Gids ook iets is wat waarschijnlijk landelijk uitgezet zal worden. De ABCG uit de Stad en het Museumhuis zijn ook geïnteresseerd om zich daarbij aan te sluiten om zo de culturele omgeving in beeld te brengen. Dat kan Kunststation C absoluut niet zelf. De voorzitter acht het betoog van mw. Klaassen helder. Hij entameert de eerste termijn over het stuk zelf. Dhr. Kok (PvdA) herinnert eraan dat Kunststation C jaarlijks € 550.000 krijgt. Er is niet voor niets om deze evaluatie gevraagd. Het is een evaluatie op een evaluatie. Dhr. Kok vindt het jammer als het gaat om de kwaliteit van de evaluatie, want straks zal worden gesproken over een andere evaluatie. Dat heeft alles van doen met het Huis van de Groninger Cultuur. Daar ligt een evaluatie waar dhr. Kok heel enthousiast over is, in de zin van kwaliteit en diepgang. Dhr. Kok stelt geen warm gevoel te krijgen bij de voorliggende evaluatie. Er is heel veel beschreven, iets waar de PvdA-fractie blij mee is. Het is veel informatie. De vraag naar een tussentijdse evaluatie was ooit ingegeven door het bedrag van € 550.000 voor het Kunststation C. Aan de aanbodkant zit de provincie ook allerlei zaken te subsidiëren als het gaat om cultuurhistorisch erfgoed en al die instellingen die met educatie bezig zijn. Daar wordt jammer genoeg op blz. 9 heel kort bij stilgestaan. De grote zorg van de PvdA-fractie is niet weggehaald, als het gaat om de hele keten van educatie, waar de provincie op allerlei momenten in zit. De PvdAfractie verzoekt met klem om de diepgang van de doeltreffendheid en doelmatigheid als het gaat om de hele keten in beeld te brengen. Zo-even heeft de commissie een prachtig verhaal gehoord van mw. Klaassen, waar dhr. Kok enigszins verheugd over was, bijvoorbeeld ten aanzien van die markt. De frictie zit, als men het hele veld hoort, vooral aan de aanbodkant. Er wordt heel veel aangeboden, maar af en toe bestaat het gevoel dat daar aan de vraagkant geen kennis van is. Dat is wellicht al iets verbeterd. De zorg van de PvdA-fractie blijft. Het gaat hier over tonnen, niet alleen voor Kunststation C. Als alles wordt opgeteld, gaat het misschien wel over een
39
kleine miljoen euro. Dhr. Kok is van mening dat de Staten daar een goed beeld van moeten hebben. Hij verwijst daarbij naar de kwaliteit van de andere evaluatie. Mw. Stavast (GroenLinks) stelt dat het hier gaat over de evaluatie van cultuureducatiebeleid, niet alleen over Kunststation C, maar ook over het IVAKgebied. Het is een beetje flauw om jezelf gelukkig te prijzen met iets wat goed overeind is gebleven, maar met deze evaluatie is GroenLinks opnieuw heel blij dat het IVAK zijn goede positie op grond van ervaring heeft kunnen handhaven. Daar was dus al veel werk gedaan. GroenLinks is ontzettend blij dat die waardevolle ervaringen en dat goede netwerk gehandhaafd zijn gebleven en verder zijn uitgebreid. GroenLinks was en is blij met de evaluatie van het IVAK. Bij Kunststation C is veel meer structuurverandering geweest. Daarvan heeft GroenLinks de indruk dat het mooi op de goede weg is. Natuurlijk, als een evaluatie veel omschrijft, dan kan men zich daar zelf ook een mening over vormen. De GroenLinks-fractie denkt dat het de goede kant op gaat. Het is ook een beetje raar, dat landelijk beleid er doorheen speelt. Dan is men ineens een pilot en moet iets wat men net zelf in de