Voorbeeldtoetsen onderbouw vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg vmbo gemengde en theoretische leerweg havo/vwo leerjaar 1, 2 of 3
Internet- en computervaardigheden voor school Handleiding voor de docent
Domein A Domein A leren over zorg
Woord vooraf Het verwerven (zoeken), verwerken en presenteren van informatie met behulp van het internet en de computer wordt in onze informatiemaatschappij steeds belangrijker. Interneten computervaardigheden behoren tot de algemene vaardigheden die in de basisvorming onder de noemer ‘leren leren’ ingang hebben gevonden. Voor hun schoolwerk hebben leerlingen het internet en de computer veelvuldig nodig, onder meer bij het maken van werkstukken en het voorbereiden van spreekbeurten. Niet iedere leerling is echter even bedreven in het gebruik ervan. Zo beschikken sommige leerlingen nog niet over een thuiscomputer met internet en e-mail. Brugklasdocenten constateren dat de ICTvaardigheden van leerlingen sterk uiteenlopen. Met de schriftelijke toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ kunt u nagaan of leerlingen beschikken over basale kennis omtrent het gebruik van internet en de computer. Naast de schriftelijke toets is er de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’. Hiermee kunt u leerlingen opsporen die thuis nog weinig ervaring hebben met het internet en de computer. De toets en vragenlijst kunnen bijvoorbeeld aanleiding zijn tot gerichte instructie en hulp aan degenen die dat nodig hebben. In deze handleiding vindt u suggesties voor de afname en correctie van de toets en het interpreteren van de toetsuitslag. Ook voor het gebruik van de vragenlijst worden in deze handleiding aanwijzingen gegeven. De ontwikkeling van de toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ is het werk van velen. John Dehé en Roel Tillekes hadden een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van de opgaven. Bas Hemker was verantwoordelijk voor de schaling van de opgaven en het samenstellen van de referentiegegevens. De assistentie is verzorgd door Helga Stortelder. De projectleiding was in handen van ondergetekende. Daarnaast heeft een groot aantal docenten, die uit privacy overwegingen anoniem moeten blijven, meegewerkt aan het uitproberen en verbeteren van het materiaal. Graag wil ik allen van harte bedanken voor hun inbreng. Hans Kuhlemeier Onderwijskundige VO
INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf 1
2
3
De toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ 1.1 Doel en doelgroep 1.2 Inhoud 1.3 Afname 1.4 Correctie 1.5 Interpretatie van de toetsuitslag
3 3 4 5 5
De vragenlijst ‘Internet -en computergebruik’. 2.1 Doel en doelgroep 2.2 Afname 2.3 Correctie 2.4 Interpretatie van de score
7 7 7 8
Inpassing in het onderwijs
9
Bijlagen 1 Correctiesleutel 2 Referentiegegevens 3 Het gebruik van internet en de computer thuis 4 Samenhang tussen de vaardigheid en het gebruik van internet en de computer 5 Scoreformulier bij de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’
1
De toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’
De toets bestaat uit 36 opgaven in de meerkeuzevorm. De toets vereist geen voorbereiding, is snel en gemakkelijk af te nemen en kan eenvoudig worden nagekeken. 1.1
Doel en doelgroep
