Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af “Hoe gaan Nederlanders met hun tijd om?” vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau zich af in het laatste rapport over het vijfjaarlijkse Tijdsbestedingsonderzoek. Door de jaren heen valt allereerst op dat zich veel vaste patronen manifesteren en dat deze routines nog nauwelijks doorbroken worden. Er wordt op ongeveer dezelfde tijdstippen gegeten, gewerkt en geslapen en ook de verdeling van de wekelijkse 168 uren blijft in grote lijnen hetzelfde over de afgelopen 35 jaar. Toch biedt het onderzoek ook nieuwe inzichten in onze tijdsbesteding en -beleving. Kleine wijzigingen kunnen ook duiden op grotere achterliggende maatschappelijke trends. Voor de vrijetijdssector is het interessant dat voor het eerst sinds lange tijd de uren die aan vrije tijd besteed worden niet meer afnemen, maar zelfs licht lijken te zijn toegenomen. Een blik op het 217 pagina’s tellende rapport leert ons meer over de ontwikkelingen tot en met 2011.
38
NRITMAGAZINE
sociaal en cultureel planbureau publiceert resultaten tijdsbestedingsonderzoek
Tekst: Kim de Bruijn, NRIT Onderzoek
NRITMAGAZINE
39
"Nederlanders waren in 2011 in totaal minder tijd kwijt aan verplichte taken"
Besteding van de wekelijkse 168 uren Al sinds 1975 meet het SCP elke vijf jaar hoe Nederlanders hun tijd besteden. Sinds 2005/2006 zijn daarbij de Europese richtlijnen voor tijdsbestedingsonderzoek gevolgd. Voor het Tijdsbestedingsonderzoek (TBO) 2011 noteerden een kleine 2.000 Nederlanders (12 jaar en ouder) gedurende een week hun bezigheden in een dagboek. Verplichte tijd Nederlanders waren in 2011 in totaal minder tijd kwijt aan verplichte taken als betaald werk en het huishouden, iets wat in de lange reeks van tijdsbestedingsonderzoeken (vanaf 1975) niet eerder voorkwam. De terugloop komt doordat mensen minder tijd aan huishoudelijke taken besteden. Het tijdsbeslag daarvan loopt terug van 20,3 uur per week in 2006 tot 17,9 uur in 2011, een afname van 2,4 uur per week. Er wordt vooral tijd bespaard op
40
NRITMAGAZINE
Verplichte tijd, persoonlijke tijd en vrije tijd*, bevolking 12 jaar en ouder, 1975-2005 en 2006-2011** (in uren per week en index 2011, 2006=100)
1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2006 2011 Index
Verplichte tijd - onderwijs - betaald werk - huishouden en zorgtaken Persoonlijke tijd - slapen - eten en drinken - persoonlijke verzorging Vrije tijd - mediagebruik - sociale contacten - recreatieve activiteiten en ontspanning - maatschappelijke participatie - vrijetijdsmobiliteit
40,7 40,8 40,7 42,0 42,6 43,9 44,3 42,8 41,2 96 6,7 7,3 7,2 6,9 6,4 5,5 5,7 3,1 3,7 118 14,8 14,0 14,1 16,6 17,3 19,4 19,7 19,3 19,6 102 19,1 19,5 19,4 18,5 18,9 19,0 18,9 20,3 17,9 88 76,3 76,8 75,3 75,5 75,0 76,6 76,2 76,9 77,7 101 60,5 60,5 59,4 59,7 59,4 60,9 60,3 58,5 59,5 102 10,3 10,5 10,0 9,9 9,5 9,9 9,5 12,2 11,9 98 5,6 5,9 5,8 5,9 6,1 5,9 6,4 6,2 6,2 100 47,9 47,0 49,0 47,2 47,3 44,8 44,7 46,9 47,8 102 18,5 17,8 19,0 18,8 18,8 18,7 18,9 19,6 20,9 107 11,3 11,0 10,0 9,8 9,3 8,5 7,5 8,6 7,2 84 13,7 14,0 15,2 13,7 14,0 12,9 13,1 13,3 13,5 102 2,0 2,0 2,2 2,1 2,2 1,8 1,8 2,0 2,3 100 2,6 2,3 2,9 2,9 3,2 3,0 3,5 4,0 3,6 90
Bron: SCP (TBO’75-’05, TBO’06); SCP en CBS (TBO’11).
