Voorbeeldtoets Biologie voor groep 8 Deel 2 Stofwisseling en kringloop
Deze toets bestaat uit 12 opgaven
© Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling Arnhem (2011) Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit werk mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling worden openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie/reprografie, scanning, computersoftware of andere elektronische verveelvoudiging of openbaarmaking, microfilm, geluidskopie, film- of videokopie of op welke wijze dan ook. Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Indien iemand meent als rechthebbende in aanmerking te komen, kan hij of zij zich tot Cito wenden.
1 Koorts
Dit kind heeft koorts. Wat zal de thermometer aangeven? A B C D
34 °C 37 °C 39 °C 44 °C
2 Voedsel vangen
Ieder dier vangt zijn voedsel op een speciale manier. Welk diergedrag heeft niets te maken met het vangen van een prooi? A B C D
dat van dier 1 dat van dier 2 dat van dier 3 dat van dier 4
3 Planten maken voedsel
Planten kunnen zelf voedsel maken uit stoffen die ze uit de bodem en uit de lucht opnemen. Jacco wil dit met een tekening laten zien. Zijn tekening is bijna klaar. Hij moet alleen nog de namen van de stoffen in de juiste vakjes zetten. Hoe doet Jacco dat goed? koolstofdioxide in vakje _____ mineralen in vakje _____ water in vakje _____
4 GFT
In deze zak zit compost. De compost is gemaakt van Groente-, Fruit- en Tuinafval. Welke organismen maken van groente-, fruit- en tuinafval compost? A B C
mieren en wespen muizen en ratten schimmels en bacteriën
5 Schaapskudde
Deze schapen grazen op het heideveld. Wat zal er met het heideveld gebeuren als er geen schapen meer op grazen? A B C
Het heideveld blijft zoals het is, het maakt niet uit of er wel of geen schapen op grazen. Het heideveld zal langzaam aan kaal worden, omdat de planten geen mest meer krijgen. Het heideveld zal langzaam aan veranderen in een bos, omdat jonge boompjes niet meer door de schapen opgegeten worden.
6 Jam met conserveermiddel
Op het etiket van deze pot aardbeienjam staat "met conserveermiddel". Waarom staat dat erop? Dat staat erop zodat je weet ... A B C D
dat deze jam heel zoet smaakt. dat deze jam lang goed blijft. dat dit jam is voor mensen met suikerziekte. dat je de jam in de koelkast moet bewaren.
7 Broeikaseffect Een groot milieuprobleem is het broeikaseffect. Wat wordt met het broeikaseffect bedoeld? A B C D
Het groter worden van de woestijn. Het opwarmen van de aarde. Het smelten van poolkappen. Het uitsterven van diersoorten.
8 Voetballers
Deze voetballers doen hun best om te winnen. Wat zal er, vergeleken met vóór de wedstrijd, gebeuren met …. (zet een kruisje in het juiste vakje): Neemt af aantal hartslagen per minuut aantal ademhalingen per minuut hoeveelheid zweet
Blijft gelijk
Neemt toe
9 Zweefvlieg
Deze zweefvlieg ziet er net zo uit als een wesp. Een wesp kan steken, een zweefvlieg niet. Wat is het voordeel voor de zweefvlieg om er net zo uit te zien als een wesp? A B C D
De zweefvlieg heeft er geen voordeel bij om er net zo uit te zien als een wesp. De zweefvlieg kan nu dezelfde bloemen bezoeken als wespen. De zweefvlieg kan nu ook met wespen paren. De zweefvlieg wordt nu niet zo snel opgegeten.
10 Voedselketen van roos tot roofvogel
Boer Bas spuit gif op zijn akkers. Hierdoor worden alle lieveheersbeestjes gedood. Eva zegt: “Er zullen nu meer koolmeesjes komen.” Ben zegt: “Er zullen nu meer luizen komen.” Wie heeft gelijk? A B C D
alleen Eva alleen Ben beiden geen van beiden
11 Borstomvang meten
De borstomvang van Jeroen is maximaal 78 cm en minimaal 70 cm. Waar heeft het verschil mee te maken? A B C D
of hij fit of moe is of hij inademt of uitademt of hij net gegeten heeft of niet of zijn hart snel of langzaam klopt
12 Proef met een plant
a
b
c
d
De tekeningen a t/m d staan op volgorde. Aan de gele kleur en aan de schaduw kun je zien dat het licht is. Wat toont dit proefje aan (of: welke conclusie kun je uit dit proefje trekken)? A B C D
dat de stengel en de bladeren in het licht groen kleuren dat de stengel en de bladeren in het licht veel water verdampen dat de stengel en de bladeren zich naar het licht toe keren dat planten licht nodig hebben om te groeien