Voorstel voor prestatieafspraak mei 2012
/ Where innovation starts
Inhoud 1
Inleiding 3
2
Missie en profiel 3
3
Externe ontwikkelingen en positie en strategie TU/e 6 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
4
Onderwijs 13 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
5
TU/e Bachelor College 13 TU/e Graduate School 17 Kwaliteitszorg onderwijs 19 Strategic Areas 20 Academische vorming 20 Post-graduate onderwijs 21 ICT-ondersteund onderwijs 22 Internationalisering 22 Ondernemerschap 22
Onderzoek en kennisvalorisatie 23 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
6
Maatschappelijke uitdagingen 6 Onderzoeksfinanciering 6 Wereldwijde kenniseconomie 7 Studenteninstroom en rendementen 7 Benutbaar maken wetenschappelijke kennis 8 Recente ontwikkelingen 8 Behoud positie niet vanzelfsprekend 10 Strategisch Plan TU/e 2020 11 Kernwaarden 12 Borging uitvoering strategie 12
Zwaartepuntvorming 23 Onderzoeksvernieuwing 24 Onderzoeksexcellentie 24 Strategic Areas 25 Topsectoren 27 Onderzoeksinfrastructuur 28 Kwaliteitszorg 29 Kennisvalorisatie en innovatie 29
Universitaire samenwerking 31 6.1 6.2 6.3
3TU.Federatie 31 Strategisch partnerschap met UU/UMCU 32 Sectorplan Natuur- en Scheikunde 33
7
Doelmatigheid
8
Bijzondere uitdagingen 34
34
Bijlage Terugblik op ontwikkeling TU/e in periode 2001-2011 36
2
1
Inleiding
Dit voorstel voor een prestatieafspraak van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) met de staatssecretaris van OCW is gebaseerd op: - het Strategisch Plan TU/e 2020 (januari 2011); - het Profiel TU/e 2011 (september 2011); - het Instellingsplan TU/e 2013 - 2016 (april 2012). Aan de totstandkoming van het Strategisch Plan TU/e 2020 ging een intensieve bezinning vooraf op de koers voor de toekomst. Dat gebeurde via bestudering van relevante beleidsdocumenten uit binnen- en buitenland, reflectie op de sterktes en zwaktes van en kansen en bedreigingen voor de universiteit in relatie tot die van vergelijkbare universiteiten in binnen- en buitenland, discussiebijeenkomsten met studenten en medewerkers, rondetafelgesprekken met externe stakeholders (onderwijs, bedrijfsleven en ingenieurswereld) en een brede discussie over mogelijke hoofdlijnen van een nieuwe universiteitsstrategie. Voor de implementatie van het strategisch plan is in goed overleg met de decanen van de faculteiten een dynamisch meerjarig projectenprogramma opgezet. De uitvoering van dit programma is voor de komende jaren geborgd in het Instellingsplan TU/e 2013 - 2016. De projectdoelen per jaar worden verankerd in opvolgende bestuurlijke agenda's. Gaande de rit wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met veranderende externe omstandigheden. Universiteitsraad en Raad van Toezicht ondersteunen de uitgezette koers en werkaanpak. Het College van Bestuur maakt jaarlijks afspraken met de faculteitsbesturen over de facultaire bijdragen aan de verwezenlijking van de strategische ambities. Leeswijzer De opbouw van dit voorstel voor een prestatieafspraak is als volgt: - hoofdstuk 2 geeft de missie en het actuele profiel van de universiteit weer; - hoofdstuk 3 schetst welke positie de universiteit inneemt ten aanzien van belangrijke externe ontwikkelingen en hoe zich dit vertaalt in de strategie; - in de hoofdstukken 4 tot en met 7 wordt meer in detail ingegaan op de activiteiten die tot realisatie van de strategie moeten leiden en op de resultaten die de TU/e daarmee de komende jaren wil bereiken (waar verplicht in de vorm van prestatie-indicatoren); in de achtereenvolgende hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan de thema's onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie, interuniversitaire samenwerking en doelmatigheid; - in hoofdstuk 8 wordt duidelijk gemaakt waarom de TU/e extra financiële steun van de overheid nodig heeft om haar plannen te kunnen realiseren. Als bijlage is een terugblik op de ontwikkeling van de TU/e in de jaren 2001 - 2011 toegevoegd.
2
Missie en profiel
De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) is een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte technologieuniversiteit van internationale allure, die zich op het terrein van de engineering science & technology samenhangend bezighoudt met onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Op onderwijsgebied leidt de TU/e ingenieurs (Master of Science/Ir) op, die beschikken over een stevige wetenschappelijke basis en diepgang én over de nodige competenties om zich succesvol in uiteenlopende maatschappelijke sectoren en functies te kunnen ontplooien. Daarnaast leidt zij ontwerpers (Professional Doctorate in Engineering/PDEng) en onderzoekers (Doctor of Philosophy/Dr) op, evenals academisch geschoolde leraren in de exacte vakken (Master of Science/Drs). Op onderzoeksgebied richt de TU/e zich bij voorkeur op die deelterreinen van de engineering science & technology waarop zij in de internationale wetenschappelijke wereld een rol van betekenis speelt of kan gaan spelen (science for science) én waarop zij betekenisvolle impulsen kan geven aan het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken (science for society) en aan het versterken van de kennisintensieve
3
industrie (science for industry). Door nieuwsgierigheid gedreven fundamenteel onderzoek vormt de noodzakelijke basis voor en is veelal verweven met meer op toepassing gericht onderzoek. Op het gebied van de kennisvalorisatie zet de TU/e er zich voor in dat haar onderzoeksresultaten worden vertaald in succesvolle innovaties en tot nieuwe bedrijven leiden. Zij stimuleert studenten, promovendi en medewerkers te kiezen voor het ondernemerschap. De kwaliteit van het onderwijs en onderzoek voldoet aan hoge internationale standaarden. De TU/e biedt haar studenten en medewerkers een internationaal en academisch, dat wil zeggen intellectueel prikkelend, studie- en werkklimaat, dat inspireert tot een brede persoonlijke ontwikkeling, maatschappelijk en cultureel engagement en een ondernemende houding. Op haar campus stimuleert de TU/e de vestiging van en samenwerking met en tussen hoger onderwijsinstellingen, onderzoeksinstituten en (startende) hightech ondernemingen. De campus ontwikkelt zich tot een TU/e Science Park van nationaal belang en internationale allure. De TU/e maakt samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente deel uit van de 3TU.Federatie. De onderlinge afstemming en samenwerking beogen de concurrentiepositie en reputatie van de Nederlandse TU's en van het Nederlandse technologiedomein in de wereld te versterken. Binnen de federatie heeft de TU/e net als Delft en Twente een eigen identiteit en profiel. Op basis van onderlinge complementariteit versterken de Universiteit Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de TU/e elkaars positie door samenwerking als preferente partners in een strategische alliantie. Daarbij richten zij zich op wetenschappelijk én tevens maatschappelijk belangrijke gebieden waarop zij elkaar aanvullen. De TU/e profileert zich als een internationaal vooraanstaande, in engineering science & technology gespecialiseerde universiteit, die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan: - de vooruitgang van de technische wetenschappen; - de ontwikkeling van technologische innovaties; en daarmee aan - de oplossing van grote maatschappelijke vraagstukken en de groei van welvaart en welzijn. Zij onderscheidt zich in het Nederlandse hoger onderwijs vooral door: - haar strategische positionering als internationaal vooraanstaande onderzoeksuniversiteit binnen het domein van engineering science & technology; - haar sterke gerichtheid op drie 'Strategic Areas' (Energy, Health en Smart Mobility) vanuit haar leidende positie in met name de wetenschapsdomeinen High Tech Systems & Materials en Chemistry & Chemical Engineering en haar specifieke institutionele en facultaire sterktes; - haar focus op zes van de negen economische topsectoren (High Tech Systemen en Materialen; Chemie; Life Sciences & Health; Energie; Logistiek en Creatieve Industrie) en op het doorsnijdende thema ICT; - haar samenwerking en afstemming met specifieke partners in de universitaire wereld en industrie (op sectoraal, regionaal, nationaal, Europees en globaal niveau). De TU/e is dé motor van de regionale kenniseconomie in de Brainportregio rond Eindhoven. Het European Regional Innovation Scoreboard 2009 rekent de provincie Noord-Brabant tot de meest innovatieve regio's ('High Innovators') van Europa. In de Regional Competitiveness Index 2010 van de EU behoort NoordBrabant tot de top 10 van Europa's meest competitieve regio's. De Brainportregio rond Eindhoven is goed voor 45% van de private R&D-uitgaven in ons land, 55% van de Nederlandse patenten en 35% van de Nederlandse export. In 2011 riep het Intelligent Community Forum de Brainportregio uit tot Intelligent Community of the Year. Er is in de regio sprake van een samenhangend hightech ecosysteem. De ambitie is in 2020 in de top3 van toptechnologieregio's in Europa te staan en in de top 10 op wereldschaal. De samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen in de regio is zo hecht dat deze al sinds jaar en dag aangeduid wordt als 'triple helix'. Op de volgende pagina wordt het profiel van de TU/e anno 2012 kort samengevat.
4
Profile TU/e 2012 /Where innovation starts Research University in Engineering Science & Technology Research
Education
Bachelor College (BSc)
Graduate School (MSc PDEng PhD)
Valorization For the benefit of
Society - Industry - Science Anchored in regional High Tech Eco System
Brainport Eindhoven (ICF Intelligent Community of the Year 2011) Specifically relevant for Grand Challenges
Dutch Economic Topsectors
Energy Health Smart Mobility
High Tech Systems & Materials Chemistry Energy Life Sciences & Health Logistics Creative Industry ICT (through all sectors) Leading in
High Tech Systems & Materials Chemistry & Chemical Engineering Distinctive Research Areas
Automotive Systems Building Physics Broadband Telecommunication Technologies Complex Molecular Systems (ICMS) Human Behavior and Intelligent Systems (ILI) Information and Communication Systems (EIRICT) Logistics and Operations Management Multiscale Mechanics (EMI) Nano-Engineering of Functional Materials and Devices Plasmas Polymers Process Engineering and Control Tissue Engineering and Imaging Institutional Partner of
Delft University of Technology, University of Twente (3TU.Federation) Utrecht University, University Medical Center Utrecht (preferred national partners) Maastricht University, Radboud University Nijmegen, Tilburg University (national partners) Danmarks Tekniske Universitet, Technische Universität München, École Polytechnique Féderale de Lausanne (EuroTech Universities) Zhejiang University (global partner)
5
3
Externe ontwikkelingen en positie en strategie TU/e
In dit hoofdstuk worden kort enkele voor de TU/e belangrijke externe ontwikkelingen geschetst. Daarbij wordt telkens - in cursief - aangegeven welke positie de universiteit ter zake inneemt en wat dit voor de strategie betekent. Het hoofdstuk sluit af met een beknopte samenvatting van de strategie van de universiteit voor de periode tot en met het jaar 2020.
3.1
Maatschappelijke uitdagingen
De wereld wordt geconfronteerd met grote uitdagingen ('Grand Challenges') op gebieden als energie, gezondheid, mobiliteit, voedsel, klimaat, veiligheid, duurzaamheid en communicatie. Nieuwe technologische concepten zijn nodig om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Overheden bevorderen dat bedrijven en kennisinstellingen zich inspannen om deze concepten te ontwikkelen. Omdat de ruimte voor fundamenteel onderzoek in het bedrijfsleven afneemt en nieuwe wetenschappelijke en technologische concepten maatschappelijk en economisch nog onvoldoende worden benut, is intensievere samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen geboden. Overheden en ondernemingen oefenen in toenemende mate invloed uit op de onderzoeksagenda's van universiteiten.
De TU/e werkt van oudsher intensief samen met het bedrijfsleven. Zij stelt haar leerstoelenplan en daarmee haar wetenschappelijk profiel in de regel langs evolutionaire weg af op zowel nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen als op maatschappelijke uitdagingen en daarmee samenhangende onderzoeksbehoeften van de hightech industrie. De afgelopen 25 jaar zijn daarnaast twee ingrijpende veranderingen in het wetenschappelijke profiel op instellingsniveau doorgevoerd, te weten de start van de faculteiten Biomedische Technologie en Industrial Design met bijbehorende opleidingen en onderzoeksprogramma's. De hiervoor benodigde middelen werden in eerste instantie onttrokken aan de andere faculteiten. Geleidelijk zorgden de nieuwe faculteiten zelf voor extra inkomsten. Recent heeft de TU/e besloten zich sterker te profileren als een universiteit die uitstekend is toegerust om bijdragen te leveren aan het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen. Dit krijgt gestalte via de TU/e Strategic Areas Energy, Health en Smart Mobility .
3.2
Onderzoeksfinanciering
De financiering van het universitaire onderzoek vindt steeds meer plaats op basis van thematische onderzoeksprogramma's. Deze worden ontwikkeld door consortia van ondernemingen, kennisinstellingen en universiteiten en gesteund door overheden en onderzoeksfinanciers. Over het algemeen staan grote maatschappelijke en economische uitdagingen hierbij centraal. Deze vragen door hun complexiteit om multidisciplinair onderzoek in de gehele kennisketen van fundamenteel onderzoek tot en met het leveren van proof of principle en proof of concept. Van universitaire onderzoeksgroepen wordt verwacht dat zij in onderlinge competitie voorstellen bij deze programma's indienen en zo de financiële middelen verwerven voor hun onderzoeksprojecten en apparatuur. Het vormgeven van consortia, programma's en projecten overstijgt veelal de mogelijkheden van afzonderlijke faculteiten en groepen: er is specifieke expertise en coördinatie voor nodig op instellingsniveau. Naast de toename van de programmatische financiering van universitair onderzoek is ook een verschuiving te zien van basis- naar persoonsgeboden financiering. In onderlinge competitie verwerven excellente onderzoekers persoonsgebonden onderzoeksgelden die zij naar eigen inzicht kunnen besteden. Europese fondsen vormen een groeiend deel van de programmatische en persoonsgebonden onderzoeksfinanciering.
De TU/e is in vergelijking met andere Nederlandse universiteiten sterk in het met bedrijven en andere kennisinstellingen aantrekken van subsidies voor gezamenlijke R&D- en innovatieactiviteiten. Zij speelt een belangrijke rol in twee Knowledge & Innovation Communities (KIC InnoEnergy en KIC EIT ICT Labs) onder de vlag van het European Institute of Innovation and Technology. De universiteit stimuleert dat door de wetenschappelijke staf meer financiële middelen worden verworven uit de Europese Kaderprogramma's en uit de programma's van NWO. Dit beleid wordt de komende jaren krachtig gecontinueerd.
6
3.3
Wereldwijde kenniseconomie
Kennis en innovatie winnen aan belang in de internationale economische verhoudingen. Er ontwikkelt zich in hoog tempo een wereldwijde kenniseconomie: nationale grenzen en geografische afstanden vervagen. Kennisintensieve bedrijven strijken bij voorkeur neer in regio's met een grote economische dynamiek. Ze kiezen voor plaatsen waar hoogwaardige universiteiten en laboratoria, kennisinstellingen en toeleveraars geconcentreerd zijn, voldoende hoogwaardige kenniswerkers voorhanden zijn en overheden zich faciliterend en ondersteunend opstellen. Er ontstaan nieuwe zwaartepunten van kennis en bedrijvigheid in landen als Brazilië, Rusland, India en China (BRIC-landen). Op termijn fungeren alleen topuniversiteiten met een sterke internationale positie en reputatie als een vestigings- en bindingsfactor van belang. Er is wereldwijd sprake van een reputatierace tussen universiteiten. De concurrentie bij het aantrekken van studenten, wetenschappers, fondsen en partners wordt sterker. Studenten en wetenschappers zijn net als bedrijven steeds minder locatiegebonden. Internationale netwerken van samenwerkende universiteiten en bedrijven zijn in opkomst. Door netwerkvorming, fusies en - in sommige landen - geconcentreerde en omvangrijke overheidsinvesteringen groeit het aantal grote krachtige universiteiten. Zij oefenen met geavanceerde faciliteiten, ruime financiële mogelijkheden en een aantrekkelijk relatienetwerk een sterke aantrekkingskracht uit op de beste studenten, op topwetenschappers, op vooraanstaande partners, op onderzoeksfondsen en op internationaal opererende kennisintensieve ondernemingen. Voor de concurrentiepositie van Zuidoost-Nederland zijn deze ontwikkelingen van belang.
Uit internationale rankings blijkt dat de vooraanstaande positie in onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie van de TU/e zich nog onvoldoende vertaalt in een sterke internationale reputatie. Dat wordt ook zo ervaren door belangrijke stakeholders van de universiteit. De indruk bestaat dat naast kwaliteit en leeftijd van de universiteit ook de omvang van de onderwijs-, onderzoeks- en kennisvalorisatie-output bepalend is voor de internationale reputatie. De relatief kleine omvang van de TU/e en het relatief geringe marktaandeel van de TU/e in het Nederlandse wetenschappelijke onderwijs hebben negatieve effecten op haar bekostiging door de overheid en op haar reputatie. Ook kan ze hierdoor niet geheel voldoen aan de behoeften van het hightech ecosysteem in de Brainportregio in Zuidoost-Nederland. De TU/e zet daarom in op een groeistrategie.
3.4
Studenteninstroom en rendementen
Voor de concurrentiepositie van Zuidoost-Nederland is de geleidelijke afname van het aantal jongeren in ons land met een intrinsieke interesse in technologie een probleem. De komende jaren is door demografische oorzaken bovendien juist in Zuid-Nederland een daling te verwachten van het jaarlijkse aantal vwo-verlaters. Daar staat de positieve ontwikkeling tegenover dat landelijk een groeiend percentage vwo-leerlingen kiest voor een bèta-gerelateerd profiel (Natuur en Techniek c.q. Natuur en Gezondheid). Met name de scholieren die voor het profiel Natuur en Gezondheid kiezen, laten zich bij het maken van een studiekeuze vaak leiden door carrière- of maatschappelijke motieven. Als ze al voor een technische opleiding kiezen, dan is dat overwegend voor bredere c.q. multidisciplinaire opleidingen met aandacht voor carrière- en maatschappijgerichte vakken. Een trend is ook dat de verschillen in talent, interesse en motivatie tussen instromende studenten groter worden. Van universiteiten wordt verwacht dat zij met een meer gedifferentieerd onderwijsaanbod inspelen op deze verschillen. Wat de technologiesector betreft is meer onderwijsdifferentiatie bovendien noodzakelijk vanwege de groeiende behoefte aan verschillende typen ingenieurs op de arbeidsmarkt. Naast specialisten met diepgang binnen één discipline zijn ingenieurs nodig die verbanden kunnen leggen tussen verschillende disciplines. Naast onderzoeksgerichte ingenieurs zijn ontwerpgerichte ingenieurs nodig. Verder worden van ingenieurs een ondernemende attitude, managementvaardigheden en een internationale attitude verwacht. Over de gehele linie is in ons land sprake van een structureel tekort aan technologische kenniswerkers. Dit tekort heeft een negatieve invloed op de internationale concurrentiepositie van ons land en - in het bijzonder - de hightech regio Zuidoost-Nederland.
