mee met de
ambulance
Voor Saar, opnieuw, en Loulou
Alleen kalmte kan je redden. Goof
bibi dumon tak
we gingen op
kroko dillen jacht mee met de
ambulance
Q Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij 2015
Inhoud
Voordat je begint met lezen 5 Hagedissen in de supermarkt 7 Alles komt goed 16 Wij tegen de zwanen 27 Een vriendschap tot in de dood 37 Sterke verhalen 48 Een ritje naar de vrijheid 58 Dierenambulance, goedemorgen 69 Een stinkdag 83 Martin vertelt… 92 Mond-op-hondbeademing 100 De zucht van een zwaan 111 Het regent katten in Amsterdam 123 Pulletjesles 133 Nachtdienst 140 Motorkapkat 148 Voordat je het boek dichtslaat 164
4
Voordat je begint met lezen Of we ook voor duifjes reden, wilde een oude man weten. Ik was bezig honderd fietsen weg te halen bij een hek, want achter dat hek dreef een jonge duif op een stukje hout in het water van een bouwput. Hij was te nat en te moe om zelf nog te kunnen opvliegen. Nog even en hij zou van het hout vallen en verdrinken. ‘Ja,’ zei ik, ‘we rijden ook voor duifjes.’ Ik dacht: die man zal me wel voor gek verklaren, want waarom een duifje redden, als er al zoveel zijn? Er kwamen meer mensen bij staan. Sommigen begonnen te helpen met het wegslepen van de fietsen. Met een tang knipte mijn collega het hek open. Ik trok daarna het stuk hout met een haak naar me toe en nam het duifje in mijn handen. IJskoud was het en doorweekt. Toen ik me omdraaide zag ik dat alle mensen hun duim opstaken. Niemand vond het raar of overdreven of zonde van de tijd. Iedereen lachte. Iedereen was opgelucht. De oude man kwam naar me toe en zei: ‘Ik kom uit een land waar ze dit niet zouden doen, maar ik ben blij dat jullie het hier wel doen.’ Hij bedankte ons. En wij brachten de duif naar de vogelopvang waar hij weer op krachten kon komen. Na de duif haalden we die dag een vermagerde
5
zwaan uit de gracht met een stuk plastic om zijn snavel. En daarna brachten we een verdwaalde hond terug naar zijn baas. Het was een gelukkige dag. Niet alleen voor de dieren maar ook voor de mensen om hen heen. Eigenlijk zou je dit kunnen zeggen: de mensenambulance is er voor mensen, en de dierenambulance is er voor dieren én mensen. De foto’s in dit boek heb ik zelf gemaakt, tenzij anders vermeld. Je ziet direct dat deze foto’s simpele kiekjes zijn. Er is in de ambulance geen plaats voor een echte fotograaf. En omdat ik in de eerste plaats dierenhulpverlener ben kan ik niet altijd op het juiste moment een foto maken. Het dier gaat altijd voor. Van dieren in doodsnood maak ik, zoals iedereen zal begrijpen, geen foto’s.
Dit is Lima. Net als in deel 1 is zij ook nu weer de oefenhond voor de beginners bij de dierenambulance. Lima is niet zoals de meesten van ons vrijwilliger, maar zij vraagt tien brokjes per uur. Soms meer.
Hagedissen in de supermarkt We moesten achter een krokodil aan, Goof en ik. De avonddienst was nog niet eens begonnen toen we met grote haast in de Drie sprongen. Ik vroeg Goof hoe hij in zijn krokodillen zat. ‘Hoe ik in mijn krokodillen zit?’ ‘Nou ja,’ zei ik, ‘of je er iets van afweet.’ Goof wist niets van krokodillen, ook al was hij al heel lang chauffeur bij de dierenambulance. Vergeleken bij hem was ik een beginneling, maar in dit geval waren we allebei beginnelingen, want er liep niet iedere week een verdwaalde krokodil door Amsterdam. We hadden geen idee hoe we zo’n beest zouden moeten vangen. ‘Eerst maar eens gaan kijken,’ zei Goof, ‘en je weet het, hè?’ ‘Ja, ja,’ zei ik. Goof heeft een levensmotto dat bijna op zijn voorhoofd staat geschreven. Hij hoeft het niet eens meer hardop tegen me te zeggen, met één knikje van zijn hoofd word ik er al aan herinnerd: alleen kalmte kan je redden. Dus trilde mijn hand maar een heel klein beetje toen ik op de deurbel drukte van het huis waar de krokodil voor het laatst was gezien. Achter mij stond Goof, hij neuriede een vrolijk deuntje.
