Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
op s t e k e r s
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Vooraf Voor de provincie Drenthe is jeugdzorg een belangrijk beleidsterrein. Samen met onze partners uit het veld spannen we ons al jaren in om kinderen, jongeren en opvoeders snel en goed hulp te kunnen bieden als dat nodig is. Dat doen we op onze eigen Drentse manier waarbij sleutelwoorden zijn: korte lijnen, nauwe samenwerking, oplossingsgericht en vernieuwend. Duidelijk mag zijn dat onze rol als provincie veel meer omvat dan alleen het investeren van autonome middelen vanuit het Rijk. We blijven ons inzetten om een snelle toegang tot zorg te garanderen, partijen bij elkaar te brengen en te zoeken naar nieuwe wegen om jongeren en jeugdigen passende vormen van zorg te bieden. Dit doen we onder andere door zorgprogramma’s te stimuleren die adequaat zijn en die gezamenlijk worden gedragen door een goede aanpak bij Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders. Dat alles tezamen vormt de Drentse aanpak. Omdat we trots zijn op onze Drentse aanpak hebben we dit boek geschreven. Aan de hand van tien verhalen willen we u een beeld geven van projecten en voorzieningen die de Drentse jeugdzorg hebben verrijkt. Het zijn verhalen uit de dagelijkse praktijk, gebaseerd op interviews met medewerkers die als geen ander weten wat er zich op de werkvloer afspeelt. De verhalen zijn toegankelijk geschreven. Op deze manier hopen we niet alleen professionals te bereiken die met kinderen en jongeren werken, maar iedereen die zich betrokken voelt bij de zorg aan Drentse jeugdigen. Ik wens u veel leesplezier! Anneke Haarsma, gedeputeerde jeugdzorg, Provincie Drenthe
1
2
De verhalen zijn gebaseerd op interviews met de volgende personen. Nieuwe school, nieuwe kansen Theo Platje voormalig projectleider JOT, Bureau Jeugdzorg Drenthe Huis van haar dromen Roelof Martens projectleider Signs of Safety, Bureau Jeugdzorg Drenthe Herkansing Inge Venema coördinator Rebound in Emmen ‘We gaan het samen doen’ Dian Kempen zorgleidster, Yorneo Een vader van niks Gerda Otto gezinscoach, Stichting Welzijnswerk Hoogeveen ‘Het gaat om Josje’ Ellen Janssen beleidsmedewerker Serviceafdeling, Bureau Jeugdzorg Drenthe
Heb jij vrienden? Annelies Lubbers intern begeleider OBS De Veldkei Marije Veenstra hulpverlener, Yorneo Agnes van der Wijk hulpverlener Yorneo Twee moeders Kwinta Pierie pleegzorgwerker, Yorneo Ria Siepel pleegzorgwerker, Yorneo Bijzonder! Mike van Wissing afdelingsmanager Doen wat werkt Nadia Thiel behandelcoördinator Time-out groep, Doen wat werkt Zij kent mijn geheimen Nick, zijn ouders Esther en René en zijn zusje Manon
Wij zijn veel dank verschuldigd aan deze personen. Zonder hun medewerking had dit boek niet tot stand kunnen komen.
3
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Nieuwe school, nieuwe kansen Jongeren Opvang Team
Drenthe kent vier Jongeren Opvang Teams (JOT): Assen, Emmen, Meppel en Hoogeveen. Doel is te voorkomen dat jongeren tot 18 jaar het criminele pad opgaan. Het JOT komt in actie als een jongere risicogedrag vertoont of er andere signalen zijn die kunnen leiden tot crimineel gedrag.
Patty heeft haar blonde haar opgestoken en haar korte spijkerrokje aangetrokken. Het roze sjaaltje van haar moeder vindt ze in het gangkastje onder de kapstok. Bang voor lastige vragen hoeft ze niet te zijn. Haar moeder ligt nog in een soort coma door de medicijnen die ze slikt. Voor de spiegel draait ze haar hoofd alle kanten uit om zich goed te kunnen bekijken. ‘Kan er mee door,’ mompelt ze met een kritische blik, terwijl ze haar rokje straktrekt. Ze baalt alleen dat ze geen goede make-up in huis kon vinden. De oude lippenstift van haar moeder met die vieze roodbruine kleur wil ze voor geen goud opdoen en de rest is niet veel beter. Nou ja, dan moet het maar zo. Ze hangt haar schooltas over haar schouder en loopt naar het schuurtje om haar fiets te pakken. ‘Vandaag wordt mijn lucky day,’ zegt ze vrolijk tegen zichzelf, ‘nieuwe school, nieuwe kansen.’ Het JOT is een samenwerkingsverband van politie, Bureau Jeugdzorg, bur Halt, Kinderbescherming, Maatschappelijk werk, leerplichtambtenaar, verslavingszorg, GGZ en Jeugd en Jongerenwerk. Deze partijen hebben een overeenkomst gesloten waarin ze aangeven op het terrein van signalering, preventie en hulpverlening samen te werken.
Echte vrienden of vriendinnen heeft ze nog niet, denkt ze als ze voor het fietsenhok afstapt. Op MSN heeft ze wel wat contact met klasgenoten, maar ze weet nog niet wie ze echt aardig vindt. Ze weet wel dat ze Mike aardig vindt, meer dan aardig. Eén blik van haar was genoeg om dat te ontdekken en zoals hij terugkeek… Ze is niet gek, sommige dingen voel je gewoon. Als ze het fietsenhok uitkomt, blijft ze even staan en speurt het schoolplein af. Haar hart slaat over als ze hem bij het stenen bankje naast de ingang ziet. Hij is niet alleen, jammer dan. Als ze daarop moet wachten. Met kleine pasjes trippelt ze in de richting van het groepje klasgenoten. ‘Hai Mike,’ zegt ze met haar liefste glimlach. Mike lijkt te verbaasd om iets terug te zeggen. ‘Hai Mike,’ doet Lisa haar pesterig na. De anderen schieten in de lach, ook Mike. Niks van aantrekken, denkt Patty. Ze gaat bij het groepje staan en glimlacht weer naar Mike. ‘Haal je maar niks in je lelijke hoofd,’ zegt Lisa weer. ‘Ga je mee, Mike?’ Ze zoent hem uitdagend en trekt hem aan zijn arm mee in de richting van de ingang. De rest van het groepje slentert er achteraan. Een beetje verdwaasd blijft Patty staan. Ze zou iets willen schreeuwen, maar ze weet niet wat. 6
Om jongeren te bereiken die risicogedrag laten zien, zoals spijbelen, baldadigheid en grensoverschrijdend gedrag, vindt intensieve samenwerking plaats van de betrokken partijen. Deze samenwerking leidt tot een beter gebruik van ieders deskundigheid en zorgt ervoor dat deze jongeren snel hulp krijgen. Het JOT team komt wekelijks bijeen om jongeren te bespreken die in aanmerking komen voor vervolghulp. Gebleken is dat hierdoor minder jongeren in een strafrechtelijk traject belanden en de overlast afneemt.
Patty ligt op haar bed en staart naar het plafond. Het kwam door de make-up, denkt ze. Als je zag hoe zwaar Lisa was opgemaakt en veel andere meiden uit haar klas. In de middagpauze is ze naar het winkelcentrum gerend, maar ze had natuurlijk niet genoeg geld bij zich. Op de een of andere manier hadden ze haar in de gaten. Toen ze het Kruidvat uitkwam, werd ze tegengehouden. Ze moest haar zakken leegmaken en daarna hebben ze de politie gebeld. Haar moeder moest haar op het politiebureau ophalen en dat voor één lippenstift. Nog een geluk dat ze op dat moment niet diep in een depressie zat, anders was ze niet eens gekomen. Patty staat op en zet de computer aan. Ze meldt zich aan op MSN, misschien zit Mike ook achter de computer. Meteen krijgt ze een berichtje. Lisa zegt: ‘Hey Patty, sletty. Mooie bijnaam, vind je niet. Idee van Mike. Linda zegt: Wat dacht je van Pat die jat? Lisa zegt: Hoezo? Heb ik wat gemist? Linda zegt: Winkeldiefstal, bij het Kruidvat. Lisa zegt: Meen je nie? Zal Mike leuk vinden. Ellen zegt: Hey, zijn jullie er ook? Zullen we actie gaan voeren: Patty, rot op! Patty’s handen beginnen van woede en onmacht te trillen. Hard slaat ze met haar vingers op de toetsen. Patty zegt: Rotten jullie zelf op! Mag ik Mike niet aardig vinden soms? Lisa zegt: Mike is van mij. Zoek iemand van je eigen soort. Patty zegt: Ik praat morgen zelf wel met Mike. Lisa zegt: Mike praat niet met sletjes. Het ontvangstcomité staat morgen voor je klaar. Het hulpaanbod kan variëren van een weerbaarheidstraining, een echtrechtbijeenkomst, een HALT afdoening en opvoedingsondersteuning tot een geïndiceerd hulpaanbod als Erger Voorkomen. Maar ook heel praktische oplossingen als lid worden van een sportvereniging behoren tot de mogelijkheden.
7
‘Patty,’ klinkt een schorre stem van boven, ‘Patty, kun je even komen?’ Met tegenzin sloft Patty de trap op. Als ze de slaapkamer inkomt, richt haar moeder zich moeizaam op. ‘Kun je mijn medicijnen alsjeblieft even pakken,’ vraagt ze, ‘en een glaasje water?’ Ze zucht diep. ‘Ik heb vandaag de kracht niet om uit bed te komen.’ Patty gaat even later naast haar bed zitten. Ze kijkt hoe haar moeder het pilletje met een slok water wegspoelt. Het moet helpen tegen haar depressieve buien, maar Patty merkt er niet veel van. Het valt haar op dat de kringen onder haar moeders ogen steeds donkerder worden. ‘Ga je vandaag ook niet naar school?’ vraagt haar moeder. Patty schudt haar hoofd. Ze is al bijna drie weken niet meer geweest en ze is niet van plan ooit nog terug te gaan. Die laatste keer op school zal ze nooit vergeten. Ze had al haar moed verzameld om met Mike te praten. Maar toen ze op hem toeliep, kwam opeens dat stel meiden om haar heen staan. Wat ze allemaal riepen, niet normaal meer. En toen ze toch wilde doorlopen, begonnen ze haar te slaan en aan haar haar te trekken. Tussen hun woedende gezichten door zag ze Mike op een afstandje staan kijken. Hij moest lachen. Toen brak er in iets haar. Ze draaide zich om en rende huilend weg. ‘Ze hebben van school gebeld,’ zegt haar moeder, ‘iemand van leerplicht. Ze willen op bezoek komen. Ik wil er niks mee te maken hebben. Dat kan ik nu niet opbrengen.’ Ze is nog maar net uitgesproken als de voordeur belt gaat. Patty loopt naar het raam en gluurt vanachter het gordijn naar beneden. Er staat een man voor de deur. Hij belt nog een keer. Dat moet hem zijn, denkt ze. ‘Ik doe niet open,’ fluistert Patty. ‘Gelijk heb je,’ mompelt haar moeder. ‘Daar komt alleen maar ellende van.’ De politie vervult een belangrijke taak als het gaat om melden en constateren van feiten. De jongere wordt door de politie benaderd om op het bureau te komen praten, samen met de ouders. Als blijkt dat een jongere geïndiceerde zorg nodig heeft, komt Bureau Jeugdzorg in actie.
Patty’s moeder stopt de envelop met het logo van de politie in haar tasje. ‘Wie had ooit kunnen denken dat ik met mijn dochter op het politiebureau moet komen?’ verzucht ze. ‘En waarom zit er iemand van Bureau Jeugdzorg bij? Kunnen ze ons niet gewoon met rust laten?’ Patty trekt haar jas aan. Alsof zij dat allemaal weet. Ze weet alleen dat je zo’n brief van de politie niet zomaar in de prullenbak kunt gooien. De voordeur kun je dicht laten en de telefoon kun je laten rinkelen, maar nu… ze hebben geen keus. De bus stopt vlak voor het politiebureau. Met lood in haar schoenen loopt Patty achter haar moeder aan naar binnen. Ze worden doorgestuurd naar een spreekkamertje waar een agent in uniform hen ontvangt. Naast hem zit een lange man met een vriendelijk gezicht van Bureau Jeugdzorg. 8
De agent heeft een stapel papieren voor zijn neus. Hij tikt erop als hij begint te praten. Om de beurt kijkt hij Patty en haar moeder streng aan. ‘…zeer ernstige zaak… winkeldiefstal is een strafbaar feit… schoolverzuim is ook strafbaar… flinke boete…’ Hij bladert weer in zijn papieren. Patty schuift ongemakkelijk op haar stoel heen en weer. Vanuit haar ooghoek ziet ze dat haar moeders gezicht wit is weggetrokken. De agent praat verder. ‘…leerplichtambtenaar voor de deur laten staan… telefoon niet beantwoord… contact met de buitenwereld verbroken… Weten jullie wel waar jullie mee bezig zijn?’ Er valt een lange stilte. Patty moet slikken. Ze had precies in haar hoofd wat ze wilde zeggen, maar nu blijven de woorden in haar keel steken. Wat zijn de succesfactoren van het JOT? · Snelheid: binnen drie weken van melding tot zorg · Afspraken met Bureau Jeugdzorg voor een snelle indicatie · Geen extra bureaucratie maar aansluiting bij de taken van betrokken organsiaties · Ontwikkeling werkwijze vanaf de werkvloer · Bereik alle Drentse gemeenten via de vier grote gemeenten
Patty haalt opgelucht adem als de agent is vertrokken. Tegen Leo van Bureau Jeugdzorg durft ze haar verhaal wel te vertellen. Over hoe erg het was op school en hoe ze haar op MSN nog steeds lastig vallen met scheldpartijen. Daarna is het de beurt aan haar moeder om over haar problemen te praten. ‘Wat zou er moeten gebeuren om voor jullie situatie een oplossing te vinden?’ vraagt Leo. ‘Hebben jullie daar wel eens over nagedacht?’ ‘Dat ik niet meer terug hoef naar die rotschool,’antwoordt Patty meteen. Na een tijdje heen en weer praten, lukt het om een soort plan te maken. ‘Ik ga regelen dat jullie thuis hulp krijgen.’ zegt Leo. ‘Dat programma heet Erger Voorkomen. Een paar keer per week komt er iemand bij jullie op bezoek en dan gaan jullie met zijn drieën aan de slag om de problemen op te lossen. We gaan ook een oplossing zoeken voor school.’ Leo kijkt Patty’s moeder aan. ‘Het lijkt me belangrijk dat u voor uw depressieve buien wordt behandeld. In ons team zit een organisatie die daarvoor kan zorgen.’ Patty voelt zich kilo’s lichter als ze na een tijdje het politiebureau uitlopen. Spontaan grijpt ze haar moeders hand vast en knijpt erin. Als antwoord knijpt haar moeder terug.