Met de schriftelijke toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ kunt u nagaan of leerlingen beschikken over basale kennis omtrent het gebruik van internet en de computer. Centraal staan vaardigheden in het zoeken en verwerken van informatie voor het maken van onder meer werkstukken en presentaties. Van leerlingen met lage toetsscores mag worden verwacht dat zij over onvoldoende kennis en vaardigheden beschikken om het internet en de computer efficiënt voor school te kunnen gebruiken. In de meeste gevallen zullen docenten de toets gebruiken voor voortgangscontrole. Dat wil zeggen: het vaststellen van lacunes in de kennis en vaardigheden van de leerlingen teneinde deze weg te kunnen werken. De toets stelt u in staat om leerlingen met gebrekkige interneten computervaardigheden op te sporen. De uitslag van de toets kan aanleiding zijn tot gerichte instructie, oefening en begeleiding. Voor welke leerlingen is de toets bedoeld? De toets is bedoeld voor afname in de eerste drie leerjaren van het vmbo en het havo/vwo. Uit een grootschalig normeringsonderzoek bleek dat derdeklassers gemiddeld hoger scoren dan eersteklassers. Havo/vwo-leerlingen deden het beter dan leerlingen in de gemengde- en theoretische leerwegen (tl en gl) die op hun beurt weer hogere scores behaalden dan hun leeftijdsgenoten in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen (bb en kb). Om de interpretatie van de toetsuitslag te vergemakkelijken bevat deze handleiding daarom referentiegegevens per leerjaar per opleidingstype. Aan de hand ervan kunt u zien hoe goed uw leerlingen het doen in vergelijking met een landelijke steekproef van leerlingen uit hetzelfde opleidingstype en leerjaar. 1.2
Inhoud
Wat voor type toets is het? De schriftelijke toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ is een voorbeeld van een zogeheten Kennis-Over-Vaardigheden toets. Met een KOV-toets kan men vaststellen of leerlingen weet hoe zij in bepaalde situaties moeten handelen, niet of zij dat ook werkelijk kunnen. De toets ‘Internet- en computervaardigheden voor school’ meet de kennis over het gebruik van internet en de computer, niet de praktische vaardigheid zelf. Voor dit laatste kunt u gebruik maken van de binnenkort beschikbaar komende praktijktoets ‘Internet- en computervaardigheden’ die de leerling grotendeels achter het beeldscherm maakt1.
1
Bij de praktijktoets computer- en internetvaardigheden moeten de leerlingen informatie op het internet zoeken, systematisch opslaan en met de passende toepassingsprogramma's verwerken op de computer. Om praktische en didactische redenen is ervoor gekozen leerlingen niet daadwerkelijk het internet op te sturen, maar een internet omgeving te simuleren met gedownloade websites, die met een (eenvoudige) zoekmachine benaderd moeten worden. De opdrachten voor de leerlingen en de benodigde hulpdocumenten zijn als MS Word bestanden (alleen lezen) opgenomen op de CD-Rom. De leerlingen kunnen deze bestanden openen en stand by zetten op de taakbalk. Het materiaal biedt vele +mogelijkheden om nieuwe, soortgelijke opdrachten te bedenken.
3
Waar gaat de toets over? De inhoud van de toets is gebaseerd op een analyse van de internet- en computervaardigheden die leerlingen in de onderbouw nodig hebben voor hun schoolwerk. Om het internet en de computer met succes te kunnen gebruiken voor het maken van onder meer werkstukken en presentaties moeten de leerlingen in ieder geval: • op de hoogte zijn van gangbare internetterminologie; • het internet kunnen gebruiken voor het zoeken van relevante informatie; • met anderen kunnen communiceren via e-mail; • een aantal basale windowsprincipes en tekstverwerkingsvaardigheden beheersen. Over deze vier onderwerpen zijn in totaal 36 opgaven opgenomen. Vrijwel alle opgaven zijn ontwikkeld door docenten met ruime leservaring in het vmbo of het havo/vwo. De toets is samengesteld op basis van een onderzoek bij ruim 2500 eerste- en derdeklassers uit de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen, de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo en het havo/vwo. Van de 99 uitgeteste opgaven zijn de beste 36 gekozen. Geprobeerd is om voor de verschillende opleidingstypen toetsversies van verschillende moeilijkheidsgraad samen te stellen (relatief makkelijk voor bbkb, wat moeilijker voor gltl en nog moeilijker voor havo/vwo). Voor elk opleidingstype bleken echter nagenoeg dezelfde opgaven het meest informatief en betrouwbaar. Vandaar dat gekozen moest worden voor één toetsboekje voor alle leerlingen, ongeacht het opleidingstype. 1.3
