Voorstel voor een Internationale Verklaring over de rechten van kinderen op geweldloze opvoeding en een opvoeding tot geweldloosheid en vrede
Internationale Coördinatie voor een Cultuur van Geweldloosheid en Vrede 148, rue du Faubourg Saint-Denis – F-75010 Paris Tel.: 33 (0)1 40 36 06 60 Telefax: 33 (0)1 40 36 06 80 E-post:
[email protected] Webstek: http://www.nvpnetwork.net
1
Samenvatting
Motivatie ..................................................... Voorstel van verklaring ............................... Bijvoegsels ................................................... Bijvoegsel 1. Internationale teksten over de Decennium, de kinderrechten of de opvoeding tot vrede en geweldloosheid ........... Bijvoegsel 2. Resolutie van de Algemene Vergadering van de VN ........
2
Over de beweegredenen Gevolg gevend aan de oproep van alle Nobelprijswinnaars voor de Vrede, heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 november 1998 de jaren 20012010 uitgeroepen tot het "Internationaal Decennium ter Bevordering van een Cultuur van Geweldloosheid en Vrede ten gunste van de Kinderen in de Wereld" (Resolutie A/53/25) Ze ging uit van de vaststelling "dat enorme schade en lijden veroorzaakt worden bij kinderen door verschillende vormen van geweld op elk niveau van de maatschappijen overal ter wereld" en ze drukte haar wens uit voor "een overgang naar een vredescultuur op grond van de beginselen van vrijheid, rechtvaardigheid, democratie, op alle rechten van de mens en op de verdraagzaamheid en solidariteit; een cultuur die geweld verwerpt en zich inzet om conflicten te vermijden door het aanpakken van de oorzaken , die er aan ten gronde liggen en de problemen op te lossen door dialoog en onderhandeling". Ze drong er op aan, dat deze overgang naar een cultuur van geweldloosheid en vrede in hoofdzaak moet gebaseerd zijn op de opvoeding en de ontwikkeling van onderwijs over geweldloosheid en vrede op alle niveaus van de maatschappij, in het bijzonder in de onderwijsinstellingen. In september 1999 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties unaniem "de Verklaring en het Actieplan voor een Vredescultuur" aangenomen, waarin ze niet alleen de beginselen van de vredescultuur aannam, maar ook de opvoedkundige middelen voor vervulling en eerbiediging van de mensenrechten, seksuele gelijkberechtiging, en het bevorderen van de ontwikkeling om die te bereiken. In dezelfde geest heeft de Algemene Vergadering van de Organisatie van de Verenigde Naties op 22 januari 2000 de UNESCO aangeduid als belangrijkste respectievelijke organisatie voor het Decennium, belast met de coördinatie van de acties van de organen van de Verenigde Naties, met als doel een cultuur van vrede te bevorderen, en de band met de andere betrokken organisaties te verzekeren (Resolutie 55/47) In 2001, op aanbeveling van het Comité voor de kinderrechten, verzocht de algemene Vergadering van de Verenigde Naties eveneens de algemeen secretaris initiatief te nemen voor een diepgaand onderzoek over de vraag van geweld, waarvan de kinderen slachtoffer zijn. In februari 2003 werd de heer Paulo Sérgio Pinheiro benoemd door de heer Kofi Annan als onafhankelijk deskundige, belast met deze studie. In augustus 2006 vermeldde zijn verslag, door de algemeen secretaris gezonden aan de algemene Vergadering, het voortduren van geweldpleging, waarvan de kinderen slachtoffer zijn, bijzonder op het gebied van de opvoeding in het gezin en op school, en beval het de ontwikkeling aan van een opvoeding tot geweldloosheid. Om de voortzetting toe te laten van wat het Internationaal Decennium bereikt heeft ter bevordering van geweldloosheid en vrede (2001-2010), op betekenisvolle wijze het geweld te verminderen, waarvan kinderen het slachtoffer zijn, speciaal in het kader van de opvoeding, en de overgang naar een cultuur van geweldloosheid en vrede te
3
bespoedigen, heeft dit voorstel tot doel de aanvaarding door de lidstaten van de UNESCO, vóór het einde van dit Decennium, van een internationale verklaring, die voor alle kinderen in de wereld het recht moet vastleggen op een geweldloze opvoeding in het gezin en op school en het recht op een opvoeding tot geweldloosheid en vrede (1).