9
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Huis van haar dromen Signs of Safety
4 september Sandra zit op de stoeprand en kijkt naar het jonge poesje dat op het dak van een geparkeerde auto ligt. ‘Kom maar,’ zegt ze en strekt beide armen uitnodigend uit. Het poesje staart haar alleen maar sloom aan. ‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zegt Sandra. Ze maakt zachte miauwgeluidjes. Net echt, vindt ze zelf. Halverwege de straat vliegt een balkondeur open. Een man fluit schel op zijn vingers. Sandra kijkt hoopvol naar het poesje dat plotseling rechtop is gaan zitten en terugmiauwt. ‘Kom maar op schoot,’ zegt ze en ze klopt op haar bovenbenen. Weer fluit de man, nog scheller dan eerst. Meteen daarna roept hij Sandra’s naam, steeds harder en ongeduldiger. Het poesje springt met een zachte plof op de motorkap. Sandra durft zich bijna niet te bewegen, stel je voor dat ze het poesje daardoor wegjaagt. Ze schrikt als een man haar opeens aan haar oren omhoogtrekt. Hij laat haar linkeroor niet meer los en sleept haar ruw mee over straat, intussen roept hij scheldwoorden. Sandra wil niet huilen en verbijt de pijn. Huilen maakt het alleen maar erger, heeft ze ontdekt. Bureau Jeugdzorg heeft als kerntaak om snel en doortastend op te treden in onveilige opvoedingssituaties. Bureau Jeugdzorg Drenthe maakt daarbij gebruik van Signs of Safety, een uit Australië afkomstige methodiek om de veiligheid van kinderen te kunnen garanderen. Medewerkers volgen een speciale training om deze methodiek te kunnen toepassen. Ze maken deel uit van het High Risk team dat bij ernstige zaken zoveel mogelijk wordt ingezet.
18 september ‘Waarom wil iemand van Bureau Jeugdzorg met ons praten?’ vraagt haar moeder met een boos gezicht. ‘Heb jij soms op school leugens over je vader rondverteld?’ Sandra begrijpt niet goed wat ze bedoelt. Ze heeft helemaal niks verteld. Zelfs niet tegen juf Ellen toen die na gym van alles over de blauwe plekken op haar rug begon te vragen. ‘Hij is mijn vader niet,’ antwoordt ze alleen. Van haar moeder moet ze pap tegen hem zeggen, maar dat kan ze niet. Ze heeft maar één vader en die woont hier niet meer. Hij is gewoon Johan, de vriend van haar moeder. ‘Zeg eens eerlijk,’ gaat haar moeder wat minder boos verder, ‘heb je een hekel aan Johan?’ Dat is een moeilijke vraag. Hij kan heel aardig zijn. Dan maakt hij grapjes en laatst nam hij als verrassing een cd voor haar mee. Maar hij heeft ook driftbuien, zomaar opeens, en dan is ze zo bang voor hem dat ze zich het liefst wil verstoppen. ‘Ik weet het niet zo goed,’ antwoordt Sandra aarzelend, ‘niet echt denk ik, alleen als hij me pijn doet.’ ‘Waarom luister je dan ook niet beter naar hem? Hij heeft al genoeg zorgen, als jij dan ook nog zo lastig bent.’ 12
Ik doe ook mijn best om te luisteren, denkt Sandra. Hij doet alsof ik hem expres niet hoor, maar dat is helemaal niet waar. Ze kijkt op als ze de hand van haar moeder op haar hoofd voelt. ‘Ik wil jullie geen van beiden kwijt,’ zegt ze zacht. ‘Maar als het Bureau Jeugdzorg zich met ons gaat bemoeien dan weet ik niet…’ Bureau Jeugdzorg maakt samen met ouders en andere personen uit het netwerk van het gezin een veiligheidsplan. Dit plan benoemt niet alleen de aanwezige risicofactoren, maar richt zich vooral op de positieve krachten in het gezin en het netwerk daaromheen. Hierdoor kan in veel gevallen uithuisplaatsing worden voorkomen of worden beperkt tot een korte periode. ‘Het netwerk blijft, de hulpverlening is slechts een passant.’
14 oktober Carla van Bureau Jeugdzorg legt de tekening voor Johan en Jennifer, Sandra’s moeder, op tafel. ‘We hebben Sandra gevraagd drie huizen te tekenen,’ vertelt Carla. Ze wijst op het eerste huis. ‘Kijk, hierboven is haar kamertje en daar zie je haar been. Sandra heeft zich onder haar bed verstopt.’ ‘Waarom ligt ze onder haar bed?’ vraagt Jennifer. ‘Dat is me nog nooit opgevallen.’ ‘Ze voelt zich niet veilig,’ antwoordt Carla. ‘Ze is vooral bang voor jou, Johan, bang dat je haar pijn doet.’ Ze wijst op een grote man in de woonkamer, een man met reusachtig lange benen. Het lijkt of er zwarte watten uit zijn oren steken. ‘Er komt rook uit je oren,’ legt Carla uit, ‘omdat je hoofd vol vuur zit als je een driftbui hebt.’ ‘En ik dan?’ vraagt Jennifer. ‘Waarom heeft ze mij zo klein getekend met zo’n idioot grote zonnebril op mijn kop?’ ‘Sandra vindt dat je niet goed ziet wat er om je heen gebeurt. Ze voelt zich door jou in de steek gelaten.’ Er valt een stilte. Jennifer verbergt haar trillende onderlip achter haar hand. Dan legt ze een vinger op het huis van Sandra’s dromen. Een huis met grote ramen en kleurige bloemen in de tuin. In het hoge gras ligt een wit hondje met zwarte stippen. ‘Hier ben ik veel groter,’ fluistert Jennifer, ‘groter dan Johan. Wat moet dat dan betekenen?’ ‘Dat je haar beschermt tegen Johan,’ antwoordt Carla. ‘Zie je dat kamertje bovenin, daar slaapt Johan. Jij slaapt met Sandra op één kamer.’ ‘Er is dus nog wel plek voor mij,’ mompelt Johan. De kinderen worden actief bij de methodiek betrokken. Belangrijk onderdeel van Signs of Safety zijn de ‘three houses’. Kinderen tekenen drie huizen: het huis waarin ze nu wonen, het huis dat ze niet leuk vinden en het huis van hun dromen. Deze tekeningen worden met ouders besproken en zijn vaak zeer confronterend, omdat ze inzicht bieden in de diepste gedachten en gevoelens van kinderen. Kinderen doen zo mogelijk ook mee aan de netwerkconferentie. 13
28 oktober Sandra zit tussen opa en oma in. Ze kijkt om zich heen naar al die mensen die in de vergaderzaal van Bureau Jeugdzorg zitten. Haar moeder en Johan zitten tegenover haar. Daarnaast zit Charlie, de buurman, een goede vriend van Johan. En dan is er ook nog juf Wendy van Sandra’s school. Onder tafel voelt ze de hand van oma op haar been. Dat maakt het allemaal wat minder eng. Carla staat voor het grote witte bord. ‘Het gaat erom dat Sandra zich veilig gaat voelen,’ zegt ze, ‘en daar hebben we jullie allemaal bij nodig.’ Ze pakt een stift en schrijft in blokletters bovenaan het bord: ‘Zorgpunten’ en daaronder zet ze als eerste de naam van Johan. Ze kijkt hem aan. ‘Begrijp je waarom Sandra bang voor je is?’ ‘Nou ja…,’ begint hij aarzelend, ‘ik ben nogal een driftkop en eh… ik geef toe, dan kan ik me niet altijd inhouden. Maar eerlijk gezegd maakt Sanda het daar ook zelf naar. Meestal heeft ze gewoon schijt aan me. Heb ik gelijk of niet, Jennifer?’ Sandra schrikt van zijn woorden. Wat vindt mam daarvan? Haar moeder kijkt eerst opzij naar Johan en dan naar haar. ‘Ze is niet altijd even gemakkelijk,’ zegt ze aarzelend, ‘maar dat slaan… ik weet niet…’ Sandra voelt hoe oma in haar been knijpt. ‘Ik noem het gewoon kindermishandeling!’ roept oma boos. ‘Heb je die blauwe plekken wel eens gezien, dat is toch niet normaal?’ Ze beginnen allemaal door elkaar te praten, maar Carla grijpt in. ‘Iedereen komt aan de beurt,’ zegt ze streng, ‘en iedereen mag zijn zegje doen. Daarna gaan we samen naar oplossingen zoeken, afgesproken?’ Als iedereen stil is, knikt ze in de richting van Sandra. ‘Sandra,’ vraagt ze, ‘je hebt drie mooie huizen voor ons getekend. Kun je vertellen hoe de tekening eruitziet van het huis waarin je nu woont?’ Netwerkconferenties vinden plaats onder leiding van een lid van het High Risk team. Daarbij komen vragen aan de orde als: Wat zijn de zorgen? Wat zijn de krachten van het gezin? Hoe wordt de situatie vanuit het eigen perspectief beoordeeld? Wat moet er gebeuren om een veilige situatie te creëren? Wat kunnen de verschillende deelnemers hierin betekenen? De medewerker van Bureau Jeugdzorg heeft de leiding, behandelt iedereen met respect, gaat schematisch te werk en zorgt dat alle problemen op tafel komen.
21 januari ‘Ik kom je vanavond na het eten weer ophalen,’ zegt opa. Sandra geeft hem een kus. Ze vindt het best leuk om een tijdje bij opa en oma te wonen. Dat heeft Carla geregeld. Maar ze is blij dat ze nu vaker thuis op bezoek mag komen. ‘Johan heeft een verrassing voor je,’ zegt haar moeder. ‘Houd je jas maar aan.’ 14
Nieuwsgierig stapt Sandra bij hem in de auto. ‘Gaan we naar een pretpark of zo?’ vraagt ze. ‘Ik zeg niks,’ antwoordt Johan met een geheimzinnig lachje. Hij is anders geworden, denkt Sandra, gelukkig. Van mam hoorde ze dat hij soms nog wel eens een driftbui heeft, maar dan loopt hij naar de overkant, naar Charlie. En dan kletsen ze wat en drinken een biertje. Johan en haar moeder krijgen ook les in opvoeden, weet Sandra, een soort cursus. Zie je wel dat het niet allemaal aan haar ligt? ‘We zijn van de week nog op je school geweest,’ zegt Johan opeens, ‘om met je juf te praten. Ze houdt je wel goed in gaten, hè?’ ‘Ze is aardig,’ antwoordt Sandra. Het lijkt wel of iedereen bezorgd om haar is, denkt ze. Niet alleen de juf, maar ook opa en oma, en mam natuurlijk. Zelfs Charlie vraagt hoe het met haar gaat als ze hem buiten tegenkomt. En Carla van Bureau Jeugdzorg is de baas, heeft ze gemerkt. Al die mensen geven haar een fijn en veilig gevoel, alsof ze belangrijk is. Het is een tijdje stil in de auto. Ze merkt dat ze de stad uitrijden, maar Sandra heeft geen idee waar ze heengaan. Even later rijden ze door een dorpje en aan het eind slaan ze rechtsaf. Als ze de oprit van een boerderij oprijden, kan Sandra haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. ‘Wat is hier nou te beleven?’ Johan lacht weer geheimzinnig. In de stal komen ze de boer tegen in zijn blauwe overall. ‘We hebben er nog drie!’ roept hij. Het volgende moment zit Sandra op de grond met een hondje in haar armen, wit met zwarte vlekken. Pas na een tijdje dringt tot Sandra door dat Johan iets tegen haar zegt. Verschrikt kijkt ze op. Zou hij weer boos zijn, omdat ze niet luistert? Maar zijn gezicht staat juist vrolijk. ‘Voor als je binnenkort weer thuis komt wonen,’ lacht hij.
15
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Herkansing Rebound in het voortgezet onderwijs
In alle regio’s in Drenthe zijn zogeheten Reboundvoorzieningen van de grond gekomen. Ze zijn bedoeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die door hun gedragsproblemen tijdelijk niet meer te handhaven zijn binnen de school. Rebound biedt leerlingen een tweede kans om terug te keren naar school en zo de kans te vergroten tot het behalen van een startkwalificatie. Dit gebeurt aan de hand van een onderwijs- en zorgprogramma waarmee kennis, vaardigheden en een andere houding worden bijgebracht.
