Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg Hans Romkema, 18 september 2009
Inleiding Kwaliteitszorg is één van de terreinen waarvoor EWI gekozen heeft op faculteitsniveau meer afstemming te zoeken. In dit kader kreeg ik het verzoek een voorstel te doen voor een facultaire agenda kwaliteitszorg. Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heb ik gesprekken gevoerd met onder andere de decaan en de vier opleidingsdirecteuren van EWI en een aantal medewerkers van de UT en andere universiteiten. Ik heb in deze tijd ook een aantal bronnen geraadpleegd. In deze notitie doe ik een voorstel voor zo’n agenda, in eerste instantie bestaande uit slechts één agendapunt. In de laatste paragraaf laat ik zien hoe daaruit in de loop der tijd andere agendapunten uit voort kunnen komen.
Facultaire agenda Op dit moment hebben de drie afdelingen ieder hun eigen systeem voor kwaliteitszorg. De organisatiestructuren (commissies, verantwoordelijkheids- en taakverdelingen, procedures) verschillen. Er wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt van zelfde systemen en instrumenten. Dit voorstel voor een facultaire agenda heeft niet als doel te komen tot één uniform kwaliteitszorgsysteem voor de hele faculteit. In plaats daarvan zoeken we naar kwaliteits(zorg)aspecten die zich lenen voor een gezamenlijke inspanning die leidt tot een waardevolle aanvulling op de drie bestaande systemen.
Borgen of verbeteren Een aspect van kwaliteitszorg is het monitoren van de kwaliteit en het ingrijpen als de vooraf gestelde norm niet gehaald is. Maar behalve deze aandacht voor kwaliteitsborging kan ook verbeteren van de kwaliteit een belangrijk doel zijn. Voor acties gericht op het (zichtbaar) verbeteren van het onderwijs is naar verwachting bij de docenten het draagvlak groter dan voor (min of meer bureaucratische) systemen om de kwaliteit te bewaken. Dit voorstel richt zich om die reden op kwaliteitsverbetering. Borgen is daarnaast wel noodzakelijk (of was het maar om ons extern te kunnen verantwoorden), maar is geen uitgangspunt voor het maken van plannen.
Docentprofessionalisering Het plan dat ik hier voorleg, gaat in eerste instantie1 uit van één agendapunt: docentprofessionalisering. Een belangrijke basis voor een goede kwaliteit van onderwijs is voortdurende aandacht voor docentprofessionalisering. De Nederlandse universiteiten hebben dat onderkend en om die reden hebben ze op basis van een gezamenlijke overeenkomst het niveau van de academisch docent vastgelegd in een regeling Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). BKO krijgt inmiddels grote aandacht. In 3TU-verband zijn er afspraken gemaakt over een gezamenlijke uitwerking. Nieuwe docenten moeten het certificaat BKO halen. Er is discussie over de vraag of dezelfde eis gesteld moet worden aan zittende docenten. En over de vervolgvraag of 1
zie voor andere agendapunten de laatste paragraaf.
Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg, 18 september 2009
-
1-
het één keer behaald hebben van het certificaat betekent dat de kwaliteit onbeperkt of voor een beperkt aantal jaren geborgd is. Maar een basiskwalificatie alleen geeft onvoldoende inhoud aan het begrip docentprofessionalisering.2 In dit voorstel ga ik uit van een alternatief. Van zittende docenten vragen we niet eenmalig een basisniveau te bereiken, maar wel om, onafhankelijk van het actuele kwaliteitsniveau, “voortdurend” te werken aan de eigen professionalisering. Ik stel voor een plan uit te werken dat uitgaat van de volgende uitgangspunten. Vrijheid voor de docent als het gaat om inhoud en vorm en optimale inzet van eigen talent staan voorop. De docent bepaalt in grote mate zelf hoe hij de kwaliteit van zijn docentschap kan verbeteren. Hij stelt vanuit zijn eigen onderwijspraktijk vast met welke knelpunten hij te maken heeft of welke wensen voor vernieuwing hij heeft. Op grond hiervan stelt hij zelf doelen en legt hij zelf vast op welke wijze hij wil laten zien in welke mate de doelen gehaald zijn. Om docenten uit te dagen zelf doelen te stellen, uitvoering te geven aan plannen en zelf vorm te geven aan de beoordeling van de resultaten is het noodzakelijk dat er aan een bijbehorende professionele infrastructuur wordt gewerkt. Denk daarbij aan personeelsbeleid (waardering van het docentschap met bijbehorende beschikbaarheid van tijd en middelen, en soms ook carrièreperspectief), een platform voor kennis- en ideeënuitwisseling voor en door docenten en een netwerk van (onderwijskundige) ondersteuning. Aan welke docentactiviteiten kunnen we denken? Er is een grote verscheidenheid mogelijk. Grofweg ga ik uit van de volgende categorieën: het deelnemen aan cursussen en trainingen, het werken aan verbeteringen in het eigen vak (alleen of samen met andere docenten) en het deelnemen aan verbeterings- of innovatieprojecten op curriculum- of faculteitsniveau. De achterliggende veronderstelling bij de laatste twee onderdelen is dat een docent die deelneemt aan onderwijsontwikkelingsprojecten tevens werkt aan het ontwikkelen van zijn docentschap. Bij projecten is deze expliciete aandacht voor docentprofessionalisering niet gebruikelijk. Uit een onderzoek in opdracht van de VSNU blijkt echter dat twee universiteiten (UU en