Afname
Hoeveel tijd kost de afname? De toets bevat 36 meerkeuze-opgaven die u in één lesuur van vijftig minuten kunt afnemen. Op welk moment kan ik de toets het beste afnemen? U kunt de toets afnemen in de eerste drie leerjaren van het vmbo en het havo/vwo. Een geschikt afnamemoment is het begin van het leerjaar. Direct na de zomervakantie is er nog voldoende tijd om leerlingen met gebrekkige internet- en computervaardigheden bij te spijkeren. Als u de toets afneemt aan het begin van het eerste of derde leerjaar kunt u de scores van uw leerlingen vergelijken met de landelijke referentiegegevens (zie Bijlage 2). Die zijn namelijk eveneens aan het begin van het eerste en derde leerjaar verzameld. Hoe kan ik de leerlingen op de afname voorbereiden? Het is niet de bedoeling dat leerlingen zich voorbereiden op de toets. U kunt de leerlingen voorafgaand aan de afname het volgende vertellen: • de toets is bedoeld om na te gaan of zij weten hoe zij het internet en de computer kunnen gebruiken voor school, bijvoorbeeld voor het maken van huiswerk, werkstukken of spreekbeurten; • de toets bestaat alleen uit meerkeuzevragen; • de toets bevat zowel makkelijke als moeilijke vragen; • zij moeten telkens het enige goede antwoord of het meest juiste antwoord omcirkelen; • niet geprobeerde opgaven worden fout gerekend.
4
1.4
Correctie
Hoe kan ik de toets nakijken? De correctiesleutel voor het nakijken van de toets is opgenomen in Bijlage 1. Deze correctiesleutel is identiek voor alle scholen en opleidingstypen. Kan ik de leerlingen de toets laten nakijken? Als u de toets gebruikt voor voortgangscontrole heeft het weinig zin om de prestatie van de leerling met een cijfer te waarderen. U kunt de leerlingen desgewenst de toets zelf laten nakijken. Een andere optie is om de leerlingen elkaars toetsen te laten nakijken. 1.5
Interpretatie van de toetsuitslag
Hoe kan ik de toetsscore interpreteren? Het nakijken van de toets resulteert in een toetsscore tussen 0 (als de leerling geen enkele opgave goed heeft) en 36 (als de leerling alle opgaven goed heeft). Deze toetsscore is op zich nog weinig informatief. Deze handleiding bevat daarom ook zogeheten landelijke referentiegegevens (percentielscores). Hiermee kunt u de scores van uw leerlingen vergelijken met die van een representatieve steekproef van vergelijkbare leerlingen in Nederland. Uit het normeringsonderzoek bleek dat de toetsscores van eersteklassers in het havo/vwo zich niet sterk onderscheidden van die van derdeklassers in de vier leerwegen van het vmbo. Mede om deze reden zijn de referentiegegevens van deze groepen samengenomen. Al met al treft u in deze handleiding voor vier groepen referentiegegevens aan: • Eerste leerjaar BB/KB (basis- en kaderberoepsgerichte leerweg); • Eerste leerjaar GL/TL (gemengde en theoretische leerweg); • Derde leerjaar VMBO en eerste leerjaar HAVO/VWO; • Derde leerjaar HAVO/VWO. De percentielscores voor de vier referentiegroepen zijn opgenomen in Bijlage 2. Een percentielscore bij een bepaalde toetsscore geeft aan welk percentage van de leerlingen evenveel of minder opgaven goed heeft. Percentielscores zijn soms moeilijk aan de leerlingen uit te leggen. U kunt de vaardigheid van uw leerlingen ook eenvoudig rapporteren op een vijfpuntsschaal. De ‘ingedikte’ referentiegegevens voor het eerste leerjaar van de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg zijn weergegeven in Tabel 1. Tabel 1 Referentiegegevens voor het eerste leerjaar van de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg Niveau eerste leerjaar bbkb E D C B A
