VOORBLAD
Aan: Yara Sluiskil B.V. Postbus 2 4540 AA Sluiskil
Kenmerk: < ----- > Afdeling: Milieuhygiëne Datum: < ------ > Bijlagen: Aanvraag om omgevingsvergunning d.d., kenmerk Onderwerp: Omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 en 2.2 Wabo verlenen aan Yara Sluiskil B.V.
Samenvatting besluit Wij hebben besloten om op <<…DATUM..>>> aan Yara Sluiskil B.V. te Sluiskil de gevraagde vergunning voor het plaatsen van een 40% Ureumoplossing productie-unit te verlenen.
1 van 22
1
Inhoudsopgave
BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING ................................................................................. 4 1 1.1 1.2 1.3 1.4
BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING ................................................................ 4 Onderwerp 4 Besluit 4 Ondertekening en verzending 5 Rechtsmiddelen 5
VOORSCHRIFTEN MILIEU .................................................................................................... 6 2
BODEM .................................................................................................................. 6
VOORSCHRIFTEN OVERIGE ACTIVITEITEN ...................................................................... 9 3
VOORSCHRIFTEN BOUWEN .............................................................................. 9
OVERWEGINGEN ALGEMEEN........................................................................................... 10 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
PROCEDURELE ASPECTEN............................................................................. 10 Gegevens aanvrager 10 Projectbeschrijving 10 Huidige vergunningsituatie 10 Bevoegd gezag 11 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure 11 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen 11 Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpvergunning 11
OVERWEGINGEN MILIEU ................................................................................................... 12 5 5.1 5.2
TOETSINGSKADER MILIEU .............................................................................. 12 Inleiding 12 Toetsing oprichten, veranderen of revisie 12
6
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN ............................................................. 12
7
BODEM ................................................................................................................ 13
8
ENERGIE ............................................................................................................. 15
9
GROND- EN HULPSTOFFEN............................................................................. 16
10
GELUID EN TRILLINGEN ................................................................................... 16
2 van 22
11
LUCHT ................................................................................................................. 16
12
MILIEUZORGSYSTEEM ..................................................................................... 17
13
PROVINCIAAL BELEID ...................................................................................... 17
14
OVERIGE ASPECTEN ........................................................................................ 18
15
GROENE WETTEN ............................................................................................. 19
16
CONCLUSIE ........................................................................................................ 20
OVERWEGINGEN OVERIGE ACTIVITEITEN ..................................................................... 20 17 17.1 17.2 17.3
OVERWEGINGEN BOUWEN ............................................................................. 20 Inleiding 20 Toetsing 20 Conclusie 21
18
OVERWEGINGEN GEBRUIKEN VAN GRONDEN OF BOUWWERKEN IN STRIJD MET EEN BESTEMMINGSPLAN.......................................................... 21 Inleiding 21 Toetsing 21 Conclusie 22
18.1 18.2 18.3
BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING
1 1.1
BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING Onderwerp
Wij hebben op 27 april 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Yara Sluiskil B.V. (verder Yara). Het betreft het bouwen/aanleggen van een betonnen fundatieplaat en het plaatsen een 40% ureumoplossing productie-unit met bijbehorende luchtkoeling. De aanvraag gaat over de locatie van Yara aan de Industrieweg 10 te Sluiskil. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12011364. Concreet wordt verzocht om: 1. een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder a (bouw); 2. een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder c (gebruik gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan); 3. een vergunning ex artikel 2.1 lid 1, onder e (milieu). 1.2
Besluit
Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: I De omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten: • Het bouwen van een betonnen fundatieplaat en het bouwen van de 40% ureumoplossing productie-unit, met bijbehorende luchtkoeling (art. 2.1, lid 1 onder a; • Het gebruiken van een bouwwerk of gronden in strijd met het bestemmingsplan (art. 2.1, lid 1 onder c); • Het in werking hebben van een 40% ureumoplossing productie-unit, bestaande uit een statische mixer en 2 in serie geplaatste verdamperkoelers (art.2.1, lid 1 onder e). II
Dat de aanvraag, zoals geregistreerd onder nr. 12011364 en de aanvullingen, zoals geregistreerd onder nr 12017884, onderdeel uit maakt van deze vergunning;
III
Aan deze vergunning de hierna volgende voorschriften te verbinden
4 van 22
1.3
Ondertekening en verzending
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan: - Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen; - Rijkswaterstaat, Directie Zeeland; - Veiligheidsregio Zeeland - Arbeidsinspectie, Regio Zuid - Vrom-Inspectie
Gedeputeerde Staten, namens dezen,
mevr. ing. I. Jansen, hoofd afdeling Milieuhygiëne.
1.4
Rechtsmiddelen
Belanghebbenden kunnen schriftelijk beroep instellen tegen dit besluit bij de Rechtbank te Middelburg, sector bestuursrecht, postbus 5015, 4330 KA Middelburg. In het beroepschrift neemt u ten minste op uw naam, uw adres, de datum, tegen welk besluit u beroep instelt (zo mogelijk een kopie meezenden) en waarom. Het beroepschrift dient te worden ondertekend. U moet het beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met uw beroep geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt beroep in te stellen, kunt u een informatiefolder aanvragen op het telefoonnummer 0118-631400. U kunt de informatie ook downloaden via http://loket.zeeland.nl/bezwaar/beroep. Wij wijzen u erop dat het beroep niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van voornoemde rechtbank. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd.
VOORSCHRIFTEN MILIEU
2
BODEM
Bodembelastingonderzoek 1 Bij beëindiging van een bodembedreigende activiteit moet ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem een bodembelastingonderzoek naar de eindsituatie zijn uitgevoerd. Het onderzoek moet worden uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN 5725. Ter zake van de uitvoering van het bodemonderzoek kunnen - binnen 3 maanden nadat voornoemde rapportage is overgelegd - nadere eisen worden gesteld door het bevoegde gezag; inhoudende dat meerdere monsternemingen of analyses moeten worden verricht, indien dit op grond van de overgelegde hypothese(n) en onderzoeksstrategie noodzakelijk blijkt. De resultaten van het onderzoek moeten uiterlijk drie maanden na het uitvoeren van het onderzoek aan het bevoegde gezag zijn overgelegd. 2 Het eindonderzoek moet worden verricht op die locaties van de inrichting die bij het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek relevant zijn gebleken en op alle overige locaties in de inrichting waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Monsterneming moet direct na beëindiging van de activiteiten plaatsvinden. Monsterneming en analyse van de monsters dient te zijn uitgevoerd conform NEN 5740. Ter plaatse van de tijdens het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek onderzochte locaties moet het eindsituatieonderzoek dezelfde opzet en intensiteit hebben als het nulsituatieonderzoek of het eventueel uitgevoerde herhalingsonderzoek. 3 Indien uit eindonderzoek, bedoeld in voorschrift 1.1.1, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteiten in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot de nulsituatie. Als nulsituatie wordt bedoeld het saneringsplan met daaraan gekoppeld het evaluatierapport als bedoeld in: • Bodemsaneringsplan "Fundatieplaat bij U6P, Industrieweg 10 te Sluiskil" met projectnummer 23120058.041 van 28 juni 2012. • Het nog na de sanering op te stellen evaluatierapport. Het herstel van de bodemkwaliteit geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 4 Indien de Wet bodembescherming niet van toepassing is op de wijze van saneren moet sanering plaats vinden overeenkomstig door het bevoegd gezag te stellen nadere eisen.
6 van 22
3
LUCHT
Koeltorens (artikel 3.16 regeling Barim) 5 Ten behoeve van het voorkomen van risico's voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico's voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan beschikt degene die een inrichting met natte koeltoren(s) drijft over een risicoanalyse waarin is beschreven welke risico's de natte koeltoren(s) met zich meebrengt voor de omgeving alsmede over een legionella-beheerplan waarin de maatregelen zijn beschreven waarmee deze risico's worden voorkomen, dan wel zoveel mogelijk worden beperkt. De drijver van de inrichting draagt er zorg voor dat het legionella-beheerplan wordt uitgevoerd. 6 Bij de risicoanalyse, bedoeld in voorschrift 5, worden in ieder geval de volgende risicofactoren betrokken: a. het risico op vermeerdering van legionellabacteriën in de koeltoren door: o de aard en kwaliteit van het water dat wordt gebruikt; o de temperatuur van het water; o de verblijfstijd van het water; o de stilstand van het water; o de aanwezigheid van biofilm en sediment; b. De bedrijfsvoering van de natte koeltoren; c. De effectiviteit van het waterbehandelingsprogramma met betrekking tot legionellabacteriën en biofilmvorming; d. De risico's voor de omgeving, te bepalen volgens de risicocategorie-indeling in tabel 1. Risico categorie 1 (hoogste risico)
Locatie natte koeltoren Natte koeltoren in de nabijheid (<200 m) van een ziekenhuis, verpleeghuis of ander (medische georiënteerde) zorginstelling waar mensen verblijven met een verminderd immuunsysteem 2 Natte koeltoren in de nabijheid (<200 m) van verzorgingstehuizen, hotels of andere gebouwen waarin zich veel mensen bevinden 3 Natte koeltoren in de nabijheid (<600 m) van een woonomgeving 4 (laagste risico) Natte koeltoren die op afstand (> 600 m) staat van een woonomgeving Tabel 1. Risicocategorie-indeling voor natte koeltorens 7 Het legionella-beheersplan, bedoeld in voorschrift 5, bevat naast een beschrijving van de maatregelen, in ieder geval: a. een tekening of schema met de actuele indeling van de natte koeltoren(s); b. een beschrijving van de juiste en veilige werking van de natte koeltoren(s); c. een beschrijving van alle uit te voeren controles aan de natte koeltoren(s), inclusief de controle op de aanwezigheid van legionella; d. een aanduiding van de waarden van de fysische, chemische en microbiologische parameters inclusief de concentratie aan legionellabacteriën in de natte koeltoren bij het bereiken waarvan maatregelen ter verbetering worden getroffen, alsmede een beschrijving van die maatregelen; e. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen bij calamiteiten.
8 De maatregelen, bedoeld in voorschrift 5, zijn ten aanzien van het voorkomen of beperken van de risico's voor de omgeving door legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en hebben van een natte koeltoren doeltreffend indien: a. het ontstaan en de verspreiding van waternevel zoveel mogelijk wordt beperkt; b. de stilstand van water in leidingen, reservoirs en appendages zoveel mogelijk wordt vermeden; c. de natte koeltoren en het water dat zich daarin bevindt schoon zijn; d. de vermeerdering van legionellabacteriën zoveel mogelijk wordt beperkt door toepassing van waterbehandelingstechnieken; e. een juiste en veilige werking van de natte koeltoren conform de processpecificaties is gewaarborgd. 9 De risicoanalyse wordt aangepast indien de omstandigheden binnen de inrichting of in de onmiddellijke nabijheid daarvan daartoe aanleiding geven. 10 In het legionella-beheersplan, bedoeld in voorschrift 5, wordt aantekening gemaakt van de onderhoudswerkzaamheden die worden verricht, de wijzigingen in de natte koeltoren of het onderhoud, de uitkomsten van controles die worden uitgevoerd, alsmede bijzonderheden over de werking van de natte koeltoren. Deze aantekeningen worden tenminste gedurende drie jaren bewaard. 11 Het bevoegde gezag, kan ten behoeve van het voorkomen van risico's voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico's voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van de invulling van het legionella-beheersplan, bedoeld in voorschrift 5.
8 van 22
VOORSCHRIFTEN OVERIGE ACTIVITEITEN
4
VOORSCHRIFTEN BOUWEN
1 Op verzoek van de afdeling Vergunningen en Handhaving geeft u de omgevingsvergunning ter inzage; 2 Ten minste twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden meldt u start van de werkzaamheden; 3 Uiterlijk op de dag van beëindiging van de werkzaamheden meldt u de werkzaamheden gereed; 4 Het tijdstip van aanvang van de start van de bouw, van het storten van beton en van het beëindiging van de werkzaamheden kunt u melden via het digitale formulier op de website van de gemeente Terneuzen (zoekterm in digitale balie: start bouw, start stort of gereedmelding); 5 U bouwt conform het Bouwbesluit en de Bouwverordening tenzij de vergunning het bouwen in afwijking van Bouwbesluit en Bouwverordening uitdrukkelijk toestaat;
OVERWEGINGEN ALGEMEEN
5 5.1
PROCEDURELE ASPECTEN
Gegevens aanvrager
Op 27 april 2012 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van: Yara Sluiskil B.V. Industrieweg 10 4541 HJ Sluiskil 5.2
Projectbeschrijving
Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: de bouw en in werking hebben van een 40% ureumoplossing productie-unit, bestaande uit het aanbrengen van een fundatieplaat voor het plaatsen van een statische mixer (productie-unit) met daarbij 2 in serie geplaatste verdamperkoelers. Een omschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: - Het (ver)bouwen van een bouwwerk; - Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, regels gesteld door Rijk of Provincie of een voorbereidingsbesluit; - Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk. 5.3
Huidige vergunningsituatie
Op 16 december 1997, kenmerk 9712264/976945/43 hebben wij aan Yara Sluiskil B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor de actualisatie van de afdeling Ureum, gelegen Industrieweg 10 te Sluiskil. Deze vergunning is verleend voor onbepaalde tijd. Voorts hebben wij voor de inrichting de volgende veranderingsvergunningen verleend: - Ambtshalve wijziging voorschriften volgens de IPPC-richtlijn op 15 juli 2008, kenmerk 08021693. De voorschriften van de onderliggende (milieu)vergunningen zijn van overeenkomstige toepassing op de aangevraagde verandering, tenzij de aard van de vergunning en/of de aard van de veranderingen zich daartegen verzetten.
10 van 22
5.4
Bevoegd gezag
Volgens het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage I, onderdeel C, valt de inrichting onder de categorie <> uit het Bor. Op grond hiervan zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarom moeten wij er procedureel en inhoudelijk voor zorgen dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder moeten wij er zorg voor dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 5.5
Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure
Op 27 juni 2012 hebben wij aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. 5.6
Procedure (uitgebreid) en zienswijzen
Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich <<wel / niet>> voordoet hebben wij <<wel / geen>> kennis gegeven van de aanvraag in <
>. Tussen <> en <> heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is <<wel / geen>> gebruik gemaakt. Samengevat betreft het de volgende zienswijze(n): <<samenvatting zienswijzen>>. Over deze zienswijzen merken wij het volgende op: <>. 5.7
Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpvergunning
Ten opzichte van de ontwerpvergunning zijn de volgende wijzigingen aangebracht: << wijzigingen >>.
Ten opzichte van de ontwerpvergunning zijn geen wijzigingen aangebracht.
OVERWEGINGEN MILIEU
6 6.1
TOETSINGSKADER MILIEU
Inleiding
De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 6.2
Toetsing oprichten, veranderen of revisie
Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij: - de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder a van de Wabo betrokken; - met de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder b van de Wabo rekening gehouden; - de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder c van de Wabo in acht genomen. In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn.
7
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in artikel 5.4 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) en bijbehorende bijlage 1 uit deze regeling. Voor gpbv-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van bijlage 1 van de in de Regeling omgevingsrecht (Mor) opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. De aangevraagde activiteiten worden genoemd in bijlage I van de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (richtlijn nr. 2008/1/EG) en wel in categorie 4.3 Chemische installaties voor de fabricage van fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen). Maar ook
12 van 22
chemische installaties voor de fabricage van anorganische-chemische basisproducten is als zodanig aangewezen onder categorie: 4.2a) van gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooldioxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide en carbonyldichloride; 4.2b) van zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum en zwaveligzuur.
Bij het bepalen van de beste beschikbare technieken hebben we rekening gehouden met de volgende van toepassing zijnde BREF's: - Koelsystemen; - Afgas- en afvalwaterbehandeling; - Grote volumes anorganische chemicaliën - Ammoniak, zuren en kunstmest.
Bij het bepalen van de beste beschikbare technieken hebben wij rekening gehouden met de volgende van toepassing zijnde Nederlandse informatiedocumenten: - NRB
8
BODEM
Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming in situaties van calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. Het uitgangspunt van de als BBT-document aangewezen NRB is dat door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Alleen in een aantal bestaande situaties kan conform de NRB onder voorwaarden volstaan worden met een aanvaardbaar bodemrisico.
In de aanvraag zijn de volgende maatregelen en voorzieningen opgenomen om bodemverontreiniging te voorkomen: - vloeistof kerende voorziening onder de luchtkoelers; - toezicht door bedienend personeel. Uit de aanvraag opgenomen veiligheidsblad blijkt dat de ureumoplossing (40%) geen WMSof ADR- geclassificeerde stof is. Ureum is een kunstmest (N-bron) en kan door planten en bodemleven worden opgenomen. De ureumoplossing (40%) is volgens het veiligheidsblad irriterend voor ogen en huid, hoewel er geen R- en S- zinnen voor zijn (onderdeel 11 van het veiligheidsblad). Uit onderdeel 10 van het veiligheidsblad blijkt dat heftige reacties met bepaalde stoffen kunnen optreden en dat ten allen tijde moet worden voorkomen dat de stof in het oppervlaktewater terechtkomt (onderdeel 6). In onderdeel 7 van het veiligheidsblad is
aangegeven dat aanbevolen wordt om de stof op te slaan in of boven een lekbak die de gehele inhoud kan bevatten. Uit de aanvraag blijkt dat Yara de activiteit aanmerkt als bodembedreigend. In het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument zijn de maatregelen en voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging beschreven. Beoordeling en conclusie Wij hebben het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument beoordeeld en stemmen in met de opzet, de uitgangspunten en de resultaten. Uit het document blijkt dat voor alle bodembedreigende locaties het verwaarloosbaar bodemrisico wordt behaald, waardoor invulling wordt gegeven aan voorschrift 2.2 van het besluit van 15 juli 2008.
Tenslotte merken wij nog op dat in de BREF Afgas- en Afvalwaterbehandeling BBT worden genoemd ter voorkoming van het ontstaan van afvalwater, het verzamelen van afvalwater en de behandeling van afvalwater. In dit verband worden bovengrondse rioleringen voor proceswater tot het punt waar zich de apparatuur bevindt waarin de eindbehandeling plaatsvindt als BBT aangemerkt, tenzij die vanwege klimatologische omstandigheden niet realiseerbaar zijn. De reden daarvoor is dat bij bovengrondse systemen het plegen van onderhoud en ontdekken van lekkages eenvoudiger is. In paragraaf 4.3.1 van de BREF wordt opgemerkt dat in veel chemische bedrijven de riolering ondergronds ligt. Het onmiddellijk bovengronds leggen wordt niet reëel geacht. Er wordt geopperd om rioleringen gefaseerd bovengronds te leggen op het moment dat er aanpassingen van de fabriek of het rioleringssysteem nodig zijn. Wij merken op dat bij Yara Sluiskil B.V. het rioleringssysteem ondergronds ligt. Bij besluit van 16 december 1997 zijn in voorschrift I.8 eisen gesteld aan de vloeistofdichtheid van de riolering en is teven een inspectieverplichting opgenomen van eenmaal per 10 jaar. In de voorschriften worden eisen gesteld aan het onderhoud van installaties en voorzieningen. Hiermee wordt naar onze mening op dit moment voldoende invulling gegeven aan de BBT, zoals genoemd in bovenstaande BREF. Indien er aanpassingen van de fabriek of het rioleringssysteem noodzakelijk zijn, dan zal de situatie opnieuw worden getoetst. Verder zijn in de voorschriften VI.1, VI.2 en VI.3 van het besluit van 16 december 1997 eisen gesteld aan laden en lossen van schepen.
Bodembelastingonderzoek Het preventieve bodembeschermingbeleid gaat er van uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bodemrisico nooit volledig uitsluit dat een belasting van de bodem optreedt. Om die reden is altijd bodembelastingonderzoek noodzakelijk. Het bodembelastingonderzoek richt zich op de afzonderlijke activiteiten en de aldaar gebruikte stoffen. Bodembelastingonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nul-situatie bodemkwaliteit voorafgaand aan, of zo spoedig mogelijk na, de start van de betreffende activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatie bodemonderzoek na het beëindigen van de betreffende activiteit. Het nul-situatie onderzoek moet ten minste duidelijkheid verstrekken over: - de locatie van bemonsteringspunten rekening houdend met de mobiliteit van de gebruikte stoffen en de lokale grondwaterstroming; - de wijze waarop de betreffende stoffen moeten worden gedetecteerd, bemonsterd en geanalyseerd; - de bodemkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties. De door middel van nul-situatie onderzoek vastgelegde bodemkwaliteit geldt als uitgangspunt bij de beoordeling of ten gevolge van de betreffende activiteiten bodembelasting heeft plaatsgevonden en of bodemherstel nodig is.
14 van 22
Voor het bodemonderzoek noodzakelijke werkzaamheden als vermeld in de Regeling bodemkwaliteit moeten zijn uitgevoerd door een erkende instantie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Voor de inrichting zijn zoals in de aanvraag staat vermeld is een bodemonderzoek uitgevoerd: - Eindrapport indicatief bodemonderzoek "Industrieweg 10 te Sluiskil nabij oplossingsfabriek Ureum 6, gemeente Terneuzen" met project nummer 23120058.018. De voor dit onderzoek noodzakelijke werkzaamheden als vermeld in de Regeling bodemkwaliteit zijn uitgevoerd door Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. Dit is een erkende instantie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee is de kwaliteit van het bodemonderzoek geborgd en zijn de resultaten betrouwbaar. Uit onderzoek van juni 2012 blijkt dat er een sanering noodzakelijk is. In dat kader heeft Yara reeds een Bodemsaneringsplan ingediend. Nadat de sanering is uitgevoerd zal een evaluatierapport opgesteld worden. Het bodemsaneringsrapport in combinatie met het evaluatierapport beschouwen wij daarom als nul-situatie onderzoek. Het risico dat door de aangevraagde activiteiten in combinatie met de getroffen en te treffen voorzieningen een bodemverontreiniging ontstaat is (in combinatie met de gestelde voorschriften) verwaarloosbaar overeenkomstig het gestelde in de NRB. Het is dan ook niet noodzakelijk dat de bodemkwaliteit tussentijds wordt gecontroleerd. De voorschriften met betrekking tot het bodembelastingsonderzoek naar de eindsituatie en de herstelplicht bij geconstateerde verontreiniging, zijn op grond van artikel 5.8 van het Bor gesteld en blijven van kracht nadat de onderhavige vergunning vervalt of wordt ingetrokken. De basis hiervoor is artikel 5.8 van het Bor. In dit artikel wordt gesteld dat voorschriften van kracht kunnen blijven nadat een vergunning haar gelding heeft verloren.
9
ENERGIE
De Europese Unie heeft een systeem van CO2-emissiehandel (ETS) ingevoerd dat bepaalde energie-intensieve inrichtingen met een aanzienlijke CO²-uitstoot verplicht CO2 rechten te kopen en de mogelijkheid geeft deze rechten eventueel te verkopen. Yara Sluiskil B.V. is verplicht om aan CO2-emissiehandel deel te nemen. Artikel 5.12 van het Besluit omgevingsrecht verbiedt het bevoegd gezag om voor deze inrichtingen voorschriften te verbinden aan de vergunning ter bevordering van een zuinig gebruik van energie. Daarom zijn daarover in deze vergunning geen voorschriften opgenomen.
10 GROND- EN HULPSTOFFEN Uit de aanvraag blijkt dat het een uitbreiding is van productie capaciteit op uurbasis, maar dat de reeds vergunde jaarcapaciteit niet groter wordt. De koeling daar en tegen veranderd van kanaalwaterkoeling naar luchtkoeling. Om biologische groei, legionella- en algenvorming te voorkomen gebruikt men CIT 48. Dit product wordt reeds gebruikt bij andere koelinstallaties binnen de inrichting. Er is dus geen sprake van nieuwe grond- en hulpstoffen. Ten aanzien van de opslag van de grond- en hulpstoffen geld dat voldaan moet worden aan de eisen uit de BREF danwel de Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen 15 (PGS 15). In het besluit van 15 juli 2008 zijn voor de gehele inrichting voorschriften opgenomen ten aanzien van de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Door de reeds opgenomen voorschriften (5.1 en 5.2) zien wij geen noodzaak voor het aspect "grond- en hulpstoffen" aanvullende voorschriften op te nemen.
11 GELUID EN TRILLINGEN De door Yara aangevraagde verandering heeft betrekking op het plaatsen van een statische mixer en een tweetal luchtkoelers met bijbehorende pompen en leidingen. De extra geluidemissie van de pompen en afstralende leidingen is gezien het nu reeds binnen de inrichting aanwezige installaties zodanig dat deze verwaarloosbaar klein is. Om deze reden zijn wij van mening zijn dat de gevraagde verandering geen invloed heeft op de totale geluidsuitstraling van Yara en derhalve past binnen de in de vigerende vergunning opgenomen geluidsniveaus. Wij hebben in deze vergunning daarom geen aanvullende geluidsvoorschriften opgenomen.
12 LUCHT Koelsystemen Bij de productie van de 40%- ureumoplossing komt warmte vrij. Voor het koelen zijn zoals aangegeven in de aanvraag twee in serie geplaatste verdamperkoelers voorzien. De emissie naar de lucht vanuit deze verdamperkoelers betreft waterdruppels met daarin mogelijk Legionella bacteriën en chemicaliën. Eventuele preventieve acties zijn gerelateerd aan de aantallen bacteriën, uit gedrukt in kolonievormende eenheden, in het koelwater. Het gebruik van koeltorens worden door de Arbeidsinspectie getoetst aan AI-blad 32. Hierdoor worden schadelijke besmettingen bij personeel en derden voorkomen. Aangezien verdamperkoelers een emissie naar de lucht hebben is voorschriften opgenomen. In de Waterwet vergunning worden eisen gesteld aan de concentratie vrij-Chloor in de spui van het koelsysteem. Door aan deze concentratie te voldoen is de emissie naar de lucht van vrij-Chloor minimaal. Conclusie De emissies naar de lucht van de koeltorens voldoen aan BBT.
16 van 22
13 MILIEUZORGSYSTEEM Het landelijke en ook ons beleid is erop gericht dat bedrijven worden gestimuleerd en/of verplicht om, ten behoeve van de vertaling van de milieuregelgeving naar de actuele bedrijfssituatie en het streven naar een zo gering mogelijke milieubelasting van de bedrijfsactiviteiten, bedrijfsinterne milieuzorgsystemen te implementeren. Ten aanzien van milieuzorg wordt opgemerkt dat de beste milieuprestaties geleverd worden door een installatie die is uitgerust met de beste technologie en bedreven wordt op de meest effectieve en efficiënte wijze. Dit wordt als volgt onderkend in de IPPC-richtlijn definitie voor "techniek": "zowel de gebruikte technologie als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, bedreven en ontmanteld". Voor IPPC-installaties geldt dat een milieuzorgsysteem (MZS) het instrument is dat door bedrijven gebruikt kan worden om op een systematische en aantoonbare manier om te gaan met zaken als ontwerp, bouw, bedrijven en ontmantelen van een installatie. Een MZS bevat de organisatorische structuur, verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden en procedures, en is een bron van continue verbeteren van de milieuprestaties. Een MZS is het meest effectief en efficiënt wanneer dit onderdeel uitmaakt van het totale management en bedrijfsvoering binnen een bedrijf. In de BREF LVIC – AAF is (in paragraaf 1.5.2) aangegeven dat het BBT is een milieumanagementsysteem te implementeren en te onderhouden. In de aanvraag is aangegeven dat Yara per 2002 een bedrijfsintern milieuzorgsysteem conform 14001 beschikt. Voorts is aangegeven dat het bedrijf jaarlijks een milieujaarplan en een milieujaarverslag wordt opgesteld. In het besluit van 15 juli 2008 zijn voor de gehele inrichting voorschriften opgenomen welke zorgdragen dat de systemen met betrekking tot milieuzorg (voorschrift 1.1), onderhoudsmanagement (voorschrift 7.2) en monitoring (voorschrift 1.3 en 1.4) zijn gewaarborgd. Door de reeds opgenomen voorschriften zien wij geen noodzaak voor het aspect "milieuzorg) aanvullende voorschriften op te nemen.
14 PROVINCIAAL BELEID Provinciale staten van Zeeland hebben op 30 juni 2006 het "Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012" vastgesteld. Het omgevingsplan integreert het beleid zoals dat tot dusver was opgenomen in het streekplan Zeeland, het milieubeleidsplan Groen Licht en het waterhuishoudingsplan Samen Slim met Water en brengt het beleid voor de fysieke leefomgeving samen in één beleidsplan. Het omgevingsplan is formeel het plan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 7 van de Wet op de Waterhuishouding en artikel 4.9 van de Wet milieubeheer. Het verlenen van de gevraagde vergunning is niet in strijd met het "Omgevingsplan Zeeland 2006-2012". Naast het omgevingsplan is de Provinciale Ruimtelijke Verordening aangevraagde vergunning past in de verordening.
van kracht. De
Inmiddels hebben het ontwerp Omgevingplan 2012-2018 en de ontwerp Verordening Ruimte Provincie Zeeland ter inzage gelegen. De ontwerpen zijn in juni jl. door
Gedeputeerde Staten vastgesteld en zullen in september ter vaststelling aan Provinciale Staten worden aangeboden. De aangevraagde vergunning past ook in dit voorgenomen beleid.
15 OVERIGE ASPECTEN Artikel 2.22 lid 3 Wabo jo. artikel 5.7 lid 1 Bor Verspreiding verontreinigingen Voor het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van door de inrichting veroorzaakte verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdende verontreinigingen (artikel 2.22 Wabo jo. 5.7 lid 1 Bor) zijn geen extra voorschriften in deze vergunning opgenomen.
Bijzondere bedrijfsomstandigheden Voor het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, die kunnen worden veroorzaakt door opstarten, lekken, storingen, korte stilleggingen, definitieve bedrijfsbeëindiging of andere bijzondere bedrijfsomstandigheden (artikel 5.7 lid 1 Bor) zijn voorschriften opgenomen in de reeds vigerende vergunningen (voorschriften I.1 en I.2 van het besluit van 16 december 1997 en de voorschriften hoofdstuk 6 van het besluit van 15 juli 2008). Ongevallen Voor het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van ongevallen (artikel 5.7 lid 1 Bor), zijn geen extra voorschriften in deze vergunning opgenomen. Bedrijfsbeëindiging Voor het treffen van maatregelen om bij definitieve bedrijfsbeëindiging de nadelige gevolgen die de inrichting heeft veroorzaakt voor het terrein waarop zij was gevestigd, ongedaan te maken of te beperken voor zover dat nodig is om dat terrein weer geschikt te maken voor een volgende functie (artikel 5.7 lid 1 Bor) zijn in hoofdstuk 6 van het besluit genomen op 15 juli 2008 voorschriften opgenomen. De voorschriften hebben betrekking op: bedrijfsbeëindiging algemeen en bodem. Deze voorschriften 6.1 en 6.2 blijven gedurende 3 jaar nadat de Wm-vergunning haar geldigheid heeft verloren, in werking. Externe veiligheid en lucht Uit de aanvraag blijkt dat het een verandering is van de inrichting. Deze verandering is enkel het plaatsen van een grotere statische mixer waardoor de uurproductie hogere wordt, maar waarbij wel binnen de reeds vergunde hoeveelheden blijft. Om de vrijkomende warmte af te voeren zal Yara gebruik maken van luchtkoeling in plaats van kanaalwaterkoeling. Om mogelijke legionella en algengroei tegen te gaan zijn voorschriften opgenomen. Er zijn geen veranderingen te verwachten in het kader van lucht of externe veiligheid.