De instroom van studenten in de bachelor- en masteropleidingen van de TU/e blijft achter bij de maatschappelijke behoeften. De bacheloropleidingen trekken overwegend intrinsiek gemotiveerde bèta's uit Zuid-Nederland en zijn vooral gericht op het opleiden van disciplinaire specialisten. Sinds een aantal
7
jaren wordt ingezet op het versterken van de zij-instroom in de masteropleidingen, met name uit het buitenland. Deze komt goed op gang maar is nog niet op het gewenste niveau. Hierdoor en doordat de rendementen van met name de bacheloropleidingen - ondanks vele incrementele maatregelen - te wensen over laten, levert de TU/e minder ingenieurs af dan waaraan maatschappelijk behoefte is. De politieke druk om de rendementen te verbeteren neemt intussen toe. De langstudeerdersmaatregel van de overheid heeft negatieve consequenties voor studenten en universiteit. Tegen deze achtergrond heeft de TU/e ervoor gekozen haar bacheloronderwijs zodanig te hervormen dat het met behoud van kwaliteit en academisch niveau aantrekkelijker en studeerbaarder wordt voor meer en meer verschillende studenten. Bovendien wordt het graduate onderwijs op een internationaal meer gebruikelijke wijze geprofileerd en wordt het masteronderwijs afgestemd op de hervorming van het bacheloronderwijs. Een en ander moet leiden tot een grotere instroom, een geringere uitval en betere rendementen.
3.5
Benutbaar maken wetenschappelijke kennis
Een belangrijke ontwikkeling is het toenemende belang dat wordt gehecht aan kennisvalorisatie en innovatie. Hoewel ons land wetenschappelijk tot de best scorende landen behoort, geldt dat niet als het om innovatie gaat. Hier is sprake van een achterstand op een groeiend aantal landen. Mede daarom heeft de Nederlandse overheid kennisvalorisatie - het maatschappelijk en economisch benutbaar maken van wetenschappelijke kennis - wettelijk verankerd als derde kerntaak van de universiteiten naast onderwijs en onderzoek. Die derde kerntaak krijgt gestalte via een meer planmatige R&D-samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven, een proactieve kennis- en technologietransfer tussen universiteiten en het midden- en kleinbedrijf en de systematische stimulering en ondersteuning van nieuwe bedrijvigheid op basis van de opbrengsten van universitair onderzoek. Op de universitaire campussen vestigen zich steeds meer (startende) kennisintensieve bedrijven en onderzoeksinstituten. Ze werken in een klimaat van open innovatie intensief met elkaar en met de desbetreffende universiteit samen.
De TU/e is van oudsher sterk in R&D-samenwerking met de hightech industrie, in kennis- en technologietransfer naar het bedrijfsleven en in het faciliteren van startende bedrijven op de campus. Het laatste decennium heeft de universiteit bovendien nog een extra impuls aan haar valorisatieactiviteiten gegeven door gestalte te geven aan het TU/e Innovation Lab en samen met derden aan een regionale valorisatie- en incubatororganisatie. Andere universiteiten investeren ter zake ook fors. De TU/e heeft de ambitie haar voorsprong op dit gebied vast te houden.
3.6
Recente ontwikkelingen
Brainport 2020 De Brainportregio rond Eindhoven presenteerde in het voorjaar van 2011 onder de noemer 'Brainport 2020: Top Economy, Smart Society' haar strategie voor de toekomst. Het plan werd positief ontvangen door de Minister van EL&I. De regio wil in 2020 een plaats in de top 3 van technologieregio's in Europa en op wereldschaal een plaats in de top 10. Nu is de Brainportregio rond Eindhoven nummer 9 in Europa en nummer 13 in de wereld. De regio kiest voor thema's als Health, Energy en Mobility.
De TU/e heeft samen met de universiteiten in Tilburg en Maastricht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Brainportstrategie en participeert ook in het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma. Van de TU/e worden vooral meer technologische kenniswerkers gevraagd, verdere focussering op voor de regio belangrijke thema's en een actieve rol in het regionale hightech ecosysteem. De TU/e blijft zich hier de komende jaren voor inzetten. Kwaliteit in verscheidenheid In juli 2011 heeft de staatssecretaris van OCW mede namens de Minister van EL&I onder de noemer 'Kwaliteit in verscheidenheid' zijn Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap aan de Tweede Kamer aangeboden. Het accent ligt op het creëren van een ambitieuzer studieklimaat, op verbetering van de kwaliteit van en de rendementen in het hoger onderwijs, op een sterkere profilering van hoger onderwijsinstellingen, op zwaartepuntvorming in het onderzoek en op meer samenhang tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.
8
De TU/e herkent zich over het algemeen goed in het ingezette beleid. Wel is het zo dat de maatregelen ter ontmoediging van lang studeren en het mogelijk afschaffen van de studiebeurs in de masterfase onbedoeld remmend werken op de motivatie van jongeren voor het volgen van technisch-wetenschappelijk onderwijs. De maatschappelijk noodzakelijke en door de TU/e beoogde forse groei van de studenteninstroom wordt hierdoor bemoeilijkt. Door haar onderwijs aantrekkelijker, motiverender en kansrijker te maken zet de TU/e desondanks stevig in op groei in het onderwijs. Topsectoren De minister van EL&I heeft in 2011 met een nieuw bedrijfslevenbeleid ingezet op de ontwikkeling van een samenhangende beleidsagenda voor negen economische topsectoren met als kenmerken: meer vraagsturing door het bedrijfsleven, meer generieke lastenverlichting in plaats van specifieke subsidies en meer ruimte voor ondernemers (waaronder een revolverend innovatiefonds met durfkapitaal). Het beleid moet innovatiegericht onderzoek en nieuwe bedrijvigheid stimuleren in de sectoren High Tech Systemen en Materialen, Chemie, Energie, Life Sciences & Health, Logistiek, Creatieve Industrie, Agro-Food, Tuinbouw en uitgangsmaterialen en Water. Samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen moet gebeuren op basis van onderzoeksroadmaps en innovatiecontracten en gestalte krijgen in publiekprivate Topconsortia voor Kennis en Innovatie.
De TU/e is in 1956 opgericht omdat de industrie in Zuidoost-Nederland hoogwaardige technologische kennis en kenniswerkers nodig had. Zij heeft zich sindsdien bij uitstek onderscheiden door hechte samenwerking met het hightech bedrijfsleven bij het ontwikkelen en implementeren van publiek-private R&D- en innovatieprogramma's en -instituten. Het Dutch Polymer Institute, het Embedded Systems Institute, het Center for Translational Molecular Medicine, het BioMedical Materials Program en het High Tech Automotive Systems Innovation Program zijn daarvan voorbeelden. Innovatiesubsidies en FESmiddelen van de overheid hadden in veel gevallen een aanjagende en katalyserende invloed. Ten opzichte van andere universiteiten was de TU/e de afgelopen jaren dan ook buitengewoon succesvol in het - in competitie - verwerven van onderzoeks- en innovatie-middelen voor projecten in het kader van mede door haar zelf tot stand gebrachte publiek-private programma's. Het wegvallen van innovatiesubsidies en middelen uit het Fonds Economische Structuur-versterking (FES) en de introductie van fiscale stimuleringsmaatregelen en kort lopende bijdragen aan Topconsortia voor Kennis en Innovatie brengen voor de TU/e daarom grote onzekerheden met zich mee. Een fors deel van de onderzoeksbekostiging valt weg, terwijl onduidelijk is op welke termijn en in welke mate investeringen vanuit het bedrijfsleven dit zullen compenseren. Stagnering van de aantallen in te zetten promovendi en postdoc's valt te vrezen. De TU/e staat desondanks positief tegenover de planmatige ontwikkeling van R&D- en innovatieagenda's voor en door de economische topsectoren en draagt daar actief aan bij. Zij is betrokken geweest bij de ontwikkeling van onderzoeksroadmaps en plannen voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie door de topteams van díe sectoren waarvoor zij bij uitstek wetenschappelijk is toegerust, te weten: High Tech Systemen en Materialen, Chemie, Energie, Life Sciences & Health, Logistiek en Creatieve Industrie en het doorsnijdende thema ICT. Als het bedrijven-beleid leidt tot grotere private investeringen in R&Dactiviteiten van de TU/e, kan dit voor de universiteit als een kans worden gezien. Blijven die investeringen achter bij het niveau van de inkomsten uit FES en innovatiesubsidies, dan is het topsectorenbeleid een bedreiging voor de TU/e. Omdat onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie binnen een researchuniversiteit als de TU/e nauw met elkaar verweven zijn, betekent een terugval in onderzoeks- en valorisatie-inkomsten ook een bedreiging voor de groeiambities op onderwijsgebied. Onderwijsgroei impliceert immers het aantrekken van extra wetenschappers. Daarvoor zijn extra onderzoeks- en valorisatie-inkomsten nodig. De TU/e zet er op in deze via de tweede en derde geldstroom te verwerven. De reguliere eerste geldstroom biedt hiervoor namelijk geen ruimte. Horizon 2020 De Europese Commissie heeft eind 2011 'Horizon 2020' gepresenteerd als een nieuw en overkoepelend strategisch kader voor de financiering van onderzoek en innovatie. Het plan omvat drie hoofdlijnen van beleid: het stimuleren van wetenschap van topkwaliteit, het bevorderen van industrieel leiderschap en innovatie en het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen. Er is voor een periode van zeven jaar in totaal ruim 86 miljard euro beschikbaar, waarvan ruim 3 miljard via het European Institute of Innovation and Technology. Vergeleken met de huidige situatie komen aanzienlijk meer middelen voor onderzoek en innovatie vanuit Brussel beschikbaar.
9
De TU/e herkent zich in de keuzes van de Europese Commissie voor wetenschap van topkwaliteit, voor baanbrekende toekomstige en opkomende technologische concepten, voor hoogwaardige onderzoeksinfrastructuur, voor leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën (met name ICT, nanotechnologie, geavanceerde materialen en geavanceerde fabricage en verwerking), voor grote maatschappelijke uitdagingen (met name Gezondheid, demografie en welzijn; Zekere, schone en efficiënte energie; Slim, groen en geïntegreerd vervoer; en Inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen) en voor consolidatie en uitbreiding van het European Institute of Innovation and Technology. De TU/e participeert nu al in twee Knowledge and Innovation Communities onder de vlag van dit instituut. Ze is goed opgelijnd voor het verwerven van Europese middelen. De concurrentie wordt echter groter en kwalitatief beter. De succeskansen komen daardoor naar alle waarschijnlijkheid onder druk te staan. De TU/e stimuleert de wetenschappelijke staf dus tot extra inspanningen en zoekt via de tweede en derde geldstroom naar ruimte voor het matchen van Europese middelen. De reguliere eerste geldstroom biedt die ruimte niet. Erasmus for All Recent heeft de Europese Commissie voor de periode 2014-2020 één samenhangend programma Erasmus for All gepresenteerd voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport. Dit programma met een totaalbudget van 19 miljard euro is de opvolger van het Leven Lang Leren Programma, de internationaliseringsprogramma's en het programma Jeugd in Actie. Het omvat twee actielijnen die in dit kader interessant zijn, te weten het verhogen van de mobiliteit van studenten op alle onderwijsniveaus en het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen onderwijsinstellingen onderling en tussen onderwijsinstellingen en bedrijven.
De TU/e zet in op het vergroten van de zij-instroom van Europese masterstudenten en op het vergroten van de internationale mobiliteit van haar studenten, participeert al in verschillende Europese samenwerkingsverbanden van technische universiteiten en werkt in het kader van het European Institute of Innovation and Technology ook op onderwijsgebied al samen met universiteiten en bedrijven in Europa. Deelname aan programma's onder de vlag van Erasmus for All biedt de TU/e extra kansen om haar beleid te realiseren. De TU/e zal deze kansen aangrijpen.
3.7
Behoud positie niet vanzelfsprekend
Al met al heeft de TU/e in haar nog korte bestaan een relatief goede naam opgebouwd als internationaal vooraanstaande onderzoeksuniversiteit in engineering science & technology. De faculteiten verzorgen hoogwaardig academisch onderwijs. Ze doen dat in een context van excellent fundamenteel én toepassingsgericht onderzoek op terreinen die relevant zijn voor de omgeving. De regio ZuidoostNederland onderscheidt zich door een sterke concentratie van internationaal opererende hightech bedrijven en kennisinstellingen. Ze geldt als een van de meest innovatieve regio’s in Europa en profileert zich als internationaal aantrekkelijke Brainport. In dit ecosysteem van samenwerkende bedrijven en kennisinstellingen vervult de TU/e een onmisbare rol. Ze creëert relevante kennis en leidt hoogwaardige kenniswerkers op. Hechte samenwerking met technologie-intensieve bedrijven in de gehele kennisketen staat hoog in het vaandel van de universiteit. Deze kennisketen omvat fundamenteel, door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek tot en met het leveren van proof of principle en proof of concept door vernieuwende technologische ontwerpen. Onderzoekers met excellente posities binnen afzonderlijke disciplines werken binnen de TU/e nauw samen in multidisciplinaire onderzoeksprogramma’s. Ze ontwikkelen die programma’s veelal samen met het bedrijfsleven en relevante kennisinstellingen. Bij geen andere universiteit in de wereld is het aandeel copublicaties met onderzoekers uit het bedrijfsleven binnen de totale wetenschappelijke productie zo hoog als bij de TU/e. Kennisvalorisatie (i.e. het maatschappelijk c.q. economisch benutbaar maken van wetenschappelijke kennis) is aan de TU/e stevig verankerd als derde kerntaak naast of liever gezegd verweven met de kerntaken onderwijs en onderzoek. De universiteit stimuleert ondernemerschap bij studenten en medewerkers en biedt hen adequate ondersteuning bij het opzetten van nieuwe bedrijven. De goede prestaties van de TU/e op de gebieden onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie worden bevestigd door haar positie in de belangrijkste nationale en internationale universiteitenrankings.
Hoewel de TU/e er al met al dus goed voor staat, geven externe ontwikkelingen aanleiding tot bijsturing en aanscherping van de koers. Het Strategisch Plan TU/e 2020 biedt daarvoor het richting gevende kader.
10
3.8
Strategisch Plan TU/e 2020
Inzet van het Strategisch Plan TU/e 2020 is dat de universiteit in 2020 in de wereld een vooraanstaande positie inneemt als internationale researchuniversiteit in engineering science & technology en bekend staat om haar grote wetenschappelijke én maatschappelijke impact en haar substantiële betekenis voor de concurrentiepositie van de Brainportregio Zuidoost-Nederland en de Nederlandse kenniseconomie. Dat vraagt om een groeigerichte strategie en uitbouw van de internationale positie en reputatie op basis van internationaal vooraanstaand onderwijs en onderzoek en zeer succesvolle valorisatieactiviteiten. Onderstaand overzicht geeft de hoofdlijnen van het Strategisch Plan TU/e 2020 in een notendop weer.
Strategisch Plan TU/e 2020 in een notendop Onderwijs • Bundelen bacheloropleidingen in Bachelor College en compleet herontwerpen van bacheloronderwijs • Bundelen graduate onderwijs in Graduate School • Realiseren hogere rendementen en ambitieus studieklimaat • Internationaliseren van studentenpopulatie en onderwijs • Vergroten studenteninstroom via adequate marketing van vernieuw onderwijsaanbod • Bezinning op post-graduate onderwijs Onderzoek • Gericht versterken excellentie in de disciplines • Realiseren TU/e Strategic Areas rond belangrijke maatschappelijke vraagstukken (Energy, Health en Smart Mobility) • Stimuleren vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksinitiatieven • Ontwikkelen kansrijke R&D-instituten in belangrijke niches • Versterken internationale onderzoekspositie
Kennisvalorisatie • Realiseren meer planmatige R&D-samenwerking met hightech industrie • Vergroten effectiviteit van kennis- en technologietransfer naar m.k.b. • Vergroten deelname aan ondernemerschapsgericht onderwijs • Vergroten aantal succesvolle starters Campus • Ontwikkelen campus tot TU/e Science Park van nationaal belang en internationale allure Randvoorwaarden • Zorgen voor benodigde investeringen (600-700 miljoen euro) • Ruim baan bieden aan toptalent, meer vrouwen en buitenlanders in vaste wetenschappelijke staf • Afstemmen organisatie op strategie, indien nodig clusteren van faculteiten • Benchmarken centrale ondersteunende diensten • Stappen zetten op weg naar 'digitale universiteit' • Ontwikkelen internationale universiteitscultuur • Bevorderen krachtenbundeling in Nederlandse technologiesector
Op onderwijsgebied wil de TU/e in 2020 voorzien in de behoeften van de samenleving en de industrie aan verschillende typen academisch gevormde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers. Om dat te bereiken moet het bacheloronderwijs zonder niveauverlies aantrekkelijker, uitdagender, motiverender en studeerbaarder worden voor meer groepen jongeren met bètatalent en grotere aantallen studenten aantrekken en moeten de bachelorcurricula studenten meer differentiatiemogelijkheden bieden. Het graduate onderwijs zal meer op internationale leest geschoeid moeten worden om meer buitenlands toptalent aan te kunnen trekken. De onderwijsrendementen moeten fors omhoog. Het internationale studieklimaat zal moeten worden versterkt. Verder zal de TU/e haar positie moeten bepalen op de velden post-graduate onderwijs en ICT-ondersteund onderwijs. Op onderzoeks- en valorisatiegebied wil de TU/e zich in 2020 onderscheiden door excellentie in de basisdisciplines en door programmatische R&D-samenwerking met bedrijven en andere kennisinstellingen vanuit multidisciplinaire TU/e Strategic Areas rondom de maatschappelijke onderzoeksthema's Energy, Health en Smart Mobility, vanuit Topconsortia voor Kennis en Innovatie in het kader van zes van de negen nationale topsectoren en vanuit Europese Knowledge and Innovation Communities en Joint Technology Undertakings. Op Europees niveau wil de TU/e samen met haar partners in het bedrijfsleven en de universitaire wereld meer invloed uitoefenen op de totstandkoming van onderzoeksprogramma's. Excellentie zal worden gestimuleerd en bewaakt. Er zullen impulsen worden gegeven aan risicovolle vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksinitiatieven door zeer talentvolle jonge onderzoekers.