Toetsscore 0 11 14 18 22
-
Percentielscores
Niveau-aanduiding
1 - 20 21 - 40 41 - 60 61 - 80 81 - 100
Ver onder gemiddelde Onder gemiddelde Rond gemiddelde Boven gemiddelde Ver boven gemiddelde
10 13 17 21 36
5
Toelichting bij de vijf niveaus Leerlingen met een toetsscore van 10 of lager (niveau E) behoren tot de 20% laagst scorende leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg in Nederland. Leerlingen met een score van 14 tot en met 17 (niveau C) behoren tot de 20% leerlingen die zich rond het gemiddelde bevinden. Leerlingen met toetsscores van 22 en hoger (niveau A) behoren tot de 20% hoogst scorende leerlingen. De referentiegegevens voor het eerste leerjaar tl en gl, het eerste leerjaar havo/vwo en het derde leerjaar vmbo, en het derde leerjaar havo/vwo zijn weergegeven in respectievelijk Tabel 2, 3 en 4. Tabel 2 Referentiegegevens voor het eerste leerjaar van de gemengde en theoretische leerweg Niveau eerste leerjaar gltl E D C B A
Toetsscore 0 16 20 23 27
-
Percentielscores
Niveau-aanduiding
1 - 20 21 - 40 41 - 60 61 - 80 81 - 100
Ver onder gemiddelde Onder gemiddelde Rond gemiddelde Boven gemiddelde Ver boven gemiddelde
15 19 22 26 36
Tabel 3 Referentiegegevens voor het eerste leerjaar van het havo/vwo en het derde leerjaar van het vmbo Niveau eerste leerjaar havo/vwo en derde leerjaar vmbo
Toetsscore
Percentielscores
Niveau-aanduiding
E D C B A
0 - 21 22 - 24 25 - 27 28 - 30 31 - 36
1 - 20 21 - 40 41 - 60 61 - 80 81 – 100
Ver onder gemiddelde Onder gemiddelde Rond gemiddelde Boven gemiddelde Ver boven gemiddelde
Tabel 4 Referentiegegevens voor het derde leerjaar havo/vwo Niveau derde leerjaar havo/vwo E D C B A
Toetsscore
026 29 31 33 -
Percentielscores
25 28 30 32 36
1 21 41 61 81
6
- 20 - 40 - 60 - 80 - 100
Niveau-aanduiding
Ver onder gemiddelde Onder gemiddelde Rond gemiddelde Boven gemiddelde Ver boven gemiddelde
2
De vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’
2.1
Doel en doelgroep
De vragenlijst bevat zeven meerkeuzevragen over het gebruik van internet en de computer buiten de school. Bijlage 3 laat zien hoe de leerlingen in de onderscheiden opleidingstypen en leerjaren de vragen over hun internet- en computergebruik beantwoordden. Leerlingen met zwak ontwikkelde internet- en computervaardigheden blijken gemiddeld vaak duidelijk lagere scores op deze vragenlijst te behalen (zie Bijlage 4). Met de vragenlijst kunt u leerlingen opsporen die nog weinig ervaring hebben met internet en de computer. De uitslag van de vragenlijst kan aanleiding zijn tot gerichte hulp aan leerlingen die bijvoorbeeld niet over een computer met internet en e-mail beschikken en die daar nog maar weinig ervaring mee hebben (zie ook hoofdstuk 3). 2.2
Afname vragenlijst
U kunt de vragenlijst op ieder door u gewenst moment afnemen. Het beantwoorden van de vragen kost de leerling hooguit enkele minuten. 2.3
Correctie vragenlijst
U kunt de antwoorden van de leerlingen op de zeven meerkeuzevragen eenvoudig scoren aan de hand van de volgende scoringsregel: • Antwoord A: één punt • Antwoord B: twee punten • Antwoord C: drie punten • Antwoord D: vier punten • Antwoord E: vijf punten U bepaalt voor elke vraag het aantal behaalde punten en telt vervolgens de scores bij elkaar op. Een mogelijk bruikbaar formulier voor het scoren van de antwoorden en het registreren van de uitslag is opgenomen in Bijlage 5.