vingers krijgt – dat is althans het beeld van de GroenLinks-fractie – onmiddellijk landelijk verspreid worden. Mw. Stavast vindt het niet totaal nieuw wat er gebeurt. Een heleboel elementen zaten reeds in de IVAK-werkwijze. Dat neemt niet weg, dat als iets ‘leuk’ begint te lopen, het prima is om daarover te vertellen. Mw. Stavast zou het jammer vinden als er te veel energie in zo’n extra landelijke subsidie – en natuurlijk wil men zo’n landelijke overdracht mooi maken – gaat zitten, ten koste van hier een beginnend netwerk verder te stimuleren. De GroenLinks-fractie hoopt dat het niet met elkaar gaat botsen, twee klussen tegelijk. Dhr. De Vries (D66) dacht, toen hij deze evaluatie las, dat er sprake was van twee evaluaties: van het IVAK-gebied en van het Kunststation C-gebied. Ze zijn anders opgezet. De ene evaluatie is heel erg beschrijvend, de andere evaluatie heeft veel meer kwantitatieve gegevens. Dhr. De Vries informeert waarom de evaluaties niet uniform zijn gemaakt. Dit zou op zich voor de vergelijking, ook om te kijken hoe beide instanties werken, ook voor de commissie handig zijn. Dhr. De Vries heeft het idee dat ze alle twee goed werk doen en dat het IVAK gedeeltelijk al iets verder is dan Kunststation C, maar dhr. De Vries heeft het gevoel dat ze wel goed bezig zijn. Bij IVAK is dhr. De Vries wel geschrokken ten aanzien van een aantal punten, met name wat betreft de bureaucratie. Op blz. 6 staat een viertal punten en argumenten waarom de leerlingenbijdrage niet altijd wordt aangevraagd. Daar staat ‘grote verwarring rond verschillende regelingen’ en ze hikken aan tegen het vermeend extra werk. Nu stimuleert IVAK de scholen om toch aan te gaan vragen, maar met name punt 2, de grote verwarring rond verschillende regelingen, baart dhr. De Vries zorgen. Hij vraagt of het mogelijk is om in elk geval dat punt veel beter in kaart te krijgen. Het viel dhr. De Vries ook op dat bij IVAK blijkbaar problemen waren gesignaleerd, terwijl dit bij Kunststation C helemaal niet het geval was. Misschien dat er geen problemen zijn, maar dan verbaast het Dhr. De Vries dat dit zo heel verschillend wordt ervaren binnen de twee gebieden. Mw. Boon-Themmen (VVD) is van mening dat uit deze evaluaties duidelijk blijkt dat het de goede kant op gaat, dat steeds meer scholen bezig zijn met deze zaak en dat het straks naar de honderd procent toe gaat. Als mw. Boon iets van kritiek zou moeten aangeven, dan komt zij ook uit op blz. 9. Daar wordt gezegd dat Kunststation C ook bezig is om ondersteunend naar de onderwijssituatie toe te gaan en de kwaliteit van het aanbod te ondersteunen en te versterken. Het Kunststation wil daar ook een financiële opzet voor maken. Dan denkt mw. Boon inderdaad aan het bedrag van € 550.000. Hoe gaat dat er uit zien? Mw. Boon vraagt of dit niet
40
betekent dat de zaak steeds verder wordt uitgebreid. Is dat financieel dan nog te behappen in het budget zoals het nu bestaat? Iedereen wil natuurlijk graag zo breed mogelijk bezig zijn, dat is ook goed, maar het moet natuurlijk financieel wel allemaal in het plaatje blijven passen. Dhr. Abbes (CDA) wenst te refereren aan de notulen van de vorige vergadering. Daar staat in wezen al in wat een van de hoofdpunten is waar de commissie over moet praten. Dhr. Abbes had namelijk een korte discussie met mw. Boon naar aanleiding van het