18 van 22
16 GROENE WETTEN Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het ander gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de EHS van Nederland. De provincies bepalen om welke gebieden het precies gaat. Deze gebieden worden meestal opgenomen in de structuurvisie, het provinciale omgevingsplan of in de provinciale milieuverordening. De aantasting van natuurwaarden komt primair aan de orde in het kader van de planologische regelingen. Daarnaast blijft in het kader van de Wet milieubeheer in een vergunning ruimte voor een aanvullende toets. Aangezien de inrichting niet is gelegen in of nabij een gebied dat is aangewezen als EHS-gebied, is geen aanvullende toets uitgevoerd. Flora- en faunawet Indien in een gebied waar de activiteiten plaatsvinden plant- en/of diersoorten voorkomen die op grond van deze wetgeving bescherming genieten en die mogelijk door deze activiteiten schade of hinder ondervinden zoals bedoeld in deze wet, moet een ontheffing worden aangevraagd bij de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. Het aspect van de soortenbescherming komt primair aan de orde in te komen in het kader van de beoordeling of een ontheffing krachtens de Flora- en faunawet is vereist en zo ja, of deze kan worden verleend. In het kader van de Wet milieubeheer blijft slechts ruimte voor een aanvullende toets. De Flora- en faunawet heeft rechtsreeks werking, vergunninghouder moet zelf na te gaan of met betrekking tot bepaalde activiteiten een ontheffing cq. vrijstelling vereist is. Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 heeft betrekking op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet 1998 is opgenomen dat voor activiteiten in of nabij Natura 2000gebieden een vergunning op basis van die wet moet worden aangevraagd. In Nederland zijn de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (gebieden die aangewezen zijn op grond van de Europese richtlijnen 79/409 (Vogelrichtlijn) en 92/43 (Habitatrichtlijn) gecombineerd aangewezen als Natura 2000 – gebieden. Ook beschermende natuurmonumenten zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. In het kader van de beslissing op de aanvraag om vergunning ingevolge de Wabo heeft een beoordeling plaatsgevonden of er ten gevolge van de in te ondernemen activiteit significante nadelige gevolgen zouden kunnen optreden voor dieren en/of planten in het de te beschermen gebieden. Gezien de aard en omvang van de activiteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd, namelijk het plaatsen van een fundatieplaat met daarop een tweetal luchtkoelers, alsmede de ligging van de inrichting ten opzichte van het aangewezen Natura 2000-gebieden de Westerschelde, het Canisvliet en het Groote Gat zijn wij van mening dat de natuurlijke kenmerken niet zullen worden aangetast zodat geen vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet, noodzakelijk is.
17 CONCLUSIE Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting of mijnbouwwerk zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.
OVERWEGINGEN OVERIGE ACTIVITEITEN
18 OVERWEGINGEN BOUWEN 18.1 Inleiding
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 18.2 Toetsing
De activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit 2003. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning op deze grond worden verleend.
De activiteit voldoet aan de bouwverordening van de gemeente Terneuzen. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning op deze grond worden verleend.
De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor het bestemmingsplan "Buitengebied 1976" vigeert en waarvoor op 26 juni 2012 het bestemmingsplan "Sluiskil-Oost" is vastgesteld (dit plan is echter nog niet in werking getreden); De aangevraagde activiteit is in strijd met het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 1976". Dit betekent dat wij de omgevingsvergunning in beginsel moeten weigeren tenzij: de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Wij hebben de aangevraagde activiteit aan de hiervoor genoemde uitzonderingen getoetst. Rekening houdend met het beoogde gebruik en de ter plaatse aanwezige industrie kan geconcludeerd worden dat de bouw van een fundatieplaat op de beoogde locatie geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening ter plaatse. Onder verwijzing naar het inmiddels – op 26 juni 2012 - vastgestelde bestemmingsplan "Sluiskil-Oost" merken wij op dat de omgevingsvergunning, gelet op artikel 2.10, lid 4 en 2.12, lid 1 Wabo op deze grond wel kan worden verleend. Genoemd bestemmingsplan kan worden aangemerkt als bij dit project behorende ruimtelijke onderbouwing.
20 van 22
het bouwwerk is gelegen in een gebied waar een welstandsrepressief beleid wordt gevoerd, waardoor toetsing van het bouwwerk aan redelijke eisen van welstand overbodig is. 18.3 Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (ver)bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.
19 OVERWEGINGEN GEBRUIKEN VAN GRONDEN OF BOUWWERKEN IN STRIJD MET EEN BESTEMMINGSPLAN 19.1 Inleiding
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.12 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 19.2 Toetsing
De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor het bestemmingsplan "Buitengebied 1976" vigeert en waarvoor op 26 juni 2012 het bestemmingsplan "Sluiskil-Oost" is vastgesteld. De aangevraagde activiteit is in strijd met het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 1976". Bovendien geldt dat deze strijdigheid niet kan worden opgelost met toepassing van de in het bestemmingsplan "Buitengebied 1976" opgenomen regels inzake afwijking. Dit betekent dat wij de omgevingsvergunning in beginsel moeten weigeren, tenzij de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Over de relatie tussen de aangevraagde activiteit en het beginsel van een goede ruimtelijke ordening merken wij samenvattend het volgende op: - Gelet op de ter plaatse aanwezige industrie kan geconcludeerd worden dat de activiteit op de beoogde locatie passend is; - Bovendien past de activiteit in het inmiddels – op 26 juni 2012 – vastgestelde bestemmingsplan "Sluiskil-oost". Dit plan is echter nog niet in werking getreden. Als integrale ruimtelijke wordt verwezen naar het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan "Sluiskil-oost". Dit plan is te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl onder nummer IDN: OVUPUYARA-ON01. De omgevingsvergunning kan, gelet op het bovenstaande en het bepaalde artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 Wabo dan ook op deze grond wel worden verleend. Wij hebben op 1 mei 2012 via het Omgevingsloket Online een aanvraag om een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo bij de gemeente Terneuzen ingediend; Op 26 juni 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Terneuzen besloten de gevraagde verklaring van geen bedenkingen te verlenen. Het volgende is daarbij afgewogen:
•
Het verzoek heeft betrekking op een aanvraag om een omgevingsvergunning die is ingediend door Yara Sluiskil B.V. voor het realiseren van een 2 fundatieplaat met een oppervlakte van ca. 120m op het terrein van Yara aan de Industrieweg 10 te Sluiskil.
•
De te realiseren fundatieplaat is geprojecteerd op gronden die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1976” nog nader dienen te worden uitgewerkt
•
Om deze reden is sprake van strijd met het bestemmingsplan en de aanvraag om omgevingsvergunning dient daarom tevens te worden aangemerkt als een verzoek om een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik
•
Ingevolge artikel 6.5, lid 2 van het Bor kan een verklaring van geen bedenkingen enkel worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening
•
Een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a onder 3 van de Wabo kan worden verleend indien de beoogde activiteit geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
•
Rekeninghoudend met het beoogde gebruik en de ter plaatse aanwezige industrie kan geconcludeerd worden dat de realisatie van de fundatieplaat op de beoogde locatie geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening ter plaatse
•
Mede gelet op het feit dat de activiteit past in het op 26 juni jl. vastgestelde bestemmingsplan "Sluiskil-Oost" kan worden gesteld dat de afwijking van het ten tijde van indiening van de aanvraag vigerende bestemmingsplan gerechtvaardigd is;
19.3 Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
22 van 22
Van: Aan: Onderwerp: Datum: Bijlagen:
Pavic A. (Annelies) RMWmail FW: Dossier Yara plaatsen van nieuwe ureum 40% productieunit - 417411 staat klaar voor archivering dinsdag 1 mei 2012 9:37:21 Archiveringsoverzicht.pdf
Graag registreren op 27 april 2012 Groet, Annelies
Van: [email protected] [mailto:[email protected]] Verzonden: dinsdag 1 mei 2012 9:36 Aan: Pavic A. (Annelies) Onderwerp: Dossier Yara plaatsen van nieuwe ureum 40% productieunit - 417411 staat klaar voor archivering
Geachte meneer, mevrouw, Het dossier van aanvraag Yara plaatsen van nieuwe ureum 40% productieunit - 417411 is klaargezet om te worden overgedragen naar het archief. Volg hiervoor de instructies in de handleiding. De bijlage bij dit bericht bevat een overzicht van alle bestanden die klaarstaan. Met vriendelijke groet, Omgevingsloket online ------------------------------De aanvraaggegevens Naam: Yara plaatsen van nieuwe ureum 40% productieunit Aanvraagnummer: 417411 Type: Omgevingsvergunning / melding Datum indiening: 27-04-2012 Bevoegd gezag: Provincie Zeeland Verplichtingtype: Vergunningsplicht Soort procedure: uitgebreid (onder voorbehoud) Bekijk de aanvraag ------------------------------Let op: deze e-mail is automatisch verstuurd. U kunt er niet op antwoorden.
Gegevens bevoegd gezag Referentienummer
Formulierversie 2012.01
Datum ontvangst
Aanvraaggegevens Ingediende aanvraag/melding Aanvraagnummer
417411
Aanvraagnaam
Yara plaatsen van nieuwe ureum 40% productieunit
Uw referentiecode
-
Ingediend op
27-04-2012
Soort procedure
Uitgebreide procedure
Projectomschrijving
Aanbrengen van een betonnen fundatieplaat voor het plaatsen van een nieuwe ureum 40% productieunit bestaande uit een statische menger en 2 in serie geplaatse verdamperkoelers.
Opmerking
-
Gefaseerd
Nee
Blokkerende onderdelen weglaten
Nee
Persoonsgegevens openbaar maken
Ja
Bouwkosten openbaar maken
Ja
Bijlagen die later komen
detailtekening met dwarsdoorsneden van de fundatieplaat
Bijlagen n.v.t. of al bekend
De overige hierboven gevraagde bijlagen zij of niet relavant of niet van toepassing
Bevoegd gezag
Datum aanvraag: 27 april 2012
Naam:
Provincie Zeeland
Postadres:
Postbus 165 4330 AD Middelburg
Telefoonnummer:
0118-631700
Faxnummer:
0118-634756
E-mailadres algemeen:
[email protected]
Website:
www.zeeland.nl
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 1 van 2
Overzicht bijgevoegde modulebladen
Aanvraaggegevens Aanvragergegevens Locatie van de werkzaamheden Werkzaamheden en onderdelen Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu) • Verandering Overig bouwwerk bouwen • Bouwen Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening • Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening Bijlagen
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 2 van 2
Aanvrager bedrijf
Formulierversie 2012.01 1
2
Bedrijf
KvK-vestigingsnummer
210018240000
Statutaire naam
Yara Sluiskil B.V.
Handelsnaam
Yara Sluiskil B.V.
Contactpersoon
Geslacht
3
4
5
Datum aanvraag: 27 april 2012
Man Vrouw
Voorletters
J
Voorvoegsels
Van
Achternaam
Ruymbeke
Functie
milieutechnoloog
Vestigingsadres bedrijf
Postcode
4541HJ
Huisnummer
10
Huisnummertoevoeging
-
Straatnaam
Industrieweg
Woonplaats
SLUISKIL
Correspondentieadres
Postbus
2
Postcode
4540AA
Plaats
TERNEUZEN
Contactgegevens
Telefoonnummer
0115-474154
Faxnummer
0115-474805
E-mailadres
[email protected]
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 1 van 1
Locatie
Formulierversie 2012.01 1
Adres
Postcode
4541HJ
Huisnummer
10
Huisnummertoevoeging
-
Straatnaam
Industrieweg
Plaatsnaam
SLUISKIL
Gelden de werkzaamheden in deze aanvraag/melding voor meerdere adressen of percelen? 2
Eigendomssituatie
Eigendomssituatie van het perceel
Datum aanvraag: 27 april 2012
Ja Nee
Aanvraagnummer: 417411
U bent eigenaar van het perceel U bent erfpachter van het perceel U bent huurder van het perceel Anders
Pagina 1 van 1
Bouwen
Formulierversie 2012.01
Overig bouwwerk bouwen
1
De bouwwerkzaamheden
Wat is er op het bouwwerk van toepassing? Eventuele toelichting
Het wordt geheel vervangen Het wordt gedeeltelijk vervangen Het wordt nieuw geplaatst Het aanbrengen van een 117m2 grote fundatieplaat
Hebt u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een vergunning aangevraagd? 2
Plaats van het bouwwerk
Waar gaat u bouwen? 3
Ja Nee
Terrein
Bruto vloeroppervlakte bouwwerk
Verandert de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden?
4
Ja Nee
Wat is de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk in m2 voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
0
Wat is de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk in m2 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
117
Bruto inhoud bouwwerk
Verandert de bruto inhoud van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden? 5
Oppervlakte bebouwd terrein
Verandert de bebouwde oppervlakte van het terrein na uitvoering van de bouwwerkzaamheden? 6
Datum aanvraag: 27 april 2012
Ja Nee
Ja Nee
Seizoensgebonden en tijdelijke bouwwerken
Gaat het om een seizoensgebonden bouwwerk?
Ja Nee
Het bouwwerk is aanwezig van
Januari Februari Maart
Aanvraagnummer: 417411
Bevoegd gezag: Provincie Zeeland
Pagina 1 van 3
April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
7
Het bouwwerk is aanwezig tot
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
Gaat het om een tijdelijk bouwwerk?
Ja Nee
Gebruik
Waar gebruikt u het bouwwerk en/ of terrein momenteel voor? Geef aan waar u het bouwwerk en/ of terrein momenteel voor gebruikt. Waar gaat u het bouwwerk voor gebruiken? Geef aan waar u het bouwwerk voor gaat gebruiken.
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Wonen Overige gebruiksfuncties braakliggend industrieterrein Wonen Overige gebruiksfuncties industrie
Bevoegd gezag: Provincie Zeeland
Pagina 2 van 3
8
Gebruiksfuncties
In onderstaande tabel staan in de eerste kolom mogelijke gebruiksfuncties die in een bouwwerk kunnen voorkomen. Vul voor alle gebruiksfuncties die voor u van toepassing zijn het aantal personen, de totale gebruiksoppervlakte en de totale vloeroppervlakte van het verblijfsgebied in m2 in hele getallen in. Gebruiksfunctie
Aantal personen
Gebruiksoppervlakte Verblijfsoppervlakte (m2) (m2)
Bijeenkomst Cel Gezondheidszorg Industrie Kantoor Logies Onderwijs Sport Winkel Overige gebruiksfuncties 9
Uiterlijk bouwwerk/welstand
Beschrijf van de onderstaande onderdelen de materialen en kleuren die u voor het bouwwerk gebruikt. U mag het veld leeg laten als u materialen en kleuren in de bijlagen vermeldt Onderdelen
Materiaal
Kleur
Gevels - Plint gebouw - Gevelbekleding - Borstweringen - Voegwerk Kozijnen - Ramen - Deuren - Luiken Dakgoten en boeidelen Dakbedekking
Vul hier overige onderdelen en bijbehorende materialen en kleuren in.
betonnen fundatieplaat keur grijs
10 Mondeling toelichten
Ik wil mijn bouwplan mondeling toelichten voor de welstandscommissie/ stadsbouwmeester.
Ja Nee
11 Kosten
Wat zijn de geschatte kosten voor de bouwwerkzaamheden in euro's (exclusief BTW)?
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
50000,00
Bevoegd gezag: Provincie Zeeland
Pagina 3 van 3
Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Formulierversie 2012.01 1
Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Met welke regels voor ruimtelijke ordening zijn de voorgenomen werkzaamheden in strijd?
Datum aanvraag: 27 april 2012
Bestemmingsplan Beheersverordening Exploitatieplan Regels op grond van de provinciale verordening Regels op grond van een AMvB Regels van het voorbereidingsbesluit
Beschrijf hoe en in welke mate de voorgenomen werkzaamheden in strijd zijn met de regels voor ruimtelijke ordening.
Er is in de gemeente Terneuzen voor de koegorspolder geen uitgewerkt bestemmingsplan, maar inmiddels is er reeds een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht door de Gemeente Terneuzen.
Beschrijf het huidige gebruik van de gronden of het bouwwerk.
industrie
Beschrijf het beoogde gebruik van de gronden of het bouwwerk.
industrie
Beschrijf de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening.
geen
Hebt u een rapport nodig waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord in voldoende mate is vastgelegd?
Ja Nee
Wordt er afgeweken van het exploitatieplan?
Ja Nee
Aanvraagnummer: 417411
Bevoegd gezag: Provincie Zeeland
Pagina 1 van 1
Formulierversie 2012.01
Milieuverantwoord ondernemen
Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu)
1 Gegevens inrichting
Wat is de naam van de inrichting?
Yara Sluiskil B.V.
Wat is de aard van de inrichting?
Chemische industrie voor het vervaardigen van ammnoniak, salpeterzuur, kunstmest en aanverwante producten
Vraagt u de vergunning aan voor onbepaalde of bepaalde tijd?
Onbepaalde tijd Bepaalde tijd
Welke voornaamste grond- en hulpstoffen gebruikt u?
aardgas, water, lucht , dolomiet, gips, alluminiumsulfaat, Magnesiumoxide, ammoniumsulfaat, ureumformaldehyde, natronloog, coatings
Welke voornaamste tussen-, neven- en eindproducten produceert u?
ammoniak, salpeterzuur, nitraatoplossing, ureumoplossing, nitraatmeststoffen, ureummeststoffen, Urean, ammoniakaal water en kooldioxide
Geef de totale maximale capaciteit van de inrichting en het maximale motorische of thermische vermogen van de bij de inrichting behorende installaties.
Deze aanvraag betreft een vervanging van een bestaande installatieonderdeel waarbij de maximale cpaciteit en het maximale motorische of thermische vermogen voor de gehele inrichting niet of verwaarloosbaar wijzigt
Maken proefnemingen deel uit van de aanvraag?
Ja Nee
Is voor de inrichting eerder een vergunning verleend?
Ja Nee
Worden extra maatregelen getroffen om de belasting van het milieu te voorkomen of te beperken tijdens proefdraaien, schoonmaak-, onderhouds -en herstelwerkzaamheden?
Ja Nee
Beschrijf welke extra maatregelen worden genomen om de milieubelasting te voorkomen of te beperken.
De installatie komt boven een betonnen vloeistofkerende fundatieplaat te staan
Voor deze rubriek moet u mogelijk één of meerdere tabellen als bijlage toevoegen. De opbouw van deze tabellen staat op het toelichtingenblad 'Tabellen'. Formulierversie: 2012.01
2 Gegevens verandering
Een verandering kan zijn een uitbreiding of wijziging van de inrichting of wijziging van de werking van de inrichting. Wat is de aard van de verandering?
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Het vervangen van een bestaande productieunit voor 34, % ureumoplossing (AdBlue) door een nieuwe productieunit voor 40,% ureumoplossing
Pagina 1 van 8
Is de verandering van invloed op gegevens en documenten van eerder verleende vergunningen?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
3 Bedrijfstijden
Wat zijn de tijden en dagen, danwel perioden waarop de inrichting of onderdelen daarvan, in bedrijf zijn?
Productieprocessen zijn volcontinu, verlading is volcontinu van maandag 06.00u tot zaterdag 06.00u en de ondersteunende diensten werken in dagdienst (normaal van 08.00u tot 16.30u van maandag t.e.m. vrijdag) Formulierversie: 2012.01
4 Bestemming
Zijn de (wijzigingen van de) activiteiten in overeenstemming met het bestemmingsplan?
Ja Nee
Is er al een vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan aangevraagd of in procedure?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
5 Omgeving van de inrichting
Waar ligt de inrichting?
Centrum Rustige woonwijk Gemengd gebied Industrieterrein Buitengebied Anders
Wat is het dichtstbijzijnde gevoelige object?
woning(en)
Wat is de afstand in meters van de grens van de inrichting tot het dichtstbijzijnde gevoelige object?
294
Formulierversie: 2012.01
6 Wijze vaststellen milieubelasting
Beschrijf de aard en omvang van de belasting van het milieu die de inrichting tijdens normaal bedrijf kan veroorzaken, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijkste nadelige gevolgen voor het milieu die daardoor kunnen worden veroorzaakt.
Met de aangevraagde uitbreiding wordt geen (extra) milieubelasting veroorzaakt. Voor de koeling van de bereide oplossing wordt gebruik gemaakt van verdamperkoelers i.p.v. naar het koelwater (water uit het kanaal van gent naar Terneuzen).
Beschrijf de wijze waarop gedurende het in werking zijn van de inrichting de belasting van het milieu, die de inrichting veroorzaakt, wordt vastgesteld en geregistreerd.
Deze extra koeler(s) worden toegevoegd aan het reeds bestaande legionella beheersplan.
Formulierversie: 2012.01
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 2 van 8
7 Ongewone voorvallen
Kunnen binnen uw inrichting ongewone voorvallen ontstaan die nadelige gevolgen kunnen hebben op het milieu?
Ja Nee
Formulierversie: 2012.01
8 MER-(beoordelings)plicht
Voor sommige projecten is het vanwege de mogelijke impact op het milieu verplicht om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Denk hierbij aan de aanleg of aanpassing van (water)wegen, de winning van delfstoffen, afvalverwerkings- en energiebedrijven en de chemische-, papier- en levensmiddelenindustrie. Ook activiteiten waarbij de bestemming van een terrein wordt gewijzigd (zoals de aanleg van een jachthaven) vallen onder de werkingssfeer van het Besluit milieueffectrapportage. Geldt voor uw activiteit de plicht om een milieueffectrapport op te stellen (m.e.r.-plicht)?
Ja Nee
Staat de activiteit vermeld in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage?
Ja Nee
Formulierversie: 2012.01
9 Milieuzorg
Beschikt u over een milieumanagementsysteem ?
Ja Nee Deels
Is uw milieumanagementsysteem gecertificeerd?
Ja Nee
Volgens welke norm is uw milieumanagementsysteem gecertificeerd?
NEN-EN-ISO 14001 EMAS
Wanneer is uw milieumanagementsysteem gecertificeerd?
18-12-2008
Formulierversie: 2012.01
10 Toekomstige Ontwikkelingen
Verwacht u ontwikkelingen binnen uw inrichting die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn?
Ja Nee
Verwacht u ontwikkelingen in de omgeving van uw inrichting die van belang kunnen zijn voor de bescherming van het milieu?
Ja Nee
Formulierversie: 2012.01
11 Bodem
Datum aanvraag: 27 april 2012
Verricht u bodembedreigende activiteiten of slaat u bodembedreigende stoffen op?
Ja Nee
Hebt u een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd?
Ja Nee
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 3 van 8
Hebt u een bodemrisicorapport opgesteld?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
12 Brandveiligheid
Welke maatregelen hebt u getroffen om brand te voorkomen?
binnen deze aanvraag is er geen brandrisico aanwezig
Welke brandblusmiddelen gebruikt u?
Welke stationaire blusinstallaties gebruikt u?
Branddekens Draagbare blusmiddelen Brandslanghaspels Stationaire blusinstallaties Mobiele blusmiddelen Anders Argonite en mist blussing
Beschikt u over een bedrijfsbrandweer?
Ja Nee
Hoeveel personeelsleden maken deel uit van de bedrijfsbrandweer?
40
Welk materieel heeft de bedrijfsbrandweer tot haar beschikking?
bluswagen, poederschuimwagen,interventiewagen
Verricht u op het buitenterrein brandgevaarlijke activiteiten?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
13 Afvalwater
Datum aanvraag: 27 april 2012
Loost u afvalwater uit uw inrichting?
Ja Nee
Waarop loost u afvalwater?
Lozing op of in de bodem (infiltratie) Lozing via een openbaar riool op oppervlaktewater Lozing via een niet-openbaar (eigen) vuilwaterriool op een werk waterschap (riolering of RWZI) Lozing via een openbaar vuilwaterriool op een rioolwaterzuiveringsinstallatie Lozing via hemelwaterriool Anders
Welk afvalwater loost u?
Procesafvalwater Koelwater Ketelspuiwater Regeneratiewater van ionenwisselaar Laboratoriumafvalwater Spoelwater ontijzering Niet-verontreinigd hemelwater Verontreinigd hemelwater Huishoudelijk afvalwater Overig afvalwater
Van welk soort koelsysteem is het koelwater afkomstig?
Recirculatiekoeling Doorstroomkoeling
Wat is de temperatuur van het koelwater in °C?
25
Hoe vaak per maand wordt koelwater gespuid?
30
Hoeveel liter spuiwater komt er per lozing vrij?
330
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 4 van 8
Worden de koelsystemen en de leidingen periodiek gereinigd?
Ja Nee
Zijn er andere bedrijven op de bedrijfsriolering aangesloten?
Ja Nee
Zijn er andere woningen op de bedrijfsriolering aangesloten?
Ja Nee
Worden preventieve maatregelen getroffen en/of onderzoeken verricht om de lozing van afvalwater te voorkomen?
Ja Nee
Worden afvalwaterstromen en/of stoffen hergebruikt?
Ja Nee
Is de afkoppeling van het nietverontreinigd hemelwater van het vuilwaterriool al gerealiseerd?
Ja Nee
Beschrijf hoe het afgekoppelde niet-verontreinigd hemelwater binnen uw inrichting nu wordt verwijderd.
Yara beschikt over een vuil afvalwaterriool naast een proper hemelwaterriool.
Is/zijn er zuiveringtechnische voorzieningen aanwezig binnen uw inrichting?
Ja Nee
Zijn er voorschriften en/of procedures aanwezig die aangeven welke maatregelen genomen moeten worden bij ongewone voorvallen en/of onvoorziene lozingen?
Ja Nee
Is van lozingen direct in oppervlaktewater een immissietoets uitgevoerd?
Ja Nee
Zijn er toekomstige ontwikkelingen die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de aanvraag?
Ja Nee
Voor deze rubriek moet u mogelijk één of meerdere tabellen als bijlage toevoegen. De opbouw van deze tabellen staat op het toelichtingenblad 'Tabellen'. Formulierversie: 2012.01
14 Afvalstoffen die in de inrichting ontstaan
Welke afvalstoffen voert u gescheiden af?
n.v.t. met betrekking tot het aangavraagde onstaan geen afvalstoffen
Hergebruikt u afvalstoffen die vrijkomen binnen uw inrichting?
Ja Nee
Geef aan of en welk afvalpreventieonderzoek is uitgevoerd.
Beperkt Afvalpreventieonderzoek Standaard Afvalpreventieonderzoek Geen onderzoek
Welke afvalpreventiemaatregelen voert u uit?
n.v.t. daar er geen afavlastoffen a.g.v. de aangevraagde wijziging vrijkomen
Voor deze rubriek moet u mogelijk één of meerdere tabellen als bijlage toevoegen. De opbouw van deze tabellen staat op het toelichtingenblad 'Tabellen'. Formulierversie: 2012.01
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 5 van 8
15 Lucht
Worden er stoffen naar de lucht uitgestoten?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
16 Geluid en trillingen
Ligt de inrichting op een gezoneerd industrieterrein?
Ja Nee
Hebt u een akoestisch onderzoek uitgevoerd?
Ja Nee
Veroorzaken de activiteiten trillingen?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
17 Energie
Verbruikt u in uw inrichting meer dan 50.000 kWh elektriciteit of meer dan 25.000 m3 aardgas(equivalenten) per jaar?
Ja Nee
Verbruikt u in uw inrichting meer dan 200.000 kWh elektriciteit of meer dan 75.000 m3 aardgas(equivalenten) per jaar?
Ja Nee
Hoeveel elektriciteit verbruikt u in uw inrichting in kWh per jaar?
150
Hoeveel aardgas(equivalenten) verbruikt u in uw inrichting in m3 per jaar?
0
Doet uw inrichting mee aan de CO2- emissiehandel?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
18 Externe veiligheid
Wordt uw inrichting genoemd in artikel 2 (en niet in artikel 3) van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)?
Ja Nee
Valt uw inrichting onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo '99)?
Ja Nee
Hebt u een inrichting als bedoeld in artikel 8 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo '99)?
Ja Nee
Wat is de afstand van de inrichting tot een waardevol of bijzonder kwetsbaar natuurgebied in km?
5
Formulierversie: 2012.01
19 Verkeer, vervoer en mobiliteit
Hebt u een preventieplan voor beperking van verkeer- en vervoerbewegingen opgesteld? Hoeveel werknemers hebt u in dienst?
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Ja Nee 580
Pagina 6 van 8
Hoeveel bezoekers komen per dag naar uw inrichting?
100
Welke vormen van verkeer en vervoer zijn voor uw bedrijfsactiviteiten relevant?
Verkeer en vervoer over de weg Verkeer en vervoer over spoor Verkeer en vervoer over water Verkeer en vervoer in de lucht
Hoeveel kilometers worden per jaar door de verladers en uitbesteed vervoer gemaakt?
0
Hoeveel kilometers worden per jaar door eigen vervoerders gemaakt?
0
Hoeveel kilometers worden per jaar over spoorrails gemaakt?
0
Hoeveel kilometers worden per jaar over binnenwateren gemaakt?
0
Hebt u maatregelen getroffen om het aantal vervoersbewegingen te beperken? Beschrijf de maatregelen die u hebt getroffen om het aantal vervoersbewegingen te beperken. Heeft u parkeerplaatsen in de open lucht binnen uw inrichting ? Hoeveel parkeerplaatsen hebt u in de open lucht binnen uw inrichting?
Ja Nee beperkt busvervoer, fietsplan
Ja Nee 250
Hebt u maatregelen getroffen om visuele hinder als gevolg van de parkeerplaatsen te voorkomen?
Ja Nee
Maakt een parkeergarage deel uit van uw inrichting?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
20 Geur
Is er sprake van geuremissie?
Ja Nee Formulierversie: 2012.01
21 Beste Beschikbare Technieken
Zijn er binnen uw inrichting één of meerdere gpbv-installaties, zoals bedoeld in bijlage 1 van de IPPCrichtlijn?
Ja Nee
Als de IPPC-richtlijn op u van toepassing is, worden de omgevingsvergunning en de watervergunning gecoördineerd. De aanvraag van de omgevingsvergunning moet daarom tegelijk met of uiterlijk binnen 6 weken na de aanvraag van de watervergunning worden ingediend. Zijn er binnen uw inrichting installaties of opslagen aanwezig waarop één of meerdere Nederlandse informatie documenten over BBT van toepassing zijn?
Ja Nee
Formulierversie: 2012.01
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 7 van 8
22 Procesindustrie
Beschrijf kort welke producten uw bedrijf maakt.
ureumoplossing 40% Formulierversie: 2012.01
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 8 van 8
Revisievergunning
Melding artikel 8.19 Wet milieubeheer
Wet milieubeheer
Wet milieubeheer
-
Bepaling volumestroom
Schatting
Koelwater
Hoeveelheid (m3/jaar)
2730
Datum aanvraag: 27 april 2012
0
Aanvraagnummer: 417411
Maximale vervuilingswaarde (v.e.)
Overige soort afvalwaterstroom
Soort afvalwaterstroom
13 Overzicht afvalwaterstromen
Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu)
Verandering
Soort
Wettelijke basis
1 Vergunningen en meldingen
Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu)
Verandering
Tabellen
-
Andere bepaling volumestroom
Oppervlaktewater
Lozing op
20-04-2012
17-12-1997
Datum
Pagina 1 van 2
n.v.t.
Samenstelling afvalwaterstroom
-
0
Gemiddelde vervuilingswaarde (v.e.)
LP1 op het kanaal van Gent naar Terneuzen conform de Waterwetvergunning m.b.t. de directe lozingen
Lozingspunt
Provincie Zeeland
Bevoegde gezag
Afstand tot vuilwaterriool (m)
10% van het verbruik aan Ja water (gemeten) op de verdamperkoeler wordt als geloosd debiet naar het hemelwaterriool aangenomen
Registratie en Rapporteringswijze
3000
Afstand tot vuilwaterriool (m)
n.v.t.
9712264/976945/43
Kenmerk
Datum aanvraag: 27 april 2012
Aanvraagnummer: 417411
Maximale vervuilingswaarde (v.e.)