‘Waar kom jij vandaan?’ vraagt meneer Veenstra als Kenny de klas in loopt. Hij kijkt demonstratief op zijn horloge. ‘Gewoon,’ antwoordt Kenny onverschillig, ‘van huis’. Hier en daar klinkt onderdrukt gelach. ‘Vond je het ook teveel moeite om even te kloppen?’ In de stem van meneer Veenstra klinkt de irritatie nu duidelijk door. ‘Nee hoor,’ mompelt Kenny. Hij draait zich om en klopt op de binnenkant van de deur. Daarna sloft hij naar zijn plaats en gaat onderuitgezakt op zijn stoel zitten. Het lijkt of hij het gelach om hem heen niet hoort. ‘Heb ik gezegd dat je mocht gaan zitten?’ roept meneer Veenstra. ‘Meneer komt wanneer hij wil en doet alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ik wil je niet meer in mijn klas zien, ga je maar melden.’ Zonder wat te zeggen staat Kenny op, trekt zijn pet verder over zijn ogen en sloft het lokaal uit. De Reboundvoorziening richt zich op: · Motivatie en gedragsverandering · Herstel van de verhoudingen · Verbetering van de leerattitude · Inhalen en voorkomen van leerachterstanden · Binnen drie maanden terugplaatsen op school van herkomst of een andere reguliere school
Hendrik, zijn mentor, kijkt hem onderzoekend aan. ‘Het gaat niet goed, hè? Dit is al de zoveelste keer dat je eruit bent gegooid. Wat moet ik nou met jou?’ Kenny haalt zwijgend zijn schouders op en trekt zijn pet verder over zijn ogen. Het is net of hij zich hierdoor onzichtbaar kan maken. ‘Hoe is het thuis,’ vraagt Hendrik, ‘nog veranderingen?’ Kenny aarzelt even. ‘Het gaat slechter met mijn moeder,’ zegt hij dan. ‘De kanker is teruggekomen. Ik moet haar overal mee helpen.’ ‘Ben je daarom steeds te laat op school?’ 18
Kenny knikt. ‘Dat ook, maar ik heb ook geen zin meer in die kutschool.’ ‘En je oom dan?’ vraagt Hendrik. ‘Die zorgt toch een beetje voor jou?’ ‘Jawel, maar hij is een bemoeial. Hij doet alsof hij mijn vader is en dat is hij niet.’ ‘Kijk me eens aan, Kenny,’ zegt Hendrik opeens streng. ‘Ik weet dat je een goed stel hersens hebt. Verpest het nou niet voor jezelf. Als je van school af moet heb je niks meer.’ Hij zwijgt even. ‘Weet je wat de Rebound is?’ vraagt hij dan. De Reboundvoorziening moet tot veranderingen op school leiden: · Vergroting van het signaleringsvermogen bij docenten · Verbetering van het schoolklimaat · Voorkomen van voortijdig schooluitval · Verbreding en verbetering van de zorgstructuur · Verbetering van de kwaliteit van zorg
Zoals elke dag beginnen ze met theedrinken, even bijkletsen en de dag doornemen. In het begin was het wennen voor Kenny. Een beetje achterin de klas hangen en wegdromen zoals op school is er niet bij. De begeleiders houden je constant in de gaten. Wat wil je ook als je met zo’n klein groepje bent? De begeleiders zijn ook veel strenger dan hij dacht. Hij kijkt nu wel uit om te laat te komen. Hij heeft al een paar keer flink op zijn donder gehad. Met een schuin oog kijkt Kenny naar het rooster aan de muur. Het eerste deel van de ochtend heeft hij lessen die hij ook op school had. Dat hoeft voor hem niet zo nodig, saai. Om kwart over elf hebben ze sociale vaardigheid. Eerst wist hij niet eens wat dat was. Vaak spelen ze een spel en dan moet je leren nee te zeggen als je iets niet wilt en je moet leren tegen kritiek te kunnen. Vandaag is hij aan de beurt om iets aan de groep te vertellen. ‘Kenny, waar doe jij straks je presentatie over?’ vraagt Ineke, zijn begeleidster. Het lijkt wel of ze zijn gedachten kan raden. ‘Over de ziekte van mijn moeder, leukemie.’ ‘Vind je dat niet moeilijk?’ vraagt Sarab. ‘Zeker, daarom doe ik het ook.’ De Reboundvoorziening werkt nauw samen met de provinciale jeugdzorgvoorzieningen (Yorneo en Bureau Jeugdzorg Drenthe), met het speciaal onderwijs (RENN4) en met lokale voorzieningen zoals het schoolmaatschappelijk werk. Door de inzet van een ambulant medewerker van Yorneo is deskundige ondersteuning beschikbaar en kunnen zonodig zorgprogramma’s snel beschikbaar komen. Bureau Jeugdzorg levert contactpersonen en zorgt ervoor dat indicatiebesluiten voor jeugdzorg zo snel mogelijk kunnen worden afgegeven. 19
Kenny is zo geconcentreerd aan het tekenen dat hij niet merkt dat Ineke naast hem is gaan zitten. ‘Dat was een mooie presentatie,’ zegt ze, ‘mijn complimenten.’ ‘Ze gaat niet dood,’ antwoordt Kenny, ‘als je dat maar weet.’ ‘Dat bedoel ik ook helemaal niet. Volgens mij boft je moeder heel erg met jou. Je staat altijd voor haar klaar.’ Kenny haalt onverschillig zijn schouders op, zoals zo vaak. ‘Da’s normaal toch?’ Ineke slaat een arm om zijn schouder en knikt naar zijn tekening. ‘Is dat jullie hond?’ ‘Dat was onze hond. We moesten hem in laten slapen.’ ‘Je kunt geweldig mooi tekenen, Kenny.’ Weer haalt hij zwijgend zijn schouders op. Het is raar, denkt hij, ze zijn hier veel strenger dan op school en toch vindt hij dat prettig. Hij weet precies waar hij aan toe is en ze begrijpen hoe hij zich voelt. Ze verwachten dat hij luistert, maar ze luisteren ook echt naar hem. ‘Wat ik nog wou zeggen,’ gaat Ineke verder. ‘Ik heb met Betsy van jeugdzorg gesproken. Je kent haar wel, ze zat ook bij ons intakegesprek. Ze kan ervoor zorgen dat er thuis hulp voor jou komt, maar ook voor je moeder en je oom, zodat jullie het met zijn drieën wat beter kunnen redden. Wat vind je daarvan?’ Zwijgend haalt Kenny zijn schouders op en trekt zijn pet verder over zijn ogen. Zorgaanbieder Yorneo heeft verschillende zorgprogramma’s voor jeugdigen van 12 tot en met 18 jaar. Na een indicatie van Bureau Jeugdzorg is voor Kenny gekozen voor het Behandelprogramma 12/18. De Reboundvoorziening maakt veel gebruik van dit programma. Het richt zich op jeugdigen tussen 12 en 18 jaar die thuis, op school of op het werk problemen hebben. Het is bedoeld voor jeugdigen die moeite hebben zich aan te passen en slecht gemotiveerd zijn. Gezin en school worden bij de hulpverlening betrokken. Jeugdigen worden geholpen een nieuw perspectief te formuleren, een plan te bedenken en uit te voeren.
Trots loopt Kenny met zijn mentor door het lokaal. Ze spreken elkaar bijna elke week, over hoe het gaat en hoe het verder moet. Het is gek om Kenny zonder pet te zien. Die heeft hij niet meer nodig. Op panelen in het lokaal hangen tekeningen van Kenny, dieren en portretten van mensen. ‘Je eerste tentoonstelling,’ zegt Hendrik. ‘Je hebt talent, man.’ Hij geeft Kenny een klap op zijn schouder. Hendrik blijft staan voor een portret van een lachende vrouw met donkere kringen onder haar ogen. ‘Je moeder, hè?’ vraagt hij. ‘Ze is pas geopereerd,’ legt Kenny uit. ‘Ik heb mooi gelijk gehad, ze gaat niet dood. Daarom lacht ze.’ ‘Gelukkig,’ zegt Hendrik. ‘Ik hoorde dat er thuis nu ook hulp voor jullie is gekomen.’ Kenny staart langs het portret van zijn moeder naar buiten. Op het plein fietst Sarab slingerend 20
voorbij. Ineke draaft achter haar aan, maar zo te zien heeft Sarab geen hulp meer nodig. Kenny moet aan zijn oude school denken. Alleen al van de gedachte dat hij weer terugmoet, krijgt hij het benauwd. ‘Is dat je oom?’ Hendrik wijst op de tekening naast het portret van zijn moeder. ‘Mijn vader,’ antwoordt Kenny, ‘nagetekend van een foto. Ik weet niet meer hoe hij er in het echt uitziet.’ Opeens kijkt hij opzij. ‘Hendrik, ik hoef toch niet meer terug naar mijn oude school, hè?‘ De betrokkenheid van jeugdzorg is essentieel voor de Reboundvoorziening. Leidend is de vraag: Hoe kan de aansluiting van de jeugdzorg op het onderwijs worden gerealiseerd en verbeterd? Daarvoor is nodig: · Eén kind, één plan · Betere communicatie · Niet praten, maar doen! · Zorg meer zichtbaar in het onderwijs · Onderwijs is leidend.
Precies op de afgesproken tijd loopt Kenny door de glazen deur naar binnen, een stapel tekeningen onder zijn arm. Hij had nog nooit van deze school gehoord. Dankzij Ineke heeft hij een afspraak kunnen maken. Even heeft hij geaarzeld of hij zijn pet zou opzetten, maar hij heeft het toch niet gedaan. Een jonge vrouw staat hen op te wachten. ‘Ik ben Ilse,’ zegt ze en ze geeft Kenny een hand. ‘Eigenlijk is het een gewone VMBO school,’ vertelt Ilse in het kleine spreekkamertje. ‘Maar sinds kort hebben we een nieuwe richting: VMBO Creatief.’ Ze legt uit wat dat inhoudt en voor welke beroepen de opleiding is bedoeld. ‘Volgens Ineke zou dit een geweldige kans voor jou zijn. Maar je moet weten dat we naast creatieve vakken ook gewone vakken geven zoals Nederlands en wiskunde. Dat betekent hard werken, Kenny. Mijn vraag is daarom: hoe graag wil je deze opleiding volgen?’ Koortsachtig denkt Kenny na over een goed antwoord. Hij is niet zo’n prater, verkeerde woorden kunnen alles verpesten. ‘Zo graag,’ zegt hij en hij legt de stapel tekeningen voor haar neus. Het is een tijdje stil, op het geritsel van het papier na. Kenny heeft klamme handen van het zweet. Na een tijd kijkt Ilse op. ‘Kenny, wat ben jij goed!’ Opeens weet Kenny wel de goede woorden te vinden. ‘Ik heb er alles voor over,’ zegt hij, ‘echt alles.’
21
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
‘We gaan het samen doen’ Zorgleidster in peuterspeelzalen
In september 2006 is in Hoogeveen gestart met een pilot Zorgleidster. Een pedagogisch medewerkster die verbonden is aan een van de Medische Kinderdagcentra van Yorneo (zorgaanbieder jeugdzorg) is als zorgleidster voor alle peuterspeelzalen in de gemeente Hoogeveen beschikbaar gesteld. Zij kan worden ingeschakeld als de peuterspeelzaalleidster zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een peuter. De zorgleidster observeert de peuter op verzoek van de peuterspeelzaalleidster en adviseert de peuterspeelzaalleidster en de ouders over een vervolgaanpak.
Het duurt niet lang of de peuters letten al niet meer op Rianne. Het is net of ze erbij hoort. Ze zit achterin het lokaal en observeert Tim, onopvallend, maar wel zo dat niets haar ontgaat. Debby, de peuterspeelzaalleidster, wacht tot iedereen in de kring zit. De twee stoeltjes aan weerszijden van Tim blijven leeg. Niemand wil blijkbaar naast hem zitten, maar Debby neemt daar geen genoegen mee. Ze wijst twee meisjes aan die op de lege stoeltjes moeten gaan zitten. Ze gehoorzamen met tegenzin. Goed zo, Debby, denkt Rianne. ‘Als hij maar niet zo schreeuwt,’ zegt een van de meisjes met kort, lichtblond haar. Het andere meisje steekt demonstratief haar vingers in haar oren. Tim zegt niets terug, het lijkt of het allemaal langs hem heen gaat. Maar Rianne ziet de onzekere blik in zijn ogen. Debby begint met een liedje dat ze goed kennen, Visje, visje, in het water. Ze doen de bewegingen na die Debby met haar armen en handen maakt. Alleen Tim kan het niet goed volgen. Hij zwaait maar wat met zijn armen. En hij zingt in zijn eigen tempo. Als de anderen klaar zijn met een regel, is hij pas halverwege. Het lijkt wel of hij zijn eigen liedje zingt, met onverstaanbare woorden. ‘Juf!’ Een van de jongens steekt zijn vinger op. ‘Tim moet zijn mond houden.’ ‘Ja, juf!’ roept iemand anders. ‘Ben je al klaar met je liedje, Tim?’ vraagt Debby. Tim kijkt haar niet aan. Hij begint nog harder te zingen en hij zwaait wild met zijn armen. Bijna iedereen steekt zijn vingers in zijn oren. Het zingen van Tim gaat over in een soort gekrijs. Met moeite lukt het Debby om hem tot bedaren te brengen. Het doel van het project is dat peuters en hun ouders snel, tijdig en adequaat ondersteuning krijgen als dat nodig is. De inzet is ook gericht op versterking van de opvoedingssituatie. Peuterspeelzaalleidsters krijgen ondersteuning in de begeleiding van peuters en bij de contacten met ouders. Peuters worden doorverwezen als meer gespecialiseerde hulp noodzakelijk is. De peuterspeelzaalleidster houdt een centrale rol in het traject. Zij blijft ook verantwoordelijk voor de communicatie met de ouders.
24
Even later zitten de peuters in groepjes te puzzelen. Rianne houdt Tim nog steeds goed in de gaten. Het is goed dat Debby mij heeft gebeld, denkt ze. Ze begint een steeds duidelijker beeld van hem te krijgen. Tim slaat met een houten puzzelstuk hard op tafel. Het lukt hem niet om de puzzel af te maken. Rianne ziet dat zijn gezicht glimt van het zweet. Als Tim er genoeg van heeft smijt hij het puzzelstuk op de grond. ‘Lukt het niet zo goed, Tim?’ vraagt Debby. Tim roept wat terug, onverstaanbare klanken. Intussen schuift hij zijn stoel naar achteren. Opeens begint hij in rondjes om de tafels te rennen. Hij fladdert met zijn armen als een vogeltje dat voor het eerst probeert te vliegen. Intussen maakt hij vreemde schopbewegingen met zijn rechterbeen. ‘Doe eens rustig, Tim!’ roept Debby die gehurkt bij een ander groepje zit. Het dringt niet tot Tim door. Hij blijft rennen, steeds hetzelfde rondje. Uit zijn mond komt nu een langgerekt en eentonig zoemgeluid. Als hij onder het rennen aan de paardenstaart van een van de meisjes trekt, begint ze hard te huilen. Een jongen probeert Tim te schoppen als hij langs rent, maar het lukt niet hem te raken. Debby vliegt overeind en grijpt Tim bij zijn arm vast. Ze trekt hem een hoek in en spreekt hem bestraffend toe. Rianne ziet de wanhopige uitdrukking op haar gezicht. Een ander soort wanhoop ziet ze in de ogen van Tim. Het project kent een stappenplan: 1. De peuterspeelzaalleidster bespreekt aandachtspunten met de ouders. 2. De peuterspeelzaalleidster overlegt met de wijkverpleegkundige. 3. De peuterspeelzaalleidster bespreekt haar bevindingen met de ouders en vraagt hun toestemming voor een vervolgaanpak. 4. De peuterspeelzaalleidster schakelt zonodig de zorgleidster in. 5. De zorgleidster observeert de peuter en geeft advies aan de peuterspeelzaalleidster. 6. De zorgleidster overlegt met ouders en peuterspeelzaalleidster over haar bevindingen en brengt eventueel advies uit over vervolghulp. Ze koppelt ook terug aan de wijkverpleegkundige. 7. De zorgleidster ondersteunt ouders bij het verkrijgen van vervolghulp.