* Het totaal telt niet helemaal op tot de wekelijkse 168 uren, doordat van enkele activiteiten niet vaststaat bij welke van deze drie categorieën ze horen, zoals het dagboek invullen en overige ongespecificeerde (vrije)tijdsbesteding (in 2006 1,4 uur per week en in 2011 1,3 uur per week). ** Tussen 2005 en 2006 is sprake van een verandering in de methode van dataverzameling. Zo zijn de gegevens tot en met 2005 steeds tijdens een week in oktober verzameld en vanaf 2006 gedurende het hele jaar. Verschillen in de tijdsbesteding zijn mogelijk geen echte verschillen in gedrag, maar het gevolg van de andere methode van dataverzameling. vet = verschil tussen 2006 en 2011, significant (p = < 0.05).
Tabel 1
routineuze taken als koken, schoonmaken en de was doen. De tijd voor bijvoorbeeld boodschappen doen is niet afgenomen. De tijd besteed aan betaald werk blijft in dezelfde periode gelijk. Toch is ook dat opmerkelijk, want lange tijd nam het tijdsbeslag van betaald werk toe. De economische crisis levert wellicht een verklaring. Bij voltijds werkenden neemt overigens de tijd besteed aan verplichtingen (in de zin van betaald werk) juist toe. Persoonlijke tijd De persoonlijke tijd is wat toegenomen. Persoonlijke tijd kost de gemiddelde Nederlander 77,7 uur per week. Het is daarmee de grootste tijdsbestedingscategorie. Dit komt voor een groot deel doordat slapen onder de noemer persoonlijke tijd valt. De gemiddelde Nederlander van 12 jaar en ouder doet dat 59,5 uur per week, langer dus dan de gebruikelijke maatstaf van acht uur slaap per etmaal. Vooral jongeren slapen relatief lang. In het algemeen neemt de slaaptijd toe, maar niet bij iedereen. Onder voltijds werkenden, die toch al het minst lang slapen, is dat niet het geval. Dit past bij het beeld dat bij hen de tijd besteed aan verplichtingen toeneemt. Zij slapen met iets meer dan zeven uur per etmaal gemiddeld het minst. De tijd voor eten en drinken is de laatste jaren gelijk gebleven. Vrije tijd Het aantal uren besteed aan vrije tijd is vrijwel gelijk gebleven. Uit de gegevens blijkt zelfs een kleine stijging van het aantal uren, maar deze is statistisch gezien niet significant. Nederlanders van 12 jaar en ouder hebben in een gemiddelde week 47,8 uur aan vrije tijd. Mannen hebben gemiddeld meer vrije tijd dan vrouwen; omdat vrouwen meer tijd aan persoonlijke verzorging kwijt zijn, niet omdat zij meer tijd aan verplichtingen besteden. Ouders van (jonge) kinderen (vooral met een jongste kind tot 4 jaar) hebben gemiddeld minder vrije tijd. Ook neemt de hoeveelheid vrije uren af naarmate het opleidingsniveau hoger is. Voltijdswerkers hebben bijna twee uur per week minder vrije tijd gekregen tussen 2006 en 2011, wat aan-
"Mannen hebben gemiddeld meer vrije tijd dan vrouwen"
NRITMAGAZINE
41
"Binnen de vrijetijdsbesteding gaat de meestetijd naar het gebruik van media en ICT" sluit op de constatering dat de verplichte tijd bij hen toeneemt. Mensen die niet of in deeltijd werken kregen juist wat meer vrije tijd. Mediagebruik Binnen de vrijetijdsbesteding gaat de meeste tijd naar het gebruik van media en ICT. Het tijdsbeslag hiervan (exclusief online communicatie, die is tot de sociale contacten gerekend) neemt tussen 2006 en 2011 toe van 19,6 uur naar 20,9 uur per week. In het verleden lag dit jarenlang op circa negentien uur per week. Het gebruik van internet c.q. de computer neemt toe van 2,8 uur naar vier uur per week. Televisiekijken stijgt van 12,7 uur naar veertien uur per week. Het lijkt er dus nog niet op dat meer internet samengaat met minder tv-kijken, wat eerder wel verwacht werd. De scherpe lijn tussen de categorieën neemt ook af door de mogelijkheden om via (mobiel) internet televisie te kijken. Het lezen van kranten, tijdschriften of boeken neemt tot slot verder af (van 3,9 uur naar 2,5 uur per week).
