VOORWOORD Dit rapport vormt het verslag van het onderzoek ‘diversiteit bij voetbalclubs uit de eerste klasse en de KBVB’. Dit project kaderde in het wetenschappelijk onderzoeksprogramma ‘Politie en Veiligheid’ 2007, van de FOB Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Beleid Integrale Veiligheid. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid, KATHO departement Ipsoc. Graag hadden we een woord van dank gericht aan alle personen en betrokkenen van de Belgische eerste klasse die hun spontane medewerking hebben verleend tijdens dit project. Verder danken we ook alle respondenten met een functiebeperking en personen uit de allochtone gemeenschap rond voetbalstadions die ons te woord hebben gestaan. Ook wensen we de deelnemers aan de focusgroepen te bedanken voor hun opbouwende kritiek en constructieve bijdrage die ervoor heeft gezorgd dat we dit rapport tot een goed einde konden brengen. Volgende personen zijn we hiervoor erkentelijk: Ronny Baerts, Gilles Barbera, Rein Beckers, Paul Beloy, Peter Craeyeveld, Wim Debraekeleer, Jan Declercq, Pascal De Maesschalk, Johan De Schuymere, Veronique De Vleminck, Attila Demir, Nedim Demirogullari, Sebastian Detremmerie, Olivier Donckier, Mohamed El Bakali, Baki Emirvelioglu, Veli Gemici, Robin Godderie, Ruben Gregoor, Marc Hardy, Christian Hannon, Raymond Hens, Paul Heylen, Mike Janssen, Marjan Kelgtermans, Imram Keten, Patrick Legein, Eddy Leysen, Patrick Lips, Maarten Luyts, Vincent Nijs, Virginie Parijs, Kris Peeters, Guy Petrens, Dirk Piens, Guido Poppelier, Camille Poskin, Johan Sack, Jamal Saouti, Nancy Steeman, Rika Scalais, Dries Slootmans, Wendy Slenders, Michel Taulet, Trevor Tommeleyn, Bart Van Pottelbergh, Jan Van Asbroeck, Joeri Van Assche, Delphine Vanmeirhaeghe, Kris Vanderpaer, Filip Vandoorslaer, Lode Van Loock en Mohamed Zerioh. Ook het team Bachelor Maatschappelijke Veiligheid verdient een vermelding. Dankzij hen werd het telwerk iets lichter en aangenamer. Dank u wel Matthias Archie, Bram De Geeter, Siska Demeulemeerster, Veerle Dupont, Caroline Neckebroeck, Riet Vanderstichele, Elisabeth Vandenbogaerde, Barbara Verdonck, Hannelore Verzele en Benedict Wydooghe. Tot slot wensen we de leden van het begeleidingscomité te bedanken voor hun ondersteuning in de loop van het onderzoek. Volgende personen maakten deel uit van het begeleidingscomité: Voor de opdrachtgever: Mevr. Babet NULENS, Onderzoekscoördinator, FOD Binnenlandse Zaken AD VP Dienst Beleid Integrale Veiligheid Leden begeleidingscomité: Mevr. Heidi DERIDDER, Attaché, FOD Binnenlandse Zaken AD VP, Voetbalcel Dhr. Robert STERCKX, Secretaris-generaal, Pro League (voorheen Profliga) Dhr. Nico DE PAUW, Veiligheidsverantwoordelijke, Koninklijke Belgische Voetbalbond 2
Mevr. Brigitte HUDLOT, Programmacoördinator, Business and Society Dhr. Raf WILLEMS, Onderzoeksjournalist Dhr. Dirk VOS, Voorzitter Supportersfederatie Profclubs Mevr. Ann DE MOL, programma-adviseur, Koning Boudewijn Stichting, Dhr. Reza GHOLAMALIZAD, Coördinator werkgroep racisme en voetbal, Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding Mevr. Mieke BROEDERS, Algemeen Directeur Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid ‘ENTER’ Dhr. Thierry DEX, Fancoaching Charleroi Mevr. Annie CORNET, Professor ULG
3
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ..................................................................... 2 INHOUDSOPGAVE ............................................................... 4 INLEIDING......................................................................... 9 1. CONTEXTUEEL KADER .................................................. 9 2. STRUCTUUR VAN HET RAPPORT................................... 11 3. VALIDERING VAN HET RAPPORT................................... 12 DEEL I: METHODOLOGIE ................................................... 13 1. ONDERZOEKSPLAN ..................................................... 13 2. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE ..................................... 14 2.1.
Inventarisatie cijfergegevens diversiteit binnen de eerste klasse clubs . 14
2.1.1. Methodologische beperkingen ........................................................................ 15 2.1.2.
Verwerking gegevens .................................................................................... 17
2.1.3.
Ontwikkeling nieuwe registratiemethode ....................................................... 18
2.2. Studie naar het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de verschillende clubs. ................................................................................................... 18 2.2.1.
Studie naar de aanwezigheid van een diversiteitsbeleid naar het personeel toe en een onthaal– en diversiteitsbeleid naar de supporters toe ................. 18
2.2.2.
Studie naar de voetbalbeleving van allochtonen en personen met een handicap en het feit of ze zich al dan niet welkom voelen in de Belgische voetbalstadions ............................................................................................. 19
2.3.
Formuleren van aanbevelingen voor de clubs en het beleid .................... 22
3. AFBAKENING BEGRIPPENKADER .................................. 23 3.1.
Diversiteit ....................................................................................................... 23
3.2.
Diversiteitsbeleid ........................................................................................... 26
3.3.
Definiëring bepaalde doelgroepen .............................................................. 27
3.3.1.
Personen met een functiebeperking .............................................................. 27
3.3.2.
Allochtonen .................................................................................................... 28
3.3.3.
Laaggeschoolden .......................................................................................... 29
3.4.
Racistische en kwetsende spreekkoren ..................................................... 29
4
DEEL II: INVENTARISATIE VAN DE DIVERSITEIT VAN DE BEZOEKERS EN PERSONEEL BINNEN DE CLUBS VAN DE BELGISCHE EERSTE KLASSE EN DE KONINKLIJKE BELGISCHE VOETBALBOND ................................................................ 31 1. DIVERSITEIT IN HET PERSONEELSBESTAND VAN DE EERSTE KLASSE CLUBS ................................................. 31 1.1.
Begripafbakening .......................................................................................... 31
1.2.
Diversiteit in het personeelsbestand ........................................................... 32
1.2.1.
Weergave resultaten ..................................................................................... 32
1.2.2.
Bespreking van de resultaten ........................................................................ 39
1.3.
Diversiteit in het vrijwilligersbestand .......................................................... 40
1.3.1.
Weergave van de resultaten ......................................................................... 40
1.3.2.
Bespreking van de resultaten ........................................................................ 46
2. DIVERSITEIT IN HET SUPPORTERSBESTAND.................. 47 2.1.
Weergave resultaten ..................................................................................... 48
2.2.
Bespreking resultaten ................................................................................... 56
3. INDICATOREN VOOR EEN TOEKOMSTIG DIVERSITEITSBELEID ................................................. 57 3.1.
Oude en nieuwe registratiesystemen .......................................................... 57
3.1.1.
De Fankaart ................................................................................................... 57
3.1.2.
De e-ID .......................................................................................................... 59
3.2.
Naar een evidence based diversiteitsbeleid ............................................... 60
4. BESLUIT ................................................................... 62 DEEL III: STUDIE NAAR HET GEVOERDE DIVERSITEIT- EN GELIJKEKANSENBELEID BINNEN DE VERSCHILLENDE CLUBS 63 1. DIVERSITEITSBELEID IN DE BELGISCHE EERSTE KLASSE EN DE KBVB: EEN STAND VAN ZAKEN .......................... 63 1.1.
Aanwezigheid van een diversiteitsbeleid voor het personeel................... 63
1.1.1.
Organisatiedoelstellingen: een rechtstreekse koppeling met diversiteit ........ 63
1.1.2.
Missie en waarden als leidraad ..................................................................... 69
1.1.3.
Draagvlak creëren ......................................................................................... 72
1.1.4.
Diverse doelgroepen aantrekken en binden .................................................. 73
1.1.5.
Cultuur van respect ....................................................................................... 76
1.1.6.
Dynamiek van participatie ............................................................................. 78
1.1.7.
Flexibele afspraken maken ........................................................................... 78
1.1.8.
Relationeel gericht coachen .......................................................................... 78
5
1.1.9.
Interculturele opleiding .................................................................................. 79
1.1.10. De kracht van een netwerk ............................................................................ 80 1.1.11. Besluit ............................................................................................................ 81 1.2.
Onthaal- en diversiteitsbeleid voor supporters .......................................... 82
1.2.1.
Toegangsprijzen ............................................................................................ 82
1.2.2.
Toegankelijkheid en comfort in het stadion ................................................... 85
1.2.3.
Onthaal van de supporters ............................................................................ 86
1.2.4.
Acties om een divers publiek aan te trekken ................................................. 86
1.2.5.
Contacten met de buurt en verschillende projecten ...................................... 87
1.2.6.
Besluit .......................................................................................................... 103
1.3.
Ondernomen maatregelen om racistische spreekkoren te beperken .... 104
2. STUDIE NAAR DE BELEVING VAN HET GEVOERDE DIVERSITEITS- EN GELIJKEKANSENBELEID BIJ PERSONEN MET EEN BEPERKING EN ALLOCHTONEN .................... 106 2.1.
Studie naar de voetbalbeleving van personen met een functiebeperking 106
2.1.1.
Fysieke toegankelijkheid van de voetbalstadions........................................ 106
2.1.2.
Communicatieve en informatieve toegankelijkheid ..................................... 110
2.1.3.
De clubsfeer in de voetbalstadions ............................................................. 111
2.1.4.
Beleidsparticipatie ....................................................................................... 111
2.2.
Studie naar de beleving van het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid bij personen van allochtone afkomst ..................... 114
2.2.1.
Voetbalaffiniteit ............................................................................................ 114
2.2.2.
Affiniteit met buitenlandse voetbalclubs ...................................................... 114
2.2.3.
Affiniteit met Belgische voetbalclubs ........................................................... 115
2.2.4.
Gebrek aan kansen ..................................................................................... 116
2.2.5.
Racisme in Belgische voetbalclubs ............................................................. 117
2.2.6.
Diversiteitsbeleid in Belgische voetbalclubs en bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond ................................................................................................ 118
2.3.
Besluit............................................................................................................ 119
DEEL IV: AANBEVELINGEN VOOR VOETBALCLUBS IN DE EERSTE KLASSE MET BETREKKING TOT HET UITWERKEN VAN EEN DIVERSITEITSBELEID VOOR HUN PERSONEEL EN EEN ONTHAAL- EN DIVERSITEITSBELEID VOOR DE SUPPORTERS 120 1. MOTIEVEN VOOR HET UITBOUWEN VAN EEN DIVERSITEITSBELEID VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN EEN DIVERSITEITS- EN ONTHAALBELEID VOOR DE SUPPORTERS .......................................................... 121 6
1.1.
Waarom een diversiteitsplan voor het personeel opstellen?.................. 121
1.1.1.
Economische motieven ............................................................................... 122
1.1.2.
Sociale en maatschappelijke motieven ....................................................... 124
1.1.3.
Juridische motieven ..................................................................................... 125
1.1.4.
Besluit .......................................................................................................... 127
1.2.
Waarom een onthaal- en diverisiteitsbeleid voor supporters uitwerken? 127
2. UITBOUW VAN EEN DIVERSITEITSBELEID VOOR HET PERSONEEL ............................................................ 131 2.1.
Stap 1: wat aanpakken? (= probleemstelling/probleemdiagnose) ......... 131
2.1.1.
Diagnose ..................................................................................................... 131
2.1.2.
Algemene vaststellingen binnen de eerste klasse....................................... 132
2.2.
Stap 2: welke oorzaken aanpakken? (=probleemanalyse) ...................... 133
2.3.
Stap 3: Welke instrumenten inzetten? (= oplossingsstrategie) .............. 135
2.3.1.
Doelstellingen .............................................................................................. 135
2.3.2.
Financiële middelen .................................................................................... 136
2.3.3.
Verantwoordelijke ........................................................................................ 137
2.4.
Concreet actieplan ...................................................................................... 137
2.4.1.
Acties gericht op de organisatie zelf ............................................................ 137
2.4.2.
Acties gericht op de kansengroepen zelf..................................................... 139
2.4.3.
Acties gericht op de omgeving .................................................................... 142
2.5.
Besluit .......................................................................................................... 143
3. DIVERSITEITS- EN ONTHAALBELEID VOOR DE SUPPORTERS .......................................................... 144 3.1.
Algemene voorwaarden tot slagen van een doelgroepenbeleid............. 144
3.2.
Algemene sensibiliserende acties ............................................................. 144
3.3.
Specifiek beleid gericht op gezinnen ........................................................ 145
3.3.1.
Loyaliteit huidige supporters belonen .......................................................... 146
3.3.2.
Infrastructurele aanpassingen doorvoeren .................................................. 147
3.3.3.
Stimuleren van vrouwenvoetbal .................................................................. 147
3.3.4.
Voetbal voor het gezin promoten ................................................................ 148
3.4.
Specifieke aanbevelingen ten aanzien van personen met een handicap .... 148
3.4.1.
Noodzaak tot bewustwording van clubbesturen .......................................... 149
3.4.2.
Fysieke toegankelijkheid ............................................................................. 150
3.4.3.
Communicatieve en informatieve toegankelijkheid ..................................... 152
3.4.4.
Persoonlijke begeleiding ............................................................................. 153 7
3.5.
Specifieke aanbevelingen gericht op allochtonen ................................... 154
3.5.1.
Noodzaak tot investering in de jeugdwerking .............................................. 154
3.5.2.
Samenwerking opstarten met buurtsport..................................................... 156
3.5.3.
Stages organiseren ..................................................................................... 158
3.5.4.
Een duidelijk prijzenbeleid voeren ............................................................... 158
3.5.5.
Algemene mentaliteitswijziging noodzakelijk ............................................... 158
3.6.
Algemene aanbevelingen naar het beleid toe .......................................... 159
3.6.1.
Sensibilisering vanuit de KBVB ................................................................... 159
3.6.2.
Ondersteuning van een diversiteitscharter door de KBVB, Open Stadion of FOD Binnenlandse zaken. .......................................................................... 159
3.6.3.
Sociaal engagement inbedden in spelerscontracten of licenties ................. 160
3.6.4.
Invoeren sociale clausule bij bouwsubsidies ............................................... 160
3.6.5.
Subsidiering afhankelijk maken van toegankelijkheid ................................. 160
3.6.6.
Sponsors als mogelijke sleutel .................................................................... 161
3.6.7.
Voorzien in subsidiëring van het community work....................................... 161
3.6.8.
Stimuleren van sport in het algemeen en subsidiëring van sport voor jongeren .................................................................................................................... 162
3.7.
Besluit .......................................................................................................... 162
4. DRAAGT EEN DIVERSITEITSBELEID BIJ TOT HET BEPERKEN VAN RACISTISCHE SPREEKKOREN? ........... 162 V. EINDCONCLUSIES ...................................................... 165 1. SAMENVATTEND ...................................................... 165 2. NAAR DE TOEKOMST TOE… ....................................... 166 2.1.
Betere registratie ......................................................................................... 167
2.2.
De positie als onderneming versterken .................................................... 167
2.3.
Maatschappelijk belang van dit onderzoek .............................................. 167
BRONNEN ..................................................................... 169
8
INLEIDING 1. CONTEXTUEEL KADER Zowel in België als in het buitenland worden we geconfronteerd met het feit dat voetbalsupporters zich inlaten met het roepen van racistische en kwetsende spreekkoren. Oerwoudgeluiden ten aanzien van zwarte spelers of haatliederen tegen iedereen met een andere huidskleur of geloofsovertuiging zien we nog steeds te vaak opduiken in de stadions. In Engeland, toch de bakermat van het voetbal, was racisme in de jaren zeventig en tachtig een groot probleem, maar allerlei campagnes en een keiharde wetgeving maakten het eiland tot voorbeeld voor Europa. Sinds 1998 zijn racistische scheldwoorden, zowel collectief als individueel, een misdrijf waarvoor je meteen in hechtenis kan worden genomen (Frosdick & Marsh, 2005). De Engelse clubs doen ook heel wat aan preventie. Spelers gaan naar scholen en maken jonge supporters duidelijk wat kan en niet kan. Goede fans worden aangespoord op te treden als ’de ogen en oren' van de politie. Wie over de schreef gaat, wordt aangewezen en opgepakt. De Engelse overheid gaat er van uit dat ze niet het denken van de mensen kan veranderen, maar wel hun gedrag. Het succes van de organisatie FARE (Football Against Racism in Europe) onderschrijft dit. De FARE roept in zijn actieplan alle Europese clubs op om ten eerste het probleem van racisme in het voetbalgebied te erkennen, ten tweede een anti-racisme beleid op te zetten, ten derde een diversiteitsbeleid door te voeren zodat mensen van verschillende culturen en andere minderheidsgroepen – personen met een handicap, ouderen – zich welkom voelen in het voetbalstadion, en ten vierde om samen te werken met verschillende organisaties zoals minderheden en etnische groepen om het racisme uit de voetbalstadions te weren (FARE, 2007). Ook in België heeft men de laatste jaren niet stilgezeten. De Koninklijke Belgische Voetbalbond en de FOD Binnenlandse Zaken hebben reeds verschillende initiatieven genomen om van voetbal terug een feest te maken. De eerste stap werd genomen toen voetballer Marc De Gryse, toenmalig speler van GBA, in 2001 het verbaal geweld op de velden aanklaagde (De Standaard, 27 januari 2001). Daarop besliste de voetbalbond dat scheidsrechters een partij kunnen stilleggen indien ze geconfronteerd worden met verbaal geweld ten aanzien van spelers. Een tweede stap werd in 2003 genomen. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding tekende een overeenkomst met de FOD Binnenlandse Zaken om de veiligheid tijdens voetbalwedstrijden te verzekeren. Het protocol voorzag in een samenwerking op verschillende niveaus: analyse, interventie, sensibilisatie en vorming. De taak van het centrum was onder meer te zorgen voor vorming inzake diversiteit voor stewards en veiligheidsverantwoordelijken (jaarverslag CGKR, 2005).
9
In 2005 werd door de Koning Boudewijnstichting meegewerkt aan de Europese campagne, ‘Stand Up, Speak Up’, een initiatief van het kledingmerk Nike tegen discriminatie in het voetbal. Ook werd in dat zelfde jaar een werkgroep ‘voetbal en racisme’ opgericht in de schoot van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Dit mondde in het najaar 2006 uit in de campagne ‘Hang de aap niet uit en zeg nee tegen racisme en toon de rode kaart tegen alle vormen van racisme en discriminatie in het voetbal’, in samenwerking met de Koninklijke Belgische Voetbalbond, de minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, Federaal minister voor Gelijke Kansenbeleid Christian Dupont en de Regionale ministers bevoegd voor Sport, de heer Bert Anciaux, de heer Claude Eerdekens en de heer Emir Kir. In 2007, tenslotte roept minister van binnenlandse zaken Dewael de politie en voetbalbond op om harder op te treden tegen racistische liederen (De Standaard, 20 januari 2007). Beledigingen roepen, met de bedoeling dat andere supporters dat ook beginnen te scanderen, is aanzetten tot haat, en wordt dus gezien als een overtreding op de ‘voetbalwet’ en op de ‘anti-discriminatiewet'. Personen die aanzetten tot haat ten opzichte van een of meer personen die zich in het stadion bevinden, kunnen gesanctioneerd worden met een administratieve geldboete (art. 23, 24 van de voetbalwet). Daarnaast kan de politie ook overgaan tot het opstellen van een proces verbaal op basis van de anti-discriminatiewet. Dit soort acties zoals hierboven omschreven richten zich in de eerste plaats naar een klein deel van de supporters, namelijk een minderheid die zich inlaat met verbaal geweld. Vandaar dat er in sommige kringen stemmen opgaan om aandacht te schenken aan een positieve voetbalbeleving waarin solidariteit, respect en tolerantie centraal staan. Een diversiteitsbeleid kan hierin een belangrijke rol spelen en kan eveneens de eerste stap zijn in een preventieve aanpak van racistische spreekkoren. In de criminologische literatuur vinden we vaak terug dat een gevoel van onveiligheid – of in ons geval een soort angst om met verbaal geweld geconfronteerd te worden – bij vrouwen meer voorkomt omwille van een hogere fysieke en sociale kwetsbaarheid (Pleysier, Vervaeke & Goethals, 2001). Voor leeftijd geldt eenzelfde conclusie: ouderen voelen zich onveiliger dan jongeren, en kunnen zich om die reden minder geneigd zijn het stadion te bezoeken. Ook het slachtofferschap of de angst om slachtoffer te worden kan mensen tegenhouden om een bepaalde plaats te bezoeken. Hierbij denken we dan aan bepaalde minderheidsgroepen die schrik hebben om geconfronteerd te worden met racistische woorden en of daden. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is het noodzakelijk dat mensen zich kunnen identificeren met de ‘significant others’ – personen die min of meer dezelfde achtergrond hebben – die ook aanwezig zijn in de stadions. Vandaar dat het uitwerken van een diversiteitsbeleid hier toe kan bijdragen. Hoe heterogener het publiek is, hoe minder ‘angst’ er bij bepaalde minderheden zal zijn om het voetbal te bezoeken. Bovenstaande beschreven situaties vormen de aanleiding tot dit onderzoek. Het aanpakken van racistische spreekkoren staat of valt niet alleen met een strenge wetgeving. Ook een
10
bredere aanpak middels een diversiteitsbeleid kan hiertoe op langere termijn bijdragen. Vandaar dat dit onderzoek beoogt na te gaan in welke mate eerste klasse clubs reeds een diversiteitbeleid voeren en aanbevelingen formuleert over hoe voetbalclubs hun positie als onderneming op deze manier kunnen versterken. Op basis van bovenstaande bevindingen heeft voorliggend onderzoek, de volgende doelstellingen: 1) Nagaan of er diversiteit is in het cliënteel en personeel van de eerste klasse clubs en de KBVB. 2) Aan de hand van kritische succesfactoren inzake diversiteit bekijken in welke mate Belgische voetbalclubs een gelijke kansen beleid voor hun personeel en supporters doorvoeren. Daarnaast wordt er via bevragingen nagegaan of allochtonen en personen met een handicap, die interesse hebben in het voetbal, zich welkom voelen in de Belgische voetbalstadions; 3) Formuleren van aanbevelingen voor de clubs over het uitvoeren van een diversiteitsbeleid voor personeel en supporters en hoe men hierdoor zijn positie als onderneming kan versterken. Hoewel de aanleiding van dit onderzoek in hoofdzaak voortkwam uit de wens om racistische spreekkoren te beperken, wordt er vertrokken vanuit de meerwaarde van een krachtdadig en globaal diversiteitsplan en tracht men het diversiteitsbeleid en het racistische spreekkoren als twee afzonderlijke zaken te gaan beschouwen. In een laatste deel aanbevelingen schenkt men aandacht aan het racisme binnen het voetbalgebeuren.
2.
STRUCTUUR VAN HET RAPPORT
Dit onderzoeksrapport bevat 4 delen, namelijk: Deel 1: Methodologie. In eerste instantie wordt voorzien in een beschrijving van het onderzoeksplan en de verschillende fasen waarin dit onderzoek werd ingedeeld. In tweede instantie worden de onderzoeksmethodologie en de dataverzameling van dit onderzoek beschreven. Afronden doen we met een verklarend begrippenkader. Deel 2: Inventarisatie van de diversiteit van de bezoekers en personeel binnen de clubs van de Belgische eerste klasse en de Koninklijke Belgische Voetbalbond. In dit deel wordt binnen de marges van het haalbare op een zo betrouwbaar mogelijke manier een cijfermatig overzicht gegeven van de diversiteit binnen de eerste klasse clubs. Daarnaast worden de mogelijkheden van een nieuwe registratiemethode bestudeerd. Deel 3: Studie naar het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de verschillende clubs. Dit deel bestaat uit twee onderdelen, namelijk de studie naar de aanwezigheid van een diversiteitsbeleid binnen de eerste klasse clubs, dit zowel voor het personeel als voor de supporters, en een studie naar de voetbalbeleving van allochtonen en personen met een functiebeperking.
11
Deel 4: Aanbevelingen voor de club en het beleid. Dit laatste deel heeft tot doel algemene aanbevelingen te formuleren naar de clubs over hoe ze een diversiteitsbeleid voor hun personeel en supporters kunnen uitbouwen en hoe ze hun positie als onderneming hierdoor kunnen versterken.
3. VALIDERING VAN HET RAPPORT Het geheel van de analyses en de verschillende opties die in dit rapport zijn opgenomen, werden in ruime mate met de leden van het begeleidingscomité van dit onderzoek besproken. Verschillende bijeenkomsten van het begeleidingscomité, interviews met experten ter zake en twee focusgroepen hebben gedurende het project plaatsgevonden. Op basis van deze vergaderingen werd het mogelijk om op een efficiënte manier de verschillende fasen van het onderzoek af te ronden, keuzes te maken en, waar nodig, beslissingen te nemen. De inbreng van iedereen die hierbij betrokken was is onmiskenbaar van groot belang geweest voor dit onderzoek. Voorliggend rapport bevat een weergave van de verschillende bestudeerde projecten en poogt een reeks aanbevelingen te formuleren voor het beleid. Op basis van dit werk dienen eventueel nog enkele fundamentele keuzes door de opdrachtgever zelf te worden genomen. Wij hopen dat dit onderzoeksrapport de nodige handvaten biedt voor een onderbouwd en krachtdadig beleid dat ook daadwerkelijk wordt geïntegreerd in de werking van de clubs in de Belgische eerste klasse.
12
DEEL I: METHODOLOGIE Onderstaand deel bevat drie hoofdstukken. Ten eerste wordt het onderzoeksplan beschreven waarin de drie grote fasen van het onderzoek worden voorgesteld. Ten tweede wordt er stil gestaan bij de gehanteerde onderzoeksmethodologie om, ten derde, te eindigen met een afbakening van de gehanteerde begrippen.
1. ONDERZOEKSPLAN Het onderzoek verliep over drie fasen en had volgende doelen voor ogen: 1) Inventarisatie van de diversiteit binnen het personeel en de supporters van voetbalclubs. Op basis van de beschikbare cijfergegevens wordt zonder exhaustief te zijn een overzicht gegeven van de diversiteit binnen de gehele werking van de club – vast personeel en vrijwilligers – en hun supporters. Daarnaast komt men tot een exploratie van de mogelijkheden van een nieuwe registratiemethode om de diversiteit binnen de eerste klasse clubs op een coherente manier vast te stellen. 2) Studie naar het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de verschillende clubs. In een eerste fase wordt een overzicht gegeven van het reeds aanwezige diversiteitsbeleid binnen de eerste klasse clubs voor hun personeel en vrijwilligers. In een tweede fase geeft men een overzicht van de ondernomen stappen binnen de eerste klasse clubs om diversiteit op de tribunes te bevorderen en te zorgen voor een breder onthaalbeleid naar alle supporters toe. Ten derde voorziet men een weergave van de voetbalbeleving bij allochtonen en personen met een functiebeperking en het feit of ze zich al dan niet welkom voelen in de Belgische voetbalstadions. 3) Formuleren van voor de clubs en het beleid. Een eerste deel bevat een stappenplan ter bevordering van de diversiteit binnen het personeel en de vrijwilligers van de club. Deel twee omvat een reeks aanbevelingen ter bevordering van een diversiteits- en onthaalbeleid naar de supporters toe. Tot slot volgt een overzicht van globale aanbevelingen voor het beleid.
Deze drie beschreven doelstellingen behelzen meteen ook de drie grote fasen van dit onderzoek. Deze drie fasen werden telkens goed afgebakend en binnen de voorziene termijn afgerond. Deze fasen geven meteen vorm aan de verdere indeling en structuur van dit rapport. Zowel in de beschrijving van de onderzoeksmethodologie als in de beschrijving van de resultaten wordt deze indeling verder gehanteerd.
13
2. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de gehanteerde methodologie die de dataverzameling mogelijk maakte. Het bevat een chronologische beschrijving van het verloop van het onderzoek, wat overeenkomt met de drie fasen van het onderzoek, met een expliciete aandacht voor een beschrijving van de methoden van het onderzoek.
2.1.
Inventarisatie cijfergegevens diversiteit binnen de eerste klasse clubs
Zoals reeds in de inleiding werd besproken had de eerste fase van het onderzoek tot doel een inventaris op te stellen van de diversiteit binnen de eerste klasse clubs en de KBVB. Om te komen tot een goede kwantificering is het noodzakelijk dat men zich sterk focust op een strikt afgebakend onderzoeksobject (Ponsaers & Pauwels, 2002; Billiet 2001). Vandaar dat in deze fase de focus werd gelegd op een kwantitatief onderzoek naar (1) de diversiteit in het personeelsbestand, zowel voor wat de bezoldigde werknemers als de vrijwilligers betreft (oa. stewards) en (2) het aantal supporters van vreemde origine, het aantal met een functiebeperking en het aantal jongeren, ouderen, mannen en vrouwen die de tribunes bevolken binnen de eerste klasse. Het onderzoek werd aangevat met het aanschrijven van de clubs om hen op de hoogte te stellen van de opzet van dit onderzoek. Hierbij werd gevraagd of het mogelijk was ons cijfermateriaal aangaande de diversiteit in het personeels- en supportersbestand te overhandigen. Ook werd de tweede fase van het onderzoek aangekaart en werden de clubs gevraagd of het mogelijk was in de loop van de maand januari of februari tijd vrij te maken voor een semi-gestructureerd interview over het door hen gevoerde diversiteitsbeleid. Het schrijven werd gericht aan de commerciële directeurs van de clubs. Aangezien slechts 4 clubs spontaan hebben gereageerd op onze oproep, werden de clubs eind december telefonisch gecontacteerd. Al snel bleek dat het thema diversiteit binnen de clubs door verschillende mensen op één of andere manier wordt opgevolgd. Binnen de ene club werd de veiligheidsverantwoordelijke aangeduid als contactpersoon, in de andere club werd de commercieel directeur als meest geschikte persoon naar voor geschoven; nog andere clubs kozen dan weer voor de community manager als vertegenwoordiger van de club en tenslotte stond in sommige gevallen de algemeen coördinator ons te woord. Dit alles maakte het soms moeilijk om de juiste contactpersonen te pakken te krijgen, maar zorgde eveneens voor een brede en boeiende kijk op het thema diversiteit. Tijdens de telefonische gesprekken en ook tijdens de interviews (zie fase 2) werd duidelijk dat sommige personen redelijk weigerachtig stonden tegenover het vrijgeven van supportersgegevens. Een degelijke duiding van het onderzoek en het bieden van de garantie dat we de gegevens niet commercieel zouden misbruiken, zorgden soms voor een kentering. Niettemin bleven enkele clubs weigerachtig ten aanzien van het vrijgeven van gegevens.
14
In samenwerking met de voetbalcel hebben we de nodige stappen ondernomen om de gegevens te bemachtigen, maar sommige clubs blijven halsstarrig weigeren om de informatie vrij te geven. Na lang aandringen hebben we al het nodige ontvangen en ontbreken momenteel enkel de supportergegevens van Club Brugge.
2.1.1. Methodologische beperkingen Tijdens het onderzoek werden we geconfronteerd met een aantal methodologische en pragmatische beperkingen waardoor deze fase niet volledig zoals vooropgesteld kon worden uitgevoerd. In wat volgt, bespreken we de beperkingen waarmee het onderzoek werd geconfronteerd en staan we stil bij gehanteerde methode.
o
Gebrekkige gegevens
Opmerkelijk is dat de clubs ons gegevens konden geven omtrent hun vast personeel, maar weinig zicht hebben op hun vrijwilligersbestand. Clubs betrekken heel wat vrijwilligers in hun werking. Het gaat om mensen die enkel tijdens de wedstrijddagen aanwezig zijn en instaan voor het beheer van de kantines, het begeleiden van de mensen in de loges, … Daarnaast hebben de clubs, eveneens op vrijwillige basis, ook een aantal veiligheidsmensen in dienst. Het gaat om veiligheidsverantwoordelijken, divisiechefs, stewards en suppoosten. De meeste clubs konden ons gegevens meedelen over het aantal stewards binnen deze groep, maar zo goed als nooit voor de gehele vrijwilligerspopulatie. Racing Genk en Cercle Brugge konden ons geen gegevens voorzien. Daarnaast houdt geen enkele club op een systematische manier gegevens bij van zijn supporters. De documenten die aanwezig zijn, zijn vaak onvolledig en moeilijk werkbaar. Het enige wat voor handen was, was een document met gegevens over de abonnementshouders, maar vaak was ook dit bestand onvolledig. Gegevens over de losse ticketverkoop bleken niet voor handen te zijn. Geen enkele club kon ons meedelen aan wie er losse tickets werden verkocht. Hierbij dienen we op te merken dat de voetbalwet dit in principe ook niet toelaat. Volgens de verkoopsregels, kan men in voorverkoop met één identiteitskaart tot 50 tickets aankopen. Deze wettelijke bepaling maakt het onmogelijk om gegevens van de supporters bij te houden. Daarnaast verkopen clubs ook tickets aan het loket vlak voor de wedstrijd. Bovendien is het wettelijk bepaald dat men hiervoor geen identiteitsbewijs dient voor te leggen. Op deze momenten is het vaak heel druk en beschikt men niet over voldoende tijd om alle gegevens van de kopers op te slaan of te noteren. Tenslotte merken we op dat de clubs vaak met uitnodigingen werken. Zowel via de sponsors als via de clubs zelf worden verschillende doelgroepen uitgenodigd. Deze tickets worden in het systeem gescreend als uitnodiging en registreren op geen enkele wijze informatie over de benutter van de uitnodiging. Aangezien het aantal tickets dat zo de deur uit gaat aanzienlijk kan zijn, bepaalt ook dit sterk het resultaat van de gegevensregistratie.
15
Een mogelijk alternatief dat naar voor werd geschoven om de gegevens van de losse verkoop en uitnodigingen te bemachtigen, was om bij enkele clubs een telling, zijnde een manuele registratie van enkele indicatoren met betrekking tot diversiteit, te houden. In de praktijk kwam dit alternatief er op neer dat toeschouwers die vlak voor de wedstrijd een ticket kopen werden geregistreerd met betrekking tot geslacht, afkomst en leeftijd. Na overleg werd beslist om van deze telling af te zien omdat het ten eerste praktisch moeilijk realiseerbaar is – waarschijnlijk onmogelijk om aan elke toegangspoort te staan en onvoldoende tijd om iedereen enkele vragen te stellen – en bovendien enorm veel tijd zou vergen om dit voor een selectie van clubs, laat staan alle clubs, en wedstrijddagen te realiseren. Afhankelijk van het soort wedstrijd zal er een ander soort publiek aanwezig zijn. Een wedstrijd van de Rode Duivels tegen Marokko zal een ander publiek aantrekken dan een wedstrijd tegen Estland; hetzelfde geldt voor wedstrijden in de eerste klasse. Het spreekt voor zich dat de op zich reeds partiële resultaten op deze manier ernstig verder vertroebelen. De onderzoekploeg heeft in overleg met de FOD Binnenlandse Zaken beslist om zich te concentreren op de abonnementshouders per club. Hierbij zijn we er ons van bewust dat ook deze optie geen voldragen, representatief beeld weergeeft van de diversiteit onder de toeschouwers in de eerste klasse, maar het biedt een belangrijke en, althans in grote lijnen, relatief betrouwbare indicatie met betrekking tot een aanzienlijke groep supporters en laat ons ook toe enkele clubs te vergelijken.
o
Screening abonnementshouders
In de mate van het mogelijke, met ander woorden, op basis van de beschikbare gegevens, werd een screening gehouden van alle abonnees uit de eerste klasse op geslacht, leeftijd, afkomst en eventuele functiebeperking. Dit was niet steeds evident, omdat het, zoals reeds gezegd, vooreerst niet gemakkelijk was om gegevens te krijgen, en deze gegevens vervolgens ook vaak onvolledig waren. Vanuit die vaststelling werden door de onderzoeksploeg voorstellen geformuleerd om in de toekomst naar een uniforme en systematische verwerking van supportersbestanden te evolueren, op basis waarvan het meteen ook mogelijk is enkele kernindicatoren met betrekking tot diversiteit te construeren (zie 2.1.3. ontwikkeling registratiemethode) . Er was dus geen consistent systeem te vinden in de verschillende lijsten met abonnementshouders. De lijsten die we mochten ontvangen, bevatten de naam, de geboortedatum en in sommige gevallen ook het type abonnement (zijnde een jeugdabonnement, abonnement voor personen met een handicap, korting voor senioren,…). Soms beschikken we enkel over de naam van de persoon en het soort ticket of abonnement dat men kocht. In andere gevallen hebben we enkel een lijst met de naam en geboortedatum. Slechts drie clubs konden ons het geslacht van de abonnementhouders meedelen. Alle andere lijsten die werden bezorgd, brengen met zich mee dat we op naamherkenning dienen te achterhalen of we met een man of vrouw te maken hebben.
16
Wat de afkomt betreft, werd de mogelijkheid bestudeerd om de afkomst van de supporters te bepalen via het naamherkenningsysteem van de VDAB. De VDAB hanteerde enkele jaren terug een statistisch etniciteitscriterium dat zich baseerde op nationaliteit, zelfidentificatie en naamherkenning om te bepalen of iemand al dan niet van allochtone afkomst was. Een groot minpunt is dat men via de naamherkenning enkel Turkse en Magrebijnse namencombinaties kon screenen. Het systeem dat werkt op basis van naamherkenning door het vergelijken van verschillende naamlijsten, werd achterhaald en ingeruild voor een nieuw systeem dat vertrekt van de historiek van nationaliteiten. De VDAB deelde ons mee dat we eenmalig gebruik konden maken van hun oud registratiesysteem tegen de kostprijs van 500€. Aangezien het systeem verouderd is, enkele jaren niet meer werd geüpdate en enkel Turkse en Magrabijnse namen screent, hebben we in overleg met de FOD Binnenlandse Zaken, besloten geen beroep te doen op het systeem van de VDAB, maar de screening zelf manueel te verrichten. Hierbij beschikten we over de mogelijkheid om ook de Italiaanse populatie – die ruim vertegenwoordig is bij clubs zoals Genk, Charleroi, Bergen en Standard – te screenen en ook personen van andere etnische afkomst mee op te nemen in de statistieken. Aangezien de abonnementslijsten in sommige gevallen ook gewoon de facto manueel dienden gescreend te worden op geslacht en of leeftijd, kon tegelijkertijd ook de afkomst worden bekeken. Er werd bij de manuele screening een onderscheid gemaakt tussen mensen van Italiaanse afkomst, Magrebijnse afkomst en een andere afkomst. Deze keuze berust op pragmatische argumenten. In sommige clubs zijn relatief veel Italianen terug te vinden; deze mensen behoren reeds tot de derde generatie en hebben ook vaak de Belgische nationaliteit. Aangezien het onmogelijk was om de nationaliteit te achterhalen en we enkel de naam als herkenningspunt hadden, hebben we besloten deze groep, samen met mensen van Magrebijnse afkomst. Wat de abonnementshouders met een functiebeperking betreft, kunnen we enkel een uitspraak doen op basis van de gegevens komende uit de interviews. Zo goed als geen enkele club kon ons een lijst geven met het aantal abonnementshouders met een functiebeperking. Het spreekt voor zich dat, gelet op wat hierover in het bovenstaande is gezegd, de tabellen met de nodige nuance dienen te worden geïnterpreteerd. Deze cijfers geven een eerste en exploratieve indicatie, waarbij we, gezien de moeilijkheden, de nadruk leggen op het belang van de ontwikkeling van een nieuwe registratiemethode zodat in de toekomst kan worden geïnvesteerd in een gegevensbank van de supporters.
2.1.2. Verwerking gegevens Zoals reeds vermeld, werd in de mate van het mogelijke een analyse gemaakt van de gegevens die ter beschikking werden gesteld. Om tegemoet te komen aan de oorspronkelijke vraag van de opdrachtgever, werd allereerst een Excel sjabloon ontwikkeld zodat de gegevens op een eenvoudige manier kunnen worden ingevoerd en gelezen.
17
Daarna werden de beschikbare gegevens ingevoerd en werden percentages berekend. Nogmaals wil de onderzoeksgroep er op attenderen dat deze gegevens niet absoluut zijn en men bij het interpreteren rekening dient te houden met een zekere foutenmarge.
2.1.3. Ontwikkeling nieuwe registratiemethode Op basis van de tekortkomingen in het huidige systeem werden de mogelijkheden voor een nieuwe registratiemethode onderzocht. Hierbij werd hoofdzakelijk aandacht geschonken aan het gebruik van de elektronische identiteitskaart.
2.2.
Studie naar het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de verschillende clubs.
Deze fase van het onderzoek bestond uit twee grote delen, ten eerste een studie naar de aanwezigheid van een diversiteitsbeleid binnen de clubs en de KBVB, en ten tweede een studie naar de voetbalbeleving van allochtonen en van personen met een functiebeperking.
2.2.1. Studie naar de aanwezigheid van een diversiteitsbeleid naar het personeel toe en een onthaal– en diversiteitsbeleid naar de supporters toe Op basis van semi-gestructureerde interviews (Cambré & Waege, 2001) werd bij de 18 eerste klasse clubs gepeild naar hun gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid. Bij een semi-gestructureerd interview maakt de onderzoeker gebruik van een duidelijke lijst van topics die dienen te worden bevraagd. Anderzijds is hij flexibel aangezien de volgorde van de onderwerpen niet vastligt en er ruimte is voor de respondent om verdere ideeën te ontwikkelen (Denscombe, 1997; May 1998). Deze manier van werken was dus uitermate geschikt om de gewenste informatie over het gevoerde beleid te bekomen. De clubs werden reeds bij aanvang van het onderzoek op de hoogte gesteld van het onderzoeksopzet. De vraag om deel te nemen aan een semi-gestructureerd interview rond het gevoerde diversiteitsbeleid, werd verspreid samen met de vraag om cijfergegevens voor de eerste fase. In de loop van de maanden januari, februari en maart werden afspraken gemaakt en werden alle eerste klasse clubs en de KBVB bezocht. Zoals reeds bij fase 1 werd aangekaart, werden bij deze fase verschillende mensen, met verschillende functies betrokken. Na de contactname werd een topiclist of vragenlijst ontworpen ter ondersteuning van de semi-gestructureerde interviews. De vragenlijst bestaat uit drie luiken, zijnde het diversiteitsbeleid met betrekking tot het personeel, het onthaal- en diversiteitsbeleid ten aanzien van de supporters en de reeds genomen maatregelen om het racistische spreekkoren te beperken.
18
Wat het eerste luik betreft, bevonden we ons op het terrein van diversiteitsmanagement. Om hier inzicht in te krijgen, zijn we gestart met een korte literatuurstudie over diversiteitsbeleid binnen organisaties. De topiclijst die werd opgesteld, is gebaseerd op de tien kritische succesfactoren geformuleerd door de administratie werkgelegenheid van de Vlaamse regering (zie verder in deel II). Een tweede luik binnen de vragenlijst had aandacht voor het diversiteitsbeleid ten aanzien van de toeschouwers. De topics die aan bod komen hebben dan ook betrekking op het voetbalgebeuren in het algemeen en peilen naar het onthaalbeleid, de toegankelijkheid in het stadion, comfort in het stadion, ondernomen acties om een divers publiek aan te trekken en de contacten in de buurt. Een laatste luik ging na welke maatregelen – zowel curatief als preventief – de clubs reeds ondernomen hebben om het racistische spreekkoren te beperken. De vragenlijst werd eveneens voorgelegd aan de opdrachtgever en werd positief onthaald, waardoor ze een goede ondersteuning bood bij het afnemen van de semi-gestructureerde interviews. Na de gegevensverzameling werden de gegevens geanalyseerd met het softwareprogramma MaxQDA. Dit programma biedt de onderzoeker ondersteuning in het ordenen en analyseren van gegevens komende uit een kwalitatieve onderzoeksmethode. Een opsomming van de acties die clubs momenteel reeds ondernemen is terug te vinden in deel III van dit onderzoek.
2.2.2. Studie naar de voetbalbeleving van allochtonen en personen met een handicap en het feit of ze zich al dan niet welkom voelen in de Belgische voetbalstadions Een tweede luik omvatte een bevraging van personen met een functiebeperking en allochtone minderheden die reeds een zekere interesse tonen in het voetbal met de vraag of men bereid is wedstrijden en clubs te bezoeken en wat de eventuele redenen zijn om dit niet te doen. Via een sneeuwbalmethode (Billiet, 2001) werden de respondenten geselecteerd. De ‘zero stage respondenten’ (Billiet, 2001) werden gezocht via de supportersclubs ‘Blue Army on Wheels’ van KRC Genk en ‘Fans On Wheels’ (overkoepelende organisatie) voor wat de mindervalide supporters betreft; en via de community managers in Antwerpen, Charleroi, Genk en Gent voor wat de migrantenjongeren betreft.
o
Semi-gestructureerde individuele interviews
Voor het eerst luik van deze fase werd eveneens gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews. Er werden drie vragenlijsten of topiclijsten opgesteld: voor personen met een functiebeperking, voor supporters behorende tot de allochtone gemeenschap en voor
19
personen behorende tot de allochtone gemeenschap die geen interesse tonen voor de Belgische voetbalcompetitie. Er kon snel gestart worden met het contacteren van supporters met een beperking. Via de fanclub ‘Fans on Wheels’ konden via mail enkele personen worden gecontacteerd die met enthousiasme wensten mee te werken aan de studie. Het leggen van de contacten met allochtonen verliep via community managers of lokale organisaties en ging moeizamer van start. Met de hulp van enkele buurtwerkingen echter konden alsnog contacten worden gelegd. De vragenlijsten voor personen met een beperking werden voornamelijk toegespitst op het aspect van de toegankelijkheid en aangepastheid van het stadion, daar al snel bleek dat de ondervraagde personen met name over deze thema’s veel informatie konden aanreiken en zelf het interview deze weg op stuurden. Er konden dan ook voldoende gegevens uit de interviews worden afgeleid en enkele concrete aanbevelingen worden geformuleerd. De vragenlijst voor de personen behorend tot de allochtone gemeenschap werd oorspronkelijk opgedeeld in twee vragenlijsten: één voor personen die een geregelde bezoeker zijn van voetbalwedstrijden en één voor personen geïnteresseerd in buitenlandse voetbalcompetities maar niet meteen interesse vertonen in het Belgische voetbal. Bij de effectieve afname van de interviews bleek eerst en vooral dat deze opdeling omwille van de voetbalbeleving van allochtonen deels overbodig was. Vaak blijken zij affiniteit te tonen voor een bepaalde Belgische voetbalclub maar slechts sporadisch volgen zij wedstrijden in de stadions. Slechts één ondervraagde persoon kan als supporter van een Belgische voetbalclub worden aangeduid. Bij de interviews werden de vragenlijsten dan gecombineerd gebruikt. Daarnaast bleken bij de afname van deze interviews een aantal belangrijke gevoeligheden niet aan bod te komen in de oorspronkelijke vragenlijst. Er werd dan ook geopteerd de vragenlijst verder uit te breiden en tijdens het interview meer ruimte te laten voor facetten die niet expliciet in de vragenlijst aan bod kwamen maar niettemin belangrijk zijn in de beleving van de respondenten. Op deze manier konden een aantal belangrijke inzichten worden verworven.
Supportersprofiel geïnterviewde personen met een functiebeperking In totaal hebben we voor deze studie 6 personen geïnterviewd. De respondenten supporteren voor KRC Genk, Germinal Beerschot, RSC Anderlecht. Twee supporters behoren tot de leeftijdsklasse tussen 20 en 30 jaar, twee tot de leeftijdsklasse tussen 30 en 40 jaar en twee tot de leeftijdsklasse 40 en 50 jaar. Alle bevraagde personen zijn mannelijk en rolstoelgebruiker. Eén persoon had eveneens een auditieve beperking. Vijf van de zes bevraagde personen waren reeds supporter van hun club voor zij in een rolstoel terecht kwamen. Eén persoon is supporter van KRC Genk geworden omwille van de toegankelijkheid van het stadion. Alle personen zijn abonnee met een aangepast tarief of kunnen de wedstrijden gratis volgen. Zij worden begeleid door familie of vrienden. Vier
20
personen gaan zowel naar uit- als thuiswedstrijden en twee personen volgen enkel de thuiswedstrijden en slechts heel sporadisch een uitwedstrijd. De twee supporters van KRC Genk zijn aangesloten bij de doelgroepspecifieke fanclub Blue Army On Wheels (BAOW) en één van de Anderlechtsupporters is zelf de aansturende persoon van Fans on Wheels.
Supportersprofiel geïnterviewde personen van allochtone afkomst De bevraagde personen behoren tot de leeftijdsklasse tussen 30 en 40 jaar. Twee respondenten zijn woonachtig in Wallonië, zes in Vlaanderen. Vijf mannen zijn van Turkse origine, drie van Marokkaanse origine. Zeven van de acht personen supporteren bij gelegenheid voor KRC Genk, KAA Gent, RSC Anderlecht en Sporting Charleroi maar zijn geen vaste supporter of regelmatige bezoeker van voetbalstadions. Alle respondenten zijn mannelijk en zeven van de acht personen zijn niet geabonneerd bij een voetbalclub. Eén respondent is abonnee van Sporting Charleroi en is daar eveneens tewerkgesteld. Zeven van de acht personen zijn tegelijk supporter van een buitenlandse voetbalclub: één van het Turkse Fenerbaçe, vier van het Turkse Galatasaray, één van FC Barcelona en één van Real Madrid. Geen enkele persoon van Marokkaanse origine is supporter van een Marokkaanse voetbalclub maar wel supporteren ze vaak voor een club uit de Spaanse voetbalcompetitie. Na de interviews werden deze gegevens geanalyseerd en werd besloten om deze nog eens extra te toetsen aan de bevindingen van personen met een zekere expertise op het terrein zelf. Hiervoor werd een resonantiegroep en focusgroep georganiseerd.
o
Resonantiegroep
De gegevens verzameld tijdens de gesprekken met personen met een functiebeperking werden ter toetsing voorgelegd aan een resonantiegroep bestaande uit mensen werkzaam binnen Toegankelijkheidsbureau Vlaanderen ‘Enter’ en Toegankelijke Evenementen ‘Intro’, twee organisaties die zich inzetten voor de toegankelijkheid van evenementen, waaronder het voetbal. De keuze voor deze resonantiegroep werd beargumenteerd vanuit de wil om de gegevens met betrekking tot personen met een functiebeperking nogmaals aan een kritische evaluatie te onderwerpen. Hierbij werden mensen geselecteerd die actief zijn op het beleidsterrein en betrokken zijn bij de toegankelijkheid van voetbalstadions in het bijzonder. De gegevens werden mee verwerkt in deel III, de voetbalbeleving van personen met een functiebeperking en in deel IV, aanbevelingen naar het beleid toe.
21
o
Focusgroep
De gegevens komende uit de interviews met allochtonen werden voor een kritische evaluatie voorgelegd aan een focusgroep bestaande uit respondenten die hetzij actief zijn op het terrein van buurtsport, hetzij tijdens hun jobuitoefening met allochtone jongeren in contact komen. Mensen actief in de buurtsport werken hoofdzakelijk met allochtone jongeren en coördineren het sportgebeuren in bepaalde wijken van de stad. Ze hebben een goede kijk op wat er leeft bij de allochtone jongeren. De keuze voor de focusgroep als onderzoeksstrategie is een berekende keuze geweest. Via de focusgroep, konden we voldoende relevante informatie verzamelen en een realiteitstoetsing organiseren, binnen de korte tijdsspanne van het onderzoek. In een focusgroep wordt een groep van individuen geselecteerd om te discussiëren en commentaar te geven vanuit de persoonlijke ervaring, over een topic dat het onderwerp van het onderzoek uitmaakt (Powell & Single, 1996). Het grote voordeel van het gebruik van een focusgroep is dat het naast de verwachtingen en visies van een individu – wat ook met een individueel interview bereikt wordt – verschillende meningen verzameld worden binnen dezelfde tijd. Daarnaast heeft ook de groepscontext een invloed op het bijeenbrengen van informatie (Morgan & Kreuger, 1993). De focusgroep kan in verschillende fasen van een onderzoek gebruikt worden, zoals in de explorerende fase of evaluatief, om tijdens de studie een bepaald thema te evalueren (Kreuger 1988). Binnen dit onderzoek hebben wij dus, zoals reeds vermeld, een focusgroep samengesteld om de verzamelde gegevens aan de reflecties van de participanten te onderwerpen. Hierbij hebben we rekening gehouden met het methodologische opzet van de focusgroep. Een focusgroep is optimaal wanneer hij tussen de 6 tot 15 mensen bevat (Goss & Leinbach 1996), daarnaast mag de meeting niet langer duren dan 2 uur. De samenstelling van de groepen is geen evidentie. De groep dient homogeen samengesteld te zijn, want te grote verschillen tussen de deelnemers, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak, kan een negatieve invloed hebben op hun bijdrage. Deelnemers moeten zich comfortabel voelen en zich kunnen identificeren met andere deelnemers (Morgan, 1988). Anderzijds was het voor het onderzoek zelf van belang om ook voldoende ‘diversiteit’ te voorzien. Een goede afweging is hier dus aan voorafgegaan. De gegevens verzameld tijdens de focusgroepen zijn samen met de gegevens komende uit de interviews, verwerkt in deel III en IV van dit rapport.
2.3.