Het is een paar dagen later. Rianne heeft haar verslag voor zich op tafel liggen. Ze heeft geprobeerd alles zo helder en eenvoudig mogelijk op te schrijven, onderverdeeld in vaste kopjes: Taal- en spraakontwikkeling, Motorische ontwikkeling, Sociaal-emotionele ontwikkeling, Spel- en bezigheden. Het is toch nog een uitgebreid verhaal geworden. Zoals altijd sluit ze af met haar bevindingen en een advies over hoe nu verder. Ze is benieuwd wat Tims ouders straks van haar verslag vinden. Het is altijd weer spannend hoe ouders reageren. 25
Ze kijkt Debby aan die naast haar is gaan zitten. ‘Herken je wat ik heb opgeschreven?’ ‘Het is vreemd,’ antwoordt Debby. ‘Je weet dat Tim knap lastig kan zijn. Ik had niet altijd voldoende geduld met hem, dat gekrijs van hem en dat idiote gedrag en dan met al die andere peuters om je heen die ook aandacht willen. Maar nu ik weet wat…’ Ze slikt even, het kost haar moeite om verder te praten. Rianne legt een hand op haar arm. ‘Ik bedoel…,’ gaat Debby verder, ‘…ik begrijp nu dat hij er zelf ook niks aan kan doen. Eigenlijk heb ik vreselijk veel medelijden met dat joch. Hij heeft echt hulp nodig.’ ‘Daarom is het goed dat we er op tijd bij zijn,’ zegt Rianne. ‘Het was prima van jou om aan de bel te trekken. Zullen we even doornemen hoe we straks het gesprek met Tims ouders ingaan?’ Debby kijkt op haar horloge. ‘Hopelijk zien ze ook in dat hulp nodig is.’ Veertig procent van de peuterspeelzaalleidsters heeft vanaf de start in 2006 een beroep gedaan op de zorgleidster. Zij wordt vooral geconfronteerd met problemen op het gebied van algemene ontwikkeling en gedrag, taal- en spraakontwikkeling, fysieke ontwikkeling en een combinatie van deze problemen. De zorgleidster kent goed de weg naar hulp en kan ook binnen het MKD alle beschikbare deskundigheid raadplegen. Denk hierbij aan gedragwetenschappers, logopedisten, psycho motorische therapeuten, speltherapeuten en ouderbegeleiders.
‘Tim is thuis heel anders,’ zegt Marion, zijn moeder, terwijl ze het verslag omhoog houdt. ‘Ik heb bijna nooit problemen met hem.’ ‘Nou,’ begint Roel, Tims vader. ‘Soms is het best moeilijk, gisteravond bijvoorbeeld, toen hij…’ ‘Wou je soms beweren dat ik hem niet aan kan?’ valt Marion hem in de rede. Rianne ziet dat Debby iets wil zeggen. Snel raakt ze even haar arm aan. ‘Straks zeg je nog dat ik een slechte moeder ben,’ gaat Marion verder. Roel schudt zijn hoofd. ‘Ik bedoel alleen maar dat er volgens mij wel iets met hem aan de hand is.’ Er valt een stilte. ‘Marion,’ zegt Rianne, ‘je bent geen slechte moeder. Je doet het juist heel goed. Daar kunnen we alleen maar van leren. Het is goed dat er een observatie is gedaan en dat we nu samen nadenken over hoe het verder kan. We gaan het samen doen. Vind je dat goed?’ Na een korte aarzeling komt er als antwoord een bijna onmerkbaar knikje. ‘Ik begrijp dat jullie Tim verder willen laten onderzoeken,’ zegt Roel. ‘Wat houdt dat nou precies in en hoe gaat het dan verder?’ ‘Ik zal het uitleggen,’ antwoordt Rianne.
26
De evaluatie van het project is positief. Peuters en hun ouders blijken de ondersteuning te krijgen die ze nodig hebben. Peuterspeelzaalleidsters ervaren de meerwaarde van de zorgleidster als zij te maken krijgen met zorgpeuters. Het project wordt daarom als structurele voorziening voorgezet. Eén van de peuterspeelzaalleidsters: ‘Er is nu sneller duidelijk wat er met de peuter aan de hand is en hoe ik daar het beste mee kan omgaan. Vaak dacht ik wel: er klopt iets niet, maar wat is het precies?’ De zorgleidster: ‘Het is fijn te merken dat de leidsters bereid waren hun zorgen met mij – en natuurlijk met de ouders - te delen. Hierdoor kan ik iets toevoegen vanuit mijn ervaringen in het werken met peuters op het MKD.’ Een paar aanbevelingen uit de evaluatie: uitbreiding van het aantal uren van de zorgleidster, versterking van de samenwerking met het basisonderwijs en verbreding van de doelgroep naar kinderopvang.
27
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Een vader van niks Gezinscoaching Drenthe
In Hoogeveen en Coevorden zijn twee projecten uitgevoerd die hebben geleid tot een Drentse methodiek voor Gezinscoaching. Gezinscoaching is een vorm van coördinatie van zorg voor gezinnen met complexe problemen. Het gaat om gezinnen waarin de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen bedreigd worden, waar de hulpverlening geen verbinding krijgt met het gezin of waar professionals elkaar niet vinden in de afstemming en samenwerking.
‘Komt u bij ons schoonmaken?’ vraagt een meisje dat de deur voor me opendoet. ‘Nou, dat zien we nog wel,’ antwoord ik voorzichtig. ‘Eerst moeten we maar eens met elkaar praten. Je vader is toch wel thuis?’ Ze knikt. ‘En mijn broer ook.’ Achter haar aan loop ik de gang door. Ik word bijna misselijk van de lucht die op me afkomt, een mengeling van bedorven eten, natte hond en urine. Dit huis heeft in geen weken een open raam gezien. Aan het eind van de gang kan ik een blik in de keuken werpen. Op elkaar gestapelde pannen vormen een soort toren van Pisa en borden met aangekoekte etensresten staan schots en scheef over het aanrecht verspreid. De woonkamer is net zo’n puinhoop. Kleding over stoelen, een tafel vol met vuile kopjes en glazen, kranten en reclamedrukwerk op de grond, schoenen, een omgevallen asbak, lege flessen en donkere vlekken in de vloerbedekking. Ik ben veel gewend, maar nu moet ik toch even slikken. Een man staat op uit zijn stoel en geeft me een hand. Het valt me op dat hij een colbertje draagt en stropdas. Vanuit mijn ooghoek zie ik een jongen van een jaar of zestien half onderuitgezakt op de bank zitten, een brandende sigaret in de hand. Hij maakt geen aanstalten overeind te komen. De Drentse gezinscoach gaat onafhankelijk van een instelling 6 maanden met het gezin aan de slag. In bijzondere situaties kan dit met twee keer 3 maanden worden verlengd. De gezinscoach is geen hulpverlener, maar biedt zonodig praktische ondersteuning, slaat een brug tussen gezin en hulpverleners en coördineert de zorg rond het gezin. Soms pakt een gezinscoach voor korte tijd hulpverleningsactiviteiten op als reguliere hulpverlening nog ontbreekt.
Het gesprek wil niet erg vlotten, wat ik ook probeer. De jongen, Maarten, zegt helemaal niks. Hij weigert ook mij aan te kijken. Ger, zijn vader, geeft alleen de hoognodige antwoorden. Het wantrouwen druipt ervan af. Weer een hulpverlener die zich zonodig met ons wil bemoeien, hoor je hem denken, alsof dat iets oplevert. Allemaal mooie woorden, verder niks. Alleen Lotte praat honderduit, vooral over haar moeder die plotseling is overleden. Ze vertrouwt me toe dat ze soms met haar praat en dat het lijkt of ze antwoord geeft. ‘Dat is fijn, Lotte,’ antwoord ik. 30
Meteen daarna valt er een stilte. ‘Het is een zooitje in huis,’ mompelt Maarten opeens. Weer stilte. ‘Dan moeten we daar wat aan doen,’ zeg ik. ‘We beginnen in de keuken. Ik was af en jullie drogen.’ Voordat ze de kans krijgen om te protesteren, sta ik al op. En in de keuken verandert de stemming, alsof er iets van saamhorigheid ontstaat. Ger komt los. Hij begint te praten. Dat hij zijn vrouw niet kan missen. Dat hij is gaan drinken. Hij weet dat het geen oplossing is, maar alleen dan kan hij even alles vergeten. Het heeft hem zijn baan gekost. De schulden stapelen zich op. Hij kan de huur niet betalen. Als het zo doorgaat worden ze het huis uitgezet. Het heeft ook zijn weerslag op de kinderen. Lotte is angstig geworden en haar epileptische aanvallen komen steeds vaker terug. Zijn grote angst is dat ze uit huis wordt geplaatst. En Maarten is nog maar zelden thuis. Geen idee waar hij dan uithangt en wat hij uitvreet. Uit de aanmeldingen blijkt dat niet de hoeveelheid problemen van het gezin de inzet van een gezinscoach nodig maakt. Het gaat vooral om een inefficiënte en ineffectieve samenwerking tussen het gezin en professionals en tussen professionals onderling. Het gezin wantrouwt vaak de hulpverlening. Voor de gezinscoach is het daarom belangrijk te investeren in een vertrouwensband met het gezin.
We zitten met z’n allen aan tafel. ‘We hadden het zo goed,’ zegt Ger. ‘Het leven lachte ons toe. Maar opeens zijn we een gezin met problemen waar we niet meer uitkomen. Zonder mijn vrouw ben ik nergens, een vader van niks, een waardeloze...’ ‘Hou eens op, Ger,’ onderbreek ik hem. ‘Dit kan iedereen overkomen. Het kwartje kan net de verkeerde kant opvallen en dan kom je er op eigen kracht niet meer uit.’ Ik spreek uit ervaring. Het zijn niet alleen maar gezinnen uit achterstandswijken waar ik over de vloer kom. Tegenslag ligt altijd op de loer en als je pech hebt kom je zomaar in een neerwaartse spiraal terecht. Al die hulpverleningsinstanties geven soms tegenstrijdige adviezen en dat maakt het nog ingewikkelder. Niet omdat ze niet van goede wil zijn, of niet deskundig, maar vooral omdat ze zich alleen op een stukje van het probleem richten, het stukje waar ze verstand van hebben. ‘Laten we eens kijken wat wel goed gaat,’ ga ik verder. ‘Wat wel goed gaat?’ vraagt Ger spottend. ‘Niks dus.’ Vanuit mijn ooghoek zie ik dat Lotte haar hand op zijn arm legt. ‘Je kan heel mooi voorlezen, pap, elke avond. Vooral de verhalen over mam die je erbij verzint. Anders zou ik niet kunnen slapen.’ Maarten gaat rechtop zitten en schraapt zijn keel. ‘Ik wou ook wat zeggen. Het klopt, pa, dat je twee linkerhanden hebt. Mijn lievelingsshirt heb je bijvoorbeeld goed verpest in de was. Maar koken kan minder, zoals die spaghetti gisteravond. Zo’n slechte vader ben je dus niet.’ 31
Ik zie dat Ger hard op zijn onderlip bijt. ‘Luister ook eens naar mij, Ger,’ zeg ik. ‘Je houdt van je kinderen en zij houden van jou. Dat is niet niks. We gaan samen een plan maken om hier uit te komen.’ De gezinscoach werkt niet alleen samen met het gezin en professionals rond het gezin, maar laat de voor het gezin belangrijke mensen uit de familie en het sociale netwerk zo veel mogelijk meedoen in het maken en uitvoeren van plannen en het nemen van beslissingen. Doel is dat het gezin zelf weer de regie krijgt over de eigen situatie. Hierdoor moet de problematiek afnemen, de draagkracht worden versterkt en het gezin haar onafhankelijkheid terugwinnen.