Drie categorieën De verplichte tijd omvat de bezigheden die mensen in het kader van onderwijs, betaald werk of ten behoeve van het huishouden of de zorg voor kinderen verrichten. Bij persoonlijke tijd gaat het om het onderhoud van het eigen lichaam (slapen, eten, douchen, aankleden, etc.). De vrije tijd omvat uiteenlopende activiteiten, zoals media- en ICTgebruik, sociale contacten, recreatieve activiteiten en ontspanning en maatschappelijke participatie.
42
NRITMAGAZINE
Sociale contacten De tijd die wordt besteed aan sociale contacten (inclusief online sociale contacten) loopt terug van 8,6 uur per week in 2006 naar 7,2 uur in 2011. Die daling is al in 1975 ingezet. Alleen online sociale contacten nemen nog licht toe in tijdsbesteding tussen 2006 en 2011 (van 0,6 uur naar 0,8 uur per week). Telefoneren is verder afgenomen de laatste jaren, net als bij elkaar op visite gaan. Overigens gaat men wel wat meer naar feestjes en etentjes bij mensen thuis, maar dat valt onder recreatieve activiteiten, die hierna aan bod komen. Recreatieve activiteiten en ontspanning Men besteedt in 2011 gemiddeld 13,5 uur per week aan recreatieve activiteiten en ontspan-
ning, ongeveer evenveel als in 2006. Naar eropuit gaan en sport ging iets meer tijd (2,7 uur versus 1,7 uur in 2006), naar overige activiteiten (zoals spelletjes, hobby’s, tuinieren, dieren verzorgen of amateurkunst) juist wat minder (maar nog altijd ruim vijf uur). Binnen het eropuit gaan zijn feestjes en etentjes bij mensen thuis populairder geworden dan het eten in restaurants, al is ook daar nog sprake van een zeer kleine toename. Met uitstapjes (wandelen, fietsen, bezoek aan pretparken of dierentuinen) is gemiddeld 1,8 uur per week gemoeid en met bezoek aan cultuur, zoals musea, de bioscoop of het theater, een halfuur per week. Aan sport is in 2011 iets meer tijd besteed dan in 2006. In totaal gaat het om 1,7 uur per week in 2011. Het aandeel sporters verandert echter niet, wat erop wijst dat degenen die aan sport doen dat gemiddeld iets langer doen dan voorheen. Onder deze categorie valt tot slot ook het uitrusten en even helemaal niets doen. De 1,7 uur per week die de gemiddelde Nederlander daaraan besteedt betekent een daling ten opzichte van 2006. Wellicht is er een uitruil met de (toename in) slaaptijd. Maatschappelijke participatie Nederlanders besteden al jarenlang zo’n twee uur per week aan diverse vormen van maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk, informele hulp en religieuze praktisering). Ook in 2011 was dat het geval. Het aandeel mensen dat informele hulp biedt is echter flink teruggelopen. Diegenen die nog wel hulp bieden besteden hier dus meer tijd aan. Mensen die veel tijd aan betaald werk besteden reserveren minder tijd voor vrijwilligerswerk en religieuze praktisering en flink minder tijd voor informele hulp. Vrijetijdsmobiliteit De tijd die men besteedt aan verplaatsingen in het kader van activiteiten die men onderneemt maakt in het onderzoek deel uit van de betreffende activiteiten. Uit een analyse blijkt dat de totale tijd die mensen gemiddeld op pad zijn tussen 2006 en 2011 onveranderd is gebleven en ongeveer negen uur per week bedraagt. Wel is men in 2011 iets langer onderweg in