Formuleren van aanbevelingen voor de clubs en het beleid
Op basis van de interviews, resonantiegroep, focusgroep en een literatuurstudie werden aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van de clubs en het beleid.. Deze aanbevelingen bevatten vier luiken. Er werd vooreerst stilgestaan bij het nut van een diversiteitsbeleid en 22
hoe clubs hun positie als onderneming hierdoor kunnen verstreken, vervolgens bij een stappenplan voor het uitwerken van een diversiteitsbeleid binnen het personeels- en vrijwilligersbestand van de clubs; ten derde bij een reeks aanbevelingen omtrent het uitwerken van een onthaal- en diversiteitsbeleid naar de supporters toe; en ten vierde bij aanbevelingen naar het beleid en/of de KBVB toe. Al deze gegevens werden in een laatste fase, door middel van een focusgroep, voorgelegd aan mensen actief op het terrein. De selectie van de respondenten gebeurde op basis van hun kennis en inzicht in de thematiek, al dan niet vanuit het vervullen van een bepaalde functie bij een club. Zo werden 3 community managers, iemand van de Stichting meer dan Voetbal Nederland en enkele personen actief op vlak van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) uitgenodigd om deel te nemen aan deze werkgroep. De bemerkingen en ideeën komende uit deze focusgroep werden mee verwerkt in deel IV, aanbevelingen.
3. AFBAKENING BEGRIPPENKADER Alvorens verslag uit te brengen van de gevoerde studie, is het van belang stil te staan bij de betekenis van verschillende begrippen. Tijdens de studie werden vaak vragen gesteld over diversiteit, het gevoerde beleid en maatregelen genomen ter ondersteuning van verschillende doelgroepen. Om misverstanden te vermijden is een goede definiëring van de deze begrippen noodzakelijk.
3.1.
Diversiteit
Diversiteit betekent verscheidenheid. Dit uit zich op verschillende vlakken: geslacht, afkomst, handicap, uiterlijk, opleidingsniveau, seksuele geaardheid… De aandacht voor diversiteit ontwikkelt zich parallel aan het individualiseringsproces in onze maatschappij. Onze samenleving verwacht van individuen en groepen dat actief en creatief wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een eigen levensstijl en identiteit. Dit zorgt per definitie voor een grote verscheidenheid. Een eenduidige definitie over wat diversiteit betekent, vinden we in de literatuur niet terug. Het begrip wordt zelden scherp afgebakend en dreigt vaak teruggedrongen te worden tot etnisch culturele diversiteit. Diversiteit gaat echter veel verder dan verscheidenheid op basis van culturele of etnische afkomst. Een tweede vaak voorkomend fenomeen is het feit dat organisaties het begrip diversiteit vaak reduceren tot een dominant kenmerk van een bepaalde minderheidsgroepering (van de Ven, De Groot & de Vries, 2004). Men spreekt bijvoorbeeld al te gemakkelijk over ‘de oudere’ of ‘de jongere’, of over ‘de allochtoon’. Volgens van Ven, de Groot & De Vries (2004) is een beleid dat aandacht heeft voor een speciale doelgroep een doelgroepenbeleid en geen diversiteitsbeleid. Omdat het risico bestaat dat we terugvallen op een te enge definitie, vertrekken we binnen dit onderzoek steeds vanuit een brede invulling van het begrip diversiteit en hebben we aandacht voor alle
23
aspecten waarop mensen van elkaar kunnen verschillen. Diversiteit verwijst naar de manieren waarop mensen van elkaar verschillen. In onze maatschappij kunnen mensen van elkaar verschillen in de volgende opzichten (Bakas en Van Wolde, 1997, p.13): o o o o
vanuit fysieke oogpunt: geslacht, leeftijd/generatie, ras, fysieke en mentale capaciteiten; vanuit cultureel oogpunt: etnische achtergrond, seksuele voorkeur, genoten opleiding, religie, leefstijl, migratiestatus, taalvaardigheid en omgaan met gezag; vanuit functioneel oogpunt: denken, leren, informatieverwerking, respectvol handelen, wijze waarop we tot overeenstemming komen en communicatie; vanuit historisch oogpunt: familiegeschiedenis, ‘roots’, toekomstperspectieven, politieke voorkeur en groepsdynamiek.
Siebers, Verweel en de Ruijter (2002) leggen de verschillende dimensies van diversiteit bloot. Tot de primaire dimensies (binnenste ring, figuur 1) behoren sekse, leeftijd, etniciteit, seksuele geaardheid, ras en fysieke gesteldheid; de centrale elementen die van invloed zijn op de wijze waarop mensen zichzelf en hun omgeving zien. De secundaire dimensies (buitenste ring, figuur 1) zijn onder meer opleiding, religie, geografische afkomst, inkomen, burgerlijke staat en beroep; verondersteld wordt dat deze aspecten minder invloed hebben op het zelfbeeld van mensen (Benschop, Van den Berg en Van Winden, 1999).
24
Fig 1: de dimensies van diversiteit (Siebers, Verweel & de Ruijter, 2002, p.136)
Deze hiërarchische indeling is echter problematisch, omdat de individuele perceptie van primaire en secundaire dimensies aanzienlijk kan verschillen. Verder is dit schema ook onderdanig aan de context. In Vlaanderen zullen we bijvoorbeeld weinig belang hechten aan de militaire dienstverlening, terwijl dit in Nederland wel nog een rol speelt. Vandaar dat het belangrijk is om weten dat de dimensies van diversiteit waar men binnen een organisatie of bedrijf mee geconfronteerd wordt of belang aan hecht, kunnen en zullen verschillen. Het belang van deze verschillende dimensies is het uitgangspunt van ‘het diversiteitsmanagement’ waarbij men vertrekt vanuit het principe dat ieder individu uniek is en zo een specifieke bijdrage kan leveren aan de realisatie van de organisatiedoelstellingen (Cox in Benschop e.a.1999). Organisaties worden vandaag meer en meer geconfronteerd met situaties die mede worden gekenmerkt en gekleurd door diversiteit. Werken in een organisatie betekent samenwerken met mensen die een andere opleiding, ervaring, functie of waarden hebben. Dit vraagt om een beleid waar de verschillen tussen mensen erkend én gewaardeerd worden. 25
3.2.
Diversiteitsbeleid
Een diversiteitsbeleid is erop gericht om een toenemende heterogeniteit in de organisatie te ondersteunen en is, zoals hierboven ter sprake kwam, een beleid waar de verschillen tussen mensen erkend en gewaardeerd wordt (Van der Steen & Wuyts, 2007). Een éénduidige definitie is wederom moeilijk terug te vinden in de literatuur, maar meerdere auteurs benadrukken de gerichtheid op kansengroepen en het erkennen van bepaalde aspecten van verscheidenheid tussen mensen (Roosevelt, 1990; Boukhriss, 2002). Vaak wordt er vertrokken vanuit de definitie van Cox (1993) die het managen van diversiteit ziet als het plannen en implementeren van organisationele systemen om mensen zodanig te sturen dat de potentiële voordelen van diversiteit worden verhoogd terwijl de nadelen worden geminimaliseerd. Een performant diversiteitsbeleid is er dus op gericht om niet allen passieve tolerantie te tonen ten opzichte van verschillen, maar een actief beleid te ontwikkelen dat de heterogeniteit van de groep ondersteunt en stimuleert. Een diversiteitsbeleid geeft dus extra inhoud aan visie en strategie van een onderneming en haar omgevingscontext. Voor een voetbalcub betekent dit of kan dit worden vertaald naar het open staan en stimuleren van diversiteit in de personeels- en supportersbestanden, inspelen op de behoeften van de buurt,… Vaak zien we dat een diversiteitsbeleid in de arbeidsorganisatie zich richt op, en in zekere zin de facto ook vaak beperkt tot verschillende kansengroepen, namelijk vrouwen, ouderen, personen met een handicap en allochtonen. Ook van overheidswege merken we op dat het aantrekken van deze doelgroepen via subsidiering vaak wordt gestimuleerd. We denken hierbij aan het Activa statuut waarbij in subsidies wordt voorzien indien men langdurig werklozen ouder dan 5 jaar aanneemt; er is het Startbanenplan, waarbij geld wordt vrijgemaakt om schoolverlaters aan een job te helpen,… Door zich enkel op deze groepen te gaan focussen, vervalt men in een soort gediversifieerd doelgroepenbeleid; binnen dit onderzoek wordt evenwel belang gehecht aan een begripsafbakening die vertrekt vanuit het perspectief van maatschappelijke emancipatie waarbij men elk individu, ongeacht zijn of haar herkomst, achtergrond, vermogens of geaardheid, de kans biedt om zijn of haar talenten en competenties maximaal en onbelemmerd te ontplooien. Volgens de administratie werkgelegenheid van de Vlaamse regering dient men indien men een diversiteitsbeleid wil doorvoeren aan volgende cruciale randvoorwaarden te voldoen: een rechtstreekse link met de organisatiedoelstellingen, missie en waarden als leidraad, het creëren van een draagvlak, aandacht voor hoe diverse personen aan te trekken en te binden, een cultuur van respect ontwikkelen, bewust omgaan met de dynamiek van participatie, flexibele afspraken maken, relationele leidinggevende vaardigheden, en
26
coachen, opleiding over ‘het andere’ verzorgen, en openstaan voor samenwerking met externe partners (Janssens, 2002). Voor onze studie en het opstellen van de vragenlijsten hebben we dan ook deze tien randvoorwaarden als leidraad gebruikt om na te gaan in hoeverre de 18 eerste klasse clubs en de KBVB een zeker diversiteitsbeleid doorvoeren.
3.3.
Definiëring bepaalde doelgroepen
Zoals hierboven reeds beschreven beperken bepaalde organisaties zich vaak tot het voeren van een doelgroepenbeleid. Zo is er specifieke aandacht voor allochtonen, personen met een handicap, laaggeschoolden,… Tijdens de studie naar de aanwezigheid van een diversiteitsbeleid bij de clubs werd eveneens gepeild naar de aanwezigheid van een beleid voor specifieke doelgroepen. In deze studie hebben we ons voornamelijk beperkt tot 3 doelgroepen, namelijk personen met een handicap, allochtonen en laaggeschoolden. Tijdens de bijeenkomsten van het begeleidingscomité werd er op geattendeerd dat ook holibi’s niet mogen ontbreken in deze studie, net omdat er in de sportwereld nogal vaak een taboe rond bestaat. Binnen de onderzoeksopdracht werd er afgesproken deze groep niet mee op te nemen in deze studie en het onderzoek te concentreren op allochtonen en personen met een handicap. In wat volgt, zullen we de doelgroepen afbakenen.
3.3.1. Personen met een functiebeperking Het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) vertrekt vanuit volgende definitie: Een handicap is elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren. In onze studie hebben wij getracht zoveel mogelijk vanuit deze definitie te vertrekken. Tijdens het opstellen van de semi-gestructureerde vragenlijst ter ondersteuning van de gesprekken bij de 18 eerste klasse clubs en de KBVB, merkten we op dat de vragen die peilden naar de toegankelijkheid in en rond het stadion, zich vaak concentreerden op de problematiek van de toegankelijkheid van het stadion voor rolstoelgebruikers. We zijn er ons van bewust dat een persoon met een functiebeperking een veel breder begrip is dan een persoon met een fysieke handicap en meer in het bijzonder een persoon die een rolstoel gebruikt om zich te verplaatsen. Zoals verder in het rapport zal blijken beperken de aanpassingen voor personen met een handicap zich ook vaak tot aanpassingen voor rolstoelgebruikers. Aanpassingen voor mensen met een mentale functiebeperking of andere fysieke beperkingen, zoals blinden en slechtzienden of doven, zijn nauwelijks voorzien. Clubs die voorzien in een speciaal tarief voor personen met een handicap, spreken meestal over rolstoelgebruikers, terwijl andere clubs iedereen die een invaliditeit van 60% kan aantonen, een voorkeurstarief zal geven. 27
Ook in de tweede fase waarbij personen met een handicap werden geïnterviewd over het onthaalbeleid van de verschillende eerste klasse clubs, hebben we ons voornamelijk toegespitst op rolstoelgebruikers en dit om twee voorname redenen: deze groep is georganiseerd in verschillende verenigingen, en er zijn reeds heel wat aanpassingen gebeurd om het bijwonen van voetbalwedstrijden aantrekkelijk te maken voor deze doelgroep.
3.3.2. Allochtonen Letterlijk betekent allochtoon, ‘van elders afkomstig, niet inheems’, wat het tegenovergestelde is van autochtoon, ‘van hetzelfde land’. Het begrip ‘allochtoon’ wordt in de praktijk vaak in de mond genomen om iemand aan te duiden van vreemde afkomst, met een immigratieverleden, met ouders of grootouders met een immigratieverleden, met een andere huidskleur, met een andere nationaliteit,… Ook hier wordt in de literatuur meestal geen eenduidige definitie gehanteerd. Afhankelijk van het onderzoeksobject zal men zijn definitie aanpassen. In verschillende wetenschappelijke studies peilend naar de diversiteit binnen een bepaalde organisatie, stad of streek vertrekt men van de nationaliteit of het juridisch verblijfstatuut. Indien er vertrokken wordt van nationaliteit, worden ‘de nieuwe Belgen’ buiten beschouwing gelaten. Vandaar dat er vaak een bredere definitie wordt gehanteerd en men bijvoorbeeld vertrekt van het immigratieverleden van de ouders of grootouders, of van de afkomst op basis van de naam om te bepalen of iemand al dan niet allochtoon is. Het begrip allochtoon wordt vaak anders ingevuld en ligt ook vaak onder vuur; het is een negatief geconnoteerd begrip want gericht op het indelen van mensen in hokjes en het onderscheiden van twee groepen in de samenleving. Vandaar dat men in wetenschappelijk onderzoek naast een ‘objectieve’ categorisering ook vaak vertrekt vanuit een subjectieve benadering om het begrip allochtoon te operationaliseren. De subjectieve benadering vertrekt vanuit zelfcategorisatie. Wanneer iemand zichzelf als een allochtoon benoemd, is hij ook allochtoon. De objectieve benadering wijst, zoals hierboven reeds aan bod kwam, zelf een individu tot een bepaalde groep toe op basis van bepaalde criteria. Meestal gaat het om afkomst: men is allochtoon als de ouders of grootouders (meestal aan moederszijde) van vreemd origine zijn. Vaak wordt dit al dan niet gecombineerd met de thuistaal. Men is allochtoon als men thuis een vreemde taal spreekt (Vandezande & Swygedouw, 2007). Binnen onze studie en registratie van personen van allochtone afkomst is het onmogelijk om deze laatste definitie te hanteren omdat we geen rechtstreeks contact hebben met de personen zelf. Het was met andere worden niet mogelijk om bij de persoon zelf het taalgebruik of de herkomst van de ouders of grootouders na te vragen. In dat opzicht wordt in deze studie voornamelijk gekozen voor een eerder pragmatische invulling van de afkomst, op basis van de naam, om te bepalen of iemand allochtoon is of niet.
28
3.3.3. Laaggeschoolden Ook voor het begrip laaggeschoold kunnen we dezelfde redenering volgen als bij de vorige twee begrippen. Wanneer spreken we van een laaggeschoold iemand? In dit onderzoek hanteren we de term laaggeschoold voor een persoon die maximaal een diploma lager secundair onderwijs behaalde.
3.4.
Racistische en kwetsende spreekkoren
Tijdens de interviews met de verantwoordelijken van de eerste klasse clubs en de KBVB werd gepeild naar de maatregelen die reeds genomen werden om de racistische en kwetsende spreekkoren te beperken. Hierbij is het belangrijk om op dezelfde golflengte te zitten en hetzelfde te verstaan onder racisme en kwetsende spreekkoren. Blommaert & Verschueren (1994) definiëren ‘racisme’ als “elke daad van uitsluiting op basis van kenmerken van het slachtoffer die worden gezien als bepalend voor zijn of haar groepsgebonden identiteit”. Binnen de FOD Binnenlandse Zaken maakte men werk van een omzendbrief OOP401 die tot doel had alle misverstanden met betrekking tot kwetsende en racistische spreekkoren binnen het voetbal uit de wereld te helpen. Deze omzendbrief zou een handig kader moeten bieden voor de clubs om onaangepast gedrag vast te stellen en te bestrijden. Binnen de OOP40 stelde men, met de racismewet als basis, een tolerantiegrens op. Deze grens wordt overschreden indien iemand naar aanleiding van een voetbalwedstrijd in het openbaar: o derden aanzet tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, de seksuele geaardheid, handicap en gezondheidstoestand van deze persoon, de leden of sommigen van de leden van de geviseerde groep of gemeenschap of o publiciteit geeft aan zijn voornemen tot discriminatie, haat, geweld of segregatie jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, de seksuele geaardheid, handicap en gezondheidstoestand van deze persoon, de leden of sommigen van de leden van de geviseerde groep of gemeenschap. of
1
Omzendbrief 00P40 van 14 december 2006 houdende richtlijnen aangaande kwetsende, racistische en discriminerende uitlatingen en spreekkoren naar aanleiding van voetbalwedstrijden. 29
o
alleen of in groep, omwille van en ter gelegenheid van de organisatie van een voetbalwedstrijd, aanzet tot haat of woede, slagen en verwondingen ten aanzien van één of meerdere personen. Het spreekt voor zich dat ludieke spreekkoren zoals het Gentse ‘uw dikke ma zit aan de Zuid’, niet onder racistische spreekkoren vallen. Het uitbrengen van een Hitlergroet, de befaamde oerwoudgeluiden richting een zwarte speler, het roepen van: ‘Islamieten, parasieten’, valt wel onder deze definitie.
30
DEEL II: INVENTARISATIE VAN DE DIVERSITEIT VAN DE BEZOEKERS EN PERSONEEL BINNEN DE CLUBS VAN DE BELGISCHE EERSTE KLASSE EN DE KONINKLIJKE BELGISCHE VOETBALBOND Zoals reeds in de methodologie werd besproken, had de eerste fase van het onderzoek tot doel een inventaris op te stellen van de diversiteit binnen de eerste klasse clubs en de KBVB. In een eerste fase werd de focus gelegd op een kwantitatief onderzoek naar (1) de diversiteit in het personeelsbestand, zowel voor wat de bezoldigde werknemers als de vrijwilligers betreft (oa. stewards) en (2) het aantal supporters van vreemde origine, aantal met een functiebeperking en het aantal jongeren, ouderen, mannen en vrouwen die de tribunes bevolken binnen de eerste klasse. Een tweede fase concentreert zich op een verkenning van de mogelijkheden tot een nieuwe registratiemethode, zodat de eerste klasse clubs op een systematische manier gegevens van de supporters kunnen bijhouden en gebruiken voor diverse doeleinden, onder meer het uitbouwen van een evidence based diversiteitsbeleid. Tot slot wordt, bij wijze van herhaling, nog even de aandacht gevestigd op de methodologische beperkingen 2 waarmee de onderzoeksploeg tijdens deze fase werd geconfronteerd. Doordat niet alle gegevens beschikbaar waren en sommige gegevens moeilijk werkbaar waren, zijn de in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfergegevens niet exhaustief en dienen ze met de nodige nuance worden geïnterpreteerd.
1. DIVERSITEIT IN HET PERSONEELSBESTAND EERSTE KLASSE CLUBS
VAN
DE
In een eerste deel wordt aandacht geschonken aan de diversiteit binnen het personeelsbestand. Vooreerst worden een aantal begrippen verduidelijkt en vervolgens worden de cijfergegevens die voorhanden zijn, weergegeven.
1.1.
Begripafbakening
In een voetbalorganisatie kunnen we binnen het personeel een aantal groepen onderscheiden. Ten eerste is er de sportieve staf, bestaande uit spelers en trainers. Binnen deze onderzoeksopdracht en ook vanuit de opdrachtgever werd beslist om deze groep niet mee op te nemen in deze studie. Argumenten hiervoor zijn dat het sportieve niveau steeds 2
Voor meer uitleg wordt verwezen naar deel I, Methodologie. 31
het belangrijkste is en bij aanwerving geen rekening wordt gehouden met andere zaken. Bovendien is er hierdoor binnen de spelersgroep ook vaak een groot verloop waardoor moeilijk sprake kan zijn van een uitgestippeld beleid. Ten tweede hebben we het clubbestuur. Het clubbestuur bestaat uit mensen die hoofdzakelijk op vrijwillige basis het dagelijks beleid van de club waarnemen. De diversiteit binnen de clubbesturen werd niet expliciet bevraagd. Wel weten we dat ze hoofdzakelijk wordt bevolkt door mensen uit de gegoede klasse van het mannelijke geslacht. Dit fenomeen is niet eigen aan voetbal, het komt in alle sporttakken voor. Uit een doctoraatsstudie van Claringbould (2008) blijkt dat hoe hoger de functie is die men binnen de club bekleedt, hoe groter de kans dat we met een man te maken hebben. Uit haar diepte interviews bleek dat mannen dit ook zo willen behouden en er onrechtstreeks voor zorgen dat de selectie en keuze van eventuele nieuwe leden zodanig gebeurd dat het een statusquo in de hand werkt. Ten derde hebben we het bezoldigd personeel. Deze personen vinden we hoofdzakelijk terug in administratieve en logistieke functies. Binnen de eerste klasse clubs zijn er weinig mensen voltijds acties in bezoldigde functie. Het aantal en hun diversiteit is terug te vinden in onderstaande sjablonen. En ten vierde zijn er de vrijwilligers. Deze groep vormt in feite vaak de belangrijkste groep omdat voetbalclubs zeer afhankelijk zijn van deze personen. Vrijwilligers worden meestal ingeschakeld op de wedstrijddagen en staan in voor de stewardwerking, de controle aan de toegangspoorten – de suppoosten genoemd –, de bediening van de kantines, de aanwezigheid in de loges, het verzorgen van de sanitaire voorzieningen, terreinen,… De meeste clubs hebben er geen weet van hoeveel vrijwilligers er bij hun werking betrokken zijn, vandaar dat er weinig gegevens beschikbaar zijn over de ganse groep. Wel konden de clubs gegevens bezorgen over de stewards en de suppoosten. In onderstaande sjablonen zijn dan ook meestal slechts gegevens te vinden met betrekking tot deze groep.
1.2.
Diversiteit in het personeelsbestand
In een eerste deel komt men tot een overzicht van de diversiteit in het personeelsbestand; hier betreft het met andere woorden het bezoldigd personeel in een administratieve, logistieke of commerciële functie.
1.2.1. Weergave resultaten Onderstaande sjablonen geven de cijfergegevens en hun percentages van de diversiteit binnen het personeelsbestand van elke eerste klasse club.
32
Naam club: RSC Anderlecht criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
99 13
88.39 11.61
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
25 43 44
22.32 38.39 39.29
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
29 6 1
25.89 5.36 0.00
totaal
112
Naam club : Germinal Beerschot criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
minderheidsgroepen
percentage tov totaal 10 2
83.33 16.67
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
2 2 8
16.67 16.67 66.67
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 1 0
0.00 8.33 0.00
totaal
12
Naam club: Cercle Brugge criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
3 1
75.00 25.00
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
1 2 1
25.00 50.00 25.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 0 0
0.00 0.00 0.00
totaal
4
33
Naam club: Club Brugge criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
19 6
76.00 24.00
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
4 11 10
16.00 44.00 40.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
6 1 0
24.00 4.00 0.00
totaal
25
Naam club: FC Brussels criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
totaal
percentage tov totaal 9 2
81.82 18.18
0 0 11
0.00 0.00 100.00
0 2 0
0.00 18.18 0.00
11
Naam club: Charleroi criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
13 9
59.09 40.91
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
0 17 5
0.00 77.27 22.73
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
3 4 1
13.64 18.18 0.00
totaal
22
34
Naam club: FC Dender criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
totaal
percentage tov totaal 9 1
90.00 10.00
0 0 10
0.00 0.00 100.00
2 0 0
20.00 0.00 0.00
10
Naam club : KRC Genk criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
26 13
66.67 33.33
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
4 20 15
10.26 51.28 38.46
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
2 7 0
5.13 17.95 0.00
totaal
39
Naam club: KAA Gent criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
8 3
72.73 27.27
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
1 2 8
9.09 18.18 72.73
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
3 0 0
27.27 0.00 0.00
totaal
11
35
Naam club: Sporting Lokeren criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
49 3
94.23 5.77
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
1 6 45
1.92 11.54 86.54
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
2 2 0
3.85 3.85 0.00
totaal
52
Naam club: Standard Luik criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
22 12
64.71 35.29
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
3 11 20
8.82 32.35 58.82
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
6 7 0
17.65 20.59 0.00
totaal
34
Naam club: KV Mechelen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
1 2
33.33 66.67
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
0 3 0
0.00 100.00 0.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 0 0
0.00 0.00 0.00
totaal
3
36
Naam club: Excelsior Moeskroen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
10 10
50.00 50.00
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
6 10 4
30.00 50.00 20.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
3 5 0
15.00 25.00 0.00
totaal
20
Naam club: RAEC Mons criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
minderheidsgroepen
percentage tov totaal 10 2
83.33 16.67
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
0 7 5
0.00 58.33 41.67
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
4 2 0
33.33 16.67 0.00
totaal
12
Naam club: KSV Roeselare criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
totaal
percentage tov totaal 8 7
53.33 46.67
3 10 2
20.00 66.67 13.33
2 0 1
13.33 0.00 0.00
15
37
Naam club: Sint‐Truiden criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
6 3
66.67 33.33
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
2 3 4
22.22 33.33 44.44
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
2 0 0
22.22 0.00 0.00
totaal
9
Naam club: Westerlo criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
3 1
75 25
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
1 2 1
25 50 25
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
1 0 0
25 0 0
totaal
4
Naam club: SV Zulte Waregem criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
6 3
66.67 33.33
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
1 4 4
11.11 44.44 44.44
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 0 0
0.00 0.00 0.00
totaal
9
38
1.2.2. Bespreking van de resultaten Zoals reeds werd aangehaald zijn er op de meeste clubs, met uitzondering van de 4 grotere clubs Anderlecht, Club Brugge, KRC Genk en Standard Luik, relatief weinig mensen werkzaam met een voltijds arbeidscontract. De meeste clubs hebben ongeveer een 10-tal mensen in dienst die instaan voor de administratie, logistiek en commerciële taken. Binnen deze functies is er relatief weinig verloop en worden er ook weinig vacatures uitgeschreven. Navraag leert ons dat de clubs niet specifiek naar een divers publiek zoeken, maar bij sollicitaties vooral kijken naar de beroepscompetenties. Daarnaast leren de cijfergegevens ons dat sommige clubs weinig diversiteit vertonen, terwijl dit bij andere clubs wel het geval is. In wat volgt wordt stilgestaan bij de al dan niet aanwezigheid van bepaalde kansen- of minderheidsgroepen.
o
Diversiteit op basis van het geslacht
Elke club heeft minstens één vrouw in dienst. Toch zijn er significante verschillen merkbaar, aangezien bij sommige clubs ongeveer de helft van hun personeel uit vrouwen bestaat en andere clubs dan weer opvallend laag scoren in. De meeste vrouwen zijn terug te vinden in administratieve en logistieke functies. In de commerciële cel of in het bestuur zijn echter minder vrouwen terug te vinden.
o
Diversiteit op basis van leeftijd
Met betrekking tot diversiteit op basis van leeftijd merken we eveneens grote verschillen op tussen de verschillende clubs. Sommige clubs werken hoofdzakelijk met mensen van boven de 40 jaar, 50 en 60 jaar. Het gaat hoofdzakelijk om clubs (Lokeren, Dender, FC Brussels) die draaien op de goodwill van gepensioneerden die tegen een kleine vergoeding dagelijks op de club aanwezig zijn. In deze studie werden zij opgenomen in het personeelsbestand omdat ze deel uit maken van de dagelijkse werking van de club. De andere vrijwilligers (zie volgend hoofdstuk) worden enkel ingeschakeld tijdens wedstrijddagen en zijn bijgevolg niet betrokken binnen de dagelijkse werking. Daarnaast zien we dat de vier grote clubs evenveel personen van boven de 40 jaar in dienst hebben als personen tussen de 25 en de 40 jaar. Drie clubs, zijnde Charleroi, Moeskroen en Roeselare, hebben een overwegend jong personeelsbestand, met hoofdzakelijk mensen tussen de 25 en 40 jaar. Jongeren onder de 25 jaar komen overal relatief weinig voor, al vormen Anderlecht en Moeskroen hierop de een uitzondering. Vaak worden personen onder de 25 jaar aangetrokken met een Startbanen contract, vaak ook gestimuleerd door het project van de FOD Binnenlandse zaken, waarin men middelen heeft vrijgemaakt voor een Startbaner in een veiligheidsfunctie binnen de eerste en tweede klasse (zie deel III).
39
o
Diversiteit op basis van aanwezigheid van kansengroepen
Tijdens de interviews werd bij de respondenten nagegaan of er personeel uit kansengroepen dagelijks actief bij de club betrokken zijn.
Laaggeschoolden 10 clubs stellen laaggeschoolden te werk. Meestal gaat het om mensen die instaan voor het onderhoud of de terreinverzorging. Daarnaast worden er vanuit de clubs vaak inspanningen gedaan om bepaalde groepen aan te trekken; mensen worden tewerkgesteld via art. 60 van de OCMW wetgeving of via een PWA statuut.
Personen van allochtone afkomst Het feit of er al dan niet personen werkzaam zijn van allochtone afkomst is sterk afhankelijk van de demografische situatie van de regio waarin de club gelegen is. Uit de cijfergegevens kunnen we concluderen dat clubs gelegen in een stad of regio met een allochtone gemeenschap, over het algemeen ook enkele mensen van allochtone afkomst in dienst hebben. Clubs uit regio’s met relatief weinig allochtonen, hebben geen allochtonen in dienst. In Anderlecht, Molenbeek, Charleroi, Lokeren, Luik, Mons en Genk vinden we allochtone gemeenschappen terug in de omgeving van de club, zijnde de stad of regio. Sommige personen vonden dan ook de weg naar de club als werkgever. De club Moeskroen, gelegen in een grensregio, stelt naast Belgen ook Fransen te werk. In Mechelen en Gent is de groep allochtonen echter schijnbaar ondervertegenwoordigd. In het geval van KV Mechelen valt dit nog te verklaren aangezien de club in totaal slechts 3 personen tewerk stelt.
Personen met een handicap Personen met een handicap zijn ondervertegenwoordigd in de personeelsbestanden van onze eerste klasse. Slechts drie clubs – Anderlecht, Charleroi en Roeselare – hebben iemand in dienst met een functiebeperking.
1.3.
Diversiteit in het vrijwilligersbestand
Naast het vast personeel zijn er bij elke club veel vrijwilligers betrokken. Wij denken hier in de eerste plaats aan de stewards, maar het gaat evenzeer om terreinverzorgers, uitbaters van de kantines, hostessen in de loges,… Binnen deze groep merken we bij alle clubs een grote diversiteit op. Zowel laaggeschoolden als hooggeschoolden, mannen als vrouwen, allochtonen als autochtonen bevolken er de verschillende regionen.
1.3.1. Weergave van de resultaten 40
Zoals ook reeds in de inleiding werd gemeld, zijn niet alle gegevens over het aantal vrijwilligers per club beschikbaar. In de meeste gevallen zijn enkel de gegevens over stewards beschikbaar (zie onderaan grafiek). Van KV Mechelen, Standard Luik en Sporting Lokeren zijn ook de suppoosten (controleurs) en/of andere vrijwilligers opgenomen. Er zijn geen gegevens opgenomen van KRC Genk en Cercle Brugge.
Naam club: RSC Anderlecht criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
totaal
percentage tov totaal 100 15
86.96 13.04
0 0 0
0.00 0.00 0.00
35 4 0
30.43 3.48 0.00
115
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: Club Brugge criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
minderheidsgroepen
percentage tov totaal 100 31
76.34 23.66
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
30 56 45
22.90 42.75 34.35
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
40 1 2
30.53 0.76 0.00
totaal
131
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
41
Naam club : FC Brussels criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
40 22
64.52 35.48
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
10 12 40
16.13 19.35 64.52
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 5 0
0.00 8.06 0.00
totaal
62
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: Germinal Beerschot criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
55 15
78.57 21.43
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
5 30 35
7.14 42.86 50.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
18 15 0
25.71 21.43 0.00
totaal
70
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: Charleroi criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
49 21
70.00 30.00
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
10 25 35
14.29 35.71 50.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
20 10 0
28.57 14.29 0.00
totaal
70
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
42
Naam club: FC Dender criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
18 8
69.23 30.77
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
0 20 6
0.00 76.92 23.08
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
3 0 0
11.54 0.00 0.00
totaal
26
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: KAA Gent criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
55 30
64.71 35.29
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
10 30 45
11.76 35.29 52.94
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
20 5 0
23.53 5.88 0.00
totaal
85
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: Sporting Lokeren criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
totaal
percentage tov totaal 64 6
91.43 8.57 0.00 0.00 0.00
20 0 1
28.57 0.00 0.00
70
Opmerking: In deze lijst zijn alle stewards, controleurs en toiletdames opgenomen
43
Naam club: Standard Luik criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
285 84
77.24 22.76
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
86 179 107
23.31 48.51 29.00
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 49 0
0.00 13.28 0.00
totaal
369
Naam club: KV Mechelen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
129 43
75 25
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
5 37 130
2.906976744 21.51162791 75.58139535
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
20 0 0
11.62790698 0 0
totaal
172
Opmerking: In deze lijst zijn alle stewards,controleurs en vrijwilligers binnen de directe werking opgenomen
Naam club: Excelsior Moeskroen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
50 10
83.33 16.67
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
10 10 40
16.67 16.67 66.67
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
40 5 0
66.67 8.33 0.00
totaal
60
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
44
Naam club : RAEC Mons criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
63 7
90 10
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
15 45 10
21.42857143 64.28571429 14.28571429
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
35 10 0
50 14.28571429 0
totaal
70
Opmerking: In deze tabel zijn enkel de stewards opgenomen.
Naam club: KSV Roeselare criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
25 15
62.50 37.50
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
5 18 17
12.50 45.00 42.50
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
10 0 0
25.00 0.00 0.00
totaal
40
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club Sint‐Truiden criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
60 20
75.00 25.00
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
15 20 45
18.75 25.00 56.25
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
10 2 0
12.50 2.50 0.00
totaal
80
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
45
Naam club: Westerlo criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
27 7
79.41 20.59
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
4 14 16
11.76 41.18 47.06
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
0 0 0
0.00 0.00 0.00
totaal
34
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
Naam club: SV Zulte Waregem criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
46 9
83.64 16.36
leeftijd
< 25 jaar tussen 25 en 40 jaar > 40 jaar
9 16 40
16.36 29.09 72.73
minderheidsgroepen
laaggeschoolden allochtonen personen met handicap
10 2 0
18.18 3.64 0.00
totaal
55
Opmerking: In deze lijst zijn enkel de stewards opgenomen
1.3.2. Bespreking van de resultaten Vooreerst is het opmerkelijk dat er binnen de vrijwilligerswerking een grotere diversiteit waar te nemen is in vergelijking met het vast personeel.
o
Diversiteit op basis van geslacht
Binnen de stewardwerking van de verschillende clubs vinden we overal een aantal vrouwen terug. Bij sommige clubs is dit beperkt tot het wettelijke minimum, andere clubs zitten aan een vierde of zelf een derde van de stewards. Dit alles hangt af van de kandidaten die zich aanbieden en eventuele gerichte acties door de clubs zelf gevoerd (zie deel III).
46
o
Diversiteit op basis van leeftijd
Ook op basis van leeftijd is er een verschil merkbaar met het vast personeel. Waar het vast personeel bij sommige clubs hoofdzakelijk uit 40 plussers bestaat of bij andere clubs vaak uit een generatie tussen de 25 en 40 jaar, zien we dat bij de vrijwilligers alle leeftijdsgroepen vertegenwoordigd zijn, met de 40-plussers als de grootste groep.
o
Diversiteit op basis van aanwezige kansen groepen
Binnen de vrijwilligerswerking van de eerste klasse clubs vinden we heel wat laaggeschoolden terug. Clubs geven aan dat de steward groep vaak een gemengde groep is. Voor sommige laaggeschoolde mensen is de uitoefening van de stewardfunctie vaak een manier om hun zelfwaarde gevoel op te krikken. Deze mensen oefenen de functie dan ook met hart en ziel uit en zijn onmisbaar binnen de clubs. Personen met een handicap zijn ondervertegenwoordigd. Deels is dit ook te wijten aan de wetgeving op de stewards die zegt dat de kandidaten geen lichamelijke beperkingen mogen hebben. Maar de meeste clubs geven aan de mensen die zich aanbieden toch een bepaalde functie te laten uitoefenen. Zo kan men instaan voor het rondbrengen van soep naar de andere stewards (Gent, Brugge) of wordt men ingeschakeld voor het bekijken van de camerabeelden (Zulte Waregem). Ook onder de stewards vinden we allochtonen terug. Wederom is binnen de vrijwilligerswerking duidelijk dat clubs die in een regio liggen met een hoofdzakelijke autochtone gemeenschap, weinig of geen allochtonen inschakelen in hun stewardwerking. Clubs die wel een allochtone gemeenschap in hun buurt hebben, hebben ook allochtone stewards binnen hun werking.
2. DIVERSITEIT IN HET SUPPORTERSBESTAND In het deel methodologie werd de aandacht gevestigd op de methodologische beperkingen waarmee de onderzoeksgroep tijdens dit onderzoek werd geconfronteerd. Hierdoor worden in dit deel enkel cijfergegevens gepresenteerd van de abonnees van de verschillende eerste klasse clubs. Nogmaals wordt er op geattendeerd dat deze gegevens met de nodige nuance dienen,te worden gelezen. Het was namelijk onmogelijk om exacte gegevens te verkrijgen. Aangezien de screening van de lijsten manueel gebeurde, zijn er ongetwijfeld fouten geslopen in de geslachtsbepaling – is niet voor elke naam duidelijk – en de bepaling van de herkomst. De leeftijdsgroep kon op basis van de geboortedatum relatief betrouwbaar worden bepaald, behoudens uiteraard de beschikbaarheid van gegevens. In sommige lijsten, werden ook heel wat plaatsen voor sponsors, bedrijven en spelers teruggevonden. In de mate van het mogelijke werden deze er uit gefilterd – zie voorbehouden voor sponsors en bedrijven – omdat het onmogelijk is te achterhalen wie er precies deze plaatsen inneemt.
47
2.1.
Weergave resultaten
Naam club: RSC Anderlecht criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
16222 1788
90.07 9.93
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
1767 14068 2175
9.81 78.11 12.08
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
66 51 116 233
0.37 0.28 0.64 1.29
60
0.33
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven
602
totaal zonder sponsors
18010
Naam club: Germinal Beerschot criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
andersvaliden
percentage tov totaal 4605 532
89.64 10.36 0.00 0.00 0.00
91 6 33 130
1.77 0.12 0.64 2.53
12
0.23
voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
5137
48
Naam club: FC Brussels criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
percentage tov totaal 1150 86
93.04 6.96 0.00 0.00 0.00
20 18 9 47
andersvaliden
1.62 1.46 0.73 3.80 0.00
voorbehouden sponsors en bedrijven
1082
totaal zonder sponsors
1236
Naam club: Cercle Brugge criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
2733 433
86.32 13.68
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
851 2073 242
26.88 65.48 7.64
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
4 1 11 16
0.13 0.03 0.35 0.51
92
2.91
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
3166
49
Naam club: Sporting Charleroi criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
2751 245
91.82 8.18
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
425 2369 202
14.19 79.07 6.74
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
45 295 83 423
1.50 9.85 2.77 14.12
10
0.33
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven
157
totaal zonder sponsors
2996
Naam club: FC Dender EH criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
allochtonen
Magrebijns Italianen andere totaal
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
percentage tov totaal 1185 82
93.53 6.47 0.00 0.00 0.00
3 0 15 18
0.24 0.00 1.18 1.42
5
0.39
692 1267
50
Naam club: KRC Genk criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
10580 2121
83.30 16.70
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
1534 10493 674
12.08 82.62 5.31
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
21 477 336 834
0.17 3.76 2.65 6.57
70
0.55
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven
3422
totaal zonder sponsors
12701
Naam club: KAA Gent criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
5302 696
88.40 11.60
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
1121 4528 349
18.69 75.49 5.82
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
9 22 32 63
0.15 0.37 0.53 1.05
andersvaliden
0.00
voorbehouden sponsors en bedrijven
1038
totaal zonder sponsors
5998
51
Naam club: Sporting Lokeren criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
2216 358
86.09 13.91
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
676 1626 272
26.26 63.17 10.57
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
21 26 64 111
0.82 1.01 2.49 4.31
16
0.62
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
2574
Naam club: Standard Luik criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
percentage tov totaal 14397 2317
0.00 0.00 0.00 79 350 243 672
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
86.14 13.86
0.47 2.09 1.45 4.02 0.00
740 16714
52
Naam club: KV Mechelen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
5780 1020
85.00 15.00
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
680 5100 1020
10.00 75.00 15.00
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
0 0 0 68
0.00 0.00 0.00 1.00
68
1.00
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
6800
Naam club: Excelsior Moeskroen criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
4337 543
88.87 11.13
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
387 4040 453
7.93 82.79 9.28
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
5 9 6 20
0.10 0.18 0.12 0.41
andersvaliden
0.00
voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
4880
53
Naam club: RAEC Mons criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
819 61
93.07 6.93
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
91 674 88
10.34 76.59 10.00
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
6 56 5 67
0.68 6.36 0.57 7.61
andersvaliden
0.00
voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
880
Naam club: KSV Roeselare criteria
aantal
geslacht
man vrouw
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
percentage tov totaal 1650 204
0.00 0.00 0.00 7 0 13 20
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
89.00 11.00
0.38 0.00 0.70 1.08 0.00
224 1854
54
Naam club: Sint‐Truiden VV criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
3769 590
86.46 13.54
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
433 3644 282
9.93 83.60 6.47
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
1 16 19 36
0.02 0.37 0.44 0.83
10
0.23
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
4359
Naam club: KSV Westerlo criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
1482 232
86.46 13.54
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
428 1061 225
24.97 61.90 13.13
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
6 4 13 23
0.35 0.23 0.76 1.34
andersvaliden voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
0.00 30 1714
55
Naam club: SV Zulte Waregem criteria
aantal
percentage tov totaal
geslacht
man vrouw
2115 212
90.89 9.11
leeftijd
< 18 jaar tussen 18 en 65 jaar > 65 jaar
397 1705 225
17.06 73.27 9.67
allochtonen
Magrebijns Italianen Andere totaal
9 1 2 12
0.39 0.04 0.09 0.52
andersvaliden
0.00
voorbehouden sponsors en bedrijven totaal zonder sponsors
2.2.
2327
Bespreking resultaten
Over de gehele eerste klasse kan dezelfde trend worden vastgesteld. De abonnementshouders bestaan hoofdzakelijk uit een mannelijk publiek met een leeftijd tussen de 18 en 65 jaar. Het aantal vrouwen schommelt gemiddeld rond de 10%. Sommige clubs springen er boven uit en hebben net iets meer vrouwelijke abonnees dan de andere clubs. Het gaat om Cercle, Genk, Lokeren, Luik, Mechelen, Sint-Truiden en Westerlo. Echter gaat het nooit om meer dan 15%, behalve in Genk (17%). Genk is de club met de meest aangepaste infrastructuur naar alle doelgroepen, dus ook vrouwen toe, en promoot zichzelf als een familieclub. Dit kan een mogelijke verklaring zijn waarom deze club over het hoogste aantal vrouwelijke abonnees beschikt. Wat de leeftijd betreft, ontbreken heel wat gegevens. Op basis van de beschikbare gegevens, kan worden meegedeeld dat het aantal jongeren onder de 18 jaar binnen de abonnees schommelt tussen de 10 à 15%. De clubs Cercle (27%), Lokeren (26%) en Westerlo (25%) springen er bovenuit met ongeveer ¼ van hun abonnees onder de 18 jaar. Wat de 65-plussers betreft zien we een gemiddelde tussen de 5 à 10%. Mechelen en Westerlo scoren het hoogst met respectievelijk 15% en 13% abonnees met een leeftijd van 65 en hoger. Het aantal allochtonen onder de abonnementshouders van de eerste klasse clubs is over het algemeen verwaarloosbaar. Slechts enkele clubs hebben een vermeldenswaardig percentage. Weliswaar gaat het in die gevallen om clubs gelegen in regio’s met een grote allochtone populatie. In Charleroi en Mons bevinden zich respectievelijk 14% en 8% allochtonen onder de abonnementhouders. Kanttekening hierbij is dat het om respectievelijk 56
10% en 6% Italianen gaat. Beide regio’s worden bevolkt door een relatief hoog aantal mensen van Italiaanse afkomst. Ook Genk (7%) en Luik (4%) hebben een aantal allochtonen onder hun abonnementshouders, maar ook hier gaat het in hoofdzaak om personen van Italiaanse afkomst. De enige club die in het oog springt – omdat er niet meteen een opvallend grote allochtone populatie is – is Sporting Lokeren met 4% van de abonnees van allochtone afkomst. Anderzijds hebben clubs zoals Anderlecht, Brussels, Beerschot, Gent en Mechelen een verwaarloosbaar aantal allochtonen in hun supportersbestand, terwijl deze clubs toch heel wat allochtonen in de directe omgeving hebben.
3.
INDICATOREN VOOR DIVERSITEITSBELEID
EEN
TOEKOMSTIG
Aangezien er momenteel een eenduidig systeem ontbreekt en bovenstaande tabellen eerder een indicatie geven dan dat het exacte gegevens betreft, is het noodzakelijk om in de toekomst in een betere registratie te voorzien. In volgend hoofdstuk worden de verschillende mogelijkheden op een rij gezet.
3.1.
Oude en nieuwe registratiesystemen
In een verleden heeft de voetbalbond reeds een systeem uitgedacht om de gegevens van supporters bij te houden. De fankaart – in onderstaand deel besproken – had in de eerste plaats tot doel supporters te kunnen identificeren vanuit een veiligheidsobjectief. Momenteel is deze kaart van het toneel verdwenen en wordt gedacht aan de elektronische identiteitskaart.
3.1.1. De Fankaart Binnen het kader van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden - de ‘voetbalwet’ - en het koninklijk besluit van 3 juni 1999 aangaande het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden, werd door de Pro League de fankaart geïntroduceerd. Het systeem diende, in het licht van bovenstaand wettelijk kader, in hoofdzaak een veiligheidsdoel: de fankaart was in de eerste plaats een middel ter legitimatie en kon zo de identificatieplicht bij het aanschaffen van een ticket voldoen. Het moest voetbalclubs in staat te stellen om supportersgroepen beter te scheiden en met name ongewenste supporters efficiënter te identificeren. Het systeem had echter van bij de introductie te lijden onder allerhande praktische problemen, en bleek bovendien zijn doel als veiligheidsinstrument voorbij te schieten. In een antwoord op een parlementaire vraag zei minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael dat met de invoering van de fankaart en de verplichte identificatie de clubs zowat 150.000 voetballiefhebbers plagen om enkele honderden rotte appels uit de kist te halen. Die rotte appels kunnen, aldus de minister, ’toch
57
nog door de mazen van het net glippen en op een of andere manier de wedstrijd gaan bekijken’. De fankaart schoot met andere woorden niet alleen als veiligheidssysteem te kort, het stond ook een aangename voetbalbeleving voor een zo groot mogelijke groep voetballiefhebbers in de weg; ondanks de goede bedoelingen, leek de fankaart niet verenigbaar met de basisfilosofie ‘Voetbal, een feest!’. De identificatieplicht waarop het principe van de fankaart steunt, maakte dat het niet langer mogelijk was om als neutrale voetbalsupporter zich tijdens het weekend af te vragen naar welke match te gaan kijken. De fankaart verplichte voetballiefhebbers om een ploeg te kiezen en bijgevolg ‘kleur te bekennen’. Het zijn deze ‘steeds opnieuw opduikende problemen’ die de minister van Binnenlandse Zaken in 2004 deden besluiten om de fankaart als verplicht identificatiemiddel en dus als veiligheidsinstrument af te schaffen. Er moet, aldus de minister, op zoek worden gegaan naar een alternatief ticketsysteem dat tegelijk klantvriendelijk is en niettemin de nodige veiligheidswaarborgen kan bieden. De fankaart, alhoewel die nog steeds een commercieel doel kan dienen, voldeed in dit opzicht niet langer; de ‘elektronische identiteitskaart’ biedt hiertoe als alternatief, aldus nog de minister, ‘alleszins mogelijkheden’. We gaan hier zo dadelijk verder op in. In een later persbericht naar aanleiding van de aankondiging dat de fankaart als verplicht identificatiemiddel officieel wordt afgeschaft vanaf het seizoen 2005-2006 is de minister aanzienlijk pessimistischer wat betreft de mogelijkheden van een - voor de fankaart alternatief veiligheidssysteem: alhoewel het belang van een goed ticketsysteem vanuit veiligheidsoogpunt niet genoeg kan worden onderstreept, benadrukt de minister dat geen enkel ticketbeleid het voetbalgeweld kan oplossen. Zulks is, aldus de minister, een waanidee, dat voor eens en voor altijd uit de wereld dient te worden geholpen. Immers, ‘met uitzondering van een hoogtechnologische biometrische toegangscontrole bestaat er geen sluitend ticketsysteem’. In dat opzicht en vanuit die wetenschap concludeert de minister ook dat de huidige - aan de fankaart verbonden - regels buiten proportie zijn in vergelijking met de bereikte resultaten. Die kleine groep supporters die als asociaal en gewelddadig kan worden omschreven, wordt volgens de minister efficiënter aangepakt met gerichte maatregelen, waarbij in hoofdzaak wordt gedacht aan een betere stewardwerking en een performant camerasysteem in de stadions. Verder moet via een aantal specifieke maatregelen in de eerste plaats ‘het voetbal opnieuw aan de echte supporters worden gegeven’. Deze maatregelen draaien in hoofdzaak rond het afschaffen of althans ernstig afbouwen van de identificatieplicht - die in het verleden via de fankaart werd gerealiseerd. Er kunnen drie situaties onderscheiden worden: voor (1) de aankoop van een abonnement blijft het voorleggen van een identiteitskaart zonder meer verplicht. Voor (2) de voorverkoop kan één persoon tot 50 tickets aankopen mits het voorleggen van de identiteitskaart. Dit houdt met andere woorden een aanzienlijke versoepeling in ten aanzien van het vroegere ‘één persoon, één ticket’ principe; de koper, of desgevallend de supportersclub die in de aankoop voorziet, is verantwoordelijk voor de tickets. Voor (3) de toegang op de dag van de wedstrijd tenslotte, kan men zonder zich te identificeren tot 4 tickets per persoon aanschaffen. Onder deze regeling is het met andere woorden opnieuw mogelijk om als ‘neutrale supporter’ op een wedstrijddag een match naar 58
keuze bij te wonen. Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael combineerde deze versoepeling van het ticketbeleid evenwel met een (verdere) responsabilisering van de organisatoren en supportersclubs. Met het verschijnen van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2005 waarin bovenstaande regeling werd opgenomen, werd met andere woorden de facto een einde gemaakt aan het bestaan van de fankaart als veiligheidssysteem. Alhoewel de kaart, aldus de minister, nog steeds een commerciële functie - een ‘voordeelkaart’ - zou kunnen hebben, lijkt ook dit aspect van het product nooit echt succesvol te zijn geweest.
3.1.2. De e-ID Bij het debat rond de afschaffing van de fankaart werd door de minister van Binnenlandse Zaken kort verwezen naar de elektronische identiteitskaart - de e-ID in wat volgt - als alternatief en veilig ticketsysteem voor de toekomst; alhoewel deze mogelijkheid als veiligheidssysteem tot op zekere hoogte allicht kampt met enkele met de fankaart vergelijkbare nadelen, kan het, naar ons aanvoelen, als registratiesysteem voor een toekomstig diversiteitsbeleid - wat uiteindelijk onze optiek in deze studie is - wel een meerwaarde bieden. De mogelijkheden die de e-ID biedt als een systeem om diversiteit te registreren is op zich niet nieuw; binnen het Vlaams Parlement is relatief recent uitgebreid gedebatteerd over de mogelijkheden van een sociaaleconomisch monitoringsysteem voor de arbeidsmarkt op basis van nationale herkomst. Een dergelijke monitoring moet volgens Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke, ‘toelaten om de situatie op de arbeidsmarkt te objectiveren, teneinde het effect van beleidsopties inzake sociaalprofessionele integratie en ook de strijd tegen discriminatie te beoordelen, te evalueren en bij te sturen. Men zou kunnen stellen dat ook het gevoerde diversiteitsbeleid bij onze eerste klasse voetbalclubs, het onderwerp van dit onderzoek, gebaat kan zijn met een dergelijke sociaaleconomische monitoring op basis van nationale herkomst. De krijtlijnen van het debat binnen het Vlaams Parlement zijn met andere woorden ook hier zeer relevant, en verdienen om die reden aandacht. In een vraag om uitleg in de commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie (7 juni 2007) antwoordt minister Frank Vandenbroucke dat een dergelijke sociaaleconomische monitoring op basis van nationale herkomst aan vijf premissen dient te voldoen; het moet (1) gebaseerd zijn op objectieve gegevens, en (2) de anonimiteit van de betrokkenen waarborgen; er kan (3) enkel op geaggregeerde wijze over worden gerapporteerd, met uitsluitend een (4) statistische finaliteit. En ze dient tenslotte (5) te vertrekken van bestaande administratieve databanken. Vandenbroucke ziet toepassingsgebieden op macro- en microniveau, waarbij het eerste slaat op een federale, regionale of lokale toepassing van de methode, en het laatste een toepassing betreft op het niveau van organisaties, ondernemingen,… Het vertrekpunt van het monitoringsysteem of de basis van de methode is de e-ID en meer bepaald de toegang die men zo kan verkrijgen tot het Rijksregister. Eerder werd reeds in 59
onderzoek de piste van het Rijksregister benut om inzicht te bekomen in de vertegenwoordiging van mensen met een vreemde afkomst op de arbeidsmarkt (Verhoeven & Martens, 2000; VDAB, 2008). Het Rijksregister bevat immers diverse variabelen die de herkomst van mensen op een relatief betrouwbare manier in beeld brengt; zo kan men de historiek van de nationaliteit van het individu - huidige nationaliteit en vroegere nationaliteit(en) -, het geboorteland, de datum van de eerste inschrijving in het Rijksregister bij benadering ook de immigratiedatum -, het geboorteland van de ouders van het individu, en de nationaliteitshistoriek van de ouders van het individu in het Rijksregister terugvinden 3 . “Door een ontsluiting van het Rijksregister met de bevolkingsregisters kan via de Kruispuntbank de historiek van nationaliteiten en de koppeling van deze individuele gegevens met die van de ouders gevormd worden”. Het is de koppeling van de herkomst van het individu en diens ouders - nationaliteiten en geboorteplaats - die vorm geeft aan de nationaliteitsherkomst of afstamming van een individu. Het systeem zoals hier beschreven laat bovendien toe om de herkomst in te delen in ‘landengroepen’; men zou een onderscheid kunnen maken tussen de EU10, EU15, EU25, Maghreb landen, Sub-Sahara landen, ZuidAmerika,… In het huidige Vlaamse debat met betrekking tot het meten van diversiteit op de arbeidsmarkt bestaat er, aldus de minister, een consensus om individuen met een nationaliteit of herkomst buiten de EU15 als allochtoon te benoemen 4 . In essentie zou dit uiteraard ook kunnen middels een fankaart, mits het opnemen van het Rijksregisternummer op de kaart; de elektronische identiteitskaart heeft uiteraard het voordeel dat men de kaart reeds heeft, dat men steeds wordt geacht in het bezet van zijn of haar identiteitskaart te zijn en dat bovendien één kaart verschillende – en in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid toenemende – applicaties en toepassingen combineert. Het toepassingsgebied zoals hier wordt voorgesteld zou in principe ook verder kunnen worden uitgebreid naar de Kids-ID en de elektronische vreemdelingenkaart. Hoewel een dergelijk monitoringsysteem ongetwijfeld de meest volledige piste binnen de beschikbare administratieve databanken vormt – en bijvoorbeeld een systeem op basis van naamherkenning in de schaduw plaatst – is het uiteraard geenszins honderd procent waterdicht. Om te beginnen bestaat het Rijksregister pas sedert 1980; individuen die voor die datum Belg zijn geworden, zullen met andere woorden allicht als ‘Belg door geboorte’ worden beschouwd. Ook heeft men ook geen informatie – historiek van de nationaliteit – van personen die zijn overleden of het land hebben verlaten voor de oprichting van het Rijksregister. Verder laat het systeem niet toe verder terug te gaan dan de ouders van het individu in kwestie; afstamming uit de derde generatie valt bijgevolg niet te achterhalen, al kan men aannemen dat dit in de toekomst wel mogelijk zal zijn. We kunnen hierbij ook de kanttekening maken of dit in se wel noodzakelijk is. 3.2.