Hagedissen in de supermarkt
7
‘Gelukkig,’ zei de man die opendeed, ‘jullie zijn er.’ ‘Waar is hij?’ vroeg ik direct. Je wist maar nooit of die krokodil niet direct achter de kapstok op de loer lag. ‘Hij hangt aan het balkon van de overburen,’ zei de man. Ik draaide me om naar Goof, die iets fluisterde over geen paniek enzo. Dus ik knikte alsof ik het allemaal heel gewoon vond, zo’n krokodil die tussen de spijlen van een balkon bungelde. ‘En die krokodil is van u?’ ‘Nee,’ zei de man, ‘hij zal wel ergens ontsnapt zijn, we weten niet van wie hij is.’ We liepen door naar de keuken en vanuit het raam konden we het balkon van de overburen zien. Hun gordijnen waren gesloten. ‘Zeker met vakantie,’ zei Goof. De man knikte. Er was een groot net langs het hele balkon gespannen om te voorkomen dat de duiven er zouden gaan nestelen. In dat net hing een dier. Het zat er volledig in verstrikt. ‘Daar,’ zei de man. ‘Aha,’ zeiden wij. We zagen direct dat het geen krokodil was. We vroegen om een schaar en liepen over het dak van een garage naar het balkon van de overburen toe. Daar knipten we het dier snel los. Ik dacht even dat het niet meer leefde, maar waarschijnlijk hield het zich voor de zekerheid dood, zoals reptielen wel vaker doen als ze worden bedreigd. Omdat ik dacht dat het een gekko was hield ik mijn handschoenen aan toen Goof het slachtoffer aan mij gaf. Zelf had hij geen handschoenen aan, want hij had allang gezien dat het een baardagame was, de knuffel onder de reptielen. ‘Daar heb jij je krokodil,’ zei Goof toen hij de
8
Hagedissen in de supermarkt
Deze baardagame werd door de beller voor een krokodil aangezien. Baardagamen zijn de knuffels onder de reptielen. Hij zit verstrikt in een duivennet. De dierenambulance wordt bijna dagelijks gebeld voor dieren die per ongeluk in zo’n net gevangen zitten. Veel mensen hebben zo’n net voor hun balkon gespannen, of over hun groentetuin. Die netten zijn eigenlijk verboden.
baardagame op mijn hand zette, ‘en kijk maar uit dat hij niet bijt.’ De man die had gebeld keek ongerust toen we met het slachtoffer naar hem toe liepen. Goof zei dat het om een vredelievende hagedissensoort ging en vroeg of hij het beestje wilde aaien. Dat wilde de man wel en voorzichtig, met één vinger, streelde hij de rug van de baardagame. Eenmaal terug in de Drie meldde ik de centrale dat we de krokodil ongedeerd op de auto hadden en dat we er direct mee naar de reptielenopvang wilden. ‘Hij is drie meter lang,’ zei ik door de mobilofoon. ‘Zo!’ zei de centralist, ‘kom toch maar even retour,
Hagedissen in de supermarkt
9
Voordat hij naar de reptielenopvang gaat krijgt deze jongen bij de ambulancepost van tante Lien nog iets lekkers te eten.