Pagina 2 van 2
Formulierversie 2012.01
Bijlagen Formele bijlagen
Datum aanvraag: 27 april 2012
Naam bijlage
Type
Datum ingediend
Status document
detail_inplanting_fundatie_pdf
Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen complexere bouwwerken
27-04-2012
In behandeling
Inplantingstekening_air1_project_rev_02_pdf
Situatietekening milieu
27-04-2012
In behandeling
15886-C72-001_sheet_1_rev_3_pdf
Anders
27-04-2012
In behandeling
15886-C72-001_sheet_2_rev_3_pdf
Anders
27-04-2012
In behandeling
15886-C72-001_sheet_3_rev_2_pdf
Anders
27-04-2012
In behandeling
Aanvraagnummer: 417411
Pagina 1 van 1
Terneuzen Sluiskil Oost
bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Sluiskil Oost Terneuzen
bestemmingsplan
identi ficatie
planstatus
ident ificatiecode:
dat um:
st at us:
NL.IMRO.0715.BPKGP04-ON01
28-06-2011
voorontwerp
27-12-2011
ontwerp
proj ect nummer:
0715.008169.00
opdrachtleider:
M.008/05
ing. J.C.C.M. van Jole
gecertificeerd door Lioyd’s conform ISO 9001: 2008
rboi aangesloten bij: adviseurs ruimtelijke ordening
RBOI - Middelburg bv Nieuwstraat 27 Postbus 430 4330 AK Middelburg Telefoon (0118) 689 010 E-mail: [email protected]
© RBOI-Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Doel en opzet bestemmingsplan
7
1.1
Noodzaak en doel bestemmingsplan
7
1.2
Planproces
10
1.3
Opzet Plantoelichting
10
Hoofdstuk 2
Plangebied en ontwikkelingen
11
2.1
Huidige situatie in het plangebied en studiegebied
11
2.2
Autonome ontwikkelingen
13
2.3
Uitgangspunten
14
Hoofdstuk 3
Toetsing ruimtelijke aspecten
17
3.1
Verkeersaspecten
17
3.2
Landschap
20
Hoofdstuk 4
Milieuonderzoek
21
4.1
Planmer-plicht en aanpak planMER
21
4.2
Milieuzonering bedrijvigheid
23
4.3
Externe veiligheid
26
4.4
Industrielawaai
34
4.5
Luchtkwaliteit
37
4.6
Water
39
4.7
Flora- en faunawet
43
4.8
Overige milieuthema's
47
4.9
Conclusies milieuonderzoek
53
Hoofdstuk 5 regeling
Toelichting op de planologisch-juridische
5.1
Wettelijk kader
55
5.2
Opzet van de bestemmingsregeling
56
5.3
Toelichting bestemmingen
57
5.4
Toelichting op de algemene regels
61
5.5
Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
63
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
65
6.1
Economische uitvoerbaarheid
65
6.2
Resultaten vooroverleg met instanties
65
6.3
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
71
6.4
Ambtshalve aanpassingen
73
Eindnoten
55
75
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
4
Bijlagen bij toelichting
77
Bijlage 1
Beleidskader
79
Bijlage 2
Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten
81
Bijlage 3
Inventarisatie en inschaling bedrijven
83
Bijlage 4
Externe veiligheid
85
Regels
87
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
89
Artikel 1
Begrippen
89
Artikel 2
Wijze van meten
93
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
95
Artikel 3
Bedrijventerrein-Haven
95
Artikel 4
Groen
98
Artikel 5
Verkeer
99
Artikel 6
Verkeer - Railverkeer
100
Artikel 7
Water
101
Artikel 8
Leiding - Gas
102
Artikel 9
Leiding - Hoogspanning
104
Artikel 10
Leiding - Water
106
Artikel 11
Waarde - Cultuurhistorie
108
Artikel 12
Waterstaat
109
Hoofdstuk 3
Algemene regels
111
Artikel 13
Antidubbelbepaling
111
Artikel 14
Algemene bouwregels
112
Artikel 15
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
113
Artikel 16
Algemene aanduidingsregels
114
Artikel 17
Algemene afwijkingsregels
115
Artikel 18
Algemene wijzigingsregels
116
Artikel 19
Overige regels
117
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
119
Artikel 20
Overgangsrecht
119
Artikel 21
Slotregel
120
Bijlage bij regels Bijlage 1
121 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
123
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
7
Hoofdstuk 1
1.1
Doel en opzet bestemmingsplan
Noodzaak en doel bestemmingsplan
Als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en beoordeling van omgevingsvergunningen voor het bouwen in de Koegors- en Nieuwe Zevenaarpolder gelden de bestemmingsplannen "Buitengebied" uit 1976 en "Buitengebied 1e partiële herziening" (1978) van de voormalige gemeente Terneuzen. Deze bestemmingsplannen zijn sterk verouderd (qua bestemmingsmethodiek en inhoud van regeling) en voorzien niet in de voor de daarin aanwezige bedrijven normale ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent dat voor verschillende ontwikkelingen steeds opnieuw afzonderlijke planologische procedures nodig zijn. Het bestemmingsplan houdt evenmin rekening met sectoraal (milieu)beleid dat nadien van kracht is geworden. Als gevolg hiervan ontstaan problemen bij de toetsing in het kader van milieuwetgeving. Ten slotte noodzaakt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tot actualisering van het bestemmingsplan. In de periode 1999 tot en met 2006 is verschillende malen getracht om voor de gehele Koegorspolder een nieuw bestemmingsplan voor het gebied vast te stellen. Vanwege de omvang, complexiteit en steeds wijzigende programmaonderdelen, (nieuwe) wet- en regelgeving is het nooit tot een vastgesteld bestemmingsplan gekomen. Driemaal is een voorontwerpbestemmingsplan voor (delen van) de Koegorspolder opgesteld, twee daarvan zijn formeel in procedure gebracht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1.1.
Ligging plangebied.
Inmiddels is duidelijk dat de omvang van de Koegorspolder en het aantal zaken dat daarin moet worden geregeld en waarmee rekening moet worden gehouden, dusdanig groot is, dat dit een spoedige totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan belemmerd. Naar aanleiding hiervan is er nu voor gekozen het bestemmingsplan Koegorspolder op te delen in kleinere deelplannen. Prioriteit wordt gegeven aan het voorliggende bestemmingsplan Sluiskil-Oost, waarin de uitbreiding van Yara Sluiskil B.V. van circa 12 ha wordt meegenomen. De betreffende agrarische gronden liggen ten zuiden van het bestaande terrein / de Kruisweg en hebben in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1976 reeds een (uit te werken) bedrijfsbestemming.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Daarnaast richt het bestemmingsplan zich op de planologische-juridische regeling van de verleende vrijstellingen ex artikel 19 WRO van Heros Sluiskil B.V. en de verleende omgevingsvergunning van Bio2E Terneuzen B.V. voor het realiseren van een biomassa-warmte-krachtkoppeling-installatie. Tevens worden in dit bestemmingsplan de (in 2005 gesloten) regionale vuilstortplaats aan de Koegorsstraat en verschillende "natte" en "droge" infrastructuur (gedeelte Kanaal van Gent naar Terneuzen en het zijkanaal C, goederenspoorlijn en wegen) meegenomen. Op figuur 1.2. is de begrenzing van het plangebied aangegeven.
Figuur 1.2.
Begrenzing plangebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
10
1.2
Planproces
Op grond van de inspraakverordening van de gemeente Terneuzen is inspraak mogelijk voor de belanghebbenden in het plangebied. Ook worden diverse overleginstanties in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. De overlegreacties worden vervolgens in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Het ontwerpbestemmingsplan ligt op basis van artikel 3.8 van de Wro gedurende zes weken ter inzage. Binnen deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Hierna volgt de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, al dan niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Omdat het bestemmingsplan het kader vormt voor mer(-beoordelings)plichtige activiteiten is er sprake van een planmer-plicht. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5.
1.3
Opzet Plantoelichting
De opbouw van de plantoelichting is als volgt.
In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de ontwikkelingen nader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke aspecten. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het milieuonderzoek systematisch (passend bij de m.e.r.-methodiek) beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de bestemmingsregeling (verbeelding en regels) toegelicht. Daarbij is aangesloten op Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Het aan de planontwikkeling ten grondslag liggende beleidskader is opgenomen in bijlage 1. Daarnaast zijn in de bijlagen enkele voor de planvorming relevante gegevens opgenomen waaronder inventarisatiegegevens en een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Hoofdstuk 2
Plangebied en ontwikkelingen
In hoofdstuk 2 worden een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied en een motivering van de beoogde ruimtelijke invulling van het plangebied gegeven.
2.1
Huidige situatie in het plangebied en studiegebied
Het plangebied wordt begrensd door infrastructuur: aan de westzijde het Kanaal van Gent naar Terneuzen, aan de zuidzijde het Zijkanaal C en aan de oostzijde grofweg door de goederenspoorlijn en de Koegorsstraat. Tussen het terrein van Yara Sluiskil B.V. en de Koegorsstraat ligt een vuilstortplaats (gesloten in 2005). Aan weerszijden van het noordelijk deel van de Koegorsstraat hebben zich bedrijven gevestigd gericht op be- en verwerking van afval: het regionale overslagstation met milieustraat, een recyclingbedrijf (Sagro) en een autosloperij en metaalhandel (Netten & Zn). Aan de Spuikreekweg is een groothandel in ijzer en metalen gevestigd (schroothandel Mentzij). Op het zeehaven- en industrieterrein zijn bedrijven toegestaan uit milieucategorie 2 t / m 5, voor zover deze kade- of havengebonden zijn alsmede bedrijven die uitsluitend of overwegend diensten verlenen voor ter plaatse aanwezige kade- en havengebonden bedrijven. In de huidige situatie zijn op dit terrein diverse bedrijven gevestigd:
Yara Sluiskil B.V., het recyclingbedrijf Heros Sluiskil B.V., (waar op het terrein tevens zijn gevestigd: de biomassacentrale BIO2E, Goes on green (voorheen Bio Fuel Additive Plant, biodieselfabriek) en de nog te bouwen houtverbrandingsinstallatie van Lijnco Green Energy) en, DIF Infrastructure Windturbinepark.
Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. zijn vanaf het water bereikbaar via een loswal / havenkade aan de buitenzijde van de Oostkade / Industrieweg en diverse havenkranen en transportbanden over de weg. Behalve van het kanaal wordt voor het aanvoeren van (een deel van de) grondstoffen en het afvoeren van producten gebruik gemaakt van een goederenspoorlijn. Daarnaast vindt een groot deel van de aan- en afvoer ook over de weg plaats. Yara Sluiskil B.V. (inclusief contractors) Yara Sluiskil B.V. produceert kunstmest. Grondstoffen hiervoor zijn onder meer ammoniak en salpeterzuur, die ook in grote hoeveelheden bij Yara Sluiskil B.V. worden geproduceerd. De kunstmest gaat zowel in vloeibare vorm als in korrelvorm de hele wereld over. Daarnaast worden ook salpeterzuur, ammoniak en koolzuur (bijproduct uit de ammoniakfabricage) vanuit Sluiskil getransporteerd. Dit gebeurt in hoofdzaak per schip, het overladen in schepen vindt plaats aan de kade langs het kanaal. Het terrein van Yara Sluiskil B.V. is circa 130 ha groot en omvat fabrieks- en kantoorgebouwen, chemische installaties en opslagtanks. De productie-installaties bevinden zich vooral op het noordoostelijke deel van het terrein, de op- en overslagvoorzieningen en de elektriciteitscentrale liggen overwegend aan de kanaalkant _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
12
(zuidwestelijk deel) van het terrein. Yara Sluiskil B.V. is een milieucategorie 5Z1 bedrijf. Om de milieubelasting van de verschillende activiteiten te beperken tot een aanvaardbaar niveau, dient Yara Sluiskil B.V. te voldoen aan de voorschriften uit de verschillende omgevingsvergunningen voor het in werking hebben van een inrichting (voorheen genoemd: milieuvergunningen). Door het treffen van een reeks van maatregelen, onder andere via de uitvoering van het Plan van Aanpak Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen (1992), zijn zowel de uitstoot naar de lucht, de lozing naar het water en de geluidsemissie de afgelopen jaren aanmerkelijk verminderd. Heros Sluiskil B.V. In 1999 heeft de Cokesfabriek ACZC haar bedrijfsactiviteiten beëindigd. Het totale complex, 33 ha grond met bebouwing, is in 2000 gekocht door de Heros Groep uit Roosendaal. Heros richt zich op aannemerij, recycling en kraanverhuur en heeft het terrein gekocht vanwege de gunstige ligging in een Europees bewerkingsgebied en aan een groot vaarwater. Een belangrijk bedrijfsonderdeel van Heros betreft immers de havengerelateerde op- en overslag van stukgoederen en containers. Heros Sluiskil B.V. is een milieucategorie 5Z bedrijf. De provincie is voornemens de omgevingsvergunningen voor het in werking hebben van een inrichting van Heros splitsen. Op de gronden die eigendom zijn van Heros Sluiskil B.V. zijn dan de volgende bedrijven gevestigd:
Heros Sluiskil BV; Goes on Green: Bio Fuel Additive Plant (BFAP1);
De BFAP1 ligt op het bedrijfsterrein van Heros op een gedeelte van het perceel dat in 2008 aan Heros is toegevoegd. In de in september 2000 verleende oprichtingsvergunning Wet milieubeheer en sindsdien verleende wijzigingsvergunningen zijn de volgende bedrijfsactiviteiten van Heros Sluiskil B.V. en de op het terrein gevestigde bedrijven toegestaan en operationeel:
op- en bewerken van bodemassen van afvalverwerkingsinstallaties; immobilliseren van AVI-bodemassen; houtverwerking (inclusief houtshredderinstallatie); opslag van (vloeibare) gassen; opslag en bewerking van afvalstoffen en sorteren van bedrijfsafval; havenactiviteiten: een kade met 2 laad- en 2 loskranen met laad- en losvoorziening voor laden van Bio Fuel Additive en lossen van natuurlijke olie en methanol in binnenvaartschepen; op- en overslag van bulkgoederen van chemicaliën; zuiveren van afvalwater (inclusief afvalwaterzuiveringsinstallatie); schrootverwerking. één procesinstallatie voor de productie van biobrandstoffen (Bio Fuel Additive Plant (BFAP1), in gebruik genomen op 15 april 2010; op-/overslaan van vaste biomassastromen, bestaande uit afvalhout, snoeihout en zeefoverloop uit biogasinstallaties/groencompostering.
Alle activiteiten die plaatsvinden op het terrein zijn vergund.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Bio 2E Teneuzen B.V.: Biomassacentrale In 2007 is op het terre1n van Heros een biomassacentrale gebouwd. In deze centrale vindt been verwerking van reststromen plaats afkomstig uit de voedingsmiddelenindustrie en agrarische sector tot groene elektriciteit, biobrandstof, NPK mineralenconcentraat, en "schoon" water. De elektriciteit wordt opgewekt in een warmtekrachtcentrale die draait op biogas, dat vrijkomt uit de vergistinginstallaties behorend bij de biomassacentrale. De elektriciteit die niet nodig is voor de eigen inrichting wordt als groene stroom teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. De warmte die vrijkomt in de warmtekrachtcentrale wordt volledig benut in het proces. Lijnco: biomassa- warmtekrachtkoppeling-installatie Op het bedrijfsterrein van Heros dat in 2008 aan Heros is toegevoegd is een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van biomassa- warmtekrachtkoppeling-installatie, waarin thermische verwerking van biomassa plaatsvindt in een biomassa- c.q. verbrandingsinstallatie. In deze installatie wordt biomassa als secundaire brandstof verwerkt, waarbij duurzame energie in de vorm van zowel duurzame elektriciteit als warmte wordt opgewekt. De warmte wordt mogelijk deels geleverd aan het bestaande warmtenet, aan het (toekomstig) glastuinbouwgebied Terneuzen (bij industrieterrein de Axelse Vlakte) en de nabijgelegen BFAP1. DIF Infrastructure Windturbinepark DIF Infrastructure Windturbinepark is eigenaar van het windturbinepark in de Koegorspolder. Het windmolenpark Koegorspolder bevindt zich in de polder en strekt zich uit tot het aangrenzende gebied van de Kanaalzone. Op het terrein zijn 22 windmolens geplaatst, waaronder 4 binnen het plangebied Sluiskil Oost, waarmee op een duurzame manier energie wordt gewonnen voor het gebied. Spoorweg emplacement Axel aansluiting Het spoorwegemplacement 'Axel Aansluiting' loopt door tot op het bedrijfsterrein van Heros Sluiskil B.V.
2.2
Autonome ontwikkelingen
Yara Sluiskil B.V. Met de komst van de Ureum 7 fabriek is een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen gerealiseerd. De resterende CO2 en restwarmte worden optimaal benut ten gunste van de grootschalige glastuinbouwontwikkeling in de kanaalzone. Met de realisering van de ureumfabriek kan Yara Sluiskil B.V. tevens meer ammoniak gaan verwerken in Sluiskil. Daarmee wordt het (risicovolle) vervoer van ammoniak over de Westerschelde drastisch beperkt. WarmCO2 Daarnaast ontstaat thans op het Zeeuwse Biopark Terneuzen (in de Smidsschorrepolder, Autrichepolder en Koegorspolder) een uniek glastuinbouwgebied. Het wordt het meest energievriendelijke tuinbouwgebied van Nederland. Door het gebruik van industriële restwarmte en CO2 van de omliggende industrieën, hoeven tuinders in dit gebied zelf geen energie meer op te wekken. Dit levert een besparing op van circa 90 procent aan gas ten opzichte van traditionele kassen. WarmCO2 is daarbij een project waarbij restwarmte en CO2 worden ingezet voor milieuvriendelijke en duurzame glastuinbouw. WarmCO2 levert deze warmte en CO2 aan de tuinders.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
14
Uitbreiding In voorliggende bestemmingplan wordt de uitbreiding van Yara Sluiskil B.V. van circa 12 ha meegenomen. De betreffende agrarische gronden liggen ten zuiden van het bestaande terrein / de Kruisweg en hebben in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1976 reeds een (uit te werken) bedrijfsbestemming. Heros Sluiskil B.V. Heros Sluiskil B.V. wenst in de toekomst verder uit te breiden in noordelijke richting, mogelijk tot aan het tracé van de toekomstige kanaalkruising. Omdat nog geen sprake is van een concreet en uitgewerkt plan, zal dit in het bestemmingsplan Sluiskil-Oost niet worden meegenomen. Voor Heros Sluiskil B.V. richt het bestemmingsplan zich op de planologisch-juridische regeling van de verleende vrijstellingen ex artikel 19 WRO. De gronden zullen daarbij worden toegevoegd aan het gezoneerde terrein.
2.3
Uitgangspunten
Regelen huidige situatie en autonome ontwikkelingen Het voornemen is het vaststellen van een bestemmingsplan teneinde het huidige zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost en de bedrijfsgronden van Yara Sluiskil B.V. ten zuiden van de Kruisweg te voorzien van een passende planologische regeling. Tevens worden de ontwikkelingen die doormiddel van vrijstellingen ex artikel 19 WRO en omgevingsvergunning zijn verleend formeel bestemd. Regelen uitbreiding De verbeterde milieu- en ruimtelijke situatie (als gevolg van de getroffen milieumaatregelen door bestaande bedrijven) maakt het mogelijk het zeehaven- en industrieterrein verdere ontwikkelings- en uitbreidingsruimte te geven. Yara Sluiskil B.V. wil de komende jaren de verwerkingscapaciteit van ammoniak vergroten en zich richten op de nieuwe industriële toepassing van ureum. Yara Sluiskil B.V. kan voor de uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten de agrarische gronden ten zuiden van haar bestaande terrein / Kruisweg benutten. Een deel van deze gronden, circa 12 ha, die in het vigerende bestemmingsplan buitengebied 1976 een (uit te werken) bedrijfsbestemming hebben worden meegenomen in het bestemmingsplan Sluiskil-Oost. Op deze locatie wordt gedacht aan het verder realiseren van uitbreidingen en van mogelijkheden voor verder optimaliseren van het gebruik van restwarmte en ondersteunende bedrijfsactiviteiten (contractor-site, transportfaciliteiten en dergelijke). Ruimtelijke inrichting Voor ingebruikname van de bedrijfsgronden van Yara Sluiskil B.V. ten zuiden van de Kruisweg is nog geen inrichtingsplan opgesteld. De uitbreiding van Heros Sluiskil B.V. is inmiddels via vrijstelling gerealiseerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Milieu Naast genoemde inrichtingsaspecten is de afstemming van milieubeleid en ruimtelijk beleid van groot belang voor een dergelijk industrieterrein. Belangrijke onderwerpen die daarbij vastgelegd moeten worden in de bestemmingsregeling zijn:
de milieuzonering; de geluidszone; de externe veiligheid.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
16
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 3
3.1
Toetsing ruimtelijke aspecten
Verkeersaspecten
Huidige situatie De hoofdontsluiting voor het industrieterrein Sluiskil-Oost voor autoverkeer vindt plaats via de Industrieweg, die aansluit op de Tractaatweg. Het gedeelte van de Industrieweg / Oostkade gelegen langs / op het terrein van Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. is in verband met verkeersveiligheid en externe veiligheid onttrokken over een lengte van circa 1,5 km aan de openbaarheid (uitsluitend interne ontsluitingsweg voor Yara en Heros). De Koegorsstraat vervult de ontsluitingsfunctie voor de reeds gevestigde bedrijven aan de Koegorsstraat en sluit aan op de N61 ter plaatse van het kruispunt N61–mr F.J. Haarmanweg en op de Tractaatweg / N62 via de Industrieweg. Het kruispunt met de N61 is voorzien van een verkeersregelinstallatie. In relatie tot de diverse voorgenomen ontwikkelingen in de Koegorspolder is de Koegorsstraat in de afgelopen jaren al (gefaseerd) gereconstrueerd: de weg is verbreed tot 6 m. De enige andere weg in het plangebied, de Kruisweg, is in eigendom van Yara Sluiskil B.V. Deze landbouwweg (westelijk deel tot aan de Koegorsstraat) is overeenkomstig de afspraken met Yara Sluiskil B.V. onttrokken aan het openbaar verkeer. De bedrijven Yara Sluiskil B.V. en heros Sluiskil B.V. zijn vanaf het water bereikbaar via een loswal / havenkade aan de buitenzijde van de Oostkade / Industrieweg en diverse havenkranen en transportbanden over de weg. Behalve van het Kanaal wordt voor het aanvoeren van (een deel van de) grondstoffen en het afvoeren van producten gebruik gemaakt van de goederenspoorlijn. Deze verbindt het zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost met de bedrijventerreinen in Terneuzen (DOW, Oostelijke Kanaaloever) en het bedrijventerrein Axelse Vlakte. Halverwege deze spoorlijn bevindt zich een spoorwegemplacement. Toekomstige situatie De verkeersstructuur in de Koegors- en Zevenaarpolder wordt op langere termijn belangrijk gewijzigd. De Koegorsstraat wordt een interne hoofdontsluitingsweg van de bedrijventerreinen Zuidpoort" en "Koegorsstraat". Op termijn zal worden voorzien in de aanleg van vrijliggende fietspaden die aansluiten op bestaande fietspaden. In het plan wordt een uitbreiding van Yara Sluiskil B.V. van 12 ha direct mogelijk gemaakt. Op langere termijn zijn nog verschillende andere ruimtelijke ontwikkelingen in de Koegorspolder en de omgeving daarvan aan de orde. Al deze ontwikkelingen genereren extra verkeer op de omliggende wegen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
18
Om inzicht te krijgen in de verkeerstoename ten gevolge van deze ontwikkelingen is in 2009 in opdracht van Zeeland Seaports een verkeersstudie uitgevoerd voor de zeehaven- en industrieterreinen Sluiskil-Oost, Axelse Vlakte en het nieuwe glastuinbouwgebied2. Op grond van dit onderzoek kan worden afgeleid dat de totale toename van het verkeer zodanig groot is (circa 10.000 mvt / etmaal), dat hierdoor knelpunten in de doorstroming zullen ontstaan, vooral op de kruispunten Industrieweg / Sassing / Finlandweg en Sassing / Buthdijk / Koegorsstraat. Deze kruispunten moeten worden aangepast. De toename als gevolg van de uitbreiding van Yara Sluiskil B.V bedraagt (12 ha x 41 mvt / etmaal / ha =) circa 500 mvt / etmaal. Dit verkeer wordt afgewikkeld via de Oostkade/Industrieweg, de Koegorsstraat en de Sassing richting de Hoofdweg (N61) en de Tractaatweg (N62). De toename op deze wegen is dermate beperkt dat dit niet leidt tot knelpunten. Voor de verbreding van de Tractaatweg zijn in het kader van de Milieueffectrapportage Tractaatweg (MER Tractaatweg) enkele alternatieven ontwikkeld, maar er is nog geen duidelijke onderbouwing gegeven van de wijze van aansluiten van het onderliggende wegennet op de Tractaatweg. Daarom is in 2011 in opdracht van de provincie Zeeland, de gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports (de belanghebbenden en wegbeheerders in de Kanaalzone) een onderzoek op hoofdlijnen uitgevoerd naar de best passende wegenstructuur voor de Kanaalzone.3 In dit onderzoek wordt de volgende voorkeursvariant voor de wegontsluitingsstructuur van de Kanaalzone geadviseerd om de bereikbaarheid van en naar de Tractaatweg te optimaliseren:
Drie volwaardige aansluitingen van de Kanaalzone op de Tractaatweg: terneuzen-Oost, Axelse Sassing en Zwartenhoek Aansluiting op de Tractaatweg bij Axelse Sassing conform vormgevingsalternatief 4 MER Tractaatweg. Volledig aansluiting Axel op Tractaatweg bij Axelse Sassing Gebiedsontsluitingsweg (GOW) loopt in twee lussen door de gehele Kanaalzone en verbindt de drie Tractaatweg-aansluitingen: 1. Lus 1 van de GOW sluit rechtstreeks aan op de Langeweg richting Hulst en op Buthdijk richting Axel. 2. Lus 2 van de GOW sluit rechtstreeks aan op de Buthdijk richting Axel en op Guido Gezellestraat naar Terneuzen. Erftoegangswegen (ETW) type I ontsluiten de ontwikkelingsgebieden die nog geen directe aansluiting hebben op een GOW. ETW type II ontsluiten de bedrijven op iedere ETW type I (bijvoorbeeld via visgraatstructuur, dit dient verder te worden uitgewerkt).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Figuur 3.1. DHV).
Voorkeursvariant wegontsluitingsstructuur van de Kanaalzone (bron:
Het onderzoek en de daarin geadviseerde voorkeursvariant moet bestuurlijk nog worden vastgesteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
20
3.2
Landschap
Landschappelijk heeft het oostelijk deel van de Koegorspolder nog de kenmerken van een jonge polder: grootschalig open agrarisch gebied met blokvormige en rechthoekige verkavelingspatronen en een strak ontsluitingspatroon. De plattelandswegen zijn niet beplant. Boombeplanting binnen het plangebied komt voor langs delen van de Koegorsstraat (beplanting beperkt mogelijk in verband met aanwezige leidingen) met name ter hoogte van de vuilstort en aan de zuid- en oostrand van het terrein van Yara Sluiskil B.V. langs de Kruisweg en de spoorlijn. Aan de zuidzijde, bij het Zijkanaal C, bevindt zich nog een landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle dijkrestant. In het plangebied en ook in de Koegorspolder liggen geen natuurgebieden met een formele status (te beschermen gebieden) of kleinschalige natuurelementen en het gebied vervult ook geen functie ten behoeve van de aanleg van nieuwe natuur en ontwikkeling van ecologische verbindingszones. Wel zijn in het gebied tussen de N61 en de noordelijke plangrens natuurwaarden geconstateerd (vogels).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Hoofdstuk 4
4.1
Milieuonderzoek
Planmer-plicht en aanpak planMER
Voor bedrijventerreinen geldt dat de milieuaspecten in een bestemmingsplan een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie op en rond bedrijventerreinen. Achtereenvolgens komen vervolgens in dit hoofdstuk de volgende milieuaspecten aan de orde:
milieuzonering bedrijvigheid ; externe veiligheid industrielawaai; wegverkeerslawaai; luchtkwaliteit; water; ecologie; cultuurhistorie en archeologie; klimaat en energie. kabels en leidingen; bodemkwaliteit;
Elk milieuaspect wordt in een separate paragraaf behandeld. Per milieuaspect wordt ingegaan op:
Het toetsingskader: eerst wordt bekeken wat het toetsingskader is waaraan het betreffende milieuaspect moet worden getoetst. Het onderzoek: vervolgens is het onderzoek opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie (zie paragraaf 4.2) en de milieueffecten van het voornemen/de beoogde ontwikkeling zoals in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De conclusie: elke paragraaf sluit af met een conclusie over de gevolgen van het milieuaspect voor dit bestemmingsplan.
Het milieuhoofdstuk is op een dusdanige manier opgesteld dat het tevens dient als planMER. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de planmer-plicht en aanpak van het planMER. 4.1.1
Planmer-plicht
De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:
Een mer-plicht voor plannen (planmer). Een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).
Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is:
De planmer gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Een planmer is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
22
1998 vereist is. De projectmer gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) van de overheid die de realisatie een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.
Het plangebied Sluiskil Oost biedt plaats aan relatief zware bedrijvigheid. Een deel van de bedrijven die de gemeente toelaat in dit bestemmingsplan is mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig in het kader van de procedures voor omgevingsvergunningen voor het in werking hebben van een inrichting. Dit bestemmingsplan vormt daarmee het kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld. Voor dit bestemmingsplan wordt een planMER opgesteld omdat het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt die in het kader van het omgevingsvergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn. Dit betekent het volgende:
in het kader van de omgevingsvergunning is een mer-beoordeling of projectmerprocedure voor dergelijke activiteiten nog steeds noodzakelijk: de opgestelde planMER verandert daar niets aan. De systematiek van het Besluit mer is dusdanig dat elk plan dat het kader biedt planmer-plichtig is, maar dat voor het uiteindelijk besluit dat de activiteit mogelijk maakt (in dit geval de omgevingsvergunning) een projectmer of mer-beoordeling noodzakelijk is. Wel is de vestiging van deze activiteit rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan: er hoeft te zijner tijd geen herziening van het bestemmingsplan met bijbehorende planMER meer plaats te vinden.
4.1.2
Reikwijdte en detailniveau
PlanMER geïntegreerd in het milieuhoofdstuk De vorm van een planMER is vrij en niet aan regels gebonden. In een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein wordt altijd al veel aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten. Dezelfde milieuaspecten dienen tevens te worden behandeld in het planMER. Om deze reden is ervoor gekozen om het milieuhoofdstuk in dit bestemmingsplan op een dusdanige manier vorm te geven dat het tevens als planMER fungeert. Hiermee wordt tevens bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van in verschillende hoofdstukken. In dit milieuhoofdstuk zijn de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in elke sectorale milieuparagraaf (met uitzondering van de paragrafen 4.2, 4.7 en 4.8) onder de subparagraaf "onderzoek" onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen. De paragraaf wordt afgesloten met een conclusie. Referentiesituatie De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook zullen plaatsvinden indien de uitvoering van het bestemmingsplan geen doorgang vindt. In de directe omgeving van het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die in dit kader van belang kunnen zijn. Plansituatie: milieueffecten voorgenomen activiteit De milieueffecten van het bestemmingsplan zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
In het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. De aanwezige bedrijven passen binnen de aangegeven milieuzonering. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de uitbreiding van Yara Sluiskil B.V. met 12 ha planologisch-juridisch geregeld. Hiervoor is op dit moment nog niet precies bekend welke mogelijk mer-(beoordelings)plichtige bedrijven zich in de toekomst binnen het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van die berdrijven zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidsisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera). In het kader van dit planMER is dan ook geen uitgebreid kwantitatief onderzoek verricht naar de effecten van specifieke bedrijfsactiviteiten. Op basis van beschikbare informatie over de milieusituatie in het gebied is inzicht gegeven in mogelijke gevolgen en noodzakelijke randvoorwaarden die bij toekomstige vestiging van mer-(beoordelings)plichtige bedrijven in acht dienen te worden genomen. Waar mogelijk en relevant zijn maatregelen beschreven om nadelige milieueffecten te voorkomen of te beperken. Rondom het bestaande bedrijventerrein is een geluidzone industrielawaai van kracht. Het bedrijventerrein is namelijk aangemerkt als een gezoneerd terrein4. Hoewel in het bestemmingsplan de gronden worden toegevoegd aan het gezoneerde terrein5, wordt de geluidszone niet gewijzigd.
4.2
Milieuzonering bedrijvigheid
4.2.1
Toetsingskader
Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied te voorkomen, is voor het zeehaven- en industrieterrein een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). Gelet op het bedrijfsmatige karakter van het plangebied, is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van deze staat wordt verwezen naar bijlage 2. 4.2.2
Onderzoek en conclusie
Richtafstanden Bij de milieuzonering wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden (zie tabel 4.1). Het zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost ligt ten oosten van de kern Sluiskil. Het Kanaal van Gent naar Terneuzen vormt een "natuurlijke" afscheiding. De dichtsbijgelegen woningen van Sluiskil bevinden zich op een afstand van ongeveer 200 m van het zeehaven- en industrieterrein. Op grotere afstand liggen ten (noord) oosten van het plangebied woningen van Spui, Magrette en Schapenbout.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
24
Tabel 4.1
Overzicht richtafstanden per milieucategorie
milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3
1.000
700
6
1.500
1.000
Algemene toelaatbaarheid Voor het gehele zeehaven- en industrieterrein zijn bedrijven mogelijk gemaakt, die behoren tot categorie 2 tot en met 4.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder ook Wgh-inrichtingen. Bij deze zonering is rekening gehouden met de woningen van Spui, Magrette en Schapenbout en de woonkern Sluiskil. Op de bedrijfspercelen van Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. worden of mogen bedrijfsactiviteiten uitgeoefend die zijn aan te merken als bedrijfsactiviteiten uit categorie 5 van de VNG-publicatie. Dit wordt aanvaardbaar geacht om de volgende redenen. a.
b.
c.
Het gaat niet om een nieuwe situatie maar om twee aanwezige bedrijven die werken met een omgevingsvergunning waarin al rekening is gehouden met de aanwezigheid van woningen in de kern Sluiskil. Ingeval van wijzigingen in de situatie (bijvoorbeeld in de bedrijfsvoering van Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. of van bedrijfsbeëindiging en nieuwvestiging van een ander bedrijf) zal te allen tijde rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van genoemde woningen. Het aspect geluid wordt afdoende bewaakt, omdat omgevingsvergunning voor dit terrein altijd worden getoetst aan de grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens en aan de vastgestelde maximaal toelaatbare geluidbelasting (MTG's) op woningen. (Het bewaken van de zone wordt uitgevoerd door de provincie Zeeland). Het aspect risico uit de Staat wordt afdoende bewaakt via milieuwetgeving met betrekking tot externe veiligheid (Bevi, BRZO 1999, Bevb, etc.).