11
De voorzieningen voor het stimuleren, faciliteren en ondersteunen van kennisvalorisatie zullen doorontwikkeld worden naar een hoger prestatieniveau. De universiteitscampus moet in 2020 als TU/e Science Park de statuur hebben van een innovatiecampus van nationaal belang en internationale allure. Op het TU/e Science Park wonen dan enkele honderden (vooral buitenlandse) studenten, vertoeven voortdurend congresgangers en visiting scientists van over de hele wereld, werken startende ondernemers met universitaire onderzoekers samen en worden eigentijdse laboratoria gedeeld met partners uit het bedrijfsleven en met andere kennisinstellingen. De technische opleidingen van Fontys Hogescholen en de kaderopleiding Engineering van het ROC Eindhoven verhuizen op termijn naar het TU/e Science Park. Dat is in een gezamenlijke intentieverklaring vastgelegd. Het beleid ten aanzien van organisatie en human resources, financiën, communicatie en marketing en samenwerking met andere (Nederlandse en buitenlandse) universiteiten wordt afgestemd op de strategie. Een specifiek aandachtspunt is het verhogen van het aantal vrouwen in UHD- en hoogleraarposities.
3.9
Kernwaarden
Bij het uitvoeren van haar strategisch plan houdt de TU/e vast aan de volgende kernwaarden. Het academische karakter van de universiteit en de wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit van de wetenschappelijke staf staan hoog in het vaandel. Onderzoekers krijgen voldoende ruimte om op basis van nieuwsgierigheid in academische vrijheid fundamenteel onderzoek te doen. Dat is noodzakelijk om als researchuniversiteit duurzaam van betekenis te kunnen blijven. Aan vrijwel alle maatschappelijk belangrijke innovaties liggen immers fundamentele wetenschappelijke doorbraken ten grondslag. Internationaal excelleren in de afzonderlijke disciplines is vereist om succesvol aan inter- en multidisciplinaire uitdagingen te kunnen werken. De voordelen van de relatief kleine schaal van de universiteit worden ondanks de noodzakelijke inzet op groei gekoesterd, omdat deze een persoonlijke atmosfeer, korte communicatielijnen en samenwerking over de grenzen van disciplines en eenheden vergemakkelijken. Verwevenheid van de kerntaken onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie geldt als vanzelfsprekend. Verder stelt de universiteit zich open op naar haar maatschappelijke omgeving. Ze onderscheidt zich door nauwe banden met de hightech industrie in haar omgeving en door een uitstekende relatie met lokale, provinciale, nationale en Europese overheden.
3.10 Borging uitvoering strategie Voor de implementatie van het strategisch plan is een dynamisch meerjarig projectenprogramma opgezet. De uitvoering wordt verankerd in opvolgende instellingsplannen, bestuurlijke agenda's en begrotingen. Bij wijze van voorbeeld geeft onderstaand overzicht weer welke projecten zijn opgenomen in de lopende Bestuurlijke Agenda 2012. In de opvolgende jaarverslagen wordt gerapporteerd over de realisatie van de jaarlijkse agenda's.
Projecten in Bestuurlijke Agenda 2012 • • • • •
Bachelor College Graduate School Post-graduate onderwijs Vergroting studenteninstroom Kwaliteitszorg onderwijs
• Strategic Area Energy • Strategic Area Health • Strategic Area Smart Mobility • • • •
Versterking onderzoeksexcellentie Onderzoeksinfrastructuur Topsectoren Kennisvalorisatie
• Partnerrelaties met Nederlandse universiteiten • Internationale universitaire samenwerking • Vrouwelijk Talent naar de Top • OBP-beleidsplan • Kwaliteit en efficiency centrale diensten • Digitale universiteit • Ombuigingsoperatie • Herziening intern financieel verdeelmodel • Duurzaamheid • Instellingsplan 2013-2016
• Ontwikkeling TU/e Science Park
12
4
Onderwijs Doelstelling voor 2020: De TU/e voorziet in 2020 in de behoeften van de samenleving en de kennisindustrie aan verschillende typen academisch gevormde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers. De in-, door- en uitstroom van studenten is daarop afgestemd. Via een gedifferentieerd onderwijsaanbod wordt adequaat ingespeeld op de uiteenlopende studiekeuzemotieven van verschillende groepen (potentiële) studenten en op de behoefte aan verschillende typen technologische kenniswerkers op de arbeidsmarkt. Het studieklimaat is uitdagend en motiverend. Onderwijs en studentenpopulatie zijn in 2020 sterk internationaal.
4.1
TU/e Bachelor College
De 11 technisch-wetenschappelijke bacheloropleidingen van de TU/e (landelijk 22 CROHO-labels in de sector BSc-Techniek) zijn inhoudelijk van hoog niveau. Desondanks blijft de instroom van studenten al jaren achter bij de maatschappelijke behoefte, is de uitval groot, zijn de rendementen laag en is de differentiatie in de uitstroom gering. Tal van losse maatregelen om dat aan te pakken hebben onvoldoende resultaat opgeleverd. Daarom is gekozen voor een fundamentele en samenhangende aanpak voor alle bacheloropleidingen. In juni 2011 is gestart met een ingrijpende hervorming van het complete bacheloronderwijs, die de opleidingen met behoud van kwaliteit en academisch niveau aantrekkelijker, uitdagender en kansrijker moet maken voor alle vwo'ers met de profielen Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. Behalve op intrinsiek in bèta en technologie geïnteresseerde concrete bèta's (de meerderheid van de huidige studentenpopulatie) richt de TU/e zich met haar nieuwe bacheloronderwijs ook op carrièrebèta's en generalistische, mensgerichte bèta's (onder wie met name meisjes met bètatalent). Ook breidt de TU/e haar wervingsgebied uit tot heel Nederland en het aangrenzende buitenland. Bundeling opleidingen Om de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs adequaat gestalte te kunnen geven worden alle bacheloropleidingen gebundeld in één TU/e Bachelor College onder leiding van een Dean. Deze leidt namens het College van Bestuur de implementatie van het hervormingsproces in goede banen en ziet toe op het behalen van de gewenste resultaten en op de borging van kwaliteit en academisch niveau van de opleidingen. De positie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Bachelor College en de Dean zijn verankerd in het Bestuurs- en Beheersreglement van de TU/e en vastgelegd in een afzonderlijk Reglement TU/e Bachelor College. Over de opzet van het beoogde nieuwe bacheloronderwijs zijn gedetailleerde afspraken gemaakt tussen College van Bestuur en faculteitsbesturen. Deze afspraken zijn vastgelegd in een bestuurlijke Richtlijn van het college aan de faculteitsbesturen en vertaald in het voor alle opleidingen verplichte deel van een Model Onderwijs- en Examenregeling (OER). Start en doel De vernieuwde bacheloropleidingen starten in september 2012 met het eerste studiejaar voor de nieuwe instroom van eerstejaars studenten. In september 2013 en 2014 wordt de vernieuwde opzet doorgetrokken naar het tweede respectievelijk derde studiejaar. Voor zittende studenten wordt het bestaande programma nog tot september 2014 gecontinueerd en wordt een adequate overgangsregeling getroffen. Uiteindelijk doel van de nieuwe bacheloropzet is het realiseren in 2020 van een instroom van tenminste 1700 bachelorstudenten per jaar en een studierendement binnen vier jaar voor herinschrijvers van tenminste 70%. Eind 2015 zal dit rendement tenminste 55 moeten zijn.
Prestatie-indicator/Jaar *
2011
2015
Rendement herinschrijvers (bron 1cHO) **
41%
> 55%
*
Definitie conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
**
Toelichting query m.b.t. rendement - Herinschrijverscohort eerstejaars HO = studenten die voor het eerst zijn ingestroomd binnen HO-NL met een voltijds hoofdinschrijving aan de TU/e én zich het tweede studiejaar weer binnen de TU/e hebben ingeschreven (ongeacht bij welke opleiding).
13
- Cohortfilter: alle studenten die meerdere inschrijvingen binnen het HO hebben, worden gefilterd. Bijv.: studenten met een gelijktijdige inschrijving aan de TU/e en aan een andere universiteit worden niet meegeteld. - Peildatum herinschrijverscohort: 1 oktober. - Peildatum rendement: 1 oktober.
Opzet bacheloropleidingen Om dit te bereiken krijgen alle bacheloropleidingen allereerst een zelfde opzet met een grote ruimte tot differentiatie. Kern van elke opleiding is een major van 90 studiepunten, bestaande uit 16 eenheden van elk 5 studiepunten en een bachelor-eindproject van 10 studiepunten. Om nieuwe doelgroepen extra aan te spreken worden binnen diverse bestaande opleidingen aantrekkelijke nieuwe majoren gestart, zoals Psychology and Technology, Web Science en Automotive. In principe worden geen nieuwe opleidingen gestart. Niet ondenkbaar is zelfs dat op langere termijn het aantal opleidingslabels (CROHO-posities) wordt gereduceerd waarbij elke opleiding meerdere verwante majoren omvat. Naast een major omvat de bacheloropleiding voor iedere student een basiscomponent, bestaande uit 5 basisvakken van elk 5 studiepunten, te weten Wiskunde, Natuurwetenschappen, Modelleren, Design en USE-basis (waarbij USE staat voor user, society en enterprise). Van de basisvakken worden maximaal 3 varianten aangeboden die elk op een cluster van opleidingen zijn afgestemd. Het zesde onderdeel van de basiscomponent betreft Professionele Vaardigheden. De elementen van dit onderdeel - communiceren, samenwerken, plannen en organiseren, reflecteren en omgaan met (wetenschappelijke) informatie - zijn ingebed in de onderwijseenheden van de major. De vijf studiepunten voor professionele vaardigheden zijn binnen deze onderwijseenheden te behalen. Alle bacheloropleidingen omvatten verder een USE-component van 15 studiepunten: een samenhangende leerlijn van 3 onderwijseenheden van elk 5 studiepunten, waarbij de student kan kiezen uit een user-, society- of enterprisegerichte leerlijn. De USE-leerlijnen zijn zodanig van opzet dat ze adequaat worden ingepast in de context van de major die de student volgt. Tot slot omvat elke bacheloropleiding een keuzecomponent van 45 studiepunten, bestaande uit 9 onderwijseenheden van 5 studiepunten. Faculteiten bieden meerdere coherente keuzepakketten aan voor zowel studenten van de eigen opleidingen als voor studenten van andere opleidingen. Een coherent keuzepakket omvat maximaal 15 studiepunten. Gestimuleerd wordt dat aantrekkelijke, faculteitsoverstijgende keuzepakketten worden aangeboden rond belangrijke maatschappelijke c.q. wetenschappelijke thema's die verschillende groepen studenten aanspreken. Overwogen wordt aan bepaalde keuzepakketten of combinaties van keuzepakketten speciale certificaten te verbinden. Dat zal bijvoorbeeld gebeuren voor een combinatie van twee keuzepakketten op het terrein van ondernemerschap. Er is in de keuzeruimte overigens ook plaats voor losse onderwijseenheden van 5 studiepunten. Studenten kunnen in de keuzeruimte opteren voor verdieping (bijvoorbeeld ter voorbereiding op een specialisatie in de masteropleiding) maar ook voor verbreding. Studeerbaarheid De studeerbaarheid van het bacheloronderwijs wordt vergroot door van onderwijseenheden van 3 studiepunten over te gaan naar eenheden van 5 studiepunten, door per kwartiel niet meer dan 3 onderwijseenheden parallel aan te bieden, door studentactiverende werkvormen in te voeren en door binnen onderwijseenheden activerende tussentoetsen in te voeren en daarbij tevens vast te leggen dat het eindcijfer voor een onderwijseenheid voor maximaal 70% bepaald wordt door de eindtoets. Het bacheloronderwijs wordt volgens een voor alle opleidingen geldende opzet verroosterd, waarbij een adequate spreiding van major-, basis-, USE- en keuze-eenheden over de studiejaren en kwartielen binnen studiejaren is gegarandeerd. Iedere onderwijseenheid krijgt door een centrale roostercommissie in principe één timeslot in het rooster toegewezen. Voor iedere student wordt per week minimaal 12 en maximaal 24 uur contacttijd ingeroosterd. In geen enkele opleiding zal het aantal contacturen beneden de 12 komen. Verder wordt elke student bij de ontwikkeling van zijn of haar eigen professionele identiteit en het daaraan gerelateerde keuzeproces intensief begeleid door een docentcoach. Ook krijgt iedere eerstejaars student in het eerste semester begeleiding van een studentmentor bij de sociale en academische integratie in de faculteit en universiteit. Daarnaast kan de student zo nodig een beroep doen op de specifieke expertise van een studieadviseur van de eigen faculteit en een studentenadviseur van het Onderwijs en Studenten Service Centrum. Met aankomende eerstejaars studenten wordt zoveel mogelijk vóór de zomervakantie een startgesprek gevoerd aan de hand van een vooraf door studenten ingevulde vragenlijst. Studenten die nog twijfelen over hun keuze voor een bepaalde major kunnen dit kenbaar maken. Met hen wordt vastgesteld welk studiepad ze het beste kunnen volgen om in de loop van het eerste jaar zonder veel studie-
14
vertraging over te kunnen stappen van de ene naar een andere (verwante) major of opleiding. De docentcoaches voeren regelmatig gesprekken met studenten om hen adequaat te kunnen ondersteunen bij het maken van keuzes.
Prestatie-indicator/Jaar *
2011
2015
Aandeel opleidingen met minder dan 12 contacturen (bron OER'en)
0%
0%
*
Definitie conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
Uitval en switch Conform de wet staat het eerste jaar van de bacheloropleidingen bij de TU/e nadrukkelijk in het teken van oriëntatie, verwijzing en selectie. Achterliggend doel daarbij is studenten zo snel mogelijk op een zo goed mogelijk bij hun interesses, talenten, ambities en motivatie aansluitend studiepad te krijgen. Dat kan ook betekenen dat een student in het eerste jaar overstapt naar een andere major of opleiding binnen de TU/e, naar een andere opleiding bij een andere universiteit of naar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs. Met diverse hogescholen heeft de TU/e goede afspraken over onderlinge doorverwijzing van studenten. TU/e-studenten die verwezen worden naar het hoger beroepsonderwijs, doen het daar over het algemeen goed en melden zich in veel gevallen later weer bij de TU/e om via een schakeltraject alsnog in te stromen in een masteropleiding aan de TU/e. Het streven is studievertraging bij een eventuele overstap tot een minimum te beperken. Het percentage studenten dat in het eerste bachelorjaar binnen de TU/e overstapt naar een andere opleiding is momenteel al relatief laag (5%). Er wordt niet ingezet op verlaging van dat percentage, wel op het minimaliseren van met de switch gepaard gaande studievertraging. De flexibelere overstapmogelijkheden in het eerste studiejaar van het vernieuwde bacheloronderwijs zouden zelfs tot een geringe stijging van het aantal overstappers naar een andere major of opleiding binnen de universiteit kunnen leiden. Het percentage studenten dat in of aan het eind van het eerste jaar stopt met de opleiding aan de TU/e en overstapt naar een opleiding bij een andere instelling voor hoger onderwijs ligt bij de TU/e relatief hoog (23%). Gezien de inspanningen die de TU/e de komende jaren zal leveren om de studenteninstroom te vergroten en gezien de voorkeur die de TU/e heeft voor selectie ná de poort is moeilijk te voorspellen of de universiteit al op korte termijn zal slagen in haar streven dit percentage substantieel te verlagen. Het Bachelor College zal zich daarvoor wel tot het uiterste inspannen.
Prestatie-indicator/Jaar *
2011
2015
Uitval eerstejaars (bron 1cHO) ** Switch eerstejaars ( bron 1cHO) ***
23% 5%
< 20% < 7%
*
Definities conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
**
Toelichting query m.b.t. uitval: - Cohort eerstejaars HO = studenten die voor het eerst zijn ingestroomd binnen HO-NL én met een voltijds hoofdinschrijving aan de TU/e. - Cohortfilter: alle studenten die meerdere inschrijvingen binnen het HO hebben, worden gefilterd. Bijv.: studenten met een gelijktijdige inschrijving aan de TU/e en aan een andere universiteit worden niet meegeteld. - Peildatum cohort: 1 oktober. - Peildatum uitval: 1 oktober van jaar+1. - Betreft studenten die na het eerste jaar niet meer zijn heringeschreven aan de TU/e. Studenten die binnen de TU/e zijn veranderd, zijn niet in deze uitval meegerekend.
*** Toelichting query m.b.t. switch: - Cohort eerstejaars HO = studenten die voor het eerst zijn ingestroomd binnen HO-NL én met een voltijds hoofdinschrijving aan de TU/e. - Cohortfilter: alle studenten die meerdere inschrijvingen binnen het HO hebben, worden gefilterd. Bijv.: studenten met een gelijktijdige inschrijving aan de TU/e en aan een andere universiteit worden niet meegeteld. - Peildatum cohort: 1 oktober. - Peildatum switch: 1 oktober van jaar+1. - Betreft studenten die een herinschrijving hebben geplaatst binnen de instelling bij een andere opleiding. Studenten die de TU/e hebben verlaten, zijn niet meegeteld.
