Verslag van de bijeenkomst van het uiergezondheidspanel najaar 2011 Het Uiergezondheidspanel (UGP) is een deskundig, onafhankelijk en divers discussieplatform op het gebied van uiergezondheid bij melkvee. Boehringer Ingelheim BV faciliteert de organisatie en de verslaglegging van de bijeenkomsten. De volgende twee presentaties worden hier besproken: als eerste de presentatie van Richard Olde Riekerink. werkzaam bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) over de voorspellende waarde van bacteriologisch onderzoek van tankmelk. Als tweede de presentatie van Annemiek Veenkamp, dierenarts bij DAP Flevoland. Zij besprak twee bedrijven uit de Flevopolder, die selectief droogzetten hebben geprobeerd.
Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink Een bezoek aan de stal geeft vaak een indruk van hoe het is gesteld met de uiergezondheid, maar kan aan de hand van de uitslag van het tank BO ook voorspeld worden hoe het gesteld is met de hygiëne in de stal en in de boxen? Twee melkstromen Op het Canadese Prince Edward Island wordt kwaliteitsmelk apart opgehaald. Om kwaliteitsmelk te mogen leveren moet de tankmelk voldoen aan specifieke eisen qua kiemgetal en celgetal. Deze melk is langer houdbaar dan de „gewone melk‟. Door de gescheiden ophaal en verwerking is het aantal consumentenklachten met ruim de helft afgenomen. Klachten die specifiek over de houdbaarheid van de verse melk gingen waren met 58% verminderd. Kwaliteit van tankmelk Aanleiding voor Olde Riekerink om dit te vertellen is het Canadese onderzoek wat eraan is voorafgegaan: Risk factors for bacteriological quality of bulk tank milk in Prince Edward Island dairy herds, Elmoslemany et al. (2009; Journal of Dairy Science). Doel van deze studie was het identificeren van de belangrijkste “boerderij” risico‟s voor de bacteriologische kwaliteit van de tankmelk. De kwaliteit werd gemeten aan de hand van het celgetal, het kiemgetal, het kiemgetal na incubatie, het kiemgetal na pasteurisatie en het aantal coli‟s. Kiemgetallen als indicator De resultaten van de studie geven aan dat het gewone kiemgetal en het kiemgetal na incubatie de belangrijkste indicatoren zijn voor de koe- en stalhygiëne. Het kiemgetal na pasteurisatie en het aantal coli‟s zijn vooral gerelateerd aan hygiëne van het materiaal; de melkmachine, melkklauwen etc. De conclusie van deze studie is dat de vier bovengenoemde kiemgetallen waardevol zijn voor het identificeren van risicofactoren voor de melkkwaliteit. Tankmelk uiergezondheid Nu terug naar Nederland. Bijna 3000 melkveehouders doen mee aan het tankmelk uiergezondheidsprogramma van de GD. Tien keer per jaar wordt bacteriologisch onderzoek (BO) van de tankmelk gedaan. Hierbij wordt naast de standaard mastitisverwekkers ook
gekeken naar Klebsiella spp. en streptokokken en streptokokkenachtigen (de omgevingsstreptokokken). Om een indruk te krijgen, op een petrischaaltje waar tankmelk op is geënt komen na kweek gemiddeld 50 verschillende soorten bacteriën voor. De veehouder krijgt de uitslag met toelichting. Het geeft de veehouder een indruk van het verloop van de mastitissituatie op zijn bedrijf en belangrijke managementinformatie. Gegevens verzamelen Bij de GD loopt nu een onderzoek om het verband aan te tonen tussen een aantal “stal”risicofactoren en de concentratie van bepaalde bacteriën in de tankmelk. Meer dan 2700 veehouders kregen in december 2010 een enquête toegestuurd. Alleen volledig ingevulde enquêtes van bedrijven met minstens 10 tankmelkuitslagen waren bruikbaar, 904 veehouders hebben de enquête teruggestuurd en voldeden aan deze eisen. Analyse van de risicofactoren Staltype, melksysteem, weidegang, boxbedekking en het strooiselmateriaal waren de mogelijke risicofactoren. Deze werden in de analyse uitgezet tegen kiemtellingen van omgevingsstreptokokken, coliformen en Staphylococcus aureus. De gewone loopstal met matrassen en stro dient als referentie. Gekeken is naar verbanden tussen het geometrisch jaargemiddelde van de verschillende kiemtellingen en de risicofactoren. Het resultaat is uitgedrukt in hoeveel keer groter of kleiner