Gezien de functie van het gebied zouden ook nieuwe bedrijven uit categorie 5 planologisch aanvaardbaar kunnen zijn. Deze worden echter niet rechtstreeks toegestaan, maar met een afwijkingsbevoegdheid (zie paragraaf 5.3). In de beoordeling zal naast de hiervoor vermelde milieurandvoorwaarden voor geluid en externe veiligheid moeten worden getoetst aan de richtafstanden voor geur en stof. Hierover wordt opgemerkt dat er zijn maar heel weinig bedrijven of bedrijfsactiviteiten uit categorie 5 waarvoor geur het maatgevend milieuaspect is. Een groot deel hiervan zijn bedrijven uit de voedingsmiddelenindustrie. Deze bedrijven zijn op grond van het beoogde bedrijvenprofiel (alleen bepaalde soorten kade- of havengebonden bedrijven en bedrijven etc. zijn gewenst) niet mogelijk. Bedrijven waarvoor stof het maatgevend milieuaspect is, zijn wel relevant. Deze bedrijven zullen adequate voorzieningen moeten treffen om stofoverlast in de kern te voorkomen. Het verkeersaspect zal in de praktijk niet van groot belang zijn, aangezien het Kanaal zorgt voor een natuurlijke scheiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Voor de beoogde uitbreiding van het zeehaven- en industrieterrein ten zuiden van het terrein van Yara Sluiskil B.V. geldt dat, nu het buurtschap Axelsche Sassing is geamoveerd, voldaan kan worden aan de richtafstanden. Voor de agrarische bedrijfswoning ten oosten van de uitbreiding wordt niet voldaan aan de richtafstand voor categorie 5 bedrijven (500 m). De afstand bedraagt 430 m. Gelet op het voornemen om op de beoogde uitbreiding met name contractors van Yara Sluiskil B.V. te vestigen, is de verwachting dat zich hier geen zware bedrijven zullen vestigen. Daarnaast acht de gemeente het van belang dat in het kader van de verdere ontwikkeling van de Koegorspolder op de langere termijn wordt gestreefd naar een volledige invulling van het zuidelijke terrein als zeehaven- en industrieterrein (inclusief amovering van de nabijgelegen agrarische bedrijfswoningen). Bevoegdheid tot afwijken Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een omgevingsvergunning om bedrijven toe te staan die zijn genoemd in ten hoogste categorie 5, mits deze bedrijven (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën. Ook is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein', mits deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de toegelaten bedrijven. Bedrijveninventarisatie De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (zie het overzicht in bijlage 3). Conclusie In het bestemmingsplan wordt onder andere door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Sectorale regelgeving (industrielawaai, externe veiligheid) is daarbij uitermate belangrijk. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de algemene toelaatbaarheid, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
26
4.3
Externe veiligheid
4.3.1
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van het aspect externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken6 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Een uitgebreid overzicht van de geldende wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is opgenomen in bijlage4. 4.3.2
Onderzoek en conclusie
Risicovolle bedrijven in het plangebied Referentiesituatie In het plangebied zijn drie risicovolle inrichtingen aanwezig: Yara Sluiskil B.V., Goes on Green (voorheen: Bio Fuel Additive Plant (BFAP1)) en het Spoorwegemplacement Axel Aansluiting. Daarnaast is ook het windturbinepark aan te merken als risicovolle inrichting (hierover later meer). Yara Sluiskil B.V. Yara Sluiskil B.V. is een niet-categoriale inrichting7, die conform het BRZO 19998 verplicht is elke vijf jaar de veiligheidssituatie voor omwonenden te beschrijven in een veiligheidsrapport, waarin ook een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) is opgenomen. Uit de QRA van mei 2008 blijkt dat wordt voldaan aan de criteria voor het PR volgens het Bevi9. In de huidige situatie (inclusief de nieuwe Ureum 7 fabriek) bevinden zich namelijk geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten bevinden binnen de maatgevende contouren van het PR (die met de kans 10-5 en 10-6). Aan de westzijde ligt de eerste bebouwing van de bebouwde kom van Sluiskil buiten de contour van het PR met de kans 10-6. Aan de oostzijde zijn nu geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aanwezig.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Figuur 4.1.
Risicocontouren Yara Sluiskil B.V. (Bron: TNO).
In opdracht van de gemeente heeft TNO ten behoeve van dit bestemmingsplan een QRA uitgevoerd voor Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil10. Uit de QRA blijkt tevens dat voor Yara Sluiskil B.V. in de huidige situatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het GR (waarde van 0,08 ten opzichte van de oriëntatiewaarde). Goes on Green (voorheen: Bio Fuel Additive Plant (BFAP1)) De BFAP1 staat als zelfstandige inrichting op het terrein van Heros Sluiskil B.V. In de inrichting wordt gebruik gemaakt van methanol. Door de opslag, transport en verwerking van methanol (meer dan 500 ton, maar minder dan 5.000 ton) valt het bedrijf onder de werking van het BRZO. Ten behoeve van de tweede fabriek voor de vervaardiging van biobrandstoffen is in opdracht van het bedrijf een veiligheidsstudie uitgevoerd11. Uit de studie blijkt dat zich binnen de contour van het PR met kans 10-6 voor de gehele inrichting geen kwetsbare objecten bevinden. Uit de hiervoor genoemde QRA van TNO blijkt dat in de huidige situatie voor Heros sprake is van een groepsrisico die 0.003 van de oriëntatiewaarde bedraagt. Hiermee wordt aan de oriënterende waarde voldaan. In de QRA is ook het destijds opgestelde rekenbestand voor het bepalen van de PR-contouren opnieuw doorgerekend. Hieruit blijkt dat de nieuwe contouren kleiner zijn dan de contouren zoals gepresenteerd in de hiervoor genoemde veiligheidsstudie.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
28
Figuur 4.2.
PR-contouren Heros Sluiskil/BFAP1 (bron: TNO).
Emplacement Axel-Aansluiting Het betreft het goederenspoorwegemplacement waarover hoofdzakelijk het transport van gevaarlijke stoffen afkomstig van het bedrijf Yara plaatsvindt. Dit spoorwegemplacement is aangewezen in het Bevi en het Revi als risicovolle inrichting. Het aantal transportbewegingen ter plaatse veroorzaakt geen contour van het PR met een kans van 10-6. Uit recent uitgevoerde berekeningen door AVIV12 blijkt dat voor dit emplacement ook geen GR aanwezig is, omdat het maximaal aantal slachtoffers kleiner is dan 10. Windturbinepark Windturbines zijn geen risicovolle bedrijven als bedoeld in het Bevi. Het Bevi is dan ook niet op het beoordelen van windturbines van toepassing. Windturbines dienen te voldoen aan de risiconormering uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling. Op grond van artikel 3.15a van het Activiteitenbesluit dient de maatgevende risicocontour van windturbines aan bepaalde normen te voldoen (PR 10-5 voor beperkt kwetsbare objecten en PR 10-6 voor kwetsbare objecten). In het kader van het "MER Bedrijventerrein Koegorspolder" is door de Nucleair Research & consultancy Group (NRG) onderzoek uitgevoerd naar risico's van de plaatsing van windturbines in de Koegorspolder13. Uit deze risicoanalyse blijkt het volgende.
De risicocontour van het PR met kans 10-6 bedraagt 130 m vanaf het hart van de mast van de windturbine.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
Gezien de geringe bevolkingsdichtheid in het gebied veroorzaken de windturbines geen GR, er is geen ongevalscenario denkbaar waarbij tengevolge van een ongeval met een windturbine tegelijkertijd 10 of meer personen betrokken kunnen zijn.
Door NRG is voorts berekend dat het maximaal risico aan de voet van elke windturbine minder dan 10-5 bedraagt. In de omgevingsvergunning die voor het oprichten en inwerking hebben van de windturbines op 11 januari 2005 is verleend, is hier ook van uitgegaan. Plansituatie Het voorliggende bestemmingsplan beoogt om een juridisch-planologisch kader te bieden voor de bestaande (risicovolle) bedrijven Yara Sluiskil B.V, Heros Sluiskil B.V. en het spoorwegemplacement inclusief de 12 ha van Yara ten zuiden van de Kruisweg die in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1976 een (uit te werken) bedrijfsbestemming heeft. Op grond van het Bevi moet dit evenwel als een nieuwe situatie worden beoordeeld. Plaatsgebonden risico (PR) Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe kwetsbare objecten niet mogelijk. Een uitzondering hierop zijn kwetsbare objecten die behoren tot de inrichtingen van Yara Sluiskil B.V. en 'Goes on green'. Echter, zoals hiervoor reeds aangegeven, worden deze kwetsbare objecten niet getoetst aan de contouren van het plaatsgebonden risico van deze bedrijven. In zoverre wordt in de nieuwe situatie voor wat betreft voor kwetsbare objecten zonder meer aan de maatgevende risicocontour van het PR (de contour met kans 10-6) en daarmee aan het Bevi voldaan. Het bestemmingsplan maakt wel de bouw van nieuwe beperkt kwetsbare objecten in het algemeen mogelijk. Immers, de gronden in het bestemmingsplan zijn bestemd voor (onder andere) gebouwen behorende bij zeehavengebonden bedrijvigheid. Voor zover deze beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van een andere risicovolle inrichting, worden deze op grond van het Bevi, niet aan de maatgevende contour van het PR (de contour met kans 10-5) getoetst. In zoverre wordt dan ook zonder meer aan het Bevi voldaan. Voor een klein deel van het plangebied, te weten het meest zuidoostelijke gedeelte gelegen tussen de Kruisweg en de Oostkade is de kans reëel dat dit terrein geen deel uit gaat maken van de inrichting van Yara Sluiskil B.V.. Dit is het geval indien hier andere bedrijven worden gevestigd die diensten verlenen en faciliteiten bieden aan (onder andere) Yara Sluiskil B.V.. Te denken valt aan contractors (bouw- en aannemingsbedrijven), transportfaciliteiten en – andere bedrijven. Voor zover op deze bedrijfspercelen beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd geldt de contour van het PR met kans 10-5 veroorzaakt door het bedrijf Yara als grenswaarde. Het is niet uit te sluiten dat, ten gevolge van nieuwe of gewijzigde bedrijfsactiviteiten van Yara, deze contour in de toekomst groter wordt. Om te voorkomen dat binnen deze contour beperkt kwetsbare objecten kunnen komen te liggen, is een bebouwingsvrije zone van 20 m (parallel lopend aan de Kruisweg) opgenomen waarbinnen enkel buitenopslag ten behoeve van categorie 2 tot en met 5 bedrijven mogelijk is. Hiermee wordt voldoende ruimte geboden aan het Yara Sluiskil B.V. om in de nabije toekomst nieuwe risicovolle bedrijfsactiviteiten te ontplooien. Overigens geldt bij vergroting van de contour van het PR met kans 10-6 dat deze niet over de woonbebouwing van Sluiskil mag komen te liggen. Binnen de hiervoor genoemde risicocontour van het PR met kans 10-6, worden in dit bestemmingsplan geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Beperkt kwetsbare objecten zijn wel mogelijk in dit bestemmingsplan. Deze voldoen aan de normstelling uit het handboek.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
30
Voor de windturbines geldt dat deze geen belemmeringen opleveren voor de bouw van nieuwe beperkt kwetsbare objecten in het plangebied. Groepsrisico (GR) Uit de QRA van TNO blijkt dat de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan vanwege Yara Sluiskil B.V. in geen geval zal leiden tot een overschrijding van de oriënterende waarde. Er is sprake van een toename van 0,08 naar 0,09 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Deze toename is minder dan 10%. Ingevolge het provinciale en gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is een uitgebreide verantwoording van het GR daarom niet nodig. Voor de 'Goes on Green' (BFAP1) valt uit de QRA van TNO op te maken dat de realisatie van voorliggende bestemmingsplan in geen geval zal leiden tot een overschrijding van deze oriënterende waarde, maar wel resulteert in een toename van het groepsrisico (van 0.003 naar 0.004 ten opzichte van de oriëntatiewaarde). Deze toename acht de gemeente marginaal (toename minder dan 10%). Aan het slot van deze paragraaf is een beknopte verantwoording van het GR opgenomen. Risicovolle bedrijven in de omgeving van het plangebied Referentiesituatie In de omgeving van het plangebied bevinden zich twee risicovolle inrichtingen, namelijk CZAV aan de Industrieweg Zuid en het Leisurecenter aan de Zeelandlaan/Koegorsstraat. CZAV is een opslagbedrijf, gespecialiseerd in de opslag van producten afkomstig en ten behoeve van de landbouw. Vergunning is verleend voor onder andere de bulkopslag van bestrijdingsmiddelen (omvang opslagruimte bedraagt 100 tot 200 m² met beschermingsniveau 3 op grond van de PGS 15). Het bedrijf valt om die reden binnen de werkingssfeer van het Revi. Ingevolge tabel 3 van de bijlage bij het Revi geldt een generieke contour voor het PR van 75 m. Deze contour valt buiten het plangebied. Het Leisurecenter is een risicovolle inrichting vanwege de aanwezigheid van ammoniakkoelinstallaties. De risicocontour van het PR met kans 10-6 is dusdanig klein dat deze voor het voorliggende bestemmingsplan Sluiskil Oost niet relevant is. Plansituatie Het plangebied bevindt zich buiten de maatgevende contour van het PR (de contouren met kans 10-6) van de CZAV Industrieweg Zuid. De risicocontour van deze inrichting staat dan ook niet in de weg aan de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Gezien de geringe bevolkingsdichtheid in het gebied is er naar verwachting geen GR. Vervoer van gevaarlijke stoffen Referentiesituatie In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het gaat zowel om vervoer over de weg (N61, N62, N252), het spoor, het water en door leidingen. AVIV heeft in opdracht van de gemeente inzicht gegeven in de veiligheidsrisico's die door het transport van risicovolle stoffen wordt veroorzaakt 14. Transport over het water Over het Kanaal van Gent naar Terneuzen vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen in binnenvaart- en zeeschepen. Het kanaal maakt onderdeel uit van het Basisnet Water en is aangewezen in de gewijzigde CRVGS. In het definitief ontwerp van het Basisnet Water is het kanaal aangeduid als een zeevaartcorridor met toetsingsafstand. Dit houdt in dat risicocontour PR 10-6 op het water ligt maar in de toekomst kan groeien tot de oeverlijn en dat het aandachtsgebied voor plasbranden is gelegen 40 m landwaarts vanaf de waterlijn. Concreet houdt _______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
dit in dat ter plaatse geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijnen mogelijk zijn. In het onderzoek van AVIV zijn de risico's van het transport over het kanaal niet opnieuw berekend. De risico's kunnen namelijk niet met de standaardapplicatie RBM II worden berekend, omdat het transport van gevaarlijke stoffen ook met zeeschepen plaatsvindt. De mogelijke aanvaringen tussen zeeschepen en binnenschepen gevolgd door uitstroming introduceren scenario's die niet in de standaard rekenmethodiek zijn verwerkt. Daarom zou met specifieke programmatuur gerekend moeten worden. Een landelijk rekenprotocol is wel beschikbaar15, maar nog niet definitief vastgesteld. Daarom is gebruik gemaakt van de resultaten van een eerder in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde veiligheidsstudie16. Ten aanzien van het GR geven noch het Basisnet Water noch de CRVGS een maat voor het invloedsgebied. Om het invloedsgebied te bepalen is daarom aangesloten bij de uitkomsten van de provinciale veiligheidsstudie. In deze studie is berekend dat de risicocontour PR 10-8 is gelegen op de kanaaloever. Aangenomen wordt dat de risicocontour 10-8 in grote lijnen overeenkomt met het invloedsgebied op basis van de 1%-letaliteitsgrens zoals genoemd in de CRVGS. Transport over het spoor Ten oosten van het plangebied is het spoorwegtracé Terneuzen Zuidzijde aansluiting – Axel Aansluiting gelegen. Over dit spoortracé vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen (hoofdzakelijk gevaarlijke stoffen afkomstig van het bedrijf Yara). Recente uitgevoerde berekeningen door AVIV laten zien dat met het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorbaan (baanvak 208) geen maatgevende risicocontour (contour van het PR met kans 10-6) samenhangt. Uit dit onderzoek blijkt dat met het transport van gevaarlijke stoffen over dit spoortracé ook geen GR samenhangt. Dit wil zeggen dat geen ongevalscenario's denkbaar zijn waarbij ten gevolge van een calamiteit meer dan 10 personen ineens betrokken kunnen zijn. Transport over de weg Over de nabij gelegen rijkswegen (N61 en N62) vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. Op grond van de gewijzigde CRVGS geldt voor deze wegen geen aan te houden veiligheidszone. De wegen vormen derhalve geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Ten aanzien van het GR geven noch het Basisnet Weg noch de CRVGS een maat voor het invloedsgebied. In het Basisnet Weg is enkel aangegeven dat een verantwoording van het GR achterwege kan blijven als het ruimtelijk plan zich op een grotere afstand bevindt dan 200 m vanaf de weg. Het plangebied bevindt zich op aanzienlijk grotere afstand van deze wegen, zodat een verantwoording van het GR buiten beschouwing kan blijven. Transport door buisleidingen In en nabij het plangebied bevinden zich diverse transportleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Deze leidingen zijn weergegeven in tabel 4.3. Het Bevb is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, voor zover die buisleidingen deel uitmaken van een inrichting. Aangezien alle buisleidingen bestemd voor het transport van aardgas in het plangebied deel uitmaken van de risicovolle inrichtingen Yara Sluiskil B.V. en de 'Goes on Green' (BFAP1), is het Bevb niet op deze aardgasleidingen van toepassing. Het Bevb is vooralsnog ook niet van toepassing op de overige buisleidingen in het plangebied. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
32
Daarom is aangesloten bij de circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie' (1991). In de circulaire is voor transportleidingen met een diameter kleiner dan 12 inch voor een K1-product, de toetsingsafstand vastgesteld. Voor de etheen-/propeenleidingen is een toetsingsafstand van 80 m van toepassing. Voor de stikstof-/zuurstofleiding is sprake van een toetsingsafstand van 0 m. Op grond van de circulaire behoeft het groepsrisico niet te worden beschouwd. In de huidige situatie wordt voor deze leidingen, althans voor de delen van het leidingtracé die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, voldaan aan de bebouwings- en toetsingsafstanden uit de genoemde circulaire. Plansituatie Transport over het water Het transport van gevaarlijke stoffen over het Kanaal van Gent naar Terneuzen vormt geen belemmering voor het plangebied. Het invloedsgebied voor het GR ligt op de oeverlijn. Als gevolg van eventuele ontwikkelingen in het plangebied zal er dan ook geen sprake zijn van een toename van het GR. Transport over het spoor Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor het plangebied langs dit traject. Voor dit spoortracé is geen GR aanwezig. Als gevolg van het bestemmingsplan zal er rondom het tracé geen sprake zijn van een toename van het GR. Transport over de weg Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg heeft geen consequenties voor de ontwikkeling van het plangebied. Voor de N61 en N62 gelden geen veiligheidsafstanden. Transport door buisleidingen De relevante leidingen binnen het plangebied en in de omgeving daarvan behoren voor een groot deel tot de inrichtingen op het terrein. Het toetsingskader hiervoor is de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting van de betreffende bedrijven. Bij de invulling van het plangebied dient met deze leidingen uiteraard rekening te worden gehouden. Voor de etheen-/propeenleidingen en de stikstof-/zuurstof leiding is van belang dat bij de verdere invulling van het plangebied de toetsingsafstand wordt aangehouden voor het realiseren van beperkt kwetsbare objecten. Dit is in dit bestemmingsplan verankerd door deze leidingen op de verbeelding op te nemen. Verantwoording groepsrisico De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat inzicht moet worden gegeven in de hoogte van het GR en dat ook rekening moet worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren met name de aspecten "zelfredzaamheid" en "bestrijdbaarheid". In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) om advies gevraagd. Het advies zal worden opgenomen in de bijlagen. Op grond van het provinciale en gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is, vanwege de geringe toename van het groepsrisico (minder dan 10%) geen uitgebreide verantwoording opgesteld. Omvang GR in huidige situatie In de voorgaande paragraaf is ingegaan op de hoogte van het GR binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. _______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Gevolgen bestemmingsplan voor het GR Het plangebied omvat het bestaande bedrijventerrein Sluiskil-Oost, inclusief een zuidelijke uitbreiding daarvan van circa 12 ha. De komende jaren zullen verschillende braakliggende delen van het gebied worden ingevuld, alsmede de zuidelijke uitbreiding ten behoeve van Yara Sluiskil B.V. Een groot deel van het plangebied heeft in het vigerend bestemmingsplan ook reeds een bedrijfsbestemming. Maatregelen ter beperking van het GR Bronmaatregelen om het GR rondom de bovengenoemde risicobronnen te beperken zijn niet te treffen in het kader van onderhavige ruimtelijke procedure. In het bestemmingsplan zijn waar mogelijk wel op andere manieren maatregelen getroffen om risico's te beperken:
Kwetsbare objecten en nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6-contouren rondom de Bevi-inrichtingen. Nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen is niet toegestaan binnen het plasbrandaandachtsgebied langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen(tot een afstand van 40 m vanaf de oever). In het hele plangebied worden geen zelfstandige kantoren toegestaan.
Bestrijdbaarheid De bereikbaarheid van het gebied is over het algemeen goed. Calamiteitenontsluitingen zijn aanwezig. Ook bluswatervoorzieningen zijn aanwezig. Zelfredzaamheid In het bestemmingsplan worden geen woningen en functies waar kwetsbare groepen mensen verblijven (zoals kinderdagverblijven, verpleegtehuizen en scholen) toegestaan. De zelfredzaamheid bij bedrijven met vaste medewerkers in werkplaatsen, productieruimten etc. (die regelmatig vluchtoefeningen krijgen en die geïnstrueerd kunnen worden) is in het algemeen hoog. De mensen die daar komen c.q. zijn, zijn in het algemeen bekend met de risico's. Ook weten zij dat de risico's om daar te zijn hoger zijn dan in een gebied zonder risicobronnen. Aangenomen mag worden dat werknemers daarom goed voorbereid zijn op een eventuele ramp en daarnaar kunnen handelen. Afweging Het bestemmingsplan Sluiskil-Oost is consoliderend van aard. De beperkte ontwikkeling die in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt leiden niet tot nieuwe knelpunten op het gebied van externe veiligheid of de verslechtering van bestaande knelpunten. Voor zover mogelijk zijn in het bestemmingsplan maatregelen vastgelegd ter beperking van het GR. De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, hebben niet tot nauwelijks gevolgen voor de hoogte van het GR rondom de verschillende risicobronnen. De zelfredzaamheid van de personen (werknemers) binnen het plangebied is over het algemeen ruim voldoende. De meeste maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten dienen op gebouwniveau te worden getroffen en kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient hieraan aandacht te worden besteed. Conclusie In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de regelgeving en het beleid over externe veiligheid. De toename van het GR wordt aanvaardbaar geacht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
34
4.4
Industrielawaai
4.4.1
Normstelling en beleid
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' of grote lawaaimakers genoemd - zijn nader genoemd in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit Omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege de gezamenlijke inrichtingen op het industrieterrein, met uitzondering van de geluidsbelasting vanwege de windturbines (conform art. 1b onder 2 van de Wgh), niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Bevoegd gezag voor het beheren van de geluidzones industrielawaai (zonebewaking) is de provincie. 4.4.2
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie Zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost is een gezoneerd industrieterrein. Voor het terrein en het nabijgelegen industrieterrein Stroodorpe-Oost (voorheen genaamd Kanaaleiland) is bij Koninklijk Besluit van 27 november 1990 een gezamenlijke zone vastgesteld. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is opgenomen op de verbeelding. Voor het terrein is een geluidszone vastgesteld die ruim om het gezoneerde terrein ligt (zie figuur 4.3).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Figuur 4.3. Grens gezoneerd industrieterrein Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost (roze arcering) en bijbehorende geluidzone industrielawaai. Na vaststelling van de geluidzone is in 1997 door Gedeputeerde Staten een geluidssaneringsprogramma vastgesteld. Voor bestaande woningen binnen de zone zijn maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) vastgesteld. Ten zuiden van het plangebied ligt het industrieterrein 'Axelse Vlakte II' waarvan de geluidszone (vastgesteld in 1997 en gedeeltelijk gewijzigd in 2008) over het zuidelijke deel van het plangebied Sluiskil-Oost ligt (zie figuur 4.4).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
36
Figuur 4.4. Grens gezoneerd industrieterrein Axelse vlakte II (geel vlak) en bijbehorende geluidzone industrielawaai (blauwe lijn). Ten noorden van het plangebied ligt het industrieterrein 'Oostelijke Kanaaloever/Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen' waarvan de geluidszone over het noordelijke puntje van het plangebied ligt (zie figuur 4.5). Deze zone is vastgesteld in 1989 en laatstelijk gewijzigd in september 2011.
Figuur 4.5. Fragment grens gezoneerd industrieterrein 'Oostelijke Kanaaloever/Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen' (blauwe lijn) en bijbehorende geluidzone industrielawaai (geel vlak).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
Plansituatie Gezoneerd industrieterrein In het kader van het bestemmingsplan voor Sluiskil-Oost zal de buitenste geluidszonegrens niet worden herzien. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein wordt wel beperkt gewijzigd. Zo wordt het uitbreidingsterrein ten noorden van Heros Sluiskil B.V. en een strook in het kanaal waar laad- en losactiviteiten plaatsvinden aan het reeds gezoneerde industrieterrein toegevoegd en worden de gronden van de gesloten stortplaatsen aan het gezoneerde terrein onttrokken. De wijziging heeft geen invloed op de geluidsbelasting in de woonomgeving. De geluidsbelasting van het uitbreidingsterrein is namelijk zo gering dat de geluidszone en de vastgestelde MTG's geen aanpassing behoeven. De onttrekking van de gronden van de gesloten stortplaats aan het gezoneerde terrein is gelegen in het feit dat deze gronden een groenbestemming krijgen en daardoor zogenoemde grote lawaaimakers op deze gronden zijn uitgesloten. Conclusie Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige bestemmingen of functies mogelijk gemaakt. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is vastgelegd op de verbeelding. De buitengrens van de geluidszone, die in zijn geheel buiten het plangebied is gelegen, blijft ongewijzigd. De geluidszone van Axelse Vlakte II en Oostelijke Kanaaloever/Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen zijn – voor zover deze binnen het plangebied zijn gelegen – opgenomen op de verbeelding.
4.5
Luchtkwaliteit
4.5.1
Normstelling en beleid
Bij opstellen van ruimtelijke plannen moet worden getoetst aan de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2. weergegeven zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009). De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.2.
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentra- 60 µg / m³ tie
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentra- 40 µg / m³ tie
vanaf 2015
jaargemiddelde concentra- 40 µg / m³ tie
vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM10)1)
24-uurgemiddelde centratie
grenswaarde
geldig
con- max. 35 keer p.j. meer vanaf 11 juni 2011 dan 50 µg / m³
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
38
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
De bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a). De concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1). Bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2). De bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c). Het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10. Een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen of een kantooroppervlak van 33.333 m² (langs één ontsluitingweg).
4.5.2
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie De concentraties luchtverontreinigende stoffen binnen het plangebied en in de omgeving daarvan worden bepaald door de achtergrondconcentratie, de bijdragen van wegverkeer, scheepvaartverkeer en bedrijvigheid. De achtergrondconcentraties (zoals opgenomen in het CAR II-programma, versie 10.0) zijn ter plaatse relatief laag. Voor stikstofdioxide NO2 gaat het om een jaargemiddelde concentratie van 17,4 µg / m³ in 2011 en 13,3 µg / m³ in 2020. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof in 2011 bedraagt 18,6 µg / m³ en 1 overschrijdingsdag van de daggemiddelde grenswaarde (met aftrek bijdrage zeezout). In 2020 gaat het om een jaargemiddelde achtergrondconcentratie van 16,4 µg / m³ en 0 overschrijdingsdagen van de daggemiddelde grenswaarde. De bijdrage als gevolg van het wegverkeer is beperkt, aangezien de verkeersintensiteiten op de belangrijkste ontsluitende wegen relatief laag zijn. Het scheepvaartverkeer en de bedrijven kunnen plaatselijk leiden tot een forse bijdrage aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. De achtergrondconcentraties zijn echter dermate laag, dat deze bijdragen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wlk. Plansituatie Op dit moment is nog niet bekend wat precies de aard en omvang van de uitbreiding (binnen en buiten het plangebied) van de bedrijven is. Op het moment dat er definitieve plannen zijn, worden de betreffende activiteiten in het milieuspoor getoetst aan de op dat moment geldende grenswaarden. Op basis van de luchtkwaliteitsituatie in het gebied zijn er geen knelpunten te verwachten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Ook in het aanvullend milieuonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Koegorspolder wordt ingegaan op de effect als gevolg van een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten buiten het plangebied17. De conclusie van dit (inmiddels enigszins gedateerde) onderzoek, luidt dat de uitbreiding een beperkte bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar dat dit niet zal leiden tot een overschrijding van grenswaarden. Conclusie De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.6
Water
4.6.1
Normstelling en beleid
Voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Scheldestromen verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Daarnaast is het waterschap verantwoordelijk voor het beheer van de hoofd- en regionale waterkeringen. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal een wateradvies afgeven in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg. Beleid Rijksbeleid Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het Inter-Provinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, de zeespiegelstijging, de bodemdaling en de toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Een en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Provinciaal beleid In het provinciaal Waterhuishoudingsplan is het provinciale waterbeleid op hoofdlijnen vastgesteld. Essentie van het plan is het streven naar duurzame watersystemen. Onderdelen uit het plan worden door het waterschap uitgewerkt in een waterbeheersplan. Ook wordt door provincie en waterschap een waterkansenkaart voorbereid teneinde uitvoering te geven aan de noodzaak van "ruimte voor water" (aangeven van gebieden geschikt voor het vasthouden en bergen van water). De Deelstroomgebiedsvisie Zeeland (2004) is een regionale uitwerking van het kabinetsstandpunt "Anders omgaan met Water".
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
40
In de deelstroomgebiedsvisie worden maatregelen genoemd om de bestaande waterproblematiek op te lossen. Hierbij wordt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt genomen. Behalve aandacht voor wateroverlast, wordt ook aandacht besteed aan waterkwaliteit, verdroging, verzilting en meervoudig ruimtegebruik. De Zeeuwse waterbeheerders het waterschap, Rijkswaterstaat en de provincie) hanteren de Zeeuwse Handreiking Watertoets (2005). De handreiking geeft de gemaakte afspraken weer over een goede afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de eisen die het watersysteem hieraan stelt. De handreiking geeft aan hoe de Zeeuwse waterbeheerders invulling geven aan de watertoets en aan welke criteria wordt getoetst. Waterschapsbeleid In het Waterbeheersplan 2010-2015 is het waterschapsbeleid uiteengezet voor de uitvoering van de waterbeheerstaken van het waterschap in de planperiode. Naast de reguliere werkvelden waterkwaliteit en -kwantiteit, zal er gewerkt worden aan een duurzaam watersysteem volgens de principes van het waterbeheer 21e eeuw. Hiernaast zal onder andere beleid rondom afkoppelen van verhard oppervlak en stedelijk waterbeheer duidelijk vastgelegd worden. Gemeentelijk beleid De gemeente Terneuzen heeft geen beleid geformuleerd dat specifiek is gericht op water in het plangebied. 4.6.2
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied van Sluiskil-Oost de volgende gegevens te ontlenen.
Het noordelijk deel van het plangebied is sterk zettingsgevoelig. Het zuidelijk deel is weinig zettingsgevoelig. Het plangebied staat onder invloed van zoute kwel; ook is er sprake van een zoetwatervoorraad (gering tot matige belvorming). Het gebied is aangeduid als minder geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Dat houdt in dat dit gebied kwetsbaar is in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke uitbreiding zijn in principe bijzondere aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen. Het perceel ligt niet in een aandachtsgebied vanuit water.