Excellentie Het is de bedoeling excellente studenten de mogelijkheid te bieden om op de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs afgestemde honors tracks te volgen. Hiervoor wordt een nieuwe opzet ontwikkeld. De bestaande honors programs voor bachelorstudenten (het verbredende Horizon- en het verdiepende
15
Starprogramma) zijn namelijk niet zonder meer in de nieuwe opzet in te passen. Op termijn zal de TU/e bezien of het mogelijk en zinvol is naast het Bachelor College ook nog een residentieel University College op te zetten met een brede, intensieve en alleen voor geselecteerde studenten toegankelijke bacheloropleiding in Liberal Engineering Sciences. In ieder geval de komende jaren wordt echter voorrang gegeven aan de implementatie van het Bachelor College. Tegen deze achtergrond heeft de TU/e bij de verplichte prestatie-indicator Excellentie gekozen voor de optie Studenttevredenheid. Zie verder paragraaf 5.3 onder het kopje 'Hoge scores'. Van minoren naar pakketten Ook voor de bestaande minorpakketten voor bachelorstudenten geldt dat deze in de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs niet als zodanig terug komen. De nieuwe coherente keuzepakketten komen hiervoor in de plaats. Het in de huidige minoren geïntegreerde keuzeprogramma Academische Vorming komt als zodanig te vervallen. Aan de doelen van dit programma wordt in de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs volop recht gedaan via de USE-component en via coherente pakketten in de keuzeruimte. Zie verder paragraaf 5.4 (Academische vorming) op pagina 20. BSA en harde knip In lijn met de doelstellingen van het Bachelor College heeft de TU/e eerder al besloten tot invoering van een bindend studieadvies aan het eind van het eerste studiejaar (dit gold als eerste voor de instroom van september 2009). Bovendien wordt per september 2012 de dan wettelijk verplichte harde knip ingevoerd tussen bachelor- en masteropleidingen. Ook deze maatregelen moeten bijdragen aan verbetering van de rendementen. De eerste positieve effecten van de invoering van het bindend studieadvies op studie-inzet en studietempo van bachelorstudenten zijn al zichtbaar. De rendementen vertonen een opgaande trend. Bezien zal worden of de huidige norm van 30 studiepunten voor het bindend studieadvies opgehoogd moet worden naar 45 studiepunten en of het BSA uitgebreid moet worden naar het tweede en derde studiejaar. In combinatie met de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs moeten bindend studieadvies en harde knip bijdragen aan het scheppen van een ambitieuze studiecultuur. Kenmerkend voor deze cultuur is dat aanmelden voor een onderwijseenheid gelijk staat aan van meet af aan actief meedoen en vervolgens slagen. Pre University College De aansluitingsactiviteiten met het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs zullen de komende jaren onder de vlag van het Pre University College van de universiteit afgestemd worden op de nieuwe inrichting van het bacheloronderwijs. De verantwoordelijkheid hiervoor is belegd bij de Dean van het Bachelor College in samenwerking met de directeur van het Onderwijs- en Studenten Service Centrum. Hij zal het netwerk met vwo-scholen uitbreiden en de activiteiten in het netwerk intensiveren. Inzet is de netwerkvorming te ondersteunen met ICT-middelen. Doel daarvan is vwo-leerlingen toegang te geven tot een breder scala aan digitale instrumenten waarmee zij zich gericht kunnen voorbereiden op een verantwoorde studiekeuze en een opleiding binnen het technisch-wetenschappelijke domein. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om diagnostische toetsen en adaptief aansluitende leermaterialen binnen het bèta-domein. Verder kunnen vwo-leerlingen vanzelfsprekend bij de universiteit zelf deel blijven nemen aan allerlei voorlichtings- en belevingsbijeenkomsten en aansluitingsgerichte trainingen. Ingenieurs van de toekomst Met het Bachelor College speelt de TU/e in op de maatschappelijke behoefte aan ingenieurs en aan meer verschillende ingenieurs. De maatschappij wil niet alleen méér ingenieurs maar ook een grotere verscheidenheid. Er is dus geen sprake van dé ingenieur van de toekomst maar van allerlei ingenieurs van de toekomst met heel verschillende profielen. Juist in de Brainportregio rond Eindhoven is deze differentiatie gewenst. Een en ander komt ook naar voren in de Human Capital Agenda's en het Masterplan Bèta en Technologie van de topsectoren. Naast ingenieurs met diepgang in één technologische discipline zijn er ingenieurs nodig die verbindingen kunnen slaan tussen verschillende technologische disciplines en/of tussen technische disciplines en de mens- en maatschappijgerichte wetenschappen. Er is behoefte aan ingenieurs die maatschappelijke en economisch aantrekkelijke innovaties weten te realiseren met behulp van technologische kennis. Het Bachelor College legt niet alleen de basis voor een grotere maar ook voor een meer gevarieerde uitstroom van ingenieurs uit de masteropleidingen van de TU/e. De TU/e
16
initieert in 2012 een ruim opgezet studie- en discussieproject over de toekomst van het ingenieursberoep. Dit moet uitmonden in een visie die als kader kan dienen voor verdere onderwijsontwikkelingen.
4.2
TU/e Graduate School
De 22 technisch-wetenschappelijke masteropleidingen (landelijk 51 CROHO-labels in de sector MScTechniek), de 10 opleidingen tot technologisch ontwerper (PDEng) (landelijk 17) en de promotietrajecten (PhD) van de TU/e zijn net als de bacheloropleidingen van hoog niveau. De samenhang met het onderzoek is sterk. Desondanks is er ruimte voor vergroting van de instroom, verlaging van de uitval, verbetering van de rendementen, uitbouw van de kwaliteitsborging (met name bij de ontwerpersopleidingen) en vergroting van de differentiatie in de uitstroom (met name bij de masteropleidingen). Vooral de zij-instroom van buitenlandse masterstudenten, hoewel goed op gang gekomen, kan nog een extra impuls gebruiken. Dat vraagt een meer op de internationale hoger onderwijsmarkt gerichte positionering en profilering van het graduate onderwijs aan de universiteit. Kenmerkend daarvoor is dat excellente masterstudenten die interesse hebben voor een aansluitende ontwerpersopleiding of promotie en daar de capaciteiten voor hebben, zich daar tijdens de masteropleiding al gericht op kunnen voorbereiden. De instroom vanuit de eigen bacheloropleidingen zal over drie tot vier jaar naar verwachting beginnen te groeien als gevolg van de vergroting van de instroom en rendementen in deze opleidingen. De toekomstige doorstromers zullen op basis van hun ervaringen in het compleet hervormde bacheloronderwijs andere verwachtingen hebben van het masteronderwijs dan de huidige generaties doorstromers. Op die grotere instroom en andere verwachtingen zal goed moeten worden ingespeeld. Dat veronderstelt een zodanige hervorming van het masteronderwijs dat zich daarbinnen verschillende typen bèta's kunnen ontwikkelen tot verschillende typen ingenieurs en dat excellente studenten die interesse hebben in en de capaciteiten hebben voor een aansluitende ontwerpersopleiding of promotie zich daarop binnen hun masteropleiding via speciale excellentietrajecten gericht kunnen voorbereiden. Doel van dat laatste is dat zij drempelloos in één doorgaande lijn door kunnen stromen van master- naar ontwerpersopleiding of promotietraject. Een verdergaande differentiatie binnen de masteropleidingen wordt als gewenst ervaren. Dat kan door studenten speciale certificaatprogramma's aan te bieden, bijvoorbeeld gericht op ondernemerschap of op bijzondere maatschappelijke of wetenschappelijke thema's. Dankzij de sterke verwevenheid van het graduate onderwijs met het onderzoek en het feit dat veel TU/eonderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke actoren plaatsvindt, kunnen de graduate studenten gericht worden voorbereid op uiteenlopende rollen als ingenieur, ontwerper of onderzoeker in het bedrijfsleven of andere maatschappelijke sectoren, dan wel op een rol als onderzoeker aan een kennisinstelling. Tot slot worden er steeds zwaardere eisen gesteld aan de internationale oriëntatie en ervaring van Nederlandse graduate studenten. Ook daarop zal worden ingespeeld. Graduate programs Om deze beoogde ontwikkelingen in goede banen te kunnen leiden is de TU/e in 2011 begonnen met het bundelen van alle masteropleidingen, ontwerpersopleidingen en promotietrajecten in 15 deels facultaire en deels faculteitsoverstijgende, thematische graduate programs, elk zoveel mogelijk onder leiding van een hoogleraar als directeur. Elk Graduate Program omvat in onderlinge samenhang één of meer masteren ontwerpersopleiding(en) en diverse promotietrajecten. Ook werd in 2011 een begin gemaakt met het samenbrengen van de graduate programs in één TU/e Graduate School onder leiding van een van de faculteitsdecanen. De Graduate Programs sluiten goed aan bij de onderzoekszwaartepunten binnen de universiteit.
Graduate Programs • • • • • • • •
Applied Physics Architecture, Building and Planning Automotive Systems Chemical Engineering and Chemistry Complex Molecular Systems Computer Science Electrical Engineering Industrial and Applied Mathematics
• • • • • • •
Industrial Design Industrial Engineering Innovation Sciences Life Sciences and Engineering Mechanical Engineering Science Education and Communication Sustainable Energy Technology
17
Profilering De komende jaren wordt onder de vlag van de TU/e Graduate School langs verschillende projectlijnen gewerkt aan de beoogde ontwikkelingen. Hoge prioriteit krijgt de projectlijn die is gericht op intensivering van de (met name internationale) profilering van het graduate onderwijs van de TU/e en van de loopbaankansen voor technologische kenniswerkers in de Brainportregio. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de werving van talentvolle, vooral buitenlandse graduate studenten. In dat kader zal een beperkt aantal doellanden worden geselecteerd. Voorts zullen met enkele, zorgvuldig geselecteerde vooraanstaande buitenlandse universiteiten duurzame partnerschappen worden aangegaan c.q. onderhouden. Het is de bedoeling dat deze partneruniversiteiten een belangrijke rol gaan spelen bij het selecteren van studenten die voor doorstroom naar de TU/e in aanmerking kunnen komen. Daarnaast zal bij de werving actief gebruik worden gemaakt van de persoonlijke netwerken van de wetenschappelijke staf. De website over het graduate onderwijs zal in deze context worden geoptimaliseerd. Met het oog op het vergroten van de instroom in de masteropleidingen zal verder het beurzenfonds voor graduate studenten in samenwerking met het bedrijfsleven en regionale overheden worden uitgebouwd. Kwaliteitsborging Een tweede projectlijn die hoge prioriteit krijgt, is gericht op het ontwikkelen van de toezichtrol van de Graduate School op de kwaliteitszorg voor het graduate onderwijs. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar versterking van de interne borging van de kwaliteit van de ontwerpersopleidingen en van het onderwijs aan promovendi. Wat dat laatste betreft gaat het er onder meer om te waarborgen dat bij elke promovendus een adequaat begeleidingsplan wordt toegepast. Verder zullen maatregelen worden genomen om de rendementen (binnen 4 jaar) van de promotietrajecten te verbeteren. Nieuwe opleidingen Een derde projectlijn met hoge prioriteit betreft de start van de nieuwe masteropleiding Science and Technology of Nuclear Fusion en van drie nieuwe ontwerpersopleidingen op het gebied van de gezondheidszorg. Vanuit de Graduate School zal verder aandacht worden geschonken aan het ontwikkelen van een visie op en criteria voor de eventuele start van nieuwe master- en ontwerpersopleidingen in de toekomst. Overige projectlijnen Andere belangrijke projectlijnen betreffen de aanpassing van de masteropleidingen aan de hervorming van de bacheloropleidingen en de ontwikkeling van excellentietrajecten (c.q. honors programs) in de masteropleidingen ter voorbereiding van geselecteerde excellente studenten op drempelloze doorstroom naar een ontwerpersopleiding c.q. promotietraject. Bij dat laatste zal ook worden verkend of het mogelijk is het traject van twee (MSc) plus twee (PDEng) dan wel twee (MSc) plus vier (PhD) jaar voor deze studenten in individuele gevallen in te korten onder voorwaarde dat zij in de masteropleiding beduidende extra inspanningen leveren en daadwerkelijk excellent presteren. Tot slot zal aandacht worden geschonken aan zaken als: - de binding van buitenlandse graduate studenten aan de Brainportregio (bijvoorbeeld door cursussen in de Nederlandse taal, ondersteuning bij carrièreplanning en toegang tot relaties in het bedrijfsleven en andere maatschappelijke actoren in de regio); - het uitbouwen van de mogelijkheden voor Nederlandse graduate studenten om via afstandsonderwijs of fysiek een deel van hun opleiding bij een buitenlandse partnerinstelling te doen; - het benutten van synergievoordelen van de bundeling van het graduate onderwijs in de Graduate School (bijvoorbeeld door het introduceren van gemeenschappelijke cursussen voor verschillende opleidingen); - het ontwikkelen en implementeren van regelgeving op instellingsniveau ten aanzien van certificaatprogramma's voor graduate studenten. Grotere en meer gevarieerde uitstroom Een en ander moet leiden tot een aanzienlijk grotere en meer gevarieerde uitstroom van ingenieurs (ambitie voor 2020: minimaal 1400), een groeiende uitstroom van technologisch ontwerpers (ambitie voor 2020: minimaal 125) en het zo veel mogelijk op peil houden van de uitstroom van gepromoveerde onderzoekers (circa 200 op jaarbasis). Gezien de onzekerheid over de compensatie van wegvallende FESmiddelen en subsidies voor onderzoek door extra private investeringen in onderzoek is de eigenlijk noodzakelijke groei van het aantal promovendi en promoties (oorspronkelijke ambitie voor 2020: 300)
18
vrijwel zeker niet haalbaar. De Graduate School zal er aan moeten bijdragen dat de rendementen van de masteropleidingen groeien naar tenminste 90% binnen 30 maanden in 2020 en dat de rendementen van de ontwerpersopleidingen (na 3 jaar) en promotietrajecten van promovendi-on-payroll (na 5 jaar) zich handhaven op, respectievelijk zich ontwikkelen in de richting van 90% in 2020.
4.3
Kwaliteitszorg onderwijs
Inzet van de TU/e is en blijft dat haar onderwijs zich kan meten met de beste technische universiteiten in de wereld, dat het aantoonbaar voldoet aan de hoogste internationale kwaliteitsstandaarden en leidt tot (grote) tevredenheid onder de eigen studenten. Het inhoudelijk profiel en het niveau van de opleidingen worden afgestemd op de gewenste eindkwalificaties van studenten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door de TU/e in samenwerking met andere technische universiteiten ontwikkelde systematiek van Academic Competences and Quality Assurance (ACQA) en daaruit voortgekomen Criteria for Academic Bachelor's and Master's Curricula. Deze kunnen worden gezien als een inmiddels internationaal erkende operationalisering van de veel globalere Dublin descriptoren. De TU/e-projectgroep ACQA verbetert de hanteerbaarheid van de ACQA-systematiek in samenwerking met partneruniversiteiten in binnen- en buitenland. Voorts worden lessen getrokken uit de inzet van de systematiek bij het meten van de feitelijke academische competenties van studenten. Wat de meer procesmatige aspecten van de kwaliteit van het onderwijs betreft vindt kwaliteitsborging plaats door middel van onafhankelijke interne audits. Om de interne kwaliteitszorg, die binnen de TU/e een sterke basis heeft in de faculteiten, verder in de organisatie te verankeren gaan het Bachelor College en de Graduate School hier een centrale rol in spelen, in nauwe samenwerking met de Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs. Daarbij wordt er ook naar gestreefd de efficiency van de kwaliteitszorgprocessen te optimaliseren. Een belangrijke rol op het terrein van de borging van de kwaliteit van de opleidingen en de afgestudeerden blijft vanzelfsprekend vervuld worden door de facultaire examencommissies. De TU/e waarborgt de onafhankelijkheid van deze commissies Instellingstoets Op basis van de interne kwaliteitszorgsystematiek zal de TU/e in 2013 de instellingstoets kwaliteitszorg van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) doorlopen. Daarnaast beziet de TU/e of in het kader van accreditatieprocedures naar het verwerven van bijzondere kenmerkerkenningen gestreefd zal worden. De faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences heeft al met succes deelgenomen aan een NVAO-pilot met betrekking tot een bijzonder kenmerk 'Internationalisering'. Op instellingsniveau wordt momenteel op basis van de bestaande minor op het terrein van ondernemerschap deelgenomen aan een NVAO-pilot met betrekking tot een bijzonder kenmerk 'Ondernemen'. Kwaliteit docenten Nadrukkelijk onderdeel van de kwaliteitszorg is ook het stimuleren van de onderwijskwaliteiten van de docenten. Bij alle nieuwe aanstellingen en bij alle bevorderingen van docenten geldt het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) (in de meeste gevallen op basis van deelname-op-maat aan een speciaal hiervoor opgezet cursusprogramma) als voorwaarde. Ook wordt van zittende docenten verlangd aan dit programma deel te nemen en de BKO te behalen indien hun functioneren daartoe aanleiding geeft. De TU/e reikt geen BKO-certificaten uit aan wetenschappelijk medewerkers zonder nauwgezette toetsing van hun competenties als docent. Inmiddels beschikt 12,5% van de docenten over een BKO. Gezien de deelname aan BKO-gerichte cursussen zal dit percentage eind 2015 tenminste 25 bedragen. Buiten de BKO om worden door de TU/e veel cursussen, trainingen, workshops en intervisiebijeenkomsten voor docenten georganiseerd, bijvoorbeeld met betrekking tot afstudeerbegeleiding, 'digitaligheid', het gebruik van Engels als voertaal en omgaan met een 'multicultural classroom'. In het kader van de hervorming van de bacheloropleidingen zal de komende jaren door de TU/e fors geïnvesteerd blijven worden in het ondersteunen van docenten en docententeams bij zaken als het redesign van onderwijseenheden, het ontwikkelen van coherente onderwijspakketten, het toepassen van activerende onderwijsvormen, het implementeren van nieuwe toetsingsmethodieken en het gaan vervullen van een rol als docentcoach.
*
Prestatie-indicator/Jaar *
2011
2015
Docentenkwaliteit (aandeel met BKO) (bron WOPI)
12,5%
> 25%
Definitie conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
19
Hoge scores Uiteindelijk zullen de kwaliteitsambities van de TU/e goed zichtbaar moeten blijven c.q. worden in relatief hoge scores in tevredenheidpeilingen onder studenten en reputatiepeilingen onder hoogleraren (zoals weerspiegeld in de Keuzegids en Elsevier) en in internationale rankings (zoals CHE en het nog in ontwikkeling zijnde U-Multirank). In dit kader spant de TU/e zich er specifiek voor in de relatief hoge tevredenheid van studenten die blijkt uit de Nationale Studenten Enquête minimaal te handhaven. Verder zal de TU/e op basis van intensieve contacten met externe stakeholders ook de vinger aan de pols houden wat betreft de tevredenheid van bedrijven en andere werkgevers over het academische niveau en de professionele competenties van de afgestudeerden. Ook wordt periodiek onderzoek gedaan naar de positie en ervaringen van alumni op de arbeidsmarkt en naar het oordeel van alumni over hun opleiding in relatie daarmee. Wanneer daartoe aanleiding is zullen op basis van een en ander kwaliteitsverbeterende maatregelen worden genomen.
Prestatie-indicator/Jaar *
2011
2015
Excellentie (tevreden/zeer tevreden studenten, bron NSE)
85,2%
> 85%
*
4.4
Definitie conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
Strategic Areas
De onderzoekslijnen van de TU/e Strategic Areas zijn en worden herkenbaar geïntegreerd in het onderwijsaanbod. Dit moet nieuwe doelgroepen studenten aantrekken. In paragraaf 5.4 (pag. 25 e.v.) wordt per strategic area aangegeven om welke bachelor-, master- en ontwerpersopleidingen het concreet gaat.