(1) Volgens het verslag van de heer Pinheiro (p. 6) gebruikt de verklaring de definitie van kind, die vastgelegd is in het eerste artikel van de Conventie over de kinderrechten: "elke mens onder de leeftijd van 18 jaar, behalve indien volgens de wet van toepassing op hem/haar de volwassenheid vroeger bereikt wordt". De toegepaste definitie van geweld is die uit artikel 19 van de Conventie: "alle vormen van fysisch of mentaal geweld, aanslagen of mishandeling, verwaarlozing of uitbuiting, ondermeer seksuele aanranding". Het baseert zich tevens op de definitie in het Wereldrapport over geweld en gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie (2002): "De dreiging met of het opzettelijk gebruik van fysische kracht of macht, tegen zichzelf of tegen een andere persoon, of tegen een groep of gemeenschap, die een trauma, dood, psychologische schade, ontwikkelingsstoring of ontbering tot gevolg heeft of dreigt te hebben" (p. 5).
4
Voorstel van verklaring _____________________________________________________________________ Voorstel voor een internationale verklaring over het recht van kinderen op een geweldloze opvoeding en opgevoed te worden tot geweldloosheid en vrede De algemene conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur, In de geest van het handvest van de Verenigde Naties, in hoofdzaak de doelstellingen en principes, die er in verklaard worden, in het bijzonder de vaste wil om toekomstige generaties te behoeden tegen de gesel van de oorlog, Herinnerend aan de stichtingsakte van de organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur, die verklaart dat "omdat oorlogen beginnen in de geesten van mensen, het in de geesten van mensen is, dat de verdedigingen van vrede moeten opgebracht worden ", Eveneens herinnerend aan de resoluties van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties over een vredescultuur, bijzonder in haar resolutie 52/15 van 20 november 1997, waardoor ze het jaar 2000 uitriep tot "Internationaal Jaar voor de Cultuur van de Vrede", haar resolutie 53/25 van 10 november 1998, waarin ze de periode 2001-2010 uitriep tot "Internationaal Decennium voor de bevordering van een cultuur van vrede en geweldloosheid voor de kinderen in de wereld", haar resolutie 55/282 van 7 september 2001, waarin ze besliste dat de Internationale Dag van de Vrede jaarlijks zal gevierd worden op 21 september, en haar resoluties 55/47 van 29 november 2000, 56/5 van 5 november 2001, 57/186 van 2 juli 2002, 57/6 van 4 november 2002, 58/182 van 24 juli 2003, 58/11 van 10 november 2003, 59/223 van 10 augustus 2004, 59/143 van 25 februari 2005 en 60/279 van 17 oktober 2005, Herbevestigend de Verklaring (Resolutie 53/243 A) en het Actieprogramma (Resolutie 53/243B) van 13 september 1999, voor een vredescultuur, waarvan zij overweegt dat ze moet dienen als basis voor de viering van het Decennium, en in de overtuiging dat een efficiënte en succesvolle viering van het Decennium wereldwijd zal bijdragen tot de bevordering van een cultuur van vrede en geweldloosheid voor het welzijn van het mensdom, in het bijzonder dat van de toekomstige generaties, Herinnerend aan de Millenniumverklaring (Resolutie 55/2) van 8 september 2000, die oproept tot een actieve bevordering van een vredescultuur, Nota nemend van resolutie 2000/66 van de Commissie Mensenrechten van 26 april 2000, getiteld "Naar een vredescultuur", Nota nemend van de verslagen van de algemeen secretaris van het internationaal Decennium van de bevordering van een cultuur van geweldloosheid en vrede voor de kinderen in de wereld, Vaststellend dat de inspanningen gedaan door het systeem van de Verenigde Naties en de internationale gemeenschap in het algemeen ten voordele van de voortzetting en
5