want er is hier zojuist een komodovaraan binnengebracht van vier meter lang. Die kun je dan direct meenemen naar de reptielenopvang. Dan heb je twee vliegen in één klap.’ ‘Een komodovaraan?’ zei Goof. ‘Ja,’ zei de centralist, ‘die zat in de sla bij de supermarkt.’ Goof is overdag systeembeheerder. Hij controleert lichtsystemen. Als ergens de stoppen doorslaan en het wordt overal donker, komt Goof in actie. Hij is nooit in paniek. Dat mag ook niet, want paniek zorgt voor nog meer paniek. Dus moet hij rustig blijven als de elektriciteit uitvalt. Een keer in de week is hij, net als ik, vrijwilliger bij de dierenambulance. Van een krokodil meer of minder wordt hij niet warm of koud, maar ik was benieuwd hoe hij op een komodovaraan zou reageren. In het dierenverblijf van de ambulancepost vonden we
10
Hagedissen in de supermarkt
even later een kleine hagedis in een doorzichtig doosje. Het was duizenden keren kleiner dan zijn grote neef de menseneter uit Indonesië. Even daarvoor was dit diertje binnengebracht door een man die in de supermarkt een bakje sla uit Italië had gekocht. Dat bakje had hij nietsvermoedend op de kassaband gezet en even later in zijn boodschappentas gestopt. Pas toen hij bezig was met het maken van de slasaus en het bakje op het aanrecht ongeduldig begon te schudden ontdekte hij de verstekeling en belde de dierenambulance. ‘Hé, wat leuk,’ zei Rob, de baas van de reptielenopvang, even later, toen we met onze buit binnenkwamen, ‘een podarcis muralis.’ ‘Een wat?’ vroegen wij. ‘Een podarcis muralis, dat is de Latijnse naam voor een rasechte muurhagedis afkomstig uit het Middellandse Zeegebied,’ vertelde Rob. Hij wilde weten waar we die vandaan hadden. ‘Uit een bakje Italiaanse sla,’ zei Goof. Rob knikte en vertelde dat de muurhagedis in Nederland alleen in Maastricht voorkomt. De Limburgse exemplaren zijn donkerder dan hun zuidelijke soortgenoten, dus dit lichte exemplaar was duidelijk helemaal vanuit Italië naar ons toe gereisd. Rob pakte het diertje op en zette het in een verwarmd terrarium. Het was gelukkig niet gewond, en dat was een wonder want de Italiaanse sla was niet alleen gewassen, maar ook machinaal gesneden voordat hij in het bakje was gestopt. De muurhagedis was dus eerst bijna verdronken, en daarna bijna in stukjes gehakt.
Hagedissen in de supermarkt
11
De muurhagedis in de sla, meegelift uit Italië.
‘Maar het kan nog gekker, hoor,’ zei Rob. ‘Hoe gek?’ vroeg ik. Rob wees naar een babygekko in een terrarium verderop. ‘Gisteren uit het ei gekropen,’ zei hij. ‘Waar?’ vroeg Goof. ‘Tussen de bananen in een supermarkt in NieuwVennep.’ De moeder heeft haar eitjes in ZuidAmerika in een bananenboom gelegd en daarna zijn de bananen geplukt en helemaal per schip naar Nederland vervoerd. Rob had de supermarkt direct gebeld om te waarschuwen dat er nog een of twee familieleden over de groenteafdeling zouden kunnen ronddwalen, omdat deze soort altijd twee tot drie eitjes tegelijk legt. ‘Over gekko’s gesproken,’ zei ik, ‘we hebben ook nog een baardagame uit een net geknipt.’ Rob schudde zijn hoofd toen ik het diertje aan hem overhandigde. Het voelde ijskoud aan.