het risico op verhoging van een bepaalde bacterie in de tank is bij een bepaald type stal/ boxbedekking/ strooisel ten opzichte van de referentie (odds ratio). De eerste resultaten Het onderzoek is nog niet afgerond maar Olde Riekerink laat de resultaten van de eerste analyses zien. Een deel van de gevonden verbanden zijn logisch maar er zitten ook verassingen tussen waarbij het panel druk speculeerde en beredeneerde over het hoe en waarom. Diep strooisel gunstig voor omgevingsbacteriën Een combinatie van factoren die ongunstig is voor het aantal omgevingsbacteriën is een robotmelkstal en matrassen met stro (gehakseld of gemalen). Dit ten opzichte van de gunstige combinatie van een gewone melkstal met diepstrooiselboxen met zaagsel. Bij de eerste combinatie zitten gemiddeld ruim 200 keer meer kiemen in de melk dan bij de tweede combinatie Of zijn matrassen toch gunstiger Coliformtellingen zijn iets hoger in geval van een robotstal en veel lager in een grupstal vergeleken met een gewone loopstal. Stafylokokken floreren het best in robotstallen of grupstallen, met matrassen of matten in de boxen en als de koeien het jaar door binnen blijven. De kans op Klebsiella spp. in de tankmelk is bij zaagsel 1,5 maal hoger dan bij stro, bij diepstrooisel is de kans 1,6 maal hoger dan bij matrassen, bij diepstrooisel en zaagsel dus 1,5 x 1,6 = 2,4 maal hoger dan bij matten met stro. Discussie en toekomstplannen Natuurlijk is dit een grove eerste analyse en is de selectie bedrijven niet geheel doorsnee. Toch zijn de eerste resultaten interessant en informatief. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar tankmelk onderzoek terwijl het veel toegepast wordt, onder andere in de
Verenigde Staten en Canada. Momenteel worden de analyses verder uitgewerkt. In vervolgonderzoeken is het de bedoeling ook het celgetal en andere uiergezondheids parameters toe te voegen aan de gegevens. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de onderzoeksresultaten bruikbaar zijn bij de advisering in het tankmelk uiergezondheidsprogramma.
Selectief niet droogzetten, een praktijkvoorbeeld Annemiek Veenkamp Is het wel zo verstandig om koeien selectief droog te zetten zonder antibiotica met alleen de celgetallen van de melkcontrole voor handen. Een actueel vraagstuk, de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) is met een groot onderzoek hierover bezig. De presentatie van Veenkamp is vanuit een heel andere invalshoek. Hoe gaat dat droogzetten zonder antibiotica in de praktijk en waar loop je tegenaan als veehouder en als prakticus. Veenkamp bespreekt twee bedrijven uit haar praktijk die selectief geen antibiotica gebruiken bij het droogzetten. Criteria voor droogzetten zonder antibiotica Veenkamp toont eerst een lijst met een aantal criteria die van belang zijn om onder de loep te nemen op een bedrijf voordat geadviseerd kan worden of selectief droogzetten zonder antibiotica verantwoord is: -Tankcelgetal -Hygiëne op het bedrijf -De mastitis incidentie -Droogzet evaluatie -Individueel koe-/kwartiercelgetal -Kg melk bij droogzetten -Management van de veehouder -Kwaliteit van het slotgat
Bedrijf 1: Een bedrijf met twee miljoen liter quotum en 225 koeien aan de melk. Het bedrijf heeft een eigen yoghurtmakerij en doet mee met de reguliere bedrijfsbegeleiding. Gezondheidsstatus: IBR en BVD vrij, Salmonella en Paratbc positief. Het bedrijf wil selectief droogzetten zonder antibiotica om het antibioticum gebruik terug te dringen. de stal is nieuw (2007) en de droge koeien staan in de oude stal, waar de boxmaten te wensen overlaten (zie foto). De boxen van de droge koeien worden niet dagelijks ingestrooid. Mastitis in het begin van de lactatie Het celgetal lag altijd ruim onder de 150 maar is de laatste maanden gestegen naar boven de 250. Onderstaand een tabel met de celgetal uitslagen per groep en een tabel met de droogstandsevaluatie. Het bedrijf draait redelijk goed, alleen zijn er teveel klinische mastitiden (30%!), de dier dag dosering van uierinjectoren is 2,3. Van de klinische mastitis vind 50% plaats in de eerste 90 dagen van de lactatie.