versteviging van de vrede, het vermijden van conflicten, de ontwapening, de duurzame ontwikkeling, van de bevordering van de menselijke waardigheid en de mensenrechten, van de democratie, van het rechtsstaatprincipe, het goed beheer en de seksuele gelijkberechtiging op het nationaal en internationale niveau veel bijdragen tot de totstandbrenging van een cultuur van geweldloosheid en vrede, Rekening houdend met het "Manifest 2000", waarvoor het initiatief genomen werd door de organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur, ter bevordering van een vredescultuur, waarbij tot nu toe meer dan vijfenzeventig miljoen ondertekenaars wereldwijd zich aangesloten hebben, Met tevredenheid kennis nemend van het verslag van de algemeen directeur van de organisatie voor opvoeding, wetenschap en cultuur van de Verenigde Naties (A/59/223) van 10 augustus 2004 over de toepassing van resolutie 58/11 van 10 november 203 over het Internationaal Decennium ter bevordering van een cultuur van vrede en geweldloosheid voor de kinderen in de wereld (2001-2010) die de organisatie van de Verenigde Naties voor opvoeding, wetenschap en cultuur aanmoedigt, als hoofdagent voor het Decennium, de acties nog te versterken, die ze ondernomen heeft om een vredescultuur te bevorderen, Zich inzettende voor de volle totstandkoming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, afgekondigd in de Universele Verklaring van de Mensenrechten en andere universeel erkende juridische instrumenten, zoals de twee internationale overeenkomsten van 1966 in verband enerzijds met burgerrechten en politieke rechten en anderzijds met economische, sociale en culturele rechten. Herinnerende aan de conventie over de kinderrechten, aangenomen door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989, in het bijzonder de artikels 17 over de rol van de massamedia in de opvoeding van het kind, 19 over het verbod op geweld tegen kinderen, 28 over het recht van het kind op opvoeding en 29 over de kwaliteiten die verwacht worden van deze opvoeding, Tevens herinnerende aan de Conventie ter bestrijding van discriminatie op het gebied van de opleiding, aangenomen door de algemene Conferentie van de opleiding van de organisatie voor wetenschap en cultuur van de Verenigde Naties van 14 december 1960, Bewust van de verantwoordelijkheid, die op de staten rust, om door opvoeding de doelstellingen te bereiken, die voorgesteld zijn in het handvest van deVerenigde Naties, in de stichtingsakte van de UNESCO, de universele verklaring over de mensenrechten en de aanbeveling over opvoeding tot internationale verstandhouding, samenwerking en vrede betreffende de mensenrechten en fundamentele vrijheden, aangenomen door de algemene conferentie van UNESCO in zijn achttiende zitting, op 19 november 1974, ten einde de internationale verstandhouding, samenwerking en vrede, en het respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen, In de geest van de doelstellingen en het actieplan van het Decennium van de Verenigde Naties voor de opvoeding voor de mensenrechten (1995-2004) en de
6
verklaring van het actiekader over opvoeding voor de vrede, mensenrechten en democratie, Herinnerend aan de verklaring en het actieprogramma van Wenen in 1993 (in het bijzonder alinea 33 van Afdeling I) dat de belangrijke rol van de opvoeding over mensenrechten en de verspreiding van de gepaste informatie, zowel de theoretische als de praktische, benadrukt ter bevordering en in het voordeel van de rechten van alle individuen en dat er de nadruk op legt dat de opvoeding bevorderend zou moeten zijn voor de wederzijdse verstandhouding, verdraagzaamheid, vrede en vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties en tussen alle rassen- en religieuze groepen, en aanzetten tot de ontwikkeling van de acties, gevoerd door de Verenigde Naties om deze doelstellingen te bereiken, De nadruk leggend op resolutie 61 van 23 januari 2007, aangenomen door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die de staten verzoekt de nodige maatregelen te nemen om de kinderen te beschermen tegen alle vormen van geweld op school en het gebruik van geweldloze opleiding- en onderwijsmethoden te verzekeren, In de overtuiging dat de opbloei van een cultuur van geweldloosheid en vrede gebaseerd is op de