SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra Deel 1: Voorstudie
opdrachtgever: FOD Binnenlandse Zaken Dienst Vreemdelingenzaken WTC Tower II (21e verdieping) Antwerpsesteenweg 59b 1000 Brussel opdrachthouder: SumResearch nv Waterloolaan 90 B-1000 Brussel t: + 32 (0) 2 512 70 11 f: + 32 (0) 2- 512 31 90
[email protected] www.sum.be
Brussel, februari 2007
Deel 1: Voorstudie
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
inhoud
Deel 1: Voorstudie
7 9
0 0.1
Inleiding Afkortingen
1
Het huidige vreemdelingenbeleid in België
1.1
Reglementering
1.1.1
Nationaal
1.1.2
Internationaal
1.2
De asielprocedure (situatie tot 2007)
1.2.1
Opstartfase
1.2.2
Ontvankelijkheidsfase
1.2.3
Gegrondheidsfase
1.2.4
Mogelijkheid tot beroep bij de Raad van State
1.3
Hervorming van de asielprocedure
1.3.1
Invoering van de subsidiaire bescherming
1.3.2
Een kortere asielprocedure
1.3.3
Raad voor vreemdelingenbetwistingen
1.3.4
Hervorming van de Raad van State
1.4
Regularisatie
19
1.5
Terugkeer
21
1.5.1
Zelfstandige terugkeer
1.5.2
Gedwongen terugkeer
11 11
13
16
24
1.6
De gesloten centra
1.6.1
Historiek en wettelijk kader
1.6.2
Overzicht van de gesloten centra in België
1.7
Globale cijfergegevens betreffende het vreemdelingenbeleid in België
1.7.1
Cijfers m.b.t. de asiel- en regularisatieprocedure
1.7.2
Cijfers m.b.t. de gesloten centra
26
2
Vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
33
2.1
Wettelijk kader
33
2.1.1
Koninklijk Besluit van 02-08-2002
2.1.2
Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind
(IVRK)
2.1.3
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
3.2
Controle-instrumenten
3.2.1
Beperken van de bewegingsvrijheid door het ontnemen van materiële
53
en sociale steun
3.2.2
Borgstelling, meldingsplicht en supervisie
3.2.3
Open terugkeercentra
3.2.4
Elektronische bewaking
3.3
Conclusie
4
Visie en aanbevelingen ten aanzien van het huidige beleid en de gesloten centra
57
4.1
Beleid en procedure
57
56
2.1.4
Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de
Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)
2.1.5
Voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
2.2
Praktijk van het vasthouden van gezinnen in België
2.2.1
Historiek
4.1.1
Aanbevelingen van de Commissie belast met de evaluatie van de
2.2.2
Voorwaarden voor de vasthouding van families
instructies betreffende de verwijdering (“Commissie Vermeersch”)
2.2.3
Omkadering van gezinnen en kinderen in de gesloten centra
4.1.2
Onderzoek Prof. Foblets en Prof. Vanbeselaere
4.1.3
Aanbevelingen ten aanzien van gegevensverzameling
4.2
Zelfstandige terugkeer
63
4.3
Vasthouding
65
4.3.1
Aanbevelingen van de Commissaris voor de Rechten van de Mens
(19 september 2001)
2.3
Cijfergegevens inzake de gezinnen in gesloten centra
2.3.1
Aantal gezinnen met kinderen
2.3.2
Vertrek uit de gesloten centra
2.3.3
Verblijfsduur van gezinnen in gesloten centra
37
40
43
2.4
Het welzijn van kinderen in de gesloten centra
2.4.1
Psycho-medische benadering
4.3.2
Principes directeurs du UNHCR sur les critères et les normes
2.4.2
Mensen- en kinderrechtenbenadering
applicables quant à la détention des demandeurs d’asile
2.4.3
Onderwijs
4.3.3
UNHCR aanbevelingen ten aanzien van de Dublin II verordening
2.4.4
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding
4.3.4
Ligue de l’Enseignement de l’Education Permanente
2.4.5
Conclusie
4.3.5
Aanbevelingen van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt)
– Nederland
4.3.6
Aanbevelingen van Francine Dal, kinderpsychologe Solentra vzw
4.4
Conclusie
3
Alternatieven voor vasthouding
3.1
Maatschappelijke begeleiding
3.1.1
Zweeds model
3.1.2
Asylum Seeker Project, Hotham Mission, Melbourne
3.1.3
Individuele trajectbegeleiding
49 50
71
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
5
Plaatsbezoeken gesloten centra
71 71
5.1
In België
5.1.1
Centrum voor Illegalen te Vottem
5.1.2
Repatriëringscentrum 127bis te Steenokkerzeel
5.1.3
Centrum voor Illegalen te Merksplas
5.1.4
Transitcentrum 127 Melsbroek
5.1.5
Conclusies bij de bezoeken aan de gesloten centra in België 81
5.2
In het buitenland (beknopte internationale benchmarking)
5.2.1
Nederland
5.2.2
Frankrijk
5.2.3
Duitsland
5.2.4
Conclusies
6
Traject interviews en expertenpanels
6.1
Interviews
6.2
Politieke interviews
103
6.3
Expertenpanels
104
7
Bibliografie
7.1
Documenten en Rapporten
107 107
7.2
Wetgevende teksten
109
7.3
Geraadpleegde websites
110
Deel 1: Voorstudie
FIGUREN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3.
Schema van de asielprocedure Schema van de nieuwe asielprocedure Aantal asielaanvragen in België
15 18 27
Asielaanvragen in 2006 De tien meest voorkomende nationaliteiten van asielzoekers Beslissingen in de ontvankelijkheidsfase Beslissingen in de gegrondheidsfase Aantal erkenningen als vluchteling Gemiddelde behandelingsduur van de asielaanvragen Regularisaties voor humanitaire redenen Aantal zelfstandige terugkeren vanuit de gesloten centra Aantal inschrijvingen in de gesloten centra Gemiddelde verblijfsduur van de personen in de gesloten centra Wijze waarop men het gesloten centrum verlaat Bezetting van de gesloten centra Aantal gezinnen en minderjarigen in de gesloten centra op 31 januari 2007 Aantal gezinnen met kinderen in de gesloten centra, 2004 – 2006 Samenstelling van de gezinnen in de gesloten centra, 2004-2006 Statuut van de gezinnen in CIM, 2006 Wijze waarop gezinnen het gesloten centrum verlaten, 2005 - 2006 Verblijfsduur van gezinnen in RC 127bis, 2006 Gemiddelde verblijfsduur van gezinnen in 127bis, 2006
27
TABELLEN 86
Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
95 95
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
27 28 28 28 28 29 29 29 30 30 31 39 41 41 41 42 42 43
11
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
Gedurende de periode oktober 2006 – februari 2007 voerde SumResearch de “Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra”, in opdracht van de Dienst Vreemdelingenzaken.
inleiding
Deze studie werd besteld omdat de huidige praktijk van vasthouding van gezinnen sterk onder discussie stond en staat, er heel wat tegenkanting bestaat, zowel in het parlement, bij NGO’s, in de media als in de publieke opinie, maar tegelijkertijd het beleid niet beschikt over duidelijke en efficiënte alternatieven. Het hoofddoel van de studie is, conform het bestek van de studieopdracht (Bijzonder bestek nr. OE-DVZ/CF01), “het zoeken naar en het voorstellen van alternatieven voor de opsluiting van gezinnen in de gesloten centra”. Daarnaast omvat de studie, volgens het bestek, ook “het onderzoeken van de leefomstandigheiden van de gezinnen in de gesloten centra en desnoods voorstellen te doen om de verschillende aspecten van deze leefomstandigheden te verbeteren”, een studie van praktijken in het buitenland en andere vormen dan de gedwongen verwijdering. SumResearch heeft deze uitdagende en complexe opdracht met grote motivatie uitgevoerd, vanuit de overtuiging dat ons land de plicht heeft om de problematiek van de uitwijzing van gezinnen met kinderen op een hoogstaande, humane, maar ook efficiënte wijze te benaderen. Het gaat immers over kinderen, die steeds en in alle omstandigheden de hoogste vorm van bescherming moeten kunnen genieten. Deze voorstudie geeft weer welk traject SumResearch volgde in dit onderzoek vooraleer over te gaan tot visievorming en formulering van de aanbevelingen. In eerste instantie hebben we ons verdiept in het huidige vreemdelingenbeleid in België en de veranderingen die in de nabije
toekomst worden doorgevoerd. In de mate van het mogelijke worden ook enkele algemene cijfergegevens over het beleid weergegeven.
Zoals de studie-opdracht voorschreef, zijn ook bezoeken gebracht aan gesloten centra in de respectieve buurlanden - Nederland, Frankrijk en Duitsland. Ook van deze bezoeken zijn verslagen opgemaakt, aangevuld met een beknopt overzicht van het gevoerde beleid ten aanzien van gezinnen met kinderen in deze buurlanden.
Hierna wordt dieper ingegaan op de specifieke problematiek van de vasthouding van gezinnen, zowel vanuit het wettelijke kader als vanuit de praktijk. Op basis van cijfergegevens die ter beschikking zijn gesteld door DVZ en de directies van de verschillende gesloten centra waar gezinnen verblijven of verbleven, hebben we getracht een zo volledig mogelijk overzicht te bieden op het aantal vastgehouden gezinnen, de verblijfsduur,… De relatie tussen vasthouding en het welzijn van kinderen is onderzocht aan de hand van verschillende opinies en visies, vanuit verscheidene invalshoeken (psycho-medisch, juridisch, educatief, ...).
Een uitgebreide reeks diepgravende interviews met experten vormt een cruciaal onderdeel van de studie. Het gaat om open en lange interviews met alle betrokken partijen, van beide taalgemeenschappen. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van onze synthese, de belangrijkste bevindingen uit elk van deze interviews en in bijlage zijn de verslagen van al deze gesprekken eveneens opgenomen.
Alternatieven voor effectieve detentie zijn onderzocht, op basis van literatuur en voorbeelden uit binnen- en buitenland. We maken daarbij een onderscheid tussen alternatieven die zich situeren in de maatschappelijke begeleiding van asielzoekers en de eerder “harde” alternatieven of controle-instrumenten.
Tijdens en dankzij de expertenpanels ontstond de reële mogelijkheid voor debat en discussie, voor luisterbereidheid en wederzijds begrip voor de diverse overtuigingen, voor overleg en synthese, voor streven naar mogelijke vormen van consensus. Een bespreking van de twee panels wordt eveneens in de voorstudie opgenomen.
Tenslotte geven we een overzicht van aanbevelingen die door verscheidene organisaties, instanties en experten worden geformuleerd ten aanzien van het huidige beleid, de procedure, de gesloten centra etc.
Het is slechts dankzij en door deze voorstudie dat SumResearch de stap heeft kunnen zetten naar visievorming en de formulering van aanbevelingen, opgenomen in het tweede rapport van deze studie.
Naast deze literatuur- en documentenstudie heeft SumResearch natuurlijk ook huidige praktijken bezocht. Bij aanvang van de studie werden alle gesloten centra in België waar kinderen verblijven of verbleven - de centra te Vottem, Steenokkerzeel (127bis), Merksplas en Melsbroek (127) - bezocht. Naast een uitgebreid plaatsbezoek zijn ook gesprekken gevoerd met directie en personeelsleden. Deze bezoeken waren cruciaal om de problematiek van de vasthouding van gezinnen concreet te kunnen duiden. Van deze bezoeken zijn verslagen opgemaakt met onze observaties, bemerkingen, en conclusies, aangevuld met ander illustratiemateriaal.
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
afkortingen
BGV
Bevel om het Grondgebied te Verlaten
CE
Conseil d’Etat
Deel 1: Voorstudie
CGKR Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding CGRA Commissariat Général aux Réfugiés et Apatrides CGVS Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen CIB
Centrum voor Illegalen te Brugge
CIM
Centrum voor Illegalen te Merksplas
CIV
Centrum voor Illegalen te Vottem
CRA
Centre de Rétention Administrative
DVZ
Dienst Vreemdelingenzaken
ECHR European Court of Human Rights EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens EU
Europese Unie
EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden
FOD
Federale Overheidsdienst
ILA
Initiatives Locals d’Accueil
LOI
Lokaal Opvanginitiatief
INAD Inadmissible Person IOM
Internationale Organisatie voor Migratie
IVRK VN Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind KRC
Kinderrechtencommissariaat
MENA Mineurs Etranger Non Accompagnés NBMV Niet Begeleide Minderjarige Vreemdelingen
NGO
Niet-Gouvernementele Organisatie
OE
Office des Etrangers
ONG
Organisation Non-Gouvernementale
OQT
Ordre de Quitter le Territoire
REAB Return ans Emigration of Asylum Seekers from Belgium
(Terugkeer en Emigratie van Asielzoekers vanuit België)
RC
Repatriëringscentrum
RvE
Raad van Europa
RvS
Raad van State
RVV
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
SIS
Schengen Informatie Systeem
SMEX Sans Moyens d’Existence SPF
Service Public Fédéral
TC
Transitcentrum
UNHCR Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde
Naties
VBV
Vaste Beroepscommissie Vluchtelingen
VN
Verenigde Naties
10
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
Om de huidige praktijk van het vasthouden van gezinnen met kinderen in gesloten centra te begrijpen, dienen we vooreerst inzicht te hebben in het ruimere beleidskader. Daarom schetsen we hierna kort het huidige wettelijke kader betreffende het vreemdelingenbeleid en het verloop van de asielprocedure in België.
1 het huidige vreemdelingenbeleid in België
1.1
Reglementering
Vooreerst geven we een beknopt overzicht van het juridische kader waarbinnen de vasthouding van vreemdelingen in gesloten centra zich afspeelt. Binnen de veelheid aan relevante en aanverwante regelgevingen, beperken we ons tot de belangrijkste juridische instrumenten op nationaal en internationaal vlak.
1.1.2 Nationaal De Wet van 15 december 1980– de zogenaamde Vreemdelingenwet - vormt de reglementaire basis voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Het Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De Wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het rijk – de zogenaamde Regularisatiewet. Het Koninklijk Besluit van 9 juli 2000 houdende bijzondere procedureregeling betreffende geschillen over beslissingen betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Bronnen: http://www.dofi.fgov.be/nl, http://www.vreemdelingenrecht.be
11
Het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 houdende de vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgische grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming
1.1.2 Internationaal De Conventie van Genève Ondertekend in 1951 door een groot aantal landen van de Verenigde Naties, waaronder België, en gewijzigd door het Protocol van New York van 31 januari 1967, bepaalt het statuut van vluchteling. De Conventie ter uitvoering van het Akkoord van Schengen Reglementering van toepassing op de controle van de buitengrenzen van de Europese Unie. Uitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990 van het Akkoord van Schengen (14 juni 1985), goedgekeurd door de wet van 18 maart 1993. De Conventie van Dublin De overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, is ondertekend door de toenmalige 12 EU-landen. De conventie werd vervangen door de Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot “vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend” (de zogenaamde Dublin II verordening).
12
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
1.2
Deel 1: Voorstudie
De huidige asielprocedure verloopt in volgende fases:
De asielprocedure (situatie tot 2007)
1.1.1 Opstartfase
Een vreemdeling die zijn land van herkomst heeft verlaten en die niet meer kan terugkeren omdat zijn leven of zijn persoonlijke veiligheid in gevaar is, kan in België bescherming genieten en recht op verblijf in België verwerven. Om uit te maken of hij/zij hiervoor in aanmerking komt, moet een asielaanvraag worden ingediend.
In de opstartfase wordt de asielaanvraag geregistreerd door DVZ en wordt nagegaan of de asielaanvraag in overweging kan worden genomen. Enerzijds gaat DVZ - op basis van de conventie van Dublin - na welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Dublin II verordening is bindend in zijn totaliteit voor alle 25 EU lidstaten. De verordening trad in werking op 17 maart 2003 en heeft betrekking op de asielaanvragen die na 1 september 2003 geregistreerd werden, en - met ingang van deze datum - elke aanvraag om asielzoekers over te nemen, onafhankelijk van de registratiedatum van de asielaanvraag.
Voor de beoordeling van wie als vluchteling kan worden erkend, baseert België zich op de Conventie van Genève, die een ‘vluchteling’ definieert als “elke persoon die zich buiten het land waarvan hij de nationaliteit heeft of, indien hij geen nationaliteit heeft, buiten zijn land van herkomst bevindt, en die de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen omdat hij vreest voor vervolging omwille van zijn ras, zijn religie, zijn nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of zijn politieke overtuiging”.
De belangrijkste doelstellingen van de Dublin II verordening zijn het verzekeren van de toegang van asielzoekers tot de procedures die leiden tot de vluchtelingenstatus, het snel vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de asielprocedure en het voorkomen van misbruik door meervoudige asielaanvragen (simultaan of achtereenvolgend) in verschillende lidstaten.
De wettelijke bepalingen in verband met de asielprocedure en de bevoegdheden van de asielinstanties vormen onderwerp van de Wet van 15 december 1980. De asielprocedure is verschillend naargelang men asiel aanvraagt aan de grens (vb. luchthaven) of in het land (de Dienst Vreemdelingenzaken).
De belangrijkste principes om de verantwoordelijke staat te bepalen zijn de volgende (bron: www.vreemdelingenrecht.be):
De bevoegde instanties bij de behandeling van de asielaanvraag zijn: - De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), FOD Binnenlandse Zaken: beheert de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen in het algemeen. - Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS): onderzoekt asielaanvragen ingediend in België en verleent bescherming aan vreemdelingen die, in geval van terugkeer naar hun land van herkomst, vervolging of ernstige schade riskeren. - De Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (VBV): rechtsinstantie die bevoegd is voor de behandeling van beroepen ingediend tegen de beslissingen van het CGVS.
- De staat die een gezinslid heeft erkend als vluchteling en waar dat gezinslid legaal verblijft, of waar een gezinslid een asielaanvraag heeft ingediend waarover nog geen beslissing werd genomen. - De staat die een geldige verblijfstitel of een geldig inreisvisum heeft afgeleverd. - De staat waarvan de asielzoeker illegaal de grens heeft overschreden. - De staat van binnenkomst als de asielzoeker niet visumplichtig is voor dat land. Echtgeno(o)t(e) of ongehuwde partner, minderjarig(e) kind(eren)
13
- De staat waar in een internationale transitzone van een luchthaven een asielaanvraag werd ingediend.
1.2.2 Ontvankelijkheidsfase Wanneer België verantwoordelijk is voor de aanvraag en het geen meervoudige aanvraag zonder nieuwe elementen betreft, onderzoekt DVZ op basis van een interview met de aanvrager de ontvankelijkheid van de asielaanvraag. De bedoeling van het ontvankelijkheidsonderzoek is om na te gaan of de verklaringen voldoende aanwijzingen van een vervolging (in de zin van de Vluchtelingenconventie) of van een risico op ernstige schade (in de zin van de subsidiaire bescherming) bevatten. Momenteel wordt 10 à 15% van de asielaanvragen onmiddellijk ontvankelijk verklaard door DVZ4. Deze asielaanvragen komen bij het CGVS terecht voor een onderzoek te gronde.
Via de ‘Eurodac’ databank – waarin de vingerafdrukken van alle asielzoekers en illegale vreemdelingen in Europa worden opgenomen – kan de identiteit van deze personen snel worden vastgesteld, met het oog op een doeltreffende toepassing van de Dublin conventie en verordening. In situaties waarin de toepassing van bovenstaande regels ertoe kan leiden dat familieleden van elkaar worden gescheiden, kan een lidstaat beslissen om gezinsleden en andere afhankelijke familieleden te herenigen op basis van humanitaire gronden.
Indien de aanvraag niet ontvankelijk verklaard wordt, krijgt de aanvrager geen toegang tot het grondgebied en wordt hij teruggedreven, of moet de aanvrager het grondgebied verlaten. Tegen een beslissing van niet-ontvankelijkheid kan een dringend beroep ingesteld worden bij het CGVS. Dit beroep heeft een schorsend effect, wat betekent dat men tijdens de behandeling ervan noch teruggedreven, noch van het grondgebied verwijderd kan worden. Dringende beroepen bij het CGVS worden gemiddeld binnen de 3 maanden behandeld: in 40% van de gevallen wordt een verder onderzoek te gronde gevoerd, in 60% van de gevallen wordt de onontvankelijkheid bevestigd. Het grootste deel van de asielaanvragers ontvangt dus op korte termijn een beslissing met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag.