7
2.4
Interpretatie van de score op de vragenlijst
Het nakijken van de vragenlijst resulteert in een score tussen 7 (als de leerling thuis nog geen gebruik van internet en de computer maakt) en 26 (als de leerling een zeer frequente gebruiker is). De referentiegegevens voor de interpretatie van de scores zijn weergegeven in Tabel 5. Deze landelijke vergelijkingsgegevens gelden voor alle leerlingen, ongeacht het opleidingstype of het leerjaar. Zo kunt u bijvoorbeeld zien dat een leerling met een score van zestien of lager tot de 20% minst frequente gebruikers behoort. Een aantal van deze leerlingen vereist mogelijk extra ondersteuning in het gebruik van internet en de computer voor school. Tabel 5 Referentiegegevens bij de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’ Categorie Gebruik van internet en computer Zeer weinig E Weinig D Gemiddeld C Veel B Zeer veel A
Totaalscore
Percentielscore
7 – 16 17 – 19 20 – 21 22 – 23 24 – 26
1 – 20 21 – 40 41 – 60 61 – 80 81 – 100
8
3
Inpassing in het onderwijs
De schriftelijke toets en de vragenlijst zijn vooral bedoeld voor voortgangscontrole. Dat wil zeggen: het vaststellen van lacunes in de kennis en vaardigheden teneinde deze te kunnen bijspijkeren. Op grond van wetenschappelijk onderzoek (o.a. Van Eck, Volman, Heemskerk & Kuiper, 2002; De Haan & Huysmans, 2002) zijn recentelijk verschillende aanbevelingen gedaan: • Breng de leerlingen in aanraking met een diversiteit aan ict-toepassingen. Zorg ervoor dat alle leerlingen de ict-vaardigheden leren beheersen die voor hun loopbaan in het voortgezet onderwijs noodzakelijk zijn. • Er zijn aanwijzingen dat internet- en computervaardigheden vooral thuis ontwikkeld worden (De Haan & Huysmans, 2002). Inventariseer of leerlingen thuis over een computer met internettoegang en e-mail beschikken. Ga na welke ervaringen leerlingen thuis hebben opgedaan met voor school relevante ict-toepassingen. U kunt daartoe gebruik maken van de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’ die eveneens ter beschikking is gesteld. • Wijs leerlingen die thuis niet over een computer met internet en e-mail beschikken op plaatsen waar zij kunnen surfen, bijvoorbeeld bibliotheek, buurthuis of internetcafé. • Wijs ouders van leerlingen die thuis geen computer hebben op het belang van een computer voor school. Wijs daarbij ook op het belang van een internetaansluiting en faciliteiten om met klasgenoten te e-mailen. • Uit onderzoek blijkt dat allochtone leerlingen thuis vaak minder toegang hebben tot internet en de computer minder gebruiken voor werkstukken, verslagen, spreekbeurten, brieven en mailtjes dan hun autochtone klasgenoten. Wees hier alert op. Stel leerlingen bijvoorbeeld in de gelegenheid om buiten schooltijd op schoolcomputers te werken. • Overweeg of het in uw situatie zinvol is om leerlingen die thuis nog niet over een computer beschikken de mogelijkheid te bieden tot aanschaf van een goedkope tweedehands computer via de school. Op het Calvijn College in Amsterdam heeft men hier goede ervaringen mee opgedaan (Vermeulen, 2003). Literatuur Eck, E. van., Volman, E., Heemskerk, I., & Kuiper, E. (2002). Ict en diversiteit. Ict-gebruik door leerlingen en docenten in het BO en VO. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Haan, J. de., & Huysmans, F. (2002). Van huis uit digitaal. Verwerving van digitale vaardigheden tussen thuismilieu en school. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Ministerie van OCenW (2002). ICT Monitor 2000-2001. Den Haag: Sdu. Vermeulen, A. (2003, 17 maart). De harde hand. Volkskrant.