omvorming van waarden, houdingen, gedragingen en levenswijzen, die van aard zijn de vrede onder individuen, groepen en naties te begunstigen, 1. Verkondigt het recht van kinderen op geweldloze opvoeding 1.1 Kinderen hebben recht op een geweldloze opvoeding, die lijfstraffen verbiedt en alle andere kastijdingen of behandelingen op hen in de schoot van het gezin, in onderwijsinstellingen en eender waar. 1.2 Lijfstraffen opgelegd aan kinderen zijn strijdig met de fundamentele rechten van kinderen op eerbied van hun menselijke waardigheid en fysische integriteit, die verzekerd zijn door de Conventie voor de kinderrechten, en ook hun even fundamenteel recht op bescherming door de wet, met dezelfde rechten als volwassenen. 2. Nodigt de staten uit: 2.1 door geschikte juridische middelen lijfstraffen en vernederingen op kinderen te verbieden; 2.2 bewustmaking- en opvoedingsacties voor het publiek te voeren op dat gebied met als doel de sociale aanvaarding van lijfstraffen op kinderen uit te bannen; 2.3 een algemene bewustmaking over fundamentele kinderrechten te verzekeren, in het bijzonder over hun recht op hun menselijke waardigheid en fysische integriteit;
7
2.4 tot het bevorderen van positieve, geweldloze vormen van kinderopvoeding en conflictoplossing bij toekomstige en huidige ouders, en bij alle andere personen, die zorgen voor kinderen en ook bij het publiek; 2.5 aan kinderen en jongeren de mogelijkheid te bieden hun standpunt uit te drukken en deel te nemen aan het opvatten en uitvoeren van acties om lijfstraffen en vernederende straffen tegen hen uit te werken; 2.6 er voor te zorgen dat ouders, bijzonder diegenen die moeilijkheden ondervinden om hun kinderen op te voeden, toegang hebben tot de raad en hulp die ze nodig hebben; 2.7 te garanderen dat kinderen over raad en bijstand beschikken van gekwalificeerde personen en op een vertrouwelijke manier raad en hulp en ook juridische vertegenwoordiging krijgen om te reageren tegen de geweldplegingen waarvan zij het voorwerp uitmaken; 2.8 efficiënte en gepaste vormen van bescherming te garanderen tegen gevaarlijke en vernederende straffen op de bijzonder kwetsbare kinderen - bijvoorbeeld gehandicapte kinderen en kinderen in instellingen of gevangenissen; 2.9 erover te waken dat lijfstraffen en andere schadelijke en vernederende vormen opgelegd aan kinderen opgenomen zijn in de definitie van huiselijk of gezinsgeweld en te verzekeren, dat strategieën om bestraffingen door geweld een essentieel onderdeel worden in een strategie tegen geweldplegingen thuis, in het gezin en op school; 2.10 een gepaste wetgeving te voorzien, die lijfstraffen op kinderen verbiedt, bijzonder binnen het gezin; 2.11 systemen in te richten voor de registratie en het beheer van de doelmatigheid van de reglementen aangenomen voor het uitbannen van lijfstraffen en vernederende straffen tegenover kinderen. Deze systemen zouden regelmatige onderzoeken en statistieken kunnen omvatten over toename of afname van deze geweldplegingen en ook de analyse van de doelmatigheid van de diensten voor kinderbescherming en oudergedrag. 3. Verkondigt het recht van kinderen opgevoed te worden tot geweldloosheid en vrede 3.1 De opvoeding tot geweldloosheid en vrede is de intellectuele en psychosociale voorbereiding van het kind met het oog op het ontwikkelen van diens kritische zin, om het toe te laten te redeneren over het ontstaan van conflicten en de geweldloze oplossing ervan in de maatschappij, zowel als tussen de naties, en het de waarden van verdraagzaamheid en het respect voor menselijke waardigheid en mensenrechten aan te brengen. Het omvat de opvoeding over mensenrechten, over deelnemende democratie, over ontwikkeling, over het milieu, over gelijkberechtiging en gelijkwaardigheid van de geslachten, en over verdraagzaamheid, leren van
8