Naar een evidence based diversiteitsbeleid
3
Deze variabelen zijn, aldus de minister, niet allemaal standaard beschikbaar; zo valt ‘afstamming’ onder de bevoegdheid van de gemeenten en is een conventie tussen gemeenten en Rijksregister nodig waardoor deze gegevens gekoppeld kunnen worden. 4 Onder de EU15 vallen: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. 60
Bij de ontwikkeling en testfase van het hierboven voorgestelde socio-economische monitoringsysteem werd niet alleen het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding nauw betrokken. Het ontwerpverslag van de monitoring op basis van nationale herkomst, teneinde de discriminatie op de arbeidsmarkt beter te kunnen bestrijden, werd door de Interministeriële Conferentie Werkgelegenheid ook aan de Commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) ter advies voorgelegd 5 . Dit advies is duidelijk wat betreft het nut en de noodzaak van een dergelijk systeem: “voor de commissie Diversiteit is een degelijke monitoring van kansengroepen een noodzaak voor een performant beleid inzake evenredige arbeidsdeelname en diversiteit” (SERV, 2007:3). Deze stelling is een bevestiging van eerdere door de SERV uitgesproken adviezen. Net zoals de evaluatie van de arbeidsmarktpositie van kansengroepen niet mogelijk is zonder een gedegen monitoring, aldus de Commissie Diversiteit, lijkt het ons evenmin mogelijk het diversiteitsbeleid van onze voetbalclubs te evalueren wanneer hier niet op één of andere manier cijfermatig uitdrukking aan wordt gegeven. Alhoewel een goed monitoringsysteem noodzakelijk is voor een performant diversiteitsbeleid, mag het nooit een doel op zich zijn; “het is slechts een middel ter ondersteuning, evaluatie en bijsturing van het beleid met het oog op het realiseren van evenredige arbeidsdeelname en gelijke behandeling van personen uit kansengroepen” (SERV, 2007:5). Verder was voor de Commissie nog van belang dat er een juiste invulling wordt gegeven aan de monitoring. Immers, “monitoring verschilt van labeling. Het is dan ook noodzakelijk dat het concept ‘allochtoon’ (…) een construct is dat slechts op het moment van meting ontstaat” (SERV, 2007:5). Afsluitend kunnen we stellen dat de elektronische identiteitskaart in de toekomst een rol van betekenis zou kunnen spelen in de ontwikkeling en evaluatie van een doorgedreven diversiteitsbeleid bij de eerste klasse voetbalclubs. Een doordacht en hierop aangepast ticketbeleid kan in dat opzicht een onderdeel worden van een brede commerciële strategie gericht op klantvriendelijkheid en het promoten van diversiteit. Deze positieve invulling leunt bovendien ook dichter aan bij de basisfilosofie ‘Voetbal, een feest’. Dat een dergelijke registratie of monitoring van kansengroepen via een performant ticketbeleid ook op latente wijze als veiligheidssysteem dienst kan doen, is, de geschiedenis van de fankaart indachtig, allicht meer dan mooi meegenomen. Om al die redenen is het, naar ons aanvoelen, te overwegen om het interne debat rond het gebruik en de toepassing van de e-ID in het kader van het voetbalgebeuren (terug) nieuw leven in te blazen, en de mogelijkheden, en beperkingen, in het licht van de hier geformuleerde nieuwe inzichten, opnieuw in de weegschaal te leggen. De registratie zelf kan gebeuren op basis van dezelfde sjablonen als nu in het rapport werden gepresenteerd. Op basis van de gegevens verzameld via de e-ID, zouden gelijkaardige fiches kunnen worden opgemaakt. De gegevens zou men moeten kunnen overbrengen naar excel. In excel kan men gemakkelijk de geboortedatum rangschikken en op basis van het rijksregisternummer het geslacht bepalen (is het laatste cijfer even, dan 5
http://www.serv.be/uitgaven/1133.pdf 61
gaat het om een man, is het laatste cijfer oneven, dan gaat het om een vrouw. De e-ID zal er voor zorgen dat de gegevens juist zijn en ook op een efficiëntere manier kan gescreend worden op nationaliteit of afkomst. Het nadeel aan deze methode is dat het niet toelaat een monitoring te doen van personen met een functiebeperking. Hiervoor zal men nog steeds beroep moeten doen op de goodwill van de clubs en de gegevens verzamelen op basis van de ticketverkoop. Wel wordt er vanuit de overheid aan gedacht om in de toekomst via de e-ID en kruispuntenbank te achterhalen of iemand een dossier heeft bij VAPH. Dit dient echter nog verder te worden geëxploreerd (SERV, 2007).
4. B E S L U I T Er is een zekere diversiteit aanwezig in het personeelsbestand van de verschillende eerste klasse clubs. In het vaste personeelsbestand vinden we procentueel gezien minder diversiteit terug dan in het vrijwilligersbestand. Binnen de gehele eerste klasse zijn de verschillende leeftijdscategorieën vertegenwoordigd, stellen we vast dat er ook vrouwen in de werking worden betrokken en zien we dat in de meeste clubs die zich in een multiculturele omgeving bevinden, ook allochtonen aangeworven zijn. Het tewerkstellen van personen met een functiebeperking is een pijnpunt. De gegevens over de supporters dienen genuanceerd te worden gelezen. Hier zien we dat voetbalstadions hoofdzakelijk worden bevolkt door mannen. In beperkte mate vinden we ook vrouwen, jongeren en ouderen terug. Het aantal personen van allochtone afkomst en het aantal personen met een functiebeperking is verwaarloosbaar. Via een nieuwe registratiemethode, wenst men tenslotte te komen tot een betere gegevensverzameling waarop doelgroepgerichte acties kunnen worden afgestemd.
62
DEEL III: STUDIE NAAR HET GEVOERDE DIVERSITEIT- EN GELIJKEKANSENBELEID BINNEN DE VERSCHILLENDE CLUBS 1. DIVERSITEITSBELEID IN DE BELGISCHE EERSTE KLASSE EN DE KBVB: EEN STAND VAN ZAKEN In dit hoofdstuk wordt thematisch een overzicht gegeven van het momenteel gevoerde diversiteitsbeleid binnen de eerste klasse clubs en de KBVB. De resultaten zijn afkomstig uit de verschillende interviews die werden afgenomen met clubverantwoordelijken en de KBVB. Het gaat om een exploratie en analyse van wat er momenteel aanwezig is. De kritische kijk en de aanbevelingen voor een beter beleid, volgen in een latere fase. We willen de lezer er op attenderen dat dit hoofdstuk heel wat sociaal wenselijke antwoorden bevat en dit hoofdstuk met de nodige nuance dient gelezen te worden.
1.1.
Aanwezigheid van een diversiteitsbeleid voor het personeel
Zoals reeds vermeld dient men volgens de administratie werkgelegenheid van de Vlaamse regering, indien men een diversiteitsbeleid wil doorvoeren, aan volgende cruciale randvoorwaarden te voldoen: een rechtstreekse link met de organisatiedoelstellingen, missie en waarden als leidraad, het creëren van een draagvlak, aandacht voor hoe diverse personen aan te trekken en te binden, een cultuur van respect ontwikkelen, bewust omgaan met de dynamiek van participatie, flexibele afspraken maken, relationele leidinggevende vaardigheden, en coachen, opleiding over ‘het andere’ verzorgen, en openstaan voor samenwerking met externe partners (Janssens, 2002). De aanwezigheid van deze factoren bepaalt in hoeverre de clubs openstaan voor diversiteit in hun beleid. We zullen op basis van deze tien cruciale randvoorwaarden de situatie in de Belgische eerste klasse analyseren.
1.1.1. Organisatiedoelstellingen: een rechtstreekse koppeling met diversiteit Een eerste belangrijke manier om diversiteit in te kaderen in de organisatie, is er voor te zorgen dat er een rechtstreekse link bestaat tussen diversiteit en de organisatiedoelstellingen (Janssens, 2002). Vaak bestaat het gevaar dat men zich beperkt tot een analyse van het aantal verschillende doelgroepen aanwezig in de staf of personeelsbestand en zich beperkt tot het bijhouden van deze quota’s. Een diversiteitsbeleid dient echter verder te gaan en ook aanwezig te zijn op andere niveaus binnen de organisatie. Tijdens de interviews merkten we op dat de clubs in eerste instantie makkelijk sociaal wenselijk antwoorden en globaal stelden dat het promoten van diversiteit tot hun 63
organisatiedoelstelling behoorde. Om na te gaan of het ook effectief zo was, hebben we gepeild of het doorvoeren van een diversiteitsbeleid werd opgenomen in de 7 significante waarden van de organisatie. Dit wordt meestal gemeten aan de hand van het 7S-model van Mc Kinsey (Janssens, 2002; Peters & Waterman, 1982). Men dient binnen een organisatie rekening te houden met de verschillende organisatieaspecten om de kwaliteit van een organisatie vast te leggen. Het gaat om shared values (bovenliggende doelstellingen), strategy (strategie), structure (structuur), staff (personeel), systems (systemen), skills (vaardigheden), en style (stijl) (Peters & Waterman, 1982). Binnen dit onderzoek werd nagegaan of er binnen deze 7 organisatie-aspecten ruimte is voor diversiteit.
Aanwezigheid van diversiteit in de bovenliggende doelstellingen Algemeen kunnen we stellen dat een aantal clubs een intentieverklaring of charter hebben ondertekend waaruit blijkt dat het bewerkstelligen van diversiteit rechtstreeks is opgenomen in de organisatiedoelstellingen van de club. Andere clubs melden dat het promoten van diversiteit niet als dusdanig zwart op wit op papier staat, maar dat het in se wel deel uitmaakt van de organisatiedoelstellingen van de club. Binnen de KBVB heeft men in samenwerking met het CGKR een sociaal charter opgesteld dat door de KBVB en alle ploegen in eerste nationale mee werd onderschreven. Dit charter is opgenomen in de organisatiedoelstellingen van de KBVB en dient ook als leidraad voor alle clubs. Het volgende wordt met het charter bewerkstelligd: 9 De KBVB promoot voetbal als middel om mensen - mannen en vrouwen - van alle culturen en kleuren samen te brengen en om aan een betere toekomst te bouwen. Voetbal is er voor iedereen. 9 De KBVB sluit niemand uit en verbiedt alle vormen van discriminatie op basis van geslacht, ras, nationaliteit, godsdienst en handicap. 9 De KBVB roept alle voetbalsupporters op tot het gebruik van positieve waarden: fairplay, passie en ambiance. 9 De KBVB ziet in voetbal een middel tot verbetering van het algemeen welzijn, verdraagzaamheid en sociale integratie. 9 De KBVB steunt het tienpuntenplan tegen racisme van de UEFA: Unite Against Racism! 9 De KBVB verleent zijn medewerking aan diverse hulpprogramma's op het gebied van welzijnszorg in België en internationale ontwikkelingssamenwerking. Naast het algemeen charter van de voetbalbond hebben AA Gent en KSV Roeselare een eigen ‘sociaal charter’ opgesteld waarbij men een sociaal engagement aangaat en als club een maatschappelijke opdracht vervult om racisme tegen te gaan en kansengroepen een kans te geven. In Roeselare is er daarenboven een MVO-charter (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen), waarbij letterlijk staat vermeld dat de club diversiteit zal creëren binnen haar werking.
64
Club Brugge heeft een intentieverklaring opgesteld waarin staat geschreven dat men zich blijvend distantieert van elke vorm van kwetsende, racistische en discriminerende uitlatingen, daden of spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden. Daarenboven wil Club met het project ‘Allemoale Thope’ op diverse domeinen zijn werking aanpassen ten behoeve van diverse doelgroepen. Sporting Lokeren meldt geen specifiek beleid te hebben, maar wel te werken aan een charter. KV Mechelen heeft net een vzw opgericht samen met Racing Mechelen en richt zich op het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Bij de oprichting van de vzw heeft men een intentieverklaring opgesteld waarin staat vermeld dat de club de kracht van het voetbal en de troeven van de clubs optimaal zal benutten ten bate van een samenleving waar niemand buiten spel staat. Standard Luik heeft aan de ingang van tribune 1 een grote pilaar waar de visie van de club staat neergeschreven. Binnen de club aanvaardt men geen racisme en staat men voor gelijke kansen voor iedereen. Volgend jaar zal er met subsidies van het Fair Play krediet, een tweede grote pilaar bijkomen waarop staat te lezen dat de club garant staat voor de integratie van verschillende culturen en neen zegt tegen extreem rechts. KVC Westerlo geeft in zijn missie aan in te staan voor diversiteit in de ruime zin van het woord. Men staat garant voor het promoten van voetbal als gezinsgebeuren en schenkt de nodige aandacht aan fair-play. Clubs zoals RSC Anderlecht, KRC Genk, Germinal Beerschot, FC Brussels, Sporting Charleroi, geven aan dat het promoten van diversiteit naar eigen zeggen een soort vanzelfsprekendheid is binnen de club. Deze clubs bevinden zich in grotere steden en worden onder meer dagelijks geconfronteerd met mensen van allochtone afkomst. Meestal zijn deze mensen reeds geïntegreerd in de directe omgeving of binnen de club. In dat opzicht, aldus deze clubs, werd er geen specifiek charter of verklaring uitgeschreven, net omdat het reeds een evidentie is om met verschillende mensen en culturen samen te werken. Wel hebben een aantal clubs een communitymanager in dienst die op structureel niveau het diversiteitsbeleid van de club uitwerkt. Men andere woorden, er wordt wel gewerkt aan diversiteit, maar het staat niet uitgeschreven in een charter. Kleinere clubs zoals Zulte Waregem, FC Dender, Sint-Truiden, Cercle Brugge, Excelsior Moeskroen en RAEC Bergen, geven aan geen specifiek charter of intentieverklaring voor handen te hebben ter promotie van diversiteit. Wel staat men garant voor een gelijke kansen beleid naar verschillende doelgroepen toe. Indien er zich mensen van een ander origine zouden aanbieden, zijn ze altijd welkom. De clubs geven echter aan hier niet veel mee geconfronteerd te worden, ten eerste omdat de club zich niet in een grootstad bevindt en ten tweede omdat er niet veel allochtonen in de buurt wonen. We mogen uiteraard niet vergeten dat het voeren van een diversiteitsbeleid verder gaat dan het aannemen van personen van een vreemd origine. Tijdens onze studie merkten we ook op dat deze clubs zich inzetten op sociaal vlak en acties op touw zetten om verschillende kansengroepen aan te trekken.
65
De KBVB tenslotte, heeft een arbeidsreglement dat stelt dat bij 2 gelijkwaardige kandidaten de jongste steeds wordt aangenomen. Daarnaast beschikt iedereen over gelijke kansen bij aanwerving, aangezien de sollicitatie altijd vooraf wordt gegaan aan een anoniem examen. Ook heeft men, zoals reeds vermeld, binnen de bond een sociaal charter opgesteld dat naar elke club werd overgemaakt. Men roept hierin op om binnen het voetbalgebeuren respect te tonen voor iedereen.
Aanwezigheid van diversiteit in de strategie van de club De strategie van een organisatie duidt op een actieplan en stipuleert in welke mate en op welke wijze de club zijn vooropgestelde doelstellingen tracht te bereiken (Janssens, 2002). Een aantal clubs zoals Lokeren en Anderlecht geven aan werk te maken van een charter waarin de club zal onderschrijven zich sociaal te engageren voor verschillende doelgroepen. Clubs die reeds een sociaal charter opstelden en zich tot doel stelden diversiteit te stimuleren, zoals Gent en Roeselare, werken hier ook aan via verschillende projecten (zie later). De andere clubs hebben geen specifieke strategie of actieplan opgesteld, ofwel omdat men het als een vanzelfsprekendheid ziet, ofwel omdat men er onvoldoende mee wordt geconfronteerd.
Aanwezigheid van diversiteit in de structuur van de club Wat het aspect ‘structuur’ betreft, kan men nagaan of er op structureel vlak plaats is gemaakt voor diversiteit zoals een ondersteunende functie en of een overleggroep die zich bezig houdt met activiteiten rond diversiteit (Janssens, 2002). In Gent, Roeselare, Germinal Beerschot, Club Brugge, Standard Luik, Charleroi en Genk is er een community manager aanwezig die als primaire taak het promoten van diversiteit binnen de ganse werking van de club heeft. Deze functie werd binnen de verschillende clubs gecreëerd binnen de filosofie van ‘Open Stadion’ en wordt in de meeste gevallen gesubsidieerd door de vzw Open Stadion. Naast het promoten van diversiteit staat de community manager in voor het opstarten en ondersteunen van diverse projecten. Een beschrijving van deze projecten en Open Stadion volgt later (zie 1.2.4. Acties om een divers publiek aan te trekken). Binnen de andere clubs is er geen specifieke ondersteunende functie of overleggroep aanwezig. Enkele clubs geven wel aan de intentie te hebben om iemand binnen een ondersteunende functie aan te werven, maar het niet doen wegens een gebrek aan financiële middelen. Steun van hoger af of subsidies voor iedereen zouden hier soelaas kunnen bieden.
66
Aanwezigheid van diversiteit in het personeel Het aspect personeel refereert naar de belangrijkste personeelscategorieën en gaat na of er voldoende diversiteit bestaat in kennis, ervaring, opleidingen, behoeften, leeftijdsopbouw, motivatie,...(Peters & Waterman, 1982) Aangezien er binnen de club zeer uiteenlopende functies te vervullen zijn, gaande van een beleidsfunctie, over een administratieve kracht naar een terreinverzorger, kunnen we stellen dat er in strikte zin voldoende diversiteit bestaat in het personeel. Op gebied van ervaring vinden we in de meeste clubs een mooi evenwicht terug. Daarnaast blijkt uit de verschillende tabellen (zie fase 1: diversiteit in het personeelsbestand) dat er diverse groepen vertegenwoordigd zijn in alle eerste klasse clubs.
Aanwezigheid van diversiteit in de systemen van de club De factor ‘systemen’ verwijst naar de vraag of systemen zoals het wervings- en selectiebeleid of het opleidingsbeleid aansluiten bij een divers personeelsbestand (Janssens, 2002). In de werving en selectie van de eerste klasse clubs wordt rekening gehouden met een gelijke kansen beleid. Alle clubs geven aan enkel te oordelen op het kunnen van de personen en geen onderscheid te maken op basis van een ander kenmerk. Iedereen die zich aandient, krijgt de kans zich te komen voorstellen. Tijdens de sollicitatieprocedures hoopt men vooral de beste persoon voor de desbetreffende functie te vinden. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen het vast personeelsbestand, werkzaam op secretariaat en onderhoud, en de vrijwilligers zoals stewards, personeel in de kantines en hostessen in de loges. In het vast personeelsbestand blijkt er een minder groot verloop te zijn en zijn er ook relatief weinig vacatures. In het vrijwilligersbestand moet men vaak veel moeite doen om mensen te vinden, waardoor er per definitie niemand wordt uitgesloten en er dan ook de facto een grote diversiteit merkbaar is. Op de vraag of er specifieke maatregelen worden genomen om een divers publiek aan te trekken, antwoorden bijna alle clubs negatief. Men geeft aan niet specifiek op zoek te gaan naar een divers publiek – toch niet voor wat het vast personeel betreft – maar indien personen uit kansengroepen zich aandienen zijn ze meer dan welkom. We mogen niet vergeten dat alle eerste klasse clubs voor wat betreft de stewards, het bevolken van kantines, het bevolken van loketten, het opvangen van mensen in de loges, zich in aanzienlijke mate beroepen op vrijwilligers. Vrijwilligers zijn zeldzaam, dus is het geen evidentie om hoge voorwaarden te stellen bij de aanwerving. Vaak zijn de clubs al blij om iemand te vinden die zich aandient. Sommige clubs geven in dat opzicht aan vaak positief te discrimineren en inspanningen te doen om allochtonen, laaggeschoolden, ouderen, personen met een handicap, vrouwen,.. deel te laten uitmaken van de stewardwerking. Anderzijds worden clubs ook soms geconfronteerd met personen die zich aandienen maar eigenlijk de functie niet naar behoren kunnen uitoefenen omdat ze wettelijk 67
niet voldoen aan de voorwaarden. Meestal worden deze mensen toch vaak opgenomen in het stewardbestand en krijgt men een andere taak toegewezen, zoals bijvoorbeeld soep ronddelen aan alle stewards tijdens de wedstrijden, ticketcontrole doen, na de wedstrijd mee helpen met het checken op beschadigde zitjes,.. Om de zoektocht naar vrijwilligers iets gemakkelijker te maken, heeft men in Dender en Bergen reeds contact gehad met het OCMW. Men hoopte via deze weg mensen aan te trekken voor de stewardwerking. Het doel was tweeledig, namelijk zelf mensen vinden en tegelijkertijd mensen inschakelen die het moeilijk hebben in de maatschappij om op die manier hun integratie te bevorderen. In Germinal Beerschot organiseert men in samenwerking met twee andere diensten van de stad Antwerpen een cursus tot evenementsteward. Hierbij kunnen de kandidaten later de keuze maken of men zal optreden als voetbalsteward of als fuifsteward. Wat het opleidingsbeleid betreft zien we dat iedereen de kans krijgt om zich bij te scholen. Zo goed als alle clubs hebben een aantal stewards laten intekenen op het bijscholingsprogramma georganiseerd door de voetbalbond rond het herkennen en detecteren van racistische spreekkoren en symbolen (zie later). Ook zijn er een aantal clubs die stewards de nieuwe module ‘omgaan met personen met een handicap’ laten volgen.
Aanwezigheid van diversiteit in de sleutelvaardigheden van de club Onder ‘sleutelvaardigheden’ worden al die eigenschappen en bekwaamheden verstaan die het personeel moet bezitten om het werk goed te verrichten (Janssens, 2002). In het geval van diversiteit kan dit betekenen dat er aandacht dient besteed te worden aan onderhandelen of constructief omgaan met verschillende perspectieven. Extra aandacht aan constructief omgaan met verschillende culturen, wordt er bijna zo goed als nooit besteed. In de opleiding ‘omgaan met diversiteit’ en ‘begeleiden van personen met een handicap’ voor stewards komt dit weliswaar aan bod, maar binnen de clubs zelf wordt er geen extra aandacht aan besteed. Vaak kregen we te horen dat omgaan met verschillende doelgroepen eigen is aan de job (dan denken we vooral aan mensen werkzaam op het secretariaat, loketbedienden, hostessen, stewards,…) en vanzelfsprekend moet behoren tot één van de vaardigheden van het personeel. Soms wordt er ook meertaligheid verwacht, maar dit is zeker niet overal een vereiste. In Charleroi gaat men een stap verder en ziet men het omgaan met diversiteit op een andere manier. Indien men zou merken dat een personeelslid, steward of andere vrijwilliger racistische uitlatingen maakt, wordt hij op staande voet ontslagen omdat de club vertrekt vanuit een multicultureel idee en zulk gedrag niet kan tolereren. Aanwezigheid van diversiteit in de stijl van de club
68
Het aspect stijl refereert naar de kenmerken van het gedrag van belangrijke leidinggevenden in de uitoefening van hun taak, maar ook naar de verwachtingen en opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen (Peters & Waterman, 1982). Het coachen van de leidinggevenden en de verwachtingen van de werknemers, wordt later besproken.
1.1.2. Missie en waarden als leidraad De missie en waarden van een organisatie zijn erg belangrijk om het diversiteitsbeleid te ondersteunen en richting te geven. Een formeel beleid rond diversiteit blijft een beleid op papier indien de dagelijkse manier van werken en de wijze waarop men met elkaar omgaat het formele beleid niet bevestigt. Deze dagelijkse activiteiten zijn ingebed in de – impliciet of expliciete – waarden van een organisatie, ook wel organisatiecultuur genoemd. Zo goed als alle clubs proberen hun sociaal engagement en hun openheid ten opzichte van diversiteit op verschillende manieren te uiten. Hierna volgt een overzicht per club. Het oude logo van KRC Genk bevatte de sterren van de Europese Gemeenschap, waarmee het aantoonde dat de club open staat voor alle nationaliteiten. De ligging van de club Genk brengt ook met zich mee dat het omgaan met diversiteit reeds ingebed is in de organisatiecultuur van de club. De omgeving en de stad zelf zijn een multiculturele omgeving daar de mijnstreek reeds lange tijd bevolkt is door Italiaanse en Turkse gemeenschappen. Deze gemeenschappen zijn grotendeels geïntegreerd in de Limburgse samenleving en dit uit zich ook tot op het niveau van de club. Diversiteit is volgens deze ploegen een normale zaak en wordt dan ook niet in vraag gesteld. Vanuit de eigenheid van de Brusselse situatie is het omgaan met diversiteit ook Brussels een automatisme. Indicatief hiervoor is de affiche ‘Beleef FC Brussels’ Brussel werd verspreid om FC Brussels te promoten. Ten eerste bevat het de Brusselse taal (abonne-toi ipv abonnez-vous) en ten tweede geeft de affiche een publiek weer: mannen, vrouwen, arbeiders, directeurs, spelers, allochtonen.
in FC die in volkse divers
In Gent werd zoals reeds besproken een Sociaal Charter opgesteld waar specifiek staat in vermeld dat het beheer van KAA Gent steunt op diverse waarden. Integriteit, transparantie, non-discriminatie, veiligheid, comfort en toekomstgericht denken zijn waarden die in de relatie met de verschillende geledingen van de club – bestuur, personeel, sportieve staf, spelers, sponsors én supporters – voorop staan. KAA Gent engageert zich er ook toe meer mensen bij de club te betrekken, in het bijzonder mensen voor wie er een drempel bestaat, zoals vrouwen, kinderen, mensen met een handicap, mensen met een andere etnischculturele achtergrond en sociaal minderbedeelden. Zoals reeds vermeld staat het beleid niet met een formeel uitgeschreven charter; het beleid moet ook in de praktijk zichtbaar worden. We zien dat KAA Gent zich dan ook formeel inzet via allerhande projecten en acties (zie later). In Roeselare is diversiteit opgenomen in verschillende charters: MVO, jeugdcharter,… Het is duidelijk een koers die men wil varen en dit zowel binnen het jeugdbestuur (apart beleid) als
69
binnen het hoofdbestuur. Ook wordt dit geuit via verschillende projecten, gefinancierd door de vzw Open Stadion (zie later). In Charleroi is er geen visie op papier neergeschreven, maar wordt diversiteit volgens de club als een vanzelfsprekendheid gezien. De community manager, de verschillende allochtonen en kansengroepen die werkzaam zijn binnen de club, zijn hiervan de uiting. Ook de verschillende sociale acties die werden opgezet, zoals bijvoorbeeld het voorzien van opvang voor daklozen, toont aan dat men zich lijkt in te zetten ter promotie van de diversiteit. Sporting Lokeren staat resoluut voor solidariteit en gelijkheid. Dit wordt, volgens de club, voornamelijk geuit op het veld. Sporting Lokeren is een smeltkroes van allerlei nationaliteiten waarbij iedereen gerespecteerd wordt. Dit respect en deze openheid tot diversiteit probeert men over te dragen naar de supporters toe. Het is geen opgelegde waarde, maar impliciet is het een uitgangspunt. Cercle Brugge heeft een ‘charter van de vereniging’ opgesteld waarbij men stelt dat de missie van Cercle eruit bestaat zich familiaal en Brugs op te stellen, hierbij de lokale middenstand te betrekken en zich vooral te richten op supporters uit de grote omgeving Brugge. Daarnaast vertrekt men vanuit het MVO en werkt men samen met verschillende organisaties zoals Kom op tegen Kanker en de Sleutel. Zo is er in Rijckevelde een Cercle bos geplant ter voordele van Kom op tegen Kanker. In Beerschot wordt diversiteit naar eigen zeggen als een vanzelfsprekendheid beschouwd. De diversiteit uit zich in de buurt en in de jeugdwerking. Ongeveer 50% van de jeugdspelers is van allochtone afkomst. Verder engageert de club zich via het project ‘Downtown’ tot het dichter bij elkaar brengen van club en wijk. Binnen de werking van de club, worden ook verschillende mensen van allochtone afkomst betrokken. In dat opzicht is het misschien ook symbolisch dat de community manager en tevens klankbord van deze campagnes zelf een zwarte huidskleur heeft. In Luik staat de missie van de club weergegeven op de grote pilaren aan tribune 1, waarbij staat vermeld dat de club staat voor gelijkheid en geen racisme duldt. Deze waarde en visie uit zich in alle geledingen van de club. Daarnaast zet de club zich ook in voor allerhande sociale projecten, wat ondersteund wordt door de community manager. De strategische visie van Sint-Truiden vertrekt vanuit het feit dat men een goed imago in de regio wenst te behouden. Hieruit volgt, aldus de club, dat men garant staat voor gelijkheid en diversiteit. Ook hier wordt dit geuit via verschillende sociale acties en samenwerkingen met scholen uit de regio. In Zulte-Waregem is gelijkheid en diversiteit niet expliciet opgenomen in de clubwaarden, maar staat men er wel voor open. Ook worden er via diverse sociale acties verschillende doelgroepen betrokken bij de club. Zo is er een jaarlijkse souper voor kansarmen, is er een samenwerking met instellingen voor personen met een handicap,…
70
In Mechelen meldt men dat er geen specifiek beleid is uitgeschreven. Het reglement inwendige orde concentreert zich enkel op veiligheid en organisatie, net omdat er zich volgens de club geen problemen voordoen wat racisme betreft. Via de net opgerichte ‘vzw Mechelse Hattrick’ engageert de club zich op sociaal vlak. FC Dender staat garant voor solidariteit en gelijkheid maar men heeft geen uitgeschreven beleidsverklaring. Aangezien de club nog maar net in eerste klasse speelt en voor 99% op vrijwilligers draait, is het volgens de club niet evident om veel aandacht te besteden aan sociale acties en uitingen van diversiteit. In Moeskroen is er geen uitgeschreven intentieverklaring maar is diversiteit volgens de club een evidentie juist omdat het voortkomt uit het sportieve. De spelers en trainersstaf zijn een mix van verschillende nationaliteiten, dus staat de club zelf ook voor deze waarden naar zijn supporters en klanten toe. In Bergen is niets op papier vastgelegd, maar in principe is iedereen welkom in de club en staat de club voor solidariteit en gelijkheid. Met de ‘respect’ campagne zet de club zich in om iedereen aan te sporen respect te tonen voor iedereen op en rond het veld (zie later). Club Brugge heeft een intentieverklaring ondertekend waarin wordt gesteld dat de club zich distantieert van alle racistische uitlatingen en zich via het community werk ertoe verbindt in te staan voor het organiseren van verschillende projecten ten behoeve van verschillende doelgroepen. Anderlecht maakt werk van een supporterscharter. Hiermee wil de club zich engageren om afspraken te maken met de supporters over de thuis- en uitwedstrijden; zal men het reglement van inwendige orde nogmaals uitleggen en worden er richtlijnen en gedragscodes uitgeschreven over hoe de club staat tegenover racistische en kwetsende spreekkoren. Daasnaast stelt de club dat diversiteit de facto een onderdeel is van het clubgebeuren aangezien de club zich in de hoofdstad bevindt en mensen aantrekt van over heel België. KVC Westerlo heeft als missie open te staan voor diversiteit en fair play . Dit wordt geuit door zichzelf te promoten als een familieclub en het goed gedrag van de supporters te stimuleren en belonen. De missie zelf werd omschreven op de website van de club. Daarnaast staat de club ook open om samen te werken met verschillende lokale instanties. De KBVB tenslotte, heeft twee missies: het promoten van het voetbal in België en de kwaliteit van de competitie verzorgen. Om hieraan tegemoet te komen wil men zorgen dat er ‘respect is voor elkaar’. Er is een sociaal charter opgemaakt, zowel intern als naar alle clubs toe, waarin wordt gevraagd om niet te discrimineren. Belangrijk om weten is dat het de eerste bond is in Europa die een dergelijk charter heeft opgesteld. Daarnaast staat de fairplay centraal. Het niet naleven van deze regels wordt hoe dan ook gesanctioneerd door het opleggen van disciplinaire boetes.
71
1.1.3. Draagvlak creëren Een diversiteitsbeleid vraagt onvermijdelijk om het creëren van een draagvlak en het continu verzorgen hiervan. Andere werknemers in de organisatie toelaten én hen waarderen kan immers onzekerheid en angst bij bepaalde groepen mensen teweeg brengen: angst voor het verlies van de eigen functie, angst voor het verlies van prestige en verworven rechten, angst voor andere waarden en normen. Ondanks, of misschien omwille van, deze angst is het cruciaal om de betrokkenheid van de verschillende partijen in een organisatie te verkrijgen. Een diversiteitsbeleid is niet alleen de verantwoordelijkheid van de zogenaamde diversiteitsmanager maar vraagt om een gedeeld eigenaarschap (Janssens, 2002). Zoals reeds beschreven zijn er een aantal clubs die over een community manager beschikken, die instaat voor het promoten van de sociale kant van het voetbal. Daarnaast zien we ook dat soms de voorzitter van een club een uitgesproken standpunt inneemt en op die manier een draagvlak voor diversiteit wil creëren. In wat nu volgt beschrijven we de specifieke acties die sommige clubs hebben ondernomen om werknemers aan te sporen om mee te werken aan een globaal diversiteitsbeleid. Moeskroen voorziet in een opleiding rond omgaan met diversiteit voor de stewards. Men heeft dit beslist omdat men tot de conclusie kwam dat omgaan met een divers publiek niet altijd een evidentie is voor sommige stewards. Het sociaal charter van KAA Gent is een aansporing voor elke werknemer om aan diversiteit mee te werken. Om iedereen op de hoogte te brengen is het verschenen in het clubblad. Het is de bedoeling dat de mensen werkzaam op de club zich spontaan scharen achter deze ideeën. In Roeselare is er naar eigen zeggen een relatief groot draagvlak, al stuit men jammerlijk ook wel eens op wat weerstand. Sommige mensen uit het bestuur zijn ervan overtuigd dat de geleverde inspanningen niet steeds noodzakelijk zijn in Roeselare, omdat er slechts weinig allochtonen wonen in de regio en ook niet heel veel personen met een handicap naar de wedstrijden komen. Wel is het merendeel van de club ervan overtuigd dat de club deel uitmaakt van zijn omgeving en mee een opvoedende taak heeft naar de jongeren uit de buurt, dus zowel in de jeugdwerking als naar de supporters toe. In Lokeren is er een minieme aansporing aanwezig. De twee mensen die er tewerkgesteld zijn via art. 60 (beiden afkomstig uit Servië) werden door het bestuur aan iedereen voorgesteld, waarbij hun situatie werd uitgelegd en werd gevraagd om hiervoor begrip op te brengen. Club Brugge spoort alle stewards aan om extra aandacht te besteden aan het opsporen van racistische spreekkoren. Dit uit zich in de extra briefings. Ook de busbegeleiders worden aangespoord om op te treden tegen verbaal geweld en krijgen zelfs een extra opleiding om op een gepaste wijze te reageren. Daarnaast wordt iedereen geacht zich achter de intentieverklaring te scharen. 72
In Dender worden de stewards extra aangestuurd om open te staan voor iedereen en elke vorm van diversiteit in het publiek te respecteren. Zulte-Waregem spoort zijn spelers aan om mee te werken aan de sociale activiteiten van de club. Zo bezoeken ze jaarlijks een aantal patiënten in het ziekenhuis, is er een jaarlijkse diner voor kansarmen in samenwerking met het OCMW waar de spelers een handje komen toesteken en is er een Sinterklaasfeest voor kansarmen waar spelers ook langskomen. Uiteraard wordt ook het ander personeel geëngageerd om mee te werken aan dit sociaal draagvlak van de club. De spelers van Cercle Brugge worden aangespoord om 2 uur per maand aan MVO te doen. Elke week selecteert de vereniging twee spelers om te gaan voetballen met jongeren uit de Sleutel (afkickcentrum voor drugsverslaafden). Dit project loopt in samenwerking met de stad Brugge. Ook STVV betrekt zijn spelers in de sociale werking en engageert hen voor een jaarlijks bezoek aan een instelling, hospitaal of psychiatrisch centrum. Germinal Beerschot meldt dat de community manager de dragende kracht is binnen de club en men verschillende mensen heeft aangespoord om open te staan voor iedereen en de gemeenschap op en rond het Kiel. Westerlo heeft een aantal personen met een handicap in dienst via de vzw Open Stadion. Het gaat om een samenwerking met een school voor mentale gehandicapten uit de regio die komen bijklussen in en rond het stadion. Het personeel van de club wordt op een actieve manier aangespoord om deze mensen te ondersteunen en te begeleiden met hun taakuitvoering. FC Brussel, RSC Anderlecht, RAEC Bergen, KRC Genk, KV Mechelen, Standard Luik, Cercle Brugge en Charleroi melden dat een expliciete aansporing niet nodig is. De werknemers staan, aldus deze clubs, spontaan open voor iedereen. Het maakt deel uit van de functie die men vervult. Zowel stewards, mensen op het secretariaat als andere personen komen met verschillende mensen in contact en dienen deze ook te respecteren. Binnen de KBVB gebruikt met het sociaal charter als draagvlak. Alle jeugdtrainers worden ertoe verbonden dit charter te ondertekenen. Het is de bedoeling dat niet enkel de jeugdtrainers maar elk personeelslid zich achter dit charter schaart. De voorzitter is zeer begaan met de sociale kant van het voetbal en geeft het personeel heel wat ondersteuning. Hij probeert een zo breed mogelijk draagvlak te creëren en voetbal toegankelijk te maken voor iedereen.
1.1.4. Diverse doelgroepen aantrekken en binden
73
Een basisvoorwaarde om een divers personeelsbestand te realiseren ligt in eerste instantie bij de acties inzake instroom waardoor diversiteit in een organisatie mogelijk of onmogelijk wordt gemaakt. Vaak wordt het voorzien van een lage instapdrempel aanzien als een belangrijke stap in deze richting (Janssens, 2002). Zo goed als alle clubs melden dat de selectievoorwaarden niet worden aangepast om een specifieke doelgroep te betrekken in de vaste betrekkingen van de club. De administratieve functies zoals onthaal- en secretariaatsmedewerkers, boekhouders worden ingevuld door de persoon die als meest geschikt uit de selectie komt. Voor wat de stewardwerking betreft, staan de clubs wel open voor verschillende doelgroepen. De clubs hanteren bij hun selectie een lage instapdrempel. Meestal volstaat het voor de kandidaten om te voldoen aan de wettelijke voorwaarden. Na aanwerving zullen de kandidaat-stewards de verplichte cursus volgen. Alle clubs geven ook aan, in de mate van het mogelijke, open te staan om verschillende doelgroepen in hun werking te betrekken. Meerdere clubs zeggen inspanningen te doen om personen met een beperking in de werking te betrekken. KVC Westerlo en KRC Genk gingen in dat opzicht nog een stap verder door de infrastructuur aan te passen om personen met een beperking tewerk te kunnen stellen. Andere clubs melden dit pas te doen mocht er effectief iemand in dienst komen met een fysieke handicap. Men gaf wel aan dat, mits het doorvoeren van enige aanpassingen, mensen met een fysieke handicap gemakkelijker in dienst te nemen zijn dan personen met een mentale beperking. Mensen met een mentale handicap zijn volgens sommige clubs moeilijker inzetbaar. Ook geven sommige clubs aan (Cercle, Dender) graag personen met een beperking in de werking te betrekken, maar dit momenteel nog niet kunnen doen wegens een gebrek aan middelen en vooral ook een gebrek aan adequate begeleiding. Voorts merken we op dat er reeds heel wat inspanningen zijn geleverd om mensen aan te trekken met een specifiek statuut, hetzij in vast verband, hetzij in tijdelijk verband of als vrijwilliger. In wat nu volgt geven we een overzicht van de verschillende statuten die voorkomen in de Belgische eerste klasse.
o
Startbanenproject
De FOD Binnenlandse Zaken stelt voor elke eerste en twee klasse club budget ter beschikking voor de aanwerving van een Startbaner ter bevordering van de veiligheid. Clubs konden hierop intekenen door een gemotiveerd dossier in te dienen binnen de FOD. Een startbaanovereenkomst heeft als doel jongeren en schoolverlaters aan een job te helpen. Werkzoekenden jonger dan 26 die ingeschreven zijn bij de VDAB, FOREM of BDGA kunnen een startbaankaart aanvragen bij de RVA. De werkgever kan dit ook voor hen doen. Een startbaanovereenkomst heeft een aantal mooie voordelen voor de werkgever. In Gent, Genk, Luik, Westerlo, Anderlecht, Club Brugge, Moeskroen werd een dossier opgemaakt en werden via dit project een aantal schoolverlaters aangeworven. 74
o
Activa-statuut en PWA-statuut
Activa is een tewerkstellingsprogramma waarbij men gesubsidieerd wordt door de overheid indien men mensen aanneemt die over het Activa-statuut beschikken, wat betekent dat men meer dan 2 jaar werkloos is of meer dan zes maanden indien men ouder is dan 45 jaar. Het PWA-statuut is eigenlijk de voorloper van het Activa-statuut en is langzamerhand aan het uitdoven of wordt vervangen door Activa. De werknemers dienen aan dezelfde voorwaarden te voldoen. STVV en Standard Luik hebben elk twee mensen aangenomen met een Activa-statuut. In Waregem worden voor het onderhoud enkele mensen ingeschakeld met een PWA statuut.
o
Statuut WIPH
In Bergen, Luik, Charleroi en Moeskroen worden een aantal mensen tewerkgesteld met een WIPH statuut. Deze personen hebben een attest van het WIPH – wat hun invaliditeit aantoont – en worden gefinancierd door het WIPH (Agence Wallonne pour l’ Intégration de Personnes Handicapées).
o
Art. 60 OCMW
In Bergen, Mechelen, Charleroi, Roeselare en Lokeren zijn er mensen tewerkgesteld via het art. 60 van het OCMW. Art.60 van het OCMW laat uitkeringsgerechtigden toe arbeid te verrichten zodat men voldoende arbeidsdagen kan bewijzen en later recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Tevens zorgt dit voor een zekere integratie in de maatschappij en geeft het mensen die langdurig geen arbeid verrichtten een extra duwtje in de rug om de draad weer op te nemen en terug gewoon te geraken aan het arbeidsritme. o
Brugprojecten Deeltijds Onderwijs
In Gent, Genk en Roeselare worden jongeren uit het deeltijds onderwijs ingeschakeld. Het gaat om een werkervaringsproject waarbij de jongeren 20 uur per week tewerkgesteld worden op de club en worden begeleid.
o
Wet op brugpensioen
De voetbalbond hanteert de wet op het brugpensioen. Werknemers die met brugpensioen gaan, worden enkel vervangen door langdurig werklozen.
75
o
Onderhoud stadion: verschillende mogelijkheden…
In Genk schakelt men voor het onderhoud van het stadion, jongeren met een licht mentale handicap in. Dit project loopt in samenwerking met verschillende instellingen uit de omgeving. De jongeren hebben een zinvolle dagbesteding, leren iets bij en mogen nadien gratis een wedstrijd bijwonen. Zulte-Waregem werkt men samen met de vzw Velo’s. Mensen die moeilijk aan werk geraken worden ingeschakeld voor het onderhoud in het stadion. Dit alles verloopt in samenwerking met de stad, aangezien het stadion eigendom is van de stad. Germinal Beerschot heeft drie sociale tewerkstellingsprojecten geëngageerd voor het onderhoud. Via Bouwerij ‘Levante’ werden de renovatiewerken in en rond het stadion uitgevoerd. Binnen deze organisatie zijn voornamelijk allochtonen uit de buurt tewerkgesteld. In samenwerking met het Werkforum werden alle binnenwerken en decoratiewerken verzorgd. Deze dienst heeft voornamelijk langdurig werklozen in dienst. De vzw Tornados zorgt iedere week voor het onderhoud van het stadion. Ook hier zijn voornamelijk allochtonen werkzaam. Anderlecht heeft verschillende contracten met interim-kantoren. De personen die instaan voor het onderhoud, dus zowel binnen het stadion als het jeugdcomplex, worden gerekruteerd via interim-kantoren. Op die manier worden er verschillende mensen bij de club betrokken.
o
Voorzien in een zinvolle dagbesteding voor personen met een handicap
Sint-Truiden schakelt momenteel een persoon in die woonachtig is in een psychiatrisch centrum. Deze persoon helpt een paar dagen in de week mee. Op deze manier kan hij komen tot een zinvolle dagbesteding en wordt een integratie in de maatschappij vergemakkelijkt. Ook Roeselare liet weten open te staan voor het engageren van personen met een handicap op zoek naar een zinvolle dagbesteding. In Westerlo werkt men eveneens samen met een instelling voor mentaal gehandicapten. Deze jongeren helpen mee in het onderhoud van de club.
o
Werkstraffen
Club Brugge en Roeselare staan open om mensen in te schakelen die een werkstraf dienen uit te voeren. Momenteel staat dit project nog in de kinderschoenen, en is men bezig met de praktische uitvoering ervan. 1.1.5. Cultuur van respect Een diversiteitsbeleid als het erkennen en waarderen van verschillen betekent dat de manier waarop de diverse medewerkers met elkaar omgaan, getuigt van respect voor
76
omgangsvormen, blijk geeft van een aanvoelen van elkaar en leidt tot het niet veroordelen van gedragingen die anders zijn dan de eigen gedragingen (Janssens, 2002). Alle clubs geven aan respect te hebben voor de eigenheid van iedereen. Vrouwen, ouderen, personen met een handicap, laaggeschoolden en allochtonen worden opgenomen in de clubwerking. Naar laaggeschoolden toe proberen de clubs op een respectvolle manier de mensen te helpen integreren in de maatschappij. Een cultuur van respect voor verschillende culturen kan ook zijn zonder er effectief mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond tewerkgesteld zijn. Aangezien we in dit geval geen uitspraak kunnen doen over respect op de werkvloer zullen we enkel een uitspraak doen over clubs waar effectief allochtonen tewerk gesteld zijn. Het gaat om Anderlecht, Lokeren, Bergen, Genk, Brussel, Charleroi, Luik, Germinal Beerschot en de KBVB . De clubs geven aan dat er wederzijds respect tussen de culturen aanwezig is. In bovenstaande clubs wordt er vanuit gegaan dat dit spontaan gebeurt. Moeskroen heeft als grensgemeente een specifieke eigenheid. De club stelt zowel Vlamingen, Walen als Fransen tewerk waardoor er nood is aan respect voor ieders gewoonten en een afstemming tussen mensen met een verschillende achtergrond noodzakelijk is. In Lokeren is er iemand aangenomen via art. 60 OCMW om het onderhoud te doen. Deze werknemer beschikt over een universitair diploma. Om respect te tonen en zijn kwaliteiten ten volle te benutten, wordt deze werknemer ook ingeschakeld om af en toe eens administratief werk te doen. Soms mag hij ook meewerken in de veiligheid; wederzijds respect wordt, aldus de club, op deze manier gecreëerd. In Brussels is er eveneens respect voor verschillende culturen. Zo wordt er in de jeugdreeksen rekening gehouden met de eetpatronen of culturen van de spelers. Bij het maken van het lunchpakket wordt, zorgt men dat er geen varkensvlees aanwezig is. Tot slot melden alle clubs de geloofsovertuiging van hun spelers te respecteren. In elke club wordt tijdens de ramadan het trainingsschema aangepast en speciale maaltijden aangeboden. Op de vraag of er ook reeds specifieke aanpassingen gebeurd zijn binnen de club om het leven voor bepaalde doelgroepen beter te maken, is het antwoord vaak negatief. Aanpassingen voor werknemers met een handicap zijn bijna nergens uitgevoerd. Omdat men geen personen met een handicap in dienst heeft, zijn er op dit moment nog geen inspanningen geleverd. Enkel in Genk, Westerlo, Waregem en Lokeren zijn de kantoren toegankelijk voor rolstoelgebruikers. De andere clubs hebben geen aanpassingen doorgevoerd, maar zouden het wel doen indien er een rolstoelgebruiker werkzaam zou zijn binnen de club. STVV en Gent geven wel aan dit te voorzien in het nieuwe stadion. Binnen het bondsgebouw is alles aangepast. Er is een hellend vlak voorzien, zodat
77
rolstoelgebruikers gemakkelijk binnen kunnen. Ook de liften bezitten knoppen op een lagere hoogte. Ook voor blinden en slechtzienden zijn voorzieningen aanwezig. Het feit dat niet alle kantoren toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers, brengt met zich mee, dat bezoekers niet altijd de weg vinden naar het juiste kantoor. Hier kan binnen sommige clubs nog aan gewerkt worden.
1.1.6. Dynamiek van participatie Participatie van een divers personeelsbestand aan het organisatieproces brengt onvermijdelijk een zoektocht met zich mee naar de cruciale balans om zowel verschillen tot hun recht te laten komen als gelijkheid en cohesie na te streven (Janssens, 2002). Alle clubs geven aan dat er een gelijke behandeling is voor iedereen en er geen voorkeursbehandeling is voor een bepaalde groep. Iedereen krijgt dezelfde kansen. We zien wel dat sommige doelgroepen – zoals bijvoorbeeld mensen met een beperking – meer begeleiding nodig hebben, dan andere werknemers. Hierbij is het aan de club om het evenwicht te bewaren.
1.1.7. Flexibele afspraken maken Werken met een divers personeelsbestand betekent tevens dat men de idee van een uniforme, gestandaardiseerde organisatie moet verlaten. Een gestandaardiseerde manier van werken vertrekt immers van de veronderstelling dat uniformiteit en gelijkheid zowel de werkprocessen efficiënt doet verlopen alsook rechtvaardigheid voor de werknemers betekent. Maar complexere opdrachten voor een organisatie, alsook een divers personeelsbestand, doen vragen stellen bij de relevantie en houdbaarheid van standaardisering en gelijkheid (Janssens, 2002). Het is uiteraard niet altijd evident om op een flexibele manier afspraken te maken en rekening te houden met de eigenheid van iedereen. In sommige gevallen zal de club primeren. Zo brengt werken binnen een voetbalclub met zich mee dat men paraat dient te zijn op weekenddagen en avonden te werken, de clubwaarden dient te respecteren,… Het is om die reden dan ook niet vanzelfsprekend om verregaand rekening te houden met de eigenheid van de werknemers zelf. Men moet proberen hier een evenwicht in te vinden. Clubs met allochtonen in dienst geven aan open te staan voor de geloofsovertuiging van de werknemers. Zeker naar de spelers toe (zowel het eerste team als de jeugd) worden de trainingschema’s aangepast aan de ramadan. Ook administratief personeel kan de ramadan op een ongestoorde manier naleven. 1.1.8. Relationeel gericht coachen Een belangrijk aspect bij leidinggeven aan een diverse groep mensen is niet alleen taakgericht te werken maar ook relatiegericht te coachen. Meer in het bijzonder speelt de 78
functie van een ‘coach’ een doorslaggevende rol bij de tewerkstelling van mensen uit kansengroepen. Vaak hebben deze mensen een verminderd zelfvertrouwen, zijn ze communicatief discreter of vertonen ze ten gevolge van negatieve ervaringen een gekrenkt zelfbeeld. Alle clubs geven aan in te staan voor de begeleiding van mensen uit kansengroepen. Personen aangeworven met een speciaal statuut worden extra ondersteund. Germinal Beerschot ziet zijn verschillende projecten in dat opzicht als een springplank naar volwaardig en vast werk. Mensen die via de sociale tewerkstellingsprojecten worden tewerkgesteld en het goed doen, worden zelfs aangeboden bij andere firma’s, waar men dan vast aan de slag kan. Binnen de club blijft het meestal in tijdelijk verband. In Cercle Brugge heeft men reeds overwogen om mensen uit een kansengroep aan te nemen, bijvoorbeeld via artikel 60 OCMW of een persoon met een handicap. Men heeft het uiteindelijk niet gedaan omdat er een gebrek aan begeleiding zou zijn vanuit de vereniging zelf. Excelsior Moeskroen heeft een aantal mensen in dienst via de WIPH. Het tewerkstellen van deze mensen brengt een speciale coaching met zich mee. Hetzelfde geldt voor KRC Genk waar personen met een handicap instaan voor het onderhoud van het stadion. Ook in Westerlo helpen personen met een beperking mee en wordt iedereen aangespoord deze mensen waar nodig bij te staan tijdens de uitvoering van hun taken. Dit vergt met andere woorden ook van de omgeving een speciale coaching. Binnen de werking van Sporting Lokeren is er eveneens voldoende aandacht voor relationele coaching. De club gaf als voorbeeld dat er lange tijd iemand werkzaam was geweest die aan een depressie leed en van het bestuur en de top uit op veel begrip en steun kon rekenen, zelfs al leed het werk er onder. Verder merken we ook op dat zowel in Genk als Gent een speciale begeleiding noodzakelijk is en ook geboden wordt voor de personen die werken via het brugproject van het Deeltijd Onderwijs. Aangezien het om een soort stage gaat, moet er oog zijn voor zowel taakgerichte als emotionele coaching.