bezoek aan het Groninger Museum en dat het Groninger Museum extra kosten gemaakt had in verband met cultuureducatie. Toen maakte mw. Boon – naar idee van dhr. Abbes terecht – de opmerking dat de provincie toch Kunststation C heeft dat daar mee bezig is. Is er dan sprake van overlap? Dhr. Abbes heeft die geluiden niet alleen bij het Groninger Museum gehoord, maar ook bij verschillende andere instellingen die bezig zijn met het produceren van educatief materiaal. Dhr. Abbes kan zich tot nu toe nog niet aan de indruk onttrekken dat het niet helder is hoe die wegen eigenlijk zouden moeten lopen, hoe de provincie dat voor ogen heeft, hoe de provincie daarvoor gebruik wil maken van Kunststation C, de rol van Kunststation C daarin. Volgens dhr. Abbes is dat echt wel een aandachtspunt. Hij heeft het gevoel dat het ook wel eens wat irritatie opwekt bij de verschillende instellingen. Zij stellen dat zij al dingen doen en vragen zich af waarom dat daar gebeurt. Dhr. De Vries noemt al de punten op blz. 6. Die had dhr. Abbes ook opgeschreven. Het gaat weliswaar over het IVAK, maar met name de punten 2, 3 en 4 zijn een beetje representatief voor het hele beleidsveld. Het lezen van de evaluatie roept bij dhr. Abbes iets verstikkends op. Het gaat over beleid, het gaat over procedures, het gaat over wegen die moeten leiden tot iets. Dhr. Abbes verklaart zelf werkzaam te zijn in het onderwijs. Hij kan zich de punten die op blz. 6 staan levendig voorstellen. In het tweede deel staat op blz. 14 dat het veel vergt van scholen om een visie op cultuureducatie te ontwikkelen, een cultuureducatieplan te maken en dit vervolgens te implementeren in het schoolprogramma. Scholen meekrijgen is dan ook niet altijd gemakkelijk. Zijn scholen eenmaal bezig, dan wordt duidelijk dat zij al veel doen en ook niet bij nul hoeven te beginnen. Dhr. Abbes stelt dat er naar zijn mening op een of andere manier ‘olie in de machine’ moet. Hij heeft er behoefte aan dat het meer rechttoe rechtaan gaat worden. De provincie heeft het voornemen om cultuureducatie te steunen. Daar heeft zij een visie op, waar de CDAfractie achter staat. Het CDA staat ook achter Kunststation C. Dhr. Abbes vraagt of het niet concreter gemaakt kan worden door bijvoorbeeld ten aanzien van de geschiedenismethode voor leerjaar 1 en 2 – het gaat namelijk ook over de aansluiting op onderbouw VO, naar opvatting van dhr. Abbes zou daar een dikke streep onder moeten – de methodesporen intact te laten, maar ervoor te zorgen dat men per hoofdstuk dat gaat over internationale historische onderwerpen een venster krijgt van één à twee bladzijden naar de regionale situatie. Dit is heel concreet. Er zouden enkele deskundigen bijgezet kunnen worden, er kan contact worden gelegd met de uitgeverij. Met ingang van het volgend schooljaar ligt er dan een bepaalde methode. Dit is slechts een voorbeeld. Dhr. Abbes zou veel zaken meer die kant opgedrukt willen zien. Hij vraagt hoe de gedeputeerde hier tegenaan kijkt. Mw. Voogd (PvdA) interrumpeert en stelt dat dit nu juist ongewenst is, want dan ontstaat een stramien waar elke school in moet zitten. Volgens mw. Voogd is dat nu net niet de bedoeling. Men zou immers vraaggericht bezig gaan, en niet het aanbod simpelweg voorhouden door te stellen dat men in de loop van het jaar hoofdstuk een tot en met zeven maar moet doorlezen.