Als bovenstaande criteria niet van toepassing zijn, is de staat waar het asielverzoek het eerst wordt ingediend verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag. In dat geval wordt de aanvrager de toegang tot België ontzegd en wordt hij teruggedreven naar de verantwoordelijke staat (wanneer de aanvrager zich in een gesloten centrum bevindt), of wordt de aanvrager het verblijf in het Rijk ontzegd (wanneer hij zich al op het grondgebied bevindt). Als België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag wordt de asielprocedure in België afgehandeld. In de opstartfase gaat DVZ tevens na of de aanvraag geen meervoudige aanvraag betreft, wat er tevens toe leidt dat de aanvraag niet verder in overweging wordt genomen. Op basis van deze dubbele toetsing wordt ca. 20% van de asielaanvragen afgehandeld door DVZ. Tegen deze beslissing kan geen beroep ingesteld worden bij het GCVS.
1.2.3 Gegrondheidsfase Wanneer de aanvraag ontvankelijk is, wordt in een tweede onderzoeksfase de gegrondheid van de aanvraag onderzocht. Het CGVS onderzoekt of de hoedanigheid van vluchteling al dan niet kan worden toegekend, op basis van de criteria van de Conventie van Genève. De asielzoeker wordt opnieuw opgeroepen voor een uitgebreid interview door het CGVS.
Zoals bepaald door de Verordening van de Raad van 11 december 2000 (2725/2000/ EG) betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin.
Interview met Dhr. Van den Bulck, dd. 20-11-2006.
Interview met Dhr. Van den Bulck, dd. 20-11-2006.
14
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Tegen een niet-erkenning kan de aanvrager een beroep instellen bij de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (VBV), die de aanvrager opnieuw zal horen. Bij een negatieve beslissing krijgt de aanvrager een BGV. Omdat men te kampen heeft met een achterstand wordt het onderzoek te gronde niet altijd op korte termijn afgerond. Volgens Commissaris-generaal Dirk Van den Bulck betreft dit maar een zeer klein aandeel van de asielaanvragen.
Het beroep bij de RvS is niet opschortend ten aanzien van de beslissing in de asielprocedure. Dit wil zeggen dat de asielzoeker, die op dat moment illegaal in het land verblijft, kan worden opgesloten in een gesloten centrum en worden verwijderd van het grondgebied. Volgens een arrest van het Arbitragehof in 1998 heeft men wel recht op sociale steun en kan men dus in een open centrum verblijven zolang men een beroep heeft lopen bij de RvS. Volgens Commissaris-generaal Dirk Van den Bulck is er sindsdien een sterke stijging geweest van het aantal beroepen bij de RvS, en gaat men op vandaag quasi automatisch in beroep bij de RvS na een negatieve asielbeslissing. Als gevolg hiervan heeft de RvS een serieuze achterstand opgelopen bij de behandeling van deze beroepen, en wordt de asielprocedure als het ware ‘vastgereden’ op de beroepsprocedure bij de RvS5.
1.2.4 Mogelijkheid tot beroep bij de Raad van State Indien de asielaanvraag wordt afgewezen (hetzij geweigerd in de opstartfase, hetzij door een onontvankelijke of ongegronde verklaring), kan bij de Raad van State een annulatieberoep worden ingediend. De RvS spreekt zich enkel uit of de procedure wettelijk is verlopen, oefent dus enkel een wettelijkheidscontrole uit, en kan nooit een beslissing nemen in de plaats van de aangevochten asielinstantie.
Figuur 1
Deel 1: Voorstudie
Schema van de asielprocedure (bron: CGVS, 2006)
5 Interview met Dhr. Van den Bulck, dd. 20-11-2006.
15
1.3
nagegaan of men in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. Dit is het geval wanneer er “zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat, wanneer hij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert een reëel risico zou lopen op ernstige schade, en hij zich niet onder de bescherming van dat land kan of, wegens dat risico, wil stellen”.
Hervorming van de asielprocedure
Begin oktober 2006 werden twee nieuwe wetten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd die een grondige wijziging van de Belgische asielprocedure met zich mee brengen: - Wet tot wijziging van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Wet tot hervorming van de Raad van State en tot de oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Ernstige schade wordt gedefinieerd als: - men is veroordeeld tot de doodstraf of executie - men dreigt foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in zijn land van herkomst te ondergaan - men riskeert een ernstige bedreiging van zijn leven of persoon als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict
Deze wetten treden in drie fasen in werking: - op 10 oktober 2006 werden de bepalingen met betrekking tot de subsidiaire bescherming reeds van kracht - op 1 december 2006 werden de procedures bij de Vaste Beroepscommissie en de Raad van State gewijzigd, - de inwerkingtreding van de volledige hervorming is voorzien op 1 april 2007
Na toewijzing van het statuut van subsidiaire bescherming wordt men ingeschreven in het vreemdelingenregister en wordt een bewijs van inschrijving afgeleverd. Dit bewijs is in eerste instantie geldig gedurende één jaar, nadien dient de vreemdeling zelf een verlenging aan te vragen. Indien de DVZ oordeelt dat de omstandigheden op basis waarvan het statuut werd toegekend, nog steeds aanwezig zijn, zal het bewijs van inschrijving met een jaar worden verlengd.
1.3.1 Invoering van de subsidiaire bescherming De invoering van de subsidiaire bescherming is het resultaat van de omzetting van een Europese richtlijn (2004/83/EG) en is een aanvulling op de internationale bescherming zoals voorzien in de Conventie van Genève. Een asielaanvraag ingediend na 10 oktober 2006 is automatisch een vraag om erkend te worden als vluchteling volgens de Conventie van Genève én een vraag om subsidiaire bescherming.
Wanneer deze omstandigheden niet langer aanwezig zijn, kan de DVZ aan het CGVS vragen om de subsidiaire beschermingsstatus op te heffen. Dit kan enkel indien de verandering van de omstandigheden duurzaam is, en dus niet bij een tijdelijke verbetering van de situatie. Na vijf jaar wordt het tijdelijke verblijf omgezet in een permanent verblijf, indien in die periode het statuut niet werd ingetrokken door het CGVS. De termijn van vijf jaar wordt geteld vanaf de asielaanvraag.
Concreet zal, wanneer het CGVS beslist dat men niet beantwoordt aan de definitie van vluchteling zoals voorgeschreven in de Conventie van Genève en men geen gebruik kan maken van de procedure van humanitair verblijf om medische redenen (artikel 9.3 van de Vreemdelingenwet), worden CGVS (2006), Vluchtelingenwerk Vlaanderen (2006)
16
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
1.3.2 Een kortere asielprocedure
1.3.3 Raad voor vreemdelingenbetwistingen
Met de gewijzigde vreemdelingenwet, die vanaf 1 april 2007 (of later) van kracht wordt, wijzigen de bevoegdheden van de verschillende asielinstanties en verdwijnt het onderscheid tussen de ontvankelijkheidsen de gegrondheidsfase.
De hervorming van de asielprocedure voorziet ook in de oprichting van een nieuwe Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV). De Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen zal dan verdwijnen en de beroepsmogelijkheden voor de RvS worden gewijzigd.
Nadat alle nieuwe wetten in werking zijn getreden, zal de asielprocedure zelf in twee stappen verlopen:
De RVV zal bevoegd zijn om de beslissingen van het CGVS te bevestigen of te hervormen. Ook kan de Raad de beslissing van het CGVS volledig vernietigen, omwille van substantiële onregelmatigheden die de RVV niet kan herstellen, of omwille van het ontbreken van essentiële elementen die de RVV niet toelaten tot een beslissing te komen. Ook beslissingen ven het CGVS aangaande onderdanen van een lidstaat of kandidaatlidstaat van de EU kunnen door de RVV worden vernietigd. De procedure bij de RVV zal hoofdzakelijk schriftelijk gebeuren, via de indiening van een verzoekschrift met uiteenzetting van de feiten en middelen. De uitspraken van de RVV zijn enkel vatbaar voor een cassatieberoep bij de RvS.
1. Onderzoek van de toepassing van de Conventie van Dublin door DVZ Er wordt een verklaring van de asielzoeker afgenomen met betrekking tot zijn identiteit, reisroute en dergelijke meer, er worden vingerafdrukken genomen, teneinde de eventuele verantwoordelijke lidstaat aan te wijzen (Dublin-onderzoek). In deze fase wordt geen inhoudelijk interview afgenomen. Indien België bevoegd is, wordt het onderzoek te gronde bij het CGVS aangevat, indien niet, wordt een weigeringsbeslissing genomen en wordt de betrokkene doorgestuurd naar de bevoegde lidstaat. Ter uitvoering van de Dublinbeslissing worden personen momenteel automatisch vastgehouden in een gesloten centrum.
1.3.4 Hervorming van de Raad van State Door de oprichting van de RVV zal de RvS zich na het afwerken van de huidige vreemdelingendossiers, volledig kunnen concentreren op zijn andere bevoegdheden. Bij de RvS is immers enkel nog cassatieberoep mogelijk. De Raad van State blijft bevoegd om als cassatierechter te beoordelen of de beslissing van de RVV wel juridisch correct verlopen is. Het betreft dus geen echte inhoudelijke beroepsprocedure (daarvoor is de RVV bevoegd).
2. Onderzoek ten gronde door het CGVS Het CGVS is als enige instantie bevoegd voor het erkennen of weigeren van het statuut van vluchteling volgens de Conventie van Genève en voor het toekennen of weigeren van het statuut van subsidiaire bescherming. Personen die erkend worden als vluchteling krijgen dezelfde verblijfsstatus als voorheen (onmiddellijk permanent verblijf + toegang tot de arbeidsmarkt). Aan personen die subsidiaire bescherming krijgen, wordt initieel een tijdelijk verblijf toegekend. Indien het CGVS in een periode van vijf jaar het verblijf niet intrekt (door ongewijzigde situatie in het land van herkomst), wordt een permanent verblijf gegeven.
Bovendien is er een filterprocedure voorzien, teneinde misbruiken te vermijden door zogenaamde dilatoire beroepen (die erop gericht zijn om procedurele tijd te winnen). Deze filterprocedure houdt in dat elk cassatieberoep bij de RvS in de eerste plaats wordt onderworpen aan een onderzoek betreffende de toelaatbaarheid. 17
Verzoeken die niet worden toegelaten: - Cassatieberoepen waarvoor de RvS niet bevoegd is of geen rechtsmacht heeft of die kennelijk onontvankelijk zijn.
Figuur 2 Schema van de nieuwe asielprocedure (bron: CGVS, 2006).
Verzoeken die wel worden toegelaten: - Cassatieberoepen waarvan de middelen een schending van de wet of een substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste aanvoeren, voor zover het erin aangevoerde middel niet kennelijk ongegrond is en voor zover die schending daadwerkelijk van die aard is dat ze tot cassatie van de bestreden beslissing kan leiden en de strekking van de beslissing kan hebben beïnvloed; of - Cassatieberoepen waarvoor de RvS niet onbevoegd of zonder rechtsmacht is en die niet zonder voorwerp of kennelijk onontvankelijk zijn en waarvan het onderzoek door de afdeling noodzakelijk blijkt om te zorgen voor de eenheid van rechtspraak. De RvS dient binnen de acht dagen een uitspraak te doen over de toelaatbaarheid. Er wordt geen rechtszitting gehouden en de partijen worden niet gehoord. Er kan geen verder verzet worden aangetekend tegen de beslissing van de RvS, die ook niet vatbaar is voor herziening. Na een beslissing van toelaatbaarheid bepaalt de wet een termijn van 6 maanden om uitspraak te doen over de gegrondheid van het cassatieberoep.
18
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
1.4
Deel 1: Voorstudie
2. Een prangende humanitaire situatie. Het betreft situaties waarbij de wetgever niet uitdrukkelijk voorzien heeft in een verblijfsrecht doch waarbij de toekenning van een verblijfsstatus zich in individueel geval toch opdringt. Een limitatieve opsomming van deze situaties wordt niet gegeven. Als basisprincipe wordt gesteld dat er sprake is van prangende humanitaire redenen indien een weigering om de aanvragen tot een verblijf te machtigen strijdig zou zijn met de bepalingen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, of de vaste rechtspraak van de RvS. 3. De medische situatie. Het betreft de vreemdeling van wie de gezondheidsstatus verontrustend is en wiens terugkeer naar het land van herkomst niet kan worden overwogen, ofwel omdat de arts duidelijk heeft gemaakt dat een reis onmogelijk is, ofwel omdat het land van herkomst niet over de medische infrastructuur beschikt die het mogelijk maken om de zorgen te verstrekken en voor de nodige geneesmiddelen te zorgen. Er wordt ook rekening gehouden met de effectieve toegang tot deze infrastructuur en de materiële mogelijkheid om van de zorgen en de geneesmiddelen te kunnen genieten. Naast deze criteria voor regularisatie om humanitaire redenen zijn er ook criteria voor technische regularisaties. Deze zijn toegelicht in de omzendbrief van 19/02/2003. Het gaat om personen die een aanvraag artikel 9.3 indienen op een moment dat ze wettig in België verblijven (als toerist of met een andere verblijfstitel, maar niet als asielzoeker) en die voldoen aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning. Het gaat dus om personen die op het moment van de aanvraag voor een machtiging tot verblijf reeds legaal in België verblijven onder een ander statuut.
Regularisatie
Artikel 9.3 van de Vreemdelingenwet (15/12/1980) stelt dat een vreemdeling, in buitengewone omstandigheden, aanvraag kan doen om gemachtigd te worden langer dan 3 maanden in het land te verblijven. In principe dient de vraag daartoe te gebeuren in een diplomatieke post in het land van herkomst of in de plaats van oponthoud in het buitenland. Artikel 9.3 staat toe deze aanvraag te doen in België op basis van buitengewone omstandigheden. In december 2006 publiceerde de DVZ enkele criteria die worden toegepast voor de behandeling van humanitaire regularisatie-aanvragen op basis van artikel 9.3. Daarmee werden deze criteria voor het eerst officieel bevestigd. Dit is het gevolg van een belofte van de Minister van Binnenlandse Zaken bij de bespreking van de asielhervorming in het parlement in juni 2006. Bij die hervorming werden geen criteria in de wet ingeschreven. De Minister wil namelijk de bevoegdheid behouden om de criteria zelf te bepalen. Op vraag van diverse parlementsleden en organisaties gaf de Minister wel een mondelinge toelichting over de criteria die de DVZ momenteel toepast. Deze toelichting werd vervolgens gepubliceerd op de website van DVZ. (www.vreemdelingenrecht.be) Volgens deze toelichting kunnen drie specifieke “humanitaire” situaties de toekenning rechtvaardigen van een machtiging tot verblijf aan een vreemdeling: 1. De onredelijke duur van de asielprocedure: indien de asielinstanties binnen de 4 jaar geen uitvoerbare beslissing hebben genomen of binnen de 3 jaar indien het gezin schoolgaande kinderen bevat. Voorwaarde is dat geen enkel feit werd gepleegd dat in strijd is met de openbare orde of de nationale veiligheid en dat men kan bewijzen dat men geïntegreerd is in de Belgische maatschappij.
In praktijk blijkt evenwel dat er nog andere situaties in aanmerking worden genomen voor een regularisatie, zoals de onverwijderbaarheid Duquesne A (19/02/2003), Omzendbrief over de toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
DVZ,Toelichting betreffende de toepassing van artikel 9, derde lid van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
www.vreemdelingenrecht.be
19
(onmogelijkheid om terug te keren naar het land van herkomst buiten de wil van de vreemdeling om, bijvoorbeeld geen vluchten, geen laissezpasser, …), staatlozen, bijzondere banden met België, slachtoffers van mensenhandel en herinschrijving na afwezigheid.
Artikel 9bis stelt dat in buitengewone omstandigheden en op voorwaarde dat de vreemdeling over een identiteitsbewijs beschikt, de machtiging tot verblijf kan worden aangevraagd bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft (in plaats van in diplomatieke post in het land van herkomst of in de plaats van oponthoud in het buitenland). De burgemeester maakt deze aanvraag over aan de minister of aan diens gemachtigde. Volgende elementen worden niet aanvaard als buitengewone omstandigheden en worden onontvankelijk verklaard:
Indien geen buitengewone omstandigheden worden aangetoond, zal de aanvraag door DVZ onontvankelijk worden verklaard. Men kan hiertegen in beroep gaan bij de Raad van State. Indien de buitengewone omstandigheden wel aanvaard worden, zal men de gegrondheid van de aanvraag onderzoeken.
- Elementen die al werden aangehaald in de asielprocedure, met uitzondering van de elementen die werden verworpen omdat ze vreemd zijn aan de criteria van de Conventie van Genève of van de subsidiaire bescherming. - Elementen die men had kunnen opwerpen in de asielprocedure - Elementen ingeroepen bij een vorige aanvraag voor verblijfsvergunning - Elementen ingeroepen bij een aanvraag op grond van artikel 9ter
Deze procedure is veelgebruikt als laatste juridische middel door vreemdelingen die illegaal in het land verblijven, teneinde het illegale verblijf te regulariseren. Artikel 9.3 is echter geen rechtsmiddel tegen een verwijderingsmaatregel en heeft dus geen gevolg ten aanzien van de verblijfsstatus. Men krijgt geen verblijfsrecht in afwachting van een antwoord op de regularisatie-aanvraag.
Artikel 9ter vermeldt dat een machtiging van verblijf kan worden aangevraagd wanneer de in België verblijvende vreemdeling beschikt over een identiteitsdocument en op zodanige wijze lijdt aan een ziekte dat deze ziekte een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft. De beoordeling van dit risico gebeurt door een ambtenaar-geneesheer die daarover advies verschaft.
Evenwel werd er naar aanleiding van de rechtspraak van de RvS tot maart 2006 geen BGV afgeleverd zolang er geen uitspraak was voor de regularisatie-aanvraag. Deze aanvraag had dus de facto een schorsende werking ten aanzien van de asielbeslissing, indien ze werd ingediend voordat het Bevel werd uitgevaardigd. Vanaf maart 2006 heeft DVZ deze regeling veranderd en wordt na een negatieve beslissing in de asielprocedure een uitwijzingsbevel uitgevaardigd, ook al werd al een regularisatie-aanvraag ingediend. De Franstalige kamers van de Raad van State blijven echter tot nu toe aan hun rechtspraak vasthouden, zodat een BGV, dat afgeleverd is voor een beslissing betreffende een regularisatieaanvraag, het risico loopt om geschorst te worden.
Het is momenteel (februari 2007) onduidelijk of in de toepassing van deze aangepaste Vreemdelingenwet regularisatie om humanitaire redenen, andere dan medische redenen, nog mogelijk zal zijn.
Met de hervorming van de Vreemdelingenwet werd ook artikel 9 aangepast en werden een nieuw artikel 9bis en artikel 9ter ingevoerd10. 10 DVZ (31/01/2007), Officieuze coördinatie van de Wet van 15/12/1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
20
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Vanaf 2000 vond in België een grootschalige regularisatiecampagne plaats, voor vreemdelingen die illegaal in het land verbleven. Vier categorieën van vreemdelingen die zich op 1 oktober in België bevonden, konden in januari 2000 een regularisatieaanvraag indienen11:
1.5
Deel 1: Voorstudie
Terugkeer
Een asielzoeker van wie de asielaanvraag werd afgewezen (geweigerd in de opstartfase, onontvankelijk of ongegrond bevonden) ontvangt een Bevel om het Grondgebied te Verlaten (BGV), gewoonlijk binnen een termijn van vijf dagen13. De asielzoeker krijgt dan de kans het grondgebied zelfstandig te verlaten. Wanneer de termijn van dit bevel afgelopen is en de asielzoeker bevindt zich nog steeds op het grondgebied, dan verblijft hij op niet-legale wijze in het land. Vanaf dat ogenblik kan de afgewezen asielzoeker administratief worden opgesloten in een gesloten centrum met het oog op een (gedwongen) verwijdering van het grondgebied.
1. Vreemdelingen die de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben aangevraagd, zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen binnen een termijn van vier jaar; deze termijn wordt teruggebracht tot drie jaar voor gezinnen met minderjarige kinderen die in België op 1 oktober 1999 en die de leeftijd hebben om school te lopen. 2. Vreemdelingen die om redenen onafhankelijk van hun wil niet terug kunnen keren naar het land waar ze voor hun aankomst in België gewoonlijk verbleven hebben, noch naar hun land van herkomst, noch naar een land waar ze de nationaliteit van hebben. 3. Vreemdelingen die ernstig ziek zijn. 4. Vreemdelingen die humanitaire redenen kunnen laten gelden en duurzame sociale bindingen in het land hebben ontwikkeld.