1.1.9. Interculturele opleiding Onder succesfactor 1 werd de aanwezigheid van een interculturele opleiding reeds besproken. Zo goed als alle clubs voorzien in de basisopleiding in een module ‘diversiteit’ voor de stewards en de meeste hebben ook een aantal stewards laten deelnemen aan het bijscholingsprogramma ‘omgaan met racistische spreekkoren’ georganiseerd door de KBVB. Daarnaast zijn er verschillende clubs die enkele stewards de opleiding ‘begeleiding van personen met een handicap’ laten volgen.
79
In Roeselare krijgen de jeugdtrainers een opleiding over ‘omgaan met allochtone jongeren op het veld’. Aangezien de jeugdreeksen meer en meer worden bevolkt worden door allochtone jongeren en dit in Roeselare een nieuw gegeven is, heeft de club besloten in deze training te voorzien. De opleidingen – behalve de basisopleidingen – worden binnen de KBVB georganiseerd. Vanuit de bond krijgen alle stewards een basisopleiding. In deze opleiding is het belangrijk dat men met verschillende personen leert omgaan. De bond zelf hecht hier veel belang aan. Iets meer specifiek is de module ‘omgaan met racistische spreekkoren’. Bepaalde stewards namen deel aan deze vorming en geven hun ervaringen door op het terrein. Hetzelfde geldt voor de cursus ‘begeleiden van personen met een beperking’.
1.1.10. De kracht van een netwerk Diversiteit maakt duidelijk dat elke organisatie in een complexe samenleving functioneert. Dit betekent dat samenwerking met externe partijen en netwerken opbouwen en onderhouden erg behulpzaam kan zijn omdat hierdoor andere invalshoeken zichtbaar worden en ervaringen kunnen worden gedeeld. Sommige clubs geven aan met andere organisaties of bedrijven samen te werken om diversiteit te bevorderen. Deze partnerships zijn erop gericht om mensen een kans te geven en om als club een sterkere positie in te nemen in de regio. De clubs die subsidies krijgen van het ‘Open Stadion Fonds’, zijnde Roeselare, AA Gent, KRC Genk, Standard Luik, Club Brugge, Germinal Beerschot, Charleroi geven aan via deze werking heel wat contacten te hebben met andere organisaties. We denken hierbij aan het OCMW, jeugdwelzijnswerk, jeugdhuizen, de stad zelf, migratiediensten,… Kortom via het communitywerk en de verschillende projecten die in dit kader worden opgestart, is er contact met het hele sociale netwerk uit de buurt. Ook in Mechelen waar een eigen open stadion fonds werd opgericht, is er in dit kader contact met het sociale weefsel van de stad Mechelen. Sporting Lokeren heeft eveneens contacten met het OCMW voor de tewerkstelling van de werknemers via art. 60. FC Brussels heeft goede contacten met de buurthuizen waar migrantenjongeren samenkomen. Men probeert de jongeren via deze contacten te betrekken bij de club. Alle Waalse clubs hebben contact met de WIPH. Via deze dienst worden enkele mensen tewerk gesteld. Anderlecht, STVV, Moeskroen, Charleroi, Westerlo en Genk werken ook samen met scholen uit de streek. Het gaat hierbij hetzij om een stagiair die meedraait op de administratie, hetzij over personen met een beperking die worden ingeschakeld.
80
Vervolgens kunnen we nog melden dat er op het Kiel (Germinal Beerschot) jaarlijks een jobbeurs wordt georganiseerd in samenwerking met de VDAB. Via deze weg wil men de mensen uit de buurt een lage drempel aanbieden om werk te zoeken. De voetbalbond en heel wat clubs hebben ook goede contacten met ‘Fans on wheels’. Binnen de bond zijn er ook goede contacten met ‘Intro’ en ‘Enter’, twee Vlaamse organisaties die instaan voor het verbeteren van de toegankelijkheid van rolstoelgebruikers op evenementen. Wedstrijden die plaatsvinden in het Koning Boudewijn stadion – Rode Duivels of bekerfinale – worden altijd opgevolgd door mensen van ‘Intro’ en ‘Enter’, zodat de toegankelijkheid voor personen met een beperking zeker verzekerd wordt. Daarnaast werkt men ook samen in kader van de opleiding ‘omgaan met personen met een beperking’. De KBVB doet voor de opleiding ‘omgaan met diversiteit’ beroep op het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. De opleiding wordt samen verzorgd en er is steeds een open dialoog bij het opstarten van verschillende campagnes.
1.1.11. Besluit In het personeelsbestand van de eerste klasse clubs en de KBVB is tot op zekere hoogte een vorm van diversiteit waar te nemen. Indien we vertrekken vanuit een brede definitie en ons niet beperken tot etnische afkomst zien we dat de meeste clubs zowel mannen als vrouwen in dienst hebben, alle leeftijdscategorieën vertegenwoordigd zijn en mensen met verschillende scholingsniveaus aangeworven zijn. Dit laatste is niet geheel onlogisch aangezien sommige taken zoals onderhoud en terreinverzorging geen diplomavereisten met zich meebrengen. Naast het vaste personeel draaien vele clubs op vrijwilligers. Vrijwilligerswerk speelt een grote rol in het voorbestaan van de eerste klasse clubs. De meeste clubs geven aan niet al te kieskeurig te zijn en het vrijwilligerswerk vooral te koesteren, waardoor er bijna als vanzelfsprekend een grote diversiteit merkbaar is in het vrijwilligersbestand. Alhoewel ook in het ruime personeelsbestand – dus zowel vast personeel als vrijwilligersbestand – een zekere mate van diversiteit merkbaar is, zien we dat er meestal geen expliciet uitgeschreven beleid voor handen is. We merken op dat de clubs die subsidies ontvangen via de vzw Open Stadion over heel wat middelen beschikken om personen uit kansengroepen een kans te geven, ofwel binnen de werking van de club, ofwel tijdelijk als opstap naar de maatschappij toe. Ook hebben zij een budget ter beschikking voor de aanstelling van een community manager, wat toch het klankbord van het gevoerde diversiteitsbeleid binnen de club is. Clubs die uit de boot gevallen zijn voor deze subsidies kunnen automatisch minder investeren in een beleid. Voorts merken we ook op dat het beleid afhankelijk is van de buurt. Clubs die zich bevinden in een buurt waar bijvoorbeeld relatief veel allochtonen wonen, zien een diversiteitsbeleid naar allochtonen toe als een evidentie. Andere clubs willen er wel in investeren, maar vinden
81
het vaak moeilijk omdat er weinig allochtonen in de buurt wonen en het voetbal toch een eerder lokale aangelegenheid is. Een diversiteitsbeleid naar andere doelgroepen toe en dan vooral naar laaggeschoolden en mensen die het moeilijk hebben in de maatschappij, is over het algemeen goed uitgewerkt. We merken op dat er heel wat clubs inspanningen doen om mensen via een bijzonder statuut aan te werven.
1.2.
Onthaal- en diversiteitsbeleid voor supporters
Naast het voeren van een diversiteitsbeleid voor het personeel, is het voor een voetbalclub eveneens van belang om open te staan voor een breed supporterspubliek. Op Europees vlak zien we steeds meer clubs uitgroeien tot maatschappelijk geëngageerde verenigingen. Voetbal roept vaak heel wat emoties op en zorgt ook voor verbondenheid. Net daarom kunnen clubs een maatschappelijke hefboom zijn voor in de eerste plaats de supporters, maar in tweede plaats ook de buurt of de stad waar het stadion gelegen is. Om dit te bereiken is het noodzakelijk het negatief imago – voetbal is gewelddadig of voetbalclubs zijn louter op winst uit – waar voetbal vaak mee geconnoteerd wordt, kwijt te geraken. Dit kan bewerkstelligd worden met de uitbouw van een goed onthaalbeleid voor de supporters en de opstart van projectmatig werk in de buurt. In wat volgt geven we een overzicht van de geleverde inspanningen van de Belgische clubs inzake onthaal- en diversiteitsbeleid naar de supporters en de buurt toe.
1.2.1. Toegangsprijzen Binnen de verschillende clubs uit de Belgische eerste klasse zijn er reducties voor uiteenlopende doelgroepen aanwezig. Men hoopt op deze manier bepaalde doelgroepen aan te trekken en te binden aan de club. Hieronder geven we een overzicht van de meest gangbare kortingen in de Belgische eerste klasse.
o
Jongerentarief
Jongeren krijgen korting in Anderlecht, Germinal Beerschot, Club Brugge, Cercle Brugge, Dender (tot 16 jaar), Lokeren, Genk, Gent, Roeselare, Mechelen, Moeskroen (tot 14 jaar), Brussels (tot 14 jaar slechts 5 euro), Charleroi (tot 16 jaar), Standard Luik, Sint-Truiden (tot 18 jaar), Zulte-Waregem, Westerlo en de KBVB. In Bergen krijgen jongeren onder de 12 een gratis toegangsticket voor de staanplaatsen en 50% voor een zitplaats.
82
De jeugdspelers van de clubs zelf, krijgen in de meeste gevallen een gratis abonnement in een speciaal voor hen voorzien vak.
o
Studententarief
Lokeren, Roeselare, Germinal Beerschot, Genk, Gent, Charleroi, Club Brugge, Cercle Brugge, Standard Luik, Sint-Truiden hebben een apart tarief voor studenten.
o
Seniorentarief (65+)
Er is geen speciaal tarief in Anderlecht, Westerlo, Moeskroen, FC Brussels, Club Brugge, Cercle Brugge, Dender, Sint-Truiden, Zulte-Waregem. Bergen, Roeselare, Charleroi, Gent, Lokeren (60+), en Standard Luik geven wel een speciale reductie voor senioren.
o
Personen met een handicap.
Bij de tariefbespreking is het moeilijk om te bepalen wat men onder een persoon met een handicap verstaat. Zo goed als alle clubs hebben aangepaste tarieven voor rolstoelgebruikers. Sommige clubs hebben een aangepast tarief voor personen die 60% invaliditeit kunnen aantonen. In wat volgt zullen we hoofdzakelijk de nadruk leggen op mensen met een fysieke beperking en meer in het bijzonder rolstoelgebruikers. Op KV Mechelen mogen de personen met een handicap gratis binnen indien men lid is van de supportersclub Yellow Red Army on Wheels. Op deze manier krijgt men ook gratis parking en is het stadion gemakkelijk bereikbaar. Moeskroen, Club Brugge, Standard Luik, Zulte-Waregem, en Gent voorzien een korting voor personen met een handicap. Charleroi, Bergen, Brussels, Cercle Brugge, Dender, Genk, en Roeselare, geven de personen met een handicap en hun begeleider een gratis toegangsticket. In Lokeren, Germinal Beerschot, Sint-Truiden, en Westerlo voorziet voor de personen met een handicap een gratis ticket en de begeleiders mogen de wedstrijd volgen aan halve prijs. Anderlecht voorziet in gratis toegang voor de rolstoelgebruiker en de begeleider betaalt de reguliere prijs. De voetbalbond hanteert het ongekeerde principe, de rolstoelgebruiker betaalt de reguliere prijs, zijn begeleider mag gratis de wedstrijd bijwonen.
o
Andere acties
Bergen heeft een voorkeurstarief voor ‘de kop’: indien met lid is van een supportersclub, krijgt men een abonnement in de nieuwe tribune voor 150 euro ipv 200 euro. 83
In Genk bestaat er een familietarief: 3 personen die op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, krijgen 15% korting. Ook bestaat er in Genk de mogelijkheid om een abonnement op afbetaling te kopen. Sint-Truiden heeft ook de mogelijkheid tot aankoop van een familieabonnement. Moeskroen heeft vroeger nog een gezinsabonnement – nu is men daar van afgestapt wegens te veel misbruiken – gehad en voorziet in een abonnement op afbetaling. In Bergen is er een samenwerking met het OCMW. Voor elke wedstrijd worden er 15 plaatsen permanent vrijgehouden voor mensen die vaak bij het OCMW over de vloer komen. Verder aanvaardt Bergen, net als Standard het gebruik van sportcheques. Deze cheques werden ontworpen door de Waalse Gemeenschap en geven personen met een laag inkomen de kans een wedstrijd bij te wonen tegen een tarief van 2,5 euro. FC Brussels heeft een samenwerking met Charleroi en Moeskroen. Wanneer deze ploegen op bezoek komen, halveert Brussels het tarief voor de bezoekers. Anderlecht heeft de ketjesclub. Fans van 5 tot 12 jaar kunnen lid van worden. Het gaat om een soort jeugdsupportersclub, waar de leden kunnen genieten van een welkomstpakket, kortingen op allerhande zaken en eens een training mogen bijwonen.
o
Sociaal tarief
Naast de gebruikelijke kortingen hebben we ook gepeild naar de mening van de clubs over de invoering van een sociaal tarief.12 clubs staan positief ten opzichte van het idee, maar vinden wel dat het goed moet georganiseerd worden. Ten eerste stelt men zich vragen bij de schroom die kan ontstaan bij de mensen. Zullen de mensen wel zeggen dat men recht heeft op een sociaal tarief? Volgens sommige clubs is de drempel te groot om spontaan aan het loket te melden dat men korting kan genieten. Ten tweede moet het systeem waterdicht gemaakt worden om misbruiken tegen te gaan. 6 clubs achten het idee moeilijk haalbaar. Een motivatie om het niet te doen, is het risico op misbruiken. Een aantal clubs geven aan vroeger reeds geëxperimenteerd te hebben met lagere tarieven, met als gevolg dat het goedkope tarief vaak misbruikt werd. Ofwel werd er een abonnement aangekocht door een rechthebbende, maar kwam een andere persoon met het gekochte abonnement naar de wedstrijd, ofwel werden er tickets uitgedeeld voor bepaalde jongeren en zag men achteraf dat deze werden doorverkocht door dezelfde jongeren. Daarom houden deze clubs zich liever aan het principe van de gratis uitnodigingen. Iedere club heeft een aantal contacten met verenigingen uit de buurt. Jeugdploegen, scholen, instellingen van personen met een handicap, welzijnswerkorganisaties, migrantenorganisaties, OCMW cliënten, worden vaak uitgenodigd om een wedstrijd bij te wonen, ofwel volledig gratis, ofwel voor een symbolische euro. De meeste ploegen vinden
84
dat ze op deze manier een betere controle hebben over het gebeuren en zo ook mensen die het moeilijk hebben, laten deelnemen aan het voetbal. In Roeselare denkt met er anders over. Er worden vele kaarten gratis weggegeven. Voor de wedstrijden tegen de G5 (Brugge, Anderlecht, Gent, Standard, Genk) gebeurt dit niet omdat er dan voldoende betalende toeschouwers zijn. Het is misschien beter om deze mensen een goedkoop tarief te aanbieden (bijvoorbeeld: 5 euro voor ticket of reductieabonnement) zodat deze personen ook de ‘grote’ wedstrijden kunnen bijwonen. Op deze manier creëert men een soort getrouwheid, wat met het uitdelen van eenmalige gratis tickets niet noodzakelijk het geval is. In Charleroi hanteert men sowieso al een laag tarief omdat de club zich in een regio bevindt die het economisch zeer moeilijk heeft. We kunnen concluderen dat een sociaal tarief wenselijk is, enkel indien het goed georganiseerd is. Er bestaan natuurlijk een aantal mogelijkheden om de fraude in te dijken. Het gebruik van de eerder vermelde sportcheques zoals in de Waalse Gemeenschap gebeurd, is een idee. Deze kunnen enkel uitgedeeld worden via het OCMW. Wederom is het als club niet evident om na te gaan of daadwerkelijk de rechthebbende de wedstrijd bezoekt. Er kan ook met een pasje worden gewerkt waarbij men een ticket kan aankopen de dag van de wedstrijd op vertoon van het pasje.
1.2.2. Toegankelijkheid en comfort in het stadion Volgens de clubverantwoordelijken zelf, hebben alle clubs aanpassingen gedaan zodat personen met een handicap een vlotte toegang hebben tot het stadion. We spreken hier over de zitplaatsen in het stadion en niet over de kantoren (zie boven). Zo goed als altijd is er een apart vak voorzien – bij de ene club zijn deze plaatsen al beter dan bij de andere club–, heeft men getracht te voorzien in aangepaste toiletten en zijn de drankvoorzieningen in de mate van het mogelijke bereikbaar. Vaak zijn er speciale stewards aanwezig die de personen met een handicap begeleiden van de parking tot in het stadion. Zo goed als alle clubs hebben ook een speciale parking voorzien. Vele clubs geven aan speciale maatregelen te treffen voor de match tegen Genk. Genk heeft een speciale supportersclub met rolstoelgebruikers (Blue Army on Wheels) die ook actief op verplaatsing gaan. Een aantal clubs geven zelf aan dat het beter kan. We kregen soms te horen dat het huidige stadion niet altijd toelaat om een goede plek aan rolstoelgebruikers te geven; ofwel laat de infrastructuur het niet toe, ofwel is er een gebrek aan capaciteit. Een aantal clubs zijn momenteel bezig met het opstellen van plannen voor de bouw van een nieuw stadion of bouw van een nieuwe tribune in het huidige stadion. Men is van plan om binnen de nieuwe infrastructuur voldoende plaatsen en comfort te voorzien. De meeste clubs hebben in dit kader reeds contact gehad met de organisatie ‘Fans on Wheels’. Deze gesprekken hebben al vaak geleid tot het doorvoeren van enkele aanpassingen, zoals het beter toegankelijk 85
maken van de drankgelegenheden, de ticketing beter toegankelijk maken, de toiletten aanpassen,… Binnen de voetbalbond werkt men voor de wedstrijden van de Rode Duivels samen met Intro vzw, zij verzorgen de begeleiding van personen met een rolstoel. Wel geven sommige clubs aan dat er naar hun aanvoelen op gebied van infrastructuur een ongelijkheid heerst in de eerste klasse van het voetbal. Zo zijn er een aantal clubs die naar aanleiding van Euro 2000 middels overheidssteun aanzienlijke investeringen in hun infrastractuur konden doen; andere clubs hebben een overeenkomst met de stad waar het stadion ligt en huren het stadion van de stad. De stad zelf investeert in de infrastructuur. Clubs die daarentegen zelf moeten opdraaien voor de kosten van hun stadion en niet kunnen rekenen op externe ondersteuning voelen zich enigzins benadeeld. Men geeft aan wel te willen investeren in een betere infrastructuur, zowel om het comfort van de toeschouwers te verbeteren, als om personen met een handicap een betere plaats te kunnen aanbieden, maar vaak lukt het niet wegens een gebrek aan financiële middelen. Tien clubs hebben een apart jeugdvak, waar de jongeren en hun familie mogen plaatsnemen. De andere clubs geven aan niet te investeren in een apart vak, maar voetbal juist te promoten als familiegebeuren, waardoor iedereen vrij kan plaatsnemen in het stadion.
1.2.3. Onthaal van de supporters De meeste clubs geven aan dat er voldoende mensen klaar staan om de supporters bij te staan en dat er een goede verstandhouding bestaat tussen de stewards en de supporters. Slechts enkele clubs melden dat het op dit vlak beter kan. Soms gebeurt het dat er een vijandige sfeer ontstaat tussen stewards en supporters, bijvoorbeeld omdat stewards hun machtspositie te veel uitspelen of op een foute manier communiceren (Roeselare, Luik). In Roeselare zal er worden geïnvesteerd in een cursus non-verbale communicatie en omgaan met een machtspositie. Luik probeert voldoende bij te sturen door de stewards op gepaste wijze te briefen en op hun taken te wijzen. In Bergen werd men vroeger ook met dit feit geconfronteerd maar loopt de relatie nu beter, omdat er een permanente briefing is voor de stewards. Charleroi en Brugge ondervinden sporadisch problemen. De begeleiding en het onthaal verlopen vlot, maar soms kan er een probleem ontstaan als de stewards zich controlerend moeten opstellen. Het vervullen van de dubbele rol is vaak geen evidentie; er moet in dat opzicht gewaakt worden over een goede invulling van de taken. Daarnaast melden ook alle clubs dat de supporters tot op een zekere hoogte inspraak hebben in het beleid van de club. Meestal is er een overleg tussen iemand van het bestuur en de overkoepelende supportersfederatie. Op dit overleg komen verschillende thema’s aan bod, maar vaak gaat het hierbij om relatief praktische vragen in verband met de veiligheid (Mag er nu nog bengaals vuur binnen in het stadion? Welke vlaggen zijn toegelaten? Wanneer is de combiregeling van kracht?…)
1.2.4. Acties om een divers publiek aan te trekken
86
Zoals reeds aan bod is gekomen, werken alle clubs met gratis uitnodigingen. Deze uitnodigingen worden ofwel op initiatief van de club, ofwel op vraag, bezorgd aan sponsors, maar evenzeer aan verschillende organisaties. Jeugdinstellingen, jeugdwelzijnswerk, migrantenjongeren, buurthuizen, scholen, instellingen voor personen met een handicap, psychiatrische instellingen, het OCMW, jeugdploegen en senioren zijn allemaal potentiële doelgroepen die af en toe worden uitgenodigd om een wedstrijd bij te wonen. Het aantal tickets dat gratis wordt uitgedeeld is afhankelijk van de beschikbare capaciteit. Clubs met veel abonnees en betalende toeschouwers hebben op dit vlak minder mogelijkheden dan andere clubs. Vaak beperken deze uitnodigingen en acties zich ook tot de gewone wedstrijden. Topwedstrijden zijn vaak enkel voorbehouden voor betalende supporters. Daarnaast hebben zo goed als alle clubs reeds speciale acties ondernomen om specifieke doelgroepen te lokken. Zo mogen bijvoorbeeld op moederdag vrouwen gratis binnen, soms zijn er acties om vrouwen de wedstrijd te laten bijwonen voor 1 euro, mag elke abonnee iemand meebrengen,…
1.2.5. Contacten met de buurt en verschillende projecten De contacten die de clubs hebben met de buurt zijn sterk afhankelijk van de buurt zelf en van de subsidies die de clubs ter beschikking hebben. Hiermee doelen we op het feit dat sommige clubs niet omgeven zijn door een woonomgeving en dat niet elke club over een budget van de vzw Open Stadion beschikt om aan buurtwerking te doen. In wat volgt geven we een overzicht van de verschillende initiatieven per club. Eerst geven we een korte beschrijving van de buurt zelf om dan aandacht te hebben voor de projecten waar de club rond werkt.
o
Excelsior Moeskroen
Excelsior Moeskroen is een relatief kleine club die al een aantal jaren meedraait in de hoogste klasse. De stad Moeskroen is een grensstad; we vinden er zowel Fransen als Franstalige en Nederlandstalige Belgen terug, maar ook inwoners van Magrebijnse afkomst. De gemeente zelf wordt met heel wat armoede geconfronteerd. Excelsior Moeskroen heeft een trouwe aanhang, komende uit de steek en speelt gemiddeld voor 5000 toeschouwers. Het stadion zelf bevindt zich in een residentiële, meer behoede buurt van de stad. De buurtbewoners zelf zijn betrokken binnen de club maar het gaat niet om een gegroepeerde vereniging. Er zijn ook niet veel klachten van de omgeving naar de club toe. De ‘regi du quartier’ komt soms samen om klachten te bundelen – vooral in kader van overlast – maar deze hebben hoofdzakelijk contact met de stad omdat het stadion eigendom is van de stad.
87
Jaarlijks is er een opendeurdag, ‘dag van de buur’ waarbij de bewoners een rondleiding krijgen en uitgenodigd worden om een glas te komen drinken. Verder zijn er geen speciale contacten in de buurt. Vlak bij het stadion is er een ‘maison de quartier’, waar jongeren samenkomen, maar dit gebeurt onder de hoede van de gemeente.
o
Sporting Lokeren
Sporting Lokeren is een relatief kleine club die zich toch al een geruime tijd weet te handhaven in de eerste klasse. Lokeren speelt in Daknam, een deelgemeente van Lokeren waar de inwoners grotendeels autochtoon zijn. Toch heeft Lokeren een aanzienlijke allochtone gemeenschap, die zich in hoofdzaak concentreert in het stadscentrum. Een deel daarvan heeft de weg naar Daknam reeds gevonden. Sommigen wonen effectief wedstrijden bij van Sporting, anderen maken vooral gebruik van de feestzaal die deel uit maakt van het stadion. De zaal wordt vaak verhuurd voor Turkse familie- en trouwfeesten. Specifieke acties om de allochtone populatie bij Sporting te betrekken werden nog niet op touw gezet. De supporters van Lokeren komen hoofdzakelijk uit de stad zelf en de omliggende gemeenten. Men komt aan een gemiddelde van ongeveer 5000 toeschouwers per wedstrijd. De buurtbewoners krijgen inspraak in de club. Vroeger was er een groot probleem met wildplassen, wat nu toch grotendeels is opgelost. De buurtbewoners worden niet uitgenodigd, maar de mensen kunnen steeds bij het bestuur terecht. Verder heeft Lokeren geen specifieke projecten opgezet.
o
KAA Gent
Voorzitter De Witte is redelijk ambitieus en probeert Gent te laten meedraaien in de top 5. De plannen tot het bouwen van een nieuw stadion, maken hier deel van uit. Momenteel vindt het sportieve nog steeds plaats in het Ottenstadion. Dit stadion ligt in een volkse wijk in Gentbrugge, waar over het algemeen autochtonen wonen. De stad Gent heeft een grote Turkse populatie, die zich echter hoofdzakelijk aan de andere kant van de stad bevindt. Toch heeft de club de ambitie ook deze mensen aan te trekken. Men heeft reeds contacten proberen te leggen met de Iman om jongeren naar het stadion te laten komen, maar ook via deze contactpersoon is het niet gemakkelijk om jongeren aan te trekken. De club heeft goede contacten met de buurtbewoners. Er is een buurtcomité opgericht, waar de buurtbewoners alle vragen kunnen stellen. Daarenboven heeft men ook een schadefonds dat in werking komt indien de buurt schade zou ondervinden naar aanleiding van een wedstrijd. Vanuit het buurtcomité wordt er ook een nieuwsbrief samengesteld, met de kalenderwijzigingen (belangrijk voor de mensen, zodat ze weten wanneer de wedstrijden doorgaan) en wat er door het schadefonds werd betaald. Deze brief wordt door de stadswachten bedeeld. Binnenkort komt er ook een buurtpagina op de website. Positief is dat het schadefonds de laatste jaren veel minder moet tussenkomen. 88
De buurt heeft ook inspraak in het beleid van de club. Zo was er een probleem met rondslingerende fietsen. Na het signaleren hiervan is er een fietsenstalling gekomen. Verder wil Gent zich via de vzw Open Stadion en het sociaal charter dat werd opgesteld verder engageren in de buurt en de stad in het algemeen. Een sterk maatschappelijk draagvlak is volgens de club noodzakelijk omdat in een competitieve voetbalomgeving een degelijke inbedding in de lokale gemeenschap de beste garantie biedt voor een duurzaam bestaan. Daarom werkt KAA Gent bij het zakelijke beheer en bij de sportieve werking aan een groter maatschappelijk draagvlak en dit door de band met Gent en de Gentenaars te vergroten, het positieve en eigen karakter van KAA Gent te versterken, de supporters als partners van de club te waarderen, de stadionpoorten te openen en het maatschappelijk engagement van KAA Gent structureel uit te bouwen. 9 KAA Gent wil op een positieve manier de speciale band met Gent en de Gentenaars verder uitbouwen door via laagdrempelige initiatieven, binnen en buiten het stadion, meer inwoners van de stad te laten kennismaken met de club. De infrastructuur wordt niet enkel benut voor sportieve of commerciële doeleinden maar evenzeer voor activiteiten met een bijzonder sociaal-cultureel en maatschappelijk karakter. 9 KAA Gent wil als professionele voetbalorganisatie een verantwoordelijke rol spelen in de stad en zal zijn wervende kracht inzetten voor de organisatie van een maatschappelijke werking. Deze werking wordt structureel ingebed in het beleid van de club. 9 KAA Gent wil op basis van de principes van verantwoord ondernemerschap en maatschappelijke verantwoordelijkheid in Gent een Open Stadionwerking realiseren met de volgende doelstellingen (zie charter AA Gent): 9 Meer mensen bij KAA Gent betrekken, in het bijzonder mensen voor wie er een drempel bestaat, zoals vrouwen, kinderen, mensen met een handicap, mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond en sociaal minderbedeelden; 9 In Gent en de Gentse regio een actief verantwoordelijke rol spelen door samen met het brede veld van maatschappelijke en sociaal-culturele actoren bestaande en nieuwe acties en projecten op te starten. 9 In Gent en de Gentse regio een ambassadeur inhoudelijk en organisatorisch te versterken; zin voor sport en gezondheid, diversiteit, non-discriminatie en gelijke kansen door actief mee te werken aan onderwijs- en opleidingsprogramma’s gericht op gezondheid en welzijn, maatschappelijke integratie en sociale emancipatie.
KAA Gent werkt momenteel actief op 4 deelprojecten: 9 Voorzet: een project dat anderhalf jaar geleden ontstond. Het is een voetbalproject in samenwerking met het OCMW Gent waarbij leefloonjongeren en laaggeschoolde jongeren trainingsessies bijwonen om competenties te ontwikkelen zoals stiptheid, teamspirit, omgaan met gezag, volharding enz… De trainingssessies vullen de OCMW-begeleiding aan. 89
9 Kick Off: een project dat jongeren uit kansengroepen (allochtone jongeren, kinderen uit gedepriveerde buurten en aandachtswijken enz…) opvangt via een pannatornooi 6 – en demonstratietrainingen. Dit project gebeurt samen met vzw Jong en Buffalo Fan Team. 9 Gezond scoort: dit is een educatief project rond tabakspreventie voor scholieren waarbij onder meer een educatieve film zal worden gemaakt in samenwerking met de spelersgroep. Voor dit project werkt KAA Gent samen met de vzw Logo Gent. 9 Brug naar werk: dit is een brugproject voor leerlingen uit het deeltijds beroepsonderwijs. In samenwerking met het Lokaal Werkgelegenheidsbureau Gent en de Centra Deeltijds Onderwijs. Er zijn nu al twee kandidaten die 20 uur per week tewerkgesteld en begeleid worden bij KAA Gent.
o
KSV Roeselare
De bewoners van de stad zijn overwegend autochtoon. De club heeft nog geen lange traditie in de eerste klasse. Drie jaar geleden is men gepromoveerd en sindsdien handhaaft men zijn positie. De toeschouwers komen voornamelijk uit Roeselare en omgeving. Gemiddeld komen er per wedstrijd een 4000 tal supporters afgezakt naar Schiervelde. KSV Roeselare heeft goede contacten in de buurt. Er zijn drie comités in de buurt; leefbaar Schiervelde, is er één van. Deze comités hebben geregeld overleg. Sinds het overleg zijn er volgens de club minder klachten (ging over geluidoverlast, lichtoverlast,…). Een bijeenkomst van het comité is altijd een overleg met verschillende partners: community manager, wijkagent en wijkwerkers… Via de subsidiëring van de vzw Open Stadion werkt KSVR aan volgende punten: 9 Het optimaliseren van het studieleercentrum; jongeren die sporten binnen Schiervelde en 3 à 4 keer moeten trainen krijgen begeleiding voor hun studies en huiswerk. 9 Het open stellen van alle (sport)verenigingen op de Schierveldesite. 9 De verschillende participatieraden nog beter ondersteunen; ouderenraad bij de jeugd, supportersraden, buurtopbouwwerk wordt mee ondersteund vanuit de club. 9 Een inhaalbeweging inzetten naar buurtopbouw en de samenhang met de wijk(werkingen) verhogen; 9 Alle minderheden betrekken binnen haar reguliere werking; 9 Vraaggestuurd verenigingen en groeperingen ondersteunen en hen een extra netwerk aanbieden; 9 Een lokale voortrekker zijn in het MVO-verhaal.
o
FC Brussels
6
Panna betekent ‘poortje’. Tijdens een pannawedstrijd dienen spelers te proberen scoren door de benen van de tegenstander. 90
FC Brussels speelt nog maar recent in de hoogste klasse, maar toch heerst er een lange voetbaltraditie in Molenbeek. Het stadion werd een aantal jaren terug gebruikt door RWDM (voorloper van FC Brussels) en in een periode daarvoor door Daring Molenbeek. Het stadion en dus ook de club liggen midden in de gemeente Molenbeek; de inwoners van de gemeente Molenbeek bestaan voor ongeveer 80% uit allochtonen. De voetbalclub speelt een belangrijke rol in de integratie van de gemeenschap, voornamelijk door de organisatie van de jeugdwerking. Er spelen ongeveer 700 jongeren, waarvan 60% allochtoon is, in de jeugdreeksen van FC Brussels. Wat het eerste klasse voetbal betreft trekt de club, naar eigen zeggen ook een aanzienlijk aandeel allochtonen uit de buurt aan. Dit is niet weerspiegeld in de cijfergegevens, omdat volgende de club, de allochtonen enkel losse tickets kopen.en niet snel overgaan tot de aankoop van een abonnement. De rest van de bezoekers komen hoofdzakelijk uit Brussel en de rand en bevat ook heel wat oude Brusselaars. Gemiddeld trekt Brussels 4000 toeschouwers per wedstrijd. Echte buurtbewoners heeft het stadion niet. In een straal van 500m zijn er weinig huizen, dus is er ook weinig overlast. Indien er problemen zijn, gaan de mensen meestal naar de gemeente. Aan de lokale adviesraad nemen de buurtbewoners niet deel. Een paar jaar terug was er wel een probleem omdat de ‘uit’ bussen in een woonstraat dienden te parkeren, maar nu is er een speciale parking voorzien. Verder worden de bewoners niet uitgenodigd omdat de meeste bewoners, volgens de club, reeds abonnee zijn en sowieso de club bezoeken. De club heeft geen specifieke projecten uitgeschreven maar heeft wel contacten in de buurt. 9 Les maisons du quartier (buurthuizen): deze huizen vangen jongeren op en helpen hen met huiswerk, aanleren van het Frans of Nederlands, luisteren naar hun problemen. Ook de club werkt samen met deze huizen: vaak worden deze jongeren gratis uitgenodigd op de wedstrijden. 9 “L’entente Brusselois”: iedereen uit de Brusselse rand wordt uitgenodigd. Ook werkt de club samen met alle andere kleinere clubs uit de omgeving om de jeugd te laten voetballen. Zo is er een partnership ontstaan om de andere clubs te helpen door het uitlenen van materiaal en spelers…
o
RAEC Bergen
RAEC Bergen is een club die zich reeds een aantal jaren in de hoogste klasse bevindt, maar er ondertussen ook terug uit verdwenen is. Gemiddeld heeft men een 3000 toeschouwers per wedstrijd. De supporters worden in hoofdzaak gerekruteerd uit de stad zelf en de onmiddellijke omgeving. Het stadion bevindt zich in een relatief residentiële buurt waar hoofdzakelijk autochtonen wonen. De stad zelf heeft niet zoveel allochtonen, maar bevat een aanzienlijke populatie mensen van Italiaanse afkomst (vaak 2de en 3de generatie). De grotere omgeving van Bergen heeft wel heel wat allochtone inwoners. 91
De club zelf heeft goede contacten in de buurt. Er is één persoon die de buurt vertegenwoordigd, maar uiteindelijk zijn er niet veel problemen te melden. De buurtbewoners zelf worden niet uitgenodigd en worden verder ook niet betrokken bij de club. De club geeft aan zich graag in te spannen op sociaal vlak, maar momenteel gebeurt dit op vrijwillige basis. Een fulltime kracht, een community manager, die zich voltijds achter deze projecten kan scharen, zou heel welkom zijn. Er is reeds een voorstel ingediend om subsidies te krijgen, maar dit voorstel werd niet weerhouden. Binnenkort komt er iemand van Binnenlandse Zaken langs om te kijken waar het voorstel beter kan worden gemaakt, zodat er volgend jaar wel kans gemaakt wordt op budget. Wel is er een Campagne ‘Respect’ opgestart om jonge spelers en hun ouders te mobiliseren en te sensibiliseren rond de waarden van de sport en in hoofdzaak rond respect hebben voor anderen. Via het Fair Play krediet heeft men geld gekregen om deze campagne op te starten. Men was reeds vroeger gestart met zulke initiatieven, maar men kan ze nu verder uitbouwen door de financiële steun van de federale overheid. De campagne bestaat uit het verspreiden van affiches ‘Als ouders het goede voorbeeld geven’ en focust zich op de ouders langs de zijlijn bij de jeugdwedstrijden, maar evenzeer op de ouders die hun kinderen meenemen naar de wedstrijden van het eerste elftal. Daarnaast zijn er ook armbandjes uitgedeeld met de slogan ‘respect’ tijdens de jeugdwedstrijden en in de opleidingsschool. Nu er extra budget vrij is, zal men deze polsbandjes met ‘respect’ op, uitdelen in het stadion. De club stelt expliciet te staan voor solidariteit, openheid, gelijkheid, fair play en respect voor iedereen. De club vraagt aan de ouders om respect te tonen voor de scheidsrechters, de tegenpartij en de eigen spelers. Daarnaast vraagt men om geen agressie te vertonen, om geen racistische opmerkingen te maken, om respect te stimuleren en om eerbied te hebben voor het materiaal en de infrastructuur.
o
KRC Genk
KRC Genk is een fusieclub ontstaan uit Waterschei en Winterslag. KRC is uitgegroeid tot een van de grootste clubs van het land. Genk en zijn deelgemeenten zijn relatief multicultureel van karakter. De mijnstreek is bevolkt door een grote Italiaanse en Turkse gemeenschap. Gezien de oudere migratiegeschiedenis bestaat er, aldus de club, niet meteen een integratieprobleem met betrekking tot deze bevolkingsgroepen. Het is in Genk in dat opzicht ook vrij vanzelfsprekend om met mensen van uiteenlopende afkomst samen te werken. KRC Genk wil op een maatschappelijk verantwoorde wijze haar troeven gebruiken om de meest kwetsbaren in onze samenleving een extra stimulans te geven tot participatie en integratie in de samenleving. Het uitwerken en organiseren van acties ligt in handen van een community manager. zo is er een specifiek aanbod voor jongeren jonger dan 25 jaar uit het deeltijds onderwijs (brugprojecten) waarbij KRC wil optreden als werkgever (via het 92
aanbieden van een viertal stages), competentie- en vaardigheidstrainingsmodules verder zal ontwikkelen om jongeren klaar te stomen voor de arbeidsmarkt, en jongeren wil bewust maken van het belang van lichamelijke en geestelijke gezondheid. In samenspraak met specifieke doelgroepen, ontwikkelt KRC concrete vraaggebonden acties die vnl. gericht zijn op het doorbreken van isolement, op het verhogen van het zelfwaardegevoel, op het versterken van participatie en integratie. Zo heeft Genk een afspraak met de Sint-Albertusschool waarbij de jongeren van de school instaan voor het onderhoud van het stadion. KRC betaalt de school en dit budget kan dan worden gebruikt om op bosklassen te gaan. Ter bedanking mogen de jongeren ook een wedstrijd bijwonen. Belangrijk hierbij is dat 75% van de leerlingen allochtoon is. KRC gaat actief op zoek om de buurt meer te betrekken bij het voetbalgebeuren om zodoende het sociale weefsel te versterken. Deze betrokkenheid gaat onder meer omhoog met het rekruteren en opleiden van stewards uit de wijk. Met het STEBO (opbouwwerk Winterslag, Zwartberg) en RIMO (opbouwwerk Waterschei, Kolderbos,…) werden mensen uit de buurt uitgenodigd om kennis te maken met KRC en veiligheid. In eerst instantie krijgen de mensen een initiatie inzake veiligheid; dit is voornamelijk gericht op preventie en beoogt ook informatief te zijn. Buurtbewoners die na deze initiatie interesse tonen in de functie van steward, komen daarna 3 dagen naar de club voor een screening en een korte toelichting. Daarna kan men de opleiding tot steward volgen. Met deze actie heeft KRC zich hoofdzakelijk gericht naar de allochtone buurten uit de regio. Hierbij wil men een rol spelen in de integratie van jongeren. Vaak stelt men vast dat Turkse jongeren veel interesse tonen in voetbal maar vooral de ploegen uit het thuisland blijven volgen. Een eerste kennismaking met Genk, kan hierin eventueel verandering brengen. 9 Het community management gaat actief op zoek naar nieuwe activiteiten die het sociaal imago van KRC versterken en positief beïnvloeden. Zo kunnen bijvoorbeeld doelgroepen het stadion verfraaien daar waar het nodig is, hekken maken, spandoeken, gadgets, …… Doordat KRC deze materialen gaat gebruiken in haar dagelijkse werking zal het empowerment en het zelfwaardegevoel van de doelgroepen sterker worden. 9 KRC doet ook aan verdere professionalisering van het community management, bijvoorbeeld via het opstellen van een methodisch handboek, het zoeken naar een structurele inbedding van het community management, het onderzoeken van overdraagbaarheid en expertise-uitwisseling tussen diverse clubs in de Euregio, … Zo heeft KRC goede contacten met Roda in Nederland. 9 KRC heeft contacten met het ganse sociale netwerk uit de regio. KRC wordt door velen gezien als een symbool en wil dan ook een hefboom zijn om bepaalde mensen op te krikken. Vandaar dat KRC is ingebed in het sociale weefsel van de stad en de regio. 9 KRC heeft ook een aantal projecten opgestart om racisme tegen te gaan. Een fotocampagne bij de jeugd is hiervoor indicatief: een foto van een zwarte en blanke jongen waarin de tekst “samen staan we sterk”, staat geschreven. Daarnaast is er een foto met de tekst ‘mannen met ballen spreken Nederlands’, waarmee men het gebruik van Nederlands in de regio – en dus onder de allochtonen – wil promoten. 93
9 Ook organiseert KRC in samenwerking met het AIF (Associazioni Internazionali Federate; Italiaanse organisatie) een debatavond rond racisme rond drie thema’s: op het veld, rond het veld en binnen de werking.
o
Zulte Waregem
Zulte Waregem is een fusieclub, ontstaan uit SV Waregem en Zultse VV. Het stadion aan de Gaverbeek ligt aan de rand van het centrum van Waregem maar bezorgt de stad niet meteen veel overlast. In de buurt van het stadion vinden we niet veel allochtonen terug. De stad zelf kent een kleine Marokkaanse populatie, maar deze wijken bevinden zich aan de andere kant van de stad. De allochtone populatie bevat in hoofdzaak mensen uit de 2de en 3de generatie en is vrij goed geïntegreerd. Wel kampt Waregem met een aanzienlijke graad aan sociale achterstelling. De club zelf zet zich dan ook in om deze mensen bij het voetbal te betrekken. Er is contact met de sociale dienst van het OCMW Waregem. Een paar keer per jaar worden er via de sociale dienst 100 gratis tickets verdeeld voor mensen die het moeilijk hebben. Daarnaast organiseert de club jaarlijks een maaltijd voor kansarmen en een Sinterklaasfeest in samenwerking met het OCMW. Verder heeft de club contacten met 28 lokale voetbalclubs. De jeugdspelers van deze teams worden jaarlijks uitgenodigd en daarenboven zorgt men voor een uitwisseling van materiaal. Met de buurtbewoners rond het stadion is er weinig contact. Ten eerste zijn de meeste bewoners, volgens de club, abonnee en komen ze wekelijks naar het stadion en, ten tweede, zijn er ook weinig klachten. Er is voldoende parkeergelegenheid rond het stadion zodat de buurt hier niet al te veel hinder van ondervindt. Tot slot kunnen we nog melden dat de club reeds een voorstel heeft ingediend bij de vzw Open Stadion om subsidies te ontvangen, maar dat de projecten niet werden weerhouden. Graag had men in Zulte Waregem een project opgestart rond studiebegeleiding van jeugdspelers en het inschakelen van PWA’ ers in de algemene werking van de club.
o
KV Mechelen
Yellow Red KV Mechelen is vijf jaar geleden opgericht met een volledige nieuwe bestuursgroep. Sinds het seizoen 2007-2008 speelt de club terug in eerste klasse. Het stadion van KV Mechelen bevindt zich in een woonwijk aan de rand van de stad. Deze wijk wordt voornamelijk bevolkt door een autochtone populatie, maar de stad heeft ook een aanzienlijke allochtone populatie. KV Mechelen heeft een grote trouwe aanhang en speelt bijna altijd in een uitverkocht stadion. De supporters van KV komen hoofdzakelijk uit de grote rand rond de stad of daarbuiten. Slechts 30% van de toeschouwers komt uit Mechelen zelf. Net omdat het stadion zo vaak is uitverkocht en er vele betalende toeschouwers zijn, is het vaak moeilijk om de buurt of de Mechelaars zelf te betrekken.
94
In samenwerking met de stad, alle Mechelse sportclubs en de grote rivaal Racing Mechelen werd een eigen Mechels Open Stadion Fonds opgericht met als doel het bevorderen van het sociale werk in Mechelen. De niet-vanzelfsprekende samenwerking tussen KV Mechelen en Racing Mechelen schept niet alleen een breed draagvlak voor de geplande sociale actie, maar stelt ook het voorbeeld dat oude rivaliteiten vanuit een bredere doelstelling kunnen overwonnen worden. Zowel het stadsbestuur als het OCMW van Mechelen zijn actieve partners om dit project te realiseren. Met 3 deelprojecten willen de clubs zich vastklikken aan Mechelse noden: 9 Drugspreventie: KVM wil het bestaande drugspreventiebeleid introduceren bij andere Mechelse sportverenigingen. Taboes worden daarbij niet ontweken. 9 Samenwerking met scholen: in overleg met Mechelse scholen wordt een sportactiviteitenaanbod uitgewerkt (ongeacht geslacht en origine). Spelers en trainers van beide clubs zullen dit begeleiden. 9 Professionele activering van anderstaligen: door dit project open te stellen voor personen met taalproblemen wordt in Mechelen een belangrijke doelgroep bereikt. Zo wil het project leiden tot een betere integratie en meer gelijke kansen in de samenleving en in het ‘normaal’ economisch circuit in het bijzonder. Naast de net opgestarte werking onderhoudt KV ook contacten met lokale voetbalclubs. De betere spelers uit de regio worden gegroepeerd binnen KV en men zorgt ook voor een uitwisseling van materiaal. Tot slot zijn er nog contacten met de buurtbewoners. Soms worden de mensen eens uitgenodigd voor een wedstrijd. Indien er klachten zijn, kunnen de bewoners steeds terecht op het tweemaandelijks overleg.
o
Germinal Beerschot
Germinal Beerschot is een fusieclub ontstaan uit Germinal Ekeren en Beerschot. Germinal Beerschot heeft haar thuisbasis pal in de Antwerpse wijk het Kiel; een ‘aandachtswijk’ die gekenmerkt wordt door een grote etnische en culturele diversiteit. Gezien haar ligging en het potentieel aan supporters, is het voor de club uiterst belangrijk om een gezonde band op te bouwen met haar wijk. Germinal Beerschot heeft afgelopen jaar dan ook getracht om haar betrokkenheid met de buurt uit te bouwen: niet alleen zette de community manager (samen met vele lokale partners) een brede waaier aan acties op, ook werd bijvoorbeeld de parking ter beschikking gesteld van de buurt. Het onderhouden van een goede relatie tussen de club en de buurt is op het Kiel van essentieel belang net omdat het stadion midden in de wijk ligt en de club op een positieve manier zuurstof in de buurt kan steken. Via subsidies van vzw Open Stadion heeft Germinal Beerschot het project ‘Downtown’ afgelopen jaar opgestart. Het project steunt op drie pijlers: Community, Sportief en Tewerkstelling. 95
9 Community: het aanbieden van stagemogelijkheden binnen de werking van Germinal Beerschot, samenwerking met plaatselijke scholen, het opstarten van buurtgesprekken tussen anderstalige spelers en de wijkbewoners, het openstellen van de stadioninfrastructuur voor buurtinitiatieven, de deelname van spelers en trainers aan wijkinitiatieven (braderij, wijkfeesten,…),… 9 Sportief: het opstarten van Germinal Beerschot Downtown Academy. Naast haar jeugdwerking heeft Germinal Beerschot een nieuwe organisatie opgestart, nl. Downtown Academy, waar buurtjongeren en/of kansarme jongeren wekelijks een training krijgen. Elke woensdagnamiddag komen een 80tal jongeren uit de buurt bijeen voor een namiddag voetbal op de pleintjes rondom het stadion. Daarnaast hebben 300 allochtone jongeren uit de buurt de kans gekregen om voetbalschoenen en een voetbaltenue te kopen voor 7 euro; de rest werd bijgepast door de club. Ook organiseert de club een stage in Oostenrijk waar 10 jongeren uit de eigen jeugdwerking aan deel nemen en tevens 10 jongeren die elke woensdag op de pleintjes komen spelen. 9 Tewerkstelling: Germinal Beerschot heeft met Werkvormen (de sporttornado’s) sinds 2008 een permanente werking op gang gebracht op de club. Zes langdurig werkloze arbeiders (allemaal allochtonen) met hun ploegbaas onderhouden dagdagelijks het Wilrijkse plein, de Rozemaai (jeugdvelden in Ekeren), en het stadion. Naast dit project organiseert de club ook geregeld een jobbeurs op het Kiel om mensen uit de buurt kennis te laten maken met verschillende werkgevers uit het Antwerpse. Via het project Downtown en andere initiatieven wil de club alle mogelijkheden benutten en eigen mogelijkheden ter beschikking stellen om de relatie met Het Kiel en de zeer diverse omwonenden uit te bouwen. De buurtbewoners worden naast het projectmatig werk ook nauw betrokken bij de club. Er is een sterk overleg met het buurtcomité net omdat het stadion midden in de wijk ligt. Buurtbewoners klagen dikwijls over lawaaioverlast en parkeeroverlast. In de nabije toekomst zijn hiertoe ook maatregelen getroffen. Het aantal bezoekende supporters wordt beperkt zodat er slechts 10 bussen zijn en voor de eigen supporters wordt een shuttleservice voorzien, zodat de buurt een beetje wordt ontlast. De buurtbewoners zelf worden ook 2 keer per jaar uitgenodigd om een match bij te wonen. Ook heeft de club contact met allochtone verenigingen. De ouders krijgen een rondleiding op de club en worden ook uitgenodigd voor een wedstrijd.