In deze waterparagraaf wordt beknopt ingegaan op de huidige situatie. Witteveen+Bos heeft in samenwerking met RBOI een studie uitgevoerd naar de waterhuishoudkundige effecten en maatregelen voor de gehele Koegorspolder. Hierbij is meerdere malen overleg gevoerd met het Waterschap Scheldestromen. De resultaten van deze studie zijn vastgelegd in het in 2002 vastgestelde MER. Van deze informatie is waar nodig, gebruik gemaakt. Huidige situatie bodem en water In deze waterparagraaf wordt beknopt ingegaan op de huidige situatie. Witteveen+Bos heeft in samenwerking met RBOI een studie uitgevoerd naar de waterhuishoudkundige effecten en maatregelen voor de gehele Koegorspolder. Hierbij is meerdere malen overleg gevoerd met het Waterschap Scheldestromen. De resultaten van deze studie zijn vastgelegd in het in 2002 vastgestelde MER. Van deze informatie is waar nodig, gebruik gemaakt.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Bodem De Koegorspolder is een jonge zeekleipolder, bestaande uit kalkrijke poldervaaggronden. In de lagere delen van de polder komen voornamelijk zware zavelgronden en lichte kleigronden voor. Daar waar zich kreekbeddingen of geulen in de ondergrond bevinden, bevat de bodem lichte zavel. Het maaiveld in het plangebied ligt gemiddeld op circa NAP +1 m. Langs kreken en kreekrestanten daalt het maaiveld plaatselijk tot ongeveer NAP-niveau. De kreekruggen zelf vormen hogere elementen in het landschap. Water De ontwatering in het plangebied is in het algemeen goed. In de zomer bevindt de grondwaterstand zich in het gehele plangebied meer dan 120 cm onder maaiveld. In het natte seizoen ligt de grondwaterstand in het noordelijk en zuidelijk deel 30 à 40 cm onder maaiveld, in de rest van het plangebied 40 à 80 cm onder maaiveld. Door het hoge waterpeil in het Kanaal van Gent naar Terneuzen (NAP +2,13 m) in vergelijking met de lagere peilen in het plangebied, is de stroming van het grondwater naar het oosten gericht. In de Koegorspolder treedt netto kwel op. De invloed van zoute kwel vanuit de Westerschelde is hierbij in de hele polder aanwezig. Als gevolg van deze zoute kwel uit de Westerschelde is het oppervlaktewater in de poldersloten zoet-brak (< 300 mg / l Cl). De Koegorspolder behoort tot het afwateringsgebied van Othene. Dit gebied watert via het uitwateringsgemaal / sluis Othene (ten oosten van Terneuzen) af op de Westerschelde. In de Koegorspolder zijn 2 peilgebieden aanwezig. Het in de praktijk gehandhaafde zomer- en winterpeil bedragen respectievelijk NAP –1,00 m en NAP –1,30 m. De terreinen van Heros en Yara vallen buiten de grenzen van het peilbesluit. Beide terreinen wateren via een leiding af naar de Westerschelde en op beide terreinen zijn bergings / bezinkvijvers aanwezig. Heros heeft een eigen waterzuiveringsinstallatie. Plansituatie Watersysteembeschrijving toekomstige situatie Als gevolg van de toekomstige, verdere ontwikkeling van de gehele Koegorspolder tot industrie- en bedrijvengebied, zal de waterstructuur grondig worden aangepast en moeten waterhuishoudkundige maatregelen worden ingepast. Voorliggend bestemmingsplan Sluiskil-Oost regelt echter alleen de huidige situatie van de bedrijven Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. Voor de toekomstige uitbreiding, die beide bedrijven zich wensen, is nog geen sprake van concrete en uitgewerkte plannen. Voorliggende waterparagraaf geeft daarom per waterhuishoudkundig criterium vooral randvoorwaarden voor toekomstige uitbreiding. Veiligheid De Industrieweg / Oostkade is een primaire waterkering. Bij de ontwikkelingen zal rekening worden gehouden met de status en regelgeving van deze waterkering ((ontwerp)Keur van het Waterschap Zeeuws Vlaanderen ). Verder heeft dit criterium een relatie met het criterium wateroverlast (zie hierna). Wateroverlast Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren" richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. De toename aan verharding in het plangebied moet worden gecompenseerd in de vorm van extra waterberging om wateroverlast te voorkomen. Hierbij wordt uitgegaan van de huidige normen van waterschap en provincie18. De bedrijven Yara en Heros zullen, in overleg met de _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
42
waterbeheerder, zorgdragen voor voldoende waterberging op eigen terrein. Riolering Heros heeft een eigen waterzuiveringsinstallatie. Yara beschikt tussen de goederenspoorlijn en de Koegorsstraat over een eigen bergings / bezinkvijver. Watervoorziening Niet van toepassing. Volksgezondheid Door bij het afkoppelen de "beslisboom" van het waterschap te hanteren, zal geen risico ten aanzien van de volksgezondheid ontstaan. Bodemdaling Niet van toepassing. (Grond)waterkwaliteit De huidige lage waterpeilen in de Koegorspolder bevorderen de kwel van brak grondwater naar de sloten. Wanneer de landbouwkundige functie in het plangebied in de toekomst komt te vervallen kan het onderscheid tussen zomer- en winterpeil worden opgeheven. Voor de nieuwe ontwikkelingen dient dan te worden uitgegaan van een drooglegging van 1,30 m. Door lokale ophoging van de lage delen tot minimaal NAP +0,5 m is het mogelijk het waterpeil op te zetten tot een peil van NAP –0,8 m en kan dan de brakke kwel enigszins worden teruggedrongen. Beheer en onderhoud Ingevolge de waterschapskeur dienen ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudsstroken in acht te worden genomen (afhankelijk van de detaillering één- of tweezijdig). Door deze stroken lager dan het omliggende maaiveld aan te leggen (bijvoorbeeld 0,5 m in plaats van 1,3 m boven het waterpeil) hebben de onderhoudsstroken in extreme situaties ook een bergende functie. Omdat verharding bij de onderhoudsstroken niet nodig is, kunnen ze deel uit maken van de groenstructuur. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. Er wordt een dubbelbestemming Waterstaat opgenomen voor de gronden binnen de (binnenste) beschermingszone van de primaire waterkering.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
4.7
Flora- en faunawet
4.7.1
Normstelling en beleid
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantingsof vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang). Er geen alternatief is. Geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11. De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, en slechts gedurende de periode, dat er wordt gebroed. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep. Nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.
De Flora- en faunawet is voor dit project van belang, omdat bij de voorbereiding van het project moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering niet in de weg staat. De toets heeft alleen betrekking op het plangebied waar een planologische wijziging wordt gerealiseerd. Dit betreft drie agrarische percelen in het zuidelijke deel van het plangebied, zie figuur 4.6. Op deze gronden is, uitgezonderd twee windturbines, geen bebouwing aanwezig. Deze gronden zijn in gebruik als akkerland. De aanwezige dijk met beplanting wordt gehandhaafd en krijgt een specifieke bestemming. Bij bouwwerkzaamheden en herinrichtingmaatregelen op het bestaande industrieterrein dient natuurlijk wel rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet, maar dat valt buiten de beoordeling in het kader van het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
44
Figuur 4.6. 4.7.2
Terrein met planologische functieverandering.
Onderzoek
Voor de bedrijfsgronden van Yara Sluiskil B.V. ten zuiden van de Kruisweg is in aanvulling op de uitgevoerde verkenning / inventarisatie in het kader van het MER een aanvullende natuurtoets uitgevoerd (2002). De inventarisatiegegevens van het MER zijn ouder dan vier jaar en dus niet meer bruikbaar voor een beoordeling in het kader van het bestemmingsplan. De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een veldverkenning op 22 juni 2010, een herhaling op 16-6-2011 en algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen / gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, en www.waarneming.nl) waarin waarnemingen zijn aangegeven. Planten Tijdens de veldverkenningen zijn geen beschermde soorten waargenomen. Voedselrijke akkers en bermen herbergen ook geen plantensoorten die staan vermeld op de lijsten van de Flora- en faunawet. Op het dijkrestant aan de zuidzijde, bij het Zijkanaal C, zijn evenmin geen beschermde soorten waargenomen, de beplanting geeft veel schaduw waardoor de dijk ongeschikt is voor een soort als marjolein. Vogels Broedvogels van akkerland, ruigten en bermen zijn te verwachten. Het betreft hier soorten als graspieper, scholekster, fazant, houtduif en mogelijk patrijs. Daarnaast komen er broedvogels voor die zijn gekoppeld aan boombeplanting (zwarte kraai, houtduif en mogelijk groene specht).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Het territorium van de steenuil zoals dat in 2002 is gekarteerd is zeker niet meer aanwezig. Er is geen geschikte nestplaats, zeer weinig variatie en het is te besloten. Er is ook een nieuwe entree van Yara Sluiskil B.V. en een keerlus voor vrachtwagens.
Figuur 4.7. karteerd.
Beeld van de locatie waar in 2002 een territorium van steenuil is ge-
Zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn sporen van mol en muizen waargenomen. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Mogelijk komt de veldspitsmuis voor in de ruige bermen van de dijk. Overige grondgebonden soorten van tabel 2 en 3 zijn in dit toch intensief gebruikte gebied niet te verwachten. Vooral de zone langs de wegbeplanting is aantrekkelijk als foerageergebied voor vleermuizen. Door het ontbreken van bebouwing heeft het gebied geen functie als kraamkamer of winterverblijf. Amfibieën Voedselrijk akkerland en bermen vormen voor de meeste amfibieën een onaantrekkelijk gebied. Op het motorcrossterrein op de Axelse vlakte ten westen van het Zijkanaal C (circa 1 kilometer afstand) is de soort in 2010 waargenomen (voortplantingslocatie). Overige soorten Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het tracé voldoet hier niet aan. In tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
46
Tabel 4.3. Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime Beschermingsregime Ffw tabel 1
Mol en muizen
4.7.3
tabel 2
geen
tabel 3
vogels
bijlage 1 AMvB
bijlage IV HR
geen
geen
cat. 1 t/m 4
cat. 5
overig
l
Diverse soorten
Toetsing
Voor de beoordeling zijn de volgende werkzaamheden relevant:
bouwrijp maken gronden; bouwen; in productie.
Bouwrijp maken gronden De werkzaamheden leiden mogelijk tot de verstoring van kleine zoogdieren, die aanwezig zijn in de bermen en de akker. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora en faunawet. Het biotoop van de veldspitsmuis op de dijk wordt niet aangetast, daar dit een beschermde bestemming krijgt. Door de werkzaamheden worden geen amfibieën verstoord, daar de werkzaamheden niet plaatsvinden in geschikt landbiotoop of voortplantingswater. Er is een kleine kans dat de rugstreeppad zich in het gebied gaat vestigen tijdens bouwwerkzaamheden. Door het treffen van mitigerende maatregelen (droog bouwterrein) is dit te voorkomen. Broedvogels mogen niet worden verstoord. Bouwen De bouwwerkzaamheden zullen niet leiden tot een kans op verstoring van beschermde soorten, indien de werkzaamheden aansluiten op het bouwrijp maken. Wel dient rekening te worden gehouden met de mogelijke vestiging van rugstreeppad in het voorjaar, indien er op delen van het terrein open water (bouwput of in rijsporen) aanwezig is. Het is dan ook noodzakelijk om op het bouwterrein geen open water te hebben. In productie Doordat het een uitbreiding betreft van een bestaand industrieel complex is er geen sprake van kans op verstoring van beschermde natuurwaarden als gevolg van het in gebruik nemen van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Er wordt gebruik gemaakt van dezelfde aan- en afvoerroutes en er zijn geen kwetsbare natuurgebieden in de directe omgeving aanwezig. 4.7.4
Conclusie
De Flora- en faunawet staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg omdat er geen beschermde soorten worden verstoord. Een ontheffing op grond van deze wet is niet nodig. Wel zal bij de uitvoering van werkzaamheden moeten worden gewerkt volgens het principe van "zorgvuldig handelen". Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook als geldt voor deze soorten een vrijstelling). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de gras- en oevervegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
4.8
Overige milieuthema's
Bodemkwaliteit Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Heros Op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein van Heros stond vroeger de cokesfabriek ACZC en op het noordelijk deel een woonwijk, die in de volksmond ook wel bekend stond als de Vogeltjesbuurt. Beide terreindelen zijn de afgelopen jaren volledig onderzocht. De grond van de voormalige cokesfabriek is ernstig verontreinigd met ondermeer PAK en minerale olie, terwijl het grondwater voornamelijk verontreinigd is met cyanide, naftaleen, vluchtige aromatische koolwaterstoffen en ammonium. Hiervoor is in 1998 en 2004 een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming afgegeven. De daarbij behorende beheersmaatregel betreft een eeuwigdurende grondwateronttrekking (om verspreiding van de verontreiniging buiten het zuidelijke terreindeel tegen te gaan) en een gedeeltelijk bovenafdichting. Via het monitoringssysteem wordt het functioneren van het onttrekkingssysteem jaarlijks gecontroleerd. In het saneringsplan is, in overleg met de gemeente Terneuzen, een bouwparagraaf opgenomen inzake toekomstige nieuwbouw. Een element hieruit is vrijstelling van nader toekomstig bodemonderzoek. Op het noordelijk deel is in 2002 een verontreinigde spot aangetroffen van minerale olie. Deze verontreiniging is in 2007 verwijderd. De bodem is thans geschikt voor industrieel gebruik. Yara Het terrein waarop de huidige fabrieken van Yara staan is gedeeltelijk verontreinigd. Bij nieuwbouw dient altijd aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd. Indien daaruit ernstige grondverontreinigingen aan het licht komen, worden deze in de regel verwijderd en vervangen door schone grond. De provincie geeft hiervoor de benodigde beschikkingen af dan wel kan volstaan met een zogenaamde BUS-meldingen. Het uitbreidingsterrein ten zuiden van de fabrieksinstallaties is onbebouwd en voor zover bekend al decennia lang in gebruik voor landbouwdoeleinden. Hier worden geen verontreinigingen verwacht in de grond. Wel zou het grondwater in meer of mindere mate verontreinigd kunnen zijn als gevolg van mogelijk verspreiding van de aangetroffen grondwaterverontreiniging op het bestaande fabrieksterrein. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
48
Voor de nieuwe activiteiten geldt als randvoorwaarde dat ze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). Alle nieuw te ontstane verontreinigingen dienen te worden verwijderd tot aan de streefwaarde (geheel schoon) op kosten van de veroorzaker. Voorschriften in de benodigde vergunning moeten voldoende waarborgen voor bescherming van de bodemkwaliteit bieden. Conclusie De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is voldoende vastgelegd. Deze vormt geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Leidingen Normstelling en beleid Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt:
Hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV en hoger. Buisleidingen voor transport van aardgas vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 50 mm; Buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 70 mm. Buisleidingen voor het transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken. Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter buiten de bebouwde kom. Buisleidingen voor transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger van het Waterschap Scheldestromen (hoofdtransportleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting).
Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd. In de ontwerp Structuurvisie Buisleidingen 2011 – 2035 wil het Rijk ruimte bieden aan toekomstige buisleidingen en zorg dragen voor het vrijhouden van ruimte voor de hoofdverbindingen van buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen. Deze vrij te houden leidingstroken zijn vastgelegd op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie. De op de visiekaart opgenomen leidingenstrook door de Koegorspolder ligt ruim 400 m ten noorden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied bevinden zich veel leidingen en hoogspanningsverbindingen. Een groot aantal daarvan is planologisch relevant. In tabel 4.4 is een nadere specificatie van deze leidingen (leidingbeheerder, druk en diameter opgenomen. Voor solitaire planologisch relevante leidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan geregeld moeten worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
Tabel 4.4. Overzicht planologisch relevante buisleidingen en hoogspanningskabels in het plangebied soort leiding
diameter en druk / leidingbeheerder spanning
Hoogspanningsverbinding
50 kV
Delta N.V.
Hoogspanningsverbinding
2 x 150 kV
Delta N.V.
Etheen-/propeenleiding
6 inch, 90 bar
Shell
Etheen-/propeenleiding
6 inch, 90 bar
Dow Benelux N.V.
Stikstof-/zuurstofleiding
10 inch, 79,9 bar
Air Products
Hoofdtransportleiding aardgas
8 inch, 40 bar
Gasunie
Hoofdtransportleiding aardgas
12 inch, 40 bar
Gasunie
Hoofdtransportleiding aardgas
16 inch, 67 bar
Gasunie
Hoofdtransportleiding aardgas
18 inch, 40 bar
Gasunie
Hoofdtransportleiding aardgas
750 mm, 67 bar
Gasunie
Koelwaterleiding
2100 mm
Yara Sluiskil B.V
Hoofdtransportleiding water (2x) 600 mm
Delta N.V.
Hoofdtransportleiding water met >400 mm industriële restwarmte
Zeeland Seaports, Yara en Visser & Smit Hanab
Kooldioxideleiding
Zeeland Seaports, Yara en Visser & Smit Hanab
< 400 mm
Voor en aantal van deze leidingen gelden op grond van wetgeving op het gebied van externe veiligheidsafstanden tot aan de 10-6 contour (zie paragraaf 4.3). Archeologie Beleid In de ruimtelijke ordening, milieueffectrapportages, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied moet rekening worden met het archeologisch erfgoed (Verdrag van Valletta, Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan 5 criteria te worden getoetst. 1.
2. 3.
4.
De Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze kaart geeft de wettelijk beschermde archeologische monumenten weer en de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) gewaardeerde gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde weer voor de bovenste (bovenste 1,2 m), dagzomende, bodemlaag. ARCHIS (Archis2). Dit is de landelijke database waarin alle recent uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondsten worden opgeslagen. Deze database geeft een indicatie van de vondsten die gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). In dit archief berusten de verslagen van alle in het verleden in Zeeland uitgevoerde bodemonderzoeken, gegevens over losse vondsten en dergelijke. Dit archief geeft een indicatie van de vondsten die in het verleden gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
50
5.
Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn, namelijk: a. pleistoceen: vanaf de Steentijd; b. hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd; c. Duinkerke II: vanaf de Middeleeuwen d. Duinkerke III; vanaf de Nieuwe tijd, lage of zeer lage trefkans.
Door Gedeputeerde Staten van Zeeland zijn in mei 2001 de Zeeuwse AMK en IKAW als archeologisch toetsingskader bij de beoordeling van de ruimtelijke plannen en projecten vastgesteld. Erfgoedverordening Terneuzen 2011 en interim-beleid archeologie De gemeenteraad heeft op 27 januari 2011 de Erfgoedverordening Terneuzen uit 2008 geactualiseerd en in samenhang daarmee de beleidsnota 'De onderste steen boven?' vastgesteld met daarin het interim-beleid voor het beleidsveld archeologie. In deze beleidsnota wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid eigen beleid te voeren voor archeologie, in afwachting van het beleid dat voor alle Zeeuwse gemeenten wordt opgesteld. Het interim-beleid is van kracht totdat het aspect archeologie goed is geregeld in de bestemmingsplannen. In bijlage 2 is een stroomschema interim-beleid opgenomen dat dient te worden afgelopen bij het opstellen van ruimtelijke plannen, de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunning in het kader van de Erfgoedverordening. Onderzoek In het onderhavige gebied bevindt zich geen (deel van een) terrein, dat op de AMK voor Zeeland aangegeven staat als een terrein van enige vastgestelde archeologische waarde. Op de IKAW is het plangebied grotendeels aangegeven als zijnde van een lage archeologische verwachtingswaarde, een kleiner deel zelfs van zeer lage verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat er een lage en zeer lage trefkans is op de aanwezigheid van archeologische resten. Toetsing van het plangebied aan gegevens in de database van ARCHIS en ZAA levert het volgende beeld op:
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Figuur 4.8.
Fragment kaart uit Archis 2
In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan geen Archiswaarnemingen en/of vondstmeldingen in het plangebied weergegeven. Wel zijn er enkele in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, t.w.:
Archiswaarnemingsnr. 426937, dat grenst aan de noordzijde van het plangebied, en betreft de vondst van zeer kleine vuursteensplinters. Deze zijn in 2008 tijdens een booronderzoek van de Universiteit Gent in de boor aangetroffen (op het kaartje staan de cijfers van deze waarneming door elkaar met de cijfers van een onderzoeksmeldingsnr.). Archiswaarnemingsnr. 408626 langs de Koegorsstraat heeft betrekking op de vondst van diverse bomen uit het prehistorische bos van Terneuzen. Archiswaarnemingsnr. 428401 betreft de vondst van een stenen kruik (in 1970) op een diepte van 2,2 meter.
Uit de geologische kaart van Van Rummelen blijkt dat het plangebied zich deels bevindt in een gebied met afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen. Dit geldt voor het noordwestelijke en oostelijke deel van het plangebied. Voor andere delen (zuidoosten en midden) zijn er afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op zwak geërodeerd pleistoceen aanwezig (DPo.3b). Voor het overige bestaat het plangebied uit kreekafzettingen van Duinkerke IIIb (Do.3b). Verwezen wordt naar figuur 4.9.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
52
Figuur 4.9.
Uitsnede kaart van Van Rummelen.
Op luchtfoto's zijn geen aanwijzingen voor archeologische resten zichtbaar. Voor het plangebied is het zodoende op grond van bovengenoemde constateringen niet noodzakelijk archeologisch onderzoek uit te voeren in het kader van de planontwikkeling. Niettemin is de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van het inrichtingsplan aan het licht komen. Binnen het plangebied kunnen namelijk bewoningssporen uit het vroeg Mesolithicum (8.800 - 7.100 vC) tot op een diepte van 18 m voorkomen. Concrete gegevens over eventuele diepe archeologische sporen zijn niet beschikbaar. Indien archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen, dan geldt daarvoor een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Eventuele archeologische vondsten en / of sporen tijdens de werkzaamheden dienen onverwijld te worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg en de gemeente Terneuzen. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Er behoeft geen archeologische bestemming met bijbehorende beschermde regeling te worden opgenomen. Overige cultuurhistorische waarden Het met bomen beplante dijkrestant in het zuiden van het plangebied, parallel aan de Industrieweg bij het Zijkanaal C, herinnert aan de ontstaansgeschiedenis van het gebied en heeft een cultuurhistorische waarde. Er is voor gekozen om de dijk te behouden en te voorzien van een beschermde regeling. In het gebied komt één rijksmonument voor (op het terrein van Yara Sluiskil). Voor het overige zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Aardkundige waarden Er komen in het plangebied geen bijzondere aardkundige waarden voor. Geurhinder De opslag en het proces van de via vrijstelling geregelde activiteiten bij Heros Sluiskil B.V. vinden geheel luchtdicht plaats. Daardoor ontstaat er geen emissie en kan er ook geen geur worden verspreid. De aard van de toegepaste en geproduceerde stoffen zijn ook niet relevant voor het ontstaan van geur rondom de installatie of de inrichting. Voor Yara Sluiskil B.V. zijn nog geen definitieve plannen bekend voor het gedeelte ten zuiden van de Kruisweg. Er kunnen dan ook nog geen uitspraken worden gedaan over eventuele gevolgen voor de geurbelasting in het studiegebied. Deze is sterk afhankelijk van de activiteiten ter plaatse van toekomstige bedrijfsactiviteiten en eventuele hinderbeperkende maatregelen die worden getroffen. Wegverkeerslawaai Er worden binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten (onder andere woningen) mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied worden ook geen nieuwe wegen of reconstructies van wegen voorzien. De verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied zal beperkt zijn. Om deze reden is er geen sprake van een relevante toename van de geluidsbelasting langs de ontsluitende wegen en van de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen. Spoorweglawaai De in het plangebied aanwezige spoorlijn is niet opgenomen in het zogenaamde Akoestisch spoorboekje. Derhalve gelden er geen geluidsnormen vanwege spoorweglawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
4.9
Conclusies milieuonderzoek
Uit het milieuonderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Dit bestemmingsplan vormt een kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is voor het bestemmingsplan een planMER opgesteld. In het bestemmingsplan wordt onder andere door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Sectorale regelgeving (industrielawaai, externe veiligheid) is daarbij uitermate belangrijk. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de algemene toelaatbaarheid, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de regelgeving en het beleid over externe veiligheid. Vanwege de functie van het zeehaven- en industrieterrein en de daarop aanwezige bedrijven (risicovolle inrichtingen) worden in dit bestemmingsplan geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Beperkt kwetsbare objecten zijn wel mogelijk in dit bestemmingsplan. Bestaande planologische relevante leidingen met een veiligheidsafstand zijn in het bestemmingsplan als zodanig bestemd en beschermd. De toename van het GR wordt aanvaardbaar geacht. Op grond van het provinciale en gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is, vanwege de geringe toename van het groepsrisico (minder dan 10%) geen uitgebreide verantwoording opgesteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
54
Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige bestemmingen of functies mogelijk gemaakt. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is vastgelegd op de verbeelding. De buitengrens van de geluidszone, die in zijn geheel buiten het plangebied is gelegen, blijft ongewijzigd. De geluidszone van Axelse Vlakte II en Oostelijke Kanaaloever/Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen zijn – voor zover deze binnen het plangebied zijn gelegen – opgenomen op de verbeelding. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Er wordt een dubbelbestemming Waterstaat opgenomen voor de gronden binnen de (binnenste) beschermingszone van de primaire waterkering. De Flora- en faunawet staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg omdat er geen beschermde soorten worden verstoord. Een ontheffing op grond van deze wet is niet nodig. Wel zal bij de uitvoering van werkzaamheden moeten worden gewerkt volgens het principe van "zorgvuldig handelen". De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is voldoende vastgelegd. Deze vormt geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. De planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen zijn in het bestemmingsplan bevestigd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Er behoeft geen archeologische bestemming met bijbehorende beschermde regeling te worden opgenomen. Er is voor gekozen om het met bomen beplante dijkrestant in het zuiden van het plangebied te voorzien van een beschermde regeling. Voor het overige komen in het plangebied geen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten voor die in het bestemmingsplan moeten worden beschermd. Voor het overige zijn er geen relevante milieuaspecten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
Hoofdstuk 5 Toelichting gisch-juridische regeling
op
de
planolo-
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (paragraaf 5.1.). Daarna wordt in paragraaf 5.2 ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 5.3.). Ten slotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotbepalingen toegelicht (paragrafen 5.4 en 5.5).
5.1
Wettelijk kader
Algemeen De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi. Daarnaast is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in een één nieuwe omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2008) In SVBP2008 zijn bindende afspraken voor de opbouw en de verbeelding van bestemmingsplannen vastgelegd, zowel voor het digitale als het analoge bestemmingsplan. De SVBP2008 heeft (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling. De inhoud blijft een zaak van het bevoegde gezag. De standaarden hebben evenmin betrekking op de toelichting op het bestemmingsplan, omdat deze geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
56
5.2
Opzet van de bestemmingsregeling
Hoewel in SVBP2008 het begrip plankaart voor digitale bestemmingsplannen is vervangen door verbeelding, wordt in het dagelijks taalgebruik het begrip plankaart nog gebruikt. Dit geldt vooral voor de analoge versie van een bestemmingsplan. De verbeelding bevat naast (soms wettelijk verplichte) verklaringen met een verduidelijkende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een verbeelding staan vermeld, zijn daarom terug te vinden in de regels. De meest recente Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) dient als basis voor de verbeelding. De GBKN geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, water, etc.) en ligt met dunne zwarte lijnen onder alle bestemmingen, aanvullende regelingen en aanduidingen op de verbeelding . Voor het weergeven van plangegevens op de verbeelding dienen de landelijke richtlijnen, als opgenomen in de SVBP2008, te worden gebruikt. Daarbij bestaat een verschil in de digitale verbeelding en analoge plankaart. De wettelijk geldende, digitale kaart bevat op het eerste oog minder informatie dan men gewend is. Verdere planinformatie zal door middel van klikken op objecten kunnen worden verkregen. De analoge plankaart moet alle te verbeelden informatie bevatten. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond. Op de verbeelding komt een groot aantal kleuren, lijnen, arceringen en symbolen voor. Om een duidelijk onderscheid te laten zien, is voor verschillende lijnsoorten, lijndiktes, arceringen en symbolen gekozen. De verbeelding van het bestemmingsplan moet een legenda bevatten. Dit is een verklaring van de gebruikte bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, lijnen, vlakken, kleuren, arceringen, coderingen en symbolen. In de legenda is de volgorde van de bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen alfabetisch. De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'BT-HA' voor 'Bedrijventerrein - Haven' en 'G' voor 'Groen'. Verder geldt het volgende:
Gebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht; Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een aanduiding waarmee hetzij ter plaatse van deze aanduiding een specifieke functie wordt aangegeven, zoals bijvoorbeeld 'wt' voor het mogelijk maken van een windturbine. Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum bouwhoogte en een bebouwingspercentage worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak. Ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren of gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een geluidzone).
Opzet regels De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald. In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven. Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsregels). Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing.