41
Dhr. Abbes (CDA) geeft mw. Voogd hierin in principe gelijk. Hij geeft echter alleen die wisselwerking aan. De provincie wil iets, en de evaluatie ligt voor. Dan bekruipt dhr. Abbes de behoefte om zaken in een stroomversnelling te krijgen, om zaken concreter te krijgen. Dhr. Kok (PvdA) constateert dat dhr. Abbes al heel oplossend bezig is, iets waarmee hij dhr. Abbes complimenteert. Dhr. Kok stelt echter dat zoals de hele keten nu in elkaar zit, dat nog veel beter in beeld is te krijgen dan nu het geval is. Daarna kan worden gekeken waar die bottlenecks zitten, waar dhr. Abbes al mee bezig is. Dhr. Kok zou het eerst breder willen bekijken. Hier is sprake van een keten: vraag en aanbod, en Kunststation C zit daar middenin. Dhr. Kok geeft te kennen daar in het geheel geen zicht op te hebben. Dhr. Abbes heeft vandaag inhoudelijk veel meer bagage meegenomen op dit onderwerp dan dhr. Kok, maar dhr. Kok is nog niet zo ver. Dhr. Abbes (CDA) geeft aan het te willen toespitsen op die evaluatie. De punten op blz. 6 zouden als uitgangspunt genomen kunnen worden. In elk geval moet geprobeerd worden om dat duidelijk te krijgen. Mw. Boon-Themmen (VVD) merkt op dat het punt op blz. 6 over IVAK gaat. Daar staat ook dat het IVAK tot nu toe altijd uitgebreid kosteloos programma’s aan de scholen heeft aangeboden. Mw. Boon kan zich voorstellen dat de scholen zich dan afvragen wat er gaat gebeuren nu zij opeens zelf iets moeten gaan bedenken. Eigenlijk werden zij al bediend, dus kwamen zij vanuit een andere uitgangspositie. Al die scholen die Kunststation C nu bereikt, zaten bij wijze van spreken op nul. Dat is volgens mw. Boon niet helemaal met elkaar te vergelijken. Dhr. Abbes (CDA) is van mening dat dit wel te vergelijken is. Hij heeft met nadruk gezegd dat het over het IVAK gaat, maar de punten zijn representatief voor de wijze waarop scholen dat over het algemeen ervaren. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) deelt mee dat de fractie van de ChristenUnie benieuwd is naar de budgetafspraken van IVAK en Kunststation C. Er wordt gesteld dat besluitvormingen opgeschort zijn tot maart of nog opgesteld of besproken moeten worden. Dhr. Hilverts is benieuwd naar de stand van zaken op dit punt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt in antwoord op de vraag van dhr. De Vries of de evaluaties uniformer zouden kunnen, dat er naar de vorm gekeken zou kunnen worden, om dat de volgende keer op die manier te doen. Na lezing en herlezing concludeert de gedeputeerde dat er veel in de evaluatie staat. Het is zeer informatief, maar hier en daar ook erg compact. In die zin kan dhr. Gerritsen zich iets voorstellen bij het ontbreken van het warme gevoel. Het warme gevoel zit zijns inziens toch in datgene wat er bereikt is. Hij is het eens met de woorden van mw. Stavast met betrekking tot het IVAK. D66 is daar ook een pleitbezorger van geweest. De gedeputeerde heeft het IVAK altijd ook erkend als een club die bijzonder goed aan het werk is. Daar heeft hij een warm gevoel bij. Het is goed dat er nu ook een recente evaluatie bij zit, zodat ook het hele proces zichtbaar is, waarin te zien is dat de omschakeling van Kunststation C van de werkwijze van het Kunstencentrum van aanbod naar vraag wortel heeft geschoten, en meer dan dat. Er is een methode ontwikkeld. Er is van landelijke middelen gebruik gemaakt. De gedeputeerde is het eens met de overweging dat opgepast dient te worden dat een en ander elkaar niet gaat doorkruisen en dat daar te veel aandacht aan besteed moet worden. Het heeft echter goed kunnen sporen met doelen die men voor zich zag. Kunststation C heeft
42
dit ingebracht. Wel is Kunststation C helemaal opnieuw begonnen. Dan raken er soms zaken los. Dat is de keten waar dhr. Kok op doelt en het ontbreken van aansluiting en concretisering wat dhr. Abbes aanroert. Het gaat erom dat nu te regelen. In het verhaal is te lezen dat het College daar afspraken over heeft gemaakt, die ook in de budgetafspraken aan de orde komen. Die zijn nu in een afrondende fase en worden binnenkort opgeleverd, waarin ook preciezer staat hoe de aansluiting met het aanbod is, om de instellingen te faciliteren. De gedeputeerde is niet van mening dat het strijdig is of dat het door elkaar loopt met hoe bijvoorbeeld het Groninger Museum educatie doet. De opdracht van Kunststation C is heel helder en ambitieus, namelijk om samen met de scholen de vraag te ontwikkelen en te proberen ervoor te zorgen dat het verankerd wordt op een manier die ook past bij de school en die ook aansluit op de omgeving. Van daaruit dient te worden gekeken wat de mogelijkheden