12
Hagedissen in de supermarkt
‘Weet je wat het is?’ zei Rob toen, ‘mensen beginnen aan een huisdier en weten na een tijdje niet meer wat ze ermee moeten en zetten het dan op straat.’ Hij wees naar een terrarium in de verste uithoek van de opvang en ik voelde hoe de grond onder mijn voeten begon te wiebelen. Achter het glas lag een slang die zelfs stijf opgerold groter en dikker was dan een vrachtwagenband. ‘Die lag te zonnen in een parkje in Beverwijk,’ zei Rob. ‘Aangenaam kennis te maken,’ zei Goof, die zijn neus tot op een centimeter van het glas bracht. ‘Kliko is een anaconda,’ ging Rob verder. ‘Iemand heeft hem op straat achtergelaten met de gedachte: die komt wel een hond of kat tegen als hij honger krijgt.’ Ik ging schuin achter Goof staan om Kliko beter te kunnen bekijken. Ik wist wel dat hij niet uit zijn bak kon ontsnappen, maar naast Kliko zag ik in een glazen bak twee vogelspinnen zitten en daarnaast een skink en boven op een van de hokken lag los een enorme luierende leguaan. Stel, dacht ik, stel dat nu het licht uitvalt, zou Goof dan kalm blijven en op de tast op zoek gaan naar de stoppenkast? En zou hij ondertussen een deuntje fluiten? Mijn telefoon ging. Het was de centralist om te zeggen dat er in het Rembrandtpark een doos met een cavia was gevonden. ‘Een cavia?’ zei ik. ‘Ja, een cavia,’ zei ze. ‘Of had je liever een tyrannosaurus rex gehad?’ ‘Nee, hoor,’ zei ik opgelucht, ‘een cavia, een cavia is precies goed.’
Hagedissen in de supermarkt
13
ALS JE EEN HAGEDIS VINDT Als je een hagedis vindt en je weet niet zeker om welke soort het gaat, neem er dan een foto van en stuur die op naar
[email protected] of bel met de dierenambulance. Rob kan dan bepalen of het een inheemse soort is, een soort die in ons land thuishoort, of een uitheemse soort. Een inheemse hagedis kan weer op de juiste plaats worden uitgezet. Een uitheemse soort, een soort die dus uit warmere streken komt, moet speciale verzorging krijgen. Je kunt hem in ieder geval in een bakje met luchtgaten bewaren en zorgen voor een temperatuur van 24 tot 28 graden Celsius. Een kruik of een fles met warm water (met een handdoek eromheen) kunnen daarbij helpen. Laat de temperatuur niet te hoog worden. Er zijn twee soorten hagedissen die echt gevaarlijk zijn: het gilamonster en de korsthagedis. Ze zijn allebei giftig en een beet kan ernstige gevolgen hebben. Ze komen van nature niet in ons land voor. De meeste andere hagedissensoorten kunnen bijten, krabben of slaan met de staart. Daarom is het beter een hagedis niet met blote handen maar met een handdoek of stevige handschoenen op te pakken. Baardagamen kun je wel gewoon met je blote handen oppakken. Hagedissen kunnen een hele tijd zonder voedsel. Als je er een gevonden hebt is het beter ze niets te eten te geven. Maar een schoteltje vers water neerzetten is wel belangrijk.
14
Hagedissen in de supermarkt
PS: De baardagame die voor een krokodil werd aangezien heeft een nieuw tehuis gevonden. En zelfs de kleine muurhagedis uit de salade heeft een nieuw baasje gekregen. Hij zit – het bleek een mannetje – samen met een vrouwtje veilig in een verwarmd terrarium. PPS: De gesprekken over de mobilofoon moeten serieus blijven, maar soms maken we een grapje. Dat moet kunnen als er geen gewonde dieren in het spel zijn.
Hagedissen in de supermarkt
15
Alles komt goed
Het was op een late zomeravond dat we in de Twee stapten, Goof en ik. De zon was net ondergegaan. We droegen onze truien al omdat het koud was voor de tijd van het jaar. Er was gebeld door een dame die zei dat er een kat vastzat in een hoge buis in haar tuin. De centralist zei dat die dame nogal zenuwachtig klonk omdat het de kat was van haar agressieve buurvrouw. ‘Geen paniek,’ zei Goof tegen de centralist, ‘komt goed.’ De centralist keek een beetje bezorgd toen we naar de garage liepen waar de Twee stond. Ze is namelijk verliefd op Goof, en Goof op haar. Ze heet Koosje, en Koosje zag Goof liever vertrekken naar een hoestend egeltje, dan naar een burenruzie, maar ze begreep ook wel dat ze deze rit móést aannemen. Je kon een kat niet in een buis laten verhongeren. Voordat we op de bel konden drukken zwaaide de deur al open. De dame die had gebeld wees naar haar tuin. Het was een mooie tuin vol met bloeiende planten. Naast de schuur stond een brede betonnen buis rechtovereind. Er groeide een klimplant tegenaan. In die buis zat een kat. Hij was er vanaf het dak van de schuur zo in gevallen. Hij zat er al uren. De dame had hem wel horen miauwen, maar ze had gedacht dat het vanuit een andere tuin kwam.