o
Royal Charleroi Sporting Club (RCSC)
Sporting Charleroi is naast de drie grote clubs, Anderlecht, Brugge en Standard, een van de weinige clubs die zich al geruime tijd in eerste klasse weet te handhaven. RCSC kent periodes met ups and downs, maar de club heeft nog steeds een trouwe aanhang, afkomstig uit Henegouwen zelf, maar evenzeer uit de provincies Namen en Luxemburg. De toeschouwers afkomstig uit de stad zelf vormen een vrij heterogeen publiek. Volgens de club is ongeveer een derde van de toeschouwers is van Italiaanse afkomst. Dit zien we niet terug in de cijfergegevens van de abonnementshouders, maar volgens de club kopen vele 96
Italianen losse tickets. De supporters afkomstig uit andere delen van het land, zijn dan weer vrij homogeen. Het ‘Stade du pays du Chaleroi’ ligt midden in een woonbuurt. De bewoners uit de omliggende appartementsgebouwen kunnen als het ware de wedstrijden mee volgen. De buurtbewoners zelf zijn betrokken bij de club en worden ook af en toe uitgenodigd om een wedstrijd bij te wonen. De buurt wordt hoofdzakelijk bevolkt door een oudere populatie. Naar aanleiding van EURO 2000 kwam de relatie tussen de club en de bewoners aanzienlijk onder druk te staan. Het stadbestuur, nog steeds eigenaar van het stadion, heeft toen beslist om het stadion van 2 extra ringen te voorzien. De buurtbewoners waren razend omdat het stadion hun zicht en hun zonlicht wegnam. Ondertussen is de bovenste ring terug afgebroken, maar nog steeds zijn een aantal bewoners niet tevreden met het huidige stadion. De klachten worden meetal gericht aan de stad als eigenaar en niet naar de club zelf. De club heeft ondertussen weer een betere relatie met de buurt. De fancoach is dan ook uitdrukkelijk aanwezig op de straat. RCSC organiseert bijscholingscursussen in het stadion (de Business Seats) voor de scholieren uit de regio Charleroi. Deze cursussen worden gratis aangeboden, zonder enige toegangsvoorwaarden en worden gegeven door professionele leraars in de 4 fundamentele vakken (wiskunde, wetenschappen, Frans en talen), van het lager tot het hoger secundair onderwijs. Daarnaast besteedt RCSC het budget van de vzw Open Stadion aan verschillende sensibiliseringscampages inzake gezondheid. Ten eerste zal men preventieve boodschappen verspreiden om de risico's van alcohol- en druggebruik te verminderen. Daarnaast wenst de club eveneens te sensibiliseren voor seksueel overdraagbare ziektes door regelmatig gratis condooms aan te bieden. Tot slot zal men binnen de club wijzen op het belang van bloeddonaties, en zal men ‘bloed geef acties’ opstarten in het stadion. Voorts heeft de club ook de mogelijkheden bekeken om daklozen te herbergen in het stadion, maar dit was praktisch niet haalbaar. Op wedstrijdmomenten zouden de mensen dan hun plek kwijt zijn en bovendien is het te gevaarlijk omdat er vaak auto’s en vrachtwagens passeren op de plek die men eventueel kon vrijhouden. De club vindt het een evidentie om aan sociaal werk te doen en open te staan voor verschillende doelgroepen. De club bevindt zich in een regio die het moeilijk heeft op sociaaleconomisch vlak en werkt graag mee aan de bevordering van het sociale klimaat. Zo zijn er stewards aangenomen, net om hun integratie in de maatschappij te bevorderen. Voor sommige stewards is het voetbal het gebeuren in het weekend om naar uit te kijken en de enige plaats om mensen te ontmoeten. o
Club Brugge
Club Brugge behoort tot de 3 grootste clubs van het land. De club heeft supporters over gans België. Waar de meeste clubs enkel lokale supporters hebben, is dit bij Club met andere woorden niet het geval; dit maakt het niet eenvoudig om buurtgericht aan het werk te 97
gaan. Niettemin heeft de club al heel wat inspanningen geleverd. Met het project “Allemoale Thope” wil Club Brugge op diverse domeinen van duurzaamheid (zijnde people, planet, profit) zijn werking aanpassen tot voordeel van diverse doelgroepen. Het lange termijnproject bouwt voort op bestaande initiatieven zoals de Voetbalschoolkraks, een eigen Open Stadioninitiatief van Club. “Allemoale Thope” bevat een community luik en een sportief luik. Voor elk deelproject wil Club Brugge partners vinden om het project een groter draagvlak te geven bij de publieke en private sector. Het community luik omvat deelacties met betrekking tot onderwijs, milieu en mobiliteit, open bestuur, integratie,… Volgende initiatieven werden dit seizoen uitgewerkt: 9 In het stadion worden ICT-lessen voor diverse doelgroepen gegeven. Er zijn sessies voor kinderen, volwassenen en senioren. De lessen hebben tot doel supporters te begeleiden bij het leerproces in het gebruik van het internet (e-mail, homebanking, virtuele gemeenschappen, veilig internetgebruik). Spelers komen de cursisten een hart onder de riem steken. 9 Jeugddelinquenten worden ingezet bij de werking van de club. Ze mogen hun werkstraf uitvoeren op de club, zodat men zich terug kan integreren in de maatschappij. Dit loopt in samenwerking met de preventiedienst van de stad. 9 De aanwezigheid van racistische attitudes bij bepaalde supporters zal worden aangepakt via de busbegeleiders. De busbegeleiders krijgen een speciale opleiding rond racisme, zodat ze op een gepaste wijze kunnen optreden bij eventuele racistische spreekkoren. 9 Er is een charter van de jeugd opgesteld dat een richtlijn naar maatschappelijk gewenst gedrag Bevat. Jongeren worden aangemaand zich sportief te gedragen op en rond het veld. 9 Via een enquête bij de buurtbewoners wordt de hinder veroorzaakt door de wedstrijden van Club Brugge in kaart gebracht. Op basis hiervan zullen op termijn hoffelijkheidsambassadeurs in de wijk worden ingezet. Verder worden er geen specifieke inspanningen gedaan om de buurtbewoners te betrekken. Er is ook geen buurtcomité. 9 Club Brugge wil voorbeeldprojecten van andere ploegen in binnen- en buitenland bezoeken om er uit te leren. Zo heeft de community manager reeds contacten gehad met Tottenham Hotspur, maar ook met andere Belgische clubs die aan community work doen. Op basis daarvan wordt een ‘best practice’ opgesteld. 9 Er is een project in samenspraak met Oranje (instelling voor personen met een handicap) waarbij zij onder begeleiding worden ingezet bij het poetsen van de kleedkamers. 9 Er is een project ‘actie goede doelen ondersteunen’: buurtproject waarbij kledij wordt geschonken aan sportclubs uit de regio, maar ook andere goede doelen worden op verschillende manieren ondersteund. (schenken van materiaal, benefietwedstrijden,…) 9 Actie gamen @ kinepolis: club supporters hun ICT vrees helpen te overwinnen. Het sportieve luik bevat de Voetbalschoolkraks’. Kinderen van het MPI Het Anker volgen een soort voetbalstage binnen de club. Zij zijn ‘anders’ en ondervinden dat dagdagelijks. Door 98
hen wekelijks met ‘gewone’ kinderen spelvreugde, zelfvertrouwen, samenwerking en vaardigheden bij te brengen, wordt getracht deze kinderen en hun ouders uit de isolatie te halen. Deze kinderen nemen deel aan diverse community activiteiten. Elke zaterdagvoormiddag komt men samen om door het spelen te leren omgaan met hun beperkingen, zelfvertrouwen op te bouwen en leren samen te werken.
o
FC Dender EH
FC Dender is een nieuwkomer in de hoogste afdeling en heeft er ook nog geen ervaring opgedaan in voorgaande seizoenen. De club ligt in een relatief kleine gemeente, waardoor het stijgen naar eerste divisie toch een grote impact heeft gehad, niet alleen voor de club, maar ook voor de gemeente. In de gemeente Denderleeuw vinden we hoofdzakelijk autochtonen terug ook de buurt rond het stadion bestaat vooral uit autochtonen. Enkel in de stationsbuurt is er sprake van een allochtone (Afrikaanse) minderheid. De mensen vestigen zich hier omdat het iets goedkoper is dan brussel en men toch een vlotte verbinding heeft met de stad. Deze bevolkingsgroep komt nauwelijks met de club in contact. Er zijn vanuit de club nog geen specifieke acties opgestart om bepaalde doelgroepen bij de club te betrekken. Ergens is dit ook logisch, omdat we te maken hebben met een kleine gemeente zonder uitgesproken armoede of immigratieproblemen en een club die nog maar pas in de eerste klasse speelt. De club doet wel inspanningen om de buurtbewoners te betrekken. De impact van de overgang naar de eerste klasse is toch groot geweest voor de verschillende omwonenden. Plots was er veel meer parkeeroverlast, lawaaioverlast,… Samen met de gemeente werden verschillende informatiemomenten voorzien om de omwoners in te lichten over de nieuwe situatie. Daarnaast zijn er reeds verschillende evaluatiemomenten geweest. De buurtbewoners en alle inwoners van Denderleeuw hebben dit seizoen ook de gelegenheid gekregen om een wedstrijd bij te wonen voor 5 euro.
o
Cercle Brugge
Cercle Brugge wordt altijd omschreven als de club voor de echte Bruggelingen en staat zo goed als altijd in de schaduw van de grote broer, Club. Dit seizoen scoren ze heel goed op sportief vlak, zodat ze zich enigszins van de underdog positie hebben kunnen ontdoen. Cercle deelt het stadion met Club, wat dan weer eigendom is van de stad zelf. De supporters van Cercle komen hoofdzakelijk uit Brugge en de rand. De vereniging probeert dit ook zo te promoten en stelt zich uitdrukkelijk open naar alle lokale mensen en beoogt ‘Brugs’ te zijn, terwijl Club zich meer richt op het ganse land. Zo is er onlangs een campagne geweest in de Brugse Kinepolis; men had een standje opgesteld en iedere bioscoopbezoeker kon kans maken op een duoticket voor de wedstrijd. Daarnaast was men ook aanwezig op de Brugse bedrijvenbeurs. 99
Cercle doet ook heel wat inspanningen voor de buurtbewoners, net omdat deze bewoners wekelijks belast worden met een wedstrijd (alternerend spelen Club en Cercle een thuiswedstrijd). Het feestcomité van de Olympialaan (vlak aan stadion) mag daarom altijd het stadion gebruiken voor activiteiten en jaarlijks wordt er een drink georganiseerd. Daarnaast worden er aan verschillende verenigingen uit de buurt dikwijls gagets geschonken van de club. Buurtbewoners worden niet uitgenodigd op de wedstrijden. Tot slot probeert men binnen de mogelijkheden van de werking ook aan ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ te doen. In samenwerking met De Sleutel en het OCMW zet men zich in op sociaal vlak. Zo gaan de spelers om beurt een aantal uren in de week samen met de jongeren uit de sleutel voetballen. Het projectwerk is nog miniem, net omdat er geen subsidies zijn. Men heeft wel een project ingediend bij de vzw Open Stadion maar men werd niet weerhouden. Wel werd geïnformeerd wat er dan dient te worden aangepast om wel subsidies te krijgen.
o
Sint-Truiden VV
STVV is de tweede grootste club van Limburg. In tegenstelling tot grote concurrent Genk, ligt de stad Sint-Truiden niet in een regio die sterk bevolkt wordt door allochtonen. Haspengouw kent wel veel seizoensarbeiders hoofdzakelijk uit Polen en India maar deze mensen zijn slechts tijdelijk aanwezig en tonen weinig interesse in het voetbal. De stad Sint-Truiden bevindt zich in een relatief welvarende regio; met kansarmoede wordt men weinig geconfronteerd. Dit vertaalt zich ook in het beleid van de club. Men doet de nodige inspanningen om de buurtbewoners en de trouwe supporters te betrekken bij de club, maar men heeft geen uitgesproken beleid naar allochtonen of kansarmen toe. STVV heeft ook een redelijk trouwe en vaste aanhang die zo goed als volledig afkomstig is uit de regio Haspengouw zelf. De regio wordt voornamelijk bevolkt door een eerder verouderd, vergrijsd publiek, wat ook de trouwheid van het vaste publiek kan verklaren. Zoals reeds gezegd heeft STVV de intentie om een goed imago in de regio te behouden, vandaar dat men de nodige inspanningen levert om goede contacten te blijven hebben in de directe en verdere omgeving. Elke jaar worden de buurtbewoners bedankt voor de tolerantie die ze opbrengen tijdens het voetbalseizoen. Hierbij worden ze ook uitgenodigd voor een drink en krijgen ze gratis tickets voor een wedstrijd. Veder heeft de club ook contacten met lokale verenigingen en scholen. De club fungeert jaarlijks als stageplaats voor de studierichting secretariaat - talen. Ook heeft men een aantal jaren terug eens een projectvoorstel ingediend via Open Stadion, maar men werd niet weerhouden. De club had graag laaggeschoolden en langdurig werklozen ingeschakeld in de veiligheid, maar dit bleek onvoldoende te zijn om in aanmerking te komen voor subsidies.
100
o
Standard Luik
Standard Luik is één van de grootste clubs uit ons land. Ze zijn dan ook al jarenlang een gevestigde waarde in de eerste klasse van het Belgische voetbal. Het stadion bevindt zich aan de oevers van de Maas, in een minder behoede regio, gekenmerkt door een hogere graad aan kansarmoede. Standard ziet zichzelf als de vertegenwoordiger van de buurt en probeert vanuit dit principe zo goed mogelijk mee te werken aan het imago van de buurt. Via verschillende projecten engageert de club zich om het welzijn van de buurt en hoofdzakelijk de jongeren uit de buurt op te krikken. Merkwaardig genoeg zijn het niet de buurtbewoners of de Luikenaars die de weg vinden naar Sclessin. Slechts 30% van de toeschouwers is afkomstig uit Luik zelf. De Luikenaars blijven in de eerste plaats trouw aan FC Seraing en FC Luik, terwijl Standard supporters heeft uit alle regio’s van het land. Niettemin zet Standard zich in binnen de buurt. Met haar project ‘Voetbal Burgers’ wil Standard haar mobiliserende kracht exploiteren en het symbolisch potentieel van haar spelers als een meerwaarde voor de gemeenschap aanbieden. De community manager heeft als taak het opgestarte project verder te zetten, het dieper te ontwikkelen en een reeks sociale initiatieven in te planten. De Famille des Rouges, die het beheer en de verwezenlijking van de sociale politiek van de club verzekert via de community manager, concentreert zich momenteel op volgende initiatieven: 9 Opvoeding-integratie via een sportief kader: het project ‘Actie sport’ bestaat uit de maandelijkse organisatie van vriendschappelijke wedstrijden tussen een dertigtal jongeren uit de jeugdverenigingen van de regio Luik en een uitgenodigde ploeg samengesteld uit leden met een bijzonder socio-professioneel statuut (politieagenten, journalisten,...). 9 Aanleren van een knowhow van openbaar nut: het project ‘Réanim’Action’ wordt verwezenlijkt in samenwerking met de Universiteit Luik en haar ziekenhuis. Dit project wil de burgers van morgen opleiden opdat ze een sociaal verantwoordelijke houding zouden aannemen bij vitale spoedgevallen waarmee ze geconfronteerd zouden kunnen worden door hen de cardio-pulmonaire basisreanimatie aan te leren. 9 Morele steun aan de kinderen die zijn opgenomen in het ziekenhuis: de profspelers treden op als peters van de pediatrie van de klinieken en hospitalen uit de regio Luik en bezoeken maandelijks de ziekenhuizen. . 9 Een passend voedingsgedrag: In samenwerking met de diëtist van de club, organisatie van pedagogische communicatiesessies met betrekking tot het voedingen eetpatroon van jongeren. 9 Ook is er reeds een EHBO cursus georganiseerd geweest voor een 80tal jongeren die vaak in de jeugdhuizen in de buurt komen. Naast deze projecten, wil de community manager op een regelmatige en gestructureerde basis antwoorden op de verschillende sociale verzoeken die men binnenkrijgt. Zo worden er vaak gratis tickets uitgedeeld aan asielzoekers, bepaalde scholen, jeugdhuizen, 101
jeugdploegen of bepaalde instellingen voor personen met een beperking (bijvoorbeeld voor een organisatie die honden voor blinden opleidt) het Rode Kruis,…
o
RSC Anderlecht
De club Anderlecht is de grootste club in ons land. De club zelf is gelegen in de Brusselse rand en ligt vlak naast de ‘probleemwijk’ Kuregem. Het grootste deel van de supporters komen van over heel het land naar de Brusselse club afgezakt. Mensen uit de buurt zelf zijn ook vertegenwoordigd, maar in mindere mate. Anderlecht engageert zich voor een aantal initiatieven ter bevordering van de leefbaarheid in de buurt. Speler Mbark Boussoufa zet zich, in samenwerking met ‘la maison des enfants du monde’ in voor de jongeren uit de kansarme gemeenten in het Brusselse. Hij probeert een rolmodel te zijn, omdat ook hij opgroeide in een moeilijke buurt; jongeren kunnen zich identificeren met hem en de club. Naast het project van speler Boussoufa heeft Anderlecht een sociale cel die allerhande projecten heeft opgestart. Er is een samenwerking met het Sint-Niklaasinstituut (ASO school) te Brussel. Jonge spelers mogen een uurtje vroeger stoppen op school om de training te kunnen volgen en halen dit later in een inhaalklasje in. Daarnaast zijn er ook blinde spelers die elke week komen trainen en ter beloning een wedstrijd tegen de vedetten mogen spelen. Andere grootse projecten heeft de club voorlopig nog niet opgestart. Er werd al een paar jaar na elkaar een project ingediend bij Open Stadion, maar men werd telkens niet weerhouden. Ook via Fair Play probeerde men aan extra fondsen te geraken, maar ook hier viel men uit de boot. De club heeft ook een goede relatie met de buurt. De buurt ondervindt vaak hinder van de wedstrijden, daarom worden de mensen tijdig op de hoogte gehouden van de kalenderwijzigingen en verschijnt de nodige informatie ook op de infoborden rondom het stadion.
o
KVC Westerlo
Westerlo is één van de kleinste clubs die onze eerste klasse rijk is. Doch draaien ze al een behoorlijke tijd mee en staan ze vaak in de kijker met hun familiale sfeer. Westerlo zelf is een kleine gemeente, met nauwelijks allochtone inwoners. Het stadion zelf ligt in landelijk gebied en heeft dan ook geen omringende bewoners. In dat opzicht heeft de club niet meteen contact met buurtbewoners. KVC Westerlo zet zich wel in op sociaal vlak. Men is sinds april gestart met G-voetbal (voor personen met een handicap). Personen met een verstandelijke handicap trainen en spelen samen; alles wordt aangepast aan hun niveau. 102
De club werkt ook mee vanuit de filosofie van Open Stadion en staat in voor sociale tewerkstelling. Jongeren uit een school voor personen met een verstandelijke handicap mogen meeklussen binnen de club. Tenslotte ondersteunt de club het plaatselijke verenigingsleven. De plaatselijke verenigingen staan per beurtrol in voor het verzorgen van de kantine en mogen een deel van de opbrengt spenderen aan hun eigen werking. Ook stimuleert men sport binnen de omliggende scholen, door de jongeren gratis naar de wedstrijd te laten komen, indien 80% van de leerlingen deelnam aan de scholencross.
o
KBVB
De voetbalbond heeft geen eigen stadion. Ze huren het Koning Boudewijn stadion af voor de wedstrijden van de Rode Duivels en de bekerfinale. Wel zetelen ze mee in het overleg van de buurt. Verder heeft de voetbalbond zelf geen specifieke campagnes maar ondersteunen zij wel alle acties die de voetbalclubs ondernemen. Alles wat handelt over racisme, integratie, fair play, de sociale kant van het voetbal wordt door de KBVB erkend en ondersteund. De campagnes die de bond uitwerkt handelen hoofdzakelijk rond bewustwording. Bijvoorbeeld de antiracisme campagnes hadden voornamelijk tot doel de clubs en supporters bewust te maken van het probleem. Wel heeft de KBVB nog een sociaal project lopen in Mexico. De bond steunt nog steeds een weeshuis in Toluca, waar de Rode Duivels in 1986 verbleven.
1.2.6. Besluit Het voetbal lijkt vaak een voornamelijk mannelijke aangelegenheid. Binnen de clubs worden redelijk wat inspanningen geleverd om een divers publiek kennis te laten maken met het voetbalgebeuren. Jeugdploegen worden uitgenodigd, buurtbewoners krijgen een gratis toegangskaart, er worden kaarten uitgedeeld via het OCMW, er worden instellingen van personen met een handicap uitgenodigd, rusthuisbewoners mogen de wedstrijd bijwonen voor 5 euro, er zijn jaarlijkse acties die vrouwen eens gratis een wedstrijd laten bijwonen enzovoort. De hoeveelheid vrijkaarten en aantal ondernomen acties hangt vaak af van de capaciteit van het stadion. Enkele ploegen laten weten reeds heel wat betalende supporters te hebben en/of over beperkte capaciteit te beschikken waardoor ze niet altijd iedereen kunnen uitnodigen. Alle clubs zijn zich bewust van het feit dat de infrastructuur van de voetbalstadions van groot belang is voor het imago van de club. Klantvriendelijkheid en openheid naar alle doelgroepen toe, begint met een toegankelijk en comfortabel stadion. Iedereen is er zich van bewust dat België in vergelijking met onze buurlanden op gebied van infrastructuur 103
aanzienlijk achterop hinkt. Vandaar dat er ook bij verschillende clubs stemmen opgaan om een nieuw stadion te bouwen of de bestaande infrastructuur aan te passen. Vele clubs hebben reeds heel wat inspanningen gedaan om het voetbalgebeuren voor personen met een handicap aangenaam te maken, maar blijven enigszins verveeld met de oude infrastructuur van het stadion, vandaar uiteenlopende plannen tot nieuwbouw. Verschillende clubs engageren zich om als club sociale projecten op te starten. Via de vzw Open Stadion beschikken sommige clubs over een community manager die verschillende taken ter bevordering van de diversiteit op zich neemt. Elke club vertoont hierin een zekere eigenheid en legt verschillende klemtonen. Het inschakelen van jongeren uit het deeltijds onderwijs en of mensen zonder diploma komt dikwijls aan bod. De clubs nemen hun verantwoordelijkheid op en bundelen hun krachten om een rol te spelen in een samenleving waar niemand ‘buiten spel staat’. Clubs die uit de boot zijn gevallen voor subsidiëring beweren zich wel graag te willen inzetten ter bevordering van het sociale klimaat van de club en omgeving. Sommigen doen dit minimaal op eigen initiatief en zouden meer acties ondernemen, mocht er geld komen van buitenaf.
1.3.
Ondernomen maatregelen om racistische spreekkoren te beperken
Bijna alle clubs geven aan zo goed als nooit geconfronteerd te worden met racistische spreekkoren. Preventieve acties en deelname aan verschillende nationale campagnes worden positief onthaald, maar toch toont men enige voorzichtigheid. De clubs stellen dat men het probleem ook niet mag aanwakkeren. Wat er niet is, kan er, aldus verschillende clubs, komen door er te veel aandacht aan te schenken. Wat de interpretatie en toepassing van de wet betreft merken we dat er bij de clubs verdeeldheid bestaat. Sommige clubs hebben een pv gekregen voor, naar eigen zeggen kleine incidenten, en vinden dit onterecht. Men is de mening toegedaan dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen ‘voetbalbeleving’ en ‘echt racisme’. Sommige spreekkoren zijn een uiting van voetbalbeleving en zijn eerder ludiek dan kwetsend. Zo roept men in Gent bijvoorbeeld ‘uw dikke ma zit aan de Zuid’. Dit is ludiek bedoeld en de helft van de tegenstanders heeft geen benul van de betekenis. Voor alle duidelijkheid: Gent Zuid lokaliseert verschillende prostituees. In Zulte Waregem hoort men dikwijls ‘boeren’ tussen de gezangen. Ooit is er een opmerking gekomen van de tegenpartij die zich gekwetst voelde door deze gezangen, al is het eigenlijk zo dat de supporters van Waregem zichzelf ‘de boeren’ noemen. Nochtans beteugelt de wet en de richtlijnen in OOP40 deze zaken niet. Men kan met andere woorden afleiden dat bij de clubs het onderscheid tussen racistische spreekkoren en ludieke opmerkingen niet steeds is gekend, waardoor er verwarring lijkt op te treden. Ook het communautaire komt vaak in de voetbalgezangen naar voor en blijkt een heikel punt te zijn. Hier is moeilijk uit te maken of het om voetbalbeleving gaat of een onderliggend probleem betreft. Volgens de ene partij gaat het om pure voetbalbeleving, volgens de 104
andere partij is het eerder kwetsend bedoeld. Dit is natuurlijk voor interpretatie vatbaar en een moeilijke discussie. Clubs die aangeven dat ze soms met racistische spreekkoren te maken hebben, zijn Germinal Beerschot, Club Brugge, Charleroi, Standard, Roeselare en Brussels. De andere clubs geven aan er niet me geconfronteerd te worden, tenzij bij de bezoekers. In wat volgt, bespreken we het stappenplan of de ondernomen acties van de clubs die zelf aangeven geconfronteerd te worden met racisme. De andere clubs hebben geen specifieke campagnes maar werken wel mee aan nationale acties die worden ondersteund door de voetbalbond zoals: Hang de aap niet uit, rode kaart tegen racisme,… Germinal Beerschot heeft speciale campo borden laten installeren waarop de boodschap ‘supporters, respecteer uw tegenstanders’ kan verschijnen. De club heeft deze naar eigen zeggen dit seizoen nog niet moeten gebruiken. Verder heeft de club een charter opgesteld en is de veiligheidschef als verantwoordelijke aangeduid om verschillende campagnes uit te werken. Club Brugge heeft bij aanvang van dit seizoen een intentieverklaring opgesteld waarbij men zich distantieert van alle racistische en kwetsende spreekkoren. Hierbij zal men een diversiteitsbeleid uitwerken en ook een charter ondertekenen samen met de supportersfederatie. Daarnaast zullen enkele stewards de opleiding ‘begeleiden van personen met een handicap’ volgen en krijgen de busbegeleiders een opleiding ‘omgaan met racisme’. Sporting Charleroi geeft aan het meest van alle clubs geviseerd te worden door andere clubs en vooral slachtoffer te zijn van racistische spreekkoren. Binnen de eigen supporters bevindt zich een klein groepje aanhangers van het Front National, met racistische ideeën. De club houdt dit groepje in de gaten en staat paraat om in te grijpen indien nodig. Verder organiseert men vaak campagnes, zoals bijvoorbeeld het uitnodigen van een Afrikaans orkest, … Standard Luik geeft aan vaak geconfronteerd te worden met racisme, maar dan meestal als slachtoffer van kwetsende spreekkoren. Binnen het eigen publiek komt het bijna nooit voor. De “familles des rouges” heeft enkele jaren terug een uitstap naar Auschwitz georganiseerd om de supporters bewust te laten worden van racistische daden. Roeselare werd enkele jaren geleden geconfronteerd met een supporter die racistische opmerkingen had gemaakt. De voorzitter heeft direct maatregelen getroffen. Hij heeft laten omroepen dat de club niet wenst geconfronteerd te worden met dergelijke uitlatingen. Hierbij aansluitend werd een charter opgesteld. FC Brussels had vroeger een harde kern binnen de Brussels Boys die zich af en toe inlieten met racistische spreekkoren. Dit seizoen ondervond men nog weinig problemen. In de tribunes is een soort sociale controle ontstaan die halt roept aan dit soort gedrag.
105
NAAR DE BELEVING VAN HET GEVOERDE 2. STUDIE DIVERSITEITSEN GELIJKEKANSENBELEID BIJ PERSONEN MET EEN BEPERKING EN ALLOCHTONEN In navolging van de eerste fase, waarbij het gevoerde diversiteitsbeleid van de eerste klasse clubs en de KBVB werd geanalyseerd, wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de resultaten van de interviews met personen met een functiebeperking en allochtonen, aangevuld met bevindingen uit de resonantie- en focusgroepen. Binnen deze studie werd hoofdzakelijk gepeild naar de beleving van het gevoerde diversiteits- en gelijke kansenbeleid bij deze twee specifieke doelgroepen.
2.1.
Studie naar de voetbalbeleving van personen met een functiebeperking
In dit deel wordt aandacht geschonken aan de mening en bevindingen van personen met een functiebeperking die regelmatig een voetbalwedstrijd bijwonen, aangevuld met informatie komende uit de resonantiegroep met mensen werkzaam binnen Enter en Intro. Binnen deze studie wordt de focus gelegd op de beleving van personen met een motorische handicap, zijnde rolstoelgebruikers die supporter zijn van RSC Anderlecht, KRC Genk en Germinal Beerschot. Omdat we niet over de mogelijkheid beschikten om alle eerste klasse clubs te evalueren, beperkt deze studie zich tot een casestudie van deze drie clubs. Wel konden de supporters een globale uitspraak doen over de eerste klasse zelf, omdat zij ook vaak meegaan op verplaatsing. De onderzoeksgroep is zich er niettemin van bewust dat voetbal ook kan open staan voor andere doelgroepen. Vandaar dat er ook aandacht wordt geschonken aan maatregelen die kunnen genomen worden om het volgen van een voetbalwedstrijd voor personen met een visuele of audiovisuele beperking aangenaam te maken. Tot slot is het belangrijk te weten dat personen met een functiebeperking die interesse tonen in voetbal, maar het stadion niet bezoeken wegens uiteenlopende redenen, niet aan het woord kwamen tijdens deze studie. Dit kan een aandachtspunt zijn voor een eventueel vervolgonderzoek, aangezien dit waarschijnlijk tot andere inzichten zou kunnen leiden en de focus kan leggen op het waarom men de stap niet zet.
2.1.1. Fysieke toegankelijkheid van de voetbalstadions Wanneer de term toegankelijkheid ter sprake komt, hebben mensen de neiging dit begrip te associëren met fysieke toegankelijkheid, wat grotendeels bepaald wordt door de bouwtechnische en infrastructurele voorzieningen in een stadion. Vaak vergeet men dat toegankelijkheid verder gaat. Toegankelijkheid gaat ook over het gebruik van een goede communicatie, duidelijke informatieverstrekking, klantvriendelijkheid, dienstverlening, logische signalisatie enzovoort. Deze aspecten kunnen worden gevat onder de noemer ‘toegankelijkheid van informatie en communicatie'. Het eerste luik, de fysieke toegankelijkheid, zullen we in dit hoofdstuk aan bod laten komen, het tweede luik volgt in het volgende hoofdstuk.
106
Aan de respondenten werden een aantal vragen gesteld met betrekking tot de keten van fysieke toegankelijkheid, met name de weg die een persoon aflegt van de huisdeur tot het stadion. Idealiter dient deze keten obstakelvrij te zijn. Meer specifiek werd er gepeild naar de aanwezigheid en staat van parkeerplaatsen, zitplaatsen, aangepaste toiletten en drankgelegenheden. Uit de gesprekken bleek dat dit thema essentieel is voor de rolstoelgebruikende voetbalsupporter. Er werden dan ook een aantal knelpunten en gevoeligheden geformuleerd.
Parkeerplaatsen Met betrekking tot parkeerplaatsen zijn er opmerkelijke verschillen vast te stellen tussen de clubs. RSC Anderlecht beschikte tot voor kort niet over aparte parkeerplaatsen voor personen met een beperking maar recentelijk heeft men beslist in 20 aparte parkeerplaatsen te voorzien. Deze parking is sinds april/mei in gebruik en zou heel wat problemen moeten oplossen. De respondenten maakten duidelijk dat het vroeger niet evident was dicht bij het stadion te parkeren daar het stadion in een woonwijk gelegen is. Momenteel kunnen personen met een functiebeperking via de website van Fans On Wheels hun parkeerplaats reserveren voor de thuiswedstrijden van Anderlecht. Men heeft de bedoeling dit project verder te zetten en de website uit te breiden voor alle eerste klasse clubs. In KRC Genk kunnen supporters met een beperking gebruik maken van een aparte parking. Dit kan evenwel pas wanneer men zich aansluit bij de fanclub BAOW. Dit lidmaatschap geeft recht op een speciale parkeerkaart voorbehouden voor de clubleden. Een blijvende hindernis is dat de parking niet verhard is. In Germinal Beerschot vraagt men een aparte parkeerplaats aan bij de club zelf. Met de invaliditeitskaart krijgt men toegang tot een parking vlakbij het stadion. Het is belangrijk om op te merken dat indien clubs aparte parkeerplaatsen voorzien, zij dit enkel doen voor de eigen supporters. De respondenten die ook uitwedstrijden volgen en zich met hun eigen auto verplaatsen, kunnen vaak enkel op de reguliere voorziene parkeerplaatsen of in de buurt terecht. De afstand tot het stadion is dan voor een rolstoelgebruiker vaak te ver. De respondenten die aangesloten zijn bij een doelgroepspecifieke of een andere fanclub verplaatsen zich voor de uitwedstrijden vaak met een voor de wedstrijd ingelegde bus en ervaren dan ook geen problemen bij het parkeren daar er voor de supportersbussen speciale plaatsen worden voorzien. Voor de individuele bezoeker die zich in een rolstoel verplaatst daarentegen is niets voorzien. Het enige wat de bezoeker rest, is op eigen initiatief de ordediensten en ontvangende club verwittigen van zijn komst.
Weg van parkeerplaats tot in stadion
107
De respondenten meldden dat bij de meeste eerste klasse clubs de weg van de parking tot het stadion vaak te wensen overlaat. In het slechtste geval is deze weg niet verhard en kost het de rolstoelgebruiker heel wat moeite om het stadion te bereiken.
Zitplaatsen De zitplaatsen in de stadions verschillen per club maar bij de drie clubs hebben de rolstoelgebruikers de mogelijkheid om begeleid te worden door een eigen begeleider. Op KRC Genk nemen de rolstoelgebruikers plaats achter het doel, voor de spionkop van KRC en op het gelijkvloers. De gehele achterzijde van het doel is voorbehouden voor de rolstoelgebruikers en hun begeleiders. Er is een zone voorzien voor ongeveer 70 rolstoelgebruikers. Voor de begeleiders wordt een losstaande stoel voorzien, zodat men naast de rolstoelgebruiker kan plaatsnemen. De respondenten zijn tevreden over de voorziene plaatsen en ervaren deze als comfortabel, doch vindt men het storend dat de plaatsen niet overdekt zijn. Daarnaast vinden de respondenten het soms moeilijk om de wedstrijd te volgen vanop de begane grond. Zij wijzen erop dat hun zicht belemmerd wordt door reclamepanelen en camera’s. Wat RSC Anderlecht betreft, zijn de plaatsen gelegen aan de zijkant/hoek van het veld, op de begane grond. Vanaf deze plaats heeft men een goed overzicht over het veld maar ook hier kan men in sommige gevallen moeilijk over de reclamepanelen kijken, belemmeren stewards het zicht en is het perspectief op het veld niet altijd even goed. Ook in dit stadion zijn de zitplaatsen niet overdekt, wat niet als aangenaam wordt ervaren. In Germinal Beerschot daarentegen zijn de zitplaatsen wel overdekt en bevinden de plaatsen zich langs de gehele zijlijn van het veld. Wat de zitplaatsen in de Belgische voetbalstadions betreft, kunnen een aantal belangrijke zaken worden aangestipt. Bij de respondenten die zowel thuis- als uitwedstrijden volgen, bestaat hieromtrent nogal wat ontevredenheid. Eerst en vooral worden de rolstoelgebruikers van verschillende supporterclans in een aantal stadions samen geplaatst. Dit wordt als erg storend ervaren. De respondenten drukken erop dat het belangrijk is je als supporter voor een welbepaalde club te kunnen uiten. Ten tweede staan de bezoekende rolstoelgebruikers vaak in een neutraal vak of vlak voor de spionkop van de andere ploeg en kunnen zij dus ook op deze plaatsen hun vreugde of teleurstelling niet ten volle uiten. Vervolgens gebeurt het wel eens dat rolstoelgebruikers voor de reclamepanelen hun zitplaats vinden en er in het gras en de modder naar de wedstrijd dienen te kijken.
Toiletten De aanwezigheid, de plaats en de staat van de aangepaste toiletten voor rolstoelgebruikers vormen voor de respondenten elementaire voorwaarden om voetbalwedstrijden op een kwaliteitsvolle en aangename manier te volgen. 108
In KRC Genk zijn de toiletten vlot bereikbaar vanaf de zitplaatsen voor rolstoelgebruikers en zijn er voldoende toiletten beschikbaar. Dit stemt supporters van zowel de thuisploeg als de bezoekende ploeg tevreden. In RSC Anderlecht is er geen aangepast toilet beschikbaar en zijn de reguliere toiletten eveneens niet vlot bereikbaar. Bovendien bevindt er zich vlak aan de toiletten een trapje dat de doorgang bemoeilijkt. Voor personen in een rolstoel is dit erg moeilijk te omzeilen. Om tegemoet te komen aan de wensen of behoeften van de rolstoelpatiënten, heeft de club op aanraden van Fans On Wheels een aangepast toilet gehuurd. In Germinal Beerschot en zijn eveneens aangepaste toiletten voorzien, die ook gemakkelijk te bereiken zijn.
Drankvoorzieningen Ook de bereikbaarheid van drankvoorzieningen bepaalt mee het comfort van rolstoelgebruikers. In KRC Genk is er een kantine op het gelijkvloers voorzien waar ook valide supporters terecht kunnen. In RSC Anderlecht is er een cafetaria dicht bij de zitplaats van de rolstoelgebruikers. Deze cafetaria wordt ook bezocht door andere supporters waardoor ze vaak overbevolkt is en het met andere woorden moeilijk is voor rolstoelgebruikers om voor of tijdens de wedstrijd een drankje te kopen.. Ook in Germinal Beerschot is er een gemengde cafetaria die niet aangepast is aan de noden van rolstoelgebruikers maar doordat er slechts een beperkt aantal supporters in deze cafetaria komt, kunnen rolstoelgebruikers er goed geholpen worden. Niettegenstaande de respondenten weinig problemen ervaren in de naar hun behoeften onaangepaste drankgelegenheden, kunnen op dit punt verbeteringen worden aangebracht.
Besluit Op infrastructureel vlak hebben verschillende clubs inspanningen gedaan binnen de mogelijkheden van de structuur van het stadion. KRC Genk en KVC Westerlo worden hier vaak naar voor geschoven als de goede voorbeelden. Ook de bouwplannen van KAA Gent tonen aan dat de club de intentie heeft de nodige inspanningen te leveren om de toegankelijkheid voor iedereen te bevorderen. De club voorziet in de 4 hoeken van het stadion, plaatsen voor rolstoelgebruikers met aangepaste toiletten. Niettemin kan worden betreurd dat de volledige inclusie van personen met een functiebeperking in geen enkele Belgische club wordt nagestreefd. Meestal voorziet men een apart vak, waardoor de personen niet kunnen samen zitten met vrienden of familie en in se in hun voetbalbeleving worden beperkt.
109
2.1.2. Communicatieve en informatieve toegankelijkheid Naast de fysieke toegankelijkheidsfactoren, kan de toegankelijkheid van een stadion ook mee bepaald worden door de wijze waarop men ontvangen en begeleid wordt in het stadion. De respondenten werden gevraagd naar hun ervaringen met stewards, de abonnementsprijs, de aparte signalisatie en de omstandigheden bij aankomst aan het stadion. Het onthaal van voetbalsupporters wordt meestal uitgevoerd door de stewards die geacht worden om binnen het stadion aanspreekbaar te zijn bij eventuele vragen en problemen. Daar de stewards dezelfde opdrachten hebben in de verschillende Belgische voetbalstadions, konden de respondenten een algemeen beeld vormen van de Belgische stewards. Aan de ingang van het stadion zijn er stewards aanwezig om een abonnementscontrole uit te voeren en indien nodig de mensen de weg te wijzen. Personen met een beperking worden hierbij niet extra begeleid maar de bevraagde personen zijn er van overtuigd dat zij steeds bij de stewards terecht kunnen, indien dit nodig zou zijn. Ook rond het veld zijn stewards aanwezig die ervoor zorgen dat het gebeuren vlot en veilig verloopt. Bij de thuiswedstrijden zijn dit steeds dezelfde personen, wat als positief wordt ervaren. Maar ook hier melden de respondenten geen extra nood te hebben aan hulp van de stewards. Mocht het nodig zijn weet men zeker bij de personen terecht te kunnen. De bevraagde personen wijzen erop dat zij begeleid worden door vrienden of familie en aldus van hen hulp ontvangen en niet verwachten dat zij extra aandacht van de stewards zouden krijgen. De respondenten staan evenwel positief tegenover het project, gestart in overleg met de Vlaamse minister van Gelijke Kansen waarbij veiligheidsverantwoordelijken en stewards van de clubs de nodige opleiding inzake toegankelijkheid en onthaal en assistentie krijgen. Voornamelijk het werken aan de veiligheid van rolstoelgebruikers wordt als positief ervaren. Wat de aankomst in het stadion betreft zijn er eerst en vooral opmerkelijke verschillen in de toegankelijkheid voor de thuissupporter en de bezoekende supporter. Zowel in RSC Anderlecht, Germinal Beerschot als KRC Genk is er een aparte ingang voor rolstoelgebruikers bij de thuissupporters. Voor de bezoekende supporter echter is het niet gemakkelijk om de weg te vinden in en rond de voetbalstadions. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt eveneens dat er in alle stadions een gebrek is aan signalisatie voor personen met een beperking. Vervolgens benadrukken de respondenten dat het voor personen met een beperking die individueel het stadion bezoeken, een moeilijke opdracht is om de weg te vinden naar de ingang, naar de zitplaats, naar de ticketverkoop,… Alle respondenten die individueel een voetbalwedstrijd bijwonen nemen dan ook voordien contact op met de club om zich te informeren en eventuele afspraken te maken. Ook de websites van de voetbalclubs geven volgens deze personen te summiere informatie omtrent de toegankelijkheid en de mogelijkheden voor personen met een beperking. Een goed onthaal in de voetbalstadions gaat ook vaak gepaard met de prijsbepaling van abonnementen en tickets voor personen met een beperking. De voetbalclubs leveren 110
inspanningen om in hun beleid werk te maken van alternatieve prijzen voor verschillende groepen. In KRC Genk betalen personen met een beperking voor de thuiswedstrijden 25€ voor het eigen abonnement, 25€ voor het abonnement van de begeleider en daarnaast wordt ook 7.5€ lidgeld betaald voor de aansluiting bij de BAOW. Deze aansluiting is volgens de bevraagde personen noodzakelijk om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor personen met een beperking en vooral om een parkeerkaart te kunnen ontvangen. In RSC Anderlecht en Germinal Beerschot daarentegen is het abonnement voor de personen met een beperking gratis en de begeleider betaalt een staanplaatsabonnement. Hoewel de bevraagde personen erg positief staan tegenover deze alternatieve prijzen, geven zij toch een belangrijke richtlijn mee. Het begeleiden van personen met een beperking bij evenementen als voetbalwedstrijden wordt door alle respondenten begrepen als vrijwilligerswerk, als een engagement van de begeleider om het voetbalgebeuren voor de persoon met een beperking mogelijk en aangenaam te maken. Vanuit dergelijk perspectief blijkt het dan ook niet logisch dat abonnementen gratis zijn voor personen met een beperking en betalend voor de begeleider/vrijwilliger. Ook Intro vzw onderschrijft dit idee en wil af van het idee van de gratis politiek. Ten tweede dient opgemerkt te worden dat alle respondenten meer te vinden zijn voor een betalend abonnement waarbij hen de garantie wordt geboden dat er een aangepaste zitplaats, toilet en drankvoorziening is dan het verkrijgen van een gratis abonnement in een weinig of niet aangepast stadion. Zij benadrukken dat een aangepast stadion prioritair is aan alternatieve prijzen voor tickets en abonnementen. Belangrijk echter in dit verband is de financiële omstandigheden van personen met een beperking. Vaak beschikken zij over weinig financiële middelen en is het budget voor vrijetijdsbesteding beperkt. Het is aldus noodzakelijk een evenwicht te zoeken met betrekking tot bovenstaande moeilijkheden.
2.1.3. De clubsfeer in de voetbalstadions Het is van belang dat voetbalsupporters het volgen van een voetbalwedstrijd ook daadwerkelijk als ‘een feest’ kunnen ervaren. Om een goede sfeer te kunnen ervaren in het voetbalstadion is een gelijke behandeling door bestuur en medesupporters van elke aanwezige noodzakelijk. De respondenten werden gevraagd naar hun ervaringen in de eigen en andere clubs. KVC Westerlo, KRC Genk en Sporting Charleroi werden aangewezen als zeer open voetbalclubs met een aangename.sfeer. De respondenten waren op dit vlak overwegend positief over de Belgische voetbalclubs en hun supporters.
2.1.4. Beleidsparticipatie De respondenten werden gevraagd of zij met bovenstaande problemen en opmerkingen bij het bestuur van hun voetbalclub, de Koninklijke Belgische Voetbalbond en de Belgische politiek terecht kunnen. Zij vinden het meestal niet nodig bij het bestuur van de eigen voetbalclub aan te kunnen kloppen en bovendien zijn zij van mening dat ‘hun’ bestuur erg aanspreekbaar is en zij bij hen gehoor kunnen krijgen. 111
De Koninklijke Belgische Voetbalbond daarentegen heeft een minder positief imago op het vlak van bereikbaarheid en openheid van bestuur. De bevraagde personen zijn van mening dat zij met opmerkingen niet bij de voetbalbond terecht kunnen. Er wordt wel positief gereageerd op hun website die duidelijke informatie biedt over tickets en parkeergelegenheid. Ook in de Belgische politiek is er volgens de respondenten te weinig aandacht voor de toegankelijkheid van voetbalstadions en gelijke kansen voor personen met een beperking. De bevraagde personen zijn evenwel niet van mening dat hun problemen minder aandacht krijgen dan problemen van andere minderheden. Toch zijn er enkele organisaties die zich inzetten voor de belangen van personen met een functiebeperking. In wat volgt bespreken we de belangrijkste partners.
Fans on Wheels Fans on Wheels, de cluboverschrijdende organisatie die ijvert voor de toegankelijkheid van de Belgische voetbalstadions wordt hier apart toegelicht net omwille van zijn overschrijdende karakter en zijn verwezenlijkingen en toekomstplannen. Fans on Wheels is gestart in januari 2007 en wordt aangestuurd door een rolstoelgebruiker. Er is een nauw samenwerkingsverband met Intro Vzw en samen oefenen zij druk uit op Belgische voetbalclubs om te werken aan een toegankelijkheidsbeleid. Ook met Vlaams Minister van Gelijke kansen Kathleen Van Brempt en het kabinet van Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering onderhoudt Fans on Wheels een goede relatie. Fans on Wheels onderhoudt contacten met de veiligheidsverantwoordelijken van de voetbalclubs. In eerste instantie werden zij gevraagd om een gesprek te voeren rond de toegankelijkheid om zo de eventuele pijnpunten of verbeteringspunten bloot te leggen. In de meeste clubs werd dit initiatief positief onthaald en stond men open voor een gesprek. In een aantal voetbalclubs zijn zelfs naar aanleiding van deze gesprekken concrete aanpassingen doorgevoerd, zoals het aanpassen van de parkeergelegenheid en toilet in RSC Anderlecht. In tweede instantie gaan de gesprekken over de bouwplannen van nieuwe stadions. Zo voorziet het nieuwe stadion van AA Gent in een aangepaste infrastructuur. In Gent is daartoe samen met de Cel Gehandicaptenbeleid van de Stad Gent een belangrijk resultaat behaald dat als voorbeeld kan dienen voor andere stadions. In de toekomst wil Fans on Wheels de mogelijkheid scheppen om via de website www.fansonwheels.eu parkeerplaatsen te reserveren bij voetbalwedstrijden. Momenteel is dit enkel mogelijk voor thuiswedstrijden van RSC Anderlecht. Daarnaast wordt er met middelen van de Koning Boudewijnstichting, in het seizoen 2008-2009 gestart met een busservice voor personen met een beperking. Fans on Wheels ontving hiervoor 7.500€ en overweegt om een minibus aan te kopen die de supporters op een comfortabele wijze tot bij het stadion brengt. Voorlopig dient dit project enkel de Anderlecht supporters maar de 112
bedoeling is om deze busservice uit te breiden en binnen een aantal jaren een service te kunnen geven aan supporters van alle ploegen uit de Jupiler League. Naast de digitale reservatie van parkeerplaatsen en de busservice zal Fans on Wheels samen met Intro Vzw de toegankelijkheid van de stadions blijven nagaan.
Intro vzw en Enter Intro maakt evenementen, voorstellingen in cultuurcentra, festivals en sportmanifestaties toegankelijk voor mensen met een handicap. Hiervoor verleent Intro advies op maat van de organisatie en geeft het ondersteuning in de praktische opbouw van een evenement. Ook binnen sportevenementen en voetbalwedstrijden is Intro actief door onder andere assistentie te verlenen tijdens interlands en de bekerfinale. In een eerste fase was Intro vzw de initiatiefnemer tot de organisatie van een ronde tafel waarin toegankelijkheid van voetbalstadions aan bod komt. Hierin zetelen verschillende partners zoals de KBVB, de Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken, de Pro League, Enter en Intro, Gelijke kansen Sport Vlaanderen, Gelijke kansen Sport Wallonië, Blue Army on Wheels, Yellow Red Amy on Wheels en Fans on Wheels. Na deze ronde tafel heeft Intro vzw via de nationale loterij een budget ontvangen waardoor men actief is op drie domeinen binnen het voetbal. Ten eerste voorziet men in een opleiding voor veiligheidspersoneel en stewards (samen met Enter); is er een opleiding voor aandachtsstewards – personen die binnen de stadions personen met een functiebeperking zullen begeleiden – (samen met Enter); en is er binnen de basisopleiding voor stewards eveneens een module op handicap toegespitst, waar Intro ook aan meewerkt. Ten tweede werkt men samen met Fans On Wheels om toegankelijkheid binnen de Belgische eerste klasse bespreekbaar te maken. Ten derde zal men in samenwerking met het Toegankelijkheidsbureau, tijdens het seizoen 2008-2009 starten met het doorvoeren van toegankelijkheidsonderzoeken ,binnen de eerste klasse. KVC Westerlo en RSC Anderlecht zullen instaan als proefclubs, zodat daarna alle clubs aan de beurt kunnen komen. De provinciale adviesbureau’s kunnen het dan overnemen. Binnen deze controles is het de bedoeling de toegankelijkheid te controleren en dit alles samen te vatten in een knelpuntenrapport. Op basis daarvan wordt een actieplan opgesteld. Hierbij doet men aanbevelingen voor de clubs die over verschillende fasen kunnen lopen, van het minst ingrijpend, en dus een kleine investering met een hoog rendement, tot zwaar ingrijpend, waarbij vaak de infrastructuur grondige aanpassingen zal moeten doormaken. Naast Intro dat federaal werkt, heeft ook Enter een invloed op het toegankelijkheidsbeleid, maar dan op Vlaams niveau. Intro staat in voor aspecten op het niveau van informatieverspreiding, organisatie, betrokkenheid van de club, terwijl Enter vzw zich meer richt op structurele, fysische toegankelijkheid. 113
2.2.
Studie naar de beleving van het gevoerde gelijkekansenbeleid bij personen van allochtone afkomst
diversiteit-
en
In wat volgt staan we stil bij de belangrijkste vaststellingen over allochtonen en voetbalbeleving. De informatie die hieronder wordt meegedeeld is afkomstig uit individuele semi–gestructureerde interviews met allochtone personen die interesse hebben in het voetbal en allochtone personen die als jeugdwerker verbonden zijn aan een organisatie die zich inzet voor buurtsport en op deze manier vaak in contact komen met allochtone jongeren. Voorts is voorliggend hoofdstuk gebaseerd op de resultaten van een focusgroep die verschillende mensen samenbracht die binnen buurtsport of binnen een eerste klasse club werken met allochtone jongeren. Verder informatie over de methodologie is terug te vinden in het methodologisch hoofdstuk van dit onderzoek.
2.2.1. Voetbalaffiniteit Onderstaand hoofdstuk heeft aandacht voor de voetbalaffiniteit van allochtonen en dit op verschillende domeinen. Ten eerste staan we stil bij de affiniteit en beleving van de competitie van het land herkomst om vervolgens aandacht te schenken aan de affiniteit met de Belgische competitie. Tot slot worden de redenen overlopen waarom deze affiniteit minder is en hoe deze eventueel kan worden verhoogd.
2.2.2.
Affiniteit met buitenlandse voetbalclubs
Bij allochtonen merkt men vaak een grote interesse op voor buitenlandse voetbalclubs. Eerst en vooral dient hier te worden aangestipt dat er een opmerkelijk verschil is tussen personen van Turkse origine en personen van Marokkaanse origine: daar waar Turkse jongeren een sterke affiniteit tonen met de Turkse competitie is dit bij Marokkaanse jongeren veel minder het geval. Alle bevraagde personen van Marokkaanse origine blijken geen enkele interesse te tonen voor de Marokkaanse voetbalcompetitie en geven hiervoor als reden aan dat de Marokkaanse competitie, zelfs in Marokko, onbelangrijk is en dat de Marokkaanse voetbalwereld aansluit bij de Afrikaanse competitie daar waar zij eerder de Europese competitie volgen. Enige uitzondering is de nationale ploeg, die voor de meeste mensen wel als een belangrijk klankbord wordt aanzien en ook nauwlettend wordt gevolgd. Voorts blijkt men echter de Spaanse competitie te volgen en dit onder andere omdat de Spaanse competitie doorgaans aanzien wordt als een erg hoogstaande voetbalcompetitie – Marokkaanse jongeren zijn fan van technisch voetbal – en Marokko en Spanje in zekere zin als buurlanden worden beschouwd. Marokkaanse jongeren tonen eveneens interesse in de Spaanse of soms Italiaanse competitie. Het is duidelijk te zien op de verschillende pleintjes in de steden als Gent, Antwerpen en Brussel dat Marokkaanse jongeren truitjes dragen van 114
FC Barcelona, Real Madrid, AC Milan, Manchester United of Arsenal. Deze interesse komt voort uit hun eigen spel, het pleintjesvoetbal waar technische kunstjes hoog worden aangeschreven. Dit soort voetbal ziet men het meeste terug in de Spaanse, Italiaanse of Engelse competitie. De bevraagde personen van Turkse origine en Turkse jongeren daarentegen blijken veel vaker supporter van een club uit Turkije: Fenerbaçé, Galatasaray,… en volgen dan ook wekelijks de Turkse competitie op een soms erg gedreven manier. De respondenten geven een aantal verschillende verklaringen voor deze nauwe band met de Turkse voetbalcompetitie. Ten eerste nemen ze dit sinds de vroege kinderjaren over van familie die gekluisterd zit aan, vroeger de Turkse radio, nu de Turkse televisiezenders die voetbalwedstrijden uitzenden. Vervolgens vestigen zij er ook de aandacht op dat men in Turkije een voetbalwedstrijd anders en emotioneler beleeft dan in België. Ze voelen zich naar eigen zeggen meer aangetrokken tot een passionele, emotionele beleving dan de door de omschreven koelere Belgische sfeer. Ten derde wijst men erop dat de Turkse voetbalcompetitie de laatste 5 jaar een enorme groei heeft gekend en momenteel kwaliteit biedt. Ploegen als Galatasaray en Fenerbaçé zijn op dit moment ook in Europa van betekenis. Sommige respondenten halen de groei van deze ploegen aan om een vergelijking te maken met hun eigen situatie. Men put er hoop uit om zelf te groeien en meer aanvaarding te krijgen in Europa. Ten laatste dient te worden opgemerkt dat de toenadering naar de Turkse competitie veel groter is onder invloed van satelliettelevisie. Het volgen van bijna alle wedstrijden wordt op deze manier erg gemakkelijk is.
2.2.3.