In totaal zijn over de geëvalueerde periode 19 van de 188 koeien zonder antibiotica drooggezet. Dit lijkt weinig maar als men zich strikt houdt aan de scherpe criteria voor droogzetten zonder antibiotica dan blijven er op menig bedrijf niet veel koeien over die hiervoor in aanmerking komen. Van de 19 koeien waren 3 koeien bij de tweede MPR na afkalven geïnfecteerd (ong. 15%). Van de 119 ander dieren die met een laag celgetal de droogstand in gingen (met antibiotica drooggezet) waren 9 dieren tijdens de eerste of tweede MPR geïnfecteerd (ong. 8%).
Bedrijf 2 Dit bedrijf melkt 147 koeien en heeft een quotum van 1,2 miljoen liter. De stal is in 2011 gerenoveerd. Ze zijn salmonella onverdacht en hebben paratbc status A. Na aankoop van IBR positieve dieren in 2010 wordt hiertegen geënt. Bij een tweede aankoop van dieren is BVD binnengehaald, ze zijn nu BVD vrij en enten tegen BVD. Een bedrijf met goede vet-eiwit gehalten in de melk, een hoge netto opbrengst en een lage mastitisincidentie. Het medicijngebruik is laag en er worden geen derde keus middelen gebruikt. Enkele zwakke punten zijn de boxhygiëne en de klauwgezondheid, de boxen van de droge koeien worden wel goed schoon gehouden. In de geëvalueerde periode werden 16 koeien met een laag celgetal drooggezet, waarvan 11 zonder antibiotica en 5 met. Van de 11 koeien waren er 2 geïnfecteerd bij de eerste MPR na afkalven en van de 5 was er 1 geïnfecteerd.
Discussie De grote vraag is of de laatste MPR wel betrouwbaar is om koeien te selecteren die zonder antibiotica drooggezet kunnen worden. In het GD onderzoek wordt van de kwartieren die geen antibiotica krijgen bij droogzetten eerst een celgetal meting gedaan. Dit is in de praktijk vaak niet haalbaar gezien de afstand van het melkveebedrijf tot de praktijk om de monsters te brengen. Veenkamp vind de resultaten tegenvallen; uiteindelijk gaan er veel mastitisinjectoren in koeien die voor het droogzetten gezonde uiers hadden. Hygiëne en management op een bedrijf moeten echt in orde zijn, met name de hygiëne bij de droge koeien laat vaak te wensen over. Veel bedrijven vallen hier door al af. Ook lijken er selectiefouten bij de koekeuze in te sluipen die blijkbaar moeilijk te voorkomen zijn. Ondanks duidelijke afspraken over celgetalcriteria bij droogzetten zonder antibiotica worden er om onduidelijke redenen vergissingen gemaakt. De koeien die eigenlijk niet zonder antibiotica drooggezet hadden mogen worden hebben grote kans op uierontsteking na droogzetten. Olde Riekerink:” uit de proef van de GD komt naar voren dat er sowieso veel koeien mastitis krijgen in de eerste periode na droogzetten. Dit gaat om zowel koeien die behandeld zijn met antibiotica als onbehandelde dieren. Deze dieren zijn door medewerkers van de Gd drooggezet, waarbij we ervan uit gaan dat dit hygiënisch gebeurt is.” Conclusie Vooralsnog lijkt het noodzakelijk om consequent kritisch te blijven bij het selecteren van koeien die zonder antibioticum drooggezet kunnen worden, daardoor zal hun aantal klein blijven. De invloed op de dier dag dosering zal daardoor niet enorm zijn. Voordat er in de praktijk massaal overgegaan kan worden op selectief droogzetten zonder antibiotica zijn er volgens Veenkamp een aantal punten die een discussie waard zijn; hier volgt een kleine opsomming; -celgetalmeting per kwartier -celgetalmeting bij droogzetten -soort kiemen -gebruik van teatsealer -optimaal management
-strikte hygiene -goede kwaliteit van het slotgat -hoge weerstand van de koeien -zijn er alternatieven? -moet leeftijd meegenomen worden Deze lijst is zeker niet volledig, maar laat wel zien dat het nog niet duidelijk is wat de randvoorwaarden zijn om veilig zonder antibiotica te kunnen droogzetten zonder dat de dier dag dosering omhoog gaat in plaats van omlaag. Een onderwerp om op terug te komen! Maria Morselt