Ook voor het opstellen van een bestemmingsartikel is een vaste volgorde aangegeven:
bouwregels; nadere eisen; afwijking van de bouwregels; specifieke gebruiksregels; afwijking van de gebruiksregels; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden; wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsartikel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
5.3
Toelichting bestemmingen
In deze paragraaf worden deze bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht conform de voorgeschreven volgorde op het renvooi van de verbeelding. Bedrijventerrein-Haven (artikel 3) Voor het bestaande zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost en de uitbreiding daarvan door Yara Sluiskil B.V. in zuidelijke richting is gekozen voor de bestemming "Bedrijventerrein-Haven" (BT-HA). Binnen deze globale bestemming worden mogelijkheden geboden voor nagenoeg alle activiteiten en voorzieningen die met een zeehaven- en industrieterrein samenhangen, zoals bedrijfspercelen, droge en natte infrastructuur, energievoorzieningen en waterzuiveringen zonder dat de exacte positionering daarvan wordt vastgelegd. Segmentering In de "specifieke gebruiksregels" is de doelgroep van bedrijven aangegeven. Alleen kade- of havengebonden bedrijven zijn toegestaan en bedrijven die overwegend diensten verlenen voor in het plangebied aanwezige kade- en havengebonden bedrijven. Daarnaast is met SBI-codes19 uit de in dit plan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (zie hierna onder "Milieuzonering") een selectie van toelaatbare bedrijfssoorten gemaakt. Bedrijven die niet voldoen aan een van deze criteria zijn niet toelaatbaar. Hiermee wordt voorkomen dat de schaarse voorraad aan zeehaven- en industrieterrein verkeerd wordt gebruikt. Concreet houdt de regeling in dat bijvoorbeeld metaalbedrijven, die geen directe relatie hebben met het zeehaven- en industrieterrein zijn uitgesloten. Voor deze bedrijven zijn of komen andere bedrijventerreinen in de Kanaalzone beschikbaar (bijvoorbeeld het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Zuidpoort en het bedrijventerrein aan de Koegorsstraat). Het reeds aanwezige bedrijf Yara Sluiskil B.V. is volledig afhankelijk van de directe ligging aan het kanaal. Ook voor Heros Sluiskil B.V. is de directe bereikbaarheid voor (zee)schepen een zeer belangrijke vestigingsplaatsfactor. Beide bedrijven passen aldus in het segmenteringprofiel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
58
Binnen de bestemming zijn ook bepaalde bedrijven gericht op de productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water mogelijk gemaakt. Om te voorkomen dat de schaarse voorraad aan zeehaven- en industrieterrein wordt versnipperd door kleinschalige bedrijvigheid is de minimumoppervlakte voor bedrijfspercelen vastgelegd op 5.000 m². In plangebied zijn verschillende windturbines gebouwd. Deze locaties zijn voorzien van aanduidingen 'windturbine' (wt). Daarbuiten zijn geen windturbines toegestaan. Om de windturbines met elkaar te verbinden en om de opgewekte energie te kunnen afvoeren naar het elektriciteitsnet zijn voorzieningen voor windturbines en nutsvoorzieningen mogelijk gemaakt Milieuzonering Om hinder van het zeehaven- en industriegebied ten opzichte van de kern Sluiskil en de woningen van Spui, Magrette en Schapenbout zoveel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels (de bestemmingsomschrijving) gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. In deze staat, die deel uitmaakt van de regels, is het milieuaspect geluid niet opgenomen (dus ook geen richtafstanden) omdat dit aspect afdoende wordt geregeld in het zonebewakingssysteem (zie paragraaf 4.4.1). Voor het gehele zeehaven- en industrieterrein zijn bedrijven mogelijk gemaakt, die behoren tot categorie 2 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het grootste gedeelte van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten in het plangebied passen binnen deze milieuzonering. Bepaalde bestaande activiteiten van Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. zijn vanwege de milieuaspecten geur en gevaar echter ingeschaald in categorie 5. Deze activiteiten zijn positief bestemd door middel van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 3' (Yara) en 'specifieke vorm van bedrijf - 4' (Heros, BFAP1). In paragraaf 4.2 wordt de milieuzonering nader toegelicht. Omdat het indelen van bedrijven in categorieën niet zo genuanceerd kan gebeuren dat alle concrete vragen omtrent de toelaatbaarheid zijn opgelost, is in verband met de nodige flexibiliteit een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bedrijven uit ten hoogste categorie 5 kunnen worden toegelaten of bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Als voorwaarde geldt dan wel dat deze bedrijven gelet op de aard en invloed op de omgeving gelijk kunnen worden gesteld aan een bedrijf uit een rechtstreeks toelaatbare categorie. Geluidszone en beperkingen vanwege geluid De grens van het gezoneerde terrein Sluiskil-Oost / Stroodorpe-Oost is weergegeven op figuur 4.2. Voorkomen dient te worden dat één bedrijf een meer dan evenredig deel van de beschikbare geluidruimte opsoupeert. Dit risico is met name aanwezig bij bedrijven uit de categorie 5. In de toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2) is namelijk aangegeven dat voor bedrijven uit deze categorieën richtafstanden gelden van 500 tot 1.000 m. Het bewaken van de geluidzone geschiedt door de provincie in het kader van milieuwetgeving. Regeling externe veiligheid Voor Goes on Green Energy B.V., Yara Sluiskil B.V. en het spoorwegemplacement Axel-Aansluiting geldt dat dit risicovolle inrichtingen zijn. Echter voor alle gronden binnen deze bestemming geldt dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan. De risicocontouren zijn overigens niet op de verbeelding aangegeven aangezien deze binnen de planperiode (kunnen) worden herzien. In de regeling is uitgegaan van de huidige situatie, die wordt beschouwd als een "worst-case" scenario. In het geval van een verkleining van contouren, zijn in het bestemmingsplan afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee de beperkingen voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen de bestemmingen kunnen worden versoepeld.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Rondom de voor risicovolle inrichtingen bestemde gronden gelden beperkingen voor de toelaatbaarheid van kwetsbare objecten. Gelet op de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren is Yara het meest relevant voor de omgeving. In het gehele plangebied is de bouw van kwetsbare objecten uitgesloten. De bouw van beperkt kwetsbare objecten is alleen mogelijk gemaakt indien deze deel uitmaken van de in het plangebied aanwezige risicovolle inrichtingen. Voor een klein deel van het plangebied, namelijk in een strook van 20 m langs de zuidzijde van het bestaande terrein van Yara Sluiskil B.V., wordt de bouw van nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet mogelijk gemaakt. Aan deze gronden is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' toegekend. Bouwregels Binnen de bestemming "Bedrijventerrein-Haven" geldt een zo ruim mogelijk bouwregime. Op de verbeelding is de maximum bouwhoogte voor gebouwen met een aanduiding vastgelegd op 15 m, 25 m en 40 m. Omdat overkappingen vrijwel dezelfde ruimtelijke uitstraling hebben als gebouwen, wordt voor overkappingen aangesloten bij de hoogteregeling voor gebouwen. Voor het grootste deel van de bedrijven Yara Sluiskil B.V. (inclusief de uitbreiding aan zuidzijde) en voor (de bedrijven op het terrein van) Heros Sluiskil B.V. zijn gebouwen overkappingen toegestaan tot een bouwhoogte van 40 m. Deze hoogte is afgestemd op hoogte van enkele bestaande, centraal op de bedrijfspercelen gelegen bedrijfsgebouwen en voorgenomen bouwplannen.
de en de op
De bouwhoogte van 15 en 25 m is gelegd ten oosten van de goederenspoorlijn in het gebied. Hiermee wordt aangesloten op de (toekomstige) bouwhoogten op het naastgelegen bedrijventerrein Koegorsstraat. In de toekomst kunnen nog hogere gebouwen en overkappingen noodzakelijk zijn. In verband hiermee is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hogere gebouwen en overkappingen te kunnen realiseren (bouwhoogte tot ten hoogste 80 m.) Op het gedeelte van het terrein van Heros Sluiskil B.V. zijn enkele hogere gebouwen aanwezig (tot 72 m). Deze gebouwen vallen onder de werking van het artikel 14.2 (Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten.) Een silo voldoet in het algemeen niet aan de begripsbepaling voor een gebouw (zie artikel 1 Woningwet en artikel 1 lid 1.24 van de regels). Eventuele silo's kunnen echter een zodanige omvang hebben dat discussie hierover mogelijk is. Om deze reden zijn silo's in de bouwregels op dezelfde wijze benaderd als gebouwen. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 99 m. Op het terrein van Yara Sluiskil B.V. zijn reeds installatieonderdelen zoals absorptiekolommen en schoorstenen tot deze hoogte aanwezig. Van deze hoogte is afwijken niet mogelijk. Een overweging hierbij is dat bebouwing met een hoogte van 100 m of meer bij de Rijksluchtvaartdienst dient te worden gemeld, zodat een en ander op overzichtskaarten voor de luchtvaart wordt opgenomen. Verder zijn in de bouwregels minimumafstanden opgenomen van gebouwen, silo's, al dan niet gebouwen zijnde, en overkappingen tot perceelsgrenzen, hoofdontsluitingswegen en goederenspoorlijnen. Alleen langs de Oostkade mogen dergelijke bouwwerken tegen de perceelsgrens tevens de bouwgrens en de bestemmingsgrens worden gebouwd. Voor het bouwen op de kernzone van de waterkering (zie toelichting op artikel 12 Waterstaat) is ontheffing nodig van de Keur Waterschap Zeeuws-Vlaanderen 2009. Deze zal door het waterschap worden verleend mits de waterkeringsbelangen niet in het geding komen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
60
Bedrijfswoningen zijn vanuit milieuoogpunt niet toegestaan. Daarnaast kunnen bedrijfswoningen om vorenstaande redenen beperkingen opleggen aan de bedrijfsuitoefening van bedrijven, omdat bedrijfswoningen in het kader van milieuwetgeving worden aangemerkt als milieugevoelige functies. Specifieke gebruiksregels Naast de hiervoor beschreven specifieke gebruiksregels zijn nog enkele andere specifieke gebruiksregels opgenomen. Een daarvan is het verbod om op onbebouwde gronden in het uitbreidingsgebied van Heros Sluiskil B.V. en de eerder vermelde strook van 20 m ten zuiden van Yara Sluiskil B.V. goederen, puin, bagger- en grondspecie, en AVI-bodemassen en bouwstoffen en daarmee vergelijkbare op te slaan materialen en substanties op te slaan met een hoogte van meer dan 12,5 m +N.A.P. Voor het terrein van Heros Sluiskil B.V. komt deze eis voort uit landschappelijke overwegingen en verwachtingen die eerder zijn gewekt bij de leefgemeenschap van de kern Sluiskil. Groen (artikel 4) Groenvoorzieningen zijn binnen vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Voor enkele gronden is het evenwel gewenst om de geen ander gebruik dan groenvoorzieningen toe te staan. Het betreft de cultuurhistorisch waardevolle binnendijk, de afschermende groenstrook aan de noord- en westzijde van Heros Sluiskil B.V. en de voormalige stortplaats. De bestemming Groen is een globale bestemming waarbinnen onder andere ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Voor de voormalige vuilstortplaats is een aanduiding opgenomen met daaraan in de planregels gekoppeld een verbod voor het afgraven of roeren van de grond. Verkeer (artikel 5) De bestaande openbare wegen in het plangebied (Industrieweg, Oostkade en de Koegorsstraat, zijn bestemd tot Verkeer. Het gedeelte van de Industrieweg dat aan de openbaarheid is onttrokken is opgenomen in de bestemming Bedrijventerrein-Haven". Binnen deze bestemming zijn wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen mogelijk zonder dat de situering van genoemde elementen exact is vastgelegd. Verkeer - Railverkeer (artikel 6) De spoorlijn tussen Terneuzen en Axelse Vlakte is als zodanig bestemd (inclusief de aanduiding "risicovolle inrichting" voor het spoorwegemplacement 'Axel-Aansluiting'. De bestemming spreekt voor zich en behoeft daarom geen nadere toelichting. Water (artikel 7) De bestemming Water is toegekend aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen en aan Zijkanaal C. Bijzonderheid is dat binnen deze bestemming haven- en afmeervoorzieningen en waterstaatkundige voorzieningen mogen worden gebouwd. Leiding - Gas (artikel 8), Leiding - Hoogspanning (artikel 9) en Leiding - Water (artikel 10 ) De planologisch relevante buisleidingen en (ondergrondse) hoogspanningsverbindingen zijn als zodanig bestemd. Leidingen die op de terreinen liggen en onlosmakelijk deel uitmaken van de inrichtingen ("eigen leidingen") zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-Haven' geregeld. Door deze leidingen niet op de verbeelding aan te geven, is de ligging ervan niet planologisch vastgelegd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
De afweging of nieuwe functies en bebouwing binnen de bebouwings- en toetsingsafstanden uit de Circulaire aardgasleidingen 1984 en de Circulaire K1, K2 en K3-vloeistoffen (1991) aanvaardbaar zijn, vindt plaats in het kader van de milieuwetgeving die voor het bedrijf geldt. De planologisch relevante leidingen binnen de inrichting met een doorgaande transportfunctie (leidingen van derde partijen) en de leidingen die buiten de inrichting liggen, zijn geregeld met een dubbelbestemming. Deze leidingen vallen in alle gevallen samen met andere bestemmingen. Ten behoeve van de dubbelbestemmingen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst. De breedte van de dubbelbestemmingen is opgebouwd uit het werkelijke ruimtebeslag (de breedte van de leiding) en de bijbehorende belaste stroken (of zakelijk rechtstroken). Deze stroken hebben in het plangebied een breedte van 4 en 5 m aan weerszijden van de leidingen. Binnen de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' is onderscheid gemaakt in drie soorten gasleidingen: de aardgasleidingen, de etheen- en propeenleidingen en de zuurstof- en stikstofleiding. Dit is van belang in verband met risicowetgeving en -beleid. Het is niet nodig om binnen deze leidingen verder onderscheid te maken naar de druk en diameter omdat de hiermee samenhangende verschillende risicocontouren al zijn weergegeven met gebiedsaanduidingen op de verbeelding. Waarde - Cultuurhistorie (artikel 11) Voor het dijkrestant aan de zuidzijde (bij het Zijkanaal C) is de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie opgenomen. De bestemming heeft tot doel het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle dijk. De bescherming geschiedt door middel van een aanlegvergunningenstelsel. Waterstaat (artikel 12) De dijk langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen en Zijkanaal C heeft een waterkerende functie en daarom een dienovereenkomstige dubbelbestemming gekregen. Er is gekozen voor een dubbelbestemming omdat voor die gronden thans ook andere (bouw)bestemmingen aanwezig zijn of andere functies van belang zijn. De breedte van de bestemming Waterstaat is afgestemd op de kernzone zoals aangegeven in de Keur van het Waterschap Zeeuws - Vlaanderen. De kernzone omvat dat deel van de waterkering dat feitelijk voor de huidige veiligheid zorgt. Bij een dijk is dat derhalve het dijklichaam (de kunstmatige verhoging boven het maaiveld) inclusief de bermen. De bescherming van de waterkering is volgt uit de Keur van het waterschap. Omdat deze keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.
5.4
Toelichting op de algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 13) Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
62
Algemene bouwregels (artikel 14) Overschrijding bouwgrenzen (artikel 14.1) Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn. Bestaande afstanden met afwijkende maten (artikel 14.2) Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage. Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 15) Dit artikel is vooral van belang voor globale bestemmingen. Het is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan. Algemene aanduidingsregels (artikel 16) In dit artikel zijn verschillende gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze gebiedsaanduidingen vallen samen met diverse bestemmingen maar zijn niet aan te merken als dubbelbestemmingen. De volgende gebiedsaanduidingen zijn opgenomen voor industrielawaai:
'geluidzone - industrie - 1': Sluiskil-Oost / Stroodorpe-Oost; 'geluidzone - industrie - 2': Axelse Vlakte II; 'geluidzone - industrie - 3': Oostelijke Kanaaloever / Mr. F.J. Haarmanweg - Driewegen. 'gezoneerd industrieterrein': dit houdt verband met de aanwijzing van het zeehaven- en industrieterrein Sluiskil Oost als terrein waar belangrijke lawaaimakers kunnen worden gevestigd.
Binnen deze gebiedsaanduidingen zijn geen geluidgevoelige objecten toegestaan. De aanduiding 'veiligheidszone - leiding' houdt verband met de bestemming Leiding - Gas. Binnen de gebiedsaanduiding mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn. De bebouwingsafstanden voor de leidingen komen overeen met de afstanden uit de Circulaire aardgasleidingen (1984) en de Circulaire K1, K2 en K3-vloeistoffen (1991). Algemene afwijkingsregels (artikel 17) Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
Algemene wijzigingsregels (artikel 18) In lid 18.1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 14, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. Overige regels (artikel 19) Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (lid 19.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard20. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
5.5
Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
Overgangsrecht (artikel 20) Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 34 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 20.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 20.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
64
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
65
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Aangezien het om een hoofdzakelijke consoliderend bestemmingsplan gaat, wordt de financiële betrokkenheid van de gemeente bij mogelijke investeringen per geval afgewogen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Om die reden is het opstellen van een exploitatiebegroting achterwege gelaten. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
6.2
Resultaten vooroverleg met instanties
Het conceptontwerp van het bestemmingsplan d.d. 28 juni 2011 is op 7 juli 2011 zowel intern als extern uitgezet voor het maken van opmerkingen. Ter voorbereiding van de voor het gebied op te stellen planMER heeft de notitie Reikwijdte en Detailniveau vanaf 27 juli 2011 tot en met 7 september 2011 voor een ieder ter inzage gelegen. Hierbij bestond voor een ieder de mogelijkheid op deze notitie een zienswijze kenbaar te maken. Extern uitgezet is gebaseerd op artikel 3.1.1. van het Bro. Het conceptontwerp is toegezonden aan: 1. 2. 3. 4.
Gedeputeerde Staten van Zeeland; Inspectie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu; Waterschap Scheldestromen; Veiligheidsregio Zeeland.
Deze instanties hebben navolgende opmerkingen gemaakt: Opmerkingen
Reactie gemeente
1
Gedeputeerde Staten (brief d.d. 26 september 2011)
a
Het verdient aanbeveling om de kaders Aanbeveling is opgevolgd. en voorwaarden aan het einde van het hoofdstuk van de planmer samen te vatten.
b
De cultuurhistorische paragraaf ont- Het onderdeel cultuurhistorie is aan de breekt in de planmer, terwijl deze ver- planMER toegevoegd. Dit aspect heeft betrekking op het dijkje en eventuele cultuurplicht is. historisch waardevolle gebouwen in het plangebied.
c
De aanduiding 'risicovolle inrichtingen' Op de analoge plankaart was deze aanduiding ontbreekt op de analoge en digitale inderdaad weggevallen. De plankaart is aan-
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
66
Opmerkingen
Reactie gemeente
plankaart bij Yara en Heros, waardoor gepast. deze bedrijven zouden worden wegbestemd. (art. 3 lid 4, sub c) d
Artikel 3 id 3.4 sub b onder 2 maakt De regeling is aangepast, zodanig dat het kwetsbare of beperkt kwetsbare objec- verbod slechts geldt voor het toelaten van ten, die niet behoren tot een risicovolle kwetsbare inrichtingen. Beperkt kwetsbare inrichting, niet mogelijk binnen de be- inrichtingen blijven hierdoor wel mogelijk. stemming 'Bedrijventerrein-Haven'. Dit zou bestaande risicovolle inrichtingen en toekomstige ontwikkelingen blokkeren. Het verzoek is die regeling nader te bezien op haar gevolgen.
e
Artikel 16, lid 16.4 van de regels maakt Het voorstel is niet overgenomen, gelet op de afwijking mogelijk van artikel 16, lid 16.2 nu al aanwezige situatie met BIO2E. Deze (en lid 16.3). Het toepassen van deze inrichting is nu voor een deel gelegen binnen afwijkingsbevoegdheid acht men onge- de veiligheidszone van de gasleiding. Via een wenst. Het verzoek is deze bevoegdheid omgevingsvergunning moet een vergelijkbare alleen betrekking te laten hebben op lid ontwikkeling mogelijk blijven. Uitgangspunt is 16.3 (geluid). dat alle relevante aspecten – dus ook de belangen van de leiding – in een dergelijke procedure afgewogen worden. Gelet hierop wordt het wenselijk gevonden de bevoegdheid om af te wijken van lid 16.2 te handhaven. Afwijking van lid 16.3 is bij nader inzien juist niet gewenst. Deze bevoegdheid is dan ook geschrapt.
f
De windturbines zouden naast de be- De bouwplaat van de windmolen blijkt op 5 m lemmeringenstrook van de gasleiding van het hart van de gasleiding te liggen, dus staan, terwijl uit de plankaart blijkt dat 1 buiten de beschermingszone van deze leiding. turbine op de strook staat. Verzocht De verbeelding is aangepast. wordt de juistheid van deze locatieaanduiding na te gaan
g
Het onderzoek van AVIV naar de risico's De conclusies in het rapport van AVIV voor van het Emplacement Axel Aansluiting wat betreft het transport per spoor zijn in de ontbreekt. Uit de tekst blijkt dat er geen toelichting van het bestemmingsplan ver10-6 contouren zijn, wat afwijkt van de werkt. De risicokaart is achterhaald, wordt informatie op de Risicokaart. Hierover actueel gemaakt. dient duidelijkheid te komen.
h
Hoe recent zijn de gegevens die AVIV De gegevens dateren uit 2009. Verwezen heeft gebruikt voor het uitvoeren van wordt naar blz. 11 van het rapport van AVIV. berekeningen over de EV van het transport over de spoorbaan?
i
Wat is het doel van de strook grond met een breedte van 20m parallel aan de Kruisweg. Moet deze wel worden opgenomen?
Een beschermingsstrook voor Yara, om te voorkomen dat kwetsbare inrichtingen in dit gebied de bedrijfsvoering van Yara belemmeren. De 10-5 contour van Yara ligt ook tegen deze strook aan. Bovendien gelden voor deze strook ook belemmeringen vanuit de ter plaatse aanwezige hoogspannings- en gasleiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Opmerkingen
Reactie gemeente
j
Op pagina 33 is het beter om aan te Opmerking is overgenomen geven dat de buitenste geluidszonegrens niet wordt herzien. In de opsomming ontbreekt de uitbreiding van het gezoneerde industrieterrein met een deel van het kanaal Gent-Terneuzen.
k
Op de plankaart is het verschil tussen de De weergave wordt 'gestuurd' door de afgeluidszone van het industrieterrein spraken vanuit SVBP. Daaraan voldoet het Sluiskil-Oost en die van het industrie- kaartbeeld. In par. 5.4 van de plantoelichting terrein Axelse Vlakte II niet voldoende is toegelicht welke zone bij welk gebied hoort. onderscheidend aangegeven.
l
De beoogde activiteiten van Yara die op Is aangepast, ook aan de hand van de inblz. 14 van de toelichting worden ge- spraakreactie. noemd wijken af van de activiteiten genoemd op blz., 23.
m
De vraag is of het mogelijk moet worden Beleidsmatig wordt gekozen voor een ontgemaakt dat bedrijven in milieucategorie wikkeling als zeehavengebied. Om die ont5 zich vestigen op de uitbreidingslocatie wikkeling met enige realiteitszin mogelijk te van het bedrijventerrein, in relatie tot het maken moet het mogelijk worden gemaakt gestelde op blz. 23 van de toelichting dat zich bedrijven in een zware milieucategoover de richtafstand tot de agrarische rie ter plaatse kunnen vestigen. In die zin is de bedrijfswoning. Indien er door de ge- planologische houdbaarheid van een solitaire luidsruimte en de vastgestelde hogere woning beperkt. grenswaarden op woningen in de ge- Overigens wordt opgemerkt dat de gronden luidszone geen ruimte bestaat voor van het plangebied – inclusief de uitbreizware industrie, dan moet dit blijken uit dingslocatie - nu begrepen zijn in het bede toelichting en de onderbouwing van stemmingsplan 'Buitengebied 1976'. De het plan. gronden hebben in dit bestemmingsplan een bestemming 'Industrieterrein'. Behoudens een uitwerkingsplicht ex artikel 3.6 Wro (oud art 11 WRO), mogen op gronden met deze bestemming industriële activiteiten en/of havenactiviteiten ontwikkeld worden.
n
De voormalige vuilstortplaats heeft de Het verzoek is ingewilligd. Op de verbeelding bestemming 'groen', waardoor door de zal een aanduiding aangebracht worden, met bestemmingsomschrijving het ook mo- daaraan gekoppeld een aanlegverbod in de gelijk is de gronden te roeren of af te planregels. graven. Dit is ongewenst. Verzocht wordt deze mogelijkheden uit te sluiten en een verbod op te nemen tot het afgraven of roeren van de grond.
o
Er is nog onderzoek lopend om te bezien Dit zou alleen tot de mogelijkheden behoren of het mogelijk is de stortplaats, na indien de uitkomsten van dit lopende onderafdekken ervan, te doen medegebruiken. zoek uiterlijk begin december 2011 bekend Verzocht wordt dat medegebruik dan nog zijn. mee te nemen in het ontwerp van het bestemmingsplan of bij de vaststelling
p
Het verkeerskundige toekomstperspec- Allereerst wordt opgemerkt dat de studie nog tief klopt niet. Met de komst van de niet bestuurlijk is vastgesteld, maar alleen een Sluiskiltunnel en het verbreden van de mogelijke ontwikkelingsrichting voor de toe-
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
68
Opmerkingen
Reactie gemeente
Tractaatweg ontstaat een nieuwe komstige verkeersinfrastructuur nabij het hoofdwegenstructuur waar in het be- plangebied aangeeft. Ook voor de in de rapstemmingsplan rekening mee gehouden portage opgenomen varianten is nog geen moet worden. ZSP heeft samen met de bestuurlijke besluitvorming beschikbaar. gemeente een studie gedaan naar de Vooruitlopen in dit bestemmingsplan op de nieuwe wegenstructuur in de Kanaalzo- uitkomsten van de studie en besluitvorming ne. In het bestemmingsplan zou van de daarover zal in ieder geval niet plaatsvinden. conclusies van deze studie moeten In paragraaf 3.1 is alsnog aandacht besteed worden uitgegaan. Dan wordt ook dui- aan de verkeersstudie. Op basis van de daarin delijk dat er een nieuwe aansluiting op de beschreven voorkeursvariant komen er drie N62 bij Terneuzen komt, waarop de volwaardige aansluitingen op de Tractaatweg. interne wegenstructuur zal worden ont- Het is geen uitgangspunt dat het verkeer wikkeld (nieuwe gebiedsontsluitings- van/naar Yara via de nieuwe aansluiting bij weg). Het verkeer van Yara zal ook Terneuzen op de N62 wordt afgewikkeld. Dit daarop worden afgewikkeld. verkeer zal ook in de toekomst gebruik kunnen blijven maken van de aansluiting "Axelse Sassing". q
Niet aangegeven is hoe, bij bedrijven In het algemeen is stofhinder slechts voor met stof als maatgevende afstand, het enkele bedrijven/bedrijfsactiviteiten maattreffen van voorzieningen kan worden gevend. Dit geldt in ieder geval niet voor afgedwongen om stofoverlast in de kern bestaande bedrijvigheid Yara en Heros. Die te voorkomen. hebben geluidhinder als maatgevend aspect. Voor de huidige bedrijven in het plangebied geldt verder dat moet dit zijn geregeld in de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting (voorheen milieuvergunning). Voor nieuwe bedrijven en bedrijfsactiviteiten is de staat van bedrijfsactiviteiten het eerste globale toetsingskader. Daarin zijn verschillende categorieën opgenomen met een grote richtafstand tot milieugevoelige functies voor wat betreft het aspect stof. Aangezien in de staat wordt uitgegaan van een normale moderne bedrijfsvoering zullen deze bedrijven afhankelijk van de exacte situering van het bedrijf een extra inspanning moeten doen om stofoverlast in de kern Sluiskil te voorkomen. De opmerking is in zoverre terecht. Deze bedrijven zullen daarom niet rechtstreeks toelaatbaar worden gemaakt maar met een afwijkingsbevoegdheid. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. Afhankelijk of het voorkomen van stofoverlast in het milieuspoor goed kan worden geregeld, kan medewerking worden verleend aan nieuwe bedrijven en bedrijfsactiviteiten. Eventuele maatregelen die de bedrijven moeten nemen, worden geregeld in een omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting (eveneens milieuvergunning) aan de hand van de Ne-
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
Opmerkingen
Reactie gemeente derlandse emissierichtlijn lucht.
r
De tekst van bijlage 2 is zodanig gere- De gemeente heeft geen aanwijzingen dat de digeerd, dat het ook zou kunnen ge- bedrijven juist in een zwaardere milieucatebeuren dat bedrijven een minder mo- gorie zouden moeten worden ingeschaald. derne of verouderde bedrijfsvoering Voor de bestaande bedrijven gaat de gehebben, zodat die meer hinder geven en meente ervan uit zij werken met een moderne juist in een zwaardere milieucategorie bedrijfsvoering (ALARA). De bedrijven hebben moeten worden ingedeeld. Verzocht de afgelopen jaren namelijk stevig geïnveswordt na te gaan in hoeverre hiervan teerd in nieuwe bedrijfsonderdelen. De besprake is, dan wel te motiveren waarom drijfsvoering is vastgelegd in de omgevingshiervan geen sprake is of zal zijn. vergunning/ milieuvergunningen waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de kern Sluiskil.
s
Afgevraagd wordt of het mogelijk moet De afwijkingsbevoegdheid voor bedrijven in zijn om via een omgevingsvergunning een hogere milieucategorie wordt beperkt tot bedrijven toe te staan, die zijn genoemd ten hoogste categorie 5. Ook de toelichting op in ten hoogste 2 categorieën hoger dan dit punt is bijgesteld. Bij nader inzien wordt algemeen toelaatbaar. In de regels wordt het vestigen van een categorie 6 inrichting een afwijking met ten hoogste 1 mili- niet wenselijk gevonden. eucategorie mogelijk gemaakt. Toelichting en regels moeten op elkaar worden afgestemd.
t
Bij de uitwerking van het Programma Feitelijk zouden de uitkomsten van het onAanpak Stikstof (PAS) door rijk en pro- derzoek verwerkt moeten worden in de omvincies, blijkt dat de bedrijven in het gevingsvergunning/milieuvergunning voor het bestemmingsplan invloed kunnen heb- bedrijf. Mogelijk is wel om in het planMER met ben op de Zeeuwse Natura-2000 ge- de gegevens rekening te houden, mits deze bieden. Op dit ogenblik wordt de invloed uiterlijk in december 2011 beschikbaar zijn. van de stikstofdepositie van Yara en de Indien dit ertoe leidt dat in het bestemte bouwen biomassavergassingsinstalla- mingsplan (toelichting/regels) aanpassingen tie op Natura2000 gebieden onderzocht. doorgevoerd zouden moeten worden, dan Verzocht wordt de resultaten van het gaat de gemeente er van uit dat de provincie onderzoek te volgen en zo nodig in het hiervoor een passende compensatie biedt. bestemmingsplan te verwerken. Vertraging in het proces naar vaststelling van het bestemmingsplan wordt niet acceptabel gevonden. Overigens wordt opgemerkt dat de bestaande bedrijvigheid al zo zwaarwegend is dat toevoeging van nieuwe bedrijvigheid niet of nauwelijks effect zal hebben. Nieuwvestiging kan daarnaast prima via de systematiek van de Wabo geregeld worden, waarbij de problematiek van Stikstofuitstoot ook een afwegingscriterium in de ruimtelijke onderbouwing is.
u
In de toelichting (landschap) wordt de In het plan wordt deze 10-m strook inderdaad algemene norm voor een afschermende niet geregeld. Als gemeentelijk uitgangspunt groengordel van 10 m genoemd, maar in voor het gebied Koegorspolder geldt dat de het plan ontbreekt deze. Vooral de in- landschappelijke inpassing niet op perceelspassing van de uitbreiding van Yara in de niveau geregeld moet worden, maar langs de richting van de Koegorsstraat en het randen van de toekomstige Tractaatweg. Dit
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
70
Opmerkingen
Reactie gemeente
open gebied verdient aandacht.
uitgangspunt is ook toegepast in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Koegorsstraat.
v
De bestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' Deze regeling is ingevoerd. en het daaraan gekoppelde omgevingsvergunningenstelsel bieden onvoldoende bescherming voor de landschappelijke kwaliteit van het dijklichaam(dijklichaam met aanwezige boombeplanting). Verzocht wordt hiervoor een regeling op te nemen.
w
Bij Archeologie ontbreekt als toetsings- Dit is aangepast en de Archisvondst is verkader de geologische kaart van Van meld. Rummelen (in de tekst foutief bodemkaart genoemd). Dit zal de uitkomst van de toets nog kunnen veranderen, evenals de PM-post voor de SCEZ over Archis-vondstmeldingen.
2
Inspectie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu Geen reactie ontvangen
3
Waterschap Scheldestromen (brief 14 september 2011)
a
De bedrijven Heros en Yara lozen het Akkoord, opmerking is overgenomen. gezuiverde afvalwater op een transportleiding richting de Westerschelde. Verzocht wordt deze aanvulling toe te voegen onder "Water"
b
Verzocht wordt onder "Riolering" toe te Opmerking wordt overgenomen, hoewel de voegen dat veranderingen in het aanbod ruimtelijke relevantie van de opmerking niet op de transportleiding richting Wester- gezien wordt. schelde met het waterschap moeten worden afgestemd.
c
In het uitbreidingsgebied zijn alleen Opmerking is weliswaar begrijpelijk, maar randvoorwaarden opgenomen voor de wordt niet overgenomen. Het gebied heeft nu invulling ervan, terwijl de verhardings- ook al een bestemming 'Industrieterrein' in mogelijkheden omvangrijk zijn, en de het bestemmingsplan Buitengebied 1976. De gevolgen voor de waterhuishouding economische ontwikkeling van het gebied groot. Verzocht wordt deze uitbrei- dient snel en met zo min mogelijk aanvullende dingsmogelijkheid onder te brengen in procedures te kunnen plaatsvinden. In die een wijzigingsbevoegdheid. In deze visie past een wijzigingsbevoegdheid niet. wijzigingsbevoegdheid zou, naast de gestelde randvoorwaarden, ook een bepaling moeten worden opgenomen waarbij advies wordt gevraagd aan het waterschap over de waterhuishoudkundige situatie. Op deze manier is maatwerk mogelijk.