zijn. In het begin is dat een radicale omslag geweest. Het is goed om dat zo in te zetten, maar dan rijst wel de vraag of er andere instellingen zijn die wat te bieden hebben. Hierover heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden. Daar zijn oplossingen voor gevonden, maar het is een proces dat voort moet gaan. Daar is men op een heel goede manier over in gesprek. Dan is hetgeen het Groninger Museum en andere instellingen doen het neerzetten van hun aanbod in een pakket, dat beschikbaar is. Dat komt ook bij elkaar, maar het wordt wel aangeboord vanuit die vraaggerichte werkwijze. Dat moet ook zo blijven, want anders gaat men weer naar de oude werkwijze toe, iets wat nu juist niet de bedoeling is. IVAK heeft heel veel gedaan op het gebied van erfgoededucatie. Kunststation C heeft die vraaggerichte werkwijze neergezet, en een bijzondere positie in Nederland, die ook in Den Haag erkend wordt. De gedeputeerde is het eens met degenen die zeggen dat het IVAK heel goed loopt en dat Kunststation C een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt, waar wel nog een aantal punten zitten die bewaakt moeten blijven. Daar is ook regelmatig over gesproken en deze gesprekken zullen ook voortgezet worden. De gedeputeerde neemt de opmerkingen ter harte over de structuur van deze evaluatie, die hier en daar misschien toch wat compact is, waardoor hier en daar een aantal processen misschien onvoldoende zichtbaar worden. De informatie is er echter, de gedeputeerde zal er zeker aandacht aan besteden om dat een volgende keer op die manier voor het voetlicht te brengen. Hij is het eens dat hier en daar toch enige verwarring bestaat over hoe de regeling in elkaar zit. Dat moet nog helderder en beter georganiseerd worden. Dat zijn zaken die het College zeker zal meegeven, want het is jammer dat daar verwarring over bestaat. Dhr. Abbes moet in tweede termijn zijn suggestie misschien iets verduidelijken, want het is niet de bedoeling om aanbodgericht te werken. Het is niet de bedoeling om vanuit uniformiteit zaken te ontwikkelen, maar juist vanuit datgene wat scholen nodig hebben. De aansluiting met VO moet worden onderstreept, iets wat ook uit vorige discussies in de commissie naar voren kwam, binnen de afspraken en budgetten die daarvoor beschikbaar zijn. De voorzitter geeft mw. Klaassen de gelegenheid om heel kort te reageren op de inbreng van de commissie. Mw. Klaassen (inspreekster) gaat in op de ontwikkeling van nieuwe erfgoedtrajecten. De bedoeling is om daar wel aansluiting te hebben bij schoolmethodes. Er zijn algemene wereldoriëntatiethema’s – bijvoorbeeld over wonen en werken – en historische thema’s – bijvoorbeeld ridders, kloosters, industriële revolutie. Die elementen die ontwikkeld worden, sluiten vanuit de omgeving aan op de methodes binnen het onderwijs, zodat ook de cultuureducatieve trajecten die scholen doen, inwisselbaar zijn met methodes die zij hanteren. Mw. Klaassen denkt dat het katern van ’t Ruimteschip een heel goede illustratie is van de manier waarop dat kan
43
gebeuren, dat zij op thema’s die zij in hun onderwijs hebben, cultuureducatie laten aansluiten en dat op die manier ontwikkelen. De voorzitter stelt in de richting van dhr. Abbes dat een deel van de commissie bij de presentatie in de bibliotheek in Hoogezand is geweest. De scholen hebben daar uitleg gegeven. De CDA-fractie was daar helaas niet aanwezig. Daar is wel heel duidelijk getoond hoe een en ander werkt. Dat heeft wel indruk gemaakt op de commissieleden die wel aanwezig waren. In tweede termijn Dhr. Kok (PvdA) merkt op van alles aan toezeggingen te hebben gehoord en dat de gedeputeerde veel ter harte is gegaan. Hij blijft echter met het katerige gevoel zitten van het bedrag van driekwart miljoen euro die de provincie jaarlijks in de educatieketen stopt. Dhr. Kok zou een toezegging willen van het College dat de doelmatigheid beter in beeld wordt gebracht. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat doelmatigheid zit in wat voor werk men doet voor dat geld. Hij zegt toe de budgetafspraken aan de commissie te doen toekomen. Daar staat heel precies in maat en getal in wat het College vraagt. Als dhr. Kok dan vindt dat zaken scherper in beeld moeten komen, kan daarover worden gesproken. Dat maakt het ook concreet. Nu is het wat moeilijk vast te pakken, omdat er heel veel ontwikkeling plaatsvinden. Dhr. Kok vraagt wat men doet voor het geld dat er ingestopt wordt. Daar moet dan specifiek naar worden gekeken, dan kan dhr. Kok misschien ook aanwijzen waar het probleem zit. Dhr. Kok (PvdA) verklaart er nog op terug te zullen komen.