1.5.1 Zelfstandige terugkeer
Voor de behandeling van deze regularisatieaanvragen werd een commissie ingesteld, bestaande uit een magistraat, een advocaat en een afgevaardigde van een erkende NGO actief in het domein van de mensenrechten. De regularisatiecommissie verstrekte een advies aan de Minister bevoegd voor Vreemdelingenzaken of zijn gemachtigde, die de uiteindelijke beslissing nam. Er werden toen ongeveer 37.000 dossiers ingediend, waarvan er begin 2004 ruim 25.000 waren geregulariseerd12.
1.5.1.1. IOM - REAB Depuis 1984, IOM a mis en place un programme d’assistance au Retour Volontaire, le programme REAB, programme à caractère humanitaire destiné à aider les migrants qui souhaitent rentrer dans leur pays d‘origine et qui ne disposent pas des moyens financiers nécessaires. Le programme REAB est accessible aux demandeurs d’asile qui ont retiré leur demande d’asile, aux demandeurs d’asile dont la demande a été rejetée, et à tous les migrants étrangers, à l’exception des personnes ayant obtenu le statut de réfugié, des citoyens de l’Union Européenne ou de l’espace Schengen, des personnes ayant commis un délit ou entravé l’ordre public, des inadmissibles (dont le retour est pris en charge par la compagnie aérienne) et des personnes pouvant être rappatriées en 2 ou 3 jours par l’Office des Etrangers.
11 Wet betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk (22/12/1999)
Le programme couvre les frais de voyage de la personne qui rentre et de sa famille, depuis la Belgique jusqu’au pays d’origine, ainsi qu’une allocation de base de 250 euros par adulte (entre 25 et 125 euros par enfant selon l’âge). Il prévoit également une assistance durant le voyage et des informations concernant la situation dans le pays d’origine. Il y a
12 Commissie belast met de evaluatie van de instructies inzake de verwijdering (II) (januari 2005)
13 30 dagen ingeval van medische redenen en verlengbaar mits medisch attest
21
trois types de REAB: le REAB A destinés aux demandeurs d’asile ayant renoncé à la procédure d’asile, le REAB B destiné aux demandeurs d’asile déboutés et le REAB C destiné aux clandestins. Il n’y a pas de différences entre les trois, excepté pour le C: pour cette catégorie, un rapport social doit motiver la demande. Il existe également un programme “REAB+”, qui propose un projet spécifique de réintégration dans le pays d’origine, mais qui est pratiqué à beaucoup plus petite échelle.
Binnen Fedasil werd ook recent een Cel Vrijwillige Terugkeer opgericht, die een actieve aanpak van terugkeer in het opvangnetwerk tot doel stelt. De notie terugkeer moet actief worden geïmplementeerd in de opvang. Er werd een netwerk van terugkeerconsulenten opgestart, dat ondermeer instaat voor het uitwerken van een methodologie en het netwerken rond landeninformatie. Het reïntegratiefonds kan dan middelen ter beschikking stellen om mensen op weg te zetten naar een sociaaleconomische onafhankelijkheid bij terugkeer in het land van herkomst. Het gaat om financiële ondersteuning voor inkomstenverwervende activiteiten, voor opleiding en arbeidsbemiddeling en voor herinstallatie en eerste noden.
Actuellement, pour ce qui concerne les personnes en détention dans les centres fermés, c’est le service social du centre qui va informer et assister les candidats pour la mise en place de la procédure. Selon IOM, c’est l’Office des Etrangers qui décide si la personne peut avoir accès à l’assistance d’IOM. IOM n’est pas présent directement dans les centres fermés de manière régulière. IOM organise des formations pour le personnel des services sociaux des centres ainsi que des sessions d’information auprès des groupes de migrants, mais pas de manière systématique.
Beide initiatieven zijn vrij recent, en dienen de komende jaren nog verder te worden geoperationaliseerd en op elkaar afgestemd. Wat niet wegneemt dat het hier over uitzonderlijk belangrijke initiatieven gaat op het vlak van zelfstandige terugkeer, die alle aanmoediging en omkadering verdienen.
Op 17 november 2006 schreven de ministers Dupont en Dewael een omzendbrief ter attentie van de Burgemeesters14, om de gemeenten en de lokale politie in te schakelen teneinde het IOM-programma meer kenbaar te maken bij elke persoon die zou kunnen geïnteresseerd zijn in een vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst. Er wordt hen gevraagd de vrijwillige terugkeer aan te bieden en een actieve rol te spelen in de vrijwillige terugkeer.
Momenteel werkt de cel vrijwillige terugkeer al in partnerschap met IOM (administratieve aspecten) en Caritas (sociale aspecten van terugkeer en reïntegratie op basis van bestaande netwerken).
1.5.2 Gedwongen terugkeer Wanneer de termijn van het BGV verlopen is, en men nog steeds op het grondgebied verblijft, dan wordt dit verblijf beschouwd als niet-legaal. De Belgische overheid kan dan overgaan tot gedwongen verwijdering en administratieve opsluiting in een gesloten centrum met het oog op een gedwongen verwijdering. Deze gedwongen terugkeer geldt ook voor vreemdelingen die worden aangetroffen op het grondgebied en niet over geldige documenten beschikken.
1.5.1.2 Fedasil In juni 2006 werden twee Reïntegratiefondsen opgericht, met de bedoeling personen die terugkeren naar het land van herkomst te begeleiden bij hun reïntegratie. De contouren werden uitgewerkt doorFedasil, in samenwerking met IOM.
Een belangrijk aandeel van de vreemdelingen die momenteel in de open centra verblijven, hebben eigenlijk geen toelating meer om in het land
14 Dupont C. en Dewael P. (17/11/2006), Omzendbrief betreffende de vrijwillige
terugkeer van vreemdelingen met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie
22
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
te verblijven en kunnen in principe worden gerepatrieerd (ongeveer driekwart van alle bewoners, cfr. Interview Fedasil, dd. 17.11.2006).
Deel 1: Voorstudie
bewoners, met administratieve gegevens en eventuele nuttige informatie met het oog op verwijdering. De medeneming in het open centrum gebeurt door de lokale politie, en dit volgens een aantal richtlijnen (tussen 7u en 20u, concrete en formele afspraken nodig tussen politie en centrumdirecteur, geen kinderen ophalen op school). Een vreemdeling die niet wordt aangetroffen in het centrum, dient zich aan te melden bij de lokale politie, indien hij daarvan geen bewijs kan voorleggen, wordt de materiële opvang in het centrum stopgezet. Organisatorische problemen rond deze samenwerking worden maandelijks besproken tussen DVZ en Fedasil.
Het gaat daarbij om: - Personen die een negatieve beslissing kregen in hun asielprocedure en in beroep zijn bij de RvS. Hoewel dit beroep niet opschortend is ten aanzien van de asieluitspraak, en verwijdering dus mogelijk is, hebben deze mensen recht op opvang in de open centra. In 2005 bevond 41,8% van de bewoners in de open centra zich in deze situatie (Jaarverslag Fedasil, 2005). - Mensen die een regularisatie-aanvraag (artikel 9.3) indienden om humanitaire redenen. - Illegalen met behoeftige minderjarigen: volgens het KB van 24/06/2004 hebben gezinnen met minderjarige kinderen die illegaal op het grondgebied verblijven, en van wie het OCMW vaststelde dat ze behoeftig zijn, recht op materiële steun in een federale instelling. Zij mogen in principe tot hun 18de in het centrum blijven, sommige gezinnen verblijven er echter jarenlang (interview Fedasil, dd. 17.11.2006). In 2005 maakten deze gezinnen 6,8% van de populatie in de open centra uit (Jaarverslag Fedasil, 2005).
In de tweede, niet ondertekende versie, werden een aantal zaken toegevoegd ten aanzien van de eerste versie. Zo werden basisprincipes voor deze samenwerking geformuleerd, zoals de vereiste dat de operatie zo gebeurt dat het leven in het centrum en van de andere bewoners zo weinig mogelijk wordt verstoord, dat dit alles dient te gebeuren met respect voor de persoon en de humanitaire principes en dat de centrumdirectie de persoon hiertoe niet mag dwingen. Daarenboven wordt ook gesteld dat de medeneming gebeurt volgens afspraken tussen het centrum en de lokale politie, vastgesteld in een lokaal protocol. De directeur wordt op voorhand ingelicht over de uitwijzing, zodat zijn aanwezigheid op het moment van de uitvoering kan worden verzekerd. In geen geval mogen andere personeelsleden dan de directeur of zijn adjunct medewerking verlenen aan de verwijdering. De betreffende personen beschikken over een redelijke tijd om hun bagage klaar te maken.
Met het oog op de verwijdering van personen die zich in deze situatie bevinden, werd in 2005 een protocol van samenwerking tussen Fedasil en DVZ opgesteld, die de werkwijze uitzet “om uitgeprocedeerde asielzoekers die zich nog in de open onthaalcentra bevinden, te kunnen onderwerpen aan de uitvoering van de verwijdering van het Belgische grondgebied”.
Het tweede protocol sneuvelde onder druk van diverse NGO’s die stelden dat de open centra niet mogen meewerken aan de gedwongen repatriëringen, en dat Fedasil geen afspraken kan maken met DVZ (interview Fedasil, dd. 17.11.2006). Het protocol is bijgevolg vervangen door een interne instructie, waarin is vastgelegd hoe er gereageerd moet worden wanneer de politie aan de deur staat. De eerste verwijderingen vanuit de open centra toonden immers aan dat
Van dit protocol werden twee versies opgemaakt. De tweede, die een uitbreiding was op de eerste, werd echter nooit door beide instanties (Fedasil en DVZ) ondertekend. De basisversie van het protocol zegt dat een verwijdering vanuit het open centrum gebeurt op bevel van DVZ, en wordt voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens. Daarvoor dient Fedasil maandelijks aan DVZ per centrum een lijst bezorgen van alle 23
Fedasil nog een aantal vragen over haar bevoegdheden moest regelen, vooral betreffende communicatie en begeleiding. Daarom werd door de directie van Fedasil deze interne nota opgesteld over het verstrekken van inlichtingen over bewoners van de opvangcentra (oktober 2005). Voor de te volgen procedure werd een stappenplan uitgewerkt, dat start bij het inlichten van alle personen die niet meer over een geldige verblijfsvergunning beschikken over hun mogelijke verwijdering en vervolgens de communicatie en samenwerking met DVZ en de lokale politie en de uitvoering van de interventie. Deze instructie is vandaag nog steeds geldig, maar wordt slechts sporadisch toegepast in de open centra (interview Fedasil, dd. 17.11.2006).
1.6
De gesloten centra
De doelstelling van de gesloten centra is de vasthouding van vreemdelingen met het oog op hun eventuele verwijdering van het grondgebied en dit op een humane, respectvolle manier. Illegale vreemdelingen en asielzoekers (afgewezen of nog in asielprocedure) worden vastgehouden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor het uitvoeren van de maatregel tot verwijdering. (DVZ, Jaarrapport 2005)
1.6.1 Historiek en wettelijk kader De vasthouding van vreemdelingen is voorzien in de wet van 15 december 1980. De wet stelt dat een vreemdeling in een welbepaalde plaats mag worden vastgehouden, in afwachting van de machtiging om in het rijk te worden toegelaten of van zijn terugdrijving van het grondgebied, wanneer de Minister of diens gemachtigde deze vasthouding nodig acht om de effectieve verwijdering van het grondgebied te waarborgen.
Met het oog op de voorbereiding (verkrijgen van alle nodige documenten) en de effectieve uitvoering van de verwijderingsmaatregel, worden deze personen, net als anderen die aangetroffen worden op het grondgebied zonder geldige verblijfsdocumenten (na politie- of grenscontrole, of arrestatie op DVZ), vastgehouden in een gesloten centrum.
In eerste instantie werden deze vreemdelingen vastgehouden in de bestaande strafinrichtingen. Wegens overbevolking en een gebrek aan plaatsen voor vreemdelingen in de gevangenissen besliste de Minister van Binnenlandse Zaken in 1994 tot de oprichting van de gesloten centra. Ook de stijging van het aantal vreemdelingen op Belgisch grondgebied en de noodzaak om de omstandigheden van illegale vreemdelingen in administratieve detentie te verbeteren, lagen aan de basis van de creatie van de gesloten centra. De duur van vasthouding mag niet langer zijn dan twee maanden, maar kan onder bepaalde voorwaarden telkens met een periode van twee maanden worden verlengd. De totale duur van vasthouding mag nooit vijf maanden te boven gaan, tenzij dit noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde of van de nationale veiligheid. In dit laatste geval mag de vasthouding echter niet meer dan acht maanden bedragen.
24
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
De Belgische wetgeving voorziet een rechterlijk beroep tegen de beslissing tot opsluiting bij de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank (artikel 71 tot 74 van de wet van 15 december 1980). De Raadkamer onderzoekt de wettelijkheid van de detentiemaatregel. Dit beroep kan om de maand worden ingediend.
Deel 1: Voorstudie
1.6.2 Overzicht van de gesloten centra in België De Dienst Vreemdelingenzaken beheert op het grondgebied zes gesloten centra, die in de periode 1988 – 1999 werden gecreëerd. Het Transitcentrum 127 is gelegen in de transitzone van de luchthaven en is in gebruik sinds 1 december 1988. In dit centrum worden asielzoekers opgevangen die via de luchthaven zijn aangekomen en er gedurende de ontvankelijkheidsprocedure verblijven. Het centrum heeft een capaciteit van 60 plaatsen, voor mannen, vrouwen en kinderen (begeleid en niet-begeleid). Wanneer de asielaanvraag ontvankelijk wordt verklaard, krijgt de asielzoeker de toelating om het grondgebied te betreden in afwachting van het onderzoek te gronde. Wanneer de aanvraag onontvankelijk is – eventueel na een dringend beroep bij het CGVS – wordt de asielzoeker verwijderd (teruggedreven) door de verantwoordelijke vervoersmaatschappij.
Het Koninklijk Besluit van 02 08 200215 reglementeert de werking van de gesloten centra in België. Dit KB voorziet ook een Commissie die belast is met de behandeling van de individuele klachten van de bewoners betreffende de toepassing van het besluit. Deze klachtencommissie werd operationeel op 9 september 2003. Vreemdelingen kunnen in een gesloten centrum geplaatst worden als gevolg van een politiecontrole of een grenscontrole, of na een arrestatie in de kantoren van DVZ voor asielzoekers van wie de asielaanvraag onontvankelijk is verklaard. De minister legt prioriteiten vast wat betreft de vreemdelingen die niet-legaal in het land verblijven die het voorwerp kunnen uitmaken van een vrijheidsberoving. Deze prioriteiten worden vastgelegd door de beleidscel en meegedeeld aan de DVZ. De absolute prioriteit gaat naar vreemdelingen die een misdrijf pleegden, daarnaast werd ook voorzien dat vreemdelingen die onder de Dublin-conventie vallen, worden vastgehouden met het oog op een snelle grensleiding. Het gaat hier om een werkafspraak (februari 2005) tussen de minister en de administratie ter uitvoering van een beleidskeuze.
Het INAD-centrum is in maart 1995 gecreëerd in de luchthaven voor de zogenaamde ‘inadmissibles’. Dit zijn personen die geen reisdocumenten of conforme identiteitsdocumenten bezitten, personen die geen duidelijk reisdoel hebben of niet over voldoende middelen van bestaan beschikken en personen die gesignaleerd staan in het Schengen Informatie Systeem (SIS). Het centrum heeft een capaciteit van 30 plaatsen. Wanneer een INAD-passagier beslist om asiel aan te vragen, wordt hij overgebracht naar het Transitcentrum 127. Het Repatriëringscentrum 127bis is gelegen in Steenokkerzeel en is geopend in maart 1994. Het centrum vangt zowel aan de grens als in het binnenland afgewezen asielzoekers op, evenals illegale vreemdelingen. Voor deze laatsten kan de asielprocedure al dan niet beëindigd zijn. Het centrum heeft een capaciteit van 160 plaatsen voor zowel mannen, vrouwen als kinderen.
15 Koninklijk besluit houdende de vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
25
Het Centrum voor Illegalen te Merksplas (CIM) is in gebruik sinds november 1993. Het centrum vangt hoofdzakelijk illegale vreemdelingen op, evenals asielzoekers die afgewezen werden of waarvoor nog een procedure lopende is. Het centrum heeft een capaciteit van 176 plaatsen. Sinds januari 2006 verblijven er ook gezinnen met kinderen in een aparte vleugel.
1.7
Globale cijfergegevens betreffende het vreemdelingenbeleid in België
In deze paragraaf worden een aantal cijfers gepresenteerd m.b.t. het aantal asielaanvragen, het aantal regularisatieaanvragen en de bezetting in de gesloten centra, etc. De gegevens zijn afkomstig van DVZ en het CGVS en geven een globaal beeld van het vreemdelingenbeleid in België. Deze gegevens zijn echter niet specifiek beschikbaar voor de gezinnen16 (de gegevens worden door DVZ enkel verzameld voor mannen en vrouwen afzonderlijk).
Het Centrum voor Illegalen te Brugge (CIB) is in gebruik sinds januari 1995. Het centrum vangt zowel aan de grens als in het binnenland afgewezen asielzoekers op, evenals illegale vreemdelingen. Het centrum heeft een capaciteit van 112 plaatsen voor zowel mannen als vrouwen. Het Centrum voor Illegalen te Vottem (CIV) is in gebruik sinds maart 1999. Het centrum vangt zowel aan de grens als in het binnenland afgewezen asielzoekers op, evenals illegale vreemdelingen. Gedurende een periode van 3 maanden (maart-juni 2006) hebben hier tevens gezinnen met kinderen verbleven. Het centrum heeft een capaciteit van 120 plaatsen.
1.7.1 Cijfers m.b.t. de asiel- en regularisatieprocedure Onderstaande grafiek geeft een beeld van de evolutie van het aantal asielaanvragen tijdens de laatste jaren. We merken een sterke daling van het aantal asielaanvragen ten aanzien van 2000, waarbij het aantal aanvragen - behoudens een kleine toename in 2005 - jaar na jaar is afgenomen. In januari 2007 zijn er 934 asielaanvragen ingediend, wat erop wijst dat de dalende trend zich ook in 2007 verder zet (1038 aanvragen in januari 2006). Deze daling van het aantal asielaanvragen is een algemene trend die zich in gans Europa heeft voorgedaan tijdens de laatste jaren (interview met Dirk Van den Bulck dd. 20-11-2006). Voor 2005 komt dit voor België neer op 1,5 asielaanvragen per 1.000 inwoners17. Volgens UNHCR (2006) bedroeg in dat jaar het gemiddelde voor de EU-25 lidstaten 0,5 aanvragen per 1.000 inwoners. Ondanks de sterke daling van het aantal asielaanvragen, is het aantal asielzoekers in vergelijking met de andere lidstaten dus nog steeds hoog in België. 16 Op basis van de registraties en dataverzameling in de verschillende gesloten centra hebben we wel een zicht op het aantal gezinnen in de gesloten centra. Deze gegevens worden gepresenteerd in paragraaf 2.3. 17 Naast België was dit cijfer ook in Cyprus, Malta, Oostenrijk, Zweden, en Luxemburg groter dan 1 (bron: UNHCR, april 2006).
26
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Uit onderstaande tabel blijkt duidelijk dat in 2006 Russen de grootste groep vormen binnen de asielaanvragers (bijna 14% van het totaal). Ook Congolezen, Serviërs en Montenegrijnen, Irakezen en Iraniërs nemen een behoorlijk aandeel van de asielaanvragen in België voor hun rekening, elk meer dan 5%. De tien meest voorkomende nationaliteiten, zoals opgenomen in onderstaande tabel, zorgen samen voor 52% van alle asielaanvragen in België.
Figuur 3 Aantal asielaanvragen in België, 2000 – 2006 en in januari 2007 Jaar
2000
Aantal asielaanvragen (Bron: DVZ) 42.691
2001 24.549
2002 18.805
2003 16.940
2004 15.357
2005 15.957
2006 11.587
50.000 45.000
Deel 1: Voorstudie
42.691
40.000
Tabel 2 De tien meest voorkomende nationaliteiten van asielzoekers, 2006
35.000
(Bron: DVZ)
30.000 24.549
25.000
18.805
20.000
16.940
15.357
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
15.957
15.000
11.587
10.000 5.000 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grensprocedure Binnenlandprocedure – North Gate
329 10.963
Binnenlandprocedure – vanuit gevangenissen of gesloten centra Totaal
295
2,6
11.587
100,0
% van het totaal 13,7 7,3 6,7 6,0 5,4 3,6 3,3 3,3 3,2 3,2
In 2006 werden er in totaal 8.202 beslissingen genomen in de ontvankelijkheidsfase. Iets meer dan de helft betrof een bevestiging van de beslissing van DVZ van de weigering van verblijf of toegang tot het grondgebied. Ca. 41% van de aanvragen werd ontvankelijk verklaard voor verder onderzoek te gronde. In de periode 2000-2006 is het aandeel positieve beslissingen in de ontvankelijkheidsfase overigens behoorlijk toegenomen (een stijging met 18%).