4
Veiligheidsregio Zeeland Geen reactie ontvangen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
6.3
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het plangebied heeft nagenoeg alleen betrekking op de gronden van Yara en van Heros. Deze beide bedrijven zijn ook in het voortraject van het bestemmingsplan betrokken bij de regeling. Ook het conceptontwerp van het bestemmingsplan van 28 juni 2011 is op 24 augustus 2011 met de beide bedrijven besproken. Dit heeft geleid tot onderstaande reacties. Opmerkingen
Reactie gemeente
Het plan zou een mogelijkheid moeten In de nog niet bestuurlijk vastgestelde bieden tot het aanleggen van een ont- DHV-rapportage 'Wegenstructuur Kanaalzone' sluitingsweg over de Baron Hypolithe van maart 2011 is de Baron Hypolithe Dhuardlaan richting Koegorsstraat. Het Dhuardlaan in beide varianten aangegeven. In tracé is nog onbekend. Die ontsluitings- het rapport wordt er blijkbaar van uitgegaan, weg zou niet alleen dienstig zijn voor dat het een bestaande weg zou zijn, wat niet hulpverleningsdiensten maar ook als geheel correct is. De weg loopt nu als partiontsluiting kunnen dienen voor culiere weg tot net over de spoorlijn en heeft woon-werkverkeer vanaf dat punt geen directe aansluiting op de Koegorsstraat. Over het verdere tracé van de weg naar de Koegorsstraat bestaat nu ook geen duidelijkheid, en evenmin over de wenselijkheid van een aansluiting op de Koegorsstraat. Daarover doet de DHV-rapportage geen uitspraak. Gelet hierop is het nu niet mogelijk om een verkeersbestemming aan te geven voor het vervolg van deze weg dan wel hiervoor een wijzigingsbevoegdheid in de planregels op te nemen Te zijner tijd, wanneer er meer duidelijkheid op dit punt zal zijn, zal hiervoor een afzonderlijke procedure gevoerd moeten worden. Op de plankaart lijkt de aanduiding van Dit is een bewuste keuze. Op de verbeelding de gasleiding bij de spoorlijn niet com- zijn alleen die leidingen aangegeven die buiten de inrichting liggen of vreemd zijn aan de pleet te zijn. inrichting. Binnen het bestemmingsvlak is de aanleg van leidingen ten behoeve van de inrichting rechtstreeks toegestaan. De aanduiding van de bestemmingsre- In het analoge plan is dit inderdaad onduidegeling op het noordelijke perceel mist. lijk, maar deze bestemming geldt voor het (BT-HA) gehele plangebied. Dit is in het digitale plan (= leidend) verifieerbaar. De loswal in het noordelijke deel van het Dit is gecorrigeerd op de verbeelding. plangebied is vergraven vanaf de insteek van het vm pontje. Deze gronden hebben nu nog een bedrijvenbestemming, wat "Water" zou moeten worden Op blz. 26 van de toelichting ontbreekt Dit is aangevuld in de toelichting. dat ook Heros waterberging(svijvers) heeft en niet alleen Yara. In de toelichting lijkt er onbalans te zijn Dit is aangepast tussen de activiteiten van Yara en de heel gedetailleerd beschreven activiteiten van _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
72
Opmerkingen
Reactie gemeente
Heros. V.w.b. het laatste graag aansluiten bij de omschrijving in de milieuvergunning (blz. 12 toelichting). V.w.b. Yara, dit bedrijf produceert ook chemicaliën voor milieutoepassingen en gebruik in de voedingsmiddelenindustrie. Ook zijn er op het terrein van Yara diverse aannemers gevestigd en installaties aanwezig voor de levering van CO2, restwarmte (Warmco) en deminwater (Evides) (blz. 11 toelichting) Er staat een misstelling in de plannen De toelichting is bijgesteld voor de ammoniakproductie en de uitbreiding ervan. Ureum 7 is de uitbreidingscomponent. Daarnaast is er niets nieuws in voorbereiding (blz. 13 toelichting) Op blz. 14 van de toelichting kan Ureum Is aangepast. 7/Warmco vervallen. Mogelijk hier de mogelijke productie van biogas vermelden. Op blz. 17 toelichting: De Kruisweg is Is aangepast. eigendom van Yara en al enige tijd onttrokken aan het openbaar verkeer. Het lijkt niet noodzakelijk om de vestiging De ontwikkelingsmogelijkheden in die strook van beperkt kwetsbare objecten in een grond worden al belemmerd door de bedeelgebied van de uitbreidingslocatie uit staande gasleiding en hoogspanningsleiding. te sluiten. Het terrein is eigendom van Bovendien ligt de 10-5 contour per jaar van Yara, en daarop te vestigen functies Yara nu al deels over het gebiedje aan. Het zullen een directe relatie met Yara heb- inwilligen van het verzoek zou het risico ben. Het slechts toekennen van een kunnen inhouden dat een kwetsbaar object in bestemming 'buitenopslag' aan een de toekomst de ontwikkelingsmogelijkheden strook grond van 20 m langs de Kruis- van het bedrijf Yara beperkt. Om dit te weg, staat een natuurlijke invulling van voorkomen wordt de huidige beperkte onthet terrein in de weg. Ook in de toelich- wikkelingsruimte van de strook grond geting (blz. 26 en 55 toelichting evt. aan- handhaafd. Verder is de eigendomsituatie niet doorslaggevend in de ruimtelijke ordening. passen en planregels op blz. 104/105) Voorkomen moet worden dat in toekomst een saneringsgeval ontstaat! Het is goed nog even te kijken naar de De definities zijn nog nagezien in het licht van toelichting in bijlage 2, v.w.b. definities het Bevi. Het betreft overigens bijlage 4. van kwetsbaar en beperkt kwetsbaar object. Artikel 3.1 onder d: Er zijn ook boven- De term "ondergrondse" is geschrapt uit deze planregel. grondse bergbezinkbassins. Artikel 3.3.5 onder c: Wat betekent het De betreffende bepaling kan inderdaad wordat er geen OMG verleend kan worden den geschrapt. De afweging of een nieuwe voor risicovolle inrichtingen. Het lijkt risicovolle inrichting kan worden toegelaten, vreemd, want op het terrein zijn nu ook al kan op grond van milieuwetgeving worden risicovolle inrichtingen. gemaakt. _______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
6.4
Ambtshalve aanpassingen
Na de inspraak en overlegprocedure zijn de volgende ambtshalve aanpassingen ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan doorgevoerd. 6.4.1 Aanpassing verbeelding De planidentificatie van het plan gewijzigd in NL.IMRO.0715.BPKGP04-ON01. Voor de bedrijfspercelen van Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. is de ondergrond van de verbeelding geactualiseerd. Ter hoogte van het bedrijfsperceel van Heros Sluiskil B.V. is een gedeelte van de kade weggegraven en aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen toegevoegd. De bedrijfsbestemming is omgezet in een waterbestemming. Ter hoogte van het emplacement, in de groen- en verkeersbestemming tussen het bedrijfsperceel van Yara en de bergings / bezinkvijver is een planologische relevante gasleiding, die is aangelegd voor Yara Sluiskil B.V., opgenomen. Aan de zuidzijde, vanaf het Yara terrein door de Koegorspolder naar de Autrichepolder, zijn twee waterleidingen (warmwater en retourleiding van WarmCO2) met bijbehorende belemmeringszone opgenomen (bestemming Leiding-Water). In verband met het aanpassen van de milieuzonering (hierover meer onder 'aanpassing regels') is de milieucategorie op de verbeelding verlaagd van ten hoogste 5 naar 4.2. Omdat Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V. ook voor andere milieuaspecten worden aangemerkt als een bedrijf uit categorie 5, zijn deze bedrijven/bedrijfsactiviteiten positief bestemd door middel van de aanduidingen (sb-3) en (sb-4) ('specifieke vorm van bedrijf 3' en 'specifieke vorm van bedrijf - 4'). 6.4.2 Aanpassing regels In artikel 1, lid 1.2, is de planidentificatie van het plan gewijzigd in NL.IMRO.0715.BPKGP04-ON01. Aan artikel 1 lid 1.11 is de volgende zinsnede toegevoegd 'of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht'. De begripsbepaling in artikel 1 lid 1.27 (gezoneerd industrieterrein) is geactualiseerd. In de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' vervangen door de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. In deze staat is het milieuaspect geluid niet meer opgenomen omdat ervan wordt uitgegaan dat dit aspect voldoende of zelfs beter wordt bewaakt met behulp van de geluidzone (zonebeheer/zonebewaking). Het vervangen van de staat heeft gevolgen voor artikel 1 lid 1.36, artikel 3 lid 3.1, lid 3.4 en lid 3.5.1 en bijlage 1 van de regels. Naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie is de direct toelaatbare milieucategorie verlaagd van ten hoogste 5 naar ten hoogste 4.2. Door deze aanpassing van de milieuzonering zijn er voor Yara Sluiskil B.V. en Heros Sluiskil B.V 'specifieke vorm van bedrijf - 3' en 'specifieke vorm van bedrijf - 4'. In artikel 3 lid 3.4 onder g en h is het woord 'onbebouwde' geschrapt. aart artikel 6 lid 6.1 onder b is de zinsnede 'ten dienste van de spoorwegen' toegevoegd. In artikel 8 lid 8.1 onder b en c zijn de maximale diameter en werkdruk opgenomen. In artikel 10 lid 10.1 is de zinsnede 'met een diameter van ten minste 400 mm 'opgenomen. Ter bescherming van de planologisch relevante leidingen zijn in de artikelen 8, 9 en 10 adviesverplichtingen opgenomen voor het bij een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. (Daarmee is de regeling afgestemd op het recent vastgestelde bestemmingsplan Koegorsstraat.)
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
74
In artikel 16 lid 16.4 is de verwijzing naar lid 16.3 geschrapt en is in de bepaling onder a het woord 'inrichtingen' gewijzigd in 'de leidingen'.
6.4.3
Aanpassing toelichting
Op verschillende plaatsen is de plantoelichting geactualiseerd en aangevuld (met onder andere afbeeldingen) . De belangrijkste aanpassingen hebben betrekking op paragrafen 2.1, 2.2, 4.2, 4.3.2, 4.4.2, 4.8 (leidingen overzicht en nieuw archeologiebeleid) en op hoofdstuk 5. Verder zijn in het gehele document zijn de begrippen 'plankaart' en 'milieuvergunning' vervangen door 'verbeelding' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde'. De aanpassingen van de toelichting hebben geen juridische betekenis.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
eindnoten
75
Eindnoten
1. Aanduiding 'Z' geeft aan dat dit terrein mede bestemd is voor bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder uitsluitend zijn toegestaan op zgn. (geluids)gezoneerde industrieterreinen. 2. Quickscan verkeersgeneratie Axelse Vlakte, 11 juni 2009, en Vervolgonderzoek Quickscan verkeersgeneratie Axelse Vlakte, 29 juli 2009, RBOI-Middelburg B.V., projectnummers 692.00824500 en 692.00824510. 3. Wegenstructuur Kanaalzone Advies over voorkeursvariant, concept maart 2011, DHV B.V 4. Dat wil zeggen een industrieterrein dat ruimte biedt voor inrichtingen die ingevolge de Wet geluidhinder in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. 5. Dit betreft de uitbreiding van Heros Sluiskil B.V. waarvoor vrijstellingen ex artikel 19 WRO zijn verleend 6. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 7. Dit zijn inrichtingen waarvoor het plaatsgebonden risico met een risicoberekening (QRA) dient te worden bepaald. 8. Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999. 9. TNO Bouw en Ondergrond, Kwantitatieve risicoanalyse Yara Sluiskil BV, d.d. mei 2008. 10. TNO, Groepsrisico voor de bestemmingsplannen Sluiskil Oost en Zandstraat te Sluiskil, 28 april 2011. 11. Veiligheidsstudie Bio Fuel Additive Plant Terneuzen, 2007.01.09/071262, 17 april 2008, Craft Management Consultants 12. AVIV, Externe veiligheid bestemmingsplannen Sluiskil-Oost en Sluiskil-Zandstraat, project 101919, 25 maart 2011. 13. Risicoanalyse Windpark Koegorspolder, 2001 14. AVIV, Externe veiligheid bestemmingsplannen Sluiskil-Oost en Sluiskil-Zandstraat, project 101919, 25 maart 2011. 15. DNV/AVIV, Risicoanalyse zee- en binnenvaart, het protocol, 2000. 16. AVIV, Risico-inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen Zeeland: Risicoanalyse Kanaal Gent-Terneuzen, document 05822, februari 2006. 17. Witteveen en Bos, Aanvullend milieuonderzoek voorontwerpbestemmingsplan Koegorspolder, d.d. 18 oktober 2006. 18. Uitgegaan wordt van een normbui met kans op voorkomen van 1 maal in de 100 jaar (75 mm per etmaal); de maximale waterafvoer uit het plangebied mag 10 mm/dag zijn. Het betreft een normbui met een herhalingstijd van 1 jaar en met een duur van 10 dagen (de herhalingstijd van 100 jaar is conform de normering regionale wateroverlast). In deze laatste neerslagreeks is de voorspelde toename van de neerslag opgenomen om de klimaatsveranderingen te verrekenen. Onder invloed van de neerslagreeks met een herhalingstijd van 100 jaar mag het waterpeil maximaal tot aan het maaiveld stijgen. Veiligheidshalve is 1,0 m peilstijging als maximum aangehouden. 19. SBI: Standaard Bedrijfsindeling. 20. Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
76
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
79
Bijlage 1
Beleidskader
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
80
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader 1. Inleiding Het zeehaven- en industriegebied Sluiskil-Oost ligt in het westelijk deel van de Koegorspolder. De planopgave voor de Koegorspolder is de ontwikkeling van een ruimtelijk samenhangend, veelzijdig en goed in de Kanaalzone passend bedrijfsgebied. Dit sluit aan op de beleidsvoornemens / doelstellingen die op de verschillende overheidsniveaus voor het gebied gelden. De geschiktheid van het gebied voor toevoeging aan het economisch kerngebied is onderkend en vastgelegd in beleidsdocumenten als Plan van Aanpak Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen, Intergemeentelijke Structuurvisie Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen, Nota Ruimte, het Omgevingsplan Zeeland, Structuurvisie Koegorspolder. In het navolgende worden in het kort de voor de planontwikkeling Koegorspolder relevante essenties uit deze (en andere beleidsdocumenten) vermeld.
2. Plan van Aanpak Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen (1992) In het Plan van Aanpak Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen (opgesteld in kader van het ROM-beleid) is voor het zeehaven- en industrieterrein Sluiskil-Oost en het aangrenzende gebied (gelegen tussen N61, Tractaatweg, Zijkanaal C) als gebiedsgerichte toekomstvisie vastgelegd het verbeteren van de ruimtelijke en milieusituatie. Uitvoering van het ROM-project Gebiedsgerichte Benadering Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen heeft plaatsgevonden door het treffen van milieumaatregelen door de bestaande bedrijven (geluidssanering, emissiereductie) en het amoveren van de woonbebouwing Axelsche Sassing en Koegorsstraat. Deze combinatie van terugdringen en beheersen van milieuhinder en reduceren van milieugevoelige functies heeft geleid tot het ontstaan van milieuruimte die ten goede komt aan het woon- en leefmilieu van met name de kern Sluiskil en deels (binnen vastgelegde randvoorwaarden en grenswaarden) kan worden benut voor ontwikkeling en uitbreiding van industrie en bedrijvigheid. Het ROM-project Kanaalzone is afgesloten in 2003. De Kanaalzone maakt zich inmiddels klaar voor een vervolg op de gebiedsgerichte aanpak. Opgave daarbij blijft het in goed (ruimtelijk en milieu) evenwicht verder ontwikkelen van bedrijven / industrie, wonen, infrastructuur, recreatie en natuur- en landschapsontwikkeling in de Kanaalzone.
3. Intergemeentelijke Structuurvisie Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen (1996) In de Intergemeentelijke Structuurvisie Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen, de tussenstap tussen Plan van Aanpak (visie) en streekplan / bestemmingsplannen (regeling) is de ontwikkelingsruimte voor de Kanaalzone nader uitgewerkt in een ruimteprogramma en een ruimtelijke hoofdstructuur. In die ruimtelijke hoofdstructuur is de Koegorspolder opgenomen als bestaand en verder te ontwikkelen industrie- en bedrijventerrein. De zone aan de oostzijde van de Tractaatweg is daarin opgenomen als onderdeel van de landschaps- en natuurontwikkeling binnen de totale Kanaalzone.
4. Structuurvisie Koegorspolder (2001) In aansluiting op het Plan van Aanpak, de IGS en het Streekplan Zeeland 1997 (inmiddels vervangen door het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012) en de diverse ontwikkelingen die zich in de Koegorspolder in de loop der jaren aandienen is door de gemeente de Structuurvisie Koegorspolder opgesteld. Deze Structuurvisie, door de gemeenteraad vastgesteld op 25-01-2001, geeft op structuurniveau de gemeentelijke visie op de diverse ruimtelijke- en functionele
ontwikkelingen in de Koegorspolder voor de middellange en lange termijn. Het daarin opgenomen baggerspeciedepot is inmiddels achterhaald.
5. Nota Ruimte, 2005 In de Nota Ruimte, 2005 is het nationaal ruimtelijk beleid tot 2010 vastgelegd, met een doorkijk naar 2030. In dit ruimtelijk rijksbeleid is de Zeeuwse Sloehaven-Kanaalzone aangemerkt als (één van de dertien) economisch kerngebieden in Nederland. Vooral door hun strategische ligging bevinden zich in de economische kerngebieden de belangrijkste concentraties van en potenties voor bedrijvigheid en werkgelegenheid. In het ruimtelijk beleid geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van deze gebieden. Voor het zeehavengebied Sloehaven-Kanaalzone gaat het met name om economische activiteiten op het gebied van chemie, metaal, Electro en scheepsbouwindustrie en (internationale) transport en logistiek. Andere voor het plangebied Koegorspolder belangrijke constateringen uit de Nota Ruimte zijn: de overname van de landelijke taakstelling uit de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW, 2001; namelijk een geplaatst vermogen windenergie van 1.500 MW in 2010 waarvan 205 MW in Zeeland) en de voorkeur voor plaatsing van (bundeling van) windturbines in combinatie met bedrijventerreinen en infrastructuur; de beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen / attracties in en rond de steden; de aanwijzing van Terneuzen (de Kanaalzone) als landbouwontwikkelingsgebied glastuinbouw. De windturbines zijn inmiddels gerealiseerd en het glastuinbouwgebied is in ontwikkeling.
6. Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 Het provinciaal ruimtelijke beleid is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. Dit ruimtelijk plan voor de gehele provincie integreert het beleid van de fysieke leefomgeving in één beleidsplan. Landschappelijke inpassing In het Omgevingsplan Zeeland geldt voor de landschappelijke inpassing als indicatie een algemene norm van een afschermende groengordel van 10 meter. In de praktijk kan hiervan gemotiveerd afgeweken worden om te komen tot gewenst maatwerk, zodat er altijd sprake zal zijn van een optimale landschappelijke inpassing. Bouwhoogte In het Omgevingsplan Zeeland zijn in relatie tot behoud en versterking van beeldkwaliteit maximale bouwhoogtes voor bouwwerken vastgelegd. Voor het zeehavengebied Sluiskil-Oost (gebied westelijk van de Koegorsstraat) geldt op voorhand geen maximale bouwhoogte. Wanneer aangetoond wordt dat de hoogte en massa van een bouwwerk niet zal leiden tot een aantasting van de kernkwaliteiten van het omliggende landschap en de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving, kan van de aangegeven hoogtes worden afgeweken. In het omgevingsplan zijn de volgende kernkwaliteiten van polderlandschap-dijkenlandschap aangegeven.
dijkenlandschap
-
-
karakteristiek patroon van binnendijken, veelal beplant(ronde lijnen) regelmatig patroon van rechte wegen met name in ZeeuwsVlaanderen direct aansluitend aan de dijken veel verspreid liggende kreekresten
nadrukkelijk aandacht voor versterking structuur van dijken (o.a. landschapsnetwerk) versterking van krekennetwerk door natuurontwikkeling, rond kreken behoud openheid
Nagegaan dient te worden of de uitbreiding plaats vindt in een gebied met bekende archeologische waarden of met een archeologische verwachtingswaarde. Deze toets aan mogelijke archeologische belangen is uitgevoerd en vermeld in paragraaf 4.7.
81
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
82
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn. Het aspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, aangezien dit milieuaspect, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder.
2. Toepassing Staat strieterrein'
van
Bedrijfsactiviteiten
'gezoneerd
indu-
Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (SvB 'gezoneerd industrieterrein') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van het milieuaspect geluid) op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. In de milieuzonering wordt echter geen rekening gehouden met het aspect geluid. De geluidsbelasting van de bedrijven op een gezoneerd industrieterrein wordt namelijk gereguleerd via de Wet geluid-
2
hinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en milieuvergunningverlening)1). Via deze wetgeving wordt zorg gedragen voor een goede afstemming tussen de geluidsbelasting van het industrieterrein (en de betreffende bedrijven) en de geluidgevoelige functies in de omgeving van het industrieterrein. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de SvB 'gezoneerd industrieterrein' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze drie richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB 'gezoneerd industrieterrein' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een gezoneerd industrieterrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een gezoneerd industrieterrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De SvB 'gezoneerd industrieterrein' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
1) De status van het bedrijventerrein als gezoneerd industrieterrein is ook in het bestemmingsplan opgenomen.
3
milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de SvB 'gezoneerd industrieterrein' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB 'gezoneerd industrieterrein' komt in vergaande mate overeen met de voorbeeldstaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Zoals reeds eerder is aangegeven is het milieuaspect geluid niet in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Vanwege de regulering van het geluidsaspect via de Wet geluidhinder, heeft de milieuzonering via de SvB 'gezoneerd industrieterrein' geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de (toch altijd globalere) milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder. In de toegepaste SvB 'gezoneerd industrieterrein' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBIcodes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de SvB 'bedrijventerrein' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrij-
4
venterrein en dus niet in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
3. Flexibiliteit De SvB 'gezoneerd industrieterrein' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' is verondersteld. In de regels kan daarom worden bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'gezoneerd industrieterrein' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Omdat in het plangebied Sluiskil Oost categorie 6 bedrijven niet gewenst zijn, is deze bevoegdheidbeperkt tot bedrijven uit ten hoogste categorie 5. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'gezoneerd industrieterrein' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SvB gezoneerd industrieterrein oktober 2010
1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
83
Bijlage 3 ven
Inventarisatie en inschaling bedrij-
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
84
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inventarisatie en inschaling bedrijven j a g Straat + nr.
Naam + aard bedrijf
S.B.I-code
Cat. S.v.B.
Totaal opgesteld motorisch vermogen
Algemene toelaatbaar-heid
Opmerkingen, bijzonderheden en/of klachten
Bestemmingsregeling
Industrieweg 10
Yara Sluiskil B.V. kunstmeststoffenfabriek (incl. contractors)
2415
5.1 vanwege geur en gevaar
thermisch vermogen van enkele honderden MW
4.2, inclusief wghinrichtingen
Risicovolle inrichting.
BT-HA (b=2-4.2) (sb – 3) (ri)
4.2, inclusief wghinrichtingen
gezam. capaciteit > 350.000 ton puin/jaar
BT-HA (b=2-4.2) (ri)
4.2, inclusief wghinrichtingen
Risicovolle inrichting. Verestering van plantaardige oliën en vetten in maximaal 250.000 ton biodiesel per
BT-HA (b=2-4.2) (sb – 4) (ri)
Z vanwege geluid Oostkade 5 (inclusief bedrijvenperceel Koegorsstraat)
Oostkade 5 (inclusief bedrijvenperceel Koegorsstraat)
Heros Sluiskil B.V. - recyclingbedrijf met breekinstallaties en shredder
37.1/ 37.2
Goes on green B.V. Biodiesel fabriek(BFAP1)
2414.2
3.2 vanwege stof Z vanwege geluid 5.1 vanwege geur Z vanwege geluid
jaar Oostkade 5 (inclusief bedrijvenperceel Koegorsstraat)
Lijnco: warmtekrachtkoppelinginstallatie
40 A5
3.2 vanwege gevaar
4.2, inclusief wghinrichtingen
BT-HA (b=2-4.2) (ri)
Oostkade 5
Bio2E Terneuzen B.V. Biomassacentrale
40 B1 40 B2
3.2 vanwege geur
4.2, inclusief wghinrichtingen
o.b.v. verwerking dierlijk afval
BT-HA (b=2-4.2) (ri)
Koegorspolder (ong.)
DIF Infrastructure Windturbinepark
40 F3
4.2 vanwege geluid *)
n.v.t.
4.2, inclusief wghinrichtingen
*) Categorie komt niet voor in S.v.B., inschaling gebaseerd op VNGbrochure
BT-HA (b=2-4.2) (ri) (wt)
ongenummerd
Spoorwegemplacement Axel aansluiting
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
V-RV (ri)
85
Bijlage 4
Externe veiligheid
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
86
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Beleidsvisie Externe Veiligheid provincie Zeeland Bij ruimtelijke plannen is op basis van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) en het gemeentelijke milieubeleid geen uitgebreide verantwoording van het GR noodzakelijk wanneer: a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen GR), of b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het GR zeer laag)1, of c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het GR marginaal is2. Als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, is dus wel een uitgebreide verantwoording van het GR vereist. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de aspecten: zelfredzaamheid van personen; beheersbaarheid van het ongeval; de resteffecten die overblijven als alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen. Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) Voor risicovolle bedrijven (inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi), inclusief de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna Revi) het toetsingskader. Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Grenswaarde richtwaarde voor (beperkt) kwetsbare objecten Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 12. Voor kwetsbare objecten dient de contour van het PR met kans 10 -6 als grenswaarde te worden aangehouden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour van het PR met kans 10-5 als grenswaarde. De contour van het PR met kans 10-6 is voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde waar, mits dat goed wordt onderbouwd, van kan worden afgeweken. Voorts is van belang dat risicovolle bedrijven van derden op grond van het Bevi buiten beschouwing worden gelaten bij de toetsing aan het PR. Dit wordt gerechtvaardigd doordat risicovolle bedrijven geacht worden om een goede
1
Tot een factor 10 onder de oriënterende waarde vereist de provincie geen uitgebreid onderzoek naar het groepsrisico.
2
Tot een toename van het groepsrisico van 10% beschouwt de provincie de toename als marginaal.
inschatting te maken van risico's die samenhangen met de bedrijfsvoering van henzelf en hun omgeving. Ten aanzien van het bepalen van het GR worden (beperkt) kwetsbare objecten behorende bij risicovolle bedrijven van derden betrokken. Definities van kwetsbaar en beperkt kwetsbare objecten Daarnaast geeft het Bevi definities van kwetsbaar en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere bedrijfsgebouwen en verblijfsterreinen waar op enig moment grotere groepen mensen kunnen verblijven. Onder grotere groepen mensen worden volgens de toelichting op het Bevi groepen van 50 personen of meer verstaan1. Andere bedrijfsgebouwen, zoals opslagloodsen en kleine werkplaatsen, zijn ingevolge het Bevi aan te merken als beperkt kwetsbare objecten. Naar de aard van het gebruik van deze gebouwen, is het niet aannemelijk dat in deze gebouwen tengevolge van een ongeval (met in dit geval een windturbine) grote groepen personen om kunnen komen. Op grond van het Bevi (artikel 1, lid 2) geldt nog ten aanzien van de toetsing aan het plaatsgebonden risico dat risicovolle inrichtingen niet als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object worden beschouwd voor andere risicovolle inrichtingen. Verder heeft de gemeenteraad in het kader van het bestemmingsplan beoordelingvrijheid over de vraag of een object als (beperkt) kwetsbaar object moet worden aangemerkt 2. Daar waar dit aan de orde is, wordt in de toetsing aangegeven waar een afweging omtrent de kwetsbaarheid van een bedrijfsgebouw tot een nadere afweging heeft geleid. Warmtekrachtinstallaties en centrales worden naar het oordeel van de gemeenteraad in geen geval aangemerkt als kwetsbare objecten, aangezien deze niet vergelijkbaar zijn met de in het Besluit externe veiligheid inrichtingen genoemde objecten met een hoge infrastructurele waarde (zoals een elektriciteitscentrale). De voormalige stortplaats wordt evenmin beschouwd als een (beperkt) kwetsbaar object aangezien hier nauwelijks mensen verblijven. Groepsrisico Het Bevi bevat geen norm voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt:
10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een rechte lijn door deze punten bepaalt de norm).
De verantwoordingsplicht geldt zowel voor bestaande als nieuwe situaties. Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO 1999) Het besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO 1999) stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Daarnaast wordt in het Brzo 1999 de wijze waarop de overheid daarop moet toezien geregeld. Provincies en gemeenten spelen hier als coördinerend bevoegd gezag Wet milieubeheer (Wm) een centrale rol.
1
Stb. 2004, 250, p. 28-29. Stb. 2004, 250, p. 28-29 en 61; zie ook de toelichting op de recente aanpassing van het Bevi (het zogenaamde Bevi II) Stb. 2008, 380, p. 11. 2
Windturbines Windturbines zijn geen risicovolle inrichtingen in de zin van het Bevi. Evenwel is het mogelijk dat ten gevolge van een ongeval met een windturbine een grootschalige calamiteit optreedt. In de huidige wet- en regelgeving is momenteel geen methodiek voor het beoordelen van veiligheidsrisico's rondom windturbines voorgeschreven. In de praktijk wordt daarom doorgaans de systematiek uit het Handboek Risicozonering Windturbines gehanteerd 1. In het handboek wordt qua normstelling voor windturbines aangesloten op de normstelling zoals die in het Bevi wordt toegepast voor risicovolle inrichtingen. Overigens is het de bedoeling dat het toetsingskader uit het handboek per 1 januari 2011 in het Activiteitenbesluit integraal wordt overgenomen. Bij het bepalen van het GR wordt in het geval van windturbines de contour van het PR met kans 10-8 gehanteerd als invloedsgebied gehanteerd. Vervoer van gevaarlijke stoffen Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in twee Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm) . Het gaat om het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb en Bevt zullen de NRVGS en de CRVGS gaan vervangen. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal naar verwachting in 2012 in werking treden. Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen De spanning tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid neemt toe (Nota Mobiliteit, 2005). Met het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (hierna: Basisnet) wordt een duurzaam evenwicht gecreëerd tussen deze belangen. Op dit moment wordt het Basisnet ontwikkeld. Voor hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door de wegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer op de wegen en ruimtelijke ontwikkelingen langs de wegen. Hierbij geldt dat beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgelegd in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Het Kanaal van Gent naar Terneuzen maakt onderdeel uit van het Basisnet Water. Hieraan kunnen nog geen rechten worden ontleend. Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. in de eerder genoemde Btev wordt het Basisnet vervolgens van een juridische basis voorzien. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Bevt, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS2. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die 1
H. Braam, G.J. van Mulekom & R.W. Smit, Handboek Risicozonering Windturbines, SenterNovem: Den Haag 2005. 2 Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907.
samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water houdt dit in dat voor de maatgevende contour voor het PR (10-6) ervan moet worden uitgegaan dat deze is gelegen op de oever van in de bijlage bij het CRVGS aangegeven vaarroutes. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is een bijlage aan het CRVGS toegevoegd waarin de maatgevende contour voor het PR (10-6) per wegvak is aangegeven. Voor het GR geldt voor zowel het vervoer over het water als over de weg een verantwoordingsplicht voor ruimtelijke plannen indien daardoor het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied wordt vergroot. Als invloedsgebied geldt de grootste afstand gemeten aan de hand van 1%-letaliteitsgrens. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor wordt momenteel gewerkt aan het Basisnet Spoor. De definitieve resultaten voor de risico's die samenhangen met het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor worden pas medio 2010 verwacht. In de eerder genoemde wijziging van de CRVGS is om die reden besloten om de risicobeoordeling rondom het spoor vooralsnog ongewijzigd te laten. Dit houdt in dat voor ruimtelijke plannen die zijn gelegen op een afstand van meer dan 200 meter van het betreffende spoortracé geen beperkingen gelden. Besluit Externe veiligheid Buisleidingen (Bevb) Op 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende ministeriele regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb), in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert, voor zover de afstanden bekend zijn, met deze nieuwe normstelling rekening te houden. Dit houdt in dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op grond van de hiervoor genoemde circulaires geldt een bebouwingsafstand van 4 of 5 meter.
regels
89
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Sluiskil-Oost van de gemeente Terneuzen. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat NL.IMRO.0715.BPKGP04-ON01 met de bijbehorende regels. 1.3
in
het
GML-bestand
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.6
antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.7
bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. 1.9
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.10 beperkt kwetsbare objecten a. Verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
90
b. c. d. e. f. g. h.
i.
Kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen. Kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zijn niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.11
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.12
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.13
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.15
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.16
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.17
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.18
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel. 1.19
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
91
1.20
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.21
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.22
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid. 1.23
dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.24
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.25
geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 1.26
geluidszone - industrie
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. 1.27
gezoneerd industrieterrein
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.28
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie. 1.29 kwetsbare objecten a. Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens die als beperkt kwetsbaar object zijn aangemerkt. b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen. c. Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in elk geval behoren:
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
92
4. 5.
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object of; complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar. 1.30
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.31
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.32
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 1.33 peil a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt. b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water. c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.34
pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport. 1.35
risicovolle inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.36
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein" die van deze regels onderdeel uitmaakt. 1.37
Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.38
windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
93
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7
hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.8
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10
vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
94
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
95
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijventerrein-Haven
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein-Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
c.
d. e.
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 - 4.2': bedrijven uit categorie 2 tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': uitsluitend opslagactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot categorie 2 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein" . Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 3' en 'specifieke vorm van bedrijf - 4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein': aanduiding
SBI-code
uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf - 3
2415
5.1
specifieke vorm van bedrijf - 4
2414.2
5.1
Buisleidingen en ondergrondse hoogspanningsverbindingen ten behoeve van de onder a en c bedoelde bedrijven. Bij deze bestemming horende voorzieningen zoals wegen, groenvoorzieningen, water en andere op een bedrijventerrein voorkomende functies, zoals parkeervoorzieningen, laaden losvoorzieningen, interne goederenspoorlijnen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor windturbines, waterinfiltratie en –transportvoorzieningen, bergbezinkbassins, waterzuiveringsinrichtingen.
3.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Algemeen a. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. b. Windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'. 3.2.2 a. De 1. 2. 3.
Afstanden afstand van gebouwen, silo's en overkappingen tot: de perceelsgrens bedraagt ten minste 10 m; de as van een openbaar toegankelijke ontsluitingsweg bedraagt ten minste 25 m; een goederenspoorlijn bedraagt ten minste 10 m;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
96
met dien verstande dat bedoelde bouwwerken langs de Oostkade tegen de perceelsgrens tevens de bouwgrens mogen worden gebouwd. 3.2.3 Oppervlakten a. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel; b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van een vlak met de aanduiding 'windturbine' bedraagt ten hoogste 25 m². 3.2.4 Bouwhoogten a. De bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste: 1. van gebouwen, silo's en overkappingen: de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; 2. van hijskranen: 60 m; 3. van windturbines: 120 m; 4. van terreinafscheidingen 3 m; 5. schoorstenen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 99 m. 3.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.4. onder a sub 1, met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d.
3.4
Ter plaatse waar met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een bouwhoogte van 25 m is toegestaan, bedraagt de bouwhoogte na afwijken ten hoogste 40 m. Ter plaatse waar met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een bouwhoogte van 40 m is toegestaan, bedraagt de bouwhoogte na afwijken ten hoogste 80 m. De hoogte moet noodzakelijk zijn uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering. Aangetoond is dat het bouwvolume waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend niet binnen de rechtstreeks toelaatbare bouwgrenzen kan worden gerealiseerd. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a.