11.
Brief van GS van 9 februari 2006. nr. 2005-22879/6/A9, CW + bijlage 1 + bijlage 2 betreffende evaluatierapport Huis van de Groninger Cultuur.
De Voorzitter stelt voor om het agendapunt van de evaluatie van het Huis van de Cultuur - gezien het late tijdstip - door te schuiven naar de volgende vergadering. Dhr. Kok (PvdA) constateert dat onder andere een activiteitenplan wordt beloofd die veel meer wordt toegespitst op de problematiek die erin staat. Hij zou het op prijs stellen als het activiteitenplan van 2006 van het Huis van de Groninger Cultuur - aan de hand van de adviezen die in dit stuk staan - verkregen kan worden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) zal navragen of dat aanwezig is. Maar de bedoelingen van dhr. Kok zijn hem niet geheel duidelijk. Dhr. Kok (PvdA) stelt dat een van de conclusies van zowel het Huis van de Groninger Cultuur als ook van de gedeputeerde is, dat er een jaarlijks activiteitenplan gemaakt moet worden waarin duidelijke keuzes voor eigen projecten zijn gemaakt met betrekking tot tijdspad, personeel en financiële middelen. Het jaar
44
2006 is nog maar net begonnen en de evaluatie is volgens dhr. Kok vorig jaar al gemaakt bij het Huis van de Groninger Cultuur en dat is de afgelopen maanden gebruikt voor de discussie met GS. Hij hoopt dat 2006 al gebruikt is bij deze adviezen, daar wil hij graag duidelijkheid over. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat dit er nog niet is. Dit is door het College opgeschreven op 9 februari, dat is een aanbeveling die men nog gaat doen en waarmee nog aan de slag wordt gegaan. Dat kan niet voor de volgende vergadering geleverd worden. Dhr. Abbes (CDA) is het niet eens met de gang van zaken. Dit agendapunt wordt nu weer verschoven, die evaluatie ligt er al maanden. De voorzitter is niet van mening dat dit geen uitstel kan vergen. Hij polst de mening bij de commissie en de meerderheid is voor uitstel van dit agendapunt. Sluiting. De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 17.50 uur.)
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (tot en met vergadering van 8 maart 2006 bijgewerkt)
1.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
13/10/2004
Budgetfinancieringsovereenkomst.
Op dit moment wordt nog overleg gepleegd over een verdeelsleutel in het IPO. Als dat is afgerond wordt een budgetcontract afgesloten met RTV-Noord (06/04/05)
Portefeuill ehouder Gerritsen
Onderhandeling is nog gaande (30/11/05). Er is onderhandeling gaande tussen het IPO en het ROOS over een index (18/01/2006).
45
De overeenkomst zit nog vast op een onderhandeling over de reële index. Er is een akkoord bereikt en dat wordt voorgelegd aan het ROOS en het IPO (08/03/2006). 2.
24/11/2004
Andere opstelling van Monumentenwacht. De commissieleden zullen worden geïnformeerd over hoe de bundeling van taken gestalte kan worden gegeven.
In de commissie van 2 november 2005 heeft de gedeputeerde een toelichting gegeven.
Gerritsen
Met betrekking tot het Masterplan zal de gedeputeerde hier later op terugkomen. Er is nog geen duidelijkheid over de termijn waarop het masterplan gereed is.(18/01/2006). Er wordt overgegaan van het BRRM naar het BRIM, van restauratie naar instandhouding. In de commissie is erover gesproken dat daar knelpunten gaan ontstaan op het punt van restauratie. Daarin zal gekeken worden wat belangrijk is, wat prioriteit heeft en waar men eventueel iets zou moeten doen.