Affiniteit met Belgische voetbalclubs
Zeven van de acht bevraagde personen bleken affiniteit te hebben met een Belgische voetbalclub maar konden zich geen vaste supporter of geregelde bezoeker van het voetbalstadion noemen. Indien zij voor een bepaalde club supporteren, doen zij dit meestal voor de club verbonden aan hun woonplaats. Dit betekent dat, althans voor de bevraagde personen, de fysieke nabijheid de grootste motivatie vormt om een verwantschap te voelen met een Belgische voetbalclub. Tijdens de focusgroep werd deze stelling evenwel niet representatief bevonden voor de allochtone jongeren. Allochtone jongeren kiezen niet zozeer een ploeg die dicht bij hun woonplaats ligt, maar een ploeg die mooi technisch voetbal brengt. Vandaar dat Standard Luik dit jaar vaak interesse opwekte bij sommige jongeren. Ook Anderlecht is vaak geliefd. Alle respondenten zowel tijdens de individuele interviews als in de focusgroepen, duiden voor deze beperkte interesse en de op dit vlak beperkte diversiteit in de tribunes een erg duidelijke en voornaamste reden aan, met name het gebrek aan allochtone spelers op de Belgische velden. De aanwezigheid van allochtone spelers doorgestroomd vanuit de Belgische jeugdopleidingen, is volgens hen nagenoeg rechtevenredig met de interesse voor de Belgische voetbalcompetitie. De respondenten menen dat allochtonen zich op dit moment te weinig kunnen associëren met bepaalde spelers net omdat er binnen de clubs
115
vaak andere spelers worden aangetrokken en/of allochtonen wegtrekken naar het buitenland omdat hen in België geen kansen worden geboden. Voorbeelden die aanduiden dat allochtone spelers wel degelijk als rolmodel fungeren en jongeren aantrekken vinden we in Gent en Beerschot. Toen Erdinç Kurtulus in Gent speelde, kwamen er plots veel meer Turkse jongeren naar het Ottenstadion. Mbarak Boussoufa zorgde niet voor hetzelfde effect onder Marrokkaanse jongeren, wat volgens de respondenten van de focusgroep te wijten is aan het feit dat Marokkaanse jongeren niet even vlug warm te maken zijn voor deze zaken in vergelijking met Turkse jongeren. Zijn periode bij Gent was volgens hen, net te kort. In Germinal Beerschot was er groepje jongeren die graag een supportersclub hadden opgericht toen Mohamed Messoudi bij de club speelde. Jammer genoeg werd dit geweigerd. .Net op deze trends zouden clubs meer moeten kunnen inspelen en bepaalde acties gaan ondersteunen. Voorts stellen de respondenten van de focusgroepen vast dat allochtone jongeren van de 3de generatie meer affiniteit vertonen met Belgische clubs dan allochtonen van de 1ste en 2de generatie. Op het Kiel merkt men bijvoorbeeld dat acties waarbij alle scholen uit de omgeving werden uitgenodigd – hoofdzakelijk concentratiescholen – een effect beginnen te hebben. Steeds meer allochtone jongeren – tussen 6 en 10 jaar – beginnen Beerschot in hun hart te dragen. Het is dan ook aan de andere clubs om ook deze generatie aan te spreken en te betrekken bij hun werking. Eveneens merken de buurtsport medewerkers op dat de eerste klasse clubs niet altijd gekend zijn bij de allochtone jongeren. Onbekend maakt onbemind. Specifieke acties zoals hierboven omschreven, kunnen dus hun vruchten afwerpen, al is dit niet noodzakelijk voor elke club weggelegd. In Gent, Genk, Antwerpen werkt het om via bepaalde acties allochtone jongeren aan te trekken. In een club als Brugge – in een regio met een relatief beperkte migratiegeschiedenis - is dit uiteraard een heel ander verhaal. Tot slot geven sommige respondenten aan dat jongeren een zekere interesse tonen, maar dat het toegangsgeld soms te duur is en/of de procedure om aan tickets te geraken vaak te omslachtig is. Vaak moeten mensen moeite doen om aan een ticket te geraken. 2.2.4. Gebrek aan kansen Zoals hierboven werd omschreven, wordt het gebrek aan een rolmodel in de eerste ploeg van de teams als de grootste oorzaak aangehaald waarom allochtone jongeren wegblijven uit onze stadions. Om die reden werd in dit onderzoek kort ook gepeild naar de voornaamste redenen voor het niet doorgroeien van allochtone jongeren in de jeugdreeksen van het Belgische voetbal. Er worden voor bovenstaande situatie verschillende oorzaken aangehaald. Ten eerste wordt door diverse respondenten de nadruk gelegd op het feit dat erg veel allochtone jongeren starten in de jeugdreeksen van clubs, ook bij de eerste klasse clubs, maar dat erg weinig allochtonen doorstromen naar de eerste ploeg.
116
Een tweede oorzaak voor het gebrek aan allochtone spelers op de velden van voetbalclubs uit de eerste klasse wordt door de respondenten toegeschreven aan de huidige prestatiegerichte cultuur in de voetbalwereld. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan het sociale aspect van voetbal. Sommige respondenten menen echter dat deze jongeren door gebrek aan contactpersonen in de clubs afhaken. Bovendien ontstaan vaak misverstanden omwille van hun andere culturele achtergrond en thuissituatie. De clubs missen een vertrouwenspersoon die hen kan contacteren wanneer ze niet aanwezig zijn op de wedstrijd of te laat op training aankomen. Ten derde komen er bij de jeugdopleidingen van clubs uit eerste klasse aanzienlijke kosten kijken. Hoewel voetbal, in vergelijking met andere sporten, nog relatief goedkoop is, is de investering voor sommige ouders te groot. Een vierde oorzaak zou de andere houding van allochtone ouders ten opzichte van voetbal kunnen zijn, al lijkt deze oorzaak volgens de respondenten in de meeste gevallen achterhaald. De eerste generatie is geïmmigreerd en heeft een hard leven gekend waarin zij in de eerste plaats in de primaire behoeften dienden te voldoen. Voetbal was voor hen een vrijetijdsbesteding waar nauwelijks tijd, geld en interesse voor was. De tweede en derde generatie echter volgen hun kind op, maken tijd voor vrije tijd en weten waar zij terecht kunnen. De bevraagde personen merken op dat deze ouders ondanks hun inspanningen voelen dat er geen kansen gegeven worden en zij haken af. Ten vijfde worden sommige jongeren eens ze 16 jaar zijn en talent hebben, via een makelaar getransfereerd naar het buitenland. Bij allochtone jongeren is omwille van bovenstaande redenen het gevoel ontstaan dat ze niet de juiste sportieve kansen krijgen en is daarom de affiniteit met Belgische voetbalclubs miniem. Deze redenering komt vaak terug als een belangrijke reden waarom in de tribunes van onze voetbalcompetitie niet de diversiteit van de vaak kleurrijke wijken waarin de stadions gelegen zijn, wordt weerspiegeld. Bij dit alles dient echter te worden opgemerkt dat er bij de respondenten een enigszins afwijkende perceptie bestaat over de Waalse voetbalclubs. De personen menen dat in Waalse voetbalstadions er zowel op het veld als in de tribunes een grotere diversiteit heerst dan in de Vlaamse stadions. Allochtone jongeren lijken hier makkelijker door te stromen (bijvoorbeeld Fellaini, Mbokani,…) en ook de betrokkenheid van allochtonen is groter. De bevraagde personen uit Wallonië toonden in het interview een nauwere betrokkenheid bij een Belgische voetbalclub, met name Sporting Charleroi en zijn eveneens een geregelde bezoeker van voetbalwedstrijden.
2.2.5. Racisme in Belgische voetbalclubs Geen enkele respondent is naar eigen zeggen ooit het slachtoffer geweest van een of andere vorm van racisme bij het bijwonen van een voetbalwedstrijd. Zij worden in het
117
stadion echter wel geconfronteerd met racisme gericht tegen spelers en supporters van de andere ploeg, waarbij hetvoornamelijk lijkt te gaan om de gekende oerwoudgeluiden. In Wallonië echter vertellen de bevraagde personen een enigszins ander verhaal met betrekking tot racisme en het gevoel met minder respect benaderd te worden. Zij ervaren voornamelijk een intolerante houding ten opzichte van Waalse supporters in de Vlaamse voetbalstadions. Ten opzichte van allochtonen daarentegen ondervinden zij een eerder open mentaliteit. De respondenten bleken vaak speler te zijn in een provinciale voetbalclub of zaalvoetbalploeg. In deze reeksen worden zij echter wel vaak geconfronteerd met racisme door scheidsrechters, tegenspelers en supporters. Ook in jeugdreeksen blijken ouders langs de zijlijn racistische opmerkingen te maken naar allochtone jeugdspelers. De bevraagde personen wezen erop dat allochtonen omwille van hun afkomst minder kansen krijgen en daarom ook vaker afhaken. De laatste jaren merk je dan ook vaker nagenoeg exclusieve Turkse of Marokkaanse ploegjes op in deze competities. Het bovenstaande is van belang in die zin dat het gevolg van deze situatie is dat de algemene perceptie van de Belgische voetbalwereld mede op basis van deze ervaringen wordt gevormd. Allochtonen voelen zich immers ook bij voetbalclubs uit eerste klasse minder welkom omwille van de harde confrontaties bij hun eigen sportbeleving.
2.2.6. Diversiteitsbeleid in Belgische voetbalclubs en bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond Met de respondenten werd gesproken over het huidige gevoerde diversiteits- en gelijkekansenbeleid bij Belgische voetbalclubs en hun ervaringen met betrekking tot eventuele acties. Zeven van de acht bevraagde personen zijn professioneel verbonden aan een die zich richt tot allochtone jongeren. In KRC Genk zijn er in de laatste twee jaar samenwerkingsverbanden ontstaan tussen buurwerkingen en de club. Er werd ondermeer een quiz georganiseerd met spelers van KRC Genk en toernooien waarbij ze als prijs een training van een speler konden winnen. Deze acties werden positief onthaald maar men merkt op dat de samenwerking moeilijker verloopt indien de club niet op volle toeren draait in de competitie. In KAA Gent loopt er in samenwerking met het OCMW het project ‘Voorzet’ dat door middel van voetbaltrainingen bij jonge leefloners vaardigheden wil ontwikkelen die hen verder helpen op de arbeidsmarkt. Dit wordt positief onthaald. De Koninklijke Belgische Voetbalbond startte in 2006 de campagne tegen racisme ‘Hang de aap niet uit’. De bevraagde personen staan eerder sceptisch tegenover dergelijke initiatieven en stellen zich vragen bij de intenties ervan. Eerst en vooral wijst men erop dat acties op korte termijn weinig effecten teweeg brengen en niet bereiken wat ze voor ogen hebben. Uitsluiting op basis van afkomst en het missen van kansen hierdoor worden begrepen als diepgewortelde overtuigingen die niet meteen opgelost kunnen worden door verschillende kortstondige acties. Men is er zich echter van bewust dat het oplossen van deze situatie 118
moeilijk is. Ten tweede is men het er, aansluitend bij het bovenstaande, over eens dat een mentaliteitswijziging moet plaatsvinden in zowel eerste klasse clubs als provinciale en andere reeksen. De uiteindelijke doelstelling zou ook in de voetbalwereld het verdwijnen van de opdeling autochtoon-allochtoon moeten zijn. De respondenten merken op dat een dergelijke mentaliteitswijziging pas kan optreden indien men een overkoepelend beleid gaat voeren in de nationale voetbalcompetitie, vanuit de Koninklijke Belgische Voetbalbond, in de provinciale reeksen, in het zaalvoetbal, in de jeugdreeksen en dit bij alle betrokken partijen. Men duidt hierbij de voetbalbond aan als belangrijke speler die een actieve rol kan spelen in dit proces. De bond heeft een belangrijke taak in het verhogen van het bewustzijn van de clubbesturen. Het ontbreekt de meeste clubbesturen volgens de respondenten aan een eenduidige visie rond en openheid voor een diversiteitsbeleid in het algemeen, en rond een intercultureel diversiteiteitsbeleid in het bijzonder. Clubs dienen alle geledingen van hun club open te stellen voor mensen van allochtone afkomst. Het zou volgens onze respondenten een grote stap vooruit zijn mocht er binnen de dagelijkse werking van een club reeds enkele allochtone mensen aanwezig zijn. Ook op beleids- en bestuursniveau zouden meer allochtone mensen moeten tewerkgesteld worden.
2.3.
Besluit
Uit de studie naar de voetbalbeleving van twee doelgroepen, kunnen we concluderen dat de verwachtingen die men heeft sterk verschilt van doelgroep tot doelgroep. Personen met een functiebeperking focussen zich in de eerste plaats op de toegankelijkheid van het stadion. Voor hen is het van essentieel belang dat de keten van fysieke toegankelijkheid wordt gerespecteerd zodat zij de wedstrijden op een aangename en comfortabele manier kunnen bijwonen. Naast de fysieke toegankelijkheid, speelt ook de communicatieve en informatieve toegankelijkheid een grote rol. Personen van allochtone afkomst hechten veel belang aan de aanwezigheid van allochtone rolmodellen op de speelvelden. Hun affiniteit met de Belgische competitie is met andere woorden sterk afhankelijk van de spelers die op het veld staan. Zij zien het gebrek aan doorstroom van allochtone jongeren naar de eerste elftallen als een van de oorzaken waarom er weinig allochtone jongeren wedstrijden bijwonen.
119
DEEL IV: AANBEVELINGEN VOOR VOETBALCLUBS IN DE EERSTE KLASSE MET BETREKKING TOT HET UITWERKEN VAN EEN DIVERSITEITSBELEID VOOR HUN PERSONEEL EN EEN ONTHAAL- EN DIVERSITEITSBELEID VOOR DE SUPPORTERS Voetbal heeft een zekere aantrekkingskracht, want jaarlijks vinden duizenden mensen de weg naar het stadion. Voetbal is een ontspanningsactiviteit die open staat voor iedereen, maar niet iedereen bereikt. Voetbal of sport in het algemeen, is lang onderhevig geweest aan een mannelijke hegemonie. Vandaar dat in de voetbalwereld vaak een onderscheid wordt gemaakt tussen de authentieke supporter, zijnde de blanke man uit de arbeidersklasse, en de niet authentieke supporter, zijnde mensen uit de middenklasse, vrouwen, allochtonen, kortom groepen die nu pas de weg vinden naar de stadions. Volgens Woodward (2007) zien we dat de authentieke fans nog vaak worden geassocieerd met hooliganisme. Aangezien de stadions steeds meer worden bevolkt door verschillende groepen, stelt ze, dat er binnen het voetbal een verschuiving is van een controlerende en repressieve houding naar een promotie van diversiteit en sociale cohesie. Ook in België stellen we deze evolutie vast. Uit de vorige fase van dit onderzoek bleek dat de meeste eerste klasse clubs een eerste stap hebben gezet om diversiteit op een of andere manier te promoten. Uit onze analyse van de abonnementshouders van de eerste klasse clubs – zie eerste fase van het onderzoek – blijkt echter dat de abonnementshouders vooral uit een mannelijk autochtoon publiek bestaat. Met andere woorden, het aantal allochtonen, vrouwen, ouderen, personen met een functiebeperking dat de Belgische stations bezoekt, blijft relatief beperkt. Buitenlandse studies bevestigen deze trend, maar tonen ook positief nieuws. Voetbal trekt in de eerste plaats een mannelijk publiek aan, maar meer en meer wordt het voetbal een familiegebeuren. Zo vonden, sinds de verplichte invoering van de zitplaatsen, meer vrouwen en gezinnen de weg naar de Engelse voetbalvelden (Malcolm, Jones & Waddington, 2000). Toch zijn niet alle bevolkingsgroepen even betrokken. Een grote contradictie in het voetbal in de lage landen is dat men op de velden vaak een smeltkroes aan nationaliteiten aantreft, maar dit zich niet vertaalt in de clubbesturen en dagelijkse werking van de clubs,en al evenmin op de tribunes. Nochtans kan sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder, een uitstekend middel zijn tot maatschappelijke integratie van verschillende bevolkingsgroepen en van kwetsbare groepen in het bijzonder (De Knop & Elling, 2000). In wat volgt wordt stilgestaan bij de rol die voetbalclubs in dit verhaal kunnen spelen. Eerste klasse clubs hebben in zekere mate een aantrekkingskracht op bepaalde doelgroepen en
120
kunnen een voorbeeldfunctie vervullen. In een eerste fase zullen we stil staan bij de waarde van een doorgevoerd diversiteits- en onthaalbeleid voor de clubs zelf, om in een tweede fase te kijken hoe dit kan gerealiseerd worden.
VOOR HET 1. MOTIEVEN DIVERSITEITSBELEID VOOR EN EEN DIVERSITEITS- EN SUPPORTERS
UITBOUWEN VAN EEN HET PERSONEELSBESTAND ONTHAALBELEID VOOR DE
Uit voorgaande fase kunnen we concluderen dat enerzijds de meeste eerste klasse clubs heel wat inspanningen leveren om diversiteit binnen hun personeel te bewerkstelligen, maar anderzijds deze inspanningen geen samenhangend geheel vormen en ook nergens in een globaal beleidsplan werden uitgeschreven. Het voeren van een diversiteitsbeleid gaat uiteraard verder dan het kunnen aantonen dat men iemand van vreemd origine in dienst heeft. Hetzelfde geldt voor de verschillende acties die de clubs reeds ondernamen om bepaalde doelgroepen bij hun werking te betrekken. Waar sporadische acties weinig nut hebben, kan een goed onderbouwd beleid echter wel zijn vruchten afwerpen. In wat volgt, staan we stil bij de meerwaarde van een doorgevoerd diversiteits- en onthaalbeleid en hoe de clubs op deze manier hun positie als onderneming kunnen verstreken.
1.1. Waarom een diversiteitsplan voor het personeel opstellen? Zoals reeds in deel 1 van deze studie werd weergegeven, werd het personeel van een voetbalclub ingedeeld in vier grote groepen, zijnde de sportieve staf (spelers en trainers), het clubbestuur, het bezoldigd personeel (voornamelijk administratie en onderhoud) en de vrijwilligers (stewards, suppoosten, kantinepersoneel,…). Binnen een diversiteitsplan dienen deze vier groepen betrokken te worden. Er zijn verschillende redenen waarom voetbalclubs werk kunnen maken van de uitbouw van een diversteitsplan of diversiteitsbeleid. Ten eerste speelt een diversiteitsbeleid in op de toenemende diversiteit in de karakteristieken, behoeften en verwachtingen van verschillende klanten – hier toeschouwers en supporters van voetbalclubs –, en ten tweede biedt het een antwoord op de stijgende diversiteit op de arbeidsmarkt zelf. De laatste twee decennia zien we een stijging van het aantal vrouwen en een toename van verschillende culturen op de arbeidsmarkt,… (Cornet & Warland, 2008). Doch zien we bij de voetbalclubs vaak een gebrek aan bewustzijn rond het nut van een diversiteitsbeleid. In de Nederlandse literatuur spreekt men over drie motieven: een diversiteitsbeleid omdat het hoort, omdat het moet en omdat het loont (Lageweg, 2007). Een diversiteitsbeleid biedt met andere woorden een antwoord op de economische (het loont), sociaal-maatschappelijke (het hoort) en juridische (het moet) doelstellingen van een onderneming. In wat volgt staan we bij deze verschillende motieven stil. Het spreekt voor zich dat deze motieven gelden voor de vier groepen binnen het personeel. De spelers en de trainersstaf vormen hier evenwel een buitenbeentje, omdat men bij het aantrekken van nieuwe spelers in de eerste plaats naar de sportieve prestaties zal kijken en pas in tweede 121
instanties rekening zal houden met de diversiteit in de spelersgroep. Doch kan een diverse spelersgroep ook een invloed hebben op de globale werking. Zoals reeds bleek uit de vorige fase, kan een speler met een bepaalde allochtone achtergrond in de kern een belangrijke invloed hebben op de samenstelling van de toeschouwers in de tribune.
1.1.1. Economische motieven De economische motieven voor het opstarten van een doorgedreven diversiteitsplan vormen uiteraard de grootste motivatie voor voetbalclubs. Voor iedere club is een versterking van de economische positie of het aantrekken van meer sponsors het belangrijkste motief om verdere stappen te ondernemen. Indien de club inspanningen onderneemt om zich in te zetten voor de maatschappij, krijgt men ook iets in de plaats. Het creëren van een win-win situatie is dan ook een must. In de vakliteratuur vonden we volgende motieven terug.
o
Voorsprong nemen
Wie nu een voorsprong neemt, haalt straks het meeste talent in huis. Mede ten gevolge van demografische evoluties, is de arbeidsmarkt in volle verandering, waarbij nieuwe categorieën van werknemers, waaronder allochtonen, personen met een handicap, ouder wordende werknemers e.d. een steeds belangrijker component van de beroepsbevolking uitmaken (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). Organisaties kunnen straks niet meer om die groepen heen. Ook voor voetbalclubs is het aantrekken, zowel binnen de vrijwilligerswerking, bezoldigde arbeid als clubbestuur, van deze groepen van groot belang. Indien de voetbalclub een voortrekkersrol wil spelen in de regio, is het uitbouwen van een diversiteitsplan een must. Men neemt een voorsprong en kan uitgroeien tot een voorbeeldfunctie in de regio of voor andere voetbalclubs.
o
Ontdekken van verborgen talenten
Wie de vooroordelen opzij zet en iedereen gelijke kansen biedt, ontdekt veel verborgen talent (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). Vaak zien we vooroordelen en stereotyperingen opduiken, zoals het feit dat mensen met een functiebeperking enkel thuishoren in een beschutte werkplaats of dat een allochtone manager geen groep kan leiden wegens het cultuurverschil. Organisaties en ook voetbalclubs moeten trachten deze vooroordelen achter zich te laten en kijken naar de persoonlijke kwaliteiten, motivatie, inzet en competenties van ieder individu (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). Op deze manier wordt het mogelijk om verborgen talenten binnen te halen en worden er verschillende ideeën en invalshoeken in het beleid of bestuur van de club mee opgenomen.
122
o
Uitbouw van een betere klantenservice
In een veelkleurige en globaliserende samenleving wordt het klantenbestand van ondernemingen ook veelkleuriger. Binnen de voetbalclubs komt dit proces geleidelijk aan op gang. Een divers personeels- en vrijwilligersbestand is een troef, want het staat borg voor een betere klantenservice. Immers, binnen een ‘kleurrijke’ ploeg medewerkers met een mix van jongeren, ouderen, mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen, personen met en zonder beperkingen, tref je de meeste verschillende marketingdoelgroepen aan (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). Zo heb je meteen ook marketingexpertise in huis, onder de vorm van kennis van de voorkeuren, de gevoeligheden en de consumptiepatronen van verschillende bevolkingsgroepen. Voor voetbalclubs is dit een groot voordeel. Op deze manier weet men voeling te houden met de maatschappij en kan men gerichte acties ondernemen om bepaalde doelgroepen aan te trekken.
o
Grotere doeltreffendheid
Medewerkers met verschillende achtergronden brengen verschillende ideeën aan; dat zorgt voor meer creativiteit en flexibiliteit binnen de onderneming. Binnen heterogeen samengestelde teams zijn nu eenmaal meer verschillen in visie en (persoonlijke) ervaringen voorhanden (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). De kans dat daardoor de bestaande, vanzelfsprekende ideeën en praktijken ter discussie worden gesteld, is groot. De confrontatie van uiteenlopende visies en voorstellen houdt precies de organisatie alert en leidt, mits goed begeleid, tot innovatief gedrag. Daar kunnen de clubs alleen maar bij winnen. Door verschillende ideeën aan het woord te laten, zal men zijn doelstellingen ook gemakkelijker bereiken (Cornet & Warland, 2008).
o
Winnen van trouwe en tevreden medewerkers
Organisaties die een niet-discriminerend beleid voeren en alle medewerkers echte kansen bieden, zorgen op die manier voor een open sfeer waarin trouwe en tevreden medewerkers het beste van zichzelf kunnen geven. Organisaties die een diversiteitsbeleid voeren, erkennen verschillen en willen die verschillen waarderen. Medewerkers voor wie ‘kansen krijgen’ op de arbeidsmarkt niet evident was, krijgen op deze manier wel de mogelijkheid om hun capaciteiten te tonen en tonen daardoor het beste van zichzelf wanneer zij zich gewaardeerd voelen, met een grotere loyaliteit en inzet als gevolg (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). Het project ‘Een brug naar Werk’ binnen KAA Gent en KRC Genk passen in dit luik. Jongeren uit het deeltijds onderwijs krijgen de kans om deeltijds te werken op de club, waardoor zijn hun vertrouwen terugwinnen en zich ook ten volle zullen inzetten. o
Bouwen aan een sterk imago
Een beleid van evenredige participatie en diversiteit is een essentieel onderdeel van duurzaam ondernemen, wat voor klanten, personeel, investeerders e.d. een steeds belangrijker argument wordt bij hun keuze; met een divers en kleurrijk personeelsbeleid bouw je aan een sterk imago (Van de Voorde & Hellinckx, 2004). De uitbouw van een sterk imago en een goede positie in de regio is voor de voetbalclubs van groot belang voor het 123
aantrekken van verschillende sponsors. Naast het sportieve, speelt ook het imago van een club hier een belangrijke rol. Als voorbeeld denken we aan het afhaken van sponsor KIA bij FC Brussels na de ‘als racistisch omschreven’ uitspraken van voorzitter Vermeersch. Sponsors willen zich vooral identificeren met clubs die een sterk imago hebben. De uitbouw van een diversiteitsbeleid kan hierbij een grote rol spelen.
o
Ontvangen label en subsidies van overheid
In sommige gevallen reikt de federale overheid (FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg) een label ‘gelijkheid en diversiteit’ uit aan organisaties met een goed uitgewerkt diversiteitsplan (Cornet & Warland, 2008). Dit label verstrekt het imago van bedrijven of organisaties. Mocht één of meerdere eerste klasse club een dossier indienen bij de desbetreffende overheid om dit label te verwerven, zou dit de clubs ten goede komen en hun positie op de markt versterken.
1.1.2. Sociale en maatschappelijke motieven Naast de economische meerwaarde van een diversiteitsbeleid, hecht men in de literatuur ook belang aan de emancipatorische en maatschappelijke motieven om een diversiteitsplan op te stellen (Cornet & Warland, 2008; Janssens, 2002). Een club die zich openstelt voor zijn directe omgeving en hierbij deze partners ook betrekt, toont dat men maatschappelijk begaan is. Op deze manier creëert men een positief imago, wat leidt tot meer toeschouwers en interesse van andere al dan niet commerciële partners. Onderstaand worden enkele maatschappelijke voordelen besproken.
o
Representativiteit van de hele bevolking
Het is voor de voetbalclubs een goed teken om alle lagen van de bevolking te vertegenwoordigen. Op deze manier vervult men een voorbeeldfunctie naar andere bedrijven toe en kan iedereen zich met de club identificeren. Wil het voetbal zich profileren als een ontspanningsactiviteit voor iedereen, is het ook noodzakelijk om binnen de organisatie zelf verschillende doelgroepen te betrekken.
o
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is een continu verbeteringsproces waarbij ondernemingen vrijwillig economische, milieu- en sociale overwegingen op een geïntegreerde manier in de gehele bedrijfsvoering opnemen, waarbij overleg met de stakeholders of belanghebbenden, van de onderneming deel uitmaakt van dit proces (Bevan, Isles, Emery & Hoskins, 2004). Het gaat met andere woorden om een vrijwillig engagement waarbij organisaties aandacht hebben voor de 3 P’s. Profit: de economische dimensie van ondernemen; de voortbrenging van goederen en diensten met winst als maatstaf voor de maatschappelijke waardering 124
ervan. People: de sociale dimensie van ondernemen; de gevolgen van ondernemen voor mensen, zowel binnen als buiten de onderneming. Planet: de milieudimensie van ondernemen; de effecten van ondernemen op het natuurlijke leefmilieu. Door deze principes in acht te nemen, zorgt men zowel voor aandacht voor de eigen winstmarges maar ook voor de sociale omgeving. Deze combinatie zorgt voor een versterking van de eigen positie als onderneming. Vooral omdat het MVO gebeurt in overleg met de stakeholders en de omgeving. Sponsors, aandeelhouders, de lokale gemeenschap hebben elk hun inbreng in het verhaal. Het principe van het MVO heeft reeds zijn intrede gevonden in de voetbalwereld. Een aantal eerste en tweede klasse clubs kunnen momenteel rekenen op een budget van de vzw Open Stadion, waarbij ze in de eerste plaats vertrekken vanuit het MVO principe. Men tracht de aantrekkingskracht van het voetbal te gebruiken om allerlei maatschappelijke projecten op te richten. We denken hierbij aan de het project in Twente waarbij de gemeente Hengelo samen met de club de leefbaarheid in de achterstandswijk tracht te vergroten of het project van Charlton Atletic waar men voor de jongeren uit de buurt tijdens de schoolvakanties stages en animatie organiseert. Ook in België bestaan gelijkaardige projecten (zie deel III). Momenteel merken we op dat niet alle eerste klasse clubs de meerwaarde van het MVO zien. Nochtans tonen verschillende studies aan dat het MVO leidt tot een aantal positieve zaken zoals de uitbouw van een betere reputatie en imago bij stakeholders – wat kan leiden tot het aantrekken van meer sponsors –, een sterkere concurrentiële positie, een grotere tevredenheid, motivatie en loyaliteit bij de werknemers en een grotere aantrekkingskracht bij potentiële werknemers (Bevan, e.a. 2004). Onderzoek uitgevoerd door the Work Foundation in Groot-Brittannië toont aan dat 20% van alle werknemers bedrijven met een sociaal engagement aantrekkelijker vindt dan bedrijven die geen inspanningen doen. Bedrijven die zich sociaal inzetten worden ook gepromoot als goede werkgevers (Bevan, e.a. 2004). Daarnaast zorgt het MVO voor een betere financiële bedrijfsprestatie – wat bij voetbalclubs leidt tot meer verkoop van losse tickets en abonnementen – , en tot een positieve publiciteit en media-aandacht wat de club in een positief daglicht plaatst (Bevan, e.a., 2004).
o
Gelijkheid van kansen en non-discriminatie
Met het uitwerken van een diversiteitsbeleid tonen clubs aan dat men expliciet garant staat voor een gelijke kansen beleid en non-discriminatie. Door dit te promoten vormt men als club direct het voorbeeld voor verschillende andere organisaties. Hierbij is het ook van belang de verschillende wetgevende kaders rond discriminatie niet te verwaarlozen.
1.1.3.
Juridische motieven
Het uitwerken van een diversiteitsbeleid past in het kader van de bestaande wetgeving dat discriminatie in het algemeen, maar op de werkplek in het bijzonder, verbiedt. Het is verboden iemand te discrimineren in het kader van arbeidsbetrekkingen in de meest ruime zin van het woord, dus zowel in de openbare al private sector, maar ook in alle stadia van de arbeidsloopbaan, namelijk van de aanwerving tot het ontslag.
125
De Belgische federale overheid heeft de wetgeving inzake discriminatie sinds 10 mei 2007 hervormd. Sindsdien is alles geregeld door drie wetten: –
–
–
De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen; de genderwet. Deze wet beschermt werknemers voor discriminatiegronden zoals geslacht, zwangerschap, bevalling, moederschap en geslachtsverandering. De wet van 10 mei 2007 ter bestijding van bepaalde vormen van discriminatie; de antidiscriminiatiewet. Deze wet verbiedt discriminatie op basis van seksuele geaardheid, politieke overtuiging, taal, burgelijke staat, geboorte, vermogen, leeftijd, geloof, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap en/of sociale afkomst. De wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobe ingegeven daden; de racismewet. Deze wet bevat een verbod op discriminatie op basis van volgende beschermende criteria: nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale etnische afstamming.
Er is dus sprake van discriminatie indien men een verschil in behandeling op basis van bovenstaande criteria vaststelt en deze niet objectief en redelijk gerechtvaardigd zijn. Deze discriminatie kan direct zijn of indirect zijn. Er is sprake van directe discriminatie wanneer er een onderscheid wordt gemaakt op grond van beschermende criteria zoals hierboven opgesomd zonder dat deze kunnen gerechtvaardigd worden. Indirecte discriminatie gaat over een ogenschijnlijk neutraal verschil in behandeling met dezelfde gevolgen als directe discriminatie. Het gaat om een soort verborgen discriminatie waarbij bewust voor een neutraal criterium wordt gekozen om directe discriminaties te ontwijken. Discriminerende praktijken op het werk zijn nefast voor de goede werking van ondernemingen en dus ook van voetbalclubs. De ontwikkeling van een diversiteitsbeleid kan dus deze zaken voorkomen. Naast het algemeen verbod op discriminatie is er ook de voetbaleigen wetgeving die enkele verplichting oplegt. Zo is elke eerste klasse club gebonden aan de voetbalwet en de daaraan verbonden KB’s. Binnen de voetbalwet is men bijvoorbeeld verplicht om naast mannelijke stewards ook in vrouwelijke stewards te voorzien. Deze bepaling heeft in sé betrekking op de veiligheid en het feit dat een fouille dient te gebeuren door iemand van hetzelfde geslacht, maar heeft ook een invloed op de diversiteit in het stewardbestand. Vermeldenswaardig is ook dat men er binnen de FOD Binnenlandse Zaken aan denkt om het MVO principe te koppelen aan de licentievoorwaarden. Hierdoor worden de Belgische eerste klasse clubs verplicht om een sociaal engagement op te nemen. In Nederland staat men hier reeds een stap verder. Het MVO en sociaal engagement zijn ingebed in de spelerscontracten en worden ondersteund vanuit de Pro League Nederland. Daarnaast dienen spelers uit het buitenland een cursus Nederlands te volgen, waardoor ze gemakkelijker sociale engagementen kunnen opnemen en een rol kunnen spelen voor supporters (Janssen, 2008). In België is dit momenteel nog niet denkbaar. Het grote verschil is dat in Nederland het MVO binnen voetbalclubs, onder de Stichting Meer dan Voetbal, werd gepromoot vanuit de KNVB zelf; in België is Open Stadion ontstaan vanuit de politieke 126
wereld. Dit brengt met zich mee dat er in België nood is aan een groter draagvlak vanuit de Pro League en de KBVB.
1.1.4.
Besluit
Het doorvoeren van een diversiteitsbeleid zorgt er voor dat voetbalclubs met de aantrekkingskracht die voetbal heeft, hun economische positie kunnen verstreken. Verder zorgt het er voor dat men maatschappelijk een rol van betekenis krijgt en een voorbeeldfunctie vormt. Tot slot worden ook alle juridische aspecten vervuld.
1.2. Waarom een onthaal- en diverisiteitsbeleid voor supporters uitwerken? Voetbalclubs hebben reeds heel wat acties opgericht om bepaalde doelgroepen bij hun werking te betrekken, maar we zien dat het vaak geen samenhangend geheel vertoont. De clubs die werken met subsidies van de vzw Open Stadion staan een stap verder dan clubs die geen subsidies ontvangen. Het budget van de vzw Open Stadion is ontoereikend om aan alle clubs middelen ter beschikking te stellen voor de uitwerking van een project. Binnen de werking van Open Stadion wordt in de eerste plaats het MVO gepromoot. In wat volgt staan we stil bij de meerwaarde die een doordacht diversiteits- en onthaalbeleid naar de (potentiële) supporters toe kan hebben voor de clubs zelf.
o
Inspelen op de vraag van de markt
Voetbalclubs zijn onderhevig aan het marktprincipe en moeten hun positie op de markt bewaken. Een halve eeuw geleden zagen we in vergelijking met het laatste decennium veel toeschouwers op de Belgische velden. Zwart wit beelden en foto’s laten ons nog vaak meegenieten van de vele supportersaantallen op en rond onze velden. Verschillende auteurs (Piermont, 2000; Woodward, 2007) geven aan dat er vroeger weinig keuze was in ontspanningsactiviteiten. Het bijwonen van een voetbalwedstrijd was voor vele vaders en zonen het hoogtepunt van de week. In de samenleving van vandaag zien we echter, dat het bijwonen van een voetbalwedstrijd, zich op een brede markt van vraag en aanbod aan ontspanningsactiviteiten bevindt. Het bijwonen van een voetbalwedstrijd gaat de concurrentie aan met een bezoek aan de cinema, uit eten gaan, een avondje stappen,… Volgens Piermont (2000) gaan de voetbalclubs er iets te veel van uit dat hun supporters loyaal blijven. De auteur meent echter dat de nieuwe bezoekers – meer mensen uit de middenklasse, meerverdieners en vrouwen – steeds hogere eisen stellen aan hun vrije tijdsbesteding en de aard en invulling van deze activiteiten ook geregeld wordt aangepast. Het is aan de clubs om hier op in te spelen en de markt van vraag en aanbod goed te beheren. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is het opstellen van een databank met de gegevens van verschillende supporters voor analyses op een geaggregeerd niveau. Deze databank biedt niet enkel voordelen op commercieel niveau – becijfering van diversiteit zorgt voor gerichte acties – , ze kan ook bijdragen tot het beheer van andere doeleinden zoals bijvoorbeeld de veiligheid in het stadion. 127
Op basis daarvan kunnen de supporters worden ingedeeld in verschillende doelgroepen en kunnen er speciale gerichte acties worden opgestart. Deze databank vormt het platform om verschillende marketingstrategieën uit te denken en het vergemakkelijkt ook de directe communicatie met de verschillende doelgroepen. Ter illustratie: In Engeland tonen verschillende tendensen aan dat er steeds meer tweeverdieners en mensen uit de middenklasse deel uit maken van het publiek tijdens voetbalwedstrijden. Een gerichte actie naar deze doelgroep kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat er meer business-seats, logeplaatsen of ereplaatsen worden verkocht voor het volgend seizoen (Piermont, 2000). Voetbal wordt steeds meer gepromoot als een familiegebeuren. Onze bevindingen uit de eerste fase tonen evenwel aan dat er niet zoveel jongeren en vrouwen actief aanwezig zijn in de tribunes. Gerichte acties zoals het organiseren van een familieavond, kortingen voor vrouwen, kortingen voor jongeren, kunnen hier een oplossing bieden.
o
De jeugd is de toekomst !
Investeren in de jeugd is een must voor alle clubs. Indien men jongere mensen aan zich kan binden, is de kans groot dat ze loyaal blijven en de club op latere leeftijd blijven bezoeken, al moeten we hierbij ook rekening houden met het marktprincipe (zie hoger). Het gaat zelfs verder. Een Engelse studie toont aan dat ouders die hun kinderen van jongs af aan meenemen naar het voetbal, er een betere gezinsverhouding op na houden. Het voetbal zorgt voor een sterkere cohesie binnen het gezin en kan er voor zorgen dat de verschillende generaties elkaar beter begrijpen (Lowrey, 2002). Het is aan de Belgische eerste klasse clubs om dit te promoten. Clubs die zich gezinsvriendelijke opstellen, lokken automatisch meer toeschouwers. Recent cijfermateriaal toont aan dat bijna alle eerste klasse clubs een stijging in het aantal abonnees hebben. Het feit dat het voetbal gepromoot wordt als familiegebeuren, het hooliganisme stilaan uit de stadions verdwenen is en het Belgisch voetbal meer op tv komt – mensen zien op tv dat het voetbal een ander imago krijgt –, zijn hiervoor indicatief (De Standaard, 1 augustus 2008).
o
Aantrekken van etnisch culturele minderheden, een economisch pluspunt !
Op bijna zo goed als alle velden merken we op dat de verschillende teams uit een smeltkroes van nationaliteiten bestaat, maar dat dit geenszins zo is voor de toeschouwers in de tribune. Engelse voorbeelden hebben aangetoond dat het betrekken van etnische minderheden binnen de clubs – voornamelijk via het community werk – een significante verandering teweeg brengt in de lokale gemeenschap. Het ‘community kapitaal’ wordt op deze manier verhoogd en brengt sociale verandering met zich mee. Ook de clubs varen er wel bij. Hoe meer men aantoont open te staan voor etnische groepen, hoe meer vertrouwen men wint van organisaties en hoe meer toeschouwers er bijkomen (Uefa, 2006). Deze toeschouwers vormen dan weer een belangrijke economische groep die zorgen voor een stijging in de verkoop van toegangskaarten en merchandising.
128
We kunnen dit staven met enkele voorbeelden. Sporting Charleroi besliste in de beginjaren van de migratie van Italianen naar België om de truitjes van de club (zwarte en witte strepen) zeker te behouden. Deze truitjes doen denken aan de club Juventus Turijn. Op deze manier hoopte men de Italianen uit de streek te kunnen aanspreken. De club is in zijn opzet geslaagd, want nog steeds komt een grote groep personen van Italiaanse afkomst de club bezoeken. ADO Den Haag uit Nederland verwelkomt jaarlijks de nieuwe ‘Hagenaars’. Mensen die bij de stad een inburgeringscursus volgen, worden uitgenodigd op de wedstrijd. Op deze manier wil de club mee werken aan de integratie van de nieuwe allochtonen in de stad. Op termijn, brengt dit ook meer toeschouwers met zich mee.
o
De club in de community !
Voetbal wordt vaak gezien als bindmiddel. Het overbrugt scheidingslijnen zoals nationaliteit, leeftijd en geloof. Het brengt verschillende mensen bij elkaar en levert een positieve bijdrage bij integratie van verschillende doelgroepen. Meer en meer clubs ontwikkelen verschillende initiatieven voor de gemeenschap waar ze deel van uit maken. Een aantal eerste klasse clubs startten projecten op om jongeren die het moeilijk hebben op te vangen en hen te helpen hun plek in de maatschappij terug op te nemen. De club en de spelers van de club die bij deze projecten betrokken zijn, fungeren hier als rolmodel en spelen hierbij een belangrijke actieve stimulerende rol. Op deze manier wordt de club het voorbeeld van de lokale gemeenschap en kan het andere bedrijven aanzetten tot het creëren van meer diversiteit. Daarnaast zorgt het er voor dat bedrijven zich graag associëren met deze werkwijze en leidt het tot meer sponsoring. Zo zag FC Barcelona zijn inkomsten via bedrijvensponsoring verdrievoudigen sinds ze drie jaar terug besloten Unicef als sponsor op hun truitjes te zetten (De Standaard, 21 april 2008).
o
Credibiliteit ontwikkelen bij de lokale gemeenschap !
Voetbal wordt vaak omschreven als de sociale binding bij uitstek, maar er mag niet vergeten worden dat voetbal ook kosten heeft: de jaarlijkse politie-inzet, de overlast voor de buurt,… Voetbalclubs zijn, op die manier bekeken, iets verschuldigd aan de maatschappij. In dat opzicht kan met stellen dat voetbal een betekenis en meerwaarde kan hebben via een actief diversiteits- en doelgroepenbeleid. Het communitywerk speelt hier een grote rol in. Clubs verhogen hun credibiliteit bij de bevolking door zich op een maatschappelijk verantwoorde manier in te zetten en een vorm van sociaal engagement te vertonen. Omgekeerd levert het ook iets op, net omdat de clubs er financieel wel bij varen als mensen uit alle gemeenschappen naar het voetbal komen (Willems, 2004). Uit het buitenland blijkt dat het voeren van een sociaal beleid tot 7% meer toeschouwers heeft geleid; vooral vrouwen voelen zich tot zulk beleid aangetrokken, wat met zich meebrengt dat er ook meer kinderen mee worden gebracht (Deridder, 2008). Meer supporters wekken daarbij ook meer interesse op van potentiële sponsors. Voorbeelden uit Nederland tonen dit aan; FC Twente had na de opstart van zijn reïntegratieproject in de wijken een stijging van 37% in de opkomst tijdens de thuiswedstrijden. 129
o
Beperking van het racistische spreekkoren
Een grotere diversiteit in de tribunes kan bijdragen tot een daling van het racistische spreekkoren. Voetbalclubs worden af en toe geconfronteerd met racistische en kwetsende spreekkoren in de tribunes. In het verleden werden reeds diverse acties opgestart om de aandacht te vestigen op gelijke kansen en om racisme uit de stadions te weren. Naast sensibilisatiecampagnes, werd er ook een omzendbrief klaargestoomd die de clubs duidelijk maakt wat kan getolereerd worden en wat niet. Deze maatregelen hebben tot doel het gedrag stafbaar te stellen als het zich voordoet. Het promoten van diversiteit, vormt echter de eerste stap in de preventieketen en wordt ook door de FARE onderschreven. Hoe diverser het publiek, hoe groter de sociale controle, met een mindere aanzet tot het roepen van spreekkoren tot gevolg. Uit een studie van het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) in Nederland blijkt dat verbaal geweld het meest voorkomt bij jonge mannen tussen de 16 en 35 jaar, en vooral tussen 19 en 35 jaar.. Ook onderzoek van Bogaerts e.a. (2003) toont aan dat verbaal geweld op de voetbalvelden het meest voorkomt bij jongeren met een gemiddelde leeftijd van 24,5 jaar oud. Meisjes en vrouwen behoren niet tot de problematische supporters. Ze zijn soms aanwezig in de buurt van de harde kern, maar houden zich op de achtergrond. Etnische minderheden spelen bij verbaal supportersgeweld nauwelijks een rol (Van Netburg, 2005). Met deze gegevens in het achterhoofd kunnen we concluderen dat het promoten van voetbal bij meisjes, vrouwen en etnische minderheden een positieve invloed kan hebben op het verbale geweld. Momenteel bevinden zich hoofdzakelijk mannen in het publiek. Vooral de leeftijdsklasse van 19 tot 35 jaar is oververtegenwoordigd, net de generatie met meeste ‘kans’ op spreekkoren. Hoe meer andere groepen de tribunes bevolken, hoe meer sociale controle er ontstaat en hoe minder spreekkoren er zullen zijn.
o
Verbetering imago van de clubs
Tenslotte kan een diversiteitsbeleid inspelen op het imagoprobleem van de voetbalclubs. Het voetbalgebeuren wordt door de media te vaak afgeschilderd als een gewelddadig gebeuren (De Kock, 1997; Guedens, 2004). Door deze berichtgevingen wordt voetbal geassocieerd met verbale en fysieke geweld en krijgt het hierdoor vaak een negatieve bijklank. Dit kan sommige potentiële toeschouwers angst in boezemen en kan er toe leiden dat bepaalde doelgroepen het voetbal liever vermijden. Het gaat om vrouwen, gezinnen, ouderen, personen met een handicap, minderheden,…
o
Besluit
Clubs moeten trachten de kracht van het voetbal ten volle te benutten om verschillende groepen en culturen uit de samenleving samen te brengen. Door zich open te stellen voor verschillende personen en deze ook in hun werking te betrekken, doorbreekt men het imago van voetbal als een aangelegenheid voor ‘stoere blanke mannen’. Door het voetbal als een
130
familiegebeuren en multiculturele omgeving te gaan promoten, trekt men potentiële supporters aan – vrouwen, allochtonen, personen met een beperking,.. – die momenteel de weg niet of in minder mate vinden. Buitenlandse voorbeelden hebben aangetoond dat een sociaal engagement leidt tot een stijging van het aantal toeschouwers, wat tot een grotere omzet van de clubs leidt. Ook het Belgische voetbal kan op deze trend in te spelen.
2. UITBOUW VAN EEN DIVERSITEITSBELEID VOOR HET PERSONEEL In wat volgt zal een stappenplan worden uitgewerkt dat zo concreet mogelijk probeert aan te geven welke stappen voetbalclubs kunnen ondernemen om een globaal diversiteitsbeleid uit te stippelen. De volgende vier stappen zijn in elk diversiteitsplan terug te vinden en staan voor een planmatige aanpak van de acties (Van de Voorde & Hellinckx, 2004): o o o o
Stap 1: wat aanpakken/oplossen? (= probleemstelling) Stap 2: welke oorzaken aanpakken? (=probleemanalyse) Stap 3: welke instrumenten inzetten? (=oplossingsstrategie) Stap 4: concreet actieplan
Het stappenplan dat hier wordt voorgesteld is een uitwerking van een mogelijk beleid voor eerste klasse clubs en is gebaseerd op de bevindingen uit de vorige fase. Aangezien een diversiteitsbeleid per definitie maatwerk is en verschilt van organisatie tot organisatie, pretendeert dit stappenplan niet de clubs een reks regels op te leggen. Het is veeleer een leidraad die men kan volgen en en die verder onmiskenbaar dient te worden aangevuld met eigen en specifieke accenten. Een diversiteitsbeleid blijft bovendien steeds een ‘work in progress’, wat betekent dat elke club zijn prioriteiten anders legt.
2.1.
Stap 1: wat aanpakken? (= probleemstelling/probleemdiagnose)
In een eerste fase is het van belang een beeld te krijgen van de huidige verdeling van diversiteit binnen de club zelf. Binnen de literatuur worden een aantal zaken naar voor geschoven die men zeker dient vast te stellen, alvorens men verdere concrete stappen onderneemt. In wat volgt, wordt eerst aangegeven wat de eerste klasse clubs best analyseren alvorens tot concrete stappen over te gaan. Overigens geven we aan welke zaken reeds werden vastgesteld tijdens dit onderzoek.
2.1.1.
Diagnose
Alvorens een beleid uit te stippelen, moeten volgende zaken worden bestudeerd (Cornet & Warland, 2008): o o
De aanwezigheid van de verschillende kansengroepen binnen de club; De aanwezigheid van een bewustzijn, betrokkenheid rond diversiteit; 131
o o o o o
Interne processen die directe of indirecte discriminatie in de hand werken; Horizontale segregatie (=concentratie van bepaalde groepen in bepaalde functies); Verticale segregatie (= beperkte aanwezigheid van bepaalde kansengroepen in een functie met een zekere verantwoordelijkheid); De mening van het personeel zelf over de aanwezigheid van kansengroepen, directe of indirecte discriminatie, horizontale en verticale segregatie; De mening van de kansengroepen zelf.
Wat deze diagnostische fase betreft, werd in de loop van dit onderzoek reeds een aantal zaken blootgelegd. Zo werd aan elke club gevraagd hoeveel kansengroepen er betrokken zijn in hun werking, werd het fenomeen van de horizontale en verticale segregatie duidelijk en hebben we ook een korte bevraging gedaan bij de kansengroepen zelf. Niettemin zou elke club afzonderlijk extra gegevens kunnen verzamelen over de in- en uitstroom, personeelssamenstelling, bezoldiging van het personeel,…. Deze zichtbare trends en kerngetallen omtrent in-, door- en uitstroom (personeelssamenstelling, vrijwillig vertrek, ontslag, tijdelijke contracten, leeftijdsopbouw,…) bieden inzicht in de ‘klassieke’ personeelsbezetting en de personele mobiliteit van de eerste klasse clubs. Daar zitten vaak welbepaalde patronen in die historisch gegroeid zijn, maar precies door ze te benoemen en in vraag te stellen, kunnen ze vaak doorbroken worden. Ook is het nuttig deze zaken per functie te gaan bekijken. Hoe zit het met de personeelsbezetting binnen de stewardswerking, het clubbestuur, het secretariaat,… Op deze manier krijgt men een duidelijk beeld van de segregatie. Uit de vorige fase bleek dat er binnen het vast personeel van de eerste klasse clubs weinig mobiliteit is en dat de topfuncties worden ingenomen door hoofdzakelijk mannen. Deze vaststelling zou nog meer kunnen worden gestaafd indien men deze trends weergeeft in bepaalde grafieken. Op deze manier wordt het eenvoudiger om doestellingen te formuleren. Om nog een beter zicht te krijgen op de situaties van de verschillende clubs, kan er binnen de clubs zelf een sociale enquête worden gehouden waarin wordt gepeild naar de tevredenheid van de werknemers en eventuele voorkomende vormen van directe of indirecte discriminatie. Op deze manier komt men te weten of er bepaalde prangende zaken zijn die moeten worden aangepakt.
2.1.2. Algemene vaststellingen binnen de eerste klasse In een eerste fase werden kwantitatieve cijfergegevens verzameld over het aantal vrouwen, allochtonen, personen met een handicap en laaggeschoolden werkzaam binnen de clubs. Binnen de eerste klasse clubs vinden we een aantal kansengroepen terug, maar zo goed als altijd in tijdelijke functies of lagere functies zoals onderhoud, terreinverzorging,… Daarnaast kunnen we er ook niet om heen dat de meeste clubs op vrijwilligers draaien en we hier heel wat kansengroepen terugvinden. Wat de bezoldigde arbeid betreft, is dit natuurlijk een ander verhaal. Het fenomeen van horizontale en verticale segregatie vinden we ook in de Belgische eerste klasse terug. De meeste voetbalbesturen en topfuncties worden ingenomen door mannen 132
van Belgische afkomst. De vrouwen werkzaam binnen de clubs vinden we meestal terug in een administratieve functie of een onderhoudsfunctie. Vrouwen die doorgroeien naar de top van het voetbal zijn zo goed als onbestaande. De directe of indirecte discriminaties werden niet bevraagd omdat dit een te delicaat thema is en we ongetwijfeld, meer nog dan bij de andere bevraagde items, op sociaal wenselijke antwoorden zouden botsen. Zoals boven al vermeld zou een sociale enquête binnen het personeel van de club hier een oplossing kunnen bieden. Het bestuur van de club kan op basis daarvan de nodige maatregelen nemen. We kunnen concluderen dat er binnen de eerste klasse wat ongelijkheden zijn terug te vinden. Zo vinden we binnen de bezoldigde arbeid en in de verschillende functies niet overal een representatieve vertegenwoordiging van de samenleving terug.
2.2. Stap 2: welke oorzaken aanpakken? (=probleemanalyse) Nadat er een diagnose werd gesteld van diversiteit in de ruime zin van het woord, is het belangrijk een analyse te maken van de aanwezigheid van diversiteit in de enge zin. Het is met andere woorden belangrijk te weten hoe ver men staat met de inbedding van een diversiteitsbeleid op de verschillende echelons van de club. Deze stap behelst voor een groot deel de vorige fase van dit onderzoek waarin aan de hand van de tien kritische succesfactoren werd nagegaan of er reeds een zeker beleid aanwezig was binnen de eerste klasse clubs. We merkten op dat er op een aantal vlakken reeds heel wat voor handen was, maar dat een globaal afgestemd beleid ontbrak. Het is aan de clubs zelf om deze succesfactoren voor hun eigen werking verder uit te diepen en op basis daarvan concrete werkdoelen te formuleren. Het zou ons te ver leiden om deze tien kritische succesfactoren opnieuw te gaan hernemen. Naast een analyse van deze factoren in het eveneens nuttig om de sterktes en de zwaktes van de clubs met betrekking tot de uitwerking van een diversiteitsbeleid te gaan bestuderen. Het meest gehanteerde instrument om dit te bekijken, is de SWOT-analyse: Strenghts (sterkten): Wat zijn de sterke kanten van de organisatie en haar personeel voor het opstarten of verdiepen van een diversiteitsbeleid? o Weaknesses (zwakten): Wat zijn de zwakke kanten van de organisatie en haar personeel voor het opstarten of verdiepen van een diversiteitsbeleid? o Threats (bedreigingen): Wat zijn de negatieve invloeden op een diversiteitsbeleid? Zowel intern als extern aan de organisatie. o Opportunities ( kansen): Wat zijn de positieve invloeden op een diversiteitsbeleid? Zowel intern als extern aan de organisatie. Uit onze analyse van de verschillende interviews komen we tot volgende globale analyse voor de eerste klasse clubs in het algemeen. Deze analyse dient uiteraard binnen elke club, met het oog op de specifieke situatie van de club in kwestie, te worden vertaald en gecontextualiseerd. o
133
Sterktes: o o o o o o o
Aanwezig sociaal charter binnen sommige clubs; Charter van de KBVB dat alle vormen van discriminatie verbiedt; Aanwezigheid van een community manager als aanspreekpunt inzake diversiteit binnen sommige clubs; De aanwezigheid van een smeltkroes aan nationaliteiten in de spelerskernen; Verschillende mogelijkheden tot subsidies voor het aantrekken van kansengroepen; Cultuur van respect aanwezig binnen de spelersgroep (vb. ramadan die wordt gerespecteerd); Sommige clubs hebben goede contacten met verschillende organisaties uit de regio.