UM) deze invalshoek wel gekozen hebben.3 Hoe komen we in een situatie dat docenten op deze wijze werken aan de eigen ontwikkeling? Het zal duidelijk zijn dat erkenning en beloning van de geleverde inspanning belangrijke voorwaarden zijn. Maar ook een intrinsieke motivatie is nodig. In praktijkvoorbeelden elders (zoals in een Zweeds scholingstraject aan Lund University) zien we dat docenten zelf ook onderzoek doen naar de effecten van veranderingen in hun onderwijs. Deze vorm van praktijkonderzoek blijkt voor docenten motiverend te werken. Stimuleren van praktijkonderzoek lijkt dus een van de mogelijkheden om het voor docenten aantrekkelijk te maken mee te doen. De verantwoordelijkheid voor voortgaande professionalisering ligt dus voor een groot deel bij de docent, maar als aanvulling daarop is ook een systeem nodig dat de kwaliteit van de professionalisering waarborgt. Er moeten dus ideeën uitgewerkt worden die houvast bieden bij het bepalen of er voldoende inzet en/of resultaat is, op docent-, leerstoel- en faculteitsniveau. Bovendien zal het management van de faculteit een middel in handen willen hebben dat het mogelijk maakt op die kwaliteit te sturen. 2
“Om goed docentschap te stimuleren is echter meer nodig dan een didactische cursus of een jaarlijkse onderwijsdag of docentprijs” (IOWO en IVLOS. http://tinyurl.com/prof-tijd09 , datum bericht 18 mei 2009). 3
J. van Alst, R. de Jong & H. van Keulen, Docentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs. Naar een professionele infrastructuur als voorwaarde voor studiesucces. Nijmegen/ Utrecht, april 2009.
http://tinyurl.com/alst09.
Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg, 18 september 2009
-
2-
Aanpak Bovenstaande plannen zijn niet snel en alleen met veel inspanning te realiseren. Docenten moeten niet alleen hun onderwijs verzorgen, maar het ook evalueren, verbeteren en erop reflecteren. Dat doen al veel docenten, maar niet in een omgeving waarin van ze verwacht wordt over de grenzen van hun vak heen te kijken en waarin anderen met hen meekijken. Er is sprake van een cultuurverandering. Maar ook een wijziging van personeelsbeleid waarin uiteindelijk sprake is van een verplichting te werken aan de ontwikkeling van het eigen docentschap. Allereerst moet dit plan verder ingevuld worden. Het is van belang al in een vroeg stadium docenten hierbij te betrekken. Ervaringen elders (zie bijlagen) kunnen een belangrijke input leveren. Een opdeling in ontwikkelingsfasen is de volgende stap. Aparte aandacht voor de verhouding van dit plan tot de actuele ontwikkelingen rond de BKOcertificering is nodig.
Andere agendapunten Docenten kiezen zelf onderwerpen waarmee ze aan de slag willen. Sommige onderwerpen kunnen door de faculteit opgepakt worden om er meer docenten bij te betrekken. Als docenten al structureel tijd moeten besteden aan onderwijsontwikkelingen, is er makkelijker meer mankracht beschikbaar. Op deze manier zouden dus van onder op agendapunten als kwaliteit van toetsen of van curricula op de agenda terecht komen.
Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg, 18 september 2009
-
3-
Bijlage I
Nederlandse best practices
bron: J. van Alst, R. de Jong & H. van Keulen, Docentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs. Naar een professionele infrastructuur als voorwaarde voor studiesucces. Nijmegen/ Utrecht, april 2009. http://tinyurl.com/alst09. (pag. 63)
Hieronder volstaan we met het benoemen van een aantal praktijken die in het onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit overzicht is dus zeker niet volledig en eerder bedoeld als een aanzet tot een landelijke inventarisatie. De best practices zijn hier in willekeurige volgorde geplaatst. Op websites en in universiteitsbladen en artikelen is nadere informatie te vinden. Zie ondermeer de VSNU readers van de bijeenkomsten over Studiesucces (2008): www.vsnu.zx.nl/Studiesucces/Good-practices.htm . WO HBO
Onderwijsvernieuwing Onderwijsvernieuwing Farmacologie (UU) Onderwijsvernieuwing Psychologie (RU) universitaire onderwijsprijs 2008 voor projectleider PGO Maastricht: ontwikkeling, vernieuwingen en onderwijsonderzoek Internationale masteropleidingen Aansluiting en intensivering (RU) (regiodag Studiesucces) Herinrichting eerste jaar Psychologie, (UU) (regiodag Studiesucces) Docenten scholen docenten (UvA). Personeelsbeleid FLOW (UU) Onderwijskwalificaties docenten, Managementwetenschappen (RU) Velon: Registratie lerarenopleiders Center of Excellence in University Teaching (CEUT) (UU) Tenure track (UvT) Master Teaching in Higher Education (VU) Kwaliteitsborging BKO (3/TU) (regiodag Studiesucces)
Onderwijscarrière zittende staf mogelijk in vernieuwd personeelsbeleid (UM) Onderwijshoogleraren (UU, TUD, UM). Docentnetwerken Nederlandse Vereniging Medisch Onderwijs (NVMO) Jonge docenten hebben zich recent verenigd (UU) Landelijk Onderwijsweb Kennistechnologie Docentnetwerken vooral in de betahoek (Wiskunde, Informatica etc.) CRWO-netwerk (onderwijsadviescentra universiteiten). Onderzoek (Praktijk)onderzoek naar hoger onderwijs, o.a. door CRWO-centra, OU en UM Instellingsonderzoek, bijv. RU, RUG, UvA, UU Onderwijskunde, bijv. Van der Krogt Tijdschriftartikelen van docenten over het eigen onderwijs (UT).
Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg, 18 september 2009
-
4-
Bijlage II
Een Zweedse good practice
bron: J. van Alst, R. de Jong & H. van Keulen, Docentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs. Naar een professionele infrastructuur als voorwaarde voor studiesucces. Nijmegen/ Utrecht, april 2009. http://tinyurl.com/alst09. (pag. 25-26) Zweden: docentkwalificatie gekoppeld aan actieonderzoek In Zweden staat Lund University bekend vanwege zijn voortrekkersrol en voorbeeldfunctie op het terrein van docentprofessionaliteit. De universiteit hanteert een systematische aanpak van de professionele ontwikkeling van individuele docenten in samenhang met de onderwijs- en organisatieontwikkeling van departementen en faculteiten. Doelen van docentprofessionalisering aan Lund University zijn: Ondersteunen van docenten ten behoeve van scholarship of teaching and learning. Ontwikkelen van facultair beleid (institutional strategy) om een op onderwijs en leren gerichte cultuur tot stand te brengen. In het professionaliseringstraject voeren docenten peer-teaching opdrachten uit, participeren ze in seminars over onderwijs en leren, en reviewen ze projecten van collega-trajectdeelnemers. Daarnaast schrijven docenten papers waarin ze (knelpunten in) het eigen onderwijs onderzoeken, alternatieven ontwikkelen, en deze onderbouwen aan de hand van onderwijskundige literatuur. Deze papers kunnen van verschillend niveau zijn: gericht op collega’s in de eigen cursus (level 1); gericht op collega’s in de vakgroep of afdeling (level 2); of gericht op collega’s in de faculteit (level 3). Inmiddels zijn ongeveer 400 peer-reviewed papers gepubliceerd. Mede aan de hand van de papers hebben facultaire en instellingsbrede conferenties plaatsgevonden. Hierin komen docenten zelf uitdrukkelijk aan het woord; de conferenties worden ook door meer docenten bezocht dan anders veelal het geval is. Het CED Lund is recent begonnen met een analyse van de papers en wil bezien welke thema’s docenten vooral bezighouden. Uiteindelijk doel is om onderwijsinnovatie op faculteitsniveau verder te stimuleren en om de onderwijskundige ondersteuning te verbeteren (Roxa, 2008). Effecten op individueel docentniveau lijken zichtbaar in de hogere onderwijskwaliteit (evaluaties en waardering studenten) en in een meer studentgerichte benadering. Op institutioneel niveau is sprake van een grote variatie in de mate waarin de resultaten van de trajecten en de bevindingen uit de papers doorwerken. Geconstateerd wordt dat het pedagogisch discours op de universiteit veranderd en dat er meer gebruik wordt gemaakt van actieonderzoek en van onderwijskundig onderzoek. De facultaire en instellingsbrede kennisdisseminatie blijken het draagvlak voor het pedagogisch-onderwijskundig traject te vergroten (“wat daar gebeurt, is interessant; daar wil ik bij betrokken zijn”). Ook wordt geconstateerd dat het professionaliseringstraject een hogere status heeft gekregen, doordat de papers geselecteerd worden voor universitaire conferenties en zo bijdragen aan het kennisdomein van de universitaire docenten (“welke oplossingen van anderen zijn voor mij bruikbaar?’’). Concluderend lijken drie aspecten van het Lundse model van docentprofessionalisering interessant voor de Nederlandse context: Docenten werken aan hun onderwijscompetenties door onderzoek te verrichten naar het eigen onderwijs. Het gaat hier niet om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek maar veeleer om praktijkgericht onderzoek of actieonderzoek. Onderwijs geven en onderzoek doen komen door deze wijze van docentprofessionalisering dichter bij elkaar te liggen en dit werkt motiverend voor docenten. Door het verrichten van actieonderzoek wordt onderwijsontwikkeling meer evidence based. In de onderzoekspapers en de discussie daarover in facultaire en instellingsbrede seminars komen docenten aan het woord over wat hen motiveert én dwarszit in het onderwijs, en wordt de universitaire visie op onderwijs meer vanuit de praktijk gevoed en verbeterd.
Voorstel voor een facultaire agenda kwaliteitszorg, 18 september 2009
-
5-