Dat moet eerst in kaart worden gebracht, dat kan daarna gebruikt worden voor het Masterplan. De gedeputeerde wenst dat stap voor stap aan te pakken en hoopt daar wat tijd voor te krijgen, zodat hij eerst de knelpunten qua restauratie in kaart kan brengen. De regeling van het BRIM is afgekomen en dat kan nu geanalyseerd worden. Maar daar is wel tijd voor nodig. Naar dat Masterplan zal worden toegewerkt en dat zal inzage geven in de collectie Groningen en de prioriteiten (08/03/2006). 3.
24/11/2004
De gedeputeerde zegt een kaart van de
Gedeputeerd is er mee bezig. Het is moeilijk een termijn aan te
46
Gerritsen
culturele infrastructuur toe.
geven (18/01/2006). Er valt voortgang te bespeuren. Gedeputeerde verwacht over circa 2 maanden iets definitiefs te kunnen aanbieden (08/03/2006).
4.
5.
8/6/2005
30/11/2005
Kindertelefoon. De gedeputeerde zegt toe een kleine notitie te maken waarin zij aangeeft of de provincies Groningen en Drenthe gezamenlijk de financiële problematiek bij de kindertelefoon kunnen oplossen.
Cijfers m.b.t. de gewichtenregeling achterstanden in het onderwijs.
De provincie Drenthe is bereid om samen met de provincie Groningen de kwestie rondom de telefoontjes, het aantal pupillen wat daar gebruik van maakt, de orde van grootte wat het zou moeten zijn als beide provincies de telefoon in stand willen houden en hoe die verhoudingen zouden moeten liggen, uit te gaan werken.In maart zal de commissie daarover geïnformeerd worden (18/01/2006). Er is nog geen akkoord bereikt met Drenthe, maar de gelden voor 2006 zijn geraamd op € 222.000,-. Er staat een bedrag gereserveerd, zodat de opening van de tijden van de Kindertelefoon niet in gevaar komen. Op deze wijze kan de deal met Drenthe wel verder uitgewerkt worden (08/03/2006). Er is een brief verstuurd naar de basisscholen rondom de nieuwe gewichtenregeling voor het basisonderwijs. Op korte termijn zullen de scholen reageren. Bij de beantwoording zal ook de (aanvaarde) motie van de PvdA van 29 juni worden meegenomen (18/01/2006).
Mulder
Mulder
Het cijfermateriaal omtrent de gewichtenregeling is beschikbaar en zal schriftelijk worden aangeboden (08/03/2006). 6.
30/11/2005
De gedeputeerde zal de commissie informeren over de gesprekken met de gemeenten over de
Geprobeerd zal worden een inventarisatie te verkrijgen van de behoefte vanuit de gemeente. Een precies tijdstip is hieraan
47
Mulder
huisvesting van jongeren.
niet te koppelen (18/01/2006). Dit onderwerp staat inmiddels op de agenda van de G6. Precieze informatie volgt (08/03/2006).
7.
30/11/2005
De gedeputeerde zal de commissie informeren over de financiële situatie bij het Groninger Museum.
Het plan van aanpak kan tegemoet worden gezien (18/01/2006).
Met betrekking tot het verhuur van het depot zal de gedeputeerde de commissie nader informeren.
Het depot is nog niet definitief geregeld maar daar zijn de Groninger Archieven voor in beeld (18/01/2006).
Gerritsen
Er zijn nieuwe cijfers gearriveerd. Deze worden op dit moment bestudeerd. De toezegging blijft staan dat de commissie geïnformeerd zal worden over die financiële situatie en dat het plan van aanpak onder de loep zal worden gelegd (08/03/2006).
Nog geen aanvullende informatie beschikbaar (08/03/2006).
8.
18/01/2006
9.
08/03/2006
10.
08/03/2006
Het college zal het voorstel van de fractie van het CDA met betrekking tot defibrillatoren verder uitwerken en komen met een notitie.
Voor de zomer (18/01/2006).
Mulder
Blijft staan (08/03/2006).
Evaluatie Cultuureducatiebeleid 2005. Het college zal de budgetafspraken aan de commissie doen toekomen. Evaluatierapport Huis van de Groninger Cultuur. Het college zal navraag doen naar het activiteitenplan van
Gerritsen
Gerritsen
48
2006 van het Huis van de Groninger Cultuur en deze doen toekomomen aan de commissie.
49