4.5
Academische vorming
De TU/e biedt haar studenten een intellectueel en academisch prikkelend studie- en werkklimaat. Dat klimaat moet de brede persoonlijke ontwikkeling en het maatschappelijk en cultureel engagement van studenten stimuleren. De toegevoegde waarde van een universitaire opleiding ligt volgens de TU/e in het begrip academische vorming. Daarbij gaat het om het verwerven van intellectuele basisvaardigheden, voldoende disciplinaire kennis en zodanige kennis van andere relevante vakgebieden dat die naar waarde geschat kunnen worden. Verder gaat het om het verwerven van het vermogen om zelf op onderzoek uit te gaan. De maatschappij verlangt veel van de academisch gevormde ingenieurs van de toekomst. Kundigheid in een technische discipline en bekwaamheid in onderzoeken en ontwerpen staan voorop. Daarnaast zullen ingenieurs van de toekomst de problemen waaraan ze gaan werken, op een wetenschappelijke manier en vanuit een kritisch-constructieve houding moeten kunnen benaderen. Ze moeten in teams kunnen werken met mensen uit verschillende disciplines. Er wordt van hen verwacht dat ze over de oplossingen die ze voor problemen ontwikkelen zowel met vakgenoten als met leken kunnen communiceren. Aan deze oplossingen worden niet alleen technische maar ook maatschappelijke eisen gesteld. Een wetenschappelijke benadering, intellectuele basisvaardigheden, samenwerken en communiceren en rekening houden met de maatschappelijke context van wetenschap en technologie zijn aldus de kerncompetenties waar het bij academische vorming om draait. Werkgevers mogen van TU/eafgestudeerden verwachten dat ze op grond hiervan in staat zijn voorbij de grenzen van hun eigen vakgebied te kijken. Platform Academische Vorming Het door het College van Bestuur ingestelde Platform Academisch Vorming, bestaande uit hoogleraren uit alle faculteiten, blijft de komende jaren activiteiten en projecten initiëren en regisseren die de academische vorming van studenten aan de TU/e stimuleren en versterken. Onder de vlag van het platform werkt de eerder al genoemde projectgroep ACQA aan de verdere ontwikkeling en toepassing van instrumenten waarmee curricula en studentenprestaties kunnen worden getoetst aan de Criteria for Academic Bachelor's and Master's Curricula. Het aan minoren in de bestaande bacheloropleidingen gekoppelde Programma Academische Vorming wordt tot september 2014 gecontinueerd voor de huidige generaties bachelorstudenten. Dit programma stimuleert hen disciplines te overschrijden en te verbinden en te reflecteren op de maatschappelijke context van wetenschap en techniek. Onderdeel van het programma zijn de zogeheten 'Eindhoven University Lectures'. Hiervoor wordt jaarlijks een andere prominente gastdocent uitgenodigd, die werkzaam is in een academisch vakgebied dat complementair is
20
aan de gebieden die aan de TU/e worden onderwezen en onderzocht. De gastdocent verbindt zich voor een semester aan de TU/e om studenten in te leiden in zijn of haar werk op dit gebied. Integratie in vernieuwd bacheloronderwijs Voor nieuwe generaties bachelorstudenten geldt met ingang van september 2012 dat de TU/e-visie op academische vorming volledig is geïntegreerd in het vernieuwde bacheloronderwijs onder de vlag van het TU/e Bachelor College. Om te beginnen is academische vorming vanzelfsprekend geïntegreerd in de majoren. Daarnaast krijgt de verbreding die in de opleidingen-oude-stijl werd geboden via minoren en het daarin verankerde Programma Academische Vorming, in de vernieuwde opleidingen gestalte via de basisvakken (waaronder het USE-basisvak), via de USE-component en via coherente keuzepakketten rond maatschappelijke of wetenschappelijke c.q. technologische thema's. De USE-component in de opleiding is er specifiek op gericht vanuit de eigen discipline verbindingen te leggen met inzichten uit de sociale, management- en geesteswetenschappen, die vervolgens ook worden toegepast in onderzoek- en ontwerpactiviteiten. Verder zullen door het bureau Studium Generale activiteiten ontplooid blijven worden die bijdragen aan de academische vorming van de studenten. Verankering in Graduate School In de TU/e Graduate School krijgt academische vorming met name gestalte door de nauwe verwevenheid van het onderwijs met het onderzoek en door de intensieve interactie met de wetenschappelijke staf. In afstudeerprojecten, ontwerpprojecten en promotietrajecten wordt gewerkt aan concrete vraagstukken, waarbij in veel gevallen grenzen van disciplines worden overschreden en verbindingen tussen disciplines worden gelegd. Verder kunnen studenten deelnemen aan specifieke doorsnijdende certificaatprogramma's, zoals op het terrein van ondernemerschap en van ethiek en filosofie, en aan programma's van het bureau Studium Generale.
4.6
Post-graduate onderwijs
De TU/e zal zich de komende tijd bezinnen op de vraag hoe zij zich het beste kan positioneren en manifesteren op de markt voor post-graduate onderwijs. In het afgelopen decennium heeft de universiteit het Eindhoven University Forum for Continuing Education (EUFORCE) beëindigd en het opleidingsaanbod onder de vlag van dit instituut ondergebracht bij de TiasNimbas business school van Tilburg University. Daarmee verwierf de universiteit een minderheidsbelang in deze business school. Behalve in opleidingen onder de vlag van TiasNimbas zijn docenten van de TU/e blijven participeren in cursussen die worden verzorgd door uiteenlopende TU/e-instituten en door derden, zoals PAO Techniek. De laatste tijd manifesteert zich met name binnen het hightech bedrijfsleven in de Brainportregio een duidelijke behoefte aan een toegankelijk en herkenbaar aanspreekpunt binnen de TU/e op het terrein van life-long learning. Zo'n aanspreekpunt is gewenst om de mogelijkheden tot samenwerking af te kunnen tasten. De Human Capital Agenda's en het Masterplan Bèta en Technologie van de coördinatoren van de economische topsectoren in ons land bevestigen de behoefte van het bedrijfsleven aan samenwerking met universiteiten en andere kennisinstellingen op het terrein van de continue ontwikkeling van hun medewerkers. Tegen deze achtergrond zal de TU/e op korte termijn een visie en implementatiestrategie ontwikkelen inzake haar positie op de markt voor post-graduate onderwijs. Uitgangspunt bij het opstellen van deze visie is dat het post-graduate onderwijs per definitie vraaggestuurd is en dat de aanwezige expertises binnen de TU/e bepalend zijn in hoeverre de TU/e op vragen in kan spelen. Mogelijke actielijnen voor de komende jaren zijn: - het realiseren en via de website profileren van één loket voor post-graduate onderwijs binnen de universiteit, ondersteund door een kleine interne organisatie-eenheid; - het bij elkaar brengen en via de website ontsluiten van het huidige aanbod aan post-graduate onderwijs van de universiteit (in samenwerking met in- en externe betrokkenen, waaronder TiasNimbas); - verkennen van de behoeften van professionals in de hightech en gerelateerde industrie aan 'high-end' post-graduate onderwijs; - ontwikkelen van bij de vraag aansluitend aanbod (toepassings- en probleemgericht; korte intensieve modules en workshops; combinatie van face-to-face onderwijs met online studiemateriaal; commerciële tariefstelling); - opstellen van reguliere onderwijseenheden op de niveaus BSc, MSc, PDEng en PhD voor post-graduate studenten (tegen aantrekkelijk tarief en met de mogelijkheid om certificaten te verwerven).
21
4.7
ICT-ondersteund onderwijs
De TU/e zal de komende jaren een samenhangend plan ontwikkelen en in uitvoering nemen voor het verder versterken van de effectiviteit en efficiëntie van het onderwijs door het gebruik van ICTvoorzieningen. De uitgangspositie is goed. De universiteit beschikt over een uitstekende ICT-infrastructuur en er is al meer dan 15 jaar ervaring met het gebruik door alle studenten van via de universiteit geleverde notebookcomputers met geavanceerde standaardsoftware. De ambitie voor de komende jaren is vooral het ontwikkelen en gebruiken van onderwijskundig verantwoorde ICT-toepassingen, gericht op zaken als het activeren van studenten, het intensiveren van het onderwijs, het geven van feedback door docenten en medestudenten, het diagnostisch en adaptief toetsen van de voortgang van studenten en het ondersteunen van (groeps)leerprocessen bij zelfstudie. In het kader van het Bachelor College wordt bij de vormgeving van de nieuwe gemeenschappelijke basisvakken geëxperimenteerd met het binnen de universiteit ontwikkelde concept van 'Elektronisch Verrijkt Onderwijs' (EVO), om te beginnen bij het basisvak wiskunde. Ook wordt geëxperimenteerd met Peach, een computerondersteund instrument voor onder meer peer review door studenten bij het vervullen van opdrachten. Nieuwe ICT-toepassingen zullen worden geïntegreerd in de eigentijdse digitale leer- en werkomgeving OASE van de universiteit. Aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van OASE zal worden gewerkt.
4.8
Internationalisering
Van ingenieurs van de toekomst wordt een internationale oriëntatie gevraagd. Zij zullen moeten kunnen omgaan met de gevolgen van verdere globalisering en met cultuurverschillen tussen landen, ook op het vlak van de maatschappelijke inbedding van nieuwe technologische concepten en interactie tussen mens en techniek. De grote maatschappelijke uitdagingen waarmee de wereld wordt geconfronteerd vragen bovendien om oplossingen op internationaal niveau. De hightech industrie richt zich op een internationale markt en is internationaal actief. Een en ander betekent dat studenten in een internationale setting moeten worden opgeleid, waarbij interactie met studenten en docenten uit andere landen en culturen, face-to-face of via moderne ICT-middelen, een belangrijke plaats inneemt. Daarnaast zal ook in de curricula in toenemende mate aandacht besteed moeten worden aan de steeds internationalere context waarin ingenieurs van de toekomst zullen moeten functioneren. In dit perspectief blijft de TU/e zich de komende jaren inzetten voor: - het vergroten van de internationale studenteninstroom, niet alleen in het graduate onderwijs maar geleidelijk ook in het bacheloronderwijs; - het versterken van de internationale uitwisseling en samenwerking van studenten; - het versterken van het internationale element in de curricula; - het geleidelijk verder invoeren van het Engels als tweede voertaal binnen de universiteit; - het geleidelijk overschakelen op Engels als voertaal in het bacheloronderwijs (het graduate onderwijs is al vrijwel volledig Engelstalig; van de 11 bacheloropleidingen zijn er bij de aanvang van het studiejaar 2012-2013 al 4 volledig Engelstalig); - het aangaan, consolideren c.q. uitbouwen van partnerschappen met vooraanstaande universiteiten op het terrein van de engineering science & technology; - het ombouwen van de universiteitsgemeenschap tot een 'truly international community'; - het vergroten van het aantal buitenlanders in de vaste wetenschappelijke staf. In 2020 zal het aandeel buitenlandse bachelor- en masterstudenten gegroeid moeten zijn tot respectievelijk 20 en 35 procent. Van de Nederlandse studenten zal het merendeel op een of andere manier internationale ervaring opgedaan moeten hebben. Het aandeel buitenlanders in de vaste wetenschappelijke staf zal in 2020 groter moeten zijn dan 30%.
4.9
Ondernemerschap
Het stimuleren en aanleren van ondernemerschap en een ondernemende attitude onder de eigen studenten, ontwerpers-in-opleiding en promovendi neemt in het onderwijs van de TU/e een belangrijke plaats in. Zie hierover paragraaf 5.8 onder het kopje 'Stimulering ondernemerschap' (pag. 30).
22
5
Onderzoek en kennisvalorisatie Doelstelling voor 2020: Wat onderzoek en kennisvalorisatie betreft onderscheidt de TU/e zich in 2020 door excellentie in de basisdisciplines en door programmatische R&D-samenwerking in de gehele kennisketen met bedrijven en andere kennisinstellingen in een beperkt aantal topsectoren vanuit multidisciplinaire TU/e Strategic Areas rondom enkele grote maatschappelijke onderzoeksthema's. Dankzij deze thematische Strategic Areas heeft de universiteit een herkenbaarder maatschappelijk profiel en oefent ze een grotere aantrekkingskracht uit op maatschappelijk georiënteerde studenten. Bovendien dragen de Strategic Areas bij aan het verwerven van tweede en derde geldstroommiddelen (inclusief Europese fondsen). De TU/e onderscheidt zich in 2020 verder door vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksprogramma's van jonge talentvolle onderzoekers en door enkele succesvol gepositioneerde multidisciplinaire R&D-instituten in zorgvuldig geselecteerde niches. Door nieuwsgierigheid gedreven fundamenteel onderzoek krijgt ruim baan. Dat is nodig om ook op lange termijn relevant te kunnen blijven voor de externe omgeving. De kwaliteit van het onderzoek kan zich meten met de internationale top. De TU/e heeft in 2020 een sterke internationale onderzoekspositie en -reputatie en op het terrein van kennisvalorisatie nog altijd een leidende positie ten opzichte van de andere Nederlandse universiteiten. Hightech middelgrote en kleine ondernemingen maken via proactieve kennis- en technologietransfer optimaal gebruik van de expertise van de universiteit. Er is onder studenten en medewerkers grote interesse in het starten van een eigen onderneming. De TU/e onderscheidt zich door het voortbrengen van succesvolle hightech starters.
5.1
Zwaartepuntvorming
De TU/e blijft haar leerstoelenplan en facultaire onderzoekszwaartepunten en daarmee de basis van haar wetenschappelijk profiel de komende jaren primair langs evolutionaire weg afstemmen op zowel nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen als op maatschappelijke uitdagingen en daarmee samenhangende onderzoeksbehoeften van de hightech industrie. Daarbij zal ook afgestemd blijven worden met de Universiteit Utrecht als preferente complementaire partner en met de zusteruniversiteiten in de 3TU.Federatie. Dat laatste vooral ook met het oog op de samenwerking binnen bestaande en nieuwe 3TU.Centres of Excellence op onderzoeksgebied. Bij het vrijvallen van leerstoelen wordt als regel gekeken naar de wenselijkheid van continuering of aanpassing dan wel een andere invulling van de vrijvallende formatieruimte. In bijzondere situaties wordt op instellingsniveau gekeken naar de positionering van de universiteit op bepaalde wetenschapsdomeinen. Momenteel is dat vanwege vrijvallende posities bijvoorbeeld het geval op de gebieden Psychology & Technology en Polymeren. Technologische concepten Grosso modo blijft de TU/e-focus gericht op het ontwikkelen van technologische concepten die van belang zijn voor de sterk in het hightech ecosysteem in Zuidoost-Nederland vertegenwoordigde nationale topsectoren en bij kunnen dragen aan het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen, met name op de gebieden energie, gezondheid en mobiliteit. Met het oog daarop zal de universiteit haar onderzoekskrachten de komende jaren verder bundelen in drie Strategic Areas (Energy, Health en Smart Mobility) en in een dertiental voor die gebieden en voor de in de regio verankerde Nederlandse topsectoren relevante 'distinctive research areas' (zie pagina 5 voor een overzicht). Zo nodig wordt de samenwerking binnen deze gebieden met centrale middelen gestimuleerd en wordt ruimte gecreëerd voor het aantrekken van nieuw talent. Op enkele van de gebieden heeft de krachtenbundeling een extra impuls gekregen door de oprichting van centraal ondersteunde multidisciplinaire instituten, te weten het Institute for Complex Molecular Systems (ICMS), het Eindhoven Research Institute on ICT (EIRICT), het Eindhoven Multiscale Institute (EMI) en het Intelligent Lighting Institute (ILI). Zo nodig zullen de komende jaren ook aan andere 'distinctive research areas' gerichte impulsen gegeven blijven worden. Daarnaast zal worden bezien op welke wijze het best gestalte gegeven kan worden aan wetenschappelijke coördinatie per gebied. Er zal daarbij bewust niet worden gekozen voor het optuigen van formele organisatorische structuren, dit om de dynamiek in het onderzoekssysteem te kunnen waarborgen. De 'distinctive research areas' moeten in principe immers voortdurend in beweging blijven. Hetzelfde geldt voor de facultaire onderzoekszwaartepunten en de interacties tussen die zwaartepunten, de 'distinctive research areas' en de 'strategic areas'. Gezien de behoeften in het high tech ecosysteem in Zuid-Nederland staat wel vast dat de TU/e de
23
komende jaren een internationaal leidende positie wil blijven innemen op de domeinen High Tech Systems & Materials en Chemistry & Chemical Engineering.
5.2
Onderzoeksvernieuwing
Vast staat ook dat er ruimte moet zijn en dus zal blijven voor door nieuwsgierigheid gedreven, vernieuwend onderzoek. Dat is nodig om ook op lange termijn relevant te kunnen blijven voor de externe omgeving. Bevorderd wordt dat onderzoekers via de Vernieuwingsimpuls van NWO en de ERC-grants van de Europese Commissie persoonsgebonden middelen voor dit onderzoek verwerven. Ook blijft een deel van de eerste geldstroom voor dit type onderzoek bestemd. Uit centrale middelen worden verder gerichte impulsen gegeven aan kansrijke nieuwe onderzoeksterreinen zoals dat van de complexe moleculaire systemen. Daarnaast zal de TU/e de komende jaren uit de eerste geldstroom selectief tijdelijke financiële injecties blijven geven aan risicovolle vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksinitiatieven voor talentvolle jonge hoogleraren/universitair hoofddocenten. Deze High Potential Research Programs moeten goede mogelijkheden bieden voor wetenschappelijke vernieuwing en op termijn perspectief voor het verwerven van externe fondsen en voor participatie in externe onderzoeks- en innovatieprogramma's. Na een startperiode van enkele jaren moeten ze in belangrijke mate op basis van externe financiering gecontinueerd kunnen worden. Gehonoreerde initiatieven ontvangen voor vier jaar een stimuleringsbijdrage. In bijzondere gevallen kunnen programma's voor een tweede keer een bijdrage voor vier jaar krijgen.