‘Hebben we alles?’ vraag ik. Het is een indrukwekkende lijst geworden. Bovenaan staat de wijkagent die mij heeft ingeschakeld. Hij kent het gezin redelijk goed en was al een keer bij Ger langs geweest om over Maarten te praten toen hij met zijn dronken kop over de daken van geparkeerde auto’s was gaan lopen. Bureau Jeugdzorg staat erop, omdat er zorgen zijn over Lotte. Dan is er natuurlijk de woningcorporatie in verband met de huurschuld en de woonmaatschappelijk werker die ze op het gezin hebben afgestuurd. De Sociale Dienst. De juf van Lottes school De leerplichtambtenaar voor Maarten. De therapeut waar Ger via de huisarts terecht is gekomen om van zijn drankprobleem af te komen. De huisarts zelf die het gezin al jaren kent. De arts die Lotte behandelt voor haar epilepsie. Zo gaat het lijstje nog even door. Weten ze van elkaar waar ze mee bezig zijn? vraag ik me af. Ik kan me dat niet voorstellen. Ik wil zo snel mogelijk contact met ze opnemen om afspraken te maken. ‘Wat is het belangrijkste dat volgens jullie moet gebeuren?’ vraag ik. ‘Dat we als gezin bij elkaar blijven,’ antwoordt Ger, ’en dat we hier kunnen blijven wonen.’ Maarten en Lotte knikken. ‘Maar dan moet je wel stoppen met zuipen,’ zegt Maarten. Al pratend begint een plan te ontstaan waar ze zelf in geloven. ‘Hoe zit het met familie en vrienden?’ vraag ik. ‘Kunnen die nog iets betekenen?’ Ger aarzelt. ‘Ik weet het niet. Wat kunnen ze doen?’ Al werkende en lerende zijn uitgangspunten ontwikkeld die de basis vormen voor het samenwerken met gezinnen en professionals. · Gezinscoaching is niet meer, maar anders · De gezinscoach werkt vanuit het gezin en met de gezinsleden · Het gezin is eigenaar van zijn problemen en van zijn oplossingen · De gezinscoach maakt zichzelf zo snel mogelijk overbodig · De gezinscoach laat de specifieke verantwoordelijkheid bij de hulpverleners · De gezinscoach spreekt de hulpverleners aan op hun collectieve, integrale verantwoordelijkheid 32
als team rond het gezin · De gezinscoach is veranderingsmanager
Het is mooi weer. Ger heeft stoelen in de achtertuin neergezet. Geert, de wijkagent, was er als eerste. Hij zit met Maarten te praten. Op de een of andere manier kunnen ze ondanks alles goed met elkaar opschieten. Marja van Bureau Jeugdzorg zit aan de andere kant van Maarten. Stef Lucassen van de woningcorporatie komt net binnen. De meeste ken ik gelukkig. Dat helpt wel. Het helpt ook dat ze weten dat ik onafhankelijk ben en me niet als hulpverlener opstel. Toch zal het nog een hele klus worden om iedereen op één lijn te krijgen. ‘Heb je nog familie en vrienden uitgenodigd?’ vraag ik aan Ger. Ger haalt zijn schouders op. Hij heeft zijn colbert en zijn stropdas weer aan. Het moet voor hem een belangrijke bijeenkomst zijn. ‘Ik heb mijn oudste broer gebeld,’ antwoordt hij. ‘Laat het verder maar aan mij over, zei hij. Maar hij belooft wel eens meer wat.’ ‘En vrienden of buren dan?’ ‘Tjibbe, een paar huizen verderop, weet ervan. Ik had geen zin om de hele buurt langs te gaan.’ Ik hoor de twijfel in zijn stem. Veel verwacht hij daar niet van, merk ik. Ik kijk op mijn horloge. Bijna vier uur. We moeten zomaar beginnen, de meeste zijn er al, zelfs de huisarts is op tijd. Voor in de straat stopt een auto en daarna nog één. Portieren klappen dicht. Als er gebeld wordt, rent Lotte naar de voordeur om open te doen. ‘Oma!’ hoor ik haar roepen. Even later stroomt de achtertuin vol met familieleden. Bijna tegelijkertijd gaat de deur in de schutting open. Dat moeten buren zijn, ik tel zeven of acht mensen die achter elkaar de tuin inlopen. ‘Mijn god’ roept Ger, ‘zoveel stoelen hebben we niet eens!’ Het duurt even voordat iedereen zit. De buren hebben tuinstoelen aangesleept zodat iedereen uiteindelijk een plek heeft kunnen vinden. Alleen ben ik Ger opeens kwijt. Ik vind hem in de keuken. Hij wast zijn gezicht onder de kraan. Als hij opkijkt zie ik dat zijn ogen rood zijn. ‘Sorry,’ zegt hij, ‘dit had ik niet verwacht.’ ‘Mooi toch,’ antwoord ik. ‘Kom je nu? Zonder jou kunnen we niet beginnen.’ Kernpunten in het werk van de gezinscoach zijn: Empowerment, activeren, respect, motivatie, veiligheid voor kinderen en vertrouwen. Na zes maanden neemt een participant in het zorgteam de rol van de gezinscoach over. Dit kan het gezin zelf zijn, iemand uit de familie, het sociaal netwerk, of een professional. Het moet in ieder geval iemand zijn die het vertrouwen van het gezin heeft. 33
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
‘Het gaat om Josje’ Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Elk jaar zijn in ons land duizenden kinderen het slachtoffer van kindermishandeling. Daarbij gaat het om lichamelijke mishandeling, seksueel geweld, psychische mishandeling, verwaar lozing of een combinatie hiervan. Bij vermoedens van mishandeling kan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) worden ingeschakeld. Het AMK is onderdeel van het Bureau Jeugdzorg.
Als het pauze is stormen de kinderen van groep vier vrolijk naar buiten. Alleen Josje heeft geen haast. Het lijkt of ze geen zin heeft om mee te spelen. Juf Willemijn vraagt zich af wat er met haar aan de hand is. Soms denkt ze wel eens dat Josje zich het liefst onzichtbaar zou willen maken voor de anderen. Ze is zo stil en teruggetrokken. Willemijn gaat op een bankje in de zon zitten. Hiervandaan kan ze de kinderen uit haar groep goed in de gaten houden. Haar blik gaat bijna vanzelf naar Josje die achteraf wat aan haar springtouw staat te frummelen. ‘Hé, Josje!’ roept ze vrolijk. ‘Kom eens hier.’ Schoorvoetend komt Josje dichterbij. ‘Mag ik jouw springtouw eens proberen?’ Josje moet een beetje lachen als haar juf begint te springen. ‘Nou jij,’ hijgt Willemijn. Ze ziet hoe Josje krampachtig op en neer springt. Ze trapt steeds op het touw. ‘Vind je het moeilijk?’ vraagt Willemijn. ‘Het doet een beetje pijn,’ antwoordt Josje. ‘Waar dan?’ Bijna onmerkbaar gebaart ze in de richting van haar onderbuik. ‘Hoe komt dat?’ vraagt Willemijn. ‘Dat mag ik niet zeggen,’ antwoordt Josje zacht. Meteen daarna rent ze weg. Het AMK is bedoeld voor iedereen die zich zorgen maakt over kinderen in zijn of haar omgeving. Als het vermoeden bestaat dat een kind wordt mishandeld kan het AMK om advies worden gevraagd of kan er een melding worden gedaan. Het aantal meldingen neemt de laatste jaren sterk toe, ook in Drenthe.
’s Morgens vroeg wacht Willemijn buiten op de moeder van Josje. Zodra ze afscheid van Josje heeft genomen, loopt Willemijn naar haar toe. ‘Goede morgen, mag ik u wat vragen?’ Een beetje argwanend kijkt Josjes moeder haar aan. ‘Wat is er dan?’ ‘Ik maak me nogal zorgen over Josje. Ze gedraagt zich anders dan anders, nogal teruggetrokken, ik bedoel…’ 36
‘Thuis merk ik anders niks aan haar,’ onderbreekt Josjes moeder haar. ‘Nou ja, laatst merkte ik dat ze last had van haar buik. Maar daar mocht ze niet over praten, zei ze. En met gym zag ik dat ze…’ Josjes moeder schudt geërgerd haar hoofd. ‘Als u eens wist wat een fantasie dat kind heeft. Het lijkt soms of ze in een droomwereld leeft. U hoeft zich echt geen zorgen over mijn dochter te maken.’ Ze maakt aanstalten om weg te lopen. ‘Maar haar buikpijn is volgens mij geen fantasie,’ zegt Willemijn. ‘Dat zag ik aan haar gezicht. Is het geen idee om een keer met iemand te gaan praten, bijvoorbeeld de Jeugdverpleegkundige van de GGD?’ ‘Nee hoor, daar voel ik niets voor. Josje mankeert helemaal niets. Gelooft u mij.’ Zonder te groeten draait ze zich om en loopt weg. Willemijn kijkt haar peinzend na. Beroepskrachten kunnen advies vragen aan het AMK om bijvoorbeeld een inschatting te maken van de signalen die een kind geeft en het beeld dat de beroepskracht daarvan krijgt. Het advies kan ook gaan over hoe bepaalde vermoedens met de ouders kunnen worden besproken of welke hulp aan kind of ouders kan worden geboden. Na een adviesgesprek onderneemt het AMK geen actie. De adviesvrager blijft zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van het advies en het al dan niet bieden van hulp.
‘Het klopt niet,’ zegt Willemijn tegen Lucas, de intern begeleider van school. Het was niet alleen wat Josjes moeder zei en de manier waarop ze het gesprek afhield, maar vooral die blik in haar ogen, ontwijkend, schichtig bijna.’ ‘Wat denk je dat er met Josje aan de hand is?’ vraagt Lucas. ‘Als ik eerlijk ben, denk ik dat ze seksueel misbruikt wordt. Ik merk het aan alles, haar gedrag, met gym weigert ze zich uit te kleden, de woorden die ze gebruikt.’ Er valt een stilte. Lucas kijkt haar strak aan. ‘Allemachtig,’ zegt hij dan, ‘aan wie denk je, haar vader?’ Willemijn haalt haar schouders op. ‘Er gaan wel verhalen over Josjes vader. Hij schijnt een drank probleem te hebben en behoorlijk agressief te kunnen zijn, maar wat zegt dat?’ Er valt weer een stilte. ‘We kunnen dit niet laten gaan, Lucas,’ zegt Willemijn. ‘Nee, natuurlijk niet. Ik denk dat je het AMK moet bellen, voor advies.’ Hij schuift de telefoon naar haar toe. Als een advies niet voldoende is en het AMK in actie moet komen, dan kan er een melding worden gedaan. Iedereen die vermoedt dat een kind wordt mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt, heeft het recht om zijn vermoedens bij het AMK te melden. Dat geldt niet alleen voor beroepskrachten, zoals een leerkracht of een huisarts, maar ook voor mensen uit de omgeving van het gezin: de buurvrouw, een oom of een goede kennis. 37
Onrustig schuift Josjes moeder op haar stoel heen en weer. Waar bemoeien die twee van school zich mee? We lossen thuis onze eigen problemen wel op. ‘Het is jammer dat uw man er niet bij is,’ zegt de intern begeleider. ‘Hij moest werken,’ antwoordt Josjes moeder kortaf. Ze is niet anders gewend dan smoesjes voor hem te verzinnen. Wat moet ze anders? Hij is toch al zo gauw kwaad, vooral als hij gezopen heeft. ‘We vinden dat het niet goed gaat met Josje,’ gaat de intern begeleider verder. ‘Daarom hebben we advies gevraagd aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. We hebben u en uw man uitge nodigd om daarover te praten.’ ‘Kindermishandeling?’ Josjes moeder lacht spottend om haar schrik te verbergen. ‘Waar slaat dit op?’ ‘Josje heeft hulp nodig,’ zegt de juf. ‘Dat is de reden waarom we het AMK advies hebben gevraagd. Net als u willen wij het beste voor Josje.’ ‘Het beste voor Josje is dat jullie haar met rust laten,’ stuift haar moeder op. ‘Jullie zien dingen die er niet zijn.’ ‘Mevrouw,’ zegt de intern begeleider, ‘we willen er niet omheen draaien. We vermoeden dat Josje seksueel wordt misbruikt. Wast vindt u ervan dat we dit zeggen?’ ‘Wat? Dat is te idioot voor woorden!’ Ze probeert verontwaardigd over te komen, maar haar stem bibbert een beetje. Omdat ze niets anders weet te verzinnen, staat ze op. ‘Wat denken jullie wel? Ik laat jullie mijn gezin niet kapotmaken.’ Als Josjes moeder is weggelopen, zegt Willemijn. ‘Lucas, dit is foute boel. Ik heb al een hele tijd bijgehouden welk gedrag Josje vertoont en welke uitspraken ze doet over thuis. Ik ga een melding doen.’ Na een melding stelt het AMK meestal een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind en gaat het AMK in ieder geval met de ouders praten. Het AMK kan ook informatie inwinnen bij mensen die het gezin beroepshalve kennen, zoals de school of de huisarts. Het AMK biedt zelf geen hulp, maar zorg er wel voor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Dat gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders.
Thomas werkt al jaren bij het AMK, maar toch voelt hij zich nog steeds gespannen voor dit soort huisbezoeken. Het onderzoek wijst uit dat er wel degelijk het nodige met Josje aan de hand is. En met haar vader zijn ook de nodige problemen. Via de huisarts is bekend geworden dat hij niet alleen stevig drinkt, maar ook onder behandeling is bij de GGZ voor zijn agressieve buien, gericht op mensen uit de buurt. De politie is daarvoor regelmatig aan de deur geweest. Daarom is in overleg met de politie afgesproken dat de wijkagent mee gaat op huisbezoek. Dat staat ook in de brief die Josjes ouders van het AMK hebben gekregen.
38
‘Is uw man er niet bij?’ vraagt Thomas als hij samen met de wijkagent aan tafel gaat zitten. ‘Hij kon echt niet,’ antwoordt Josjes moeder bijna smekend, ‘altijd maar werken, hè?’ ‘Ook ’s avonds?’ vraagt Thomas, ‘daarom hebben we juist om deze tijd afgesproken.’ Het gesprek verloopt moeizaam. Josjes moeder geeft alleen maar korte, ontwijkende antwoorden. Maar aan haar gezicht ziet Thomas dat ze zenuwachtig is en met zichzelf lijkt te worstelen. Thomas besluit dat het tijd wordt om open kaart te spelen. ‘U weet dat wij vermoeden dat uw dochtertje seksueel wordt misbruikt. Het onderzoek dat wij hebben gedaan, maakt dat vermoeden alleen maar sterker. Voor ons staat één ding voorop: de veiligheid van Josje. Dat geldt toch ook voor u?’ Josjes moeder verbergt haar gezicht achter haar handen. Ze geeft geen antwoord. De kamerdeur piept zacht. Josje komt binnen in haar nachtjapon, een knuffelkonijn tegen zich aangeklemd. ‘Mama, ik kan niet slapen.’ Als ze de twee vreemde mannen ziet, kruipt ze angstig bij haar moeder op schoot. Josjes moeder streelt haar over haar blonde haar. ‘Ik wil je niet kwijt,’ fluistert ze. ‘Maar u wilt uw man ook niet kwijt,’ zegt Thomas. ‘Ik snap hoe moeilijk dat is. Ik wil met u en uw man in gesprek gaan over de bescherming van Josje.’ ‘Het gaat om Josje,’ snikt haar moeder na een tijdje, ‘niet om mij.’ ‘Daarom moeten we haar helpen,’ zegt Thomas. Als de situatie voor het kind levensbedreigend is of als de ouders geen hulp willen accepteren, draagt het AMK het onderzoek over aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat hulp kan worden afgedwongen. Het AMK doet aangifte bij de politie als er sprake lijkt te zijn van een ernstig strafbaar feit en onderzoek door de politie noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind.
39
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Heb jij vrienden? Behandelprogramma ZO
De begeleiding van kinderen op de basisschool en de hulp in het gezin door hulpverlenings instellingen zijn meestal gescheiden trajecten. Om kinderen in hun natuurlijke omgeving zo goed mogelijk te kunnen helpen is een samenhangende aanpak via het behandelprogramma ZO ontwikkeld (Zorg – Onderwijs).