Tabel 1 Asielaanvragen in 2006 (Bron: DVZ) % van het totaal 2,8 94,6
aantal 1582 843 778 695 631 413 381 380 370 365
Het aantal beslissingen in de ontvankelijkheidsfase door het CGVS is in 2006 verder afgenomen ten aanzien van de voorgaande jaren. De achterstand van aanvragen in deze fase is bovendien verder weggewerkt, waardoor ook minder dossiers hangende waren.
Het merendeel van de asielaanvragen – bijna 95% van alle aanvragen betreft binnenlandprocedures aangevraagd bij DVZ aan de North Gate.
2006
Nationaliteit Rusland Congo DR Servië en Montenegro Irak Iran Guinee Armenië Turkije Rwanda Afghanistan
27
de evolutie niet volledig in beeld kan gebracht worden. Het is alleszins duidelijk dat in 2006 het aantal erkenningen door het CGVS heel wat lager is dan in de voorgaande jaren. Dit heeft uiteraard te maken met het dalende aantal asielaanvragen in België.
Tabel 3 Beslissingen in de ontvankelijkheidsfase (%), 2000-2006 (Bron: CGVS, Jaarverslag 2005 & Asielstatistieken 2006) verder onderzoek nodig bevestiging weigering technische weigering totaal % totaal abs.
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
23,1
21,7
22,3
27,7
41,7
40,2
41,1
60,4
64,1
59,3
57,9
51,0
51,5
52,0
16,5
14,2
18,4
14,5
7,3
8,3
6,9
100
100
100
100
100
100
100
15896
25797
23235
18755
12312
9936
8202
Tabel 5 Aantal erkenningen als vluchteling, CGVS en VBV 2000-2006 (Bron: CGVS, Jaarverslag 2005 & Asielstatistieken 2006)
CGVS VBV
In de gegrondheidsfase zien we in 2006 opnieuw een daling van het aantal beslissingen tot 7.522, na een stijging in 2005. Een kwart van de onderzoeken ten gronde resulteerden in een erkenning als vluchteling. Bijna driekwart van de aanvragen werd geweigerd. Sinds oktober 2006 is ook de subsidiaire bescherming van toepassing, goed voor acht positieve beslissingen. Het percentage erkenningen is in 2006 opnieuw licht gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren.
totaal
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
1.198
898
1.168
1.201
2.275
3.059
1.922
208
259
160
183
99
689
-
1.406
1.157
1.328
1.384
2.374
3.748
1.922
Tot slot brengt onderstaande tabel de gemiddelde behandelingsduur van de asielaanvragen in beeld. In 2005 nam de eerste beslissing door DVZ gemiddeld 40 kalenderdagen in beslag. De ontvankelijkheidsfase bij het CGVS duurde gemiddeld 67 kalenderdagen, de gegrondheidsfase 92 kalenderdagen. Uit de tabel blijkt bovendien duidelijk dat gedurende de laatste jaren de behandelingsduur in alles fases van de asielprocedure gemiddeld sterk is afgenomen.
Tabel 4 Beslissingen in de gegrondheidsfase (%), 2000-2006 (Bron: CGVS, Jaarverslag 2005 & Asielstatistieken 2006) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
erkenning subsidiaire bescherming weigering erkenning technische weigering totaal %
26,9
32,2
20,8
19,5
28,0
28,2
25,4
-
-
-
-
-
-
0,1
15,8
19,1
18,1
15,8
64,3
64,6
66,2
100
100
100
100
100
100
100
totaal abs.
4460
2787
5611
6165
8135
10849
7522
57,4
48,7
61,1
64,7
7,8
7,2
Tabel 6 Gemiddelde behandelingsduur van de asielaanvragen, in kalenderdagen, 2000-2005 (Bron: CGVS, Jaarverslag 2005)
DVZ CGVS ontvankelijkheidsfase CGVS gegrondheidsfase
8,3
Onderstaande tabel toont duidelijk dat het totale aantal erkenningen tot vluchteling, deze door het CGVS en in beroep bij de VBV gedurende de laatste jaren steeds is toegenomen. Voor 2006 kon SumResearch nog niet beschikken over het aantal erkenningen door de VBV, waardoor
2000
2001
2002
2003
2004
2005
91
15
29
39
44
40
497
93
78
81
89
67
825
620
615
391
214
92
In 2006 werd voor 5.392 dossiers, ofwel 10.207 personen, een positieve beslissing genomen met betrekking tot de regularisatieaanvraag (artikel 9.3). Dit is iets minder dan in 2005, toen 11.630 personen werden geregulariseerd. De cijfers tonen duidelijk dat het aantal 28
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
regularisatieaanvragen sterk is toegenomen vanaf 2005. Uit de cijfers blijkt dat er de laatste twee jaar op flexibele wijze werd omgegaan met regularisatieaanvragen: ongeveer de helft van de aanvragen leidt tot een regularisatie.
1.7.2 Cijfers m.b.t. de gesloten centra Het aantal inschrijvingen in de gesloten centra bedroeg in 2006 9.772 personen. Tegenover 2005 betekent dit een toename van het aantal vastgehouden personen met kleine 600. Alle centra, behalve het INADcentrum op de luchthaven, hebben in 2006 meer personen opgevangen dan het jaar voordien.
Tabel 7 Regularisaties voor humanitaire redenen op basis van artikel 9.3 van de wet van 15/12/1980 (Bron: DVZ) 2003
2004
2005
2006
Regularisaties
2.102
2.400
11.630
10.207
Weigeringen
8.391
11.012
8.906
10.093
Totaal aantal beslissingen
10.493
13.412
20.536
20.300
Tabel 9 Aantal inschrijvingen in de gesloten centra, 2005 en 2006 (Bron: DVZ)
We zien een toename (van 0,8% in 2000 tot 3,3% in 2005) van het aandeel zelfstandige terugkeren binnen het totaal aantal verwijderingen. In 2006 is het aantal zelfstandige vertrekkers gedaald ten opzichte van de vorige jaren, tot 2.811. Volgens IOM ligt de oorzaak van dit kleiner succes aan de gevolgen die werden gegeven aan hongerstakingen en aan geruchten over een mogelijke regularisatiecampagne (interview Pascal Reyntjens, IOM dd. 12-12-2006). Tabel 8 Aantal zelfstandige terugkeren vanuit de gesloten centra en andere
2001 87 3.459 3.546
2002 76 3.145 3.221
2003 85 2.729 2.814
2004 213 3.062 3.275
2005 281 3.474 3.755
2005
2006
INAD
2.019
1.655
TC 127
1.876
2.132
127 bis
2.196
2.226
CIB
919
1.003
CIM
1.116
1.416
CIV
1.071
1.340
Totaal
9.197
9.772
De gemiddelde verblijfsduur – hoe relatief ook - verschilt sterk naargelang het centrum, maar is in 2006 toch overal afgenomen tegenover de vorige jaren. Onderstaande tabel toont de gemiddelde duur per centrum, voor de laatste drie jaar. Het verblijf in het INAD-centrum is het kortst, aangezien men hier slechts wordt ondergebracht tot de terugleiding of de asielaanvraag. Ook in Melsbroek verblijft men minder lang, de meerderheid van de bewoners verblijft immers eveneens slechts tot positief antwoord betreffende de ontvankelijkheid van de asielaanvraag, of tot de terugleiding naar het land van inscheping. De centra in Brugge, Merksplas en Vottem kennen het langste gemiddelde verblijf.
REAB partners (bron: IOM)
Gesloten centra Andere Totaal
Deel 1: Voorstudie
2006 259 2.552 2.811
We merken op dat deze cijfers slechts gemiddelden weergeven die geen weerspiegeling zijn van de reële cijfers. In realiteit zijn er dus heel wat personen die langer en minder lang in de centra verblijven.
29
Daarnaast betreffen deze cijfers enkel het gemiddelde per persoon en per centrum: dit wil zeggen dat de teller opnieuw op nul wordt gezet wanneer men naar een ander centrum wordt overgebracht. Sommige personen zijn dus in totaal langer vastgehouden, weliswaar in meerdere centra. Deze opmerking kan ook gedeeltelijk de kortere gemiddelde verblijfsduur in het repatriëringscentrum 127bis verklaren: vanuit de andere centra worden vaak personen naar daar gebracht de avond voor de geplande repatriëring. In de statistieken worden dus heel wat verblijven van slechts 1 dag opgetekend, wat uiteraard een sterke invloed heeft op de algemene gemiddelde verblijfsduur voor het hele centrum.
(de cijfers van IOM en evolutie doorheen de laatste jaren werden hoger al besproken). Dit komt neer op een effectieve verwijdering van het grondgebied van ongeveer 73% van de personen die in een gesloten centrum verbleven. In 2005 bedroeg dit slechts 68,4%. Daarnaast zien we dat in 2006 toch ook een 17% van de bewoners is vrijgesteld ( met BVG ) en ca. 2% een positieve beslissing in de asielprocedure ontving. Tabel 11 Wijze waarop men het gesloten centrum verlaat, 2005 en 2006 (Bron: DVZ)
Tabel 10 Gemiddelde verblijfsduur van de personen in de gesloten centra,
2004 -2006 INAD
2004 1,98
2005 1,71
2006 1,78
TC 127
8,83
10,83
7,83
RC 127bis
19,09
17,72
16,17
CIB
55,71
39,08
36,93
CIM
50,70
45,08
36,08
CIV
43,89
40,95
37,67
Terugdrijving Repatriëring Vertrek IOM Grensleidingen Totaal verwijderingen Transfer Positieve beslissingen DVZ/CGVS Vrijstellingen Ontsnappingen Totaal uitschrijvingen
Het aantal opsluitingen in het kader van de toepassing van de Conventie van Dublin werd pas geregistreerd vanaf 2005. Toen werden 848 volwassenen opgesloten. In 2006 werden in totaal 1002 volwassenen en 540 kinderen vastgehouden in het kader van de toepassing van de Conventie van Dublin.
aantal 939 3.874 294 1.143 6.250 968
2005
2006
% 10,3 42,4 3,2 12,5 68,4 10,6
aantal 994 4.374 260 1.481 7.109 783
% 10,2 44,8 2,7 15,2 72,9 8,0
206
2,3
168
1,7
1.668 44 9.136
18,3 0,5 100,0
1.647 47 9.754
16,9 0,5 100,0
Ter indicatie geeft onderstaande tabel nog een overzicht van de bezetting van de zes gesloten centra, en dit op 31 januari 2007. Van de totale capaciteit van 628 plaatsen over alle centra, werden er die dag 562 gebruikt. Het grootste deel van de vastgehouden personen waren illegalen, personen die dus niet meer over geldige verblijfsdocumenten beschikken. Eveneens de meerderheid waren mannen (427), er verbleven 90 vrouwen en op 31 januari werden ook 45 kinderen vastgehouden. Verdere details over deze vastgehouden minderjarigen komen verder nog aan bod (paragraaf 2.2.3, Tabel 13).
Onderstaande tabel geeft een beeld op de wijze waarop vreemdelingen de gesloten centra verlaten. In 2006 werd quasi 45% van alle personen in de centra gerepatrieerd, voor 16% werd een grensleiding volgens de Conventie van Dublin uitgevoerd. Eén op tien werd teruggedreven naar het land van herkomst, door de luchtvaartmaatschappij waarmee men naar België kwam. Slechts een klein aandeel (2,7%) verliet het gesloten centrum via een vrijwillige terugkeer met IOM, iets minder dan in 2005 30
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Tabel 12 Bezetting van de gesloten centra op 31 januari 2007 (Bron: DVZ)
Maximale bezetting Bezetting 31/01/2007 Asielzoekers grens Asielzoekers binnenland Illegale vreemdelingen Aantal mannen Aantal vrouwen Aantal Minderjarigen
INAD
TC 127
RC 127bis
CIB
CIM
CIV
totaal
30
60
120
112
146
160
628
9
59
98
102
140
154
562
8
39
4
3
0
0
54
-
12
51
5
10
26
104
1
8
43
94
130
128
404
5
39
41
73
115
154
427
2
8
33
29
18
2
12
24
0
7
90 0
45
31
Deel 1: Voorstudie
32
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het eigenlijke studieonderwerp, voornamelijk de problematiek van vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra. Analoog aan het vorige hoofdstuk starten we met een beknopte schets van het wettelijke kader, zowel nationaal als internationaal. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige praktijk van vasthouding van gezinnen, de historiek, voorwaarden en omkadering, aangevuld met cijfermateriaal voor zover beschikbaar.
2 vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Tot slot geven we een overzicht van verschillende opinies ten aanzien van de vasthouding van kinderen ten aanzien van het welzijn.
2.1
Wettelijk kader
2.1.1 Koninklijk Besluit van 02-08-2002 Dit KB reglementeert de werking van de gesloten centra in België, maar bevat quasi geen richtlijnen met betrekking tot de vasthouding van families met kinderen: - Artikel 83: Indien minderjarigen in het centrum verblijven, dient de nodige aangepaste infrastructuur ter beschikking gesteld te worden, opdat deze zich kunnen ontspannen. - Artikel 84: Onder andere in het geval van de opvang van families kan een uitzondering worden gemaakt op het groepsregime. - Artikel 122-123 m.b.t. de aangifte van geboorten in het gesloten centrum.
33
- Artikel 9: Elk kind heeft het recht om bij zijn/haar ouders te leven, tenzij dit niet in het belang van het kind zou zijn. Elk kind heeft het recht om in persoonlijk contact te blijven met beide ouders wanneer het van één of beide gescheiden leeft. - Artikel 24: Elk kind heeft het recht op de hoogste graad van gezondheid en medische verzorging. - Artikel 28: Elk kind heeft het recht op onderwijs en gratis basisonderwijs. De handhaving van discipline op school moet verenigbaar zijn met de menselijke waardigheid en in overeenstemming met het Verdrag. - Artikel 29: Elk kind heeft het recht op onderwijs dat hem/haar voorbereidt op een actief, verantwoordelijk leven als volwassene in een vrije samenleving met respect voor anderen en de omgeving.
2.1.2 Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind (IVRK) Alle overheden in België hebben dit Verdrag (1989), dat dwingende rechtsregels over de omgang met kinderen en jongeren bevat, geratificeerd. Artikel 37 gaat specifiek in op de vasthouding van kinderen: - Geen enkel kind wordt op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid beroofd. De aanhouding, inhechtenisneming of gevangenneming van een kind geschiedt in overeenstemming met de wet en wordt slechts gehanteerd als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur. - Ieder kind dat van zijn of haar vrijheid is beroofd, wordt behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid inherent aan de menselijke persoon, en zodanig dat rekening wordt gehouden met de behoeften van een persoon van zijn of haar leeftijd. Voornamelijk wordt ieder kind dat van zijn of haar vrijheid is beroofd, gescheiden van volwassenen tenzij het in het belang van het kind wordt geacht dit niet te doen, en heeft ieder kind het recht contact met zijn of haar familie te onderhouden door middel van correspondentie en bezoeken, behalve in uitzonderlijke omstandigheden. - Ieder kind dat van zijn of haar vrijheid is beroofd heeft het recht onverwijld te beschikken over juridische en andere passende bijstand, evenals het recht de wettigheid van zijn vrijheidsberoving te betwisten ten overstaan van een rechter of een andere bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit, en op een onverwijlde beslissing ten aanzien van dat beroep.
Jaarlijks wordt een Federaal jaarverslag over de toepassing van het Verdrag van de Rechten van het Kind gepubliceerd, in overeenstemming met de wet van 2 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Voor alle federale departementen wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die werden genomen met betrekking tot kinderen en er wordt ingegaan op het federale actieplan betreffende kinderen.
2.1.3 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is op 10 december 1948 afgekondigd door de Verenigde Naties, met het oog op het omschrijven van de basisrechten van de mens. Het spreekt voor zich dat alle universele rechten van de mens onverminderd van toepassing zijn voor kinderen. Het verdrag bepaalt ondermeer dat niemand onderworpen mag worden aan willekeurige arrestatie of detentie (artikel 9), en dat het gezin recht heeft op bescherming door de maatschappij en de Staat (artikel 16).
Andere artikels van dit Verdrag dienen uiteraard eveneens in rekening genomen te worden bij de vasthouding van kinderen in gesloten centra, zoals ondermeer:
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (vereenvoudigde versie)
34
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
2.1.4 Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
2.1.5 Voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) is een Europees verdrag waarin mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de verdragsluitende staten zijn geregeld. Het verdrag is opgesteld in 1950 in navolging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het toezicht op de naleving van het EVRM ligt bij de Raad van Europa.
Doel van deze richtlijn is om voor de verschillende EU-lidstaten een aantal gemeenschappelijke normen en procedures vast te leggen voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die niet-legaal op hun grondgebied verblijven. Op basis van deze richtlijn moeten mensen op een humane manier, met volledige eerbiediging van hun mensenrechten en waardigheid teruggezonden kunnen worden.
Op 12 oktober 2006 werd de Belgische Staat veroordeeld door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de “zaak Tabitha”. Zowel voor Tabitha als voor haar moeder oordeelde het Hof dat volgende artikels werden geschonden, zowel bij de detentie als bij de terugdrijving van Tabitha naar haar land van herkomst:
Op dit ogenblik ligt er een voorstel van richtlijn op de onderhandelingstafel. Het voorstel is echter nog niet goedgekeurd door de Europese Commissie noch door het Europees Parlement, en heeft dus nog geen enkele rechtswaarde. Uit een gesprek met vertegenwoordiger Fabian Lutz van het directoraatgeneraal voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid van de Europese Commissie blijkt echter dat het voorliggende voorstel van richtlijn sterk ter discussie staat door de lidstaten, en dat een goedkeuring – onder de huidige vorm – op korte termijn niet haalbaar is. “De kritieken op de richtlijn zijn ambigu: volgens de Europese Raad is de richtlijn te veel gericht op de bescherming van de mensenrechten en te weinig op de effectiviteit van terugkeer. Het Europees Parlement beweert het tegenovergestelde. Het is bijzonder moeilijk om een consensus te vinden tussen deze twee standpunten. Het gevaar bestaat dat de richtlijn een ‘lege doos’ wordt. Het is weinig waarschijnlijk dat de richtlijn onder het huidige voorzitterschap van Duitsland – januari 2007 - goedgekeurd zal worden. Duitsland hanteert immers een strikt terugkeerbeleid, en is zeer kritisch ten aanzien van het huidige voorstel van richtlijn.”
- Artikel 3: Verbod van foltering. Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. - Artikel 8: Recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven. Ten aanzien van Tabitha oordeelde het Hof eveneens de schending van: - artikel 5.4: Een ieder, wie door arrestatie of detentie zijn vrijheid is ontnomen, heeft het recht voorziening te vragen bij het gerecht opdat dit spoedig beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is.
Commissie van de Europese Gemeenschappen (2005), Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
Mubilanzila Mayeka and Kaniki Mitunga v. Belgium de Congolese niet-begeleide minderjarige Tabitha (5 jaar) werd gedurende 2 maanden vastgehouden in het Transitcentrum 127 te Melsbroek, en gerepatrieerd naar Congo, hoewel het de bedoeling was haar moeder die in Canada verbleef, te vervoegen
Zie interview met Fabian Lutz, dd. 23-01-2007.
35
Het voorstel van richtlijn voorziet in de mogelijkheid van het gebruik van vreemdelingenbewaring of detentie met het oog op repatriëring - ook voor gezinnen met kinderen – maar enkel als laatste maatregel (artikel 14). Dit betekent dat er een serieus risico bestaat dat de persoon in kwestie onderduikt en dat minder dwingende maatregelen (zoals bv. meldingsplicht, borg, verplichte verblijfsplaats, …) niet voldoende zijn om dit te voorkomen. De detentie gebeurt op last van een rechterlijke instantie, en moet minstens eenmaal per maand door een rechterlijke instantie getoetst worden. De detentie kan maximaal verlengd worden tot zes maanden.