5.3
Onderzoeksexcellentie
Het onderzoek binnen de TU/e moet internationaal van vooraanstaand niveau zijn. Het moet zich kunnen meten met het onderzoek van de best presterende technische universiteiten in Europa. Excellentie in de basisdisciplines wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor participatie in (publiek-private) multidisciplinaire onderzoeksprogramma's. Excellentie wordt de komende jaren dan ook krachtig gestimuleerd. Voorop staat het internationaal scouten en aantrekken van en het bieden van kansen aan (potentiële) toponderzoekers en - in bijzondere gevallen - excellente onderzoeksgroepen. Bij het werven van talent worden onderzoeksthema's van vrijgekomen posities of nieuwe leerstoelen bewust ruim geformuleerd: de kwaliteit van een wetenschapper weegt bij de selectie zwaarder dan de vraag of het expertisedomein van een kandidaat exact aansluit op het omschreven inhoudelijke functieprofiel. Bewezen jong talent wordt als regel benoemd in een tenure track met uitzicht op een vaste aanstelling als universitair hoofddocent. De meest talentvolle universitair hoofddocenten kunnen in principe in een tenure track doorgroeien naar een persoonlijk hoogleraarschap en uiteindelijk een eigen leerstoel verwerven. Bij aanstelling en bevordering van leden van de wetenschappelijke staf worden strikte criteria gehanteerd. Uitstekende onderzoeksprestaties en internationale ervaring zijn een conditio sine qua non. Als het gaat om de individuele invulling van wetenschappelijke functies introduceert de TU/e de komende jaren een bij de TU Delft beproefd model waarbij voor verschillende functies in zekere mate verschillende eisen gesteld kunnen worden aan wetenschappelijk medewerkers wat betreft de verdeling van hun inzet en prestaties over onderwijs, onderzoek, kennisvalorisatie en organisatorische en managementtaken. Dat maakt het mogelijk medewerkers een loopbaanperspectief te bieden langs meerdere profielcombinaties en bij de beoordeling van hun prestaties rekening te houden met de gemaakte profielafspraken. Bij een en ander streeft de TU/e naar een gezonde balans tussen excelleren als individu en excelleren als groep. Bij het beoordelen van groepen geldt overigens dat visitatiescores beneden de score 4 als niet acceptabel worden beschouwd. Scoort een groep op een of meer onderdelen wel lager dan een 4, dan worden verbeterafspraken gemaakt en/of andere maatregelen genomen. Momenteel bedraagt de voortschrijdende (ftegewogen) gemiddelde visitatiescore over alle disciplines bij de TU/e ruim 4,3 op een schaal van 1 tot en met 5. Een gemiddelde van 4,25 wordt door de TU/e als ondergrens gezien. Stimuleren excellentie Stimuleren van excellentie gebeurt in Eindhoven ook door inkomsten via de tweede en derde geldstroom maximaal ten goede te laten komen aan de onderzoeksgroepen of individuele onderzoekers die deze in wetenschappelijke competitie hebben verworven. Verder kunnen faculteiten vanuit een intern excellentiefonds middelen krijgen om toponderzoekers aan te stellen wanneer daarvoor tijdelijk de formatieruimte ontbreekt. Bovendien kunnen uit dit fonds stimuleringsbijdragen toegekend worden aan onderzoekers die
24
bij de selectie voor externe research grants aan de criteria blijken te voldoen, maar er door overtekening toch geen ontvangen. Dat past in het streven onderzoekers te stimuleren tot en ondersteunen bij het aanvragen van persoonsgebonden research grants. Onderzoeksinfrastructuur De TU/e realiseert zich dat de beschikbaarheid van een eigentijdse onderzoeksinfrastructuur voor het aantrekken en binden van individuele wetenschappers en complete onderzoeksgroepen en voor de kwaliteit van het onderzoek cruciaal is. Daarom worden ook op dat front de komende jaren beleidsinitiatieven ontplooid (zie paragraaf 5.6, pag. 28).
5.4
Strategic Areas
Om op onderzoeksgebied flexibel in te kunnen spelen op dynamische externe ontwikkelingen en de maatschappelijke en economische impact van het onderzoek te versterken, gaat de TU/e de komende jaren krachtig verder met de recent ingezette bundeling van haar onderscheidende onderzoekssterktes in Strategic Areas rond de maatschappelijke thema's Energy, Health en Smart Mobility. Deze thema's corresponderen met belangrijke grand challenges in de Horizon 2020-strategie van de Europese Commissie en zijn tegelijk goed in lijn met het topsectorenbeleid van de Nederlandse overheid. Vanuit de Strategic Areas worden thematische roadmaps ontwikkeld en consortia gevormd met andere universiteiten, kennisinstellingen en ondernemingen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij die economische topsectoren, waarvoor de TU/e een excellente R&D-partner kan zijn. Samen met de externe partners zet de TU/e publiekprivate onderzoeksprogramma's op, waarvoor steun wordt verworven van private partijen, onderzoeksfondsen en overheden. Dat zorgt voor focus, massa en kwaliteit binnen relevante onderzoeksdomeinen. Het versterkt bovendien het maatschappelijk profiel van de universiteit, haar verdienvermogen in de tweede en derde geldstroom én haar aantrekkingskracht op potentiële studenten. De onderzoekslijnen van de Strategic Areas zijn en worden namelijk herkenbaar geïntegreerd in het onderwijsaanbod. Dit moet nieuwe doelgroepen studenten aantrekken. De onderzoekssamenwerking met de industrie en met andere kennisinstellingen wordt door de Strategic Areas aanzienlijk versterkt. Verder hoopt de TU/e er gericht onderzoeksinstituten en onderzoeksgedreven high tech bedrijven mee te kunnen motiveren zich op de universiteitscampus te vestigen. Interface De Strategic Areas fungeren als interface tussen enerzijds leerstoelen c.q. capaciteitsgroepen binnen de universiteit en anderzijds maatschappelijke instanties, bedrijven en andere kennisinstellingen waarmee de TU/e kennis ontwikkelt en deelt om deze tot maatschappelijke toepassing te brengen. Elke Strategic Area wordt geleid door een directeur die het kennisdomein volledig overziet en in staat is alle relevante partijen bij elkaar te brengen en de benodigde financiële middelen te verwerven. De directeuren vervullen een sleutelrol bij het vormen van c.q. gaan participeren in de diverse consortia (in de termen van het topsectorenbeleid: Topconsortia voor Kennis en Innovatie) en in het gezamenlijk met alle deelnemende wetenschappers definiëren van onderzoeksroadmaps en -programma's. Het feitelijke onderzoek vindt plaats in de betrokken leerstoel- en capaciteitsgroepen binnen de faculteiten. De financiële middelen voor het onderzoek en de daarvoor benodigde apparatuur en infrastructuur worden verworven via de tweede en derde geldstroom. De verantwoordelijkheid voor het aanstellen van wetenschappelijk personeel blijft bij de faculteiten liggen. Voor de ontwikkeling van de Strategic Areas worden gedurende enkele jaren in bescheiden mate centrale middelen van de TU/e ingezet. Strategic Area Energy Het onderzoeksfocus van het Strategic Area Energy ligt de komende jaren op de volgende thema's: - Built Environment Betreft de besparing, opwekking en toepassing van energie in een gebouw, wijk, stad of regio. Daarbij gaat het om zaken als smart grids, building management systems, isolatie, stedelijke planning, batterijen, thermische energie-opslag en technieken voor het regelen van wooncomfort. - Energy Conversion Betreft de omzetting van duurzame bronnen in bruikbare energie. Daarbij gaat het om verschillende soorten zonnecellen voor de omzetting van zonlicht in elektriciteit en om de omzetting van zonlicht in vloeibare brandstoffen ('solar fuels').
25
- Future Fuels Betreft de ontwikkeling van nieuwe brandstoffen uit duurzame bronnen in combinatie met de ontwikkeling van motoren met als doel zeer schone verbranding mogelijk te maken. - Fusion Energy Betreft het oplossen van verschillende uitdagingen om tot een grootschalige energieproducerende reactor voor kernfusie te komen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de internationale ITER-reactor in het Franse Cadarache. De TU/e participeert op energiegebied al in de Knowledge en Innovation Community InnoEnergy van het European Institute of Innovation and Technology. Dit Europese topconsortium van kennisinstellingen en bedrijven heeft de ambitie uit te groeien tot het belangrijkste energie-innovatienetwerk van Europa. Daarnaast participeert de TU/e in Solliance, een alliantie van bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van zonne-energie. Verder is de TU/e mede-initiatiefnemer van het Smart Energy Regions-netwerk van bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen dat gericht is op de ontwikkeling en implementatie van slimme energietechnologie door en in de provincie Noord-Brabant en de high tech regio Brainport. Veel wordt verder verwacht van de vestiging - in 2015 - van het Dutch Institute for Fundamental Energy Research (DIFFER) van FOM op de TU/e-campus. De nieuwbouw hiervoor start naar verwachting binnen een jaar. De TU/e zal de samenwerking met DIFFER intensiveren. Tot slot is van belang dat in het preferente partnerschap met de Universiteit Utrecht ook samenwerkingsprojecten zijn opgenomen op het terrein van energie. Op onderwijsgebied komt de krachtenbundeling op energiegebied onder meer tot uitdrukking in een mogelijk op te zetten nieuw bachelorprogramma Sustainable Energy Technology, in de bestaande 3TUmaster Sustainable Energy Technology, in het nieuwe masterprogramma Science and Technology of Nuclear Fusion en in de recent gestarte ontwerpersopleiding Smart Energy Buildings and Cities. Verder participeert de TU/e samen met andere technische universiteiten in Europa in het Erasmus Mundus masterprogramma SELECT (Environomical Pathways for Sustainable Energy Systems). Strategic Area Health Het onderzoeksfocus van het Strategic Area Health ligt de komende jaren op de volgende thema's: - Smart Environment Betreft de ontwikkeling van technieken die het gehandicapten en ouderen mogelijk maken zo lang mogelijk een zelfstandig bestaan te leiden en zo de belasting van de eerste- en tweedelijnszorg verminderen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om domotica, om in kleding geïntegreerde ICT en om informatie- en planningsystemen waarbij de mens centraal staat. - Smart Diagnosis Betreft de ontwikkeling van niet-invasieve diagnostische technieken, bruikbaar bij zelfhulp en in de eerstelijnszorg. Het gaat hierbij om technieken als imaging en biosensoren. - Smart Interventions Betreft de ontwikkeling van technologische hulpmiddelen die pijnloze, snelle en effectieve ingrepen van hoge kwaliteit mogelijk maken, waarbij een patiënt na behandeling snel weer naar huis kan. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om image guided non invasive interventions, tissue engineering, discharge plasma medicine en telerobotics. De TU/e werkt binnen het gezondheidsdomein vooral samen met de Universiteit en het Universitair Medisch Centrum Utrecht, met de Universiteit en het Universitair Medisch Centrum Maastricht en in de eigen regio met de topklinische ziekenhuizen Maxima Medisch Centrum en het Catharina Ziekenhuis. Daarnaast wordt samengewerkt met de universitaire medische centra in Nijmegen en Amsterdam en vanzelfsprekend met het relevante bedrijfsleven (waaronder Philips Healthcare). Samen met kennisinstellingen en bedrijven in binnen- en buitenland worden plannen gesmeed voor de ontwikkeling van een Knowledge and Innovation Community Health Technology onder de vlag van het European Institute of Innovation and Technology. De TU/e heeft al een vooraanstaande positie in de co-locatie Eindhoven van de KIC EIT ICT Labs, die sterk is gericht op ICT in de gezondheidszorg. De TU/e behoort tot de 'founding fathers' en partners van het Center for Translational Molecular Medicine en het BioMedical Materials Program. Binnen de Brainportregio wordt met vele partijen in netwerken samengewerkt bij het ontwikkelen van hoogwaardige infrastructuur voor open innovatie op medisch-technologisch gebied. Zo wordt met Philips op de High Tech Campus Eindhoven een gezamenlijke open Imaging Facility gerealiseerd en neemt de universiteit deel aan Slimmer Leven 2020, het regionale innovatienetwerk voor actief en gezond ouder worden. Vanuit dit en andere vergelijkbare netwerken zullen experimenteerplatforms ('testbeds') en
26
proeftuinen ('living labs') worden gerealiseerd om nieuwe technologische concepten in een realistische context te beproeven. Op onderwijsgebied komt de krachtenbundeling op gezondheidsterrein onder meer tot uitdrukking in de bacheloropleiding Biomedische Technologie, in een speciale op de gezondheidszorg gericht keuzepakket binnen de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde, in de masteropleidingen Biomedical Engineering en Medical Engineering, in de afstudeerspecialisatie Care and Cure binnen de masteropleiding Electrical Engineering en in een drietal nieuwe ontwerpersopleidingen op gezondheidsterrein. Met de Universiteit en het Universitair Medisch Centrum Utrecht wordt een speciaal masterprogramma Regenerative Medicine and Technology gerealiseerd, een technologische track in de Utrechtse SUMMA-master (om studenten op te leiden tot basisarts/ingenieur) en een pre-med minor die Eindhovense bachelorstudenten in de biomedische technologie kan voorbereiden op instroom in deze technologische SUMMA-track (zie pag. 33). Strategic Area Smart Mobility Het onderzoeksfocus van het Strategic Area Smart Mobility ligt de komende jaren op de volgende thema's: - Automotive Technology Betreft het geïntegreerd samenwerken van het groeiend aantal high tech systemen in een auto ten behoeve van steeds schonere, zuinigere en veiligere auto's. - Intelligent Transportation Systems Is gericht op het concept van de Connected Car, de computergestuurde auto die communiceert met andere auto's. Door een combinatie van sensoren, real time controlemogelijkheden en communicatienetwerken interacteren auto's in de toekomst met elkaar en met hun omgeving. - ICT/Embedded Systems Betreft de ontwikkeling van embedded systems in voertuigen en van intelligente software, waardoor het voertuig zich aanpast aan de gebruiker en reageert op externe signalen. - Mobility & Traffic Is gericht op de ontwikkeling van geavanceerde computermodellen die simuleren hoe mensen zich door de openbare ruimte bewegen, met of zonder voertuig. De hieruit beschikbaar komende informatie kan gebruikt worden voor beleidsvorming op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, verstedelijking, energie, het openbaar vervoer, de aanleg van netwerken en het voorspelbaar maken of zelfs oplossen van files. - Transport & Logistics Betreft de totale supply chain, een nauwe integratie van transport en logistiek met behulp van gevanceerde ICT-systemen. Hiervoor is een conceptuele modellering nodig van supply chain management en verkeersmanagement. De TU/e werkt op het terrein van Smart Mobility intensief samen met partners in de hightech, logistieke en automotive sector en bij de overheid, binnen en buiten de Brainportregio. De Dinalog Campus in Breda, Automotive NL, Dutch Integrated Testsite for Cooperative Mobility, het European Supply Chain Forum en het Green Car Initiative zijn de belangrijkste netwerken waarin wordt samengewerkt. De universiteitscampus gaat dienst doen als 'living lab' en 'testbed' voor de geïntegreerde toepassing van nieuwe technologische concepten. Er wordt ook sterk ingezet op het doorontwikkelen van nieuwe concepten tot producten door start ups rond de universiteit. De Brainportregio wil zich met de TU/e ontwikkelen tot een internationaal erkend Europees centrum van kennis en innovatie op het gebied van mobiliteit. Op onderwijsgebied wordt het Strategic Area Smart Mobility zichtbaar in de bachelormajor Automotive (binnen de opleiding Electrical Engineering), de masteropleiding Automotive Technology, de masteropleiding Operations Management & Logistics en de ontwerpersopleidingen Automotive Systems Design en Logistics Management Systems. Delen van het onderwijs worden verzorgd op de High Tech Automotive Campus in Helmond.
5.5
Topsectoren
Zoals op pagina 9 al is aangegeven is de TU/e nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van onderzoeksroadmaps en plannen voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie door de topteams van de topsectoren High Tech Systemen en Materialen, Chemie, Energie, Life Sciences & Health, Logistiek en Creatieve Industrie en het doorsnijdende thema ICT. Het onderzoeksprofiel van de universiteit sluit naadloos aan op deze topsectoren, hoewel de gemiddelde omlooptijd van het lange-termijn-onderzoek aan de universiteit zich niet altijd goed verdraagt met de korte-termijn-scope die steeds kenmerkender
27
wordt voor R&D in het bedrijfsleven. Daarnaast is er de eveneens al op pagina 9 geschetste onzekerheid over de vraag of het topsectorenbeleid de investeringen van het bedrijfsleven in universitair onderzoek zodanig zal doen aanjagen, dat daarmee de wegvallende bijdragen aan dit onderzoek uit innovatiesubsidies en FES-middelen zullen worden gecompenseerd. Ook is er onzekerheid over hoe de koppeling van NWO-middelen aan de topsectoren uit zal pakken voor het universitaire technischwetenschappelijk onderzoek en hoe het topsectorenbeleid uitpakt voor de matching van Europese onderzoeksmiddelen. Onderzoeksinzet Als de eerste geldstroom de komende jaren op peil blijft en de totale tweede en derde geldstroom (inclusief Europese onderzoeksmiddelen) tenminste gehandhaafd kan worden op ongeveer een derde van de totale baten van de universiteit, is de TU/e onder nader met de Topsectorenteams te bespreken randvoorwaarden (bijvoorbeeld met betrekking tot de mate van medefinanciering en tot intellectual property) bereid de komende jaren op jaarbasis voor maximaal 60 miljoen euro aan via de eerste geldstroom gefinancierde onderzoekscapaciteit en voor 80 miljoen euro aan via de tweede en derde geldstroom gefinancierde onderzoekscapaciteit in te zetten binnen direct aan de topsectoren gerelateerd lange- en middellange-termijn-onderzoek. Gezien de verdeling van onderzoekscapaciteit over de verschillende domeinen betreft dat voor 50% de topsector High Tech Systemen en Materialen, 14% Chemie, 11% Energie, 4% Creatieve Industrie en 4% Logistiek. De inzet op het dwars door alle sectoren snijdende onderzoeksdomein ICT maakt hiervan onderdeel uit. Onderwijsinzet Qua voor de topsectoren relevante onderwijsinspanningen behelst de inzet van de TU/e op jaarbasis maximaal 50 miljoen euro, via dezelfde verhoudingen verdeeld over de topsectoren. In het hoofdstuk Onderwijs is al duidelijk gemaakt dat de TU/e in lijn met de Human Capital Agenda's en het Masterplan Bèta en Technologie van de Topsectoren inzet op groei van het aantal jaarlijks op de arbeidsmarkt te introduceren hoogwaardige ingenieurs, ontwerpers en onderzoekers en op een grotere verscheidenheid aan beroepsprofielen van af te leveren ingenieurs. Via de facultaire raden van advies en via andere vormen van overleg met belangrijke stakeholders vindt regelmatig afstemming plaats tussen het onderwijsaanbod van de TU/e en de behoeften op de arbeidsmarkt. Ook via onderzoek onder alumni verzamelt de TU/e in dit verband waardevolle informatie voor het verbeteren van de aansluiting van haar onderwijs op de veranderende behoeften op de arbeidsmarkt. De vier speerpunten uit het Masterplan Bèta en Technologie (grotere instroom van bèta-gediplomeerden in de topsectoren; continue afstemming onderwijsarbeidsmarkt; binden, boeien en ontwikkelen van bèta en technische mensen, onder meer via life long learning; en vergroting van het internationaal perspectief op de arbeidsmarkt) komen in het onderwijsbeleid van de TU/e volop tot hun recht. Valorisatie-inzet Op het terrein van de kennisvalorisatie stemt de TU/e haar beleid onder meer via haar Strategic Areas en Distinctive Research Areas af op de roadmaps van de Topsectoren. Het bedrijfsleven kan bovendien gebruik maken van afstuderende masterstudenten, ontwerpers in opleiding en promovendi voor toepassingsgerichte onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten. De TU/e zorgt voor de wetenschappelijke begeleiding. Een en ander betekent een inbreng op jaarbasis van in totaal maximaal 24 miljoen euro.