het kader van woon-werkverkeer (niet met de auto, maar wel met het openbaar vervoer) en wat minder lang onderweg voor vrijetijdsdoeleinden. Vooral de auto laat men in de vrije tijd vaker staan. In het bijzonder geldt dat voor jongeren. Ritme We hebben misschien graag het idee dat we losstaan van oude structuren en ondersteund door de techniek onze eigen tijd kunnen indelen. Toch blijken Nederlanders nog altijd op vergelijkbare tijden te eten en te slapen. Er is wel meer aandacht voor werken op tijden en plekken die mensen beter uitkomen. Tot grote verschuivingen in de tijden waarop mensen werken heeft dat echter nog niet geleid. Men werkt wel iets meer vanuit huis dan vijf jaar geleden. Daar is nog geen vermindering van woon-werkverkeer uit voortgekomen. Tijdsbeleving Tijdsbesteding zegt niet altijd iets over de manier waarop men de tijd beleeft. In 2011 voelen vier op de tien mensen zich minstens een dag per week opgejaagd. Een op de tien geeft aan zich in het dagelijks leven bijna altijd opgejaagd te voelen. Vrouwen voelen zich vaker gejaagd dan mannen (vrouwen 46%, mannen 35%). Zij die meer tijd aan verplichtingen besteden voelen niet per definitie meer tijdsdruk. Wel ervaren drukbezette Nederlanders en taakcombineerders vaker het gevoel niet over voldoende vrije tijd te beschikken. Al met al voelen honderdduizenden Nederlanders zowel gevoelens van gejaagdheid als een tekort aan vrije tijd. Context van maatschappelijke ontwikkelingen Uit de resultaten van het meest recente TBO blijkt een trendbreuk met enkele ontwikkelingen die jaren geleden zijn ingezet. Zo neemt de verplichte tijd niet meer toe en is er geen sprake van een afname van de vrije tijd. Voor een klein deel speelt de vergrijzing hierbij een rol, maar ook onder 20-64-jarigen neemt de verplichte tijd af (vrouwen) of blijft die ongewijzigd (mannen). De invloed van de economi-
sche crisis is tot en met 2011 niet nadrukkelijk aanwezig: de tijd besteed aan betaald werk is in de periode 2006-2011 vrijwel onveranderd gebleven en ook de vrije tijd wordt niet heel anders ingevuld. Wel speelt verdergaande digitalisering een rol van betekenis: mensen brengen meer van hun vrije tijd door met mediagebruik. Opmerkelijk is dat veel veranderingen in tijdsbesteding niet plaatsvonden in de domeinen waar duidelijk overheidsbeleid wordt gevoerd. Er ging minder tijd naar huishoudelijke taken en het media- en ICT-gebruik nam toe. Dit zijn activiteiten die bij uitstek in de privésfeer plaatsvinden of autonome ontwikkelingen waarbij beleid nauwelijks een rol vervult (ICTgebruik). Daar waar de overheid graag wil dat Nederlanders meer tijd besteden, bleef veel bij het oude. Zo wordt er in beleid naar gestreefd om mensen meer of langer mee te laten doen op de arbeidsmarkt, in het bijzonder vrouwen en ouderen. Juist die tijdsbesteding is tussen 2006 en 2011 vrijwel onveranderd gebleven. Bovendien roepen de ontwikkelingen vragen op over de mate waarin mensen zullen kunnen voldoen aan de verwachtingen die de overheid van hen heeft: betrokken burgers die een actieve bijdrage leveren aan de zorg en het welzijn van anderen. In combinatie met de ervaren tijdsdruk is het ook de vraag welke gevolgen dit zal hebben voor de vrijetijdssector. Het TBO zal dergelijke ontwikkelingen de komende jaren monitoren. ■
Meer informatie is net als het volledige rapport te vinden op de website van het SCP: www.scp.nl.
NRITMAGAZINE
43