Samenvatting van de voorgestelde maatregelen Een doeltreffend terugkeerbeleid is een noodzakelijk onderdeel van een gedegen en geloofwaardig migratiebeleid. Dit moet het uitgangspunt vormen voor duidelijke, transparante en eerlijke regels waarin de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen worden geëerbiedigd. In dit voorstel wordt dit verwezenlijkt door: 1. de regel in te voeren dat aan illegaal verblijf een einde moet worden gemaakt door middel van een eerlijke en transparante procedure; 2. het beginsel van zelfstandige terugkeer te bevorderen door middel van de algemene regel dat normaliter een “vertrektermijn” moet worden toegekend; 3. als algemeen beginsel een geharmoniseerde procedure in twee fasen in te voeren: eerst een terugkeerbesluit en vervolgens – indien nodig – een uitzettingsbevel, waardoor de huidige uiteenlopende procedures in de lidstaten enigszins worden geharmoniseerd; 4. een regeling te treffen voor personen die illegaal in de Unie verblijven maar (nog) niet kunnen worden uitgezet; 5. minimumprocedurewaarborgen vast te stellen; 6. het gebruik van dwangmaatregelen te beperken en te koppelen aan het evenredigheidsbeginsel, waarbij minimumwaarborgen worden vastgesteld voor de manier waarop gedwongen terugkeer wordt uitgevoerd; 7. het effect van nationale terugkeermaatregelen een Europese dimensie te geven door middel van een inreisverbod dat voor de gehele EU geldt; 8. medewerking te belonen (bijvoorbeeld door het inreisverbod in te trekken) en een gebrek aan medewerking te bestraffen (bijvoorbeeld door het inreisverbod te verlengen); 9. de belangen van de lidstaat in geval van een ernstige bedreiging van de nationale of de openbare veiligheid te beschermen (bijvoorbeeld door het inreisverbod te verlengen); 10.het gebruik van vreemdelingenbewaring te beperken en te koppelen aan het evenredigheidsbeginsel; 11.minimumwaarborgen voor vreemdelingenbewaring vast te stellen; 12.een regeling te treffen voor gevallen waarin onderdanen van derde landen tegen wie door een van de lidstaten een uitzettingsbevel of een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, worden aangehouden op het grondgebied van een andere lidstaat.
Artikel 15 van het voorstel legt een aantal randvoorwaarden vast voor de omstandigheden bij detentie. Mensen moeten op humane en waardige wijze worden behandeld, met eerbiediging van hun grondrechten en het internationale en nationale recht. Op verzoek wordt hun onverwijld toegestaan contact op te nemen met wettelijke vertegenwoordigers, familieleden en bevoegde consulaire autoriteiten, evenals met relevante internationale en niet-gouvernementele organisaties. De detentie dient te gebeuren in speciaal daarvoor bestemde accommodaties. Artikel 5 gaat specifiek in op familiebanden en het belang van het kind. “Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten rekening met de aard en de hechtheid van de familiebanden van de betrokken onderdanen van derde landen, de duur van het verblijf in de lidstaat en het bestaan van familiebanden en sociale en culturele banden met het land van herkomst. Overeenkomstig het Verdrag inzake de rechten van het kind van de Verenigde Naties van 1989 houden zij tevens rekening met de belangen van het kind.” Bijgaande box geeft een beknopte samenvatting van alle voorgestelde maatregelen, zoals opgenomen op blz. 4 van het voorstel van Richtlijn.
36
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
2.2
Deel 1: Voorstudie
aanhouding door de politie, maar dit speelt een nog grotere rol bij families, aangezien de maandenlange vasthouding van gezinnen met kinderen uiteraard niet aangewezen is, aldus DVZ.
Praktijk van het vasthouden van gezinnen in België
2.2.1 Historiek
Zoals voor alle personen die verwijderd dienden te worden, is vervolgens ook voor families identificatie noodzakelijk. Aangezien een groot deel van de gezinnen in gesloten centra onder de Dublin-reglementering vallen, waarbij identificatie niet meer noodzakelijk is, zijn er over het algemeen weinig problemen met betrekking tot de identificatie van gezinnen.
Tot voor enkele jaren werd met het oog op de verwijdering van gezinnen in België enkel het gezinshoofd vastgehouden. De andere gezinsleden werden gevraagd zich aan te melden op de luchthaven de dag van de geplande repatriëring. In praktijk bleek dit systeem niet efficiënt genoeg, vaak kwam de rest van de familie immers niet opdagen en werd enkel het gezinshoofd gerepatrieerd. Deze werkwijze waarbij gezinnen gescheiden worden van elkaar leidde bovendien tot protest van verschillende organisaties, maar ook vanuit de open en de gesloten centra.
Sinds februari 2005 worden alle personen die onder de Dublinreglementering vallen systematisch vastgehouden voor de overdracht naar een andere lidstaat. Vanuit het kabinet Binnenlandse Zaken is tevens gevraagd om prioriteit te geven aan deze personen.
Sinds enkele jaren werd er dan ook voor geopteerd af te stappen van dit systeem en over te gaan tot de vasthouding van families. De eenheid van de familie wordt als basisgedachte gehanteerd bij de vasthouding en verwijdering van families: er wordt naar gestreefd de gezinnen niet te scheiden en hen steeds gezamenlijk van het grondgebied te verwijderen.
De identificatiedossiers van gezinnen worden prioritair behandeld, teneinde de families zo kort mogelijk in de gesloten centra vast te houden. Indien DVZ merkt dat een snelle identificatie niet mogelijk is, zal de familie in eerste instantie vrijgesteld worden. De belangrijkste problemen bij de identificatie van families zijn volgens DVZ: - de vaststelling van de identiteit en de nationaliteit; - de duur van de identificatieprocedure bij sommige herkomstlanden; - het gebrek aan medewerking van de vreemdelingen en/of van de nationale overheden om tot een identificatie te komen; - de druk van de nationale gemeenschap van de betrokkenen (al dan niet legaal) op de administratie / op de ambassade; - de druk van NGO’s op de administratie; - …
2.2.2 Voorwaarden voor de vasthouding van families DVZ hanteert twee criteria die bepalen of kan worden overgegaan tot de vasthouding van een gezin. In de eerste plaats wordt de nationaliteit in overweging genomen. Indien DVZ al op voorhand weet dat een opsluiting onnodig lang zal duren omdat de contacten met de ambassades om een Laissez Passer (LP ) te krijgen moeilijk verlopen, komt een gezin niet of bijna niet in aanmerking voor vasthouding. Dit principe geldt voor alle personen die worden aangetroffen bij een adrescontrole of bij een administratieve
Indien het gezin schoolgaande kinderen heeft, wordt bij de vasthouding met het oog op verwijdering de omzendbrief van 29 april 2003 A. Duquesne (29/04/2003), Minister van Binnenlandse Zaken, Omzendbrief betreffende de verwijdering van gezinnen met schoolgaand(e) kind(eren) van minder dan 18 jaar – optreden van politiediensten in scholen
DVZ, nota aan SumResearch (17/10/2006), “De vasthouding van families in de gesloten centra: werkwijze, knelpunten, voorwaarden en alternatieven”
37
toegepast. Deze bepaalt ondermeer dat bij het uitvoeren van een verwijderingsmaatregel waarbij schoolgaande kinderen betrokken zijn, bij voorkeur dient te worden opgetreden voor schooltijd. Het ophalen van de kinderen tijdens schooltijd is niet toegelaten. Er wordt bovendien afgeraden de kinderen op te wachten aan de schoolpoort, tenzij gevaar bestaat dat het kind aan de school zou worden achtergelaten of wanneer de ouders door de politie zijn aangehouden en dus niet meer in staat zijn hen thuis op te wachten. Telkens dient de politie volgende basisregels in acht te nemen: er wordt steeds opgetreden met de nodige discretie (vb. in burger), de schooldirectie wordt op voorhand ingelicht en indien mogelijk wordt de politie vergezeld door een gezinslid van het kind. De omzendbrief bepaalt bovendien dat DVZ kan beslissen een verwijderingsmaatregel voor een gezin met schoolgaande kinderen jonger dan 18 jaar op te schorten tot het einde van het schooljaar, en dit wanneer deze maatregel werd genomen vanaf het begin van de paasvakantie tot het einde van het schooljaar.
- Personen die het voorwerp uitmaken van een ministerieel besluit tot terugwijzing/koninklijk besluit tot uitzetting. Hierbij wordt opgemerkt dat bureau C-SIS kan overgaan tot de opsluiting van ieder persoon die in dit kader gesignaleerd staat, zelfs al gaat het om het hoofd van de familie. - Illegale personen die niet willen meedelen waar de rest van de familie zich bevindt. - Illegale bedelende zigeuners. Deze groep vormt een specifieke problematiek, volgende werkwijze wordt bij deze gezinnen door DVZ toegepast: a. Indien beide ouders zijn aangetroffen, eventueel met één van de kinderen, kan aan één van hen een BGV worden afgeleverd om te vermijden dat minderjarige kinderen alleen zouden achterblijven, terwijl voor de ander reeds een verwijderingbeslissing kan genomen worden. Aan de ouder wordt duidelijk gemaakt dat hij/zij zich nadien dient aan te bieden met de rest van het gezin. Gaat de persoon hier niet op in, dan kan de al vastgehouden persoon (met eventueel een kind) worden verwijderd. b. Indien slechts één van de ouders, eventueel met een kind, is aangetroffen dan dient de politie zich naar de woning te begeven om de resterende gezinsleden te gaan ophalen. Levert dit niets op, moet de politie een convocatie achterlaten met de duidelijke vermelding dat betrokkenen zich bij de politie dienen aan te bieden in het kader van een verwijdering. In dit geval kan nog niet meteen worden overgegaan tot de repatriëring van de al aangehouden personen, maar worden deze vastgehouden in een gesloten centrum totdat meer uitsluitsel bestaat over de andere gezinsleden. c. Indien al het mogelijke werd gedaan om het volledige gezin op te sporen of indien het gezin niet kan worden herenigd (bijvoorbeeld uit onwil), dan kan worden overgegaan tot de effectieve verwijdering van de al eerder opgesloten personen, met dien verstande dat minderjarige kinderen niet alleen achterblijven. - Partners van personen die zijn opgesloten in de gevangenis
Ondanks het basisprincipe van de eenheid van de familie, gebeurt het toch geregeld dat wordt overgegaan tot vasthouding van één of meerdere gezinsleden. Bij controles van de politiediensten stellen zich immers vaak problemen wanneer de aangehouden persoon deel uitmaakt van een gezin en voor wie een verwijderingsmaatregel kan worden genomen. Daarom heeft DVZ beslist een scheiding van het gezin toe te laten in volgende gevallen: - Illegale personen die feiten van openbare orde of zwartwerk hebben gepleegd en waarvoor de politie effectief een pv-nummer heeft opgesteld. In de mate van het mogelijke verwittigt de politie wel de familie dat zij samen met de betrokkene kan vertrekken. Bij positieve bevestiging zal ook voor hen een ticket worden gereserveerd en kunnen zij zich vrijwillig op de dag van vertrek bij de federale politie op Zaventem aanbieden. - Personen die SIS gesignaleerd zijn. Schengen Information System: een geautomatiseerd register dat de politiële en justitiële autoriteiten in elk van de Schengen-landen permanent inzicht verschaft in de internationale opsporingsinformatie van de andere partners in het Schengen akkoord’85.
Bevel om het grondgebied te verlaten
38
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
wegens een veroordeling. Hier is het principe dat men de partner en de kinderen kan verwijderen aangezien men anders, door een gedoogbeleid te voeren ten opzichte van deze personen, riskeert dat ze zich wegens hun langdurige aanwezigheid zouden kunnen beroepen op regularisatie.
Deel 1: Voorstudie
In het INAD-centrum verbleven 2 minderjarigen, beide begeleid. Van de 12 minderjarigen in 127 waren er 12 begeleid en 3 niet-begeleid. Tabel 13 Aantal gezinnen en minderjarigen in de gesloten centra op
31 januari 2007 (Bron: DVZ) INAD
2.2.3 Omkadering van gezinnen en kinderen in de gesloten centra
TC 127
Maximale bezetting familievleugel Bezetting familievleugel 30/01/2007 Aantal alleenstaande vrouwen
Begin 2007 worden gezinnen vastgehouden in vier gesloten centra 127bis te Steenokkerzeel, 127 te Melsbroek, CIM te Merksplas, en ook in het INAD-centrum kunnen minderjarigen worden vastgehouden.
Aantal gezinsleden
In de centra 127 en 127bis worden sinds meerdere jaren gezinnen opgevangen. Omwille van een tekort aan opvangplaatsen voor families, werd begin 2006 beslist om nog bijkomende opvangcapaciteit voor gezinnen te organiseren. Op 23 januari 2006 werd in het centrum van Merksplas een familievleugel in gebruik genomen, en in maart 2006 in het centrum van Vottem. Deze laatste vleugel werd in juni 2006 opnieuw gesloten.
RC 127 bis
CIM
80
30
69
28
17
12
52
16
Aantal minderjarigen
2
12
24
7
Aantal begeleide minderjarigen
2
9
24
7
In de centra waar gezinnen verblijven, is er personeel dat instaat voor de begeleiding van kinderen. Er worden beperkt activiteiten georganiseerd, hetzij eerder educatief, hetzij ontspannend. Op dit ogenblik wordt er geen officieel onderwijs gegeven in de gesloten centra, wel trachten de opvoeders in de mate van het mogelijke de kinderen wat educatieve lessen te geven.
Uitgezonderd in het centrum 127 te Melsbroek – waar families niet worden afgezonderd van alleenstaanden - worden gezinnen met kinderen opgevangen in afzonderlijke vleugels. Daar verblijven naast gezinnen met kinderen vaak ook koppels en alleenstaande vrouwen. Deze vleugels zijn dezelfde als de andere vleugels van de centra, maar is de inrichting zo veel als mogelijk afgestemd op gezinnen met kinderen of zijn er specifieke vertrekken voor kinderen (speelruimte, klasje, …). Onderstaande tabel geeft een stand van zaken van de vasthouding van gezinnen met kinderen op 31 januari 2007. In de centra met een specifieke familievleugel (127 bis en Merksplas) is de bezetting vrij hoog ten aanzien van de maximale capaciteit. In 127bis verbleven 52 personen die deel uitmaken van een gezin, waarvan 24 kinderen, in Merksplas waren het 16 gezinsleden waaronder 7 kinderen.
Op 9 maart 2006 richtte Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael een brief aan de Ministers bevoegd voor Onderwijs van de Vlaamse en Franstalige Gemeenschappen met het verzoek om onderwijs te organiseren in de gesloten centra10. Onderwijs is immers gemeenschapsmaterie. Eind november werd op deze vraag nog 10 Requête visante à dispenser des cours aux mineurs d’âge en center fermé / Verzoek om onderwijs te organiseren in de gesloten centra (9 maart 2006), brief aan mevrouw Marie Arena, Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française, en charge de l’Enseignement obligatoire et de la Promotion sociale en de heer Frank Vandenbroucke, Vice-Minister-President van de Vlaamse Regering, Minister van Werk, Onderwijs en Vorming
39
geen positief antwoord gegeven11, intussen werden wel gesprekken opgestart tussen het Kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Kabinetten van de Onderwijsministers. Bovendien verklaarde het Gemeenschapsonderwijs zich tegen SumResearch ten volle bereid mee te werken aan de uitbouw van onderwijsfaciliteiten (zie interview Gemeenschapsonderwijs dd. 19.01.2007).
2.3
Cijfergegevens inzake de gezinnen in gesloten centra
Op basis van de gegevens die ons - via DVZ - ter beschikking werden gesteld door de directies en de jaarverslagen van de gesloten centra, wordt hieronder getracht een overzicht gegeven van de vasthouding van gezinnen in België (aantal gezinnen, verblijfsduur, statuut van de gezinnen, …).
Eind november 2006 werd door bevoegde Minister Dewael bekend gemaakt dat in de begroting 2007 extra middelen werden toegekend voor bijkomend personeel in de gesloten centra12. Het gaat in totaal om 57 extra personeelsleden: psychologen (5), maatschappelijk assistenten (8), opvoeders (27), verpleegkundigen (6) en leerkrachten (10). Het pedagogisch personeel zal voornamelijk worden ingezet in de centra waar kinderen verblijven.
SumResearch is verwonderd te moeten vaststellen dat niet alle relevante gegevens op systematische en eenvormige wijze worden verzameld voor de verschillende gesloten centra. Hierdoor ontbreken bepaalde essentiële gegevens (bijvoorbeeld m.b.t. het statuut en de nationaliteit van de gezinnen in de gesloten centra), en zijn de gegevens zoals verzameld op basis van de inschrijvingen in de verschillende centra niet altijd vergelijkbaar (bijvoorbeeld m.b.t. de verblijfsduur). Niettemin heeft SumResearch - op basis van de beschikbare gegevens - zijn best gedaan om te komen tot een zo volledig mogelijk overzicht van de problematiek van gezinnen in de gesloten centra.
2.3.1 Aantal gezinnen met kinderen Onderstaande tabel geeft een overzicht van de omvang van de problematiek, in het bijzonder het aantal gezinnen en kinderen dat wordt vastgehouden in de gesloten centra. Het globale cijfer voor de vier gesloten centra waar gezinnen met kinderen worden (of werden) vastgehouden, moet met enige omzichtigheid worden geïnterpreteerd: ook gezinnen worden dikwijls overgebracht van het éne centrum naar het andere, waardoor dubbeltellingen ontstaan. Niettemin kunnen we vaststellen dat er een stijgende trend is betreffende de detentie van gezinnen en kinderen in gesloten centra. 11 Dienst Vreemdelingenzaken, 30/11/2006, persbericht: “Bijkomend personeel voor de verdere humanisering van de gesloten centra” 12 idem
40
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
We dienen hierbij tevens op te merken dat voor Merksplas ook koppels zonder kinderen werden meegeteld, terwijl voor de gesloten centra 127, 127bis en Vottem enkel gezinnen met kinderen zijn opgenomen.
Tabel 16 Statuut van de gezinnen in CIM, 2006
Binnenlandprocedure Dublinprocedure Illegalen Totaal
Tabel 14 Aantal gezinnen met kinderen in de gesloten centra, 2004 – 2006
(bron: documenten gesloten centra) 2004 gezinnen kinderen
127 127bis CIM CIV totaal
2005 gezinnen kinderen
81
152
83 247
81
152
330
150 510
660
2006 gezinnen kinderen 90 152 227 505 111 203 21 38 359 746
Onderstaande tabel toont dat driekwart van de gezinnen die in 2006 werden vastgehouden in de gesloten centra effectief werd verwijderd. In 2005 ging het om een 78%. Het grootste aandeel gezinnen verlaat het centrum door repatriëring (37% in 2006) en door grensleiding volgens de Conventie van Dublin (35%). 2,4% van de gezinnen vertrok vrijwillig naar het land van herkomst. Aangezien in 2006 ook gezinnen werden vastgehouden in Merksplas en deze vaak de avond voor repatriëring naar 127 of 127bis worden gebracht, zien we in de cijfers voor 2006 ook een behoorlijk aantal overbrengingen naar een ander centrum (7%). Toch ook een 15% van de gezinnen werd in 2006 uiteindelijk vrijgesteld en dus vrijgelaten. Tenslotte ontving een kleine 3% van de vastgehouden gezinnen een positieve beslissing in de asielprocedure. Het gaat daarbij enkel om gezinnen die in het transitcentrum 127 verbleven.
Tabel 15 Samenstelling van de gezinnen in de gesloten centra, 2004-2006 (bron: documenten gesloten centra)
koppels met kinderen Eénoudergezinnen Totaal
2005
2006
127bis 54,3 45,6 100,0
127 en 127bis 58,5 41,5 100,0
127, 127bis, CIV 51,8 48,2 100,0
% 23,6 45,5 30,9 100,0
2.3.2 Vertrek uit de gesloten centra
Uit Tabel 15 blijkt dat ongeveer de helft van de gezinnen in de gesloten centra éénoudergezinnen betreft, en de helft koppels met kinderen. Wat betreft de eenoudergezinnen, zien we bij de centra waar we over verdere detaillering beschikken, dat het bij 90% of meer van deze gezinnen gaat over (alleenstaande) vrouwen met kinderen.
2004
Deel 1: Voorstudie
Enkel over het CIM beschikken we voor 2006 over gegevens betreffende het statuut van de vastgehouden gezinnen. De grootste groep gezinnen valt onder de Conventie van Dublin (45,5%). Bijna een derde van de gezinnen (31%) verblijft niet-legaal in België en 24% bevindt zich in binnenlandprocedure. 41
overgebracht. Ook nog eens 28,5% en 13% verbleef respectievelijk 8 tot 14 dagen en 15 tot 21 dagen in het centrum. Onderaan de tabel zien we dat in 2006 3 gezinnen langer dan 112 dagen in het centrum 127bis werden vastgehouden.