5.6
Onderzoeksinfrastructuur
State-of-the-art onderzoeksfaciliteiten (laboratoria en apparatuur) zijn cruciaal voor de kwaliteit van het onderzoek en voor het aantrekken en binden van internationaal excellerende onderzoekers. Daarnaast zijn ze een essentiële randvoorwaarde voor de vestiging van innovatieve (startende) bedrijven op de TU/ecampus en elders in de regio. De TU/e onderkent dit belang en zal op korte termijn in samenspraak met stakeholders in de Brainportregio een universitaire roadmap voor de ontwikkeling van onderzoeksfaciliteiten opstellen. In deze roadmap gaat het met name om het clusteren van wensen en behoeften in laboratoria die qua voorzieningen en schaal internationaal concurrerend kunnen zijn, bij voorkeur samen met andere kennisinstellingen en met belanghebbende bedrijven gedragen kunnen worden en andere kennisinstellingen en bedrijven kunnen motiveren zich op de campus of in de omgeving van de universiteit te vestigen. Omdat de bomen financieel niet tot in de hemel reiken, zullen er keuzes moeten worden gemaakt en prioriteiten moeten worden gesteld. Ten aanzien van kostbare bestaande faciliteiten zal
28
bezien moeten worden of die zodanig verzelfstandigd kunnen worden dat ze samen met andere partners in stand gehouden kunnen worden, waar wenselijk naar een hoger niveau getild kunnen worden en optimaler benut kunnen worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Cleanroom op het universiteitsterrein. Deze zal het karakter krijgen van een shared facility. Met Philips is al besloten de imagingfacilteiten van de TU/e samen te voegen met die van Philips op de High Tech Campus Eindhoven. Door deze krachtenbundeling ontstaat een internationaal concurrerende voorziening. De nationale roadmap grootschalige onderzoeksfaciliteiten en de roadmap van het European Strategy Forum for Research Infrastructures (ESFRI) worden betrokken bij het ontwikkelen van de TU/e-roadmap voor onderzoeksinfrastructuur. Ook wordt afgestemd met belanghebbenden bij de High Tech Campus Eindhoven, de High Tech Automotive Campus in Helmond en de Chemelot Campus in Limburg over de vraag waar welke faciliteiten het beste geconcentreerd kunnen worden.
5.7
Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg met betrekking tot het onderzoek blijft de komende jaren een belangrijk aandachtspunt binnen de TU/e. Bij zelfevaluaties (elke 3 jaar) en onderzoeksvisitaties (elke 6 jaar) trekt de TU/e zo veel mogelijk samen op met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente, de partners in de 3TU.Federatie. Het is de bedoeling het onderzoek in het kader van onderzoeksvisitaties internationaal te laten benchmarken met vooraanstaande groepen in dezelfde domeinen elders. Het kwaliteitszorgsysteem van de TU/e op onderzoeksgebied blijft in essentie gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek, het verbeteren van het management van het onderzoek en het afleggen van verantwoording aan bestuur, fondsen, overheid en maatschappij in brede zin. Onder het kopje Excellentie is al opgemerkt dat de TU/e bij het beoordelen van groepen als criterium hanteert dat visitatiescores minimaal een 4 moeten zijn op een schaal van 1 tot en met 5. Scoort een groep op een of meer onderdelen lager dan een 4, dan worden verbeterafspraken gemaakt en/of andere maatregelen genomen. In aanvulling op de visitaties doet de TU/e elke 3 jaar mee aan een onafhankelijke citatie-impactstudie onder auspiciën van de 3TU.Federatie. Daarmee wil de universiteit zicht houden op de kwaliteit van faculteiten, onderzoeksgroepen en -instituten en van de 3 TU's als geheel ten opzichte van elkaar en ten opzichte van relevante benchmarkuniversiteiten. Bij het beoordelen van de kwaliteit van capaciteitsgroepen en faculteiten wordt bovendien gekeken naar de mate van succes bij het verwerven van persoonsgebonden onderzoeksgelden en andere inkomsten in de tweede en derde geldstroom en naar de scores van de leden van de wetenschappelijke staf op relevante prestatie-indicatoren. Tot slot vergelijkt de TU/e haar positie binnen voor haar strategisch belangrijke onderzoeksdomeinen regelmatig met die van ter zake vooraanstaande benchmarkuniversiteiten. De TU/e streeft ernaar dat haar uitmuntende onderzoeksprestaties goed zichtbaar blijven c.q. beter zichtbaar worden in relatief hoge scores in internationale rankings. In dat perspectief verstrekt de TU/e de organisatoren van relevante rankings de nodige informatie en werkt zij mee aan de ontwikkeling van het multidimensionele Europese rankingsysteem U-Multirank. Er wordt naar gestreefd het jaarlijkse aantal publicaties in het Web of Science (circa 1400) minimaal op peil te houden. Hetzelfde geldt voor het aandeel internationale copublicaties (circa 50%).
5.8 Kennisvalorisatie en innovatie Het afleveren van voldoende aantallen hoogwaardige ingenieurs, ontwerpers en onderzoekers is de belangrijkste bijdrage die de TU/e levert aan kennisvalorisatie. De alumni van de universiteit geven gestalte aan het proces van waardecreatie uit state-of-the-art kennis door deze geschikt en/of beschikbaar te maken voor economische en/of maatschappelijke benutting en te vertalen in concurrerende producten, diensten en processen. Door in te zetten op onderwijsgroei zal de TU/e het aantal jaarlijks af te leveren technologische kenniswerkers de komende jaren vergroten. Via post-graduate onderwijs levert de universiteit bovendien bijdragen aan de disseminatie van geavanceerde kennis richting technologische kenniswerkers. Onderzoeksfocus en samenwerking Door haar onderzoeksagenda in belangrijke mate mede te laten bepalen door grote maatschappelijke uitdagingen en door de behoeften van de hightech economische topsectoren ontwikkelt de TU/e technologische concepten die benut kunnen worden voor de ontwikkeling van innovatieve producten,
29
diensten en processen. De kans dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, wordt bevorderd door in te zetten op uitbouw en intensivering van planmatige R&D-samenwerking met de hightech industrie en gezondheidssector en andere kennisinstellingen. Via haar Strategic Areas, haar Distinctive Research Areas en haar actieve betrokkenheid bij de topsectoren en Europese Joint Technology Undertakings en Knowledge and Innovation Communities onder de vlag van het European Institute of Innovation and Technology werkt de TU/e actief mee aan de totstandkoming c.q. implementatie van nationale en Europese consortia voor gezamenlijke kennisontwikkeling en innovatie en aan de uitvoering van binnen deze consortia opgezette R&D-programma's. Ambitie hierbij is handhaving van de internationaal leidende positie van de TU/e als het gaat om het aandeel co-publicaties met onderzoekers uit de industrie binnen de totale publicatieoutput in het Web of Science. Ter ondersteuning van de beoogde planmatige R&D-samenwerking en innovatie zet de TU/e bovendien in op het samen met bedrijven, kennisinstellingen, overheden en gebruikersgroepen ontwikkelen van Living Labs. Deze realistische proeftuinen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van producten en applicaties in antwoord op concrete vragen en behoeften. De TU/e stelt voorts haar onderzoeksinfrastructuur tegen kostendekkende tarieven beschikbaar voor gebruik in het kader van productontwikkelingsprocessen. Via de inzet van deeltijdhoogleraren uit de industrie en andere relevante maatschappelijke sectoren en via mobiliteit van technologische kenniswerkers tussen de universiteit en de industrie bevordert de TU/e bottom up samenwerking. Hierbij wordt aangehaakt bij de positieve ervaringen die werden opgedaan in het kader van de zogenaamde Kenniswerkersregeling. In dat perspectief wordt ook ingezet op het opbouwen van een pool van ondernemende hightech kenniswerkers, die ingezet kunnen worden in productontwikkelingsprocessen in het middenveld tussen universiteit en bedrijfsleven. Verder zal de TU/e een organisatie opzetten die zich zal richten op het tegen betaling inzetten van door de universitaire staf begeleide studenten in deze processen. Daarnaast blijft zij zich inzetten voor het vergroten van de effectiviteit van kennis- en technologietransfer naar het midden- en kleinbedrijf. Dat gebeurt enerzijds door het planmatig uitbouwen van de relaties met het hightech m.k.b. in de Brainportregio en anderzijds door actief te blijven participeren in United Brains, de gezamenlijke transferorganisatie van de TU/e met Fontys Hogescholen, TNO en de ROC's in Eindhoven en Helmond. Stimulering ondernemerschap Tot de valorisatieaanpak van de TU/e behoort ook het stimuleren en aanleren van een ondernemende attitude en ondernemerschap onder de eigen studenten, ontwerpers-in-opleiding en promovendi. Alle bachelorstudenten kunnen kiezen voor verschillende coherente keuzepakketten op het terrein van ondernemerschap. Voor graduate studenten is er een speciaal certificaatprogramma Technology Entrepreneurship. De TU/e streeft ernaar dat tegen het jaar 2020 jaarlijks minstens 100 bachelor- en 100 graduate studenten een certificaat op het gebied van ondernemerschap verwerven. Het onderwijs wordt verzorgd in nauwe samenwerking met de Tilburg University in het Brabant Center of Entrepreneurship. Vanuit de regionale incubator- en valorisatieorganisatie BrightMove BV (waarin de TU/e samenwerkt met Fontys Hogescholen, Brabantse Ontwikkelings Maatschappij en Brainport Development) worden bovendien korte onderwijs- en trainingsmodules verzorgd voor startende ondernemers. Tot slot zullen studenten via de hiervoor genoemde projectmatige inzet in productontwikkelingsprocessen ook extra worden gestimuleerd tot het ontwikkelen van een ondernemende attitude en het verwerven van ondernemersvaardigheden. Voor studenten gaat het hier bovendien om een uitgelezen kans om studie en bijbaan samen te laten gaan en een netwerk op te bouwen binnen het bedrijfsleven. Spin offs Een belangrijke doelstelling van het valorisatie- en innovatiebeleid van de TU/e blijft de komende jaren het systematisch stimuleren en ondersteunen van nieuwe bedrijvigheid op basis van de resultaten en opbrengsten van universitair onderzoek. Concreet gaat het dan om het vergroten van het aantal succesvolle spin offs met groeipotentie op basis van binnen de universiteit ontwikkelde kennis. Zo zal intensief aandacht worden besteed aan het scouten van kansrijke initiatieven door professionele business developers en scouts bij het TU/e Innovation Lab, de technology transfer organisatie van de universiteit. Kansrijke initiatieven worden streng gescreend en geselecteerd voor deelname aan funding programma's. Komen ze door deze selectie heen, dan volgt een proces van intensieve begeleiding. Via BrightMove wordt toegang gegeven tot passende financieringsinstrumenten voor elke fase van ontwikkeling van een spin off (proof of concept, pre seed, seed en doorstart). Een professioneel beheer van intellectuele eigendomsrechten maakt integraal onderdeel uit van het beleid. Via de TU/e Holding worden aandelen van
30
participaties in spin offs en start ups namens de universiteit beheerd en desgewenst te gelde gemaakt. Op de universiteitscampus zijn voor startende hightech ondernemers aantrekkelijke faciliteiten voor handen, waaronder het binnenkort te openen starterslaboratorum Catalyst. De campus krijgt geleidelijk als TU/e Science Park de statuur van een open innovatiecampus van nationaal belang en internationale allure, waar moderne voorzieningen gedeeld worden met andere kennisinstellingen en met (startende) bedrijven. In dat kader worden overigens grote (ver)nieuwbouwprojecten gerealiseerd, die omvangrijke investeringen vergen. Deze moeten de huisvesting en faciliteiten van de universiteit in overeenstemming brengen met actuele eisen qua veiligheid, duurzaamheid en vooral geschiktheid voor eigentijds onderzoek en onderwijs. Wetenschapscommunicatie In het kader van het valorisatiebeleid wordt door de TU/e een impuls gegeven aan de universitaire wetenschapscommunicatie. Er zal actief bekendheid worden gegeven aan nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en aan onderzoeksresultaten door middel van demonstraties en tentoonstellingen, lezingen, populairwetenschappelijk publicaties en via de website en social media. Bovendien zal extra worden ingezet op wetenschapscommunicatie met de pers.
6 Universitaire samenwerking Doelstelling voor 2020: In 2020 zijn de concurrentiepositie en reputatie van de drie technische universiteiten en van het technologiedomein in ons land versterkt door verdere onderlinge afstemming en samenwerking en door clustervorming rond grote maatschappelijke thema's binnen het gehele Nederlandse technologiedomein onder leiding van een Nederlandse Technologieraad. In 2020 versterken de Universiteit Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de TU/e elkaars concurrentiepositie en reputatie in de wereld door hechte onderlinge samenwerking als preferente partners op basis van complementariteit op maatschappelijk relevante gebieden. De resultaatafspraken die de TU/e met de Commissie Sectorplan Natuur- en Scheikunde heeft gemaakt, zijn in 2020 volledig gerealiseerd.
6.1
3TU.Federatie
In de 3TU.Federatie blijft de TU/e zich de komende jaren samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente inzetten voor verdere onderlinge afstemming en samenwerking en voor clustervorming rond belangrijke maatschappelijke en economische thema's binnen de gehele Nederlandse technologiesector. Het doel van deze inspanningen is het versterken van de internationale concurrentiepositie en reputatie van de drie technische universiteiten en van de Nederlandse technologiesector. Leidraad daarbij is het 3TU.Sectorplan Technologie Uitvoering 2011-2015 in het kader waarvan met name op onderwijsgebied met de Staatssecretaris van OCW prestatieafspraken zijn gemaakt en door hem voor drie jaar (2011-2013) eerder al toegezegde middelen aan de drie TU's zijn toegekend. De TU/e acht zich net als de beide andere TU's gebonden aan de gemaakte prestatieafspraken. Over de feitelijke toekenning van de al toegezegde middelen voor de periode 2014-2015 zullen de drie TU's via een afzonderlijk voorstel in federatief verband met de staatssecretaris tot nadere afspraken proberen te komen. Daarbij zal het accent meer op onderzoek en kennisvalorisatie komen te liggen. Sinds de oplevering van het gezamenlijke Sectorplan Wetenschap & Technologie 'Slagkracht in innovatie' in februari 2004 hebben de technische universiteiten in ons land intensief samen opgetrokken. In februari 2007 werd de 3TU.Federatie opgericht. Er zijn gezamenlijke masteropleidingen gestart en de inrichting van het onderwijs is geharmoniseerd om onderlinge mobiliteit van studenten te faciliteren. Op voor de Nederlandse kenniseconomie belangrijke gebieden zijn succesvol gezamenlijke Centres of Excelllence en afstemmingsplatforms opgericht ter versterking van focus en massa en ter bevordering van vernieuwing in het onderzoek. In onderling overleg gaven de drie TU's - elk in samenspraak met regionale stakeholders een forse impuls aan kennistransfer en -valorisatie, samenwerking met het bedrijfsleven, bevordering van ondernemerschap en ondersteuning van technostarters. Het in de periode 2007-2011 ingezette beleid wordt de komende jaren krachtig verder gerealiseerd en uitgebouwd.
31
Op onderwijsgebied wordt gezamenlijk ingezet op het leveren van voldoende en hoogwaardig gekwalificeerde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers. Met het oog daarop worden langs zeven lijnen plannen uitgevoerd, te weten: - herziening van de opleidingsprogramma's; - intensivering van de monitoring en begeleiding van studenten; - optimalisering van de onderwijskwaliteiten van docenten; - verdere internationalisering van het onderwijs; - intensivering van de digitalisering van het onderwijs; - versterking van de opleidingen tot technologisch ontwerper (onder gezamenlijke vlag); - versterking van de efficiency, effectiviteit en toegankelijkheid van het wiskundeonderwijs. Op onderzoeksgebied wordt ingezet op het verrichten van internationaal toonaangevend en maatschappelijk relevant technisch-wetenschappelijk onderzoek. Met het oog daarop worden de bestaande 3TU.Centres of Excellence geconsolideerd en wordt gewerkt aan de op- c.q. uitbouw van bestaande en nieuwe gezamenlijke onderzoeksinitiatieven. In eerste instantie gaat het dan om het bestaande 3TU.Center of Ethics & Technology en om initiatieven op de terreinen wiskunde (3TU.Applied Mathematics Institute) en bouw (3TU.Bouw) en aansluitend om initiatieven op onder meer de terreinen design, mobiliteit, mens-technologie interactie en computational science. Wat kennisvalorisatie betreft wordt door de drie TU's ingezet op het bevorderen van innovatie en ondernemerschap via actieve facilitering binnen de technologiesector van kennistransfer, R&Dsamenwerking en business development. Een van de concrete actieplannen betreft het realiseren van landelijke seed c.q. venture capital funds ten behoeve van respectievelijk hightech starters en jonge bedrijven in de groeifase. Verder staan de drie TU's uitstekend opgelijnd om bij te dragen aan het succes van het door de Minister van EL&I ingezette topsectorenbeleid. De 3TU.Federatie zal vóór het eind van 2015 op basis van een geactualiseerd programma voor de uitvoering van het gezamenlijke Sectorplan Technologie in de periode 2016-2020 met de Staatssecretaris van OCW tot afspraken proberen te komen over te leveren prestaties en de ondersteuning van de overheid daarvoor.
6.2
Strategisch partnerschap met UU/UMCU
De TU/e zal de komende jaren de banden in onderzoek, onderwijs en kennisvalorisatie met de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht versterken. Begin 2011 zijn de drie instellingen een strategische alliantie aangegaan met het doel elkaars nationale én internationale positie via samenwerking op basis van complementariteit te versterken op voor de maatschappij en de kenniseconomie relevante gebieden. Daarbij gaat het in eerste instantie vooral om de gebieden duurzame energie, medische beeldverwerking en regeneratieve geneeskunde. Er zijn en worden gezamenlijke onderzoek- en onderwijsprogramma's opgezet en uitgevoerd. Het samen optrekken moet de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek versterken, extra impulsen geven aan valorisatieactiviteiten en de kansen vergroten op het verwerven van nationale en Europese middelen voor onderzoek en onderzoeksinfrastructuur. De regio Utrecht en de regio Brabant hebben beide een positie in de top-10 van meest competitieve regio's in Europa. De ontwikkeling van een gezamenlijke hoogwaardige wetenschappelijke kennisinfrastructuur zal bijdragen aan verdere versteviging van de concurrentiepositie van beide regio's. Op het onderzoeksdomein duurzame energie zal de onderzoekssamenwerking zich vooral richten op solar fuels. Eindhoven en Utrecht geven hieraan samen een impuls van één miljoen euro. Aan het onderzoek op de terreinen regenerative medicine en imaging geven Eindhoven en Utrecht een gezamenlijke impuls van twee miljoen euro. Samen met Philips wordt al in 2012 een Institute for Diagnostic and Interventional Imaging opgericht, dat zich zal richten op het effectiever behandelen van kanker, hersenaandoeningen en hart- en vaatziekten. Het consortium heeft als doel nieuwe beeldgestuurde en minimaal ingrijpende behandelmethoden te ontwikkelen op basis van hoge-precisie MRI- en röntgenbeeldvorming. De onderlinge samenwerking tussen Eindhoven en Utrecht wordt extra gestimuleerd door vooraanstaande onderzoekers van de ene instelling ook een aanstelling in deeltijd te bieden bij de partner. Ook worden er samen nieuwe onderzoekers (veelal in tenure track) aangetrokken. Het Intelligent Lighting Institute van de TU/e verkent mogelijkheden tot samenwerking met de groep Psychologische Functieleer van de UU. Verder worden breed bestaande samenwerkingsactiviteiten tussen de betrokken drie instellingen verkend. Waar mogelijk en zinvol zullen deze extra impulsen krijgen in het kader van de strategische alliantie.