Robbie schrikt wakker, al weet hij zelf niet waarvan. Het kleine lampje in de hoek geeft net genoeg licht om allerlei dingen in zijn kamer te kunnen zien: de rieten stoel met zijn kleren over de rugleuning, de kleurige lamp aan het plafond, het kastje met boeken en speelgoed. Hij dwingt zich om niet naar het behang met de vrolijke stripfiguren te kijken. Met zijn knuffelbeer tegen zich aan gooit hij zich op zijn andere zij. Hij moet weer gaan slapen. Gewoon je ogen dicht doen, dan is er niks aan de hand. Maar er zit onrust in Robbies lijf. Hij trekt met zijn benen en krabt aan zijn armen. Met zijn ogen dicht draait hij zich weer op zijn andere zij. Zouden ze er weer zijn? denkt hij. Niet kijken. Wat je niet ziet, bestaat niet. Maar een stemmetje in zijn hoofd speelt de baas over hem. ‘Wel kijken, je moet, ze zijn er!’ Eén keer dan, heel snel. Door zijn oogharen gluurt hij naar het behang. De stripfiguren zijn veranderd in monsters met rode ogen en groenige schubben. Ze hebben hun kaken wijd opengesperd en strekken hun klauwen naar hem uit. ‘Mam!’ Zijn stem slaat over. ‘Mam, kom snel!’ Rillend duikt hij zo diep mogelijk weg onder het dekbed. Zijn vader en moeder stormen naar binnen. Ze knippen het grote licht aan. ‘Wat is er?’ vraagt zijn moeder. Ze gaat op zijn bed zitten en strijkt over zijn kletsnatte haren. ‘De monsters zijn teruggekomen!’ ZO is bedoeld voor kinderen van ongeveer 8 tot 12 jaar die ernstige problemen hebben zowel thuis als op school. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen die moeilijk vrienden kunnen maken en weerbaarder moeten worden in de omgang met andere kinderen. Deze nieuwe geïntegreerde hulpverleningsaanpak is ontwikkeld door Yorneo en het samen werkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS 4.08, basisonderwijs Assen e.o.). Doel van het behandelprogramma is om het gedrag van het kind zo te veranderen dat er voor ouders en school een hanteerbare situatie ontstaat.
‘Robbie, waarom schreeuw je zo?’ vraagt juf Marlies met een zucht. ‘Ik heb het engste monster van de hele wereld getekend!’ Hij houdt de tekening tussen zijn vuisten ingeklemd omhoog. ‘Daar zou ik ook bang van worden,’ zegt juf. 42
‘Ik ben niet bang,’ gilt Robbie, ‘kijk maar!’ Met een trots gezicht scheurt hij de tekening doormidden en nog een keer, net zolang totdat hij alleen nog maar snippers overhoudt. Hij gooit ze triomfantelijk in de lucht waardoor de hele klas in lachen uitbarst. ‘Robbie,’ zegt juf streng, ‘wil je dat onmiddellijk opruimen?’ Maar Robbie is door het dolle heen. Hij laat zich op de grond vallen en rolt op zijn rug. Daarna begint hij wild met zijn armen en benen te spartelen. ‘Ik ben een beer!’ gilt hij. ‘Niemand is zo sterk als ik!’ De klas verandert in een puinhoop. Iedereen begint door elkaar te schreeuwen. Een jongen klimt op zijn stoel om Robbie aan te moedigen. Ruwer dan ze van plan was, trekt juf Robbie overeind en zet hem op de gang. ‘Je blijft hier totdat ik zeg dat je terug mag komen.’ Na veel moeite lukt het haar om de klas weer rustig aan het tekenen te krijgen. O, Robbie, denkt juf Marlies, wat moet ik toch met je aan? Ze neemt zich voor om vandaag nog met de intern begeleider te overleggen. Er moet iets gebeuren. Een jongen steekt zijn vinger op. ‘Hé, juf. Robbie loopt op het schoolplein.’ ‘Wat?’ Juf Marlies draait haar hoofd met een ruk in de richting van het raam. In paniek rent ze de klas uit. De behandeling richt zich op het kind én het gezin. Kinderen krijgen individuele hulp op school. Daarnaast bezoeken zij een keer per week de ZO groep die uit maximaal 8 kinderen bestaat. De ambulante hulpverlener van Yorneo onderhoudt intensief contact met de leerkracht. Eén keer in de twee weken vinden gesprekken met ouders plaats, of vaker als dat nodig is. Zonodig worden andere partners bij de hulpverlening betrokken.
Juf leest voor uit een boek dat gaat over een jongen die dolgraag een hond wil hebben, maar dat mag niet van zijn ouders. Daarom sluit hij vriendschap met een zwerfhond. Onder het voorlezen houdt ze Robbie goed in de gaten. Door de medicijnen is hij wat rustiger geworden, maar hij heeft nog steeds zijn buien. Sinds een paar weken heeft Marlies veel overleg met de intern begeleider en met Jeanette, de ambulante hulpverleenster. Ze komt regelmatig op school en heeft Robbie goed geobserveerd. Hierdoor heeft juf Marlies ook een beter beeld van hem gekregen. Ze weet nu meer over zijn angsten en zijn levendige fantasie. Hij is een pienter jochie, een echte wijsneus, maar vaak is het een chaos in zijn hoofd. Eigenlijk heeft ze medelijden met hem. Hij wil zo graag vrienden maken, maar door zijn gedrag stoot hij anderen af. Vanuit haar ooghoek ziet ze de vinger van Robbie de lucht in gaan. ‘Juf, ik weet waarom die jongen zo graag een hond wil hebben.’ 43
‘Heel goed dat je je vinger opsteekt, Robbie.’ Dat is één van de dingen die ze heeft geleerd, complimentjes geven als hij zich goed gedraagt. ‘Laat eens horen.’ ‘Nou,’ begint hij, ‘een hond beschermt hem tegen gemene mensen en…eh tegen monsters.’ ‘Zou jij zelf geen hond willen hebben?’ vraagt juf. Robbie schudt zijn hoofd. ‘Ik wil een beer, die is nog veel sterker. En ik wil ook een dolfijn, want die is heel slim en lief. En dan wil ik nog een gans. Niemand kan zo hoog en ver vliegen als een gans.’ ‘Met zulke dieren kan jou niet veel gebeuren,’ zegt juf. ‘Slim van Robbie, vinden jullie niet?’ Ze kijkt de klas rond. Als de kinderen beginnen te knikken, glimt Robbie van trots. Samenwerkingsverband WSNS 4.08, Yorneo en Bureau Jeugdzorg Drente hebben een convenant ondertekend waarin samenwerkingsafspraken zijn vastgelegd. De hulpverlening aan het kind staat centraal: één kind, één plan, één team. Samenwerking met ouders is essentieel. De focus is gericht op oplossingen en niet op problemen. De verschillende deskundigheden en taken worden op elkaar afgestemd. Wanneer nodig zorgt Bureau Jeugdzorg voor een snelle indicatie.
‘Het was vannacht weer helemaal mis,’ zegt Robbies moeder. ‘Wat hebben jullie gedaan om hem te kalmeren?’ vraagt Jeanette. Robbies moeder knikt in de richting van haar man. ‘Vertel jij het maar, Bertus. Het was jouw idee.’ Bertus schraapt even zijn keel alsof het hem moeite kost iets te zeggen. ‘Eerlijk gezegd was ik vroeger ook een angstig kereltje. Door Robbie moet ik daar de laatste tijd vaak aan denken. Vannacht herinnerde ik me opeens wat mij toen heeft geholpen. Mijn vader droeg van die dikke, wollen sokken. Die mocht ik van hem in bed aantrekken. Dan was het net of mij niets meer kon overkomen. Toen heb ik meteen een paar oude sokken van mijzelf uit de la gepakt.’ ‘Hielp het?’ vraagt Jeanette. Met een verlegen glimlach steekt Bertus zijn duim omhoog. ‘Geweldig,’ lacht Jeanette. ‘Hoe gaat het verder met hem, merken jullie verbeteringen?’ ‘Zeker weten,’ antwoordt Robbies moeder. ‘Het helpt echt om hem te prijzen als hij iets goed doet. En net als op school leer ik hem: Robbie eerst nadenken voordat je wat zegt en probeer het dan op een aardige manier te zeggen.’ ‘Lukt dat?’ vraagt Jeanette. ‘Niet altijd, soms kan hij nog als een wilde tekeer gaan, maar minder vaak dan vroeger. Van de week moest ik zo om hem lachen. Ik had laarzen aangetrokken en was in de tuin aan het werk. Komt hij naar buiten en zegt: Mam, je hebt mooie laarzen aan, maar ze zijn wel een beetje vies.’
44
Het behandelprogramma kent een duidelijke fasering. De eerste fase is de observatieperiode waarin ook gesprekken met betrokkenen plaatsvinden. De bevindingen worden in een verslag aangegeven. Daarna start de begeleidingsfase waarin gewerkt wordt aan de hand van een sociaal-emotioneel behandelplan. Voor de afbouwfase wordt een behandelplan gemaakt door de hulpverlener en een pedagogisch handelingsplan door de leerkracht. Beide plannen worden op elkaar afgestemd en besproken met de ouders. De duur van het totale traject bedraagt maximaal een schooljaar met mogelijkheden voor uitloop.
Ze zitten met zijn achten aan tafel nog wat te drinken. ‘Heb jij veel vrienden?’ vraagt Robbie aan Patrick die naast hem zit. ‘Gaat wel,’ antwoordt Patrick. ‘Jij dan?’ De blik van Robbie gaat even naar Jeanette die hem bemoedigend toeknikt. ‘Eerst helemaal niet,’ zegt Robbie. ‘Hoe kwam dat dan?’ Robbie haalt zijn schouders op. ‘Soms was ik net zo druk als een… als een helikopter. Dat vonden de andere kinderen niet zo leuk.’ ‘Ik vind jou helemaal niet druk,’ zegt Patrick. ‘Wat deed jij dan?’ Robbie denkt even na. ‘Op school heb ik een keer keihard met mijn vuist op de spiegel in de wc geslagen. Zo hard dat er allemaal barsten in kwamen.’ ‘Echt waar, waarom dan?’ ‘Ik was kwaad op mezelf, maar nu niet meer.’ Hij kijkt weer even naar Jeanette. ‘Patrick,’ zegt hij dan aarzelend, ‘heb jij zin om morgen na school bij mij te komen spelen? Maar als je geen zin hebt dan…’ ‘Dat is goed.’ Verrast kijkt Robbie even opzij. ‘Hij doet het!’ roept hij dan uitgelaten naar Jeanette. ZO is gestart op 1 februari 2008 en loopt door tot 1 augustus 2009. Aan het project nemen drie basisscholen in Assen deel. Het project is overdraagbaar naar andere scholen. Aan de hand van een evaluatie zullen de partijen een besluit nemen over de voortgang. De resultaten tot nu toe zijn erg positief. Het doel is om uiteindelijk in de hele provincie met dit behandelprogramma te gaan werken.
45
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Twee moeders Netwerkpleegzorg
Als er problemen zijn thuis of als ouders niet goed voor hun kind kunnen zorgen, kan het beter zijn als een kind tijdelijk in een pleeggezin woont. Een kind vindt het vaak prettiger om bij een bekende te wonen die hij vertrouwt in plaats van bij een vreemde. Wanneer dat mogelijk is wordt een kind daarom steeds vaker in een netwerkpleeggezin geplaatst. Dat kan bijvoorbeeld bij een familielid zijn of bij kennissen of vrienden. Drenthe is een echte pleegzorgprovincie, ongeveer 40% van alle pleegkinderen uit Drenthe wordt in een netwerkpleeggezin geplaatst.
Ze kijkt om als Harald haar roept. ‘Hé, Sara, zin om mee te doen?’ Sara zet de zware boodschappentas even op de grond en wacht tot Harald vlak bij haar is. Onder zijn arm heeft hij een bal geklemd. ‘Ik heb geen tijd,’ zegt ze met teleurstelling in haar stem. Ze kan goed met Harald opschieten, ook al is hij twee jaar jonger dan zij. Misschien komt dat, omdat hij ook geen vader heeft. Die is allang dood. ‘Ik moet mijn moeder helpen met koken,’ zegt ze, ‘en met andere klusjes.’ Harald knikt. Als een van de weinige weet hij hoe ziek haar moeder is. Sara moet voor haar zorgen en veel doen in huis. ‘Anders wil ik met jou meegaan,’ zegt hij. ‘Misschien kan ik ook wat doen.’ Sara’s gezicht klaart op. ‘Als je dat niet vervelend vindt?’ Een beetje hulp kan ze wel gebruiken. Als ze binnen komen, schrikt Sara. Haar moeder ligt rillend op de bank, een plaid over zich heen getrokken. Haar gezicht is nog witter dan anders. ‘Gaat het wel goed, mam?’ vraagt ze. ‘Moet ik de dokter bellen?’ Een flauwe glimlach verschijnt op haar moeders gezicht. Ze steekt haar hand uit naar Sara. ‘Kom maar even bij me zitten. Dan ga ik me vast een stuk beter voelen.’ Sara schuift een stoel dichterbij. Diep in haar hart weet ze dat haar moeder nooit meer beter wordt, maar ze probeert daar zo min mogelijk aan te denken. Waar moet ze heen als ze helemaal alleen is? Het lijkt of ze Harald is vergeten die verlegen in de deuropening blijft staan. De duur van pleegzorg verschilt per situatie. Soms is opvang slechts enkele weken nodig, maar het kan ook veel langer duren. Pleegzorg is in principe tijdelijk. In het belang van het kind wordt ernaar gestreefd dat hij of zij uiteindelijk weer thuis gaat wonen. De begeleiding van het pleegkind, ouders en pleegouders is daar ook op gericht. Uiteraard moet de situatie thuis daar dan wel geschikt voor zijn.