Tabel 17 Wijze waarop gezinnen het gesloten centrum verlaten, 2005 - 2006
(bron: documenten gesloten centra)
grensleiding repatriëring IOM terugdrijving Totaal verwijderingen transfer ander centrum vrijstelling positieve beslissing DVZ & CGVS
totaal
2005
2006
127 en 127bis
127, 127bis en CIM
31,3 41,6 3,6 1,8 78,4 1,2 17,9 2,4 100,0
35,1 37,4 2,4 0,0 74,9 7,1 15,2 2,8 100,0
Tabel 18 Verblijfsduur van gezinnen in RC 127bis, 2006 (Bron: 127bis, Kort statistisch verslag)
2.3.3 Verblijfsduur van gezinnen in gesloten centra
aantal gezinnen
%
0-7 dagen 8-14 dagen 15-21 dagen 22-28 dagen 29-35 dagen
105 80 36 20 6
37,4 28,5 12,8 7,1 2,1
36-42 dagen
12
4,3
43-70 dagen
14
5,0
71-112 dagen
5
1,8
> 112 dagen
3
1,1
281
100,0
totaal
Net als bij de globale gegevens over de verblijfsduur in de gesloten centra, dienen we vooreerst enkele nuanceringen aan te brengen. In de eerste plaats gaat het om de duur van het verblijf per centrum, en niet per persoon. Wanneer men overgebracht wordt naar een ander centrum, wordt de verblijfsduur niet doorgerekend. Daarnaast herhalen we dat de weergave van de gemiddelde verblijfsduur een afvlakking is van de werkelijke duur: vele gezinnen verblijven heel wat korter, maar velen dus ook langer in het gesloten centrum.
De gemiddelde verblijfsduur van de gezinnen bedroeg in 2006 11,4 dagen in het transitcentrum 127 en 23,5 dagen in Merksplas. Voor het repatriëringscentrum 127bis kunnen we niet beschikken over dit jaargemiddelde. Wel beschikken we voor 2006 over maandgemiddelden betreffende de verblijfsduur van families voor 127bis (januari tot oktober) en Merksplas (februari tot december). Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Op basis van het maandelijks “kort statistisch verslag” van het repatriëringscentrum 127bis, hebben we voor 2006 toch een gedetailleerder zicht op de verblijfsduur van gezinnen in dit centrum (Tabel 18). Daaruit blijkt dat 37% van de gezinnen maximum een week in het centrum verblijven. We merken op dat hier ook de gezinnen zijn meegerekend die de avond voor de repatriëring vanuit Merksplas (en tussen maart en juni ook vanuit Vottem) naar Steenokkerzeel werden 42
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
2.4
Tabel 19 Gemiddelde verblijfsduur van gezinnen in 127bis, 2006
(Bron: 127bis, Kort statistisch verslag; CIM, Jaarrapport 2006) 127bis
CIM
januari februari
23,73 21,65
10,9
maart april mei
15,57 13 11
17 13 37,5
juni
20
14,9
juli
12
40,7
augustus
16
22,4
september
17
30,3
oktober
14
18,3
-
16,7 37,4
november december
Deel 1: Voorstudie
Het welzijn van kinderen in de gesloten centra
2.4.1 Psycho-medische benadering En 1999, un rapport d’expertise a été effectué par le Centre de guidance et de santé mentale de l’ULB dans le cadre d’un recours introduit par une famille Libanaise détenue au centre 127bis de Steenokkerzeel pendant 4 mois devant le tribunal de première instance de Bruxelles. Le rapport met en évidence l’inadéquation de la structure (de type carcéral) et du fonctionnement (basé sur le modèle pénitentiaire) du centre avec la présence des enfants, la longueur des délais d’enfermement ainsi que la nécessité de repenser entièrement la structure et l’organisation du centre, notamment pour ce qui concerne les activités scolaires et éducatives. Pour le professeur Hayez, psychiatre infanto-juvénile, docteur en psychologie, coordonnateur de l’équipe SOS Enfants-Famille et responsable de l’Unité de pédopsychiatrie aux Cliniques universitaires Saint-Luc, l’enfermement des enfants en centres fermés constitue une maltraitance psychologique institutionnelle grave, à laquelle il faut mettre fin rapidement et sans concessions. La séparation des membres de la famille est également inacceptable. D’un point de vue éthique, le fait d’enfermer des personnes qui n’ont rien fait de ‘’mal’’, qui ne constituent pas un danger pour les autres, n’est pas acceptable. D’autre part, il y a une discrimination dans l’autorité qui procède à l’enfermement, dans le sens où c’est une administration qui prend la décision, et non une décision judiciaire, comme c’est le cas pour tout citoyen belge. D’un point de vue clinique, le professeur Hayez identifie plusieurs effets pouvant avoir des conséquences désastreuses sur le développement de l’enfant: d’abord, la détention au sein d’un groupe d’adultes constitue pour l’enfant un milieu insécurisé et le fait d’être enfermé provoque une grande angoisse, il s’agit d’une expérience humiliante et injuste. 43
een mislukking en sommigen hebben angst voor de reactie van hun familie
D’autre part, les enfants sont confrontés au désarroi de leurs parents, dont l’image est ‘’démolie’’ aux yeux de leurs enfants, étant donné que ceux-ci ne peuvent plus remplir correctement leur rôle de protection et d‘éducation. A cela s’ajoute le fait que l’agent du traumatisme est l’agent qui est sensé les protéger, c’est-à-dire l’état. Ceci entraîne une grande insécurité et une confusion dans le psychisme à propos du bien et du mal, qui peut mener au désespoir et à la délinquance, en particulier chez les adolescents.
en de leefgemeenschap. Uit loyauteit met hun ouders is het praktisch onmogelijk voor deze kinderen om hun gevoelens te uiten? Het risico op het ontwikkelen van gedragsproblemen en/of psychosomatische klachten op lange termijn is groot.“
Ook kinderpsychiater Peter Adriaenssen (KULeuven) gaat in tegen de stelling dat het opsluiten van kinderen gedurende enkele dagen of weken geen schade zou berokkenen. Voor hem staat het vast dat dit wel het geval is. Het opsluiten van kinderen in gesloten centra creëert kinderen met een psychiatrische stoornis, die volgens hem “als een boemerang in ons gezicht kan terugkeren”. Hij voegt nog toe dat door de angst van de opsluiting en de grote onvoorspelbaarheid de hersenen van deze kinderen terechtkomen in een continu bad van stress. Daardoor komt een hoge dosis van het stresshormoon vrij en gaan een deel van de hersencellen afsterven. Deze jongeren worden erg kwetsbaar voor psychiatrische stoornissen, waardoor de kans dat ze pathologieën ontwikkelen alleen maar vergroot. Daarom is het een preventie op lange termijn om goed te zorgen voor deze kinderen (Kinderen sluit je niet op, De Standaard, 21/06/2006).
In mei 2005 bracht Francine Dal, kinderpsychologe verbonden aan vzw Solentra13, op vraag van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, een bezoek aan het centrum 127 bis14. Er werd haar gevraagd advies te formuleren betreffende de verblijfsomstandigheden van de gezinnen, en hoofdzakelijk de kinderen, in het centrum. Uit de observaties tijdens dit bezoek besluit zij: “Het opsluiten van de kinderen samen met hun ouders en de gevolgen hiervan op psychologisch vlak kunnen voor sommige van deze kinderen uiterst belangrijk zijn en hun vertrouwen in de andere schenden. Deze kinderen hebben een eerste breuk in hun ontwikkeling gekend door het wegvluchten uit hun eigen land, en dit meestal in moeilijke omstandigheden. Dit betekende voor hen en voor hun ouders een verlies van hun familie,
2.4.2 Mensen- en kinderrechtenbenadering
hun huis, hun cultuur, gewaarwordingen? De bruuske opsluiting in een gesloten instelling is een nieuwe breuk in hun ontwikkeling en kan een
En 1999, le Délégué général aux droits de l’enfant Mr. Lelièvre, en collaboration avec son homologue, la Commissaire aux droits de l’enfant du Parlement flamand Ankie Vande Kerkchove, et avec le Centre pour l’Egalité des Chances et la Lutte contre le Racisme, fait part, au Ministre de l’Intérieur et aux principales instances politiques du pays, de leurs préoccupoations communes à propos de la détention des mineurs dans les centres fermés. Le courrier adressé aux politiques mettait l’accent sur les points suivants :
heropflakkering van het psychisch leiden, dat ze al gekend hebben bij hun vlucht uit het land van herkomst, tot gevolg hebben. Voor sommige zal dit een nieuw trauma zijn. De kinderen worden geconfronteerd met belangrijke stress-situaties, in de hand gewerkt door deze van volwassenen. Hun gevoel van veiligheid wordt geschonden, enerzijds door hun ouders, anderzijds door de maatschappij in het algemeen, die normaal beschermend zouden moeten optreden naar hen toe. Voor de ouders betekent het gedwongen teruggaan naar hun land van herkomst
- le fait que les enfants et adolescents soient placés en détention dans des centres fermés alors qu’ils n’ont commis aucun acte succeptible
13 vzw voor solidariteit en interrelationeel geweld 14 Dal F.(2005), Verslag van het bezoek aan het gesloten centrum 127bis in Steenokkerzeel
44
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
-
-
-
-
de mettre en péril l’ordre public et que leur présence sur le territoire ne constitue nullement une menace pour les citoyens, et qu’ils sont donc privés de leur liberté uniquement en raison de leur situation administrative ou celle de leurs parents; le fait que les infrastructures des centres fermés et leur gestion ne sont nullement adaptés aux besoins élémentaires des enfants et que le personnel, quelque soit sa bonne volonté, n’est pas formé à l’accompagnement des mineurs en difficulté; le fait que l’atmosphère des centres, empreinte d’angoisse et de violence, perturbe d’avantage des jeunes qui sont déjà perturbés par le fait d’être enfermés; le fait que la décision d’incarcérer un mineur étranger pour des raisons administratives minimise le devoir de protection et de respect de l’enfant pour ne considérer que l’étranger succeptible d’être éloigné; le fait d’exclure un mineur du bénéfice d’un droit élémentaire tel que celui de sortir prendre l’air, aller à l’école, participer à des activités sportives et récréatives, uniquement en raison de sa nationalité et de sa situation administrative, qui conduit à une discrimination préoccupante.
Deel 1: Voorstudie
- Nadenken over onderwijs aan minderjarigen in de gesloten centra. Er werd voorgesteld definitief te stoppen met het vasthouden van minderjarigen in de gesloten centra en hen toe te laten onderwijs te genieten in de reguliere onderwijsinstellingen. Het voorzien van onderwijs in de gesloten centra is volgens Claude Lelièvre een manier om de detentie van minderjarigen te rechtvaardigen. De leefomstandigheden in de gesloten centra zijn niet aangepast aan het volgen van onderwijs. Kinderen evolueren veel sneller wanneer ze onderwijs kunnen volgen in een school buiten de centra. Het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat (KRC) meldt in haar jaarverslag 2005/06 een verdubbeling van het aantal meldingen over minderjarigen vluchtelingen of kinderen en jongeren in een precaire verblijfssituatie (in totaal 31 meldingen: 5 vragen en 26 klachten). Vier klachten hadden betrekking op de opsluiting van kinderen in gesloten centra en gingen over het gebrek aan onderwijs, slechte bejegening en het beleid binnen het centrum waardoor ouders hun opvoedingsverantwoordelijkheid moeilijk kunnen opnemen. In haar jaarverslag vraagt het Kinderrechtencommissariaat dat er wordt gezocht naar alternatieven voor de vasthouding in gesloten centra, gezien dit in strijd is met het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind. De praktijk wijst immers uit dat deze vorm van opsluiting niet als een uiterste maatregel, noch voor een zo kort mogelijke duur geldt: gezinnen verblijven soms meerdere weken in het gesloten centrum. Vanuit het oogpunt van de kinderrechten is dit ontoelaatbaar. Ook de rechten op onderwijs, vrijheid en ontspanning worden geschonden in de gesloten centra en de lichamelijke en vooral geestelijke gezondheid van de kinderen wordt zwaar gehypothekeerd. Bovendien merkt het Kinderrechtencommissariaat op dat er in de gesloten centra - in tegenstelling tot bijvoorbeeld onderwijs- of jeugdinstellingen - geen enkele vorm van inspectie bestaat om toe te zien op respect voor de elementaire mensen- en kinderrechten.
Naar aanleiding van deze interpellatie is een werkgroep opgericht, die een aantal denkpistes heeft uitgewerkt, waaronder (Claude Lelièvre, dans : Silberberg, 2006, Préface): - De problematiek van onthaal en opvang van minderjarigen benaderen vanuit een strikte opvolging van de internationale conventie voor de rechten van het kind. Debatten over dit onderwerp leidden tot het besluit dat geen enkel kind op zijn plaats is in een gesloten centrum en dat een beleid moet worden uitgewerkt dat beoogt kinderen onder te brengen in een open structuur die beter aangepast is aan hun noden. Wat betreft de begeleide minderjarigen, werd eveneens benadrukt dat alternatieven dienen te worden gevonden voor hun vasthouding met behoud van de familiale eenheid. 45
Vanuit de verschillende cellen binnen het KRC is een werkgroep opgericht die momenteel werkt aan een onderzoeksrapport omtrent de precaire verblijfssituatie van kinderen. In het voorjaar van 2007 wordt dit onderzoek afgerond. (interview Kinderrechtencommissariaat, dd. 04.12.2006)
Kinderrechtenverdrag, slechts als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur. Alles dient in het werk te worden gesteld om tenminste één van de ouders en de minderjarige kinderen niet in bewaring te nemen, tenzij de betrokkenen de eenheid van het gezin willen bewaren. Alle alternatieven voor detentie dienen te worden onderzocht, bijvoorbeeld een niet-gesloten locatie met meldingsplicht of elektronische ‘tagging’.
De Beweging voor kinderen zonder papieren stelt bovendien dat in de wet op de jeugdbescherming het belang van het kind centraal staat. Doorheen de jaren werd in België een systeem uitgewerkt om delinquente minderjarigen niet langer in het reguliere gevangeniswezen op te nemen. De beweging aanvaardt niet dat kinderen van ouders zonder papieren dan wel worden ondergebracht in gesloten centra15.
Indien minderjarigen niettemin worden vastgehouden als uiterste maatregel, mag dit niet gebeuren in een gevangenisachtige omgeving. Er moeten maatregelen voorzien zijn, zoals spel en ontspanning, aangezien deze essentieel zijn voor de ontwikkeling van het kind en stress en trauma kunnen verlichten. Overeenkomstig artikel 28 van het Kinderrechtenverdrag, dienen kinderen ook onderwijs te krijgen, bij voorkeur buiten het detentiecentrum, teneinde de voortzetting van onderwijs na hun invrijheidsstelling te vergemakkelijken.
Le Service Droits des jeunes, asbl qui a pour objectifs de lutter contre l’exclusion sociale, de favoriser l’accès à l’autonomie des jeunes et des familles et d’informer le public sur les différentes possibilités légales de régler un problème16, rappelle que la Belgique avait été fermement condamnée par la Cour Européenne des Droits de l’Homme par un des arrêts les plus sévères depuis que la Cour Européenne existe (voir interview dd 04.12.2006). Mr. Van Keirsbilck, directeur, affirme que la plupart des personnes rencontrées disent n’avoir pas pu être entendues correctement. Il affirme également que le système actuel produit à la fin de la chaîne un grand nombre d’illégaux.
2.4.3 Visie van de onderwijssector Eind 2006 werd door de Franstalige Ligue de l’Enseignement et de l’Education Permanente een studie gepubliceerd18, waarvan de contacten met “illegale” kinderen en families in de scholen en de zorgen van de directies, leerkrachten en opvoeders aan de basis lagen. Bij aankomst in de scholen is de onzekerheid en angst bij deze families en kinderen (asielzoekers of “illegalen”) behoorlijk groot. Kinderen groeien op en integreren en plots zijn ze afwezig of verdwijnen zelfs en vertrekken, vaak zonder dat de school weet waar zij zijn en wat er met hen gebeurt. De Ligue stelt zich de vraag welke houding moet worden aangenomen ten opzichte van deze brutale onderbreking van het onderwijs van deze kinderen, en dit in een maatschappij waar schoolplicht bestaat en die het recht op onderwijs als een basisprincipe beschouwt. Deze kinderen ‘verdwijnen’ vaak van de school omwille van de arrestatie en opsluiting
Ook UNHCR is zeer bezorgd over detentie van kinderen en oordeelt dat België, dat gehouden is aan de regels van het Kinderrechtenverdrag, met de huidige praktijk van detentie van minderjarigen op gespannen voet staat met meerdere artikels van dit verdrag. Het uitgangspunt van de organisatie is dat detentie van kinderen niet dient plaats te vinden. Waar dit niettemin wel gebeurt, dient dit, overeenkomstig artikel 37 van het 17
15 Beweging voor kinderen zonder papieren, Standpunt over de opsluiting van Kinderen Zonder Papieren (http://www.vluchteling.be/kinderen/)
18 Silberberg V., Hullebroeck P. (2006), Enfants dans les centres fermés pour illegaux. Projet d’amélioration des conditions d’existence, La Ligue de l’Enseignement et de l’Education permanente asbl.
16 http://www.sdj.be/fr/100_droits_des_jeunes.html 17 UNHCR (2005), persbericht: Bewaring (detentie) van kinderen, december 2005
46
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
van de ouders in een gesloten centrum met het oog op de verwijdering, met als gevolg ook de opsluiting en vrijheidsberoving van de kinderen. Ook hier vraagt de Ligue of dit in overeenstemming is met de democratische principes en de fundamentele mensenrechten.
niet conform is met de wet, ook niet omdat het personeel onmenselijk is in de omgang, maar gewoon omdat de gesloten centra gebouwd en georganiseerd zijn als strafinstellingen, in strijd met de fundamentele noden van kinderen.
Deze studie vertrekt vanuit de stelling dat het niet nodig is te wachten op eventuele wetswijzigingen die een einde maken aan de opsluiting van gezinnen met kinderen, om zelf op zoek te gaan concrete voorstellen naar verbetering van de actuele omstandigheden. Niettemin wordt geen afbreuk gedaan aan de basisovertuiging dat gesloten centra geen plaatsen zijn voor kinderen. Hoewel de internationale conventies, in geval van nood een opsluiting van kinderen, beperkt in tijd, toelaat, is de Ligue de l’Enseignement van mening dat de dossierbehandeling onvermijdelijk leidt tot een overschrijding van aanvaardbare termijnen.
De Ligue de l’Enseigement benadrukt dan ook de noodzaak andere scenario’s dan gesloten centra voor gezinnen met kinderen te onderzoeken. De soevereiniteit van de staat om de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied vast te leggen en de noodzaak om de problematiek van personen die zich illegaal op het grondgebied bevinden op een efficiënte wijze te behandelen, mogen niet automatisch leiden tot maatregelen van volledige opsluiting. De Beweging voor Kinderen Zonder Papieren noemt de oplossing om onderwijs binnen de gesloten centra te organiseren zinloos19. Onderwijs vraagt een vertrouwensrelatie. Kinderen die hier jaren verblijven zijn opgenomen in een netwerk van scholen, jeugdbewegingen en sportverenigingen en zijn in onze taal gealfabetiseerd en leerden onze waarden en normen kennen. Deze kinderen aan de schoolpoort oppakken en opsluiten om ze te repatriëren, is voor de Beweging inhumaan.
De Ligue gaat uit van de proportionaliteit tussen de aard van de administratieve inbreuk en de negatieve effecten op het psychologische welzijn van kinderen door vasthouding in gesloten centra. Deze impact is niet enkel gebonden aan de opsluiting op zich, maar ook aan het brutale ‘losrukken’ uit de vertrouwde omgeving, uit de relaties op school en voornamelijk wanneer deze kinderen al meerdere jaren in België zijn. Door deze breuk ontberen deze kinderen toekomstperspectieven en kunnen ze twijfelen aan de zin van het leven. Bovendien leidt de situatie van vasthouding vaak tot conflicten binnen de families, voornamelijk bij oudere kinderen, die de kwetsbaarheid van deze jongeren vergroten. Dit alles verstoort de mogelijkheid voor deze kinderen en jongeren om een coherent en tastbaar levensproject te ontwikkelen, op een leeftijd waarop het vooruitkijken naar de toekomst een essentiële motor is bij de ontwikkeling van een evenwichtige identiteit.
2.4.4 Visie van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding Het bezoekrecht van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) aan de gesloten centra werd vastgelegd in het KB van 02/08/2002. Eén van de opdrachten van het Observatorium voor Migraties bestaat uit het waken over het respect voor de fundamentele rechten van de vreemdelingen, en dus ook het respect voor de fundamentele rechten van minderjarigen in gesloten centra. Sinds september 2002 heeft het Centrum elk van de gesloten centra op regelmatige basis bezocht.