Zwaktes: o o o o o o o o o
Het feit dat de topfuncties en clubbesturen bevolkt worden door overwegend blanke mannen; Het feit dat clubbesturen zich niet bewust zijn van de meerwaarde van een diversiteitsbeleid; Het feit dat clubbesturen niet altijd open staan voor een diversiteitsbeleid; De afwezigheid van een globaal beleid inzake diversiteit; De voetbalsport die op zich nog steeds een mannelijk gebeuren is; Sommige weerstanden die ontstaan binnen de clubs; Gebrek aan financiële middelen; Gebrekkige toegankelijkheid voor personen met een beperking tot de kantoren van de clubs; …
Bedreigingen: o o o o o
Men kan stoten op weerstand (= werknemers die zich verzetten tegen het diversiteitsplan); Vooroordelen die ontstaan (= werknemers kunnen denken dat er positief gediscrimineerd wordt); Oude vaste structuren die dreigen te verdwijnen; Clubs hebben vaak enkel aandacht voor het commerciële en sportieve (concurrentie); …
Kansen: o o o o o o o
Gemeenschappelijk draagvlak ontwikkelen. Hoe meer mensen betrokken bij het plan, hoe concreter de uitvoering ervan wordt opgevolgd; Meer creativiteit die ontstaat; Innovatieve ideeën die naar voor worden geschoven; Positief imago groeit; Nieuwe sponsors worden aangetrokken; Positionering van de club in de regio; Ontwikkelen van een eigen identiteit
134
Bij het uitwerken van concrete doelstellingen biedt deze SWOT-analyse een belangrijk kader. Daarnaast is zoals reeds werd aangehaald het bewustzijn van het clubbestuur van groot belang. Of een club zich eigenaar voelt van een maatschappelijk probleem hangt af van de betrokkenheid bij de oplossing ervan. Deze betrokkenheid kan worden uitgedrukt door vast te stellen of er sprake is van een (Janssen, 2008): o o o
‘Sense of Ability’: de bekwaamheid en mogelijkheid ervaren iets aan een probleem te kunnen doen. Nagaan wat de eigen kracht is om het probleem aan te pakken. ‘Sense of Excitement’: het idee hebben dat je daadwerkelijk een significante bijdrage kunt leveren aan een probleem. ‘Sense of Urgency’: de noodzaak die wordt ervaren om (mee) te werken aan een probleem.
Toegepast op de Belgische eerste klasse, merkten we tijdens de interviewronde op dat de meeste clubbesturen niet echt een noodzaak ervaren om een bepaalde rol in te nemen in het kader van het MVO of de uitbouw van een diversiteitsbeleid. Vaak is het voor de clubs ook moeilijk om een bepaalde empathie aan de dag te leggen in de harde wereld van commercie en concurrentie. Ook het geloof ontbreekt vaak; men denkt als voetbalclub niet echt een rol te kunnen spelen. Clubs dienen te worden overtuigd dat hun betrokkenheid van belang kan zijn.
2.3. Stap 3: Welke instrumenten inzetten? (= oplossingsstrategie) In deze fase is het van belang stil te staan bij de volgende elementen (Cornet en Warland, 2008): o o o
Welke doelstellingen zal men nastreven? Welke middelen zal men hiervoor aanspreken? Wie is de verantwoordelijke?
Wat de oplossingsstrategie betreft, kunnen we vanuit het onderzoek zelf enkele aanbevelingen doen, doch dient dit vanuit elke club uiteraard individueel verder worden ingevuld.
2.3.1. Doelstellingen Bij het formuleren van de doelstellingen, bestaat het gevaar dat men de focus gaat leggen op na te streven quota’s. Het is belangrijk om zich niet blind te staren op quota’s maar aandacht te hebben voor concrete doelstellingen (Cornet & Warland, 2008). Op basis van de vaststellingen die reeds werden gedaan in de eerste fase van het onderzoek en de SWOT-analyse, kunnen we enkele doelstellingen formuleren. We zullen deze indelen in drie soorten doelstellingen: vooreerst acties gericht op de kansengroepen zelf, ten tweede, acties gericht op de organisatie zelf (stimuleren van verandering in
135
houding), en ten derde acties gericht op de omgeving. Het is aan de clubs om deze doelstellingen aan te vullen met eigen doelstellingen. Acties gericht op de organisatie zelf (stimuleren van verandering in houding): o o o o o o
Bewustzijn en betrokkenheid van clubbestuur verhogen. Een eigen identiteit als club ontwikkelen, een positie innemen in de regio. Werknemers, sportieve staf en vrijwilligers duidelijk informeren over het diversiteitsbeleid. Uitvoeren van een programma om werknemers, sportieve staf en vrijwilligers gevoelig te maken voor een diversiteitsbeleid. Opleidingen rond diversiteit voorzien voor de werknemers. Een gedeeld eigenaarschap creëren. Om het beleid te ondersteunen is het van belang dat er verschillende personen het beleid mee dragen.
Acties gericht op de kansengroepen zelf: o o
o
o o o
Nastreven van gelijke kansen. Bij het zoeken van de juiste man op de juiste plek is het belangrijk om enkel de vooropgestelde competenties voor ogen te houden. Tijdens de sollicitatie mag leeftijd, geslacht, afkomst geen rol spelen. Hetzelfde geldt voor het aanwerven van vrijwilligers. Clubs hebben weinig vacante plaatsen. Vandaar het belang van het stimuleren van tijdelijke projecten zoals het aanbieden van stageplaatsen, het voorzien in opleidingen voor bepaalde doelgroepen, het voorzien in een zinvolle dagbesteding voor personen met een functiebeperking,… De nodige voorbereidingen treffen voor een aangepaste opvang voor nieuwe werknemers en vrijwilligers. Verbeteren van de toegankelijkheid van de kantoren. Diverse doelgroepen aantrekken binnen de gehele werking.
Acties gericht op de omgeving: o o
Publiciteit geven aan het diversiteitsbeleid. Stakeholders en sponsors mee betrekken in het verhaal.
2.3.2. Financiële middelen In het verleden bleek vaak dat sommige clubs relatief weigerachtig staan tegenover een diversiteitsplan, ten eerste omdat de voordelen ervan niet gekend zijn, en ten tweede omdat het vaak een financiële investering met zich meebrengt. Clubs investeren liever in het sportieve. Met het eerste hoofdstuk hoopt de onderzoeksploeg de clubs te kunnen overtuigen van het nut van een diversiteitsbeleid. Als organisatie wordt elke club er op middellange en lange termijn beter van. Natuurlijk hangt er ook een financieel prijskaartje aan vast. De clubs kunnen in hun jaarlijkse begroting een stuk budget voorzien of kunnen beroep doen op bestaande subsidies of fondsen. Ten eerste is er het budget dat wordt vrijgemaakt via ‘Open Stadion’. Jaarlijks kunnen clubs een projectvoorstel indienen bij de vzw Open Stadion waarbij ze hun sociaal engagement 136
als club opnemen. Ook een diversiteitsbeleid naar het personeel toe, kan hier eventueel een plaats innemen. Ten tweede stelt de Vlaamse Overheid in 2008-2009 een budget ter beschikking via het Participatiedecreet. Via de sport wil men komen tot integratie van etnische minderheden en andere kansengroepen. Ook hier kunnen (Vlaamse) clubs een projectvoorstel indienen. Ten derde stellen zowel de Vlaamse als de Waalse Overheid subsidies ter beschikking voor organisaties die een diversiteitsplan indienen. Dit wordt georganiseerd door de ministeries van werkgelegenheid. Een goed plan, wordt financieel ondersteund en ontvangt een label ‘diversiteit’. Ten vierde zijn er bij de Vlaamse en de Waalse Overheid heel wat premies voorhanden indien men een werknemer met een functiebeperking in dienst neemt. Naast deze subsidies, stelt de overheid ook middelen ter beschikking voor het aanwerven van langdurig werklozen (Activa) of jonge werknemers (Startbanen). Het is aan de clubs afzonderlijk om een concreet financieel plan op te stellen en rekening te houden met de mogelijke kanalen die ter beschikking staan.
2.3.3. Verantwoordelijke Om het project te doen slagen is het van belang binnen elke club een verantwoordelijke aan te duiden. Indien er een community manager aanwezig is binnen de club, kan hij deze verantwoordelijkheid opnemen. Clubs die nog niet hebben kunnen investeren in een community manager, kunnen overwegen iemand in dienst te nemen of kunnen de verantwoordelijkheid overdragen naar een geëngageerd persoon binnen de club.
2.4. Concreet actieplan Het concrete actieplan bevat verschillende acties op diverse niveaus gekoppeld aan een tijdsspanne. Binnen dit hoofdstuk zullen we enkele mogelijke acties neerschrijven. De clubs kunnen dit afzonderlijk aanvullen en er een concrete timing op kleven.
2.4.1. Acties gericht op de organisatie zelf Zoals reeds hoger werd geformuleerd, hebben de acties die gericht worden naar de organisatie toe, vooral tot doel de huidige werknemers warm te maken voor een diversiteitsbeleid en willen ze de organisatiecultuur en interne en externe communicatie verbeteren. In wat volgt worden enkele concrete acties neergeschreven. o
Bewustzijn bij clubbestuur creëren
De eerste en belangrijkste stap om te komen een uitgewerkt diversiteitsbeleid ligt bij een clubbestuur dat dient open te staan voor een diversiteitsbeleid naar verschillende
137
doelgroepen toe en zich er dient van bewust te zijn dat men de kracht van het voetbal kan gebruiken om zich te positioneren naar de buitenwereld toe. Er is met andere woorden een draagvlak nodig binnen de clubbesturen. Momenteel komt het sportieve en economische nog steeds op de eerste en tweede plaats, het maatschappelijke luik komt pas op plaats drie. Verschillende in dit rapport opgenomen argumenten pleiten voor een visie waarbij deze drie aspecten op dezelfde hoogte komen te staan; immers, een diversiteitsbeleid heeft weinig kans op slagen als er een globale visie over diversiteit binnen het bestuur ontbreekt. Indien het clubbestuur zich bewust is van de meerwaarde van een diversiteitsbeleid, kunnen zij een noodzakelijk draagvlak creëren en kan een diversiteitsbeleid verder worden uitgebouwd.
o
Bewustzijn bij de trainer creëren
Tijdens de focusgroepen werd geopperd dat de trainer(s) een belangrijke invloed heeft op het gebeuren binnen de club. Indien de trainer een bepaald engagement toont en meegaat in het verhaal van een diversiteitsbeleid, neemt men een grote stap voorwaarts. De discipline die door een bepaalde trainer binnen de club aan de dag kan worden gelegd is vaak zeer variabel, maar van groot belang. Indien de trainer zich bewust is van de meerwaarde van een sociaal engagement, kan hij dit ook overdragen op zijn spelersgroep. Indien de club bewust met zijn sociaal engagement bezig is en hier rond een eigen identiteit heeft ontwikkeld, kan men zelfs een trainer gaan kiezen die voldoet aan en past binnen de visie van de club. Binnen de Nederlandse club FC Twente is zo een trainer geweigerd omdat hij zijn visie niet strookte met de visie van de club.
o
Spelers actief betrekken in het verhaal
Indien er een bewustzijn gecreëerd is binnen het bestuur en trainersstaf is het belangrijk om ook de spelers mee te betrekken in het verhaal. Spelers dienen zich bewust te zijn van de uitgangspolitiek van hun club en hier ook actief aan mee te werken. Zoals reeds aan bod kwam, kan, zoals in Nederland, een sociaal engagement ingebed worden in de spelerscontracten zodat elke speler een minimale sociale rol vervult.
o
Diversiteit opnemen in de waarden en missie van de club door een concreet diversiteitscharter uit te schrijven.
Dit charter kan verder bouwen op het sociaal charter dat eerder werd uitgeschreven door de KBVB en worden aangevuld met het feit dat de eerste klasse club een zekere gelijkheid zullen nastreven en diversiteit zullen promoten in alle gelederen van hun werking. o
Sensibiliseren van werknemers.
Werknemers dienen warm te worden gemaakt om mee te werken aan het diversiteitsplan. Men kan een programma uitwerken om de werknemers bij het plan te betrekken door
138
bijvoorbeeld regels op te leggen of bijeenkomsten te organiseren waarbij men de gemeenschappelijke uitgangspolitiek bespreekt.
o
Opleidingen rond diversiteit.
Binnen de voetbalclubs zien we dat stewards opleidingen krijgen rond omgaan met racistische spreekkoren en begeleidingen van personen met een handicap. Deze opleidingen kunnen eveneens nuttig zijn voor mensen van de administratie die met supporters in contact komen. Daarnaast zijn specifieke modules rond omgaan met diversiteit nuttig voor iedereen die werkzaam is binnen de clubs.
o
Diversiteit als een gedeeld eigenaarschap.
Een diversiteitsbeleid heeft meerdere eigenaars. Naast de top moeten ook andere werknemers zich achter het idee kunnen scharen. Om die reden is het belangrijk om verschillende mensen bij het beleid te betrekken. Indien er binnen de club een breed draagvlak aanwezig is, zal het diversiteitsplan ook beter geïntegreerd worden in de werking van de club.
2.4.2. Acties gericht op de kansengroepen zelf De acties gericht op de kansengroepen bevinden zich voornamelijk op het gebied van de ‘human ressources’. Zowel op gebied van rekrutering als tewerkstelling van bezoldigde werknemers en vrijwilligers dient men rekening te houden met diversiteit. o
Rekrutering en selectie
Indien er vacante plaatsen zijn, zijn er een aantal zaken waar men voortaan de aandacht kan op vestigen: •
Opstellen van een duidelijk competentieprofiel In heel wat diversiteitsplannen wordt werk maken van competentiemanagement gezien als een goede opstap naar meer kansen voor ‘andere’ medewerkers. Een competentieprofiel is dan een bundeling van de noodzakelijke kennis, vaardigheden, houdingen en ervaringen. Competenties zijn dus meer dan de kwalificaties die mensen hebben opgedaan doorheen scholing en opleiding. Competentieprofielen zijn instrumenten die kunnen gehanteerd worden om tot een ‘opener’ functieprofiel te komen. Het gevolg kan zijn dat men zich bij de aanwerving minder laat leiden door uiterlijke en vaststaande aspecten als leeftijd, sekse, etnische afkomst, diploma,… Hierdoor komen er kansen vrij voor tal van medewerkers zoals hoogopgeleide allochtonen zonder Europees diploma, personen met een functiebeperking, herintreedsters... (Van de Voorde & Hellinckx, 2004).
139
o
•
Bij het formuleren van de werkaanbieding bepaalde doelgroepen niet ontmoedigen. Bijvoorbeeld: ‘stielman voor het onderhoud gezocht’ sluit vrouwen uit.
•
De vacature verspreiden via verschillende kanalen, ook via websites en tijdschriften van organisaties werkzaam in een allochtone gemeenschap of via gebruikersorganisaties van personen met een handicap.
•
Gebruik maken van verschillende fondsen (art. 60 OCMW, Activa,…) om personen bij de werking te betrekken.
•
Voorzien in stages voor scholieren of werklozen.
•
Bij de selectie een gemengde jury laten oordelen. De selectieprocedure kan eventueel worden doorgelicht om te voorkomen dat mogelijke discriminerende praktijken worden gedetecteerd.
•
Bij de aanwerving de kandidaat voldoende begeleiden. Een goede formule is het peterschap (Doyens, Lamberts & Janssens, 2002). Gedurende een afgebakende periode bekommert een personeelslid met voldoende anciënniteit in de organisatie zich over de nieuweling. Hij of zij geeft tips en raad over de manier van reageren op bepaalde zaken, vertelt over de ongeschreven regels en gewoonten, stelt vragen over hoe het loopt in de nieuwe functie, introduceert de nieuweling informeel bij andere collega’s.
•
Verbeteren van de toegankelijkheid voor personen met een beperking. Tijdens de eerste studieronde bleek dat de toegankelijkheid voor potentiële werknemers met een functiebeperking verre van optimaal is. Binnen de Belgische eerste klasse clubs zijn bijvoorbeeld de kantoren nauwelijks bereikbaar. Alle clubs geven wel aan de nodige inspanningen te doen, mocht er iemand met een functiebeperking in dienst komen. Het is zeker opportuun om deze noodzakelijke werken niet uit te stellen. Advies inwinnen bij organisaties zoals Enter en Intro is hier een must.
Tijdens de tewerkstelling
Ook tijdens de tewerkstelling van verschillende kansengroepen, zijn er een aantal zaken waarmee men rekening dient te houden. •
Zorgen voor optimale werkcondities. Zoals daarnet reeds aan bod kwam is de aanwezigheid van optimale werkcondities een must. Deze zaken zijn vooral van belang voor personen met een handicap. Voor hen is het noodzakelijk dat zij hun bureau gemakkelijk kunnen bereiken, dat er een aangepast toilet voor handen is,… Naast deze materiële aanpassingen zullen er naar alle waarschijnlijkheid ook organisatorische aanpassingen dienen te gebeuren. We denken aan
140
individuele aanpassingen waarbij sommige taken worden doorgeschoven; aangepaste werkuren of werkritmes die worden voorzien. •
Oog hebben voor relationele coaching. Een belangrijk aspect bij leiding geven aan een diverse groep mensen is niet alleen taakgericht te werken maar ook relatiegericht te coachen. Meer in het bijzonder speelt de rol van een ‘coach’ een doorslaggevende rol bij de tewerkstelling van mensen uit kansengroepen. Vaak hebben deze mensen een verminderd zelfvertrouwen, zijn ze communicatief discreter of vertonen ze ten gevolge van negatieve ervaringen een gekreukt zelfbeeld.
•
Cultuur van respect ontwikkelen. Een diversiteitsbeleid als het erkennen en waarderen van verschillen betekent dat de manier waarop de diverse medewerkers met elkaar omgaan, getuigt van respect voor omgangsvormen, blijk geeft van een aanvoelen van elkaar en leidt tot het niet veroordelen van gedragingen die anders zijn dan de eigen gedragingen (Janssens, 2002). Het is aan de clubs om dit verder binnen de werking te integreren.
•
Flexibele afspraken maken. In de mate van het mogelijke dient men binnen de club flexibele afspraken te maken, rekening houdende met de eigenheid van iedereen.
•
Voorzien in gelijke lonen. Gelijkheid in salaris heeft betrekking op iedereen die dezelfde functie uitoefent, ongeacht of het gaat om een man, vrouw, persoon met een handicap,… Het zou niet slecht zijn, mocht elke club de looncijfers eens naast elkaar leggen en bestuderen of er eventueel een ongelijkheid in bestaat. Indien wel, kunnen deze worden aangepast. Hierbij mogen anciënniteit, overuren, bonussen en giften in natura niet vergeten worden (Cornet & Warland, 2008).
•
Stimuleren van doorstroom Binnen de clubs kan men investeren in een loopbaanbegeleiding en kan men er voor zorgen dat jongeren kans maken door te groeien eens er interne vacatures beschikbaar zijn (Doyens, Lamberts & Janssens, 2002).
Naast een diversiteitsbeleid toegespitst op vaste werknemers is het ook van belang het vrijwilligersbeleid af te stemmen op deze visie. Werken aan diversiteit kan geen geïsoleerd gebeuren zijn, maar moet deel uitmaken van de systematische kwaliteitszorg. Een eerste stap ligt bij de rekrutering van diverse doelgroepen, maar in feite dient een diversiteitsbeleid verankerd te zijn in de algemene organisatiedoelstellingen van de club. Vandaar dat zaken die werden opgesomd als noodzakelijk tijdens de tewerkstelling, ook gelden voor de vrijwilligers. Doch kan er voor wat de vrijwilligerswerking betreft, extra rekening gehouden worden met volgende zaken. o
Sensibiliseren van de doelgroep 141
Vaak blijken allochtonen niet of minder vertrouwd met het vrijwilligerswerk (Vermeulen, 2007). Vandaar het belang om te werken met sensibiliseringscampagnes in bepaalde wijken van een stad of contacten te leggen met sleutelfiguren. Voor wat de stewardwerking betreft is de werkwijze van KRC Genk een voorbeeld van een ‘best practice’. KRC nodigt allochtone jongeren uit op de club en geeft hen een rondleiding betreffende de veiligheid in het stadion. Geïnteresseerden kunnen later de opleiding tot steward volgen. Andere clubs, die in hun directe omgeving een allochtone gemeenschap hebben, kunnen dit voorbeeld volgen.
o Zorg dat je profiel niet te veel mensen uitsluit Bij de werving van vrijwilligers dienen clubs er best voor te zorgen dat de eisen niet te hoog liggen, zodat men niet al te veel mensen uitsluit. Wat de stewardwerking betreft is dit geen evidente opdracht, omdat men sowieso gebonden is aan de wettelijke bepalingen. Mensen met een fysieke beperking komen in principe niet in aanmerking. Wel zien we dat clubs deze mensen een andere functie aanbieden. Dit zou nog meer moeten kunnen worden gestimuleerd.
2.4.3. Acties gericht op de omgeving Volgende acties hebben tot doel de omgeving te betrekken bij het diversiteitsplan. o
Creëren van eigen identiteit en positionering in de regio
Voor een voetbalclub is het belangrijk om een eigen identiteit uit te bouwen en een positie in te nemen in de regio. Elke club werkt binnen een eigen socio-economische context. Zo is er een groot verschil tussen een club als Genk, waar het ‘normaal’ is om met verschillende culturen samen te werken, en een club als Roeselare in een regio waar er zo goed als geen allochtonen wonen. Vandaar dat het belangrijk is dat de clubs een eigen beleid en eigen visie uitstippelen naar verschillende kansengroepen toe. Zoals ook voorop werd gesteld in de doelstellingen van dit onderzoek wordt met diversiteit gedoeld op een breed doelgroepenbeleid. Clubs dienen binnen hun socio-economische context een eigen identiteit en visie te ontwikkelen en dit ook naar buiten te brengen in de regio. Het spreekt voor zich dan men zich in steden als Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent, Genk of Luik meer kan toespitsen op interculturele diversiteit dan in steden zoals Brugge, Denderleeuw of Roeselare,… Vandaar dat men eigen accenten dient te leggen en zich dient te focussen op de kansengroepen die wel aanwezig zijn.
o
Diversiteit promoten
Clubs dienen diversiteit te promoten en bekendheid te geven aan hun diversiteitscharter. Alle werknemers maar ook externe partners dienen op de hoogte te zijn van het charter. Dit kan gepromoot worden op alle websites van de clubs. Verder kan men ook folders verspreiden met publiciteit rond het diversiteitsplan, zodat iedereen in de wijde omgeving op
142
de hoogte is van de nieuwe uitgangspolitiek van de club. Op deze manier krikt men zijn imago op.
o
Een netwerk ontwikkelen
Stakeholders betrekken in het verhaal, is van groot belang. Diversiteit maakt duidelijk dat elke organisatie in een complexe samenleving functioneert. Dit betekent dat samenwerking met externe partijen en netwerken opbouwen en onderhouden erg behulpzaam kan zijn omdat hierdoor andere invalshoeken zichtbaar worden en ervaringen kunnen worden gedeeld. De stakeholders kunnen bestaan uit organisaties die met verschillende doelgroepen werken, zoals VDAB, Forem, VAPH, WIPH en uitzendkantoren.
2.5. Besluit Een diversiteitsplan voor het personeel richt zich tot twee grote groepen, namelijk de vrijwilligers en het vast personeel. Het plan zelf bevat vier delen. In de eerste fase maakt men een diagnose, daarna gaat men over tot een probleemanalyse om vervolgens de instrumenten te kiezen en tenslotte een concreet actieplan op te stellen. Deze acties richten zich op de organisatie, de kansengroepen en de omgeving. Alles start met het creëren van een bewustzijn. Clubbestuur en trainer vormen de dragende kracht van de club. Zij dienen zich betrokken te voelen en open te staan voor het creëren van een eigen identiteit.
143
3. DIVERSITEITSSUPPORTERS
EN
ONTHAALBELEID
VOOR
DE
Onderstaand hoofdstuk heeft tot doel een aantal stappen aan te reiken aan de voetbalclubs uit de eerste klasse zodat men een specifiek diversiteits- en doelgroepenbeleid kan doorvoeren. In een eerste deel staan we stil bij de algemene voorwaarden die noodzakelijk zijn om een doelgroepenbeleid te doen slagen, vervolgens wordt er aandacht geschonken aan specifieke acties die kunnen worden op poten gezet om bepaalde doelgroepen bij het voetbal te betrekken. In het bijzonder gaat onze aandacht hier uit naar personen met een handicap en allochtonen.
3.1. Algemene voorwaarden tot slagen van een doelgroepenbeleid Om te slagen in een specifiek doelgroepenbeleid is het belangrijk een aantal noodzakelijke randvoorwaarden te voorzien. Verschillende elementen kwamen eerder reeds aan bod. o o o o
o
Schrijf een duidelijk diversiteitsbeleid uit en maak het bekend aan alle interne en externe partners. Duidt een verantwoordelijke aan binnen de club die diversiteit promoot. Het aanstellen van een community manager is hier een belangrijke meerwaarde. Zorg voor een werkgroep met verschillende partners (allochtonen, personen met een handicap, supporters) die samen het beleid kritisch evalueren. Verzamel cijfermateriaal over het aantal supporters. Alvorens een specifiek doelgroepen beleid uit te werken, dient men zicht te hebben op het aantal personen met een handicap, allochtonen, vrouwen, ouderen er zich op de tribunes bevinden. Deze audit kan men gebruiken om specifieke acties op te starten. In fase 1 van dit onderzoek hebben wij reeds een poging ondernomen om cijfergegevens te verzamelen, en lag het accent met name op de ontwikkeling van een potentieel nieuwe registratiemethode zodat er in de toekomst op een systematische manier gegevens kunnen worden bijgehouden. Breng de buurt in kaart zodat er buurtgerichte acties kunnen worden opgestart en er kan worden samengewerkt met naburige instanties.
3.2.
Algemene sensibiliserende acties
Volgende opsomming schenkt aandacht aan een aantal sensibiliserende acties die tot doel hebben een zekere bewustwording onder de supporters op te wekken. Zoals uit de vorige fase bleek, hebben de verschillende eerste klasse clubs al heel wat sensibiliserende acties ondernomen om het publiek bewust te maken van het aanwezige racisme in de stadions en het feit dat dit niet getolereerd wordt. Extra aandacht voor de promotie van diversiteit en de intolerantie ten opzichte van racistische spreekkoren kunnen de supporters op verschillende manieren bereiken. Volgende aanbevelingen komen voort uit een analyse van de vorige fase – oplijsting van de reeds ondernomen acties – en de ontwikkelde ‘Racial Equality Standards’ in het Engelse professionele voetbal (Les, e.a., 2001).
144
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Gebruik alle mogelijke middelen in het stadion om duidelijk te maken dat de club voor een duidelijk anti-racistisch beleid staat: publieke aankondigingen, zichtbare spandoeken, aankondiging op scorebord of boards. In sommige Belgische stadions zien we dit al. In Brugge hangt een grote spandoek ‘zeg neen tegen racisme’ en in Luik heeft men de grote pilaren waarop te lezen staat dat men kiest voor fair play en gelijkheid. Hoewel alle clubs dit gegeven in hun reglement van inwendige orde onderschrijven, herinnert een fysieke zichtbaarheid de supporters expliciet aan het feit en doet het hen er over nadenken. Maak abonnementshouders duidelijk dat racisme niet thuis hoort in het stadion. Bij aankoop van abonnement kan men dit nog eens extra in de verf zetten door een flyer mee te geven. Ook kan men de boodschap ‘neen tegen racisme’ op het abonnement laten drukken. Ontwerp een duidelijk beleid rond gelijke kansen en diversiteit, waarin de doelstellingen van de club worden in neergeschreven. Dit kan worden bekend gemaakt in een diversiteitscharter en worden verspreid onder de supporters. Maak voldoende publiciteit voor je diversiteitscharter naar de buitenwereld toe. Zorg ervoor dat de lokale gemeenschap op de hoogte is van je acties. Plaats je charter op de website van de club en maak publiciteit in lokale kranten. Ontwikkel een klachtenbord. Om de geloofwaardigheid te bewaren is het belangrijk dat mensen weten waar men terecht kan indien met geconfronteerd wordt met racisme of bepaalde vormen van discriminatie. Op deze manier toont de club aan dat men hier een bepaalde verantwoordelijkheid op zich neemt. Verzamel positieve beelden van diversiteit en gebruik ze als uithangbord van de club. Verspreid een foto van een blanke en zwarte speler die het voetbal promoten en een boodschap van gelijkheid meegeven. Een fotocampagne met verschillende supporters kan ook zijn effect hebben: foto’s met mannen, vrouwen, ouderen, jongeren, allochtonen, personen met een handicap… Ook in de marketingstrategieën is het van belang om foto’s van verschillende doelgroepen te gebruiken, zoals vrouwen met een truitje van de club, een allochtoon die poseert met een sjaal van de club,… Promoot de aanwezigheid van allochtone rolmodellen. In België is Mbarak Boussoufa een voorbeeld. Boussoufa is van Marokkaanse afkomst en groeide op in een arme wijk te Amsterdam. Hij bezoekt de ‘maisons des enfants’ in het Brusselse en probeert als rolmodel te fungeren voor de jongeren. Hij toont aan dat het voor sommige jongeren mogelijk is om een toekomst in het voetbal waar te maken. Ook andere spelers zoals Faris Haroun, Marouane Fellani, Abdelmajid Oulmers, Nabil Dirar,… kunnen hier een belangrijke rol inspelen. Zorg er voor dat mensen uit de buurt die weinig interesse tonen in het voetbal zelf op een andere manier met de club in contact komen: buurtdagen, ter beschikking stellen van accommodatie voor feesten,…
3.3. Specifiek beleid gericht op gezinnen Onderstaande acties hebben tot doel meer gezinnen naar het stadion te lokken. Voetbal heeft nog steeds het imago een mannenwereld te zijn, terwijl meer en meer clubs het voetbal willen promoten als een familiegebeuren. 145
3.3.1. Loyaliteit huidige supporters belonen Voetbalclubs gaan er soms te vaak van uit dat hun supporters loyaal blijven. Zoals al eerder aan bod kwam is de vrijetijdsbesteding vandaag de dag onderhevig aan het marktprincipe; het bijwonen van een voetbalwedstrijd is slechts een van de mogelijke vrijetijdsactiviteiten in een breed gamma aan mogelijkheden. In tijden van dalende koopkracht trachten mensen bovendien hun uitgaven beter te beheren en rantsoeneren ze op bepaalde uitgaven zoals vrijetijdsactiviteiten. Het is juist aan de clubs om hier op in te spelen. De loyaliteit die de huidige supporters aan de dag leggen, kan men op verschillende manieren belonen. De ontwikkeling van een soort getrouwheidskaart kan hierin een plaats hebben. Deze kaart kan gekoppeld worden aan het abonnement en kan de abonnees korting geven op de merchandising,bij aankoop van bekertickets,... Binnen de sportmarketing heeft men 4 stappen ontwikkeld om loyale fans blijvend aan zich te binden. Men speelt op een gevatte manier in op hun trouwheid (Debruyne, 2008). Een eerste stap is de emotionele band die supporters hebben met hun club, ten volle benutten. Fans krijgen de clubliefde mee van in de wieg. Clubliefde wordt doorgegeven van generatie op generatie. Ook het actief deelnemen aan het jeugdvoetbal kan deze trend versterken. Deze emotionele band kan op verschillende manieren versterkt worden. De meest gangbare manier is het organiseren van fandagen, waarbij de supporters dichter bij de spelers kunnen komen. Ook het community werk speelt een grote rol in het versterken van deze emotionele band. Doordat de club toont open te staan voor iedereen, toont men een grotere solidariteit (Debruyne, 2008). Een tweede stap is brand clanning. De emotionele band die supporters hebben met hun club wordt gebruikt om de supporters via bepaalde commerciële acties aan de club te binden. Deze acties hebben tot doel een soort familiegevoel te creëren. Een voorbeeld is het ontwerp en de verdeling van een speciale Fortis bankkaart voor Anderlecht fans. De club Anderlecht promoot de bankkaart als een bindmiddel tussen de club en de supporter. Een ander voorbeeld is de prepaidkaart RSCA Mobile waarmee Anderlechtfans goedkoper naar elkaar kunnen bellen. Op deze manier bindt de club, naast de commerciële doeleinden van de sponsor, de supporters aan zich door een gemeenschapsgevoel te creëren. Naast de klantenbinding, vormen dit soort acties ook een interessante piste voor potentiële sponsors. Zij kunnen mee op de kar springen en genieten mee van de klantenbinding (Debruyne, 2008). Een derde stap is de merkaffiniteit. De club geeft de supporters het gevoel dat ze door de club geholpen worden door dit soort acties. Dat RSCA voorziet in een Prepaidkaart ervaren de supporters als een dienstverlening van de club naar de supporters toe met betrekking tot mobiele communicatie. De getrouwheid kan nog beloond worden doordat de houders van een dergelijke kaart kans maken op het geven van een aftrap of op het ontmoeten van enkele spelers (Debruyne, 2008). Een laatste stap is meer verkoop. De vorige drie stappen zouden in een laatste fase moeten leiden tot een stijging in de verkoop van abonnementen en losse tickets. Ook voor de sponsor betekent dit een stijging in de verkoop.
146
Door loyaliteit te belonen, zullen mensen zich meer identificeren met de club. Dit brengt met zich mee dat de clubliefde blijvend wordt doorgegeven van generatie op generatie.
3.3.2.
Infrastructurele aanpassingen doorvoeren
Alle clubs zijn zich bewust van het feit dat de infrastructuur van de voetbalstadions van groot belang is voor het imago van de club. Klantvriendelijkheid en openheid naar alle doelgroepen toe, begint met een toegankelijk en comfortabel stadion. Iedereen is er zich van bewust dat België in vergelijking met onze buurlanden op gebied van infrastructuur aanzienlijk achterop hinkt. Vandaar dat er ook meer en meer stemmen opgaan om een nieuw stadion te bouwen of de bestaande infrastructuur aan te passen. Verschillende clubs hebben plannen klaar. Wil men openstaan voor iedereen en het imago in het algemeen verbeteren, dan is een goede infrastructuur noodzakelijk. Het voorbeeld in België is Genk. In Genk staat klantvriendelijkheid voorop en heeft men aandacht voor verschillende praktische zaken: voldoende drankvoorzieningen, aparte toiletten voor alle doelgroepen (vrouwen, personen met een functiebeperking), gemakkelijke toegankelijkheid voor de pers, een aparte accommodatie voor personen met een handicap, een kindvriendelijk stadion (voldoende plaatsen voor de jeugd met een goede zichtbaarheid)… Andere clubs hebben reeds heel wat inspanningen gedaan om het voetbalgebeuren voor personen met een handicap aangenaam te maken, maar blijven enigszins verveeld met de oude infrastructuur van het stadion, vandaar de plannen tot een nieuwbouw. Engelse studies geven aan dat na de invoering van verplichte zitplaatsen in alle stadions, 25% van de mensen die zich aangetrokken voelen tot voetbal uit vrouwen bestaat (Walcom, Jones & Weddington, 2000). Deze vaststelling pleit er voor om ook in België de infrastructuur van de voetbalstadions aan te pakken. Hoe meer comfort in het stadion, hoe aantrekkelijker het wordt voor vrouwen en gezinnen. Zeker nu verschillende clubs aan de vooravond staan van de bouw van een nieuw stadion, is het van groot belang dat men bij het bouwen rekening houdt met, wat men tijdens de focusgroepen, benoemde als ‘hospitality’. Clubs dienen er voor te zorgen dat men zich zo gastvrij mogelijk open stelt naar alle potentiële toeschouwers. Hierbij spelen bouwkundige maatregelen een belangrijke rol. Zijn alle tribunes toegankelijk voor alle doelgroepen, zijn er voldoende drankvoorzieningen, zijn er voldoende sanitaire voorzieningen,…?
3.3.3.
Stimuleren van vrouwenvoetbal
Vrouwenvoetbal is in opmars. Volgens Willems (2008) is het vrouwenvoetbal wereldwijd de snelst stijgende vrouwensport. In verschillende landen worden ook heel wat inspanningen gedaan om voetbal open te stellen voor iedereen en aantrekkelijk te maken voor vrouwen. Vandaag de dag hebben meisjes ook meer vrijheid om een sport te kiezen. Voetbal behoort meer en meer tot hun keuze (Lowrey, 2001). Engelse voorbeelden tonen aan dat het investeren in een professionele vrouwenafdeling zijn vruchten afwerpt. Ten eerste krijgen jonge meisjes de kans om de sport aan te leren in een professionele omgeving met opgeleide coachen. Dit brengt met zich mee dat het niveau van het vrouwenvoetbal stijgt. 147
Ten tweede merkt men op dat er door een investering in de sport zelf, meer jonge meisjes deel uit maken van de toeschouwers op de tribunes (Lowrey, 2001).
3.3.4. Voetbal voor het gezin promoten Het voetbal wordt vaak omschreven als een sport die toegankelijk is voor iedereen. De kracht van voetbal wordt gebruikt om projecten op te starten en er voor te zorgen dat niemand wordt uitgesloten. Het promoten van gelijkheid en inclusie wordt meer en meer de sleutelopdracht voor de eerste klasse clubs. Naast ‘Open Stadion’, onderschrijft ook deze studie over diversiteit deze gedachtegang. We willen komen tot een zekere vorm van emancipatie via de voetbalsport. Voetbal stelt zich open voor vrouwen, gezinnen, etnische minderheden, maar tegelijkertijd sluit het voetbal ook mensen uit wegens de aanzienlijke kosten en de soms beperkte toegang die het met zich meebrengt (Lowrey, 2001). Er wordt vaak geopperd dat voetbal duur is. Voor sommige gezinnen vormen de kosten van het voetbal een belemmering. Zo is een abonnement voor het volledige gezin vaak een te grote hap uit het gezinsbudget. Om hieraan tegemoet te komen kunnen voetbalclubs investeren in een familietarief. KRC Genk en STVV hebben een familietarief ingevoerd, andere clubs kunnen dit voorbeeld volgen. Uit onderzoek van de Koning Boudewijnstichting blijkt dat 51% van de Belgische gezinnen wel eens geld besteed aan passieve sportbeoefening (Késenne, 2000). Gezinnen vormen met andere woorden een groot deel van het potentiële publiek en mogen niet vergeten worden.
3.4. Specifieke aanbevelingen ten aanzien van personen met een handicap Te vaak worden door de eerste klasse clubs personen met een handicap omschreven als rolstoelgebruikers. Andere doelgroepen worden hierbij dikwijls vergeten. Vandaar dat het belangrijk is te komen tot een integrale toegankelijkheid van voetbalstadions. Een integraal toegankelijke leefomgeving en dienstverlening zijn basisrechten en vormen de sleutel tot een volwaardige maatschappelijke integratie en participatie van iedereen. Dit houdt in dat de stadions, omgeving en dienstverlening bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar moeten zijn voor iedereen. Iedereen moet deze bovendien op een onafhankelijke en gelijkwaardige manier kunnen gebruiken. Verschillende behoeften van mensen worden zo op een vanzelfsprekende wijze geïntegreerd in voorzieningen die bruikbaar zijn voor iedereen. Onderstaande aanbevelingen kaderen in een geheel van vaststellingen met een algemener karakter die zorgen voor een beter begrip van de leefwereld en noden van personen met een functiebeperking. Er worden een aantal aanbevelingen opgelijst die expliciet door de bevraagde personen werden aangehaald als noden waarvoor op dit moment geen oplossing voorhanden is in de meeste Belgische voetbalstadions. Dit wordt opgesplitst in verschillende deelthema’s.
148
3.4.1. Noodzaak tot bewustwording van clubbesturen Naast een gebrek aan bewustzijn rond de noodzaak van een globaal diversiteitsbeleid, ontbreekt er, volgens de respondenten uit de focusgroepen binnen de clubbesturen ook vaak een bewustzijn rond toegankelijkheid. Soms stelt men zich vaak de vraag of zware investeringen wel nodig zijn voor slechts een 10-tal supporters die wekelijks de wedstrijden bijwonen. Hierbij vergeet men vaak dat het aantal supporters vaak afhankelijk is vande inspanningen die geleverd worden. Momenteel is er weinig zicht op het aantal personen met een functiebeperking die wel graag een wedstrijd zouden bijwonen, maar zich geremd voelen net omdat de Belgische stadions te weinig aangepast zijn of onvoldoende capaciteit vertonen voor personen met een beperking. Vooreerst dient te worden opgemerkt dat ‘functiebeperking’ een ruim begrip is. Dit betekent dat er naast een aantal aanpassingen voor rolstoelgebruikers eveneens dient nagedacht te worden over het aanbrengen van verbeteringen voor bijvoorbeeld personen met een visuele of auditieve beperking. Vaak zijn de doorgevoerde aanpassingen in de stadions enkel van toepassing voor rolstoelgebruikers en worden andere doelgroepen vergeten. Wel komt hier binnenkort verandering in. Intro vzw heeft een budget beschikbaar voor het installeren van een blindentribune, waarbij men net zoals nu al gebeurt bij het Nederlandse AZ Alkmaar via ‘audio description’ live commentaar meekrijgt via een koptelefoon. Momenteel weet men nog niet in welke club dit zal worden ingevoerd. Ten tweede leeft bij de supporters de idee dat de besturen van voetbalclubs en de Koninklijke Belgische Voetbalbond zich niet steeds bewust zijn van de aanwezigheid van personen met een beperking. Zij stellen dan ook voor om bij de bouw van nieuwe stadions extra aandacht te hebben voor aanpassingen die in de bouwplannen geïntegreerd kunnen worden. Vervolgens is een afstemming tussen doelgroepspecifieke fanclubs en hun voetbalclub noodzakelijk met betrekking tot de goede informatiedoorstroming naar de supporters toe. Op dit moment blijken supporters met een beperking moeilijk de weg te vinden in het voetballandschap zonder een aansluiting bij de bestaande fanclubs. Ten laatste moeten voetbalclubs zich bewust zijn van het individuele karakter van een beperking. Omwille van deze eigenheid zullen voetbalclubs in dit verband dan ook vaak ad hoc te werk moeten gaan en de gehele situatie van een supporter dienen te aanschouwen en rekening houden met de individuele behoeften. Het gaat om een bepaalde zienswijze die ingang moet vinden bij stewards, bestuur en ook medesupporters. Dit kan clubbesturen inspireren om breder te denken en inspanningen te leveren voor een bredere doelgroep van mensen met een beperking. Hierbij is het noodzakelijk aandacht te hebben voor integrale toegankelijkheid, een toegankelijkheid voor iedereen. Het ideaalbeeld is dat er wordt gestreefd naar een volledige inclusie. Een volledige inclusie betekent dat personen met een beperking op dezelfde manier als valide personen het voetbal kunnen beleven; dit houdt in dat ze een evenwaardige plaats krijgen, deze plaats of vak (sfeervak of een iets rustiger vak) zelf kunnen kiezen, en ook over de vrije keuze beschikken over met wie naar het voetbal wordt gegaan. Voorlopig wordt deze inclusie nergens nagestreefd in België. Het voorbeeld hierbij is de Allianz Arena van Bayern München. In München is de bovenste rij van de eerste ring voorbehouden voor personen met een motorische beperking. Bovendien vindt men op deze verdieping aangepast sanitair, verzorgingskamers en aangepaste drankgelegenheden. Aangezien de volledige ring 149
voorbehouden is, kan men zijn plaats of vak zelf kiezen, kan men hetzelfde vak uitkiezen als de vrienden of familie en heeft men hetzelfde zicht als valide mensen. Naast aangepaste plaatsen voor personen met een motorische handicap, voorziet men in München ook auditieve ondersteuning voor personen met een visuele handicap.
3.4.2. Fysieke toegankelijkheid Inzake fysieke toegankelijkheid is het noodzakelijk dat voor iedere persoon met een functiebeperking de keten van toegankelijkheid gerespecteerd wordt. Obstakels die de toegankelijkheid belemmeren dienen te worden verwijderd of geremedieerd. Zoals reeds werd besproken zal Intro vzw in samenwerking met Enter en diverse adviesbureaus toegankelijkheid in de toekomst elke eerste klasse club bezoeken en aan een toegankelijkheidscontrole onderwerpen. Hierbij zal een dossier worden opgemaakt van de knelpunten en wordt aandacht geschonken aan de zaken die kunnen aangepast worden, hetzij met minimale hetzij met maximale inspanningen. Met maximale inspanningen doelt met op gehele infrastructurele aanpassingen die een volledige toegankelijkheid van het stadion nastreven. In dit hoofdstuk staan we stil bij de wenselijke situatie om de toegankelijkheid zo optimaal mogelijk te maken. Hoe clubs dit alles kunnen aanpakken, is afhankelijk van de locatie zelf. Hierbij verwijzen we graag naar het actieplan dat binnenkort zal worden opgesteld. De minimale voorzieningen die door de respondenten werd naar voor geschoven als wenselijk, zijn momenteel niet in elke club aanwezig. Het zou een grote stap voorwaarts zijn, mochten de clubs werk kunnen maken van het volgende 7 :
Parkeerplaats bus / auto’s o o o o o o
De afstand tot de ingang van het stadion is max. 100 m. Het terrein waarop geparkeerd moet worden is verhard en er zijn geen drempels De weg van de parkeerplaats naar de zitplaatsen is verhard en er zijn geen drempels of trappen De toegangsweg is voldoende breed De afstand van de ingang tot de zitplaatsen is max. 100 m. De toegangsweg is afgeschermd van supporters van de tegenpartij
Zitplaatsen o o o
7
Er zijn voldoende plaatsen beschikbaar voor personen met een handicap en voor hun begeleiders Er zijn zitplaatsen voorzien voor de begeleiders (stoeltjes) De zitplaatsen voor de begeleiders zijn naast deze van de personen met een handicap
Geïnspireerd op de website van Blue Army on Wheels (www.bluearmuonwheels.be) 150
o o
o
o o o o o o
De plaats waar de personen met een handicap en hun begeleiders zitten is verhard en overdekt De plaats van de personen met een handicap en hun begeleiders vormt geen hinder voor anderen (supporters die achter hen zitten, sponsors die er hun reclameborden hebben voorzien, ...) Vanuit de zitplaatsen is er een goed zicht op het veld bekeken vanuit rolstoelniveau : er is geen hekwerk, de hoogte van de omheining is max 80 cm, er staan geen geluidsboxen voor de zitplaatsen, er komen geen perslui met camera’s zitten, ... De zitplaatsen zijn voldoende afgeschermd van het veld Er is voldoende ruimte achter de zitplaatsen Er is een vluchtweg bij mogelijk gevaar De zitplaatsen zijn afgeschermd van supporters van de tegenpartij Supporters met een functiebeperking van de tegenpartij nemen plaats in een ander vak Met oog op nieuwe bouwplannen, kunnen clubs een voorbeeld nemen aan het stadion van Bayern München. Concreet betekent dit dat de zitplaatsen op de verdieping en aan de lange zijde zijn gelegen, dat er telkens plaats voorzien is voor de rolstoelgebruiker en zijn begeleider, dat de plaatsen overdekt zijn en dat het toilet, de kantine en de toegang dichtbij zijn.
Drankvoorziening o o o o
Er is een drankvoorziening bereikbaar vanuit de zitplaatsen voor personen met een functiebeperking De weg naar deze drankvoorziening is verhard en zonder drempels De toegangsdeur is voldoende breed Er is voorzien in een verlaagde toog
Toilet o o o
Er is een toilet voor personen met een handicap aanwezig op aanvaardbare afstand van de zitplaatsen De weg naar het toilet is voldoende breed, is verhard en zonder drempels Het toilet is proper en goed onderhouden (deuren sluiten, er staat geen water op de vloer, er is toiletpapier, ...)
Deze voorzieningen zorgen er onder meer voor dat de volledige keten van toegankelijkheid gerespecteerd wordt. De keten van toegankelijkheid gaat zelfs een stap verder. Ook de ticketshop, fanshop, eetvoorzieningen en andere plaatsen in het stadion dienen toegankelijk te zijn. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat deze inspanningen ook noodzakelijk zijn voor de bezoekende supporters. Uit de interviews bleek het gebrek aan een overkoepelend toegankelijkheidsbeleid dat duidelijke informatie en degelijke infrastructuur biedt ook aan de bezoekende supporter. Het is immers opmerkelijk dat in de interviews, stadions goed
151
beoordeeld worden door de thuissupporter en als ontoereikend door de bezoeker. Deze staan net te vaak in de kou. Als anekdote kan worden meegedeeld dat een bepaalde club een toilet voor personen met een handicap had gehuurd voor de bezoekers van Blue Army on Wheels. De wedstrijd erop was het toilet echter verdwenen, waardoor de andersvalide supporters van de volgende bezoekende ploeg in de kou bleven staan. Deze situaties zouden moeten kunnen vermeden worden.
3.4.3. Communicatieve en informatieve toegankelijkheid Toegankelijk wordt niet enkel bepaald door de fysieke toegankelijkheid, het draait evenzeer om de communicatie en informatie die wordt meegegeven aan personen met een functiebeperking. Uit de interviews bleek dat de communicatie en informatieverstrekking vanuit de clubs vaak te wensen over laat. De informatieve toegankelijkheid maakt ook deel uit van de keten van toegankelijkheid. Wanneer iemand een wedstrijd wil bijwonen, moet hij op voorhand allerhande informatie kunnen opzoeken, zodat hij zijn trip kan voorbereiden. Hierbij is een toegankelijke dienstverlening noodzakelijk. Onderstaand worden enkele aandachtspunten meegegeven.
o
Voorzien in een website met duidelijke informatie
Alle clubs hebben een website waarop heel wat informatie te vinden is. Helaas ontbreekt vaak een sectie met uitleg over het wat en hoe voor personen met een handicap. Voor personen met een handicap is het noodzakelijk op voorhand te weten waar men de aangepaste parkeerplaatsen vindt, hoe men deze eventueel kan reserveren, waar de tribunes zich bevinden, waar men een ticket kan bestellen,… In België is de website van KSV Roeselare 8 een mooi voorbeeld. Buitenlandse voorbeelden van clubs zoals Manchester City 9 en Fullham FC 10 tonen hoe het ook kan. Zij voorzien een aparte internetpagina met een beschrijving van de locatie van de parkeerplaatsen, de tribunes, ticketbeleid en procedures,… Daarnaast vinden we ook uitleg over hun blindentribunes en auditieve hulp voor slechthorenden. Ook Belgische clubs zouden op hun website duidelijk kunnen maken hoe het stadion te bereiken is en welk ticketbeleid men doorvoert.
o
Voorzien in voldoende signalisatie rond en in het stadion
Ook op het terrein zelf ontbreekt een duidelijke signalisatie. De respondenten vragen dan ook een heldere signalisatie rond en in de stadions zodat duidelijk is waar de parkeerplaatsen zijn, waar de aangepaste tribunes zijn,… Dergelijke informatieis vaak zeer beperkt aanwezig voor de bezoekende supporters en kan duidelijk beter. o Voorzien in een aanspreekpunt binnen de club
8
www.ksvroeselare.be http://www.mcfc.co.uk/default.sps?pagegid={8E4A1184-FDAE-4DF1-A1EC-731A7FB9CA4F} 10 http://www.fulhamfc.com/Club/SupporterInfo/DisabledFans.aspx 9
152
Het zou een grote stap vooruit zijn, mocht er binnen elke club een aanspreekpunt zijn waar personen met een functiebeperking terecht kunnen. Ook voor de organisaties Intro en Enter lijkt een dergelijk aanspreekpunt een must. Hij kan binnen de club het bestuur mobiliseren en kan ook de nodige informatie voorzien voor personen van bezoekende ploegen en of mensen die individueel naar het stadion komen. In Engeland heeft bijna elke club een DLO (Disability Liaison Officer) in dienst die instaat voor deze specifieke taken. Dit kan een voorbeeld vormen voor de Belgische eerste klasse. Naast een lokaal aanspreekpunt, kunnen ook doelgroepspecifieke supportersclubs zoals ze nu bestaan in Genk en Mechelen een grote rol spelen inzake het voorzien in informatie. Zulke initiatieven kunnen alleen maar worden gestimuleerd. In Anderlecht zou men volgend seizoen eveneens starten met een soortgelijke supportersclub. Hopelijk volgen nog andere clubs dit initiatief.
o
Een eenduidig prijzen- en reserveringsbeleid doorvoeren
Uit deel II bleek dat de verschillende clubs binnen de eerste klasse een divers prijzenbeleid voor personen met een handicap doorvoeren. Bij sommige clubs is een ticket gratis voor persoon met een handicap en begeleider, bij andere clubs mag enkel de begeleider of de persoon met een functiebeperking gratis binnen,… Een eenvormig prijzenbeleid voor de volledige eerste klasse waarbij dezelfde kortingen worden gehanteerd lijkt wenselijk. De respondenten haalden ook aan dat de abonnementen beter betalend zijn voor de personen met een beperking en gratis voor de bijhorende begeleider, daar waar de prijsbepaling op dit moment vaak andersom gebeurt. Er wordt vaak vergeten dat de begeleiders dikwijls vrijwilligers zijn die de personen begeleiden. Het gaat dan om een persoonlijke assistent en niet om een vriend voetbalfan. Tot slot kunnen we nog meegeven dat personen met een functiebeperking liever de volle prijs betalen, als men dan ook van de nodige faciliteiten kan genieten in plaats van de halve prijs te betalen, maar ook slechts gebruik te kunnen maken van beperkt aangepaste plaatsen. Naast het prijzenbeleid is een eenvormig reserveringssysteem een must. In de toekomst hoopt Fans On Wheels via hun websites te kunnen instaan voor de ticket- en parkeerplaatsreservatie van de volledige eerste klasse. Dit initiatief kan mee ondersteund worden vanuit de KBVB en de Pro League .