Uitsluitend de volgende bedrijven zijn toegestaan: 1. kade- of havengebonden bedrijven; 2. bedrijven die uitsluitend of overwegend diensten verlenen voor ter plaatse aanwezige kade- en havengebonden bedrijven; 3. overige bedrijven en bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' voor zover deze daarin zijn aanduid met de SBI-codes 15.1. 23, 24, 27, 28, 29, 34, 35, 37, 40, 51, 63 en 90;
met uitzondering van:
b.
c. d. e.
4. kolengestookte installaties met een vermogen van 75 MWth of meer; 5. kerncentrales. De volgende overige functies zijn niet toegestaan: 1. bedrijfswoningen; 2. Kwetsbare objecten. Risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichtingen'. Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' zijn uitsluitend windturbines met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. De oppervlakte van een perceel van één bedrijf bedraagt ten minste 5.000 m².
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
97
f. g.
h.
Opslag van goederen in de zone tussen gebouwen en de openbare weg is niet toegestaan. Het is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': gronden te gebruiken voor de opslag van goederen, puin, bagger- en grondspecie, AVI-bodemassen en bouwstoffen daarmee vergelijkbare materialen en substanties met een hoogte van meer dan 12,5 m +N.A.P.. Het is niet toegestaan gronden die zijn gelegen vóór de voorgevel van gebouwen en binnen een afstand van 5 m langs de openbare weg te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen en als opslagplaats voor baggerspecie.
3.5 3.5.1
Afwijken van de gebruiksregels Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 : a.
b.
Om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 5 voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd. Om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
98
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
Groenvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – voormalige vuilstortplaats': een voormalige vuilstortplaats. Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, en voet- en fietspaden, waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, nutsvoorzieningen.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c. d.
Op deze gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m². De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – voormalige vuilstortplaats' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e.
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het aanbrengen, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
4.3.2
Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.3.3
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de voormalige vuilstortplaats niet wordt of kan worden aangetast en geen verspreiding van verontreinigingen of gestort afval plaatsvindt of kan plaatsvinden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
99
Artikel 5 5.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
5.2
Wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c. d.
Op deze gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m². De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 10 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
100
Artikel 6 6.1
Verkeer - Railverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
6.2
Spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen. Ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichtingen': tevens voor risicovolle inrichtingen ten dienste van de spoorwegen. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c. d.
Op deze gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m². De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 10 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
101
Artikel 7 7.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
7.2
Verkeer te water. Water ten behoeve van de waterhuishouding. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals haven- en afmeervoorzieningen ten behoeve van in het plangebied gevestigde bedrijven of bedrijfsactiviteiten en voor de veerverbinding over het kanaal en voor waterstaatkundige voorzieningen. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b.
7.3
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: het innemen van een ligplaats met een woonschip of pleziervaartuig is niet toegestaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
102
Artikel 8 8.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor: a. b. c.
8.2
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding-1' : een aardgasleiding. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding-2': een etheen- en propeenleiding met een maximale diameter van 15,5 cm en een maximale werkdruk van 90 bar. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding-3': een zuurstof- en stikstofleiding met een maximale diameter van 25,5 cm en een maximale werkdruk van 79,9 bar. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
8.3
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 8.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a.
het is niet toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor de opslag van brandbare, explosieve of giftige stoffen, alsmede gasflessen te bewaren waarvan de gezamenlijke inhoud meer dan 2.500 liter (waterinhoud) bedraagt.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c.
d. e. f.
Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen. Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen. Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. Het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
103
8.5.2
Uitzondering op het uitvoeringverbod
Het verbod van lid 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c.
Noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 8.3 bedoeld. Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. b. Alvorens te beslissen op de aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
104
Artikel 9 9.1
Leiding - Hoogspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding. 9.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c.
d. e. f.
Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen. Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen. Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. Het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
9.4.2
Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c.
Noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.3 bedoeld. Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
105
b.
Alvorens te beslissen op de aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 9.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
106
Artikel 10 10.1
Leiding - Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding met een diameter van ten minste 400 mm. 10.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 10.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c.
d. e. f.
Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen. Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen. Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. Het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c.
Noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 10.3 bedoeld. Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
107
b.
het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op de aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 10.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
108
Artikel 11 11.1
Waarde - Cultuurhistorie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden in de vorm van een binnendijk. 11.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 11.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b.
Het afgraven en egaliseren van de bodem. Het aanleggen van drainage en ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. b.
Noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 11.2 in acht is genomen. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
11.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
109
Artikel 12 12.1
Waterstaat
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. 12.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c.
Op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3
Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
110
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
111
Hoofdstuk 3
Artikel 13
Algemene regels
Antidubbelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
112
Artikel 14 14.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a.
b. c.
Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
14.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. b. I geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113
Artikel 15
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. b. c. d. e.
Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen. Brandweeringang. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten. De ruimte tussen bouwwerken. Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
114
Artikel 16 16.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduidingen 'geluidszone - industrie -1', 'geluidszone - industrie -2' en 'geluidszone - industrie -3' zijn geen geluidsgevoelige objecten toegestaan. 16.2
Veiligheidszone-leiding
Met betrekking tot de veiligheidszone 'veiligheidszone - leiding' geldt dat binnen de veiligheidszone de bouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden. 16.3 Gezoneerd industrieterrein a. Wgh-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein'. b. Ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' zijn geen geluidsgevoelige objecten toegestaan. 16.4
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor beperkt kwetsbare objecten, met inachtneming van de volgende regels: a. b.
De belangen van de leidingen worden niet onevenredig geschaad; De objecten mogen niet zodanig worden gesitueerd dat deze komen te liggen binnen de 10-5 plaatsgebonden risicocontour van andere reeds op het terrein aanwezige leidingen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
115
Artikel 17 17.1
Algemene afwijkingsregels
Omgevingsvergunning voor geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken voor: a. b.
c.
Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
116
Artikel 18 18.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
117
Artikel 19 19.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
118
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
119
Hoofdstuk 4
Artikel 20 20.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. b.
c.
d.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
120
Artikel 21
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Sluiskil Oost'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de regels
123
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0715.008169.00 Rotterdam / Middelburg
124
_______________________________________________________________________________________________________________ 0715.008169.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur
d w j B D L R
dag week jaar bodemverontreiniging divers luchtverontreiniging risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) V Vuurwerkbesluit van toepassing G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
GEVAAR
10
10
30
10
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
10
10
0
- witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
30
014
1
-
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
014
2
-
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
30
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112
0
Tuinbouw:
0112
4
-
0112
5
0112
6
0112
7
014
014 014
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven KI-stations
0142 05
-
champignonkwekerijen (algemeen)
-
INDICES VERKEER
STOF
30 100
01
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
10
10
30
2
2 G
10
10
30
2
1 G
30
10
10
30
2
2 G
30
10
0
30
2
1 G
100
0
50
100
3.2
2 G
50
0
10
50
3.1
1 G
100
30
0
100
3.2
1 G
50
0
0
50
3.1
1 G
D
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
0502
2
-
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
50
151
2
-
vetsmelterijen
700
0
30
151
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
50
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
50
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
151
7
-
loonslachterijen
151
8
-
vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m²
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven visteeltbedrijven
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
30
50
3.1
1 G
0
10
30
2
1 G
50
0
10
50
3.1
1 G
50
0
10
50
3.1
2 G
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
30
700
5.2
2 G
conserveren
0
30
200
4.1
2 G
roken
300
0
0
300
4.2
1 G
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
30
300
4.2
2 G
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
30
100
3.2
1 G
50
10
10
50
3.1
1 G
300
30
50
R
300
4.2
2 G
50
10
50
R
50
3.1
1 G
jam
50
10
10
50
3.1
1 G
groente algemeen
50
10
10
50
3.1
2 G
met koolsoorten
100
10
10
100
3.2
2 G
met drogerijen
300
10
30
300
4.2
2 G
300
10
10
300
4.2
2 G
200
30
30
R
200
4.1
3 G
300
50
50
R
300
4.2
3 G
200
10
100
R
200
4.1
3 G
300
10
200
R
300
4.2
3 G
100
10
30
R
100
3.2
3 G
200
10
50
R
200
4.1
3 G
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
50
R
200
4.1
3 G
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton /uur
200
30
50
R
200
4.1
3 G
50
0
50
R
50
3.1
2 G
100
0
50
R
100
3.2
3 G
Visverwerkingsbedrijven:
1
-
152
2
152
3
152
4
152
5
152
6
1531
0
- conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
1531
2
1532,1533
0
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532,1533
1
-
1532,1533
2
-
1532,1533
3
-
1532,1533
4
-
1532,1533
5
1541
0
- met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
1541
2
1542
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
1542
2
1543
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Margarinefabrieken:
1543
1
-
1543
2
1551
0
- p.c. >= 250.000 ton/jaar Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
1551
2
-
1551
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
1551
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
-
vervaardiging van aardappelproducten
p.c. < 250.000 ton/jaar
p.c. < 250.000 ton/jaar
p.c. < 250.000 ton/jaar
D
VERKEER
STOF 100
200
nummer
700
0
152
-
INDICES
drogen
152
-
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
INDICES
STOF
GEVAAR
VERKEER
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
- overige zuivelproductenfabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
50
50
R
50
3.1
3 G
50
0
50
R
50
3.1
2 G
0
0
10
1
1 G
0
- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken:
10
1561
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
100
R
200
4.1
2 G
1561
2
- p.c. < 500 ton/uur Grutterswarenfabrieken
100
50
50
R
100
3.2
2 G
50
100
50
3.2
2 G
1551
5
1552
1
1552
2
1561
1561 1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
1562
2
1571
100
D
200
50
30
R
200
4.1
1 G
300
100
50
R
300
4.2
2 G
0
- p.c. >= 10 ton/uur Veevoerfabrieken:
1571
1
-
destructiebedrijven
700
30
50
1571
2
-
beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek
700
100
30
1571
3
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
30
1571
4
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
1571
5
-
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
1571
6
- mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van voer voor huisdieren
1572
p.c. < 10 ton/uur
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
1581
2
1582
v.c. < 7.500 kg meel /week, bij gebruik van charge-overs
- v.c. >= 7.500 kg meel /week Banket, biscuit- en koekfabrieken
1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
1583
2
1584
0
- v.c. >= 2.500 ton/jaar Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
1
-
1584
2
-
1584
3
1584
4
700
D
5.2
3 G
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
50
30
200
4.1
3 G
300
100
50
300
4.2
3 G
200
100
30
200
4.1
2 G
R
R
30
10
10
30
2
1 G
100
30
30
100
3.2
2 G
100
10
30
100
3.2
2 G
500
100
100
R
500
5.1
2 G
1000
200
200
R
1000
5.3
3 G
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²
500
50
50
R
500
5.1
2 G
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²
100
30
30
100
3.2
2 G
-
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
30
10
10
30
2
1 G
-
suikerwerkfabrieken met suikerbranden
300
30
30
4.2
2 G
v.c. < 2.500 ton/jaar
R
300
6
1585
-
suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
- suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
1586
2
koffiebranderijen
30
30
3.2
2 G
30
10
10
30
2
1 G
50
30
10
50
3.1
2 G
500
30
10
500
5.1
2 G
10
10
100
3.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
R
100
1587
- theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
10
200
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
30
200
1589.1
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
1589.2
2
VERKEER
100
100
1589.2
CATEGORIE
GEVAAR
5
1584
INDICES
STOF
1584
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
R
D
D
100
10
10
300
50
50
1589.2
- met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
30
200
4.1
2 G
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
30
300
4.2
2 G
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
30
R
200
4.1
1 G
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
50
R
300
4.2
2 G
1
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
50
3.1
3 G
zonder poederdrogen
1592
0
Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
1592
1
-
1592
2
-
R
1593 t/m 1595
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
10
0
0
1596
Bierbrouwerijen
300
30
50
1597
Mouterijen
300
50
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
50
200
30
30
200
4.1
2 G
10
50
30
50
3.1
2 G
10
10
0
10
1
2 G
16
-
160 17
-
R
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
10
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
aantal weefgetouwen < 50
30
50
50
3.1
3 G
50
0
10
50
3.1
2 G
174,175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
10
10
1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
10
100
3.2
2 G
176,177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
10
10
1
1 G
172
18
2
-
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
- aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven
10
173
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
0
30
2
1 G
182
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
10
10
10
10
1
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
50
3.1
1 G
4.2
2 G
3.1
2 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
10
50
3.1
2 G
0
50
50
50
3.1
2 G
200
30
10
200
4.1
2 G
10
30
10
30
2
2 G
100
30
10
100
3.2
3 G
20
-
2010.1
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE Houtzagerijen
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
2010.2
2
202
D
met creosootolie
- met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
R
203,204,205
0
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
0
30
0
30
2
2 G
203,204,205
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
0
30
0
30
2
1 G
10
10
0
10
1
1 G
200
100
50
R
200
4.1
3 G
50
30
30
R
50
3.1
1 G
205 21
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken -
2111
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
p.c. < 3 ton/uur
2112
2
2112
3
212
-
INDICES VERKEER
CATEGORIE
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
STOF
SBI-CODE 1993
100
50
50
R
100
3.2
2 G
200
100
100
R
200
4.1
3 G
30
30
30
R
30
2
2 G
p.c. < 3 ton/uur
30
30
30
R
30
2
2 G
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
30
R
50
3.1
2 G
p.c. 3 - 15 ton/uur
- p.c. >= 15 ton/uur Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
2121.2
2
-
22
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
10
30
2
3 G
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
10
30
2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
0
10
1
1 P
0
0
0
0
1
1 G
2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
30
0
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
10
30
2
2 G
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
0
0
1
1 G
23
-
D
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
231
Cokesfabrieken
1000
700
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
R
1500
6
3 G
50
0
30
R
50
3.1
2 G
4.2
2 G
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
50
R
300
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
1500
1500
D
6
1 G
233 24
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven -
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
100
R
100
3.2
3 G
2411
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
100
R
100
3.2
3 G
2411
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
300
R
300
4.2
3 G
VERKEER
CATEGORIE
INDICES
200
0
200
R
200
D
4.1
3 G
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
R
300
D
4.2
2 G
300
50
700
R
700
D
5.2
3 G
GEUR
GEVAAR
2412
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
Kleur- en verfstoffenfabrieken
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
2413
2
2414.1
A0
- vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
2414.1
A2
2414.1
B0
- vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
2414.2
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
p.c. < 100.000 ton/jaar
300
10
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
700
R
1000
D
5.3
2 G
100
0
100
R
100
3.2
2 G
200
0
200
R
200
4.1
3 G
300
0
100
R
300
4.2
2 G
500
0
200
R
500
5.1
3 G
2415
- p.c. >= 50.000 ton/jaar Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
R
500
5.1
3 G
2416
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
500
R
700
5.2
3 G
300
50
1000
R
1000
5.3
3 G
100
10
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
300
R
300
D
4.2
3 G
200
10
300
R
300
4.2
1 G
300
10
500
R
500
5.1
2 G
50
R
50
3.1
2 G
10
1
2 G
p.c. < 50.000 ton/jaar
242
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
242
2
243
fabricage
- formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
2441
2
2442
0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
2442
2
p.c. < 1.000 ton/jaar
10
50
10
10
10
2451
- verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
100
R
300
4.2
3 G
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
R
300
4.2
2 G
formulering en afvullen geneesmiddelen
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
50
100
3.2
3 G
2462
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
50
500
5.1
3 G
INDICES
STOF
GEVAAR
VERKEER
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
Fotochemische productenfabrieken
50
10
50
R
50
3.1
3 G
2466
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
R
50
3.1
3 G
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
200
R
200
4.1
2 G
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
200
R
300
4.2
3 G
300
50
100
R
300
4.2
2 G
2464
247 25
-
2511
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
2512
2
2513
D
vloeroppervlak < 100 m²
- vloeroppervlak >= 100 m² Rubberartikelenfabrieken
50
10
30
50
3.1
1 G
200
50
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
R
100
3.2
1 G
D
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
zonder fenolharsen
200
50
100
R
200
4.1
2 G
252
2
-
met fenolharsen
300
50
200
R
300
4.2
2 G
252
3
-
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
50
30
30
50
3.1
2 G
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
261
2
261
3
261
4
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
30
30
30
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
30
100
50
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
30
200
50
2612
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton /jaar Glas-in-loodzetterij
500 10
30
10
2615
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
-
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
262, 263
2
264
2
1 G
100
30
3.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
R R
10
10
10
10
1
1 G
30
50
30
50
3.1
2 G
A
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
30
200
4.1
2 G
264
B
Dakpannenfabrieken
50
200
100
200
4.1
2 G
2651
0
Cementfabrieken:
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
R
GEVAAR
VERKEER
CATEGORIE
STOF 300
30
R
300
4.2
2 G
30
500
50
R
500
5.1
3 G
30
200
30
R
200
4.1
2 G
50
500
50
R
500
5.1
3 G
30
200
30
R
200
4.1
2 G
50
500
50
R
500
5.1
3 G
zonder persen, triltafels en bekistingtriller
10
100
30
100
3.2
2 G
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton /dag
10
100
30
100
3.2
2 G
30
200
30
200
4.1
3 G
10
50
30
50
3.1
2 G
30
200
30
200
4.1
3 G
50
50
30
50
3.1
2 G
10
50
10
100
3.2
3 G
30
200
10
200
4.1
3 G
1
2651
2
2652
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Kalkfabrieken:
2652
1
-
2652
2
2653
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Gipsfabrieken:
2653
1
-
2653
2
2661.1
0
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
2661.1
2
-
2661.1
3
2661.2
0
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton /dag Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
2661.2
2
2662
INDICES
10
2651
-
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
p.c. < 100.000 ton/jaar
- p.c. >= 100.000 ton/jaar Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
2663, 2664
2
2665, 2666
0
- p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
2665, 2666
2
267
0
- p.c. >= 100 ton/dag Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen
10
30
0
30
267
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
10
100
267
4
30
200
10
200
4.1
2 G
10
30
10
30
2
1 G
2681
p.c. < 100 ton/uur
p.c. < 100 ton/dag
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar Slijp- en polijstmiddelenfabrieken
10
50
50
R
50
3.1
2 G
30
200
200
R
200
4.1
3 G
2
1 G
3.2
1 G
D
D
2682
A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
30
300
4.2
3 G
2682
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
50
500
5.1
3 G
200
30
200
4.1
2 G
- overige isolatiematerialen Minerale productenfabrieken n.e.g.
200
100
50
200
4.1
2 G
50
50
50
50
3.1
2 G
Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
100
50
30
100
3.2
3 G
200
100
50
200
4.1
3 G
700
500
200
R
700
5.2
2 G
1500 1000
300
R
1500
6
3 G
R
100
2682
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
2682
B2
2682
C
2682
D0
2682
D1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton /uur
27
-
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1
-
271
2
272
0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272
1
-
272
2
273
0
- p.o. >= 2.000 m² Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
273
2
274
A0
- p.o. >= 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
274
A2
274
B0
- p.c. >= 1.000 ton/jaar Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
274
B2
p.c. < 1.000 ton/jaar
p.o. < 2.000 m²
p.o. < 2.000 m²
p.c. < 1.000 ton/jaar
p.o. < 2.000 m²
30
30
30
50
100
50
30
30
30
30
50
50
50
R
100
100
30
200
300
50
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
100
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
2
2 G
3.2
3 G
30
2
2 G
50
3.1
3 G
R
100
3.2
1 G
R
300
4.2
2 G
50
50
50
R
50
3.1
2 G
200
100
100
R
200
4.1
3 G
100
50
30
R
100
3.2
1 G
200
100
50
R
200
4.1
2 G
2751, 2752
0
- p.o. >= 2.000 m² IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
2751, 2752
1
-
2751, 2752
2
2753, 2754
0
- p.c. >= 4.000 ton/jaar Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2753, 2754
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
30
R
100
3.2
1 G
2753, 2754
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
50
R
200
4.1
2 G
p.c. < 4.000 ton/jaar
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
gesloten gebouw
30
30
30
30
2
2 G
281
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
10
30
2
1 G
281
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
30
50
3.1
2 G
281
3
50
200
30
200
4.1
3 G
2821
0
- in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
2821
2
2822, 2830
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
28
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
30
50
30
R
50
3.1
2 G
- p.o. >= 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
50
100
50
R
100
3.2
3 G
30
30
30
30
2
2 G
2
1 G
p.o. < 2.000 m²
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
30
30
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
30
50
D
3.1
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
10
30
D
2
1 G
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
2851
10
2851
11
2851
algemeen
50
50
50
50
3.1
2 G
-
stralen
30
200
30
200
D
4.1
2 G
-
metaalharden
30
50
50
50
D
3.1
1 G
12
-
lakspuiten en moffelen
100
30
50
R
100
D
3.2
2 G
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
50
50
30
R
50
D
3.1
2 G
2851
3+4
-
thermisch verzinken en thermisch vertinnen
100
50
50
100
3.2
2 G
2851
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
30
50
3.1
2 G
2851
6+7
-
anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling
50
10
30
50
3.1
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
50
100
3.2
1 G
2851
9
30
30
50
50
3.1
2 G
2852
1
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) Overige metaalbewerkende industrie
10
30
30
30
D
2
1 G
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
10
30
D
2
1 G
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
287
A2
-
R
p.o. < 2.000 m²
30
50
30
50
3.1
2 G
p.o. >= 2.000 m²
50
100
30
100
3.2
3 G
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
30
30
2
2 G
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
10
30
2
1 G
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
30
30
D
2
2 G
29
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
30
30
50
D
3.1
3 G
29
3
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW motoren
50
30
30
50
D
3.1
3 G
30
30
30
30
2
1 G
30
10
10
30
2
1 G
29 30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
287
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie
200
30
50
200
4.1
1 G
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
100
3.2
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
50
100
3.2
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
300
300
4.2
2 G
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
10
30
2
1 G
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
200
1500
6
2 G
32
-
R R R
100
D
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN
321 t/m 323
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie
30
0
30
30
2
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
30
50
3.1
1 G
30
0
0
30
2
1 G
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie
34
-
D
GEVAAR
VERKEER
CATEGORIE
INDICES
STOF
34
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
100
10
30
R
100
3.2
3 G
200
30
50
R
200
4.1
3 G
100
10
30
R
100
3.2
2 G
30
2
2 G
R
30
2
2 G
2
2 G
R
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
0
Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341
1
-
341
2
p.o. < 10.000 m²
3420.1
- p.o. >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
30
35
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
351
2
-
kunststof schepen
351
3
-
metalen schepen < 25 m
351
4
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
D
30
30
10
100
50
50
50
100
30
100
3.2
2 G
100
100
50
100
3.2
2 G
30
50
30
50
3.1
2 G
100
200
100
200
4.1
2 G
50
30
30
50
30
30
zonder proefdraaien motoren
50
30
30
30
354
- met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
100 30
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
351
- onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen Scheepssloperijen
3511 352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
352
2
353
0
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
353
2
algemeen
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
1
Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
30
R
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
100
R
100
3.2
2 G
10
30
R
30
2
2 G
30
30
30
30
D
2
2 G
50
50
30
50
D
3.1
2 G
0
10
0
10
1
1 P
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
30
2
1 G
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
10
30
2
2 G
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37
-
371
30
10
30
30
2
2 G
0
30
0
30
2
1 P
30
10
30
30
2
2 G
30
100
30
100
3.2
2 G
30
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
Sociale werkvoorziening
GEVAAR
Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken
3661.1
INDICES
STOF
364, 365
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
372
A2
372 372
100
10
100
3.2
2 G
30
200
10
200
4.1
3 G
B
- v.c. >= 100.000 ton/jaar Rubberregeneratiebedrijven
300
50
50
300
4.2
2 G
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
50
200
4.1
3 G
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40
A1
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
700
200
700
5.2
2 G
40
A2
-
oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
100
100
3.2
2 G
40
A3
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
100
R
100
3.2
1 G
40
A5
30
100
R
100
3.2
1 G
40
B0
- warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
30
40
B1
-
100
50
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
50
30
R
50
3.1
2 G
40
C0
- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
50
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
10
10
1
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
30
30
2
1 P
40
C3
0
0
50
50
3.1
1 P
40
D0
- >= 100 MVA Gasdistributiebedrijven:
40
D1
-
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
100
100
3.2
1 P
40
D2
-
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
200
200
4.1
1 P
40
D3
-
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
10
1
1 P
40
D4
-
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
10
10
1
1 P
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
R
R
3.1
1 P
50
50
3.1
1 P
10
10
1
1 P
5.3
1 G
2
1 G
10
1
1 P
GEVAAR 50
stadsverwarming
30
10
blokverwarming
10
0
50
0
1000
10
0
30
30
0
0
10
10
GEUR
0
D5
40
E0
- gasontvang- en -verdeelstations, categorie D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
40
E2
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
41
A2
41
B0
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
0
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
1
-
45
2
R
VERKEER
CATEGORIE
50
0
40
-
INDICES
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER met chloorgas
- bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en /of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
R
1000
D
30
10
30
2
2 G
0
10
10
10
1
1 G
453
- bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
2
1 G
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
10
10
1
1 G
50
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
10
0
10
10
1
2 P
502
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
10
10
1
2 G
10
30
10
30
2
1 G
0
0
10
10
1
1 G
50
3.1
1 G
5020.4
A
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
5020.5
Autowasserijen
10
0
0
10
1
3 P
503, 504
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
0
0
10
10
1
1 P
30
30
30
30
2
2 G
51
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
R
R
INDICES
STOF
GEVAAR
VERKEER
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
100
100
50
3.2
2 G
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
0
10
1
2 G
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
0
50
3.1
2 G
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
0
50
3.1
2 G
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
10
50
R
50
3.1
2 G
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
50
R
50
3.1
2 G
5134
Groothandel in dranken
0
0
0
0
1
2 G
5135
Groothandel in tabaksproducten
10
0
0
10
1
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
0
10
1
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
10
10
1
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
10
10
1
2 G
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
10
V
10
1
2 G
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
50
V
50
3.1
2 G
0
0
30
30
2
2 G
5121
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/ uur of meer
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
5148.7
2
5148.7
5
5151.1
0
- munitie Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1
1
-
5151.1
2
5151.2
0
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
- kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in vloeibare brandstoffen:
R
100
10
50
30
50
3.1
2 P
50
500
100
500
5.1
3 G
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
50
50
3.1
1 G
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
500
R
500
D
5.1
2 G
50
0
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
1
5151.2
2
5151.2
3
5151.2
0
-
o.c. >= 100.000 m³
- tot vloeistof verdichte gassen Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
-
5151.2
-
5151.2
-
VERKEER
CATEGORIE
0
0
30
30
2
1 G
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
50
R
50
3.1
1 G
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
100
R
100
3.2
1 G
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
300
R
300
4.2
2 G
0
50
R
50
3.1
1G G
GEUR -
5151.2
INDICES
GEVAAR
5151.2
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
bovengronds, < 2 m³
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
5151.2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
200
R
200
4.1
2 G
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
200
R
200
D
4.1
2 G
100
0
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
1
5151.2
2
5151.2
- o.c. >= 100.000 m³ Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
5151.2 5151.2
- grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
5152.1
2
5152.2 /.3
opslag oppervlak < 2.000 m²
- opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabrikaten
0
0
10
10
1
1 G
10
0
30
R
30
2
1 G
30
0
500
R
500
5.1
2 G
10
0
50
50
3.1
1 G
100
0
50
100
3.2
2 G
30
300
10
300
4.2
3 G
50
500
10
700
5.2
3 G
0
10
10
10
1
2 G
0
10
10
10
1
2 G
10
10
10
1
1 G
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
5153.4
4
- algemeen: b.o. <= 2.000 m² Zand en grind:
0
5153.4
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
0
30
2
2 G
5153.4
6
0
10
0
10
1
1 G
5154
0
- algemeen: b.o. <= 200 m² Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
0
5154
2
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
10
1
2 G
0
0
0
0
1
1 G
5155.1
- algemeen: b.o. <= 2.000 m² Groothandel in chemische producten
50
10
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
R
30
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
algemeen: b.o. > 2.000 m²
D
5156
VERKEER
0
10
10
1
1 G
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
30
R
30
2
1 G
- grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau Groothandel in overige intermediaire goederen
0
0
500
R
500
5.1
1 G
10
10
10
10
1
2 G
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
30
30
2
2 G
- autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
10
10
10
1
2 G
10
30
10
30
2
2 G
10
10
10
10
1
2 G
-
5155.2
CATEGORIE
0
GEUR kleine hoeveelheden < 10 ton
-
5155.2
INDICES
GEVAAR
5155.2
AFSTANDEN IN METERS STOF
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
5157
0
5157
1
5157.2/3
0
5157.2/3
1
518
0
- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
machines voor de bouwnijverheid
0
10
10
10
1
2 G
518
2
-
overige
0
10
0
10
1
2 G
518
3
0
10
0
10
1
1 G
0
0
0
0
1
2 G
0
0
10
10
1
1 P
519 52
-
527 60
- overig met oppervlak <= 2.000 m² Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
63
-
631
D
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² -
goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
0
0
0
0
1
2 P
10
0
0
10
1
2 G
0
0
30
30
2
3 G
0
0
30
30
2
2 G
10
30
30
30
2
2 G
3.2
3 G
3.2
3 G
5.2
3 G
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Loswal
6311.1
0
Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen:
6311.1
1
-
containers
0
10
100
R
100
6311.1
2
-
stukgoederen
0
30
100
R
100
6311.1
3
50
700
50
-
ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m²
700
D
5
6311.1
6
6311.1
7
6311.2
0
- tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart:
6311.2
1
-
containers
6311.2
10
-
tankercleaning
6311.2
2
-
stukgoederen
6311.2
3
-
6311.2
4
6311.2
-
granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² olie, lpg, en dergelijke
100
500
100
50
700
100
300
0
1000
300
10
R
INDICES VERKEER
CATEGORIE
GEVAAR
4
6311.1
STOF
6311.1
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-CODE 1993
500
5.1
3 G
700
5.2
3 G
R
1000
5.3
2 G
200
R
300
4.2
1 G
0
10
50
R
50
3.1
2 G
300
10
200
R
300
4.2
1 G
0
10
50
R
50
3.1
2 G
ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m²
30
200
30
200
4.1
2 G
-
ersten, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m²
50
500
50
700
5.2
3 G
5
-
granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton/uur
50
300
50
R
300
4.2
2 G
6311.2
6
-
granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur
100
500
100
R
500
5.1
3 G
6311.2
7
-
steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m²
50
300
50
300
4.2
2 G
6311.2
8
-
steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m²
50
500
100
500
5.1
3 G
6311.2
9
100
0
700
R
700
5.2
2 G
6312
A
- olie, lpg, en dergelijke Distributie, pak- en koelhuizen
30
10
50
R
50
3.1
2 G
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
10
10
1
2 G
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
30
30
2
2 G
6321
3
Caravanstalling
10
0
10
10
1
2 P
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
0
0
1
2 P
641 71
Post- en koeriersdiensten -
D
D
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
10
10
1
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
10
10
D
1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
10
10
D
1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
10
10
1
2 G
GROOTSTE AFSTAND
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
0
0
1
1 P
72
B
Datacentra
0
0
0
0
1
1 P
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 30
10
30
30
2
1 P
72
-
725
731 74
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
VERKEER
GEVAAR
CATEGORIE
INDICES
STOF
SBI-CODE 1993
R
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
50
3.1
1 P
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
10
10
1
2 G
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
50
50
3.1
3 G
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
0
0
1
2 P
< 100.000 i.e.
200
10
10
200
4.1
2 G
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
10
300
4.2
2 G
500
10
10
500
5.1
3 G
30
0
0
30
2
1 P
50
3.1
2 G
30
2
2 G
90
-
R
D
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
9001
A2
9001
A3
9001
B
- >= 300.000 i.e. Rioolgemalen
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
10
9002.1
B
Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
30
30
30
9002.1
C
Vuiloverslagstations
200
200
30
200
4.1
3 G
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
10
500
5.1
3 G
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
10
100
3.2
1 G
9002.2
A3
-
verwerking radioactief afval
0
10
1500
1500
6
1 G
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
10
50
3.1
1 G
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
30
9002.2
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
50
9002.2
A7
-
verwerking fotochemisch en galvanoafval
10
10
30
-
R
R R
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
30
200
10
300
4.2
3 G
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
300
100
10
300
4.2
2 G
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
30
700
5.2
2 G
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
10
100
3.2
2 G
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
30
200
4.1
3 G
-
gft in gesloten gebouw
200
50
100
200
4.1
3 G
9002.2
B
9002.2
C0
Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven:
9002.2
C1
-
9002.2
C2
9002.2
C3
9002.2
C4
9002.2
C5
-
R
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
300
nummer
GEVAAR
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE 1993
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
30
30
2
2 G
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
30
30
2
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
2
2 G
0
0
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
SBI 93/SvB gezoneerd industrieterrein oktober 2010
R
kaart(en)