De studie wijst er op dat de situatie in de gesloten centra - zoals ze nu is - niet behouden kan blijven in afwachting van een hypothetische evolutie in de wetgeving, aangezien het lot van de kinderen die zich daar nu bevinden onaanvaardbaar is. Niet omdat behandeling van illegalen
19 Zie http://www.vluchteling.be/kinderen/
47
In de loop van de zomer 2005 werd door het CGKR een reeks thematische bezoeken afgelegd aan de gesloten centra 127, 127bis en Inad betreffende de vasthouding van gezinnen met minderjarige kinderen (CGKR, 2005). Bij deze wekelijkse bezoeken werden families met kinderen bevraagd via een gestandaardiseerde vragenlijst. Er werden gegevens verzameld over het welzijn van de kinderen: de algemene toestand van de kinderen, slaapgewoontes en voedingspatroon, over de schooltijd en het leerproces van de kinderen, de verblijfsduur en het statuut. Dit onderzoek maakt echter geen enkele wetenschappelijke aanspraak, het gaat enkel om een getuigenis die tracht een realistisch beeld te geven van de situatie in de loop van de zomer van 2005.
2.4.5 Conclusie Bovenstaand hoofdstuk geeft een overzicht van de diverse en verschillende visies ten aanzien van de vasthouding van kinderen en de relatie met hun welzijn. We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen twee belangrijke benaderingen, enerzijds de juridische, die uitgaat van de rechten van het kind, en de psycho-medische die de effecten van opsluiting op de mentale gezondheid van kinderen en de verdere ontwikkeling in rekening brengt. Ondanks deze verschillende invalshoeken brengen beide benaderingen talrijke argumenten aan om uiteindelijk tot eenzelfde conclusie te komen, namelijk dat kinderen niet thuishoren in een gesloten centrum en dat het vasthouden van kinderen zeer moeilijk te verantwoorden is.
Wat betreft de algemene toestand van de kinderen, werden verschillen opgemerkt tussen de centra 127 en 127bis. In 127 werd deze door de ouders evenveel goed als slecht beoordeeld, in 127bis overwegend slecht. De slechte algemene toestand wordt vooral verklaard door de leefomgeving van het centrum, stress, angst, gebrek aan informatie, In beide centra worden ook de slaapgewoontes van de kinderen als slecht bestempeld, omwille van de nabijheid van start- en landingsbanen, stress, kinderen zijn bang, het gebrek aan comfort, … Wat betreft de voeding wordt geklaagd over het gebrek aan afwisseling en gewezen op het verband tussen de algemene toestand van het kind en het eetgedrag. De globaal genomen meer positieve antwoorden van de bewoners van het Transitcentrum 127 hebben, hoewel de leefomstandigheden er objectief gezien minder goed zijn, te maken met het soepeler gemeenschapsleven, toegankelijkheid en aanspreekbaarheid van het personeel zonder uniform en een kleiner aantal bewoners (een aantal met reële perspectieven). Het onderzoek gebeurde echter op te kleine schaal en gedurende een te korte tijd, om daadwerkelijk advies en aanbevelingen te formuleren aan de bevoegde overheden.
48
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
Op basis van de mensenrechten moet de noodzakelijkheid en proportionaliteit van detentie aangetoond worden door een afweging van mogelijke alternatieven. Dit hoofdstuk tracht een overzicht te geven van welke alternatieven hierbij in aanmerking kunnen genomen worden.
3 alternatieven voor vasthouding
In de periode 2003-2004 heeft Mevrouw Ophelia Field – in opdracht van UNHCR, departement Internationele bescherming - een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de alternatieven voor de detentie van asielzoekers. Zij baseerde zich hiervoor op een studie van gehanteerde praktijken in 34 Europese en niet-Europese landen, en dit zowel voor asielzoekers tijdens de behandeling van hun asielaanvraag als voor afgewezen asielzoekers die het land moeten verlaten. Op basis van dit onderzoek komt zij tot een tiental mogelijke maatregelen of alternatieven voor detentie, geordend volgens een oplopend ‘gedwongen’ karakter: - Registratieplicht van de verblijfsplaats bij de relevante autoriteiten - Registratieplicht met inlevering van identiteitsbewijs of andere documenten - Toewijzing van een maatschappelijke werker en een intensief ondersteunend kader - Plaatsing onder toezicht van een individu, organisatie of sociale dienst - Borgstelling of betaling van een garantie - Maatregelen die de asielzoeker beperken in bewegingsvrijheid, bv. betreffende recht op uitkering of materiële ondersteuning - Meldingsplicht op geregelde tijdsstippen bij de politie of de immigratiedienst - Toegewezen verblijf in een bepaalde openbare of private verblijfsinstelling, open of semi-open centrum, in een bepaalde gemeente of buurt - Elektronisch toezicht
Field O. (april 2006), Alternatives to Detention of Asylum Seekers and Refugees, Legal and Protection Policy Research Series, UNHCR.
49
Field geeft aan dat het schatten van de financiële kost van de verschillende alternatieven ten aanzien van de financiële kost van detentie bijzonder moeilijk is, maar dat het algemeen aanvaard is dat de kosten van bijna elk alternatief lager zijn dan de hoge kosten voor effectieve detentie.
3.1
Maatschappelijke begeleiding
Het onderliggende principe van deze benadering is dat mensen meer geneigd zijn mee te werken aan de procedure, wanneer zij erop kunnen vertrouwen dat deze eerlijk verloopt en dat zij die het nodig hebben, effectief bescherming krijgen. De vertrouwensrelatie tussen de asielzoeker en de begeleider is essentieel voor de goede resultaten van deze maatschappelijke benadering. (Bercow, Dubs & Harris, 2006)
Nog volgens Field is onvoorwaardelijke invrijheidsstelling het normatieve nulpunt waartegen alle alternatieven en maatregelen moeten afgewogen worden. Verschillende auteurs (o.a. Bercow, Dubs & Harris, 2006) wijzen er immers op dat gezinnen met kinderen geen groot risico vormen voor onderduiken of verdwijnen.
3.1.1 Zweeds model
De alternatieven zijn niet noodzakelijk ideale oplossingen, maar zijn volgens Field op zijn minst te verkiezen boven detentie. Grosso modo kunnen ze in twee categorieën ondergebracht worden:
Zweden heeft een coherent systeem met een geïntegreerde benadering van ontvangst, detentie, terugkeer of integratie van asielzoekers.
- Maatschappelijke begeleiding van de asielzoeker - Restrictieve maatregelen om de opvolging van immigratiebeslissingen aan te moedigen
Coaching-systeem doorheen de volledige procedure Asielzoekers worden in eerste instantie ondergebracht in het ‘Carslund Refugee Reception Centre’, in de buurt van de luchthaven van Arlanda. Dit is een open centrum waar mensen vrij binnen en buiten kunnen lopen, maar met een meldingsplicht. Hier krijgt elke asielzoeker een persoonlijke coach (‘handläggare’) toegewezen, die de asielzoeker inlicht over de procedure en zijn rechten, die ervoor zorgt dat de asielaanvraag correct wordt behandeld, en die de asielzoeker doorverwijst voor medische en juridische bijstand. Elke asielzoeker verblijft hier een tweetal weken om de aanvraag tot asielaanvraag af te ronden, en om zijn gezondheid en specifieke behoeften te onderzoeken.
Respectievelijk in paragrafen 3.1 en 3.2 wordt er dieper ingegaan op deze twee categorieën van alternatieven.
Hierna wordt de asielzoeker overgebracht naar één van de regionale ‘vluchtelingencentra’ in afwachting van de beslissing betreffende de asielaanvraag. Deze regionale vluchtelingencentra bestaan uit een aantal appartementen in de nabijheid van een centrale receptie. Hier moet de asielzoeker zich minstens één keer per maand melden voor zijn uitkering, Bron: Mitchell G. (august 2001), Asylum Seekers in Sweden, An integrated approach to reception, detention, determination, integration and return.
50
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
nieuws over de asielaanvraag, en voor een gesprek met zijn coach. Naast het voorzien in de behoeften van de asielzoeker staat de coach er ook voor in om de asielzoeker voor te bereiden op de asielbeslissing (hetzij positief of negatief), en om het verdwijningsrisico in te schatten in het geval van een negatieve asielbeslissing.
Deel 1: Voorstudie
Wanneer alle alternatieven voor detentie onderzocht zijn, kunnen kinderen samen met hun ouders vastgehouden worden, in het geval een versnelde asielbeslissing wordt genomen die hoogstwaarschijnlijk negatief zal zijn. Begeleide kinderen kunnen tevens worden vastgehouden wanneer ze eerder niet voldeden aan de meldingsplicht en een serieus verdwijningsrisico voor de repatriëring vormen. In beide gevallen bedraagt de maximale detentieperiode van minderjarigen – volgens de Zweedse wet - 3 dagen, met een mogelijke verlenging tot 6 dagen onder extreme omstandigheden.
Na een afwijzing van de asielaanvraag moet de asielzoeker zich voorbereiden om Zweden te verlaten. De coach moet anticiperen op een negatieve beslissing en de asielzoeker voorbereiden op een mogelijke terugkeer (‘motivational counselling’). Afgewezen asielzoekers worden hierbij drie mogelijkheden voorgelegd: zelfstandige terugkeer, escorte door de coach of overdracht en escorte door de politie. De coach tracht afgewezen asielzoekers zelf tot het inzicht te laten komen dat terugkeer naar het land van herkomst de beste oplossing is.
Slechts in zeldzame gevallen – vaak nadat een gezinslid al eerder verdwenen is – wordt één ouder in detentie gehouden, en wordt de ander ouder met de kinderen onder gebracht in een ‘groepshuis’ buiten het detentiecentrum van waaruit ze de ouder in detentie gedurende de dag kunnen bezoeken. In dit geval wordt het gezin geïnformeerd over zijn rechten en beroepsmogelijkheden, en over de detentieprocedure met betrekking tot gezinnen met kinderen. De immigratiedienst verzekert de ouders dat hun zaak prioritair zal behandeld worden.
Afgewezen asielzoekers waarover de coach oordeelt dat er een verdwijningsrisico bestaat, worden vastgehouden tot ze gerepatrieerd kunnen worden. Om de detentieduur zo kort mogelijk te houden worden de noodzakelijke reisdocumenten op voorhand geregeld. De meeste mensen worden echter niet vastgehouden en kunnen zelf kiezen op welk moment ze terugreizen. Vaak brengt de coach hen naar de luchthaven om te verzekeren dat ze effectief de vlucht nemen. Mensen die een crimineel feit hebben gepleegd of waarvoor men vermoedt dat er dwangmaatregelen zullen nodig zijn, worden overgedragen aan de politie. Zij worden vastgehouden en gerepatrieerd door een gespecialiseerde politiedienst (‘Utlännningsrotel’).
Evaluaties wijzen uit dat het Zweedse coaching-systeem vrij succesvol is. Van alle Europese landen heeft Zweden het hoogste aandeel (zelfstandige en gedwongen) terugkeer na een negatieve asielbeslissing (meer dan 80%).
3.1.2 Asylum Seeker Project, Hotham Mission, Melbourne Het Asylum Seeker Project (ASP) van Hotham Mission, Melbourne, werd opgestart in 1997 en is sterk gelijklopend met de aanpak in Zweden. Het is het enige huisvestingsproject voor asielzoekers in Australië.
Specifieke regeling voor gezinnen Wanneer een gezin gedwongen gerepatrieerd moet worden, worden ze meestal ondergebracht in specifieke gezinsaccommodatie in het ‘Carslund Refugee Reception Centre’, onder toezicht en met een tweewekelijkse meldingsplicht.
Het project werkt met asielzoekers die wachten op een uitspraak in hun asielprocedure en in deze periode geen recht hebben om te werken, op tegemoetkomingen en op medische zorg. Het project wordt niet http://asp.hothammission.org.au/
51
gesubsidieerd door de federale overheid, maar is afhankelijk van steun uit de gemeenschap, de kerk en de liefdadigheidssector. Het ASP voorziet een reeks van begeleidings-programma’s voor asielzoekers.
3.1.3 Individuele trajectbegeleiding Volgens de organisaties van de Nederlandse actiegroep ‘Kinderen horen niet in vreemdelingenbewaring’ is het onrechtmatig om kinderen in vreemdelingenbewaring te houden, en dient de detentie van kinderen op grond van hun verblijfsstatus met onmiddellijke ingang gestopt te worden.
Er wordt gezorgd voor maatschappelijke begeleiding met de bedoeling te beantwoorden aan noden van de asielzoeker betreffende bescherming en welzijn, zodat kan worden gewerkt aan de eigen situatie en het resultaat van de procedure, ofwel integratie, ofwel terugkeer. De vertrouwensrelatie tussen de asielzoeker en de begeleider is essentieel voor de goede resultaten van het project. De begeleider zorgt ook voor toegang tot de nodige juridische bijstand en gezondheids-, welzijns- en educatieve diensten.
Als alternatief pleiten zij ervoor om de terugkeer van gezinnen met kinderen die niet in Nederland mogen blijven te organiseren vanuit de open centra. In die centra krijgen de kinderen en hun gezinsleden een individuele trajectbegeleiding waarin de realisatie van terugkeervoorwaarden en het respect voor kinderrechten centraal staan. Er kan een verhoogde meldplicht ingesteld worden om zeker te stellen dat de kinderen met hun gezinnen daadwerkelijk aan het terugkeertraject deelnemen.
De asielzoekers krijgen gratis huisvesting: er worden 120 asielzoekers gehuisvest in 38 wooneenheden in Melbourne, waarvan 28 voor families. Ze krijgen ook een maandelijkse uitkering (zakgeld) en dringende medische kosten worden terugbetaald. Vrijwilligers worden ingezet, bijvoorbeeld voor het onderhouden van sociale contacten met eerder geïsoleerde asielzoekers, voor praktische ondersteuning, enz.
Individuele trajectbegeleiding betekent dat er één centrale contactpersoon is voor het gezin, die fungeert als contactpersoon tussen alle relevante partners in het traject zoals hulpverleners, zelfen ontwikkelingsorganisaties, juridische dienstverlening, IND, COA en IOM. Per kind wordt een analyse gemaakt van de problemen die het kind voor en tijdens de migratie of vlucht heeft ervaren en van wat het kind nodig heeft om op een waardige en ontwikkelingsgerichte wijze terug te keren. De voorbereiding op terugkeer is op maat gesneden.
In de periode 2001-2003 zijn 200 asielzoekers – waarvan 111 gezinnen – opgevolgd, waaruit gebleken is dat 85% van de afgewezen asielzoekers Australië binnen de wettelijk toegestane termijn van 28 dagen hebben verlaten. De overige 15% werden gedetineerd en gedwongen gerepatrieerd. Volgens Field (2006) blijkt hieruit dat detentie niet altijd noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat afgewezen asielzoekers beschikbaar zijn voor een repatriëring. Ook volgens Bercow, Dubs & Harris (2006) is dit project een perfect voorbeeld als volwaardig en succesvol alternatief voor de detentie van gezinnen met kinderen.
Werkend aan de terugkeer moeten de volgende rechten gerespecteerd worden in het centrum: - Vrijheid: kinderen zijn niet opgesloten, ze kunnen zich vrijelijk bewegen en het centrum verlaten. Dit is een actiegroep van verschillende internationale en Nederlandse organisaties, waaronder Amnesty International, Defence for Children International Nederland, Stichting INLIA, Kerkinactie, Stichting Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers Humanitas (SAMAH), Unicef Nederland en VluchtelingenWerk Nederland. Bron: Actiegroep www.geenkindindecel.nl, Kinderen horen niet in vreemdelingenbewaring, Waar dan wel?, juni 2006.
52
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
- Onderwijs: kinderen gaan naar school. Het onderwijs is afgestemd op de individuele behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Jongeren kunnen een vaktraining volgen en er zijn bedrijfstrainingen voor starters die aansluiten bij de lokale context in het land van herkomst. - Zorg: er zijn artsen, pedagogen en/of psychologen die hulp bieden conform de Nederlandse maatstaven. - Onderdak: kinderen en ouders kunnen in het centrum blijven zolang de terugkeer niet geëffectueerd is en er geen onderdak elders geregeld is. - Spelen: er is voldoende speelruimte voor de kinderen in het centrum of deze is buiten het centrum voor hen toegankelijk. Er heerst een ontspannen sfeer.
3.2
Deel 1: Voorstudie
Controle-instrumenten
3.2.1 Beperken van de bewegingsvrijheid door het ontnemen van materiële en sociale steun Volgens Fields onderzoek is het ontzeggen van materiële en sociale steun aan afgewezen asielzoekers geen effectieve maatregel om ervoor te zorgen dat deze mensen beschikbaar zijn voor hun repatriëring. Integendeel, degenen die het land niet verlaten zien zich verplicht om onder te duiken in de clandestiniteit. In het geval de persoon die sociale steun wordt ontzegd niet in staat is om op eigen initiatief het land te verlaten, kan dergelijke maatregel bovendien in strijd worden bevonden met de verplichting om de mensenrechten te beschermen (Field, 2006).
3.2.2 Borgstelling, meldingsplicht en supervisie In verschillende landen (o.a. het Verenigd Koninkrijk, Canada) bestaat de mogelijkheid om gedetineerden in gesloten centra onder borg vrij te laten. Wie deze regeling gegund wordt, moet op een met de rechtbank afgesproken adres verblijven. Vaak is dit onder toezicht van vrienden of kennissen die garant staan om contact te houden en die een borgsom betalen die gevorderd kan worden door de rechtbank wanneer de persoon voortvluchtig zou zijn (Bercow, Dubs & Harris, 2006). Onderzoek in het VK heeft uitgewezen dat 80% van de afgewezen asielzoekers de borgvoorwaarden opvolgen, en dus beschikbaar blijven voor repatriëring (Field, 2006). Vaak in combinatie met een borgstelling kunnen asielzoekers gevraagd worden om zich op regelmatige tijdstippen (bv. dagelijks of wekelijks) te melden bij de bevoegde autoriteiten. Deze meldingsplicht kan als voorwaarde gesteld worden voor het bekomen van sociale steun. Ondermeer in Nederland kunnen afgewezen asielzoekers onderworpen worden aan een meldingsplicht, waarbij asielzoekers zich na een 53
negatieve beslissing soms tot twee maal per dag moeten melden. Vooral voor gezinnen met kinderen is deze meldingsplicht praktisch niet altijd evident. Soms wordt er immers verwacht dat men zich meerdere keren per week meldt in een centrum op grote afstand van de verblijfplaats, een verplaatsing die niet evident is voor mensen met weinig of geen geld (Bercow, Dubs & Harris, 2006). Volgens de Canadese NGO ‘Canadian Council for Refugees’ mag een meldingsplicht niet voor een onbepaalde duur opgelegd worden. Zij verwijzen hierbij naar het geval van een afgewezen asielzoeker die zich tweewekelijks moest melden gedurende vijf jaar, wat een serieuze belemmering betekent voor het vinden of het behouden van een job.
3.2.3 Open terugkeercentra In verschillende landen (o.a. Duitsland en Nederland) zijn er specifieke terugkeercentra opgericht waar niet-legale vreemdelingen en afgewezen asielzoekers verplicht moeten verblijven. Het betreffen open centra waar de bewoners zich op geregelde tijdstippen moeten melden. Er worden regelmatig gesprekken gevoerd met de bewoners, met het oog op het bekomen van hun medewerking bij de administratieve afhandeling van hun terugkeer, en om hun vertrek aan te moedigen. In de Duitse ‘Ausreisezentren’ zijn de voorzieningen tot een minimum beperkt (enkel in functie van de basisbehoeften) om een verblijf in het land te ontmoedigen.