geweldloze conflictoplossing, een kritisch bewustzijn tegenover de massamedia, het oefenen in geweldloze technieken en de studie van internationale betrekkingen. 3.2 Het doel van de opvoeding voor vrede en geweldloosheid is, dat kinderen weten en kunde en een reeks gedragingen en intermenselijke capaciteiten verwerven, die hen moeten helpen om vredevolle, meewerkende en broederlijke relaties aan te kweken met de andere kinderen en met de volwassenen en burgerbekwaamheden te ontwikkelen, die hen moeten maken tot actoren in het democratische leven van hun maatschappijen. 3.3 De opvoeding van een kind moet tot doel hebben het voor te bereiden op het beheersen van de onvermijdelijke conflicten door het van een concrete opvoeding te laten genieten over vrede en geweldloosheid gedurende zijn hele schooltijd, en ook gedurende buitenschoolse activiteiten, door de waarde van vertrouwen en erkenning van de menselijkheid van anderen te tonen. 4. Nodigt de staten uit: 4.1 de schoolprogramma's te herzien en aan te passen opdat ze geen elementen zouden bevatten die geweld, onverdraagzaamheid of conflictoplossing met geweld voorstellen, en opdat vooroordelen en stereotypen in verband met eender welke persoon of groep zou uitgebannen worden; 4.2 acties te voeren voor de bewustmaking van het publiek door aanmoediging van de opvoedkundige instellingen, de burgermaatschappij en de private sector ter bevordering - ieder naar zijn eigen mogelijkheden - van een cultuur van geweldloosheid en vrede ten gunste van de kinderen; 4.3 in de schoolprogramma's het onderwijs van geweldloze vormen van conflictoplossing te bevorderen; 4.4 een gepaste wetgeving in te stellen, die officieel op alle niveaus van het scholingssysteem opleiding tot geweldloosheid en vrede invoert met programma's aangepast aan elke staat en aan elke maatschappij, die opvoedkundige middelen en methodes voorziet; 4.5 bijzondere aandacht te schenken aan de noden in verband met de vorming van leraars voor de opvoeding tot geweldloosheid en vrede, gezien zij verantwoordelijk zijn voor het uitwerken van pedagogische methodes die de voorkeur geven aan deze opvoeding. 5. Nodigt alle sociale instellingen uit, bijzonder de gezinnen, de religieuze instanties en de massamedia, in volledige samenwerking met regeringen, intergouvernementele organisaties en de burgermaatschappij, de opvoeding tot geweldloosheid en vrede op te nemen in de specifieke opvoedingsacties, georganiseerd in de formele en informele schoolsystemen, met inbegrip van de opleiding tot geweldloosheid en vrede in zijn breedste betekenis. 6. Nodigt de massamedia uit bij te dragen, door de rol die ze spelen in opvoeding, informatie en cultuur, tot het bevorderen van een opvoeding tot geweldloosheid en
9
vrede. Zo worden ze aangemoedigd deel te nemen in de opvoeding van kinderen tot vrede en geweldloosheid, door middel van de geplande uitbreiding van een net voor informatie over vredescultuur, die een wereldwijd veeltalig internetketen zou vormen, maar ook door de verschillende ter beschikking staande communicatiemiddelen, zoals audiovisuele massamedia, pers, en ook door de nieuwe vormen van internetcommunicatie. 7. Verzoekt UNESCO: 7.1 de inkadering te bevorderen van de principes, die gedetailleerd zijn in de huidige verklaring in de ontwikkelingsstrategieën, geformuleerd binnen de verschillende intergouvernementele instanties; 7.2 te dienen als referentiepunt, in samenwerking met het comité voor de kinderrechten, en als vredestichter tussen staten, internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, de burgermaatschappij en de private sector voor het gezamenlijk uitwerken van concepten, doestellingen en politieken ten voordele van de bevordering van de opvoeding van kinderen tot vrede en geweldloosheid en tot het bevorderen van een geweldloze opvoeding; 7.3 zijn normatieve actie voort te zetten, alsook zijn bewustmaking en ontwikkeling van kennis op gebieden met betrekking tot de huidige Verklaring, die vallen binnen zijn bevoegdheden; 7.4 te verzekeren dat geschikte materiële middelen ter beschikking zijn van de verschillende staten in medewerking van de burgermaatschappij en de opvoedkundige instellingen. 5 juni 2007
10