Sara denkt terug aan gisteren, aan de begrafenis. Ze heeft niet gehuild. Was dat niet gek? Eigenlijk huilde ze nooit, zelfs niet toen haar moeder steeds zieker werd. Toen ze met spoed naar het ziekenhuis moest, mocht Sara bij Harald logeren. Zijn moeder zei: ‘Geen flauwekul, plek zat bij ons. Of ga je liever ergens anders heen?’ 48
Natuurlijk wilde Sara nergens anders heen. Het enige familielid dat ze nog heeft is oma die in een tehuis woont. En haar vader is ervandoor gegaan toen ze nog een baby was. Ze heeft geen idee of hij nog leeft of waar hij woont. Sara staart naar de tv, maar de beelden dringen niet echt tot haar door. Hoe moet het nu verder? Ze kan hier natuurlijk niet voor eeuwig blijven logeren. Ze heeft wel gehoord van kindertehuizen of een pleeggezin, maar ze moet er niet aan denken om bij vreemden te wonen. Het lijkt wel of verdrietige dingen altijd tegelijk gebeuren. ‘Sara?’ Ze kijkt op naar Harald die opeens vlak naast haar staat. ‘Ik wil je wat vragen.’ ‘Wat dan?’ Hij slikt even. ‘Zou je niet willen blijven?’ ‘Blijven? Hoe bedoel je?’ ‘Dat je hier komt wonen.’ ‘Dat kan toch niet, man. Je moeder wil toch geen vreemd kind in huis.’ ‘Wie is hier vreemd?’ klinkt het streng. Haralds moeder, Roos, staat met haar armen over elkaar in de deuropening. ‘Harald, had een duidelijke vraag voor jou. En waag het niet om nee te zeggen, want dan krijg je ruzie met mij.’ Er verschijnt een glimlach op haar gezicht. Het is gek, maar nu stromen er opeens tranen over Sara’s wangen. Bij de opvang van een kind staat een pleeggezin er niet alleen voor. Pleegzorgwerkers van Yorneo zorgen voor begeleiding en ondersteuning van onder meer de pleegouders. Als pleegouders vragen hebben, tegen problemen aanlopen of praktische zaken willen bespreken, kunnen ze een beroep doen op de pleegzorgwerker. Deze komt geregeld op bezoek om samen met het pleeggezin te kijken hoe het verblijf van het pleegkind verloopt.
Ze zitten op een terras in de vroege voorjaarszon. Hiervandaan hebben ze uitzicht op het meer. In de verte is het zeil van een bootje te zien en daarachter de spits van een kerktoren. Het was een idee van Lindy, de pleegzorgwerkster, om hier heen te gaan; een mooi plekje om even rustig met elkaar te kunnen praten. ‘Denk je nog vaak aan je moeder?’ vraagt Lindy. Sara neemt een slok van haar cola. ‘Niet meer elke dag, zoals in het begin.’ Het is nu een paar maanden geleden. Die scherpe pijn lijkt elke dag een beetje minder te worden. ‘Je hebt zo lang voor je moeder gezorgd,’ zegt Lindy. ‘Dat is heel bijzonder. Je stond er helemaal alleen voor, zonder hulp.’ ‘Nu ben ik weer gewoon kind,’ antwoordt Sara met een flauwe glimlach. 49
‘Vind je dat moeilijk?’ ‘Soms.’ Sara tuurt naar het zeilbootje. ‘Weet je, ik ben een ondankbaar rotkind. Ik heb Roos uitgescholden dat ze mijn moeder niet was en toen keek ze me zo verdrietig aan.’ ‘Hoe kwam dat zo?’ vraagt Lindy. ‘Niks bijzonders eigenlijk. Ik had ’s morgens geen trek in eten, maar ik moest toch mijn brood opeten. Ze kan heel streng zijn, streng en lief. Ze behandelt me als haar eigen dochter. Laatst heeft ze een computer voor me gekocht en in de zomervakantie gaan we met zijn drieën naar Frankrijk. Terwijl ik weet dat ze het echt niet breed heeft. Ik snap zelf niet waarom ik zo lullig tegen haar deed.’ Lindy geeft een tikje op knie.‘Niet zo streng voor jezelf, hè. Ik denk dat Roos best begrijpt hoe verwarrend het allemaal voor je is. Waarom zeg je straks niet dat je het niet zo bedoelde?’ ‘Dat vind ik zo moeilijk,’ antwoordt Sara. ‘Schrijf het dan op.’ Met een klap zet Sara haar glas op tafeltje. ‘Kunnen we dan straks langs een bloemenwinkel rijden? Ik koop een roos voor haar, een roos voor Roos, met een kaartje.’ Ook voor plaatsing in een netwerkpleeggezin is een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg nodig. De Raad voor de Kinderbescherming screent het potentiële pleeggezin. Mensen die bijvoorbeeld voor een zedendelict of een geweldmisdrijf zijn veroordeeld, mogen geen pleegouder worden. Pleegouders hebben recht op een vergoeding voor de opvang van het pleegkind. De hoogte is afhankelijk van de leeftijd van een pleegkind. Pleegzorg kent vrijwillige en justitiële plaatsingen. Vrijwillig betekent dat ouders instemmen met de plaatsing. Justitieel houdt in dat de kinderrechter heeft besloten dat een kind uit huis wordt geplaatst.
Ze zitten met zijn drieën aan tafel. ‘Wil je echt geen soep meer?’ vraagt Roos. Sara schudt haar hoofd. Ze maakt stiekem een gebaar naar Harald. Eindelijk begrijpt hij wat de bedoeling is en staat hij op. Even later komt hij terug met een pakje. ‘Voor moederdag,’ zegt hij vrolijk, ‘van Sara en mij, iets meer van Sara omdat zij meer zakgeld krijgt.’ ‘Dat maakt toch geen donder uit,’ bromt Sara. Lachend pakt Roos het cadeautje uit. ‘Een mooi boek,’ zegt ze, ‘dank jullie wel.’ Eerst krijgt Sara drie dikke kussen op haar wangen en dan Harald. Sara weet hoe graag Roos leest, al heeft ze er weinig tijd voor. ‘We hebben er ook iets ingeschreven,’ zegt ze.
50
Roos slaat het boek open en leest hardop wat er staat: Voor onze mam Van Harald en Sara ‘Onze mam,’ herhaalt Roos, ‘wat klinkt dat mooi.’ Sara staart naar de foto’s aan de houten wand. Toen ze hier pas woonde, hingen er een paar foto’s van Harald, Roos en van Haralds vader. Nu hangen er ook foto’s tussen van haar en een hele mooie van haar moeder, precies in het midden. Als ze naar de foto van haar moeder kijkt, wordt ze verdrietig en vrolijk tegelijk. Roos schuift een stoel bij en gaat naast Sara zitten. ‘Zullen we zo bij haar op bezoek gaan? Het is per slot van rekening moederdag.’ ‘Naar haar graf?’ vraagt Sara verbaasd. Roos heeft gezorgd dat het een mooi graf is geworden, met een bijzondere steen en een bloemenperkje. Ze heeft alles zelf betaald. Roos knikt. ‘Ik heb een bosje rozen gekocht. Wil jij dat dan aan haar geven?’ Sara knikt en bijt op haar onderlip. Ik heb twee moeders, denkt ze. Heb je dan geluk of niet? Pleegouders moeten ouder dan 21 jaar zijn. De samenstelling van het pleeggezin is niet van invloed. Pleegouders kunnen gehuwd of alleenstaand zijn, wel of geen kinderen hebben. Maar de zorg voor een pleegkind kan alleen goed verlopen als alle leden van het gezin er achter staan. Maar het allerbelangrijkste is dat pleegouders een kind liefde en veiligheid kunnen bieden.
51
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Bijzonder! Zorgprogramma Doen wat werkt
Doen wat werkt is een intersectoraal zorgprogramma voor Noord Nederland, gericht op jongeren van 12 tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen. Deze problemen leiden tot grote machteloosheid van jongeren en hun gezin waardoor deze jongeren vaak moeilijk in het gezin zijn te begeleiden. Het zorgprogramma is bedoeld als alternatief voor langdurige civielrechtelijke plaatsingen in een Jeugdinrichting.
‘Waarom zeg je van die idiote dingen?’ Woedend laat Irene haar vork op het bord kletteren. ‘Rustig nou maar,’ zegt Agnes, haar tante. ‘We zijn alleen maar bezorgd om jou.’ Irene kijkt de tafel rond alsof ze wil zeggen: wie waagt het nog meer om commentaar op mij te leveren? De twee meisjes slaan hun ogen neer en eten zwijgend verder. Paul kijkt haar met een angstig gezicht aan. Irene weet dat hij een hekel heeft aan ruzie. Soms steekt hij zijn vingers in zijn oren als het geschreeuw hem teveel wordt. Hij is een lief jochie, denkt Irene. Ze zijn allemaal lief voor haar, zelfs oom Marc. Eigenlijk moet ze dolblij zijn dat ze haar in hun gezin hebben opgenomen. Maar het benauwt haar ook vaak. Ze is zestien jaar en heeft recht op haar eigen leven. Dat snappen ze gewoon niet. ‘Ik wil niet dat je zo tegen je tante praat,’ zegt oom Marc. ‘Je weet heus wel dat die jongen niet deugt. We zijn bang dat hij zo’n… zo’n loverboy is.’ ‘Wat?’ Irene schuift haar stoel naar achteren.’Waar slaat dit op?’ ‘Agnes en ik willen niet dat je nog contact hebt met die jongen,’ gaat oom Marc verder. ‘Ik ben geen klein kind meer!’ gilt Irene. Blind van woede grijpt ze haar bord en smijt het in de richting van haar oom. De rand raakt de zijkant van zijn hoofd. Als Irene de kamer uitstormt ziet ze nog net hoe Paul zijn vingers in zijn oren heeft gestoken. Partners van Doen wat werkt zijn: Het Poortje, de Poortjeschool, Tjallinga Hiem, Yorneo, de Basegroep, Accare en de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. Het project is gestart in juni 2006 en loopt door tot 1 januari 2009. Doen wat werkt won in november 2007 de Nationale Jeugdzorgprijs. De vakjury bestempelde het project als een voorbeeld voor andere instellingen in de jeugdzorg. Een structurele voorzetting van het project is in voorbereiding.
Oom Marc kijkt haar met een trieste blik in zijn ogen aan. ‘Zo gaat het niet langer, Irene.’ Ze kijkt naar zijn gezicht. Het is nu al meer dan drie weken geleden, maar er zit nog steeds een pleister bij zijn slaap. ‘Het is nu al de zoveelste keer dat je bent weggelopen,’ zegt oom Marc. ‘En als je terugkomt doe je alsof er niks aan de hand is. Al die tijd ben je ook niet naar school geweest. Als we nu niets doen, wordt het van kwaad tot erger.’ Wat zijn ze van plan? denkt Irene. Deze keer is het anders. Ze hoort het aan de toon in zijn stem. 54
Zal ze zeggen dat ze hen miste en dat ze daarom is teruggekomen? Daar zullen ze niks van begrijpen. Ze begrijpt zichzelf niet eens. Het is een zooitje in haar hoofd. Tante Agnes pakt haar hand vast. ‘Als je eens wist wat een doodsangsten we om jou hebben uitgestaan. Er moet iets gebeuren, anders gaat ons gezin kapot en jij ook. Wist je dat Paul door dit alles weer in bed plast?’ Kunnen ze haar niet gewoon met rust laten, denkt Irene. Dat komt het vanzelf weer goed, ook met Paul, verder geen gezeik aan haar kop. ‘Je moet een tijdje het huis uit,’ zegt oom Marc. ‘We zoeken een plek voor je waar ze je goed kunnen helpen.’ Waarom moet ze hulp hebben? Irene is niet van plan zich in een of ander tehuis te laten stoppen. Doen wat werkt beschikt over vijf modulen: · Gesloten Time-out · Module School en Arbeidstoeleiding · Module MST (Multi Systeem Therapie) · Module FFT (Functionele Familie Therapie) · Module Besloten Behandeling.
Irene ligt op bed in haar kamertje. Nog even en dan moet ze opstaan. Elke ochtend op dezelfde tijd, dat is ze niet gewend. Haar blik dwaalt het kamertje rond. Alleen het hoognodige staat er in. Alle extraatjes moet ze verdienen. Veel punten heeft ze nog niet op haar kaart, maar ze is hier ook pas een paar dagen. Ze denkt terug aan de eerste dag. Tante Agnes en oom Marc brachten haar weg. Het was alsof ze een gevangenis binnenkwam met al die hekken en bewakers en al die deuren die op slot zaten. Ze moet hier zes weken blijven, iets korter misschien, maar ze weet niet of ze volhoudt. Ze letten hier op alles: tanden poetsen, schone kleren aantrekken, je kamer opruimen, het bed opmaken. Je kunt het zo gek niet bedenken. Met een zucht gooit ze het dekbed van zich af. De anderen zitten al te ontbijten als ze binnenkomt. ‘Goejemogge,’ mompelt ze. ‘Je bent te laat, Irene,’ zegt Pieter, de pedagogisch medewerker. ‘Sorry, ik moest zoveel doen op mijn kamer. Ik ben de tijd vergeten.’ Veel trek heeft ze niet, maar met een lange ochtend op school voor de boeg is het wel slim om wat te eten. Irene buigt zich opzij om de pindakaas te pakken. Per ongeluk stoot ze tegen Erwins arm aan die net een slok thee wil nemen. ‘Shit, achterlijke mongool, kun je…’ De rest van de woorden slikt hij in, terwijl hij naar de natte plek op zijn trui kijkt. ‘Je bent zelf een achterlijke mongool!’ roept Irene. Ik laat me door niemand uitschelden, denkt ze. 55
De modulen Gesloten Time-out en School & Arbeidstoeleiding zijn een vast onderdeel van het behandeltraject. Afhankelijk van de hulpvraag van de jongere en het gezin wordt na de Time-out het meest geschikte ambulante vervolg gekozen (module MST of module FFT). Tijdens alle onderdelen van het programma zijn ouders en (gezins)voogd nauw betrokken bij de behandeling.
Irene wil de kamer uitlopen, maar Pieter houdt haar tegen. Met tegenzin laat ze zich weer op de stoel zakken. ‘Het is toch lullig wat Dorien deed?’ snikt ze met tranen in haar ogen. ‘Ze liep expres met haar modderpoten over de gedweilde vloer.’ ‘Maar daarom hoefde je die dweil niet naar haar hoofd te gooien,’ zegt Pieter. ‘Daar bereik je helemaal niks mee.’ ‘Wat had ik dan moeten doen?’vraagt Irene. ‘Jij gaat er meteen van uit dat ze het expres deed. Misschien was dat helemaal niet zo. Je had bijvoorbeeld kunnen zeggen: Dorien, ik heb net de vloer gedweild. Hier heb je de dweil om je vieze voetstappen weg te poetsen.’ Irene lacht schamper. ‘En jij denkt dat ze daarin trapt?’ ‘Waarom niet? Je had het op zijn minst kunnen proberen.’ Pieter kijkt haar onderzoekend aan. ‘Ik snap jou niet. Je bent hier nu drie weken en het gaat steeds beter met je. Je bent de enige van je groep die VWO doet. Met extra punten heb je al een tv op je kamer verdiend. Zo’n slimme meid als jij moet toch weten dat ruziemaken niks oplost?’ ‘Zo ben ik nu eenmaal,’ antwoordt Irene zacht. ‘Onzin,’ zegt Pieter, ‘je moet er alleen aan werken. Weet je wat ik goed van je vond? Dat je daarna toch die voetstappen hebt weggepoetst. Daarmee heb je extra punten verdiend.’ Doen wat werkt maakt gebruik van het Sociaal Competentie Model waarbij de nadruk ligt op de sterke kanten en vaardigheden van de jongere en op leren in de praktijk. Het verblijf in de gesloten Time-out voorziening is opgedeeld in verschillende fasen. Jongeren krijgen elke dag feedback op hun gedrag. Door positief gedrag kunnen ze punten verdienen die recht geven op bepaalde privileges, variërend van lectuur en snoep op de kamer tot verlof en extra belminuten.