9
Bijlage 1 Correctiesleutel Opgave 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Goede antwoord A B B B D D B A C D C B D C A D D D C C A B B A D C B D A A D C E A C A
10
Bijlage 2 Referentiegegevens Gemiddelde toetsscore per referentiegroep Tabel 1 toont onder meer het gemiddelde aantal goed gemaakte opgaven voor de vier referentiegroepen waarvoor percentielscores worden verstrekt. Te zien is bijvoorbeeld dat een brugklasser in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg gemiddeld 16 van de 36 opgaven goed heeft. Tabel 1 Gemiddelde toetsscore, aantal leerlingen, betrouwbaarheid (Cronbach’s alpha) en standaardmeetfout per referentiegroep
Gemiddelde toetsscore
Aantal leerlingen
Betrouwbaarheid
Standaardmeetfout
Eerste leerjaar bb/kb
16
448
.82
.32
Eerste leerjaar tl/gl
21
670
.80
.26
Eerste leerjaar havo/vwo en derde leerjaar vmbo
25
1175
.81
.17
Derde leerjaar havo/vwo
28
322
.81
.29
Totaal
23
2615
.87
.14
Referentiegroep
De toetsbetrouwbaarheid (Cronbach’s alpha) is hoog (> .80) en de standaardmeetfout is voldoende klein. Dit betekent dat de toets een nauwkeurig onderscheid maakt tussen leerlingen met hoge en lage internet- en computervaardigheden. Toetsen meten nooit helemaal nauwkeurig. De standaardmeetfout geeft aan binnen welk interval rond de vastgestelde toetsscore de werkelijke toetsscore van de leerling zich waarschijnlijk zal bevinden. Voor de onderscheiden referentiegroepen varieert de standaardmeetfout van .17 tot .32. U mag met 68% zekerheid veronderstellen dat de ware toetsscore niet verder dan één standaardmeetfout van de vastgestelde toetsscore af ligt. Wilt u weten tussen welke grenzen een toetsscore met 95% zekerheid ligt, dan moet u de standaardmeetfout met 2 vermenigvuldigen. Percentielscores per referentiegroep De percentielscores voor de onderscheiden referentiegroepen zijn weergegeven in Tabel 2. Een percentielscore geeft aan welk percentage van de leerlingen in de desbetreffende referentiegroep even veel of minder opgaven goed heeft gemaakt. Stel dat Jan, een eersteklasser in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg, een toetsscore heeft van 20. De bijbehorende percentielscore is 74. Dit betekent dat 74% van de eersteklassers in het vmbo een gelijke of lagere toetsscore heeft dan Jan. Jan behoort op deze toets dus tot de 26% ‘beste’ leerlingen.
11
Tabel 2 Percentielscores per referentiegroep Toetsscore
Eerste leerjaar bb/kb 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
0 0 0 1 2 3 5 8 11 15 19 24 29 35 41 47 53 58 64 69 74 79 83 87 90 92 95 96 98 99 99 100 100 100 100 100 100
Percentielscores Eerste leerjaar havo/vwo en Eerste derde leerjaar leerjaar gl/tl vmbo 0 0 0 0 0 0 1 1 2 3 5 7 9 12 15 19 23 27 33 38 44 50 56 62 68 74 79 84 89 92 95 97 99 99 100 100 100
12
0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 2 3 4 5 6 8 11 13 16 20 24 29 35 41 47 54 62 69 77 84 90 95 98 100 100
Derde leerjaar havo/vwo 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 2 3 4 5 6 8 10 12 16 20 24 30 37 45 53 63 74 84 92 98 100
Bijlage 3 Het gebruik van internet en de computer thuis Tabel 1 bevat een samenvattende beschrijving van de antwoorden van de leerlingen op de vragen van de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’. Te zien is onder meer dat 8% van de eersteklassers in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg thuis geen computer heeft, tegen 2% van de eersteklassers in het havo/vwo. Tabel 1 Het gebruik van internet en de computer per opleidingstype per leerjaar (percentage leerlingen per vraag per alternatief) Opleidingstype en leerjaar Vraag Heb je thuis een computer? Heb je thuis een eigen e-mail adres? Hoe vaak zit je thuis achter de computer?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer om informatie op internet te zoeken?