16
Alles komt goed
‘Dan gaan we maar eens kijken,’ zei Goof. ‘De buurvrouw is nogal kwaad,’ waarschuwde de dame. Ze had het nog niet gezegd of we hoorden die buurvrouw al schreeuwen. We konden niet alles verstaan maar ‘rotwijf’ verstonden we wel, en ‘dierenbeul’. ‘Tjongejonge,’ zei Goof. De scheldende buurvrouw was niet de enige die in de tuin stond. Ze had haar bezoek meegenomen, twee vrienden en een vriendin. Het bezoek probeerde haar te kalmeren, maar de buurvrouw was op z’n zachtst gezegd de weg een beetje kwijt. Eerst dacht ik dat het kwam omdat ze in paniek was vanwege haar kat, maar al snel zag ik dat ze iets te veel gedronken had. Ze schreeuwde aan de lopende band dat haar kind in die buis zat. ‘Rustig aan,’ zei haar bezoek, ‘het is je kat, je kinderen liggen veilig in bed.’ ‘Mijn kat ís mijn kind,’ gilde ze terug, ‘mijn vierde kind. Er is geen verschil tussen mijn kat en mijn kinderen, horen jullie me? Er is geen verschil. Ik heb vier kinderen. Drie liggen er in bed, en één zit er in die buis!’ Goof en ik keken elkaar even aan. Het was net of er een lampje op zijn voorhoofd begon te knipperen waarop het woordje ‘kalmte’ stond. Maar de buurvrouw zag het niet, die begon alleen nog maar harder te roepen dat we die buis omver moesten trappen, dat ze iemand ging vermoorden, dat ze nog een glas jenever nodig had om dit te overleven. Er werd een keukentrapje gehaald. De twee mannelijke bezoekers hielden het vast toen eerst Goof
Alles komt goed
17
en daarna ik erop klom om met een zaklamp in de buis te kunnen kijken. Wat we zagen was een schreeuwend katje dat al uren lang tot aan zijn buik in een dikke laag modder stond. Het was een hartverscheurend gezicht. Ik liep terug naar de Twee om handdoeken te halen, een vangstok, en de EHBO-koffer. We zouden proberen met de lus die aan de stok vastzat de kat omhoog te hijsen. Een vangstok gebruiken we eigenlijk alleen voor agressieve honden. De lus trekken we om de nek vast en met de stok houden we het dier op afstand. Maar in dit geval moesten we de stok gebruiken om de kat mee naar boven te takelen. Toen ik met de spullen terugkwam vertelde Goof me dat de kat in de buis Marley heette, naar de reggaezanger Bob Marley. Het bezoek van de bazin sprak Engels en kwam uit precies hetzelfde land als Bob Marley. Ze hadden allemaal rastahaar en waren de rust zelve. Waarschijnlijk vonden ze net als Goof dat kalmte een belangrijke zaak was, want ze hadden hun vriendin, de scheldende bazin van Marley, naar binnen gestuurd. Goof klom als eerste het keukentrapje weer op. Ik klom erachteraan en ging vlak achter hem staan. Goof liet de vangstok in de buis zakken terwijl ik hem bijscheen met de zaklamp. De dame die had gebeld stond vanaf een afstand te kijken. De rastamannen hielden het keukentrapje vast. ‘Marley,’ zei Goof, ‘we komen je redden, maar je moet óns ook een beetje helpen.’ Er klonk een klaaglijk gejammer vanuit de buis. Marley keek omhoog, recht
18
Alles komt goed
Marley in de buis met modder, waar hij al uren in zat.