‘Wat kijk jij somber?’ vraagt Dorien. Irene schrikt op uit haar gedachten en kijkt opzij. ‘Die klootzak,’ mompelt ze alleen. Ze gaat verder met prei snijden. ‘Wat is er gebeurd?’ Irene haalt haar schouders op. ‘Van mijn extra belminuten heb ik stiekem mijn vriendje gebeld. Maar hij deed zo lullig, alsof het hem niks kon schelen wat er met mij aan de hand is.’ 56
Dorien slaat een arm om haar schouder. ‘Je moet hem een schop onder zijn kont geven.’ ‘Doe ik ook,’ antwoordt Irene, ‘zodra ik de kans krijg.’ Ze kijkt Dorien glimlachend aan. Na die ruzie van de laatste keer heeft Irene het met haar uitgepraat. Ze heeft zelfs haar excuses aangeboden. Toen bleek dat Dorien best tof is. Ze kan veel van haar leren. ‘Wat ga je eigenlijk voor ons koken?’ vraagt Dorien. ‘Rijst met soep.’ ‘Rijst met soep?’ Dorien schiet in de lach. Irene moet ook lachen. ‘Dat aten we thuis vaak,’ legt ze uit. ‘Het is rijst met rode saus die op tomatensoep lijkt. Onze kleine Paul noemt dat rijst met soep.’ Ze stopt even. ‘Ik wist niet dat ik hem zo zou missen, net als de anderen,’ zegt ze dan. ‘Ga je daar weer wonen?’ vraagt Dorien. ‘Als het kan.’ De ambulante behandelprogramma’s FFT en MST worden uitgevoerd door de zorgaanbieder. FFT richt zich op het verminderen van probleemgedrag door vaardigheden van de gezinsleden te vergroten. Hierdoor kunnen conflicten beter worden beheerst en kan beter omgegaan worden met problemen. MST is een zeer intensieve behandeling waarbij de hulpverlener het gezin meerdere malen per week bezoekt en 24 uur per dag bereikbaar is. Daarnaast worden ook anderen uit het netwerk, zoals school en vrienden, bij de behandeling betrokken.
‘Net op tijd klaar met mijn huiswerk,’ zucht Irene als ze de woonkamer inkomt. Tante Agnes en oom Marc kijken haar glimlachend aan. ‘Wat hebben jullie?’ vraagt Irene. ‘Niks,’ antwoordt tante Agnes. ‘We zeiden net tegen elkaar dat je zo’n bijzondere meid bent.’ ‘Ik, bijzonder?’ ‘Ja,’ zegt Agnes. ‘Dat mag best eens gezegd worden. Als je ziet hoe je bent veranderd. Je doet het geweldig op school. Je hebt je losgemaakt van die jongen. Je bent een hele lieve zus voor Paul.’ ‘Ik heb anders nog wel mijn buien.’ ‘Wie niet?’ Agnes staat op. ‘Kom op, we moeten onze spullen pakken. Anders komen we nog te laat op jazz ballet.’ ‘Zijn jullie op tijd terug?’ vraagt oom Marc als ze hun jassen trekken. ‘Katja komt straks op bezoek.’ Ze hebben al heel wat gesprekken met Katja achter de rug, denkt Irene. In het begin was dat best heftig, voor iedereen eigenlijk. Maar nu gaat het steeds beter. Ze leren veel van haar, vooral om elkaar beter te begrijpen. ‘Tot straks,’ zegt Agnes tegen Paul. Ze trekt de deur achter zich dicht. Door het raam ziet oom Marc hoe ze arm in arm de straat uitlopen. Meer weten over Doen wat werkt? Kijkt u dan op www.doenwatwerkt.nu
57
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Zij kent mijn geheimen Daghulp Boddaert
Yorneo beschikt over 4 Boddaertcentra: in Hoogeveen, Assen en Emmen (2 centra). Boddaert is alle werkdagen geopend. Kinderen kunnen afhankelijk van de vraag maximaal drie dagen per week worden geplaatst.
Nick bladert in het boek dat hij heeft gemaakt. Hij moet nog één foto inplakken en een kort verhaaltje daaronder schrijven. Dan is het klaar. ‘Het ziet er mooi uit, Nick,’ zegt Gea die net aan komt lopen. Gea is zijn mentor. Ze gaat naast hem zitten. ‘Daar zullen je vader en moeder blij mee zijn.’ Snel slaat Nick het boek dicht. Het is niet de bedoeling dat ze die laatste foto ziet. ‘Ben je al klaar met het boek?’ vraagt Gea. ‘Bijna, ik wil ook nog iets op de voorkant schilderen.’ Hij pakt een dunne kwast en het potje rode verf dat voor hem staat. ‘Wanneer komen ze precies terug?’ vraagt Gea. ‘Morgen,’ antwoordt Nick,’voorgoed.’ Hij schildert de eerste letter op de voorkant, een W. Daarna verschijnt de E.’ ‘En overmorgen neem je afscheid van ons,’ zegt Gea. ‘Kun je al raden wat hier komt te staan?’ vraagt Nick. ‘Misschien als je nog één letter doet.’ Langzaam schildert Nick een L. ‘Wat denk je?’ ‘Ik denk iets van welkom.’ ‘Welkom thuis,’ legt Nick uit. ‘Een mooi cadeau,’ zegt Gea. ‘Weet je waar ik benieuwd naar ben? Hoe kwam je op het idee om zo’n boek te maken?’ ‘Door de brieven die mijn vader en moeder vanuit Texel schreven. Ze vroegen steeds hoe het ging in het Boddaertcentrum, maar ik had nooit zo’n zin om een brief terug te schrijven. Toen ik hier foto’s mocht maken voor mijn levensboek dacht ik: waarom maak ik geen fotoboek voor mijn vader en moeder. Dat vind ik veel leuker dan brieven schrijven.’ ‘Slim bedacht,’ zegt Gea. Nick slaat de eerste pagina op. ‘Je mag wel een paar foto’s zien.’ Hij wijst naar de eerste foto van een grote ruimte met in de hoek een stapel blokken van zacht plastic. Daaronder staat: Mijn eerste dag in het Boddaertcentrum. Op zolder met de blokken spelen, een hut bouwen of me tde blokken gooien. Samen met Brian. Vroeger gooide ik thuis met knikkers tegen de glazen deur of ik schopte tegen de verwarming, maar dat doe ik niet meer.
60
‘En wie zijn dat dan?’ Gea wijst op de foto van een man en een vrouw die in de tuin onder een grote parasol zitten. ‘Het staat eronder,’ zegt Nick, ‘lees maar.’ Bram en Ingrid, mijn pleegouders. Ze zijn hartstikke aardig. In het begin miste ik mijn vader en moeder heel erg. Mijn vader had problemen, met drank en zo. Dat was niet zo leuk voor mij en mijn zusje. Vooral niet als mijn vader en moeder ruzie hadden. Dan verstopten wij ons. Op Texel leert hij van de drank af te komen. Mijn moeder is mee om hem te helpen. Boddaert kent verschillende activiteiten, gericht op de kinderen en de ouders. De kindgerichte activiteiten zijn in 4 fasen verdeeld. · Observatiefase · Uitvoeringsfase · Afbouwfase · Nazorg
‘En nu gaat het goed met je vader en moeder, hè?’ vraagt Gea. Nick knikt. ‘Daarom komen ze terug, voorgoed. We gaan feestvieren morgen. Alleen weet ik wel dat ik later nooit ga drinken.’ Hij slaat een bladzij om. ‘Kijk, dit zijn mijn vrienden.’ Hij wijst naar een foto waarop twee jongens op de rug zijn te zien. Ze zitten achter de computer. Mijn vrienden. Links zit Joeri en daarnaast Brian, mijn allerbeste vriend. Vroeger had ik niet veel vrienden. Ik had vaak ruzie met andere jongens. Het gaat nu gelukkig beter. Ik ben nog wel eens driftig, maar dan ga ik niet meer meteen slaan en schoppen. Hier, in het Boddaertcentrum heb ik geleerd hoe je vrienden moet maken. Het Boddaert biedt naschoolse opvang. De kinderen gaan gewoon naar hun eigen school en komen na schooltijd naar het Boddaertcentrum. Na het avondeten kunnen de kinderen worden opgehaald. Met de ouders wordt overlegd op welke wijze de behandeling aan kind en gezin het beste kan worden vormgegeven.
Gea legt even een hand op zijn schouder. ‘Leuk om te lezen, Nick. Je hebt volgens mij ook veel aan die sociale vaardigheidstraining gehad.’ 61
‘En aan de weerbaarheidstraining,’ zegt Nick. ‘Als ze me pesten, weet ik precies wat ik moet doen. Hoe ik moet staan, bijvoorbeeld.’ Hij schuift zijn stoel naar achteren en komt overeind, de benen een beetje uit elkaar en de kin omhoog. ‘Kom maar op. Wat heb je tegen mij?’ Gea schiet in de lach. ‘Ik zou jou in ieder geval niet durven pesten.’ Ze tikt met haar vinger op een andere foto: een speeltuin in het bos en daarnaast een terras waarop vrolijke mensen zitten. ‘Hier sta ik ook op.’ Ze leest hardop wat eronder staat. De laatste gezinsdag in Norg. Mijn vader en moeder kwamen speciaal daarvoor uit Texel. Ze praten hier met de ouders van Brian. Dat zijn hun vrienden geworden, door mij eigenlijk. Op de schommel zit Gea, mijn mentor. Met haar praat ik veel, maar we lachen ook vaak. Gea bladert verder naar een foto van een grote tafel waaraan mensen koffie zitten te drinken, bijna allemaal moeders. ‘Ik wist helemaal niet dat je die genomen had.’ ‘Speciaal voor mijn moeder,’ zegt Nick. ‘Als ze niet in Texel was, kwam ze me ophalen. Dan wachtte ze met de andere moeders bij de koffietafel.’ De koffietafel. Voor vaders en moeders die de kinderen komen ophalen. Dan kletsen ze over ons. Mijn moeder vindt dat belangrijk. Ze zegt: dan weet ik dat ik niet de enige ben. Ze kletst ook veel met Gea. Het Boddaert biedt mogelijkheden voor observatie, diagnostiek en behandeling van kind en gezin. Het gaat hierbij om kinderen van 4 tot en met 12 jaar met complexe problemen in de ontwikkeling.
Nick slaat een paar bladzijden om. ‘Hier sta ik zelf op,’ zegt hij, ‘bij het aquarium. Die heeft Brian voor mij genomen.’ De Boddaertvissen. Ik hou veel van dieren, vooral van vissen. Thuis heb ik ook vissen. Ik vind het leuk om ze te verzorgen. Van mijn oom heb ik een keer een hele mooie Koi karper gekregen. Maar die ging al heel snel dood. Dat was niet zo leuk. Toen kreeg ik van hem een nieuwe en die leeft gelukkig nog. ‘Jij kunt goed verzorgen,’ zegt Gea. ‘Je moeder zei dat je thuis ook voor haar zorgde en voor je vader als het niet zo goed ging.’ Nick haalt zijn schouders op. ‘Viel wel mee, sinaasappels uitpersen en boterhammen smeren, dat soort dingen. Wie moest dat anders doen?’ 62
Hij vindt het niet zo leuk om aan die tijd te denken. Hij voelde zich toen vaak verdrietig. Bijna elke avond lag hij in bed te piekeren, over hoe het verder moest. Hij was bang dat zijn vader en moeder uit elkaar gingen. Tijdens de week kan, afhankelijk van de hulpvraag, een gezinswerker of maatschappelijk werker bij het gezin thuis komen. Deze hulpverlening is gericht op de pedagogische vragen en persoonlijke problematiek van ouders in relatie tot de opvoeding.
Gea wil doorbladeren naar de laatste pagina, maar Nick trekt snel het boek naar zich toe. ‘Het einde is nog niet klaar,’ zegt hij. ‘Dat mag je nog niet zien.’ ‘Oké, ik begrijp het! Ik ga al.’ Nick wacht tot ze is weggelopen. Dan slaat hij de laatste bladzij op. Er zit een losse foto tussen. Een foto van Gea. Ze kijkt met een lachend gezicht in de lens. Voorzichtig plakt Nick de foto precies in het midden van de bladzij. Dan pakt hij zijn pen en begint te schrijven, zo mooi als hij kan. Dit is Gea, mijn mentor. Zij kent al mijn geheimen. Zij weet hoe driftig ik kon zijn. Zij weet ook dat ik gepest werd, waar ik over piekerde, hoe bang ik kon zijn en hoe rot ik me soms voelde, alles dus. Ik vind het fijn dat ze mijn geheimen kent, want dan is het gemakkelijker om erover te praten. Dat deden we heel vaak. Bijvoorbeeld over mijn leerdoelen. Zo noemde ze dat. Door haar is het weer goed gekomen met mij. Bedankt nog daarvoor. Nick schrikt als hij merkt dat er iemand achter hem staat. Het is Brian. ‘Ik vind het erg dat je weggaat,’ zegt hij. Het is even stil. ‘Maar we blijven toch vrienden?’ vraagt Nick. ‘Zweer je dat?’ Nick slaat met zijn vlakke hand tegen de uitgestoken hand van Brian aan. ‘Wat denk je anders?’
63
Colofon ‘Opstekers’ is een uitgave van de provincie Drenthe
Grafische verzorging Docucentrum provincie Drenthe Teksten Kees Opmeer Fotografie Martine Hoving
De personen op de gebruikte foto’s hebben geen relatie tot de personen in de verhalen. 2008©
64
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
op s t e k e r s