Hoe vaak zit je thuis achter de computer om te e-mailen of te chatten?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer voor spelletjes of muziek?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer voor tekstverwerking (bijv. huiswerk, werkstukken, brieven)?
Alternatieven A Nee B Ja, maar zonder internet C Ja, met internet A Nee B Ja A Nooit, want ik heb thuis geen computer B Nooit, maar ik heb thuis wel een computer C Ongeveer één keer per maand D Ongeveer één keer per week E (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag
13
BBKB 1 8 17 75 41 59
GLTL 1 3 14 83 35 65
HAVW VMBO HAVW 1 3 3 2 4 2 8 11 13 91 86 85 22 15 16 78 85 84
6
3
2
2
1
4
3
0
3
2
8
6
4
3
7
26 56 25
27 62 22
24 71 13
19 73 13
22 68 15
23
27
32
20
18
36 16 36
37 13 32
40 15 22
43 24 19
41 27 22
10
11
12
5
7
19 35 9
24 33 7
26 41 4
15 61 9
18 53 8
8
11
8
6
12
28 55 18
28 55 10
30 57 4
21 64 7
25 56 4
34
37
39
37
28
38
44
49
48
57
11
9
7
8
11
Bijlage 4 Samenhang tussen de vaardigheid en het gebruik van internet en de computer Tabel 1 toont het gemiddeld aantal goede antwoorden op de toets per alternatief van de vragen uit de vragenlijst. Te zien is onder meer dat bbkb-eersteklassers die thuis over een computer met internet beschikken gemiddeld drie opgaven meer goed hebben dan hun klasgenoten die thuis geen computer hebben (17-14=3). Ook is te zien dat leerlingen met een eigen e-mail adres afhankelijk van het opleidingstype en leerjaar vier à zes opgaven meer goed hebben dan hun leeftijdsgenoten die daarover niet beschikken. Tabel 1 Gemiddelde toetsscores per opleidingstype per leerjaar voor de antwoorden op de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’ Opleidingstype en leerjaar Vraag Heb je thuis een computer? Heb je thuis een eigen e-mail adres? Hoe vaak zit je thuis achter de computer?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer om informatie op internet te zoeken?
Hoe vaak zit je thuis achter de computer om te e-mailen of te chatten?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer voor spelletjes of muziek?
Hoe vaak gebruik je thuis de computer voor tekstverwerking (bijv. huiswerk, werkstukken, brieven)?
Alternatieven A Nee B Ja, maar zonder internet C Ja, met internet A Nee B Ja A Nooit, want ik heb thuis geen computer B Nooit, maar ik heb thuis wel een computer C Ongeveer één keer per maand D Ongeveer één keer per week E (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag A Nooit B Ongeveer één keer per maand C Ongeveer één keer per week D (Bijna) iedere dag
14
BBKB 1 14 14 17 14 18 12
GLTL 1 18 18 21 18 22 17
HAVW VMBO HAVW 1 3 3 22 18 29 23 21 26 26 26 29 22 20 24 26 26 29 21 17 24
15
20
20
23
15
19
20
20
24
15
20
24
23
27
18 14 15
21 18 21
27 22 25
27 21 24
30 24 27
18
22
26
26
29
19 15 16
22 18 20
29 22 25
27 22 24
30 25 28
16
22
26
26
29
19 15 14
23 19 19
27 22 23
26 21 24
30 25 25
15
20
25
24
28
18 14 17
21 17 20
27 24 25
27 18 25
30 25 27
17
22
26
26
29
18
21
27
27
30
Bijlage 5 Scoreformulier bij de vragenlijst ‘Internet- en computergebruik’
15
Vraag 7
Vraag 6
Vraag 5
Vraag 4
Vraag 3
Vraag 2
Naam leerling
Vraag 1
SCOREFORMULIER VRAGENLIJST INTERNET- EN COMPUTERGEBRUIK Totaalscore