tegen het felle licht in waarmee ik hem bescheen. Het was een wonder dat hij na al die tijd nog op zijn poten kon staan. Goof had de lus al om de nek van Marley geschoven. In een uitzonderlijk geval kun je een kat op die manier over de grond naar je toe trekken. Bijvoorbeeld onder een kast of auto vandaan. Maar om Marley nu aan zijn nek de lucht in te hijsen zou een risico zijn. Als hij niet stikte zou hij in ieder geval een trauma oplopen. Daarom wilde Goof die lus om de buik van Marley zien heen te krijgen. Maar dan moest hij wel eerst met zijn voorpootjes door de lus stappen. Ik voelde dat het keukentrapje begon te wiebelen. Dat kwam omdat de rastamannen heel even hun aandacht verplaatsten naar de boze bazin van Marley, die met geheven vuist de tuin weer in was komen lopen.
Alles komt goed
19
‘Trap die buis om!’ hoorden we haar roepen. ‘Wat zijn jullie voor een dierenredders!’ ‘Niet doen, hoor!’ zei de dame die ons had gebeld, ‘anders gaat mijn klimplant kapot.’ ‘Moet je haar horen!’ schreeuwde de bazin, ‘die plant van haar is belangrijker dan mijn kat! Dierenbeul! Ik pak een bijl! Ik hak die buis om!’ Nu is het zo dat wij dierenhulpverleners katten ook belangrijker vinden dan klimop en we hadden al gezien dat we in een noodsituatie de betonnen buis met z’n allen omver zouden kunnen trekken om de kat te bevrijden. Maar we wilden het liever nog heel even met de vangstok proberen om iedereen tevreden houden. Goof liet zich bij zijn klus niet afleiden door de buurvrouwen. Geef poot,’ riep hij met een hoog stemmetje in de buis, ‘Marley! Poot! Toe dan. Marrepar, werk eens even mee. Geef pootje. Ja, geef pootje.’ Achter ons ging het geruzie verder. Om te voorkomen dat we vielen moesten de rastamannen het keukentrapje stevig vasthouden. Het gevolg was dat ze geen arm om hun vriendin heen konden slaan om haar te kalmeren. ‘Poot,’ ging Goof onverstoorbaar verder, ‘pootje, Marley, dat kun je best. Dan kan ik het touw om je buikie schuiven. Til nou effe op, jochie. Kom op. Heel even pootje geven. Pootje! Geef potepoot.’ Ik begon te lachen, ik kon er niets aan doen. Heel zachtjes. Ik dacht dat niemand het in de gaten had, maar de rastamannen zagen het en begonnen ook. Het kwam door Goof die telkens zei dat Marley een pootje
20
Alles komt goed
moest geven. Als het nou een hond was geweest, maar een kát. En het kwam ook door de buurvrouwen die afwisselend naar elkaar riepen: ‘Mijn kind!’ ‘Mijn plant!’ ‘Hou je kop!’ ‘Hou zelf je kop!’ Goof porde Marley met de metalen stok zachtjes tegen zijn borst zodat hij heel even één voorpoot optilde om mee naar de stok te slaan. Goof schoof direct de lus onder die ene poot door. ‘Zie je wel?’ hoorden we, ‘je kunt het.’ Het klonk een beetje hol omdat Goof inmiddels zelf ook half in die buis hing. Aangemoedigd door dat ene pootje hielden de mannen het trapje weer steviger beet en ik scheen nog wat beter bij. Tot we Goof iets in zichzelf hoorden mompelen. Het klonk als ‘hebbes’. De rastamannen zetten zich schrap tegen het trappetje terwijl ik de zaklamp gauw verwisselde voor een handdoek. Goof trok Marley voorzichtig met het touw om zijn buik omhoog uit de buis en gaf de druipende kat aan mij. De stilte die daarna viel was overweldigend. Van de buurvrouwen was niets meer te bekennen toen ik veilig met Marley weer op de tuintegels stond. De dame was naar binnen gegaan en de bazin van Marley was met een vriendin naar het café op de hoek vertrokken om een borrel te bestellen. Marley zelf lag rillend in mijn armen. Hij zat
Alles komt goed
21