3.4.4. Persoonlijke begeleiding De meeste respondenten halen aan dat de persoonlijke begeleiding binnen het stadion goed verloopt. De respondenten stellen dat ze goed worden opgevangen door de stewards en de specifieke opleidingen wordt eveneens als positief onthaald. Om de persoonlijke begeleiding van personen met een beperking even vlot te laten verlopen en de veiligheid te garanderen, is het noodzakelijk met volgende zaken rekening te houden: o o o
Er is minimum 1 begeleider per andersvalide toegelaten Er is minstens 1 steward in de nabijheid van de zitplaatsen De steward weet hoe hij personen met een beperking begeleidt 153
o o
Deze steward weet wat hij / zij moet doen bij problemen of gevaar De personen met een functiebeperking moeten zichzelf kunnen behelpen bij problemen of gevaar
Het spreekt voor zich dat de opleidingen zoals ze nu worden voorzien hierin een rol kunnen spelen.
3.5. Specifieke aanbevelingen gericht op allochtonen Uit de verschillende interviews met allochtonen blijkt dat men weliswaar een zekere affiniteit heeft met het Belgische voetbal, maar slechts in beperkte mate. Alle respondenten duiden voor deze beperkte interesse en de beperkte diversiteit in de tribunes een erg duidelijke reden aan, met name het gebrek aan spelers op de Belgische velden van Turkse of Marokkaanse origine. De aanwezigheid van allochtone spelers doorgestroomd vanuit de Belgische jeugdopleidingen staat volgens hen in verhouding tot de interesse voor de Belgische voetbalcompetitie. Vervolgens geven sommige respondenten aan dat het voetbal vaak te duur is. De baten wegen in dit geval vaak niet op tegenover de kosten die het voetbal met zich meebrengt. Uit de analyse van de interviews met allochtonen, het open debat tijdens de rondetafelconferentie ‘voetbal in de stad’ en buitenlandse literatuur worden onderstaand enkele aanbevelingen geformuleerd.
3.5.1. Noodzaak tot investering in de jeugdwerking Uit de interviews met de respondenten blijkt dat vele jongeren van allochtone afkomst afhaken eens de leeftijd van 16 jaar bereikt. Sommige respondenten wijten dit aan een gebrek aan steun van thuis uit, anderen menen dat er vanuit de eerste klasse clubs onvoldoende kansen worden gecreëerd om deze jongeren te laten doorgroeien. Ook schrijft men dit probleem toe aan de prestatiegerichte cultuur van het voetbal. In de jeugdreeksen zou er te weinig aandacht zijn voor het sociale en is de prestatiedruk te groot. Tot slot is de financiële druk vaak te groot. Ouders moeten veel investeren in de sport van hun kinderen, waardoor ze vaak verplicht worden af te haken. Het afhaken van deze jongeren zou voor een stuk kunnen voorkomen worden door de clubs te laten inspelen op deze oorzaken:
o
Voorzien in een opleiding omgaan met diversiteit bij jeugdtrainers
Een opleiding voor jeugdtrainers – zowel van autochtone als allochtone afkomst – die de aandacht vestigt op het omgaan met allochtone jongeren, kan al een grote stap voorwaarts zijn. Op deze manier kan men beter inspelen op de leefwereld van deze jongeren en krijgen de trainers meer inzicht in de cultuur van de jongeren. In de meeste eerste elftallen wordt er op een positieve manier omgegaan met verschillende culturen in het team; dit moet ook in de jeugdwerking mogelijk zijn. Door in de jeugdwerking niet enkel aandacht te hebben voor
154
het sportieve, maar ook het sociale iets meer te gaan benadrukken kan men bij deze jongeren meer vertrouwen winnen, waardoor de kans op afhaken minder wordt.
o Aanwerven van allochtone trainers Naast een specifieke opleiding voor jeugdtrainers zou het ook een goede zaak zijn, mochten sommige clubs kunnen investeren in een aantal trainers van allochtone afkomst en deze dan zoals hierboven reeds vermeld ook laten deelnemen aan een gedegen opleiding rond diversiteit. Deze personen kunnen als rolmodel fungeren en kunnen een grotere stimulans zijn voor prestaties op sportief vlak. Vaak zien we nu een gebrek aan discipline en komen allochtone jongeren vaak te laat op training. Een trainer van allochtone origine kan beter met deze feiten omgaan, omdat hij ten eerste kennis heeft van de cultuur en ten tweede, een betere toegang heeft tot de allochtone gemeenschap. Voor hem is het gemakkelijker om contact op te nemen met de ouders en hen te betrekken bij de sportieve prestaties van hun kinderen.
o
De sport goedkoper maken
Tijdens de interviews kwam vaak naar voor dat de investeringen die de ouders inbrengen niet te geringschatten zijn. Naast het inschrijvingsgeld, dient men te voorzien in schoenen, kledij, verplaatsingen,… vaak komt er ook nog eens een stage bij die moet gefinancierd worden. Voor sommige allochtone – maar evenzeer voor autochtone – gezinnen is dit een de grote hap uit het gezinsbudget. Binnen de clubs kan men hieraan tegemoet komen, door verschillende acties op poten zetten. Een speciaal fonds dat tussenkomt voor jongeren die het moeilijk hebben, zou tot de mogelijkheden kunnen behoren. Tijdens de focusgroepen melden sommige respondenten dat er een kentering plaatsvindt binnen de allochtone gemeenschap. Ouders geven meer en meer prioriteit aan de sportuitoefening van hun kinderen en willen er ook graag in investeren. Er wordt soms vaak ten onrechte vanuit gegaan dat allochtone gezinnen het niet kunnen betalen. De sport is soms ook te duur in de symbolische zin van het woord. Vele allochtone ouders, maar evenzeer autochtone ouders hebben het moeilijk met de voetbalcultuur, de ouders aan de zijlijn, het alcoholverbruik in de kantines,…
o
Voorzien in studiebegeleiding en sociale begeleiding
Voetbal op topniveau eist vaak zijn tol. De vele trainingen hebben in sommige gevallen een negatieve invloed op de schoolresultaten en voor allochtone jongeren kan dit ook een invloed hebben op het gezinsleven. Binnen de Turkse en Marokkaanse cultuur is men niet gewoon dat het voetbal prestatiegericht is en tonen de ouders vaak geen interesse in de sport. Voetbal wordt gezien als tijdsverlies. Vanuit de club kan op beide zaken worden ingespeeld. Ten eerste kan men investeren in een goede samenwerking tussen de school en de club. Het voorzien in een studiebegeleiding voor de jongeren door de club is één voorbeeld. Na de training kan men beroep doen op extra begeleiding voor het huiswerk (zie bv. KSV 155
Roeselare) of kan men voorzien in een extra inhaalklasje (zie bv. RSC Anderlecht). Een omgekeerde beweging van de scholen uit is eveneens welkom. Scholen en de club kunnen onderlinge afspraken maken, zodat jongeren die meedraaien op het hoogste niveau een uurtje vroeger kunnen stoppen met de lessen of onder de middag kunnen trainen,… Ten tweede, kan het voorzien in sociale begeleiding voor jongeren ook een positieve invloed hebben op hun prestaties. Deze begeleiding kan bestaan uit opvang voor de jongeren zelf; een luisterend oor binnen de club die aandacht schenkt aan hun prestaties. Daarnaast kan het begeleiden van de ouders ook een belangrijke invloed hebben. Voor allochtone ouders is het tonen van interesse in de sportuitoefening van kinderen vaak een nieuw gegeven. Ouders moeten warm gemaakt worden voor de sport.
o
De jeugd laten doorgroeien in het eerste elftal
Het feit dat er zo goed als geen eigen jongeren in de Belgische competitie meedraaien, blijkt voor vele allochtonen een groot struikelblok te zijn. Uit de interviews bleek, dat mochten er meer allochtone jongeren doorgroeien naar het eerste elftal, men meer allochtonen in de tribunes zou zien. Momenteel, wordt hen, volgens de allochtonen zelf, de kans niet geboden. Indien er enkele spelers goed worden bevonden, worden ze meestal verkocht aan andere buitenlandse teams. Dergelijk beleid zou men moeten kunnen veranderen. Volgens de respondenten van de focusgroepen gaan club te vaak mee met een kortzichtig marktprincipe. Hierbij dienen we op te merken dat vele clubs een financieel moeilijke periode achter de rug hebben en dienden te saneren om financieel gezond te blijven. De meeste clubs zijn momenteel uit deze fase en zouden nu meer geld naar de jeugdopleiding moeten laten gaan. Standard Luik kunnen we als het voorbeeld van de eerste klasse aanstippen. Zij investeerden in een grote voetbalacademie en hebben een doorstroom van zowel autochtone als allochtone jongeren naar het eerste elftal.
o
Duidelijke communicatie voeren met de ouders
De respondenten van de focusgroepen gaven aan dat een duidelijke communicatie naar de ouders van jeugdige spelers noodzakelijk is. Ten eerste dient men te weten dat de club geen alternatieve vorm van opvang is en dat het sportieve nog steeds op de eerste plek komt. Ten tweede dient vanaf het begin duidelijk te worden gemaakt dat enkel de beste spelers een kans maken om door te groeien naar de betere teams. Dit soort communicatie is van groot belang, net omdat de meeste ouders het sportief beleid van de club niet kennen of onvoldoende kunnen inschatten.
3.5.2. Samenwerking opstarten met buurtsport De eerste klasse clubs die zich in de grote steden bevinden waar ook een allochtone gemeenschap aanwezig is, kunnen een samenwerking opstarten met het buurtsport netwerk. De buurtsport heeft tot doel mensen kennis te laten maken met sport in hun eigen leefomgeving. In deze werkingen vinden we heel wat allochtone jongeren terug. Het is aan de eerste klasse clubs om een samenwerking met dergelijke netwerken aan te gaan, zodat
156
men ook in de allochtone buurten wat bekendheid krijgt. Deze samenwerking kan op verschillende manieren worden opgevat.
o
Opstarten peterschap in bepaalde wijk
De eerste klasse clubs kunnen een of meerdere wijken ondersteunen door een vorm van peterschap op te starten. Bepaalde spelers kunnen, zoals ze ook peter zijn van supporterclubs, zich binden aan een bepaalde wijk in de stad. Door af en toe present te zijn op buurtfeesten of buurttornooien wordt de band met de spelers en de club onderhouden en versterkt. o Tornooien organiseren in de buurt De club kan instaan voor de organisatie van jeugdvoetbaltornooien – straat of pleintjesvoetbal – in bepaalde wijken van de stad. Door actief aanwezig te zijn in de buurten, creëert men een zekere bekendheid in de buurt. Naast het zelf organiseren van dergelijke tornooien is het sponsoren van de tornooien ook een mogelijkheid. Door de jongeren kledij te bezorgen, creëert men een soort affiniteit. Jongeren zijn vaak fier om met het shirt van de ploeg uit de buurt te mogen spelen.
o Uitlenen materiaal aan buurtwerking Sommige respondenten beweren dat indien de jongeren voelen dat de club hen respecteert en zich voor hen inspant, zij zich ook makkelijker aan de club binden en zich loyaal zullen opstellen. Volgens sommige respondenten draait alles te veel rond het commerciële. Clubs kunnen dit veranderen door te investeren in de buurtsport; door materiaal ter beschikking te stellen – uitlenen van doelen, ballen,… – of te voorzien in kledij voor de jongeren (oude truitjes ter beschikking stellen).
o Jongeren uitnodigen op de club Een maal per jaar kan de club jongeren uit de verschillende buurten van de stad uitnodigen op de club. Men voorziet in een rondleiding in het stadion, men kan een training bijwonen en men wordt uitgenodigd op de volgende thuiswedstrijd. Op deze manier komen de jongeren op een positieve manier in contact met de club en worden ze gestimuleerd om later nogmaals naar het voetbal te komen. Men kan extra aandacht schenken aan de allochtone jongeren van de 3de generatie. Uit de interviews en focusgroepen bleek dat allochtonen van de 1ste en 2de generatie zich vooral toespitsen op het Turkse of Spaanse voetbal. Jongeren van de 3de generatie hebben een ander interesseveld. We spreken over jongeren die hier geboren zijn en de Belgische nationaliteit hebben. Het project Germinal Beerschot Downtown, wat zich concentreert het betrekken van de allochtone jongeren, merkt op dat jongeren van 6 tot 10 jaar uit de 3de generatie interesse tonen in Beerschot en de club goed gezind zijn. Het is ook aan andere clubs om op deze trend in te spelen en zich, naast de andere groepen, ook te concentreren op deze groep allochtone jongeren. 157
o
Netwerk met verschillende buurtwerkers oprichten
Door een overleg op te richten waar men binnen de club de verschillende buurtwerkers samenbrengt, krijgt men als club een beter zicht op wat er speelt binnen de buurten van de stad en kan men gemakkelijker inspelen op de behoeften die er worden geuit. Op deze manier geeft men ook uiting aan het feit dat de club zich effectief inzet voor de buurten en werkt aan een actieve participatie.
3.5.3. Stages organiseren Vroegere studies tonen aan dat sportfederaties in het algemeen, weinig of geen inspanningen leveren om migrantenjongeren aan te trekken (De Knop & Elling, 2000). Nochtans kunnen sportclubs en dus ook voetbalclubs een grote rol spelen in het integratieproces van migrantenjongeren. Jongeren kunnen worden aangetrokken door het organiseren van stages onder de vorm van voetbalkampen. Via stages maken de jongeren kennis met de eerste klasse clubs en krijgen de eerste klasse clubs meer bekendheid. Voor de jongeren vormen deze stages een stimulans om te gaan sporten. Sport dient te worden gepromoot. De stages kunnen ook worden gebruikt om talenten te scouten. Zo krijgen de jongeren de kans zich in de kijker te spelen en heeft de club de kans iedereen aan het werk te zien.
3.5.4. Een duidelijk prijzenbeleid voeren Uit verschillende gesprekken blijkt dat het vaak niet duidelijk is voor allochtone jongeren hoeveel een voetbalticket kost. Ook klaagt men dikwijls over de procedure om aan tickets te geraken. Het bezoeken van de websites waar het prijzenbeleid al dan niet duidelijk staat omschreven, is niet altijd een evident gegeven. Via het netwerk zijnde allochtone organisaties, buurtsport, kan bekendheid worden gegeven aan het prijzenbeleid van de club.
3.5.5. Algemene mentaliteitswijziging noodzakelijk De respondenten die aan onze studie meewerkten opperden dat er een algemene mentaliteitswijziging nodig is op alle Belgische velden, dus niet enkel in de eerste klasse maar ook in de jeugdafdelingen, provinciaal voetbal en amateurreeksen. Er heerst vaak een gebrek aan respect, niet in het minst langs de zijlijnen van het jeugdvoetbal Een algemene sensibliseringscampagne met de nodige aandacht voor diversiteit en respect in de sport kan hier soelaas bieden. De campagne ‘Respect’ van RAEC Mons is hier een goed voorbeeld. Dit kan gestimuleerd worden vanuit de KBVB. Ook pleiten de respondenten voor een mentaliteitswijziging bij de scheidrechters. Vooral in de amateurreeksen heeft men het gevoel als allochtoon vaak benadeeld te worden. In feite gaat deze mentaliteitsverandering verder dan de sport, ze dringt zich op in de totale samenleving. Zolang er in onze maatschappij een onderscheid wordt gemaakt tussen allochtonen en autochtonen, is er geen plaats voor gelijkheid en voelen allochtone jongeren zich niet welkom. Het is belangrijk de aandacht er op te vestigen dat Turkse jongeren van de derde generatie zich eigenlijk geen ‘vreemdeling’ voelen. Ze zijn hier geboren, opgegroeid 158
en spreken Nederlands/Frans. Ze vinden het vaak heel jammer steeds als anders te worden aanschouwd. In de sport hebben ze vaak de indruk zich 200% te moeten inzetten om dezelfde kansen te krijgen dan autochtonen. Een positieve mentaliteit is al een eerste stap vooruit en is noodzakelijk om meer jongeren aan het voetbalgebeuren te laten deelnemen.
3.6.
Algemene aanbevelingen naar het beleid toe
In wat volgt worden algemene aanbevelingen geformuleerd naar het beleid toe, zodat bovenstaande doelstellingen gemakkelijker kunnen gerealiseerd worden.
3.6.1. Sensibilisering vanuit de KBVB Een eerste stap inzake de promotie van diversiteit bestaat uit een sensibiliseringscampagne van de KBVB naar de clubs en scheidsrechters toe. Door als bond aandacht te schenken aan racisme en diversiteitmoedigt men de clubs aan om hier ook een voortrekkersrol in op te nemen. Er is nood aan een duidelijke communicatie vanuit de KBVB of de Pro League . Het is van groot belang dat deze instanties zich bewust zijn van het feit dat voetbal een maatschappelijk instrument is, en dit bewustzijn ook daadwerkelijk uitdragen door vanuit een gemeenschappelijke visie clubs te overtuigen van het nut van een diversiteitsbeleid. Het heeft tenslotte weinig zin dat een paar clubs inspanningen leveren; een gemeenschappelijke aanpak is hierin een must.
3.6.2.
Ondersteuning van een diversiteitscharter door de KBVB, Open Stadion of FOD Binnenlandse zaken.
Zoals reeds besproken hanteert men in Engeland de ‘Racial Equalty Standards’ voor professionele voetbalclubs. Deze normen werden uitgeschreven door een onafhankelijke organisatie ‘Kick It Out’ – een organisatie die ook het racisme binnen het voetbalgebeuren in Engeland aanpakt – en wordt ondersteund door alle belangrijke gouvernementele partners. Er werd een document opgesteld zodat de clubs binnen de Premier League een aantal maatregelen kunnen ontwikkelen om gelijkheid te promoten binnen hun volledige werking. Binnen deze normen kunnen de clubs op drie niveaus werken aan de promotie van diversiteit, namelijk het elementaire niveau, het gemiddelde niveau en het geavanceerde niveau. Naargelang het niveau men behaalt, krijgt men ook een label. Om een bepaald level te bereiken dienen de clubs een portfolio in bij de bevoegde instanties. Het invoeren van een dergelijk systeem in België kan ook zijn vruchten afwerpen. Alle eerste klasse clubs kunnen vanuit de KBVB verplicht worden een basischarter diversiteit op te stellen. Dit charter stelt onder andere dat de club gelijkheid en diversiteit zal nastreven binnen alle geledingen van de club, zijnde de supporters, spelers, trainers, veiligheidspersoneel, administratief personeel en de vele vrijwilligers die wekelijks bij het voetbal betrokken zijn. Daarnaast voorziet men ook in een basis aan sensibilisatie. Clubs die zich verder willen inzetten – zal vaak afhangen van financiële middelen – kunnen een niveau hoger gaan en verder gaan in de implementatie van de maatregelen om diversiteit te promoten. Tenslotte zouden één tot twee clubs gemotiveerd kunnen worden om een 159
geavanceerd diversiteitsbeleid door te voeren en een soort pilootproject te vormen voor de Belgische eerste klasse.
3.6.3. Sociaal engagement inbedden in spelerscontracten of licenties In sommige Nederlandse clubs zijn de spelers verplicht om bepaalde sociale activiteiten tot zich te nemen. Dit engagement is zelfs opgenomen in hun spelerscontract. Ook in België zou de Pro League de clubs er kunnen toe aanzetten om in het spelerscontract een sociaal engagement te voorzien. Dit engagement kan gaan van het opnemen van een peterschap tot het bezoeken van zieke kinderen in een ziekenhuis. Binnen de voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken leeft het idee om het sociaal engagement van voetbalclubs te verbinden aan de licentie. Eerste klasse clubs krijgen pas een licentie voor eerste klasse, als blijkt dat men voldoende tijd spendeert aan het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Op deze manier dwingt men een zeker sociaal engagement af, wat het diversiteitsbeleid in het algemeen alleen maar ten goede komt.
3.6.4. Invoeren sociale clausule bij bouwsubsidies Subsidies of financiering voor de infrastructuur zou kunnen afhangen van de maatschappelijke opdracht die de clubs vervullen. Op dit moment hebben een aantal eerste klasse clubs bouwplannen; ook zien we dat sommige clubs spelen in een stadion dat eigendom is van de stad waar het stadion gelegen is. De stad of de overheid die bouwsubsidies voorziet voor een club zou een sociale clausule kunnen inbouwen in het bouwcontract. Zo zien we in Nederland dat de gemeente Utrecht een nieuw stadion aan het bouwen is voor FC Utrecht, maar dit pas beschikbaar zal stellen als de club zich schaart achter een maatschappelijke opdracht. Zo hebben beide partijen baat bij dit project; de club omdat het een investeerder heeft voor de bouw van zijn stadion en de stad omdat het een partner heeft gevonden bij het uitvoeren van zijn maatschappelijke opdracht. In België zou dergelijk partnership ook kunnen worden uitgebouwd. In Gent bijvoorbeeld zien we dat de stad de bouwgrond van het toekomstige Arteveldestadion heeft gefinancierd, maar men heeft er geen sociale clausule aan vastgebonden. Dit kan misschien een idee zijn voor andere bouwdossiers. De stad kan een belangrijke rol spelen in het divesiteiteitsverhaal en kan de club over de streep trekken. Naast de steden, voorziet ook de Vlaamse overheid, meerbepaald de minister van Sport Bert Anciaux, in subsidies voor de bouw van nieuwe stadions. Ook vanuit de Vlaamse overheid zou dit kunnen gekoppeld worden aan het sociale aspect van voetbal.
3.6.5. Subsidiering afhankelijk maken van toegankelijkheid Naast het voorzien van een sociale clausule kan men de subsidies ook laten afhangen van de implementatie van de nodige bouwkundige maatregelen inzake toegankelijkheid. Clubs zouden het nodige moeten doen om hun stadion voor iedereen toegankelijk te maken. Zoals bleek uit de exploratieve fase van dit onderzoek, laat de toegankelijkheid soms te wensen over. Wederom is het – gezien de bestaande bouwplannen - aangewezen om hier extra
160
voorwaarden aan te koppelen door de subsidiering bijvoorbeeld te laten afhangen van de genomen maatregelen of door de licentievoorwaarden te verstrengen. Zo werden in de bouwcontracten van de Cristal Arena in Genk aandacht gevraagd voor toegankelijkheid en uitzicht. Het stadion dient aantrekkelijk te zijn voor alle doelgroepen. Volgens de respondenten van de focusgroepen zou het een grote stap voorwaarts zijn mocht de toegankelijkheid en ‘hospitality’ van de Belgische stadions kunnen worden bevat in een KB. Hierbij zou er binnen de overheid een contactpersoon kunnen worden aangesteld die alle aspecten van de toegankelijkheid en hospitalty van het stadion controleert en adviseert.
3.6.6. Sponsors als mogelijke sleutel Ook sponsors kunnen een belangrijke rol spelen. Zij kunnen eveneens bepaalde clausules inbouwen in hun sponsorcontracten. In Roeselare bijvoorbeeld stelt hoofdsponsor De Ceuninck als voorwaarde dat de club niet mag geassocieerd worden met racistische spreekkoren. Ook de contactverbreking tussen KIA en FC Brussels na de uitlatingen van de voorzitter, kunnen we hier kaderen. Het zou goed zijn mochten zulke afspraken breder gaan en de sponsorbedragen afhangen van het sociale engagement of diversiteitsplan van de club.
3.6.7. Voorzien in subsidiëring van het community work Momenteel beschikken een 13tal clubs uit de eerste en tweede klasse over een budget verkregen via de vzw Open Stadion om hun ‘community work’ – allerhande activiteiten om het algemeen welzijn van de buurt of de supporters te verhogen – kracht bij te zetten. Andere clubs konden nog beroep doen op het Fair Play krediet via de FOD Binnenlandse Zaken, maar ook daar was het budget beperkt. Clubs die uit de boot vielen voor subsidies dienen hun sociale activiteiten op eigen houtje te financieren, wat niet altijd evident is. Het sportieve blijft voor vele clubs nog steeds het belangrijkste, dus stellen clubs zich vaak wantrouwig op tegenover uitgaven die minder betrekking hebben op het sportieve imago van de club. Het spreekt voor zich dat een subsidiëring voor alle clubs meer dan welkom is. In Engeland gaat 5% van alle tv gelden rechtstreeks naar het ‘community work’. De vzw Open Stadion streeft eveneens naar meer middelen zodat alle eerste klasse clubs hun maatschappelijke rol zouden kunnen opnemen. Voor het seizoen 2008-2009 hoopt men op budget van de Nationale Loterij en de POD Maatschappelijke Integratie. Het budget werd echter nog niet goedgekeurd. Een ander kanaal kan de Vlaamse Regering zijn. Via het Vlaams participatiedecreet, opgesteld door het Inburgeringsbeleid van het kabinet Keulen, kan men een subsidiering krijgen. Via dit decreet wil men doelgroepen die moeilijk te bereiken zijn (voor voetbal: vrouwen, gezinnen en allochtonen) laten participeren aan jeugd, cultuur en sport. Open Stadion zal hier op inspelen en een oproep lanceren voor clubs om een project in te dienen. De focus zal liggen op interculturaliteit en het gezin. Alhoewel dit op zich een mooi initiatief is, kampen we hier met het probleem dat enkel Vlaamse clubs kunnen betrokken worden bij het project. Vandaar dat we opteren voor een algemene federale subsidiëring voor alle eerste klasse clubs. 161
Naast de federale overheid, kunnen ook de gemeentelijke of stedelijke overheden een rol spelen. Een samenwerking tussen de stad of gemeente enerzijds, en de club anderzijds, om diversiteit te promoten is vaak van groot belang. Zo was het in Gent de stad die eerst op de kar is gesprongen om te werken binnen de vzw Open Stadion, en is pas daarna de club gevolgd. Ook in Genk is er een nauwe samenwerking met de stad om de MVO projecten te realiseren. De stad kan fungeren als een belangrijke hefboom, zeker als men financiële middelen investeert, kan het de clubs een aantal zaken opleggen.
3.6.8. Stimuleren van sport in het algemeen en subsidiëring van sport voor jongeren Sport is belangrijk. Vele jongeren hebben een gebrek aan beweging. Allochtone jongeren maken vaak geen deel uit van de georganiseerde sportcultuur omdat dit geen onderdeel is van hun cultuur. Kansarme jongeren ontbreken vaak de kans tot georganiseerde sport. Vandaar dat het belangrijk is om van de overheid uit sport te stimuleren, te beginnen via de scholen. Het subsidiëren van kleinere clubs en promoten van sport zet jongeren meer aan tot sport. Door een bepaalde sport te beoefenen ontwikkelt men ook een zekere affiniteit met de sport. Dit kan met zich meebrengen dat jongeren vaker een kijkje gaan nemen op het hoogste niveau. Vanuit de Vlaamse overheid worden heel wat initiatieven genomen om sport te promoten. We denken aan Buurtsport Vlaanderen, het participatiedecreet waarin men wil werken aan integratie door sport,… Volgens onze respondenten mist men zulke initiatieven in Wallonië en zou een inspanning op dit vlak meer dan welkom zijn.
3.7. Besluit Met deze laatste studie wenst de onderzoeksgroep de clubs uit de eerste klasse in een eerste plaats warm te maken, maar ook aan te zetten tot het doorvoeren van doelgroepgerichte acties om verschillende groepen binnen het voetbalgebeuren te betrekken. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen algemene sensibiliserende campagnes en specifieke acties gericht op gezinnen, personen met een functiebeperking en personen van allochtone afkomst. Elke doelgroep heeft zijn specifieke voorkeuren, waardoor er ook specifieke acties kunnen worden ondernomen. Globaal speelt de toegankelijkheid en gastvrijheid van het stadion een rol voor iedereen. Deze twee thema’s verdienen dan ook speciale aandacht. Tot slot willen we nog meedelen dat een doelgroepenbeleid (zie inleiding) zich ook op ouderen richt. Binnen deze studie kwam deze groep minder aan bod, omdat er vanuit de opdrachtgever werd beslist hoofdzakelijk aandacht te schenken aan allochtonen en personen met een functiebeperking. De onderzoeksploeg wenst echter ook projecten voor het betrekken van ouderen binnen het voetbal aan te moedigen.
4. D R A A G T E E N D I V E R S I T E I T S B E L E I D B I J T O T H E T B E P E R K E N VAN RACISTISCHE SPREEKKOREN?
Voetbal wordt door de supporters vaak gezien als een strijd tussen ‘wij’ tegen ‘zij’. Hierbij worden de kleuren van de eigen club verdedigd, maar wordt de tegenstander ook uitgedaagd. Het voetbalgebeuren is enerzijds een omstandigheid die plaats maakt voor 162
broederlijkheid en collectieve vreugde, maar anderzijds gelegenheid biedt voor racisme en discriminatie (Back, Crabbe & Solomos, 2001). Vaak worden mensen zó meegesleept door de heersende sfeer, dat ze zichzelf niet meer in de hand hebben. Af en toe gaan deze rituelen ook gepaard met racistische opmerkingen. De meest plausibele uitleg voor het verklaren van verbaal geweld, vinden we terug op het subculturele niveau. Volgens Barker (1968) is er sprake van de regulatie van gedrag op grond van de werking van groepsnormen die onder invloed van bepaalde herkenbare condities in werking treden. Toegespitst op het verbale geweld betekent dit dat het spreekkoren optreden wanneer in een situatie op stereotype wijze op bepaalde signalen wordt gereageerd. Een gewelddadige groep in de minderheid die als leiders worden erkend, geven het gedragsmodel aan zodat de passieve meerderheid hierop reageert. Vaak nemen mensen gedrag over indien ze verzekerd zijn van anonimiteit (Defares & van der Ploeg, 1991). Fysieke agressie en vandalisme zijn vaak te identificeren, waardoor mensen dit gedrag minder zullen vertonen. Ook voor de preventie of sanctionering speelt dit een rol. Het opleggen van een sanctie zal hier vaak het hoofd kunnen bieden aan het fenomeen vandalisme. Een provocerende kreet daarentegen, is niet altijd te identificeren, waardoor mensen iets mindere remmingen zullen hebben om dit gedrag vertonen en ook het preventief aanpakken of sanctioneren ervan moeilijker verloopt. Vaak zijn mensen zich ook niet bewust van hun gedrag en laten ze zich meeslepen in de heersende sfeer. Binnen het voetbalgebeuren wordt aan de supporters de gelegenheid geboden om hun gevoelens van frustratie en teleurstelling te uiten. Deze gevoelens zijn vaak emotioneel geladen waardoor soms racistische en kwetsende spreekkoren worden gescandeerd. Dit wordt in de literatuur benoemd als ‘alledaags racisme’ (Essed, 1991). Mensen scanderen mee met de massa zonder het slecht te bedoelen, maar om hun frustratie te uiten. Ook het merendeel van de supporters geeft aan, zich af en toe met spreekkoren in te laten, als uiting van frustratie, als provocatie, maar zelden als uiting van wrok of haat (Hardeyns, 2006). Momenteel bestaat het voetbalpubliek uit een relatief homogeen publiek. Aanwezige toeschouwers volgen de massa. Om de vicieuze cirkel te doorbreken, is het noodzakelijk dat mensen zich kunnen identificeren met de ‘significant others’ die ook aanwezig zijn in de stadions. Vandaar dat het uitwerken van een diversiteitsbeleid hiertoe kan bijdragen. Hoe heterogener het publiek is, hoe meer het stereotype gedrag wordt doorbroken en hoe minder men elkaar aanzet tot haatliederen. Niettemin zijn we ervan overtuigd dat een diversiteitsbeleid slechts een eerste stap is in de aanpak van verbaal geweld. Indien men het geweld op een efficiënte manier wil aanpakken moeten ook andere stappen gezet worden. Uit de focusgroepen bleek dat de respondenten voorstander zijn van een strenger beleid en het opleggen van sancties aan clubs die over de schreef gaan. Hierbij denkt men aan het beboeten van clubs, het frequenter stilleggen van wedstrijden, wedstrijden laten spelen voor gesloten deuren,… De KBVB kan hier een voortrekkersrol in spelen door strenge regels op te leggen en effectief clubs te beboeten als ze in overtreding gaan. De Uefa-regels kunnen hier een voorbeeld zijn. Door een bepaald klimaat te creëren – duidelijk beleid dat streng optreedt tegen verbaal geweld – krijgt men winst op andere domeinen – supporters dulden het verbaal geweld na een tijd zelf niet meer. 163
Deze strenge maatregelen dient men slechts te gaan gebruiken, indien de problematiek zich daadwerkelijk voordoet. Volgens de respondenten van de focusgroepen, dalen de racistische spreekkoren op onze velden en wordt het vaak in de hand gewerkt door bepaalde preventieve campagnes. Net door er de nadruk op te leggen, zullen sommige supporters zich inlaten met racistische spreekkoren. Vandaar dat men in de focusgroepen er voor pleitte om te focussen op het positieve. De clubs en het veiligheidspersoneel moeten zich niet fixeren op de rotte appels in het publiek – dit gaat slechts over pakweg 5 % van de supporters – maar dienen aandacht te hebben voor het positieve verhaal en zich in te zetten voor de andere 95% van de supporters. Het positieve kan benadrukt worden met een diversiteitsbeleid, met solidariteit en respect voor iedereen. Zoals reeds eerder vermeld speelt de uitstraling van de club hier ook een belangrijke rol. Clubs dienen zich zo gastvrij mogelijk op te stellen om dit te bewerkstelligen. Clubs kunnen meewerken aan een positieve stadionbeleving en dit ook gaan promoten. In sommige clubs zit dit ingebakken. Het voorbeeld op internationaal vlak is Celtic Glasgow. If you know the history, it makes you sad, stelt Willems (2004). Celtic is opgericht als een club die alle Ierse vluchtelingen verenigde in het Verenigd Koninkrijk. Al van bij de start is er steeds een vorm van respect en sociaal engagement geweest. Celtic was ook de eerste club in Europa die een Sociaal Charter heeft opgesteld en gestart is met het community work. De supporters van Celtic zijn nog steeds gebrand op een positieve voetbalbeleving. ‘Always look on the bride side of life’ zongen ze tijdens de Old Firm, toen men achterstond tegen de aartsrivaal Glasgow Rangers. Voetbal brengt hier het positieve naar boven. In België kennen we deze mentaliteit nog te weinig. KV Mechelen neemt hierin een belangrijke positie in. De club stond aan de afgrond en werd gered door zijn supporters. In Mechelen komt sfeer en positieve voetbalbeleving op de eerste plaats. Net zoals in Glasgow maakt het deel uit van de identiteit van de club. Andere clubs, of andere supportersgroepen zouden hier een voorbeeld kunnen aan nemen. Een positief klimaat en positieve voetbalbeleving creëer je niet zomaar. Het kan eventueel worden bewerkstelligd met verschillende projecten en campagnes, maar een fundamenteel en structureel onderbouwd diversiteitsbeleid biedt ongetwijfeld meer garanties. Het Fair Play krediet kan bijvoorbeeld als fonds worden aangewend. Tijdens de focusgroepen kwam naar boven dat dit krediet net te vaak wordt gebruikt om projecten te financieren die zich op antiracisme richten. Volgens de respondenten zou het nuttiger zijn om dit krediet te gebruiken om projecten te steunen die werken rond positieve voetbalbeleving, hospitality en de open stadion visie. Tot slot speelt ook de kwaliteit van het spelniveau een rol inzake voetbalbeleving en het al dan niet scanderen van bepaalde spreekkoren. Zoals reeds boven vermeld komen de meeste spreekkoren naar boven als uiting van frustraties. Spelers kunnen hier een belangrijke rol in spelen door duidelijk te maken aan de eigen supportersclan dan dit soort gedrag niet getolereerd word. Daarnaast raken supporters vaak gefrustreerd en hitsen ze elkaar op als scheidsrechterlijke beslissingen het spel, althans naar hun mening, al te veel beïnvloeden. Een professionele omkadering voor onze scheidsrechters, een extra opleiding, betere werkcondities en eventuele technische bijstand kunnen bijdragen tot een grotere deskundigheid. Dit zou de spelkwaliteit kunnen verhogen en kan op deze manier ook het spelniveau naar omhoog halen. Tot slot draagt dit ook bij tot de hospitality van de clubs.
164
V. EINDCONCLUSIES In wat volgt wordt een synthese weergegeven van de belangrijkste conclusies van het onderzoek, om daarna vanuit de resultaten te bekijken wat dit project kan betekenen naar de toekomst toe.
1. SAMENVATTEND In een eerste onderzoeksvraag werd de diversiteit binnen het personeelsbestand en het supportersbestand bestudeerd. Er werd vertrokken vanuit een breed diversiteitskader waarin aandacht werd geschonken aan vier doelgroepen, namelijk jongeren, ouderen, allochtonen en personen met een functiebeperking. Binnen het vaste personeel is er relatief weinig diversiteit vast te stellen. De groep ouderen is over het algemeen goed vertegenwoordigd; de jongere werknemers vinden we in beperkte mate terug. Op etnisch cultureel vlak is de diversiteit afhankelijk van de regio waarin de club gelegen is. Clubs in een multiculturele omgeving hebben vaak iets meer personen van allochtone afkomst in dienst dan clubs die zich in een regio bevinden met een autochtone populatie. De aanwezigheid van personen met een functiebeperking vormt een pijnpunt in de Belgische eerste klasse. Het vrijwilligersbestand bevat procentueel meer diversiteit dan het personeelsbestand. Over de supporters is het moeilijk een globale uitspraak te doen, omdat de gegevens die werden verzameld vaak onvolledig waren. Toch kunnen we stellen dat de abonnementshouders uit alle eerste klasse clubs een redelijk homogene groep blijkt te zijn en voornamelijk bestaat uit mannen tussen de 18 en de 65 jaar. De tweede onderzoeksvraag bestudeerde of de verschillende clubs momenteel al dan niet een gelijke kansen beleid doorvoeren. Hierbij werd gepeild naar het aanwezige divesiteitsbeleid voor personeel en vrijwilligers en het onthaalbeleid voor supporters. Uit deze onderzoeksfase bleek dat zo goed als alle eerste klasse clubs sociaal wenselijke antwoorden formuleerden op deze onderzoeksvraag. De clubs melden garant te staan voor een diversiteitsbeleid en ook verschillende losstaande acties te hebben ondernomen ter promotie van diversiteit. Clubs die via de vzw Open Stadion subsidies ontvangen om sociale acties te ondernemen, hebben via de aanwezige community managers reeds heel wat verwezenlijkt. Doch bleek uit deze studie dat deze verschillende acties geen samenhangend geheel vormen en er nood is aan een globaal afgestemd beleid voor de volledige eerste klasse. Daarnaast werd in deze tweede fase nagegaan of personen met een functiebeperking en allochtonen zich welkom voelen in de Belgische stadions. Voor personen met een functiebeperking beheerst de keten van toegankelijkheid hun welbevinden tijdens de
165
wedstrijd. Allochtonen vinden de al dan niet aanwezigheid van rolmodellen uit de eigen leefwereld op de Belgische velden de belangrijkste reden om een wedstrijd bij te wonen. Een derde onderzoeksvraag behandelde hoe clubs door het doorvoeren van een diversiteitsbeleid hun positie als onderneming kunnen verstreken en reikte hen een concreet actieplan aan om dit verder uit te werken. Er zijn voldoende motieven beschreven die aantonen hoe een diversiteitsbeleid een positieve invloed kan hebben op de positie van een onderneming. De economische motieven hebben, voor elke onderneming en dus ook voor een voetbalclub, de meeste waarde. Via een doorgedreven beleid kan men een voorsprong nemen op andere bedrijven, diverse ideeën binnenbrengen in de onderneming en een grotere bekendheid bij supporters gaan ontwikkelen. Naast de economische motieven spelen ook sociaal maatschappelijke redenen mee om een diversiteitsbeleid uit te bouwen. Het maatschappelijk verantwoord ondernemen, MVO, wat reeds door een aantal clubs wordt uitgebouwd neemt hier een belangrijke plaats in. Tot slot spelen een aantal juridische factoren een rol, zoals bijvoorbeeld het betrekken van het wettelijke opgelegde aantal vrouwen binnen de stewardwerking om aan de wetgeving te kunnen voldoen. Daarnaast werd een stappenplan uitgewerkt en een reeks aanbevelingen geformuleerd over hoe clubs hun diversiteitsbeleid voor hun personeel verder kunnen uitbouwen en hoe men acties kan ondernemen om diverse doelgroepen bij het voetbalgebeuren te betrekken. Dit alles start met het creëren van het bewustzijn onder de clubbesturen. Of clubs al dan niet een betrokkenheid ervaren of een bewustzijn tonen, hangt af van drie factoren; de sense of Ability of de bekwaamheid ervaren om iets aan een probleem te kunnen doen; de sense of Excitement of het idee hebben dat men daadwerkelijk een significante bijdrage kan leveren aan een probleem; en de sense of Urgency of het ervaren van een noodzaak om mee te werken aan een probleem. Eens het bewustzijn en de betrokkenheid aanwezig is, is het van belang om een concreet actieplan op te starten, zowel voor de vaste personeelsleden als voor de vrijwilligers. Hierbij kan men zich richten op de onderneming zelf, op de doelgroep en op de omgeving. Wat de supporters betreft is het, naast de specifieke doelgroepgerichte acties, van belang aandacht te schenken aan de hospitality en toegankelijkheid van het stadion in de brede zin van het woord. Verschillende doelgroepen worden aangetrokken als het stadion of de club zich open stelt voor iedereen. De bouw van nieuwe stadions en of doorvoeren van infrastructurele aanpassingen kunnen hier een belangrijke rol spelen.
2. NAAR DE TOEKOMST TOE… Tenslotte staan we stil bij de belangrijkste zaken die dit project kan betekenen naar de toekomst toe.
166
2.1.
Betere registratie
Via de e-ID kan een betere registratie van de supporters worden bewerkstelligd. Bij aankoop van het ticket of het abonnement kan men de gegevens screenen en direct registeren hoeveel mannen, vrouwen, jongeren, ouderen en allochtonen er zich in de stadions bevinden. Hierbij dient een kanttekening worden gemaakt. Zolang de wetgeving op dit vlak niet wordt aangepast en men 50 tickets met één identiteitskaart kan aankopen, zal men nooit zicht krijgen op de volledige populatie in het stadion. Het is aan de beleidsmakers om hierin keuzes te maken en na te gaan of men een volledige registratie wil nastreven of zich hoofdzakelijk zal concentreren op de abonnementshouders. Dit rapport biedt in beide gevallen een instrumentarium om de gegevensverwerking verder uit te bouwen. De clubs zelf dienen te worden overtuigd van de meerwaarde van deze registratie. Op basis van deze gegevens kan men meer doelgericht acties gaan voeren om een bepaald publiek bij het voetbal te betrekken. Daarnaast kan deze registratie in de toekomst ook worden aangewend als een evaluatie-instrument. Aan de hand van cijfers kan nagaan of een bepaalde campagne of actie zijn vruchten heeft afgeworpen.
2.2.
De positie als onderneming versterken
Vaak worden we geconfronteerd met het feit dat de clubbesturen hoofdzakelijk aandacht besteden aan het sportieve en commerciële luik van het voetbalgebeuren. Het sociale, maatschappelijke luik – waar ook een diversiteitsbeleid onder valt – komt pas op de derde plaats. In tijden van economische crisis en binnen het gekende saneringsverhaal – vele clubs dienen financieel in te binden om hun schulden te kunnen aflossen en om aan de licentievoorwaarden te voldoen – is deze beslissing te begrijpen. Doch kan de uitbouw van het sociale luik, de positie als onderneming versterken. Een goede band met het lokale niveau, een goede samenwerking met verschillende diensten zorgt voor meer cridibiliteit bij de omgeving en supporters. Hopelijk kan naar de toekomst toe het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de eerste plaats; en een breder diversiteitsbeleid in de tweede plaats, een plaats krijgen in ten eerste de missie van de KBVB en de clubs; en ten tweede gekoppeld worden aan de licentievoorwaarden.
2.3.
Maatschappelijk belang van dit onderzoek
Tot slot hopen we met dit rapport ook andere organisaties te stimuleren om werk te maken van een diversiteitsbeleid. De implementatie van een globaal beleid binnen de clubs kan een aanzet zijn voor andere organisaties. Deze implementatie kan in de eerste plaats worden bewerkstelligd door een focus op de positieve voetbalbeleving. Dit brengt ons terug bij de aanleiding van dit onderzoek waarbij werd vertrokken vanuit de vaststelling dat voetbal te vaak wordt geconfronteerd met racistische spreekkoren. Een hele reeks maatregelen werden opgesteld om dit probleem aan te pakken. Het promoten van een positieve voetbalbeleving is een eerste stap in de 167
aanpak van verbaal geweld. Ook hierin kan het voetbal zijn kracht gebruiken en maatschappelijk een rol gaan spelen in het nadenken over het racisme en de aanpak van het probleem.
168
BRONNEN BAKAS, A. en VAN WOLDE, H. (1997). Bikken zonder blozen: management van diversiteit. Lelystad, Stichting IVIO, Stichting Cinop, Dexter bv. BARKER R.G. (1968) Ecological psychology, Stanford University Press, Stanford, CA. BENSCHOP, Y.W.M., Berg van den, B.C.T. en Winden van, F. (1999). Personeelsmanagement in revisie? Omgaan met diversiteit in Nederland. In: M&O: tijdschrift voor organisatiekunde en sociaal beleid. Vol. 53 afl. 2 p. 7-20. BEVAN, S., ISLES, N., EMERY, P. & T. HOSKINS. (2004). Achieving big performance. CSR at the heart of business. Londen, The Work Foundation. BODAERTS, S., SPAPENS A.C. & M.Y. BRUINSMA (2003). De bal of de man? Profielen van verdachten van voetbal gerelateerde geweldscriminaliteit. Tilbrug, IAV Tilburg. BILLIET, J. (2001) Selectie van eenheden: steekproeven. In: BILLIET, J. & H WAEGE, Samenleving onderzocht. Methoden voor sociaalwetenschappelijk onderzoek, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 181-220. BLOMMAERT, J. & VERSCHUEREN, J. (1994). Antiracisme. Antwerpen - Baarn: Hadewijch. CAMBRE, B & H WAEGE (2001) Kwalitatief onderzoek & dataverzameling door open interviews. In: BILLIET, J. & H WAEGE, Samenleving onderzocht. Methoden voor sociaalwetenschappelijk onderzoek, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 285-311. CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING (2005), Jaarverslag, Brussel, 73 p. CORNET, A. & P. WARLAND (2008). La gestion de la diversité des resources humaines dans les enterprices et organizations. Liège, Editons de ULG. COX, T. (1993) Cultural diversity in organisations; theory, research and practice, San Francisco, Berret-Kochler. DEBRUYNE, B. (2008). De sportfan, de klant van uw dromen. Dossier Sport en Business, Bizz, nr. 88, 66-75. De KNOP, P. & A. ELLING (2000). Samenleving & Sport. Gelijkheid van kansen en sport. Rapport Koning Boudewijn Stichting, Brussel, KBS. DE KOCK, C. (1997) Hooligans, on(der)gewaardeerde supporters of rasechte misdadigers? In: Cuyvers, G. Een caleidoscoop van geweld. Amersfoort, Acco. DEFARES, P.B. & VAN DER PLOEG, J.D. (1991) Agressie in breed perspectief. In: DEFARES, P.B. & VAN DER PLOEG, J.D.(red), Agressie, determinanten, signalering en interventie, Assen, Maastricht, Van Gorcum. DENSCOMBE, M (1998). The good research guide for small scale social research projects. Buckingham, Open University Press. DERIDDER, H. (in druk) Best practices: football in the community. Voorlopig rapport, Brussel, FOD Binnenlandse Zaken, Voetbalcel. DOYEN, G., LAMBRECHT, M. & JANSSEN, M. (2002). Diversiteitsmanagement in de praktijk. Leuven, KUL, Hoger Instituut voor de arbeid. ESSED, P. (1991). Inzicht in alledaags racisme. Utrecht: Het Spectrum BV. FARE, (2007) Football Against Racism in Europe, Plan of Action, http://www.farenet.org/page.asp?intPageID=15 (12/06/07) FROSDICK, S. & MARSH, P. (2005) Football Hooliganism, London, William Publishing. GUEDENS, S. (2004) Schijngevechten? Elf kantekeningen bij het probleem van voetbalgeweld. Streven, 71, 45 - 58. HARDEYNS, W. (2006). Voetbalcriminaliteit België anno 2005: prioriteit of verwaarloosbare last? Een kwantitatief onderzoek. Dis. lic criminologische wetenschappen, Gent, Universiteit Gent.
169
JANSSENS, M (2002) Kritische succesfactoren van een diversiteitsbeleid. Administratie Arbeid, Vlaamse Regering. KESENNE, S. (2000) Sport en Economie. Rapport Koning Boudewijn Stichting, Brussel, KBS. KRUGER, R.A. (1988) Focus groups: a practical guide for applied research. London: Sage. LAGEVELD, W (2007). Motieven MVO. Het Financieele Dagblad, 18 mei 2007. LES, B. en CRABBE, T. en SOLOMOS, J. (2001) The changing face of football. Racism, identity and multiculture in the English game. Oxford: Berg. LOWREY (2002). Fact sheet 14: football and families. Sir Norman Chester Centre for Football Research, University of Leicester, Leicester. MALCOLM, D., JONES, I. & I. WADDINGTON. (2000). The people’s game? Football spectatorship and demographic change. In: Garland, J., Malcolm, D. & M. Rowe. The future of football? Challenges for the twenty-first century, London, Portland OC, 129-144. MAY, T. (1997). Social research: issues, methods en process. Buckingham, Open University Press. MORGAN D.L. (1997, 2nd Edition) Focus groups as qualitative research. London: Sage. NOBLE, B.P. (1994) Study finds many compares passive workplace diversity, the tusclaloosa News. PETERS, T. & WATERMAN, R.W. (1982). In Search of Excellence: Lessons From America’s Bestrun Companies. London: Harper Collins. PERKINS, L.O., THOMAS, R.M. & TAYLOR, G.A. (2000) Advertising and recruitment: marketing to minorities, Psychology and marketing, 17, 235-255. PIERMONT (2000). Head above water: business strategies for a new football economy. In: Garland, J., Malcolm, D. & M. Rowe. The future of football? Challenges for the twenty-first century, London, Portland OC, 29-39. PLEYSIER, S., G. VERVAEKE & J. GOETHALS (2001). Veiligheid: enkele theoretische en (macro)sociologische beschouwingen. In: CASSELMAN, J., J. GOETHALS, F. GOOSSENS, F. HUTSEBAUT, G. VERVAEKE & L. WALGRAVE (Eds.). Veiligheid, een illusie? Theorie, onderzoek en praktijk. 15-34. Brussel: Politeia. Racial Equality Standards for Professional Football Clubs, Kick It Out, Londen http://www.kickitout.org/files//Standard.pdf. ROOSEVELT, T. (1990) From affirmative action to affirming diversity, New York, Harvard Business Review, 68, 107-117. SERV (2007). Advies over de ‘socio-economische monitoring op basis van nationale herkomst’ (14/02/2007), te raadplegen op: http://www.serv.be/uitgaven/1133.pdf SIEBERS, H., VERWEEL, P. en DE RUYTER, A. (2002). Management van diversiteit in arbeidsorganisaties.Utrecht,Lemma B.V. SPRANCKLEN, K., HYLTON, K. & J. LONG. (2006). Managing and monitoring equality and diversity in UK Sport. An evaluation of the Sport Equals Racial Equality Standards and it’s impact on organizational change. Journal of Sport & Social Issues, 30, 3, 289-305. UEFA (2006). Unite against racism. Guide for clubs. Works, Ltd., Leeds. VAN DER STEEN, M. & WUYTS, L. (2007). Diversiteitsbeleid… Een introductie. In: Preventie & Bescherming, 60, p. 8-15. VAN DE VEN, C., DE GROOT, M. & DE VRIES, S. (2004). Werk maken van diversiteit. Tien tips, in: Management Executive, p. 1-13. VAN DE VOORDE, M & L. HELLINCKX (2004). Reizen in diversiteitsland. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw Administratie Werkgelegenheid, Brussel. VANDEZANDE, V. & SWYNGEDOUW M. (2007) Literatuurstudie. Aanbevelingen met betrekking tot het opvolgen van de tweede generatie , Onderzoeksverslag IPSOM-KUBrussel/ CeSOKULeuven. VAN NETBURG, C.J. (2005). Voeltbalvandalisme. Onderzoeksrapport. Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC. 170
VDAB (2008). Allochtonen sneller aan het werk. Analyse van het uitstroompatroon van werkzoekenden in 2003, 2005 en 2007 (deel II). VDAB Studiedienst, Discussiepaper 2008/2. VERHOEVEN, H. & A. MARTENS (2000). Arbeidsmarkt en diversiteit… over de vreemde eend in de bijt. Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming, Leuven. VERMEULEN (2007). Vrijwilligerswerk: diversiteit in drievoud. Alert, jg. 33, nr. 1, 83-92. WILLEMS, R. (2004) Kan voetbal de wereld redden? Een pleidooi voor ambiance & solidariteit. Antwerpen, Uitgeverij Houtekiet. WILLEMS, R. (2008). Hoe kan voetbal de wereld redden? Paper gepresenteerd op rondetafelconferentie ‘Voetbal in de stad’, 25 juni 2008, Gent. WOODWARD, K. (2007). On and off the pitch: diversity policies and transforming identities? Cultural Studies, 21, 4, 1-15.
Parlementaire stukken Vr. en Antw. Vlaams Parlement, Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie, Vergadering van 07/06/2007. Vr. en Antw. Kamer, Commissie voor Binnenlandse Zaken, Vergadering van 24/11/2004, pp. 11-16. Vr. en Antw. Kamer, Commissie voor Binnenlandse Zaken, Vergadering van 16/12/2004, pp. 24-30.
171