32
Op onderwijsgebied zullen bèta- en techniekstudenten van TU/e en UU met ingang van het studiejaar 2012-2013 voor het eerst de mogelijkheid krijgen om een deel van hun opleiding bij de partneruniversiteit te volbrengen. Hiertoe zullen over en weer specifieke onderwijspakketten van 15 of 30 studiepunten worden aangeboden rond relevante complementaire onderwerpen. Er zijn al pakketten in ontwikkeling in de wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica. Opleidingsdirecteuren verkennen over en weer verdere mogelijkheden. Hiernaast zal in september 2012 een gezamenlijk masterprogramma Regenerative Medicine and Technology van start gaan (aan de TU/e als track binnen de masteropleiding Biomedical Engineering). En met ingang van september 2013 wordt aan de vierjarige Utrechtse-SUMMA-masteropleiding tot basisarts/onderzoeker een technologische track toegevoegd die specifiek opleidt tot basisarts/ingenieur. Om TU/e-bachelorstudenten voor te bereiden op toelating tot deze track start in september 2012 een speciaal minorprogramma ('pre-med minor'). Deze minor wordt vanuit Utrecht verzorgd en kan als zodanig ingepast worden in de nieuwe opzet van het bacheloronderwijs. In aanvulling op dit alles hebben de bureaus Studium Generale van TU/e en UU eerste stappen gezet op weg naar onderlinge samenwerking. Tot slot hebben Eindhoven en Utrecht een gezamenlijke onderwijsprijs ingesteld voor studenten, de Eindhoven-Utrecht Science and Technology Award. De prijs geeft studenten die werk in Eindhoven en Utrecht combineren een steuntje in de rug. In het voorjaar van 2012 zijn de eerste prijzen uitgereikt aan een TU/e- en een UU-student.
6.3
Sectorplan Natuur- en Scheikunde
De TU/e (i.c. de faculteiten Scheikundige Technologie, Technische Natuurkunde en Biomedische Technologie en het TU/e Institute for Complex Molecular Systems) blijft zich de komende jaren inzetten voor de realisatie van de in 2010 met de Commissie Breimer gemaakte inspannings- en resultaatafspraken in het kader van het Sectorplan Natuur- en Scheikunde. In essentie gaat het daarbij om: - vergroting van de instroom, verbetering van de rendementen en aldus vergroting van de uitstroom van de bachelor- en masteropleidingen binnen de domeinen natuur- en scheikunde; - versterking van de TU/e-specifieke onderzoeksfocusgebieden (onder meer door het aantrekken en aanstellen van excellente onderzoekers binnen deze gebieden); - versterking van de aansluiting van de masteropleidingen op de TU/e-specifieke onderzoekszwaartepunten; - bevorderen van de groei van het aantal vrouwen in hogere wetenschappelijke posities en van het aandeel vrouwen in de studentenpopulatie; - intensivering van de outreach activiteiten. In de periode 2010-2012 is al veel bereikt. De TU/e heeft daarover in het eerste kwartaal van 2012 gerapporteerd aan de Commissie Breimer in het kader van de eerste tweejaarlijkse tussentijdse evaluatie door de commissie. De afgesproken focusgebieden vormen al langere tijd de onderzoeksspeerpunten van de betrokken faculteiten. Ze zijn zowel met sectorplanmiddelen als met eigen middelen van de universiteit verder versterkt. De faculteit Technische Natuurkunde richt zich op Functional Materials, Plasma Physics en Transport Physics en de faculteit Scheikundige Technologie (en deels de faculteit Biomedische Technologie) op Molecular Systems and Materials Chemistry (met daarbinnen de oorspronkelijke focusgebieden Polymer Chemistry and Materials en Complex Molecular Systems) en Chemical and Process Technology (met daarbinnen de oorspronkelijke focusgebieden Process Engineering en Catalysis). Van de 10 geplande nieuwe posities voor wetenschappelijk personeel zijn er inmiddels 8 ingevuld, waarvan 3 door een vrouw. Verder heeft de TU/e uit eigen middelen nog een vrouw binnen de focusgebieden aangesteld. De instroom in de opleidingen vertoont een stijgende lijn maar behoeft nog verdere impulsen. De outreachactiviteiten zijn versterkt, mede dankzij het aanstellen van twee medewerkers op dit terrein uit de sectorplanmiddelen. De rendementen in de opleidingen blijven ondanks een ingezette stijgende lijn toch nog een punt van zorg. Met name de hervorming van het complete bacheloronderwijs en de bundeling van alle bacheloropleidingen in het TU/e Bachelor College zullen het naar verwachting mogelijk maken de afgesproken instroom-, rendements- en uitstroomdoelen te bereiken. Verder worden van de invoering van het bindend studieadvies (in 2009) en van de harde knip tussen bachelor- en masteropleidingen (per september 2012) positieve rendementseffecten verwacht. De masteropleidingen sluiten goed aan op de onderzoeksspeerpunten. Ter versterking van de aansluiting zijn enkele nieuwe mastertracks geïntroduceerd en is een nieuwe masteropleiding Science and Technology of Nuclear Fusion ontwikkeld (in 2011 voorlopig gestart als track binnen de masteropleiding Applied Physics).
33
De TU/e acht zich gebonden aan het realiseren van de met de Commissie Breimer gemaakte inspanningsen prestatieafspraken.
7
Doelmatigheid Doelstelling voor 2020: De TU/e wil zich in 2020 ten opzichte van andere Nederlandse universiteiten nog altijd onderscheiden door een relatief lage overhead en een relatief hoge WP/OBP-ratio.
De TU/e onderscheidt zich in het Nederlandse universitaire landschap door een relatief lage overhead en een relatief hoge WP/OBP-ratio (1,82). Dat is recent bevestigd door een benchmarkonderzoek naar de overhead van universiteiten door bureau Berenschot. De universiteit zet zich ervoor in de indirecte kosten ongeveer op hetzelfde peil (16%, zie onderstaande prestatie-indicator) te houden. Specifieke inzet zal worden geleverd om de effectiviteit en efficiency van de onderwijsondersteuning (zowel administratief als onderwijskundig) te vergroten door harmonisatie van regels en procedures en wellicht een doelmatigere organisatiestructuur. Heroverweging ter zake is mede gewenst als gevolg van de inbedding van het Bachelor College en de Graduate School in de universitaire organisatie. Verder zal onderzocht worden in hoeverre het zinvol en mogelijk is faculteiten te clusteren. Ten aanzien van alle centrale diensten blijven de komende jaren periodiek benchmarkonderzoeken uitgevoerd worden ten opzichte van vergelijkbare eenheden bij andere universiteiten. Doel daarvan is de effectiviteit en efficiency van de centrale diensten waar nodig te verbeteren.
*
Prestatie-indicator/Jaar
2011
2015
Indirecte kosten * (fte indirect/fte totaal) (bron Berenschot)
15,4%
< 16%
Definitie conform Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek
8 Bijzondere uitdagingen De Technische Universiteit Eindhoven staat de komende jaren voor bijzondere uitdagingen. Uitgaande van maatschappelijke wensen en behoeften in de maatschappij in het algemeen en in de hightech Brainportregio rond Eindhoven in het bijzonder volgt de universiteit een groeistrategie in kwantitatief én kwalitatief opzicht. Het onderwijs gaat ingrijpend op de schop om de instroom en rendementen te kunnen verbeteren en zo uiteindelijk meer hoogwaardige technologische kenniswerkers af te kunnen leveren. Op onderzoeksgebied wordt ingezet op verdere afstemming van de programmering op de behoeften van de maatschappij in het algemeen en de hightech industrie in de topsectoren in het bijzonder. De samenwerking met het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen in duurzame consortia wordt uitgebreid en geïntensiveerd. Dat gebeurt niet alleen op nationale maar ook op Europese schaal. Ook op het gebied van kennisvalorisatie en innovatie worden de inspanningen geïntensiveerd. Tot slot zijn grote investeringen nodig in de huisvesting en faciliteiten van de universiteit. Dit alles voltrekt zich tegen het perspectief van vermindering van de eerste geldstroom en grote onzekerheid (en zeker tijdelijk een forse terugval) in de derde geldstroom. Wat betreft de hervormingen van het onderwijs wordt de universiteit de komende jaren geconfronteerd met een moeilijke paradox. Op de eerste plaats vergen de hervormingen een grote extra inzet van de wetenschappelijke staf. Deze gaat in ieder geval gedurende een aantal jaren ten koste van de inspanningen op onderzoeks- en valorisatiegebied. Zo zullen bijvoorbeeld alle curriculumonderdelen in het bacheloronderwijs herontworpen worden of vervangen door nieuw te ontwikkelen onderdelen. Docenten moeten bovendien deelnemen aan workshops en trainingen om zich studentactiverende werkvormen en nieuwe toetsing- en coachingconcepten eigen te maken. Als de beoogde groei in de instroom zich snel en in de gewenste omvang voltrekt, zal de onderwijscapaciteit - ondanks de
34
efficiencyvoordelen uit schaalvergroting - flink uitgebreid dienen te worden. De noodzakelijke verwevenheid van onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie vergt een evenredige uitbreiding van de onderzoeks- en valorisatiecapaciteit. Omdat de mogelijkheden om onderzoeks- en valorisatie-inkomsten te verwerven via de tweede en met name derde geldstroom in ieder geval tijdelijk sterk onder druk komen te staan door de overschakeling naar het nieuwe bedrijvenbeleid van de overheid, zal de TU/e de noodzakelijke groei van de wetenschappelijke staf uit de eerste geldstroom of uit (geleend) eigen vermogen moeten opvangen. Omdat de eerste geldstroom eerder daalt dan groeit en de positieve effecten van groei in het onderwijs op de eerste geldstroom pas na enkele jaren optreden, ontstaat in ieder geval tijdelijk een zeer moeilijke situatie die de gewenste hervorming van het onderwijs in de wielen zou kunnen rijden. Dat geldt te meer omdat met het oog op de noodzakelijkerwijs te realiseren (ver)nieuwbouwprojecten geen (geleend) eigen vermogen kan worden ingezet. Een extra bijdrage van het Ministerie van OCW uit het selectieve budget zou de TU/e kunnen helpen bij het dekken van een deel van de eenmalige extra kosten van de onderwijshervormingen, van de voorfinancieringslasten van de onderwijsgroei en van de kosten die gemaakt moeten worden om de door de onderwijsgroei extra aan te trekken docenten ook actief te kunnen laten zijn in onderzoek en kennisvalorisatie. Daarmee zouden het tempo en de effectiviteit van de beoogde onderwijshervormingen een maatschappelijk gewenste impuls krijgen en negatieve effecten van de extra onderwijsinspanningen op andere activiteiten kunnen worden voorkomen.
35
Bijlage Terugblik op ontwikkeling TU/e in periode 2001 - 2011 Om het beleid voor de toekomst in historisch perspectief te plaatsen, worden in deze bijlage puntsgewijs de belangrijkste wapenfeiten in de ontwikkeling van de TU/e in de periode 2001-2011 benoemd. Onderwijs - Invoering bachelor-mastersysteem (uitgangspunt: zo min mogelijk nieuwe opleidingen; nieuwe multidisciplinaire programma's starten als tracks in bestaande opleidingen en eventueel na gebleken succes verzelfstandiging; minimumeis aan omvang instroom in zelfstandige opleidingen) - Faculteit Industrial Design gestart (BSc, MSc, PDEng); BSc en MSc Installatietechniek gestart en weer beëindigd; MSc Medical Engineering gestart; BSc-track Automotive en MSc Automotive Technology gestart; vijf specialistische MSc-opleidingen gestart in 3TU-verband - Revitalisatie lerarenopleidingen (oprichting Eindhoven School of Education) - Rendementsverbetering: invoering bindend studieadvies en voorbereiding invoering harde knip - Kwaliteitszorg: invoering basiskwalificatie onderwijs voor docenten, ontwikkeling en implementatie Academic Competences and Quality Assessment en intern kwaliteitszorgsysteem - Verbreding én verdieping: invoering major-minor-systeem in BSc, ontwikkeling en implementatie honors tracks in BSc en MSc en programma academische vorming - Verbetering aansluiting vwo-wo start Pre-University College en netwerk met vwo-scholen - Invoering Engels als voertaal in MSc-opleidingen; start werving buitenlandse MSc-studenten; invoering beurzenfonds en leenfaciliteit voor MSc-studenten van buiten de EER - Versterken en uitbreiden ontwerpersopleidingen (in 3TU-verband) Onderzoek en kennisvalorisatie - Focusseringsproces naar beperkt aantal institutionele onderzoekssterktes op basis 30-tal dynamische facultaire onderzoekssterktes; handhaving bijzondere sterktes in fotonica (3e subsidietermijn toponderzoekschool Cobra), katalyse (3e subsidietermijn toponderzoekschool NRSC-Catalysis) en polymeren - Focus op excellentie en innovatie (o.a. stimulering excellentie via Excellentiefonds, stimulering multidisciplinaire vernieuwing via High Potential Research Programs, opslag op tweede en derde geldstroom) - Gerichte versterking in met name nano-engineering, plasmaphysics, logistics, industrial design, process technology, biomedical engineering (tissue engineering, imaging, bio-informatics, proteïn bio-engineering), complex molecular systems, lighting - Afbouw theoretische natuurkunde - Afbouw Eurandom als zelfstandig instituut - Herinvoering Top-regeling voor starters; start TU/e Innovation Lab en Incubator3+; realisatie Techno Partner Platform Zuid-Nederland, Techno Starters Fonds Zuid-Nederland, startersfaciliteiten en projectoffice werken voor derden; ontwikkeling starterslab Catalyst - Erkenning consortia en co-locaties in Eindhoven voor Knowledge and Innovation Communities InnoEnergy en EIT ICT Labs (onder vlag European Institute of Innovation and Technology) - Initiatief tot en participatie in Kenniswerkersregeling - Initiatiefnemer en participant TKI's avant la lettre: · Dutch Polymer Institute (opschaling naar Europees niveau en versterking band met MKB) · Embedded Systems Institute (vanaf 2002) · Center for Translational Molecular Medicine (vanaf 2004) · Biomedical Materials Program (vanaf 2006) - Actieve deelname in Dinalog, High Tech Automotive Systems, Point-One, Solliance - Oprichting Brabant Center of Entrepreneurship in samenwerking met Tilburg University (minor-keuzepakket ondernemerschap in BSc, certificaatprogramma entrepreneurship in graduate education, keuzevakken ondernemerschap) Campus - Uitvoering projecten Masterplan Huisvesting (realisatie cleanroomgebouw Spectrum; realisatie vernieuwbouw Vertigo voor faculteit Bouwkunde; realisatie gebouw Kennispoort in samenwerking met Kamer van Koophandel; realisatie grootste warmte-koude-opslaginstallatie in Europa; realisatie renovatie Cyclotrongebouw; faciliteren nieuwbouw startersgebouw Twinning Center) - Ontwikkeling nieuw strategisch huisvestingsplan Campus 2020 - Faciliteren nieuwbouw starterslaboratorium Catalyst - Start (ver-)nieuwbouw Metaforum (faculteit Wiskunde en Informatica, bibliotheek en studentenvoorzieningen) en ketelgebouw (Institute for Complex Molecular Systems) - Voorbereiding nieuwbouw voor faculteiten Electrical Engineering en Technische Natuurkunde
36
Samenwerking - Totstandkoming Sectorplan Wetenschap & Technologie en start 3TU.Federatie (o.a. gezamenlijke masteropleidingen, gezamenlijke centres of excellence, afstemming onderwijs en onderzoek, doelmatigheidsafspraken, onderlinge studentenmobiliteit) - Participatie in totstandkoming en implementatie formele Sectorplannen Natuur- en Scheikunde en in universitaire afstemmingsprocessen op de domeinen Wiskunde en Informatica - Beëindiging Samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten - Fusie Eindhoven University Forum for Continuing Education met TiasNimbas Business School (van Tilburg University) - Oprichting Brabant Center of Entrepreneurship met Tilburg University - Continuering samenwerking met Maastricht University en het Maastricht Universitair Medisch Centrum inzake biomedische technologie - Continuering samenwerking met Radboud Universiteit Nijmegen inzake organische chemie - Voorbereiding strategisch preferent partnerschap met de Universiteit Utrecht en het Utrecht Universitair Medisch Centrum op basis onderlinge complementariteit - Opbouw European University Alliance in Science and Technology met Danmarks Tekniske Universitet en Technische Universität München, later uitgebreid met École Polytechnique Féderale de Lausanne en omgedoopt tot EuroTech Universities; start gezamenlijke European Graduate School for Sustainable Energy Technology - Contract met North Eastern University in Shenyang en Philips Medical Systems inzake ontwikkeling bachelor- en masteropleiding biomedische technologie met TU/e-opleidingen biomedische technologie als voorbeeld - Samenwerkingsovereenkomst met Zhejiang University in Hangzhou - Overeenkomst met diverse hogescholen over verbetering aansluiting HBO-WO (schakelminor in HBO en schakelprogramma's aan TU/e) Regio Actieve rol in: - Actieprogramma Horizon ter versterking regionale economische structuur - Ontwikkeling regionale Triple Helix: bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen - Presentatie regio Eindhoven als sleutelgebied in kader innovatiebeleid - Innovatieagenda Regio Zuidoost Nederland - Operationeel Programma Zuid-Nederland - Actieprogramma Brainport Navigator - Oprichting van o.a. Embedded Systems Institute, Holst Center, Center for Translational Molecular Medicine, Biomedical Materials Program, Solliance Algemeen - Women in Science Program/Vrouwelijk Talent naar de Top (o.a. tenure tracks voor zeer talentvolle vrouwen) - Reorganisatie centrale diensten (vergroting kwaliteit en doelmatigheid) - Brandingproject in overleg met stakeholders (leidend tot profiel 'Where innovation starts') - Regeling wetenschappelijke integriteit, regeling nevenwerkzaamheden, klokkenluidersregeling - Breed ontwikkelingsproces in overleg met in en externe stakeholders van Strategisch Plan TU/e 2020 en vervolgens Profiel 2011
37