Een borgstelling kan tevens gecombineerd worden met ‘supervisie’ van de asielzoeker door een individu (bv. een kennis of familielid) of organisatie. In Canada biedt het - door de overheid gesubsidieerde - ‘Toronto Bail Program’ (TBP) de mogelijkheid van supervisie voor asielzoekers waarvoor niemand zich borg kan stellen. De bedoeling van het programma is om de financiële discriminatie van het borgstellingssysteem tegen te gaan. Op basis van een interview met de vreemdeling in detentie, wordt het risico op verdwijning geëvalueerd. Wanneer geoordeeld wordt dat dit risico klein is, wordt de persoon in kwestie vrijgelaten onder supervisie van het TBP. Deze supervisie wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door een tweewekelijkse meldingsplicht van de asielzoeker en door regelmatige onaangekondigde bezoeken op zijn verblijfsplaats. Wanneer niet voldaan wordt aan de meldingsplicht, wordt de persoon in kwestie opnieuw gedetineerd. Het Toronto Bail Program is niet toegankelijk voor personen van wie de identiteit niet gekend is, voor personen die verwijderbaar zijn en die dus binnen enkele maanden gerepatrieerd kunnen worden en voor personen die onvoldoende meewerken voor het bekomen van de noodzakelijke documenten. Het programma is in werking sinds 1996 en heeft een capaciteit van maximum 220 personen. Het programma blijkt vrij succesvol: van alle asielzoekers en illegale vreemdelingen (die door de overheid als risicogroepen voor verdwijnen worden beschouwd) en die participeerden aan het programma, is slechts 8,5% verdwenen in de periode 2002-2003. (Field, 2006)
In Noorwegen worden asielzoekers waarvan de aanvraag ‘manifest ongegrond‘ wordt geacht, vanaf de eerste dag van de procedure in een terugkeercentrum ondergebracht, met de bedoeling om deze mensen gemakkelijk beschikbaar te hebben voor een repatriëring. Voor de mensen die hier verblijven wordt de asielprocedure versneld afgehandeld (binnen een termijn van 1 à 2 weken). (Field, 2006) Volgens Field kunnen dergelijke open terugkeercentra het gebruik van detentie tot een minimum beperken, en kunnen ze er tevens toe bijdragen om mensen tot het inzicht te laten komen dat een terugkeer naar het land van herkomst hun beste optie is. Ook in België zijn er enkele jaren geleden vier specifieke open centra voorzien waar afgewezen asielzoekers ondergebracht werden die tegen een negatieve asielbeslissing een beroepsprocedure bij de RvS lopende hadden. Veel afgewezen asielzoekers verzetten zich echter tegen een transfer naar deze centra omdat ze beschouwd werden als een prelude voor een verwijdering. Na de regeringswissel in 2003 is dit systeem dan ook weer afgeschaft.
54
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
voor verder leven om zich te voegen naar de eisen van de overheid zoals voor gedetineerden.”
3.2.4 Elektronische bewaking Elektronische bewaking of ‘tagging’ is een systeem waarbij een elektromagnetisch apparaatje vastgemaakt wordt rond de enkel of de pols van de asielzoeker. De ‘tag’ zendt een signaal uit naar een apparaat geïnstalleerd op de verblijfplaats van de asielzoeker, op basis waarvan de bevoegde autoriteiten kunnen vaststellen of de persoon zich in een bepaalde radius van de verblijfplaats bevindt. Dergelijk systeem mag enkel gebruikt worden samen met andere vormen van traditionele supervisie, bijvoorbeeld door een aangestelde begeleider. (Field, 2006) Het systeem wordt op dit ogenblik al in verschillende landen, ook in België, getest en toegepast in strafrechterlijk verband, als alternatief voor de detentie van delinquenten. In de VS wordt het systeem – in samenhang met een uitgaansverbod tijdens bepaalde uren - voor het eerst getest bij asielzoekers. Eén van de problemen van elektronische bewaking is dat het systeem - technisch gezien – enkel toepasbaar is voor personen die in private woningen verblijven. Voor asielzoekers die in grote collectieve centra verblijven is het systeem ongeschikt. Bovendien staan de stigmatisering en negatieve psychologische effecten van de ‘tagging’ niet in verhouding tot het vluchtrisico. Wanneer de asielzoeker uiteindelijk geen verblijfsrecht kan toegekend worden, is het systeem onbruikbaar gezien de enkelbanden kunnen verwijderd of vernietigd worden. In dat geval zal de wens om toch in het land te kunnen blijven overwegen op de mogelijke bestraffing – zijnde detentie - voor het verwijderen van het apparaat. (Field, 2006) Ook DVZ gelooft niet in het gebruik van de enkelband als alternatief voor detentie van niet-legale vreemdelingen (cf. interview met Mevr. Bergans dd. 07-12-06). “Deze kan immers verwijderd worden en het is niet in het belang van de betrokkene om aan te houden als hij wil onderduiken. Bovendien betekent dit niet dat hij zich zal aanbieden op het consulaat of op de luchthaven voor de repatriëring. Hij zal dus toch nog moeten opgehaald worden en dus getraceerd worden. Dit is een methode die enkel zijn nut heeft voor personen die er belang mee hebben 55
Het verleden heeft al uitgewezen dat specifieke open terugkeercentra, waar afgewezen asielzoekers en niet-legale vreemdelingen samengebracht worden voor hun repatriëring, in België geen goede optie is, en dit zowel vanuit het oogpunt van efficiëntie voor repatriëring als vanuit een humanitair oogpunt. Een beter alternatief is om vanuit de bestaande open opvanginfrastructuren – waar asielzoekers tijdens hun asielprocedure verblijven - te werken naar terugkeer, en dit opnieuw door een intensieve en individuele begeleiding.
3.3 Conclusie Hoofdstuk 3 geeft een beknopt overzicht van de bestaande alternatieven voor detentie die op vandaag al gehanteerd worden in een 30-tal Europese en niet-Europese landen. Fields onderzoek toont aan dat detentie niet altijd noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat afgewezen asielzoekers of niet-legale vreemdelingen beschikbaar zijn voor repatriëring. In het licht van dit onderzoek naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen, is vooral de aanpak van maatschappelijke begeleiding – en in het bijzonder het Zweedse model – zeer interessant. Het Zweedse model wordt dan ook vaak - en door verschillende landen die op zoek zijn naar alternatieven voor detentie - als ‘best practice’ naar voor geschoven. De gezinnen met kinderen vormen een vrij beperkte groep binnen de asielzoekers en leven vrij zichtbaar in onze samenleving, zodat dergelijke intensieve begeleiding zelfs op korte termijn haalbaar moet zijn. Wat de zuivere controle-instrumenten betreft is SumResearch van oordeel dat een systeem van elektronische bewaking geen goed alternatief kan vormen voor detentie. Niet alleen is een enkelband systeem praktisch en technisch zeer moeilijk implementeerbaar, bovendien heeft een afgewezen asielzoeker of niet-legale vreemdeling die het land moet verlaten weinig of geen baat bij het dragen van dergelijk apparaat, en werkt het integendeel stigmatiserend. Alternatieven zoals borgstelling, meldingsplicht en supervisie kunnen – voor bepaalde groepen van uitgeprocedeerde asielzoekers en nietlegale vreemdelingen waarvoor het risico op onderduiken niet te groot is - wellicht wel een waardevol alternatief vormen. Deze alternatieven lijken ons vooral humaan en efficiënt in combinatie met een systeem van intensieve maatschappelijke begeleiding.
56
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal mogelijke maatregelen ter verbetering van de procedure en van de omstandigheden van vasthouding, zoals ze in de voorbije jaren werden geformuleerd door experts, onderzoekers, organisaties, …
4 visie en aanbevelingen ten aanzien van het huidige beleid en de gesloten centra
4.1
Beleid en procedure
4.1.1 Aanbevelingen van de Commissie belast met de evaluatie van de instructies betreffende de verwijdering In juni 2004 werd door de Minister van Binnenlandse Zaken een ‘Commissie belast met de evaluatie van de instructies betreffende de verwijdering’ geïnstalleerd, beter bekend als de tweede Commissie Vermeersch. De opdracht bestond erin de problematiek rond verwijderingen opnieuw te onderzoeken en te streven naar richtlijnen die garanderen dat uitwijzingen op een humane wijze kunnen verlopen, en tevens de veiligheid en de rechtszekerheid van de politiemensen garanderen. De Commissie baseert zijn aangereikte “bouwstenen” op twee grote pijlers: enerzijds humaniteit, anderzijds effectiviteit. Het rapport van de Commissie eindigt met de formulering en uitwerking van 34 aanbevelingen, volgens een aantal thema’s. Uiteraard heeft het merendeel van deze aanbevelingen betrekking op de verwijdering zelf van vreemdelingen en zijn deze dus niet relevant in het kader van deze studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen in gesloten centra. Niettemin spreken enkele aanbevelingen zich ook uit over de procedure en de gesloten centra. Verder merken we op dat de geformuleerde aanbevelingen voornamelijk betrekking hebben op de volledige doelgroep en slechts beperkt onderscheid maken naar groepen zoals gezinnen met kinderen. Hieronder geven we een kort overzicht van de standpunten van de Commissie die relevant zijn voor deze studie.
57
Aanbeveling 3: Het verwijderingsbeleid transparanter maken De Commissie probeert van de verwijdering een samenhangend beeld op te hangen dat duidelijk is, en de basis moet vormen voor een procedure die rechtszekerheid biedt en de mogelijkheid verschaft aan de verwijderden om na de pijnlijke beslissing die hun overkomt de uitweg te kiezen die hen het minste nadeel berokkent. Een stappenplan voor gedwongen verwijdering werd uitgewerkt, voor personen die een negatieve beslissing hebben ontvangen na een asielaanvraag of een aanvraag voor regulier verblijf en die daarvan door de administratieve diensten op de hoogte werden gebracht, bestaat eerst de mogelijkheid van zelfstandig vertrek.
De Commissie gaat nog nader in op het belang van informatieverstrekking: Asielzoekers moeten van bij de aanvraag geïnformeerd worden via een brochure en op een duidelijke wijze (in één van de voornaamste internationale talen) over de verschillende fases van de asielprocedure, met de rechten en de plichten die eraan verbonden zijn. Tevens moeten zij er onmiddellijk van op de hoogte worden gebracht dat zij ingeval hun asielaanvraag wordt verworpen het land moeten verlaten, van de stappen van de gedwongen verwijdering indien zij aan deze beslissing zelf geen gevolg geven. Zij worden ook onmiddellijk op de hoogte gebracht van de organisaties die hulp kunnen bieden voor zelfstandig vertrek. Betrokkenen tekenen voor ontvangst van deze informatie. Ook de redenen van de beslissing van verwijdering moeten aan alle personen in een duidelijke taal worden gecommuniceerd en alle personen die worden vastgehouden in een gesloten centrum worden op de hoogte gebracht van de verschillende stappen van gedwongen verwijdering, via een video-opname.
Als geen legaal verblijft wordt toegekend, ontvangt men in principe een BGV voor een periode van minstens 10 dagen. De reden van die beslissing wordt in een begrijpbare taal meegedeeld en tevens wordt informatie (liefst mondeling en ook schriftelijk in verschillende talen) gegeven over de mogelijkheden van zelfstandig vertrek en van het niet gevolg geven aan het bevel. De betrokkenen kunnen voor het zelfstandige vertrek een beroep doen op bepaalde organisaties (o.a. IOM) die ook financiële en materiële ondersteuning kunnen bieden. Indien zij hierop wensen in te gaan, worden zij in contact gebracht met deze organisaties. Aan de personen die zelfstandig wensen te vertrekken, maar die een bijkomende korte periode nodig hebben om samen met een organisatie die terzake bevoegd is hun vertrek voor te bereiden, kan een uitstel van vertrek worden toegestaan.
Aanvullend op deze aanbeveling merkt de Commissie op dat de lokale overheden (OCMW’s en politiediensten) en de open opvangcentra moeten toezien op het gevolg dat wordt gegeven aan het verzoek van zelfstandig vertrek. Indien personen hieraan geen gevolg geven binnen de gestelde termijn moeten deze instanties dit melden aan de Dienst Vreemdelingenzaken en moeten zij het nodige doen in afspraak met deze dienst om een gedwongen verwijdering te realiseren. De personen die als dusdanig illegaal verder verblijven op het grondgebied moeten ervan op de hoogte worden gebracht dat zij op ieder moment kunnen geïntercepteerd worden en gedwongen verwijderd of vastgehouden worden. De personen moeten hieraan geregeld worden herinnerd en minstens om de zes maanden. Binnen dit stappenplan moet ook sociaalpsychologische begeleiding van de betrokkenen worden voorzien om de aanvaarding van de verwijdering te vergemakkelijken.
Personen die geen gevolg gegeven hebben aan het BGV of zich illegaal op het grondgebied bevinden, kunnen onmiddellijk worden verwijderd of, indien het vertrek niet onmiddellijk kan worden georganiseerd (bv. door het ontbreken van de nodige reisdocumenten) worden vastgehouden in een gesloten centrum met het oog op hun repatriëring. Voor de effectieve uitvoering van de verwijdering werden enkele stappen uitgetekend, gaande van vertrek uit eigen beweging zonder escorte tot vertrek met beveiligde vlucht.
deze video werd in 2006 door de Dienst Vreemdelingenzaken gerealiseerd en wordt nu getoond bij aankomst in alle gesloten centra
58
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Daarnaast vestigt de Commissie de aandacht op de uitbouw van een aangepaste infrastructuur van alle diensten die zijn belast met het verwijderingsbeleid. Zo is de huidige capaciteit van de gesloten centra onvoldoende om alle illegalen, die geen gevolg geven aan het bevel, vast te houden.
Deel 1: Voorstudie
Aanbeveling 14: De kwaliteit van de communicatie met de te verwijderen personen verbeteren Doorheen de werkzaamheden van de Commissie is uit talrijke hoeken gewezen op het grote belang van kwaliteitsvolle communicatie met de personen die zullen worden verwijderd. Dit vloeit niet alleen voort uit het principe van respect voor elk individu, maar is tevens een belangrijke factor om te voorkomen dat de te verwijderen personen geweld zouden gebruiken tijdens het proces van verwijdering.
De Commissie pleit ook met aandrang voor de objectivering van de besluitvorming inzake het verwijderingsbeleid, door alle diensten en op alle niveaus. Deze aanbeveling slaat op de toepassing, en zo nodig de ontwikkeling, van duidelijke criteria en prioriteiten bij de verwijdering van vreemdelingen. Deze criteria zijn vatbaar voor discussie binnen de overheid en onder de betrokken diensten, maar hoeven niet noodzakelijk publiek te worden gemaakt; dit om aanzuigeffecten te vermijden. Ook legt de Commissie er nadruk op dat elk van deze stappen een noodzakelijke schakel vormt in het geheel van de verwijderingsprocedure en dat de onwil van bepaalde instanties om actief mee te werken aan de uitvoering van één of meer van deze stappen, neerkomt op het aan het wankelen brengen van het hele concept.
Voor de Commissie is het nodig blijvende inspanningen te leveren om de kwaliteit van de communicatie te verbeteren, met het oog op volledige en heldere informatie over het hele proces van verwijdering. Het gaat daarbij om informatie inzake de juridische aspecten, over feitelijke informatie, onder meer over de bestemming en het beheer van de in België achtergebleven goederen en een gepersonaliseerd contact met de te verwijderen personen (met specifieke aandacht voor de emotionele aspecten, de frustratie, de argwaan, de angst van de betrokkene voor de verwijdering en het gevaar van desinformatie van personen met al dan niet goede bedoelingen die hen valse hoop kan geven).
Voor de Commissie moet een periode van vasthouding steeds worden gerekend vanaf de laatste keer dat de betrokkene de kans gekregen heeft te vertrekken en dat door eigen toedoen onmogelijk heeft gemaakt. Opeenvolgende weigeringen om te vertrekken kunnen dus geen grond vormen voor het beëindigen van een vasthouding in een gesloten centrum.
Kwaliteitsvolle communicatie betekent volgens de Commissie ook dat deze niet beperkt blijft tot één moment of één fase, maar dat ze op alle tijdstippen en doorheen alle fasen van de procedure loopt. Er wordt in het bijzonder aandacht gevraagd voor de aankomst aan de grens of op het grondgebied, de detentie, en de fase net voorafgaand aan de verwijdering.
Tot slot meldt de Commissie dat deze aanbeveling zich in eerste instantie richt tot de regering en tot alle diensten die een opvang voor te verwijderen vreemdelingen verzorgen. Deze omvatten niet enkel de politiediensten en de gesloten centra, maar evenzeer de open centra en de OCMW’s die vaak met vreemdelingen in contact komen. Ze kan op korte termijn worden uitgevoerd.
Volgens de Commissie vergt het aanbeveling om een proefproject op te starten geïnspireerd op een geïntegreerde aanpak zoals het in Zweden wordt toegepast. Hierbij wordt voor een asielzoeker van bij het begin van de asielaanvraag een ‘coach’ toegewezen. Deze persoon begeleidt de asielzoeker in alle fases van de procedure en is in de uitoefening van zijn taak vooral gericht op het bewerkstelligen van het vertrek van betrokkene. De asielzoeker is verplicht in te gaan op de uitnodigingen van 59
de begeleider voor een gesprek. Alle betrokken instanties brengen de ‘coach’ op de hoogte van alle nuttige informatie betreffende de persoon die dient begeleid te worden. De ‘coach’ zal alles in het werk stellen om het vertrek van betrokkene psychologisch aanvaardbaar te maken en zijn taak strekt zich zelfs uit tot het begeleiden van betrokkene tot in het land van herkomst, ingeval betrokkene een ernstige vrees uitdrukt voor de reacties bij zijn aankomst. Hierdoor zou het zelfstandig vertrek en het vertrek zonder verzet sterk toenemen.
ultieme optie over te gaan is een grondig voorafgaand onderzoek vereist. Tenslotte formuleert de Commissie ook aanbevelingen die voorop stellen het verwijderingsbeleid te integreren in de keten van migratie en asiel. De verwijdering is immers het eindpunt van de lange weg die de betrokken vreemdelingen hebben afgelegd. Met grote nadruk wijst de Commissie erop dat het verwijderingsbeleid slechts het topje vormt van een reusachtige piramide, het ultieme sluitstuk van een lange opeenvolging van instituties en procedures in het ruimere domein van asiel en migratie. Het verwijderingsbeleid kan dus niet geïsoleerd worden bekeken van de voorafgaande instituties en procedures, meer nog, het is enkel te verantwoorden indien het hele proces dat eraan vooraf is gegaan correct is verlopen en met respect voor de bepalingen van het nationaal en het internationaal recht. Nog anders gezegd, het verwijderingsbeleid kan enkel humaan en effectief zijn in de mate dat elke voorafgaande schakel in de keten aan dezelfde criteria van humaniteit en effectiviteit voldoet. Om die redenen pleit de Commissie er met aandrang voor om het verwijderingsbeleid geheel en onverwijld te integreren in de ruime keten van asiel en migratie.
De finaliteit van het gehele proces van communicatie is tot duidelijke en bindende afspraken te komen tussen de te verwijderen persoon en de vertegenwoordiger van de Belgische overheid, en dit bij voorkeur in een relatie van vertrouwen. Aanbeveling 23: Speciale aandacht aan gezinnen met minderjarige kinderen besteden De verwijderingen van gezinnen met minderjarige kinderen zijn, zo mogelijk, nog pijnlijker dan die bij individuele volwassenen, omdat kinderen vaak goed geïntegreerd zijn in de lokale gemeenschap. Ook komt het voor dat één of beide ouders onvindbaar zijn, of niet samen met de andere ouder wensen te vertrekken, teneinde de verwijdering als dusdanig te verhinderen.
Aanbeveling 25: Programma’s voor de zelfstandige terugkeer van vreemdelingen versterken De Commissie beklemtoont met klem dat de verwijdering van vreemdelingen van het grondgebied het ultimum remedium is, dat enkel kan gebruikt worden als elke andere optie is uitgesloten. Vreemdelingen moeten eerst de kans krijgen om het land op een andere manier te verlaten en hun land van herkomst, of een derde land, terug te vinden. Om die redenen formuleert de Commissie met de grootste aandrang de aanbeveling om de bestaande programma’s die de vrijwillige terugkeer van vreemdelingen voorop stellen, sterker te ondersteunen.
In dit verband doet de Commissie de volgende aanbevelingen: - het algemene principe moet erin blijven bestaan om (kern)gezinnen steeds als een eenheid te beschouwen en als eenheid te verwijderen; - zelfs in die omstandigheden is een splitsing van de gezinsleden enkel aanvaardbaar als er een duidelijke garantie bestaat dat het gezin uiteindelijk weer als eenheid kan samenkomen indien zij die wens van beide zijden uiten; - in elk geval blijft het een absoluut principe dat minderjarige kinderen nooit van hun beide ouders mogen gescheiden worden, maar steeds de kans moeten krijgen bij één ouder te blijven; vooraleer naar deze 60
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Aanbeveling 26: De asielprocedure drastisch versnellen De Commissie heeft vastgesteld dat het zeer moeilijk is om uitgeprocedeerde asielzoekers te verwijderen nadat ze een lange tijd, vaak ettelijke jaren, in België hebben verbleven. Hoe beter de betrokkenen zijn geïntegreerd, qua taal, werk en vriendenkring, hoe moeilijker het wordt om hen te laten terugkeren naar hun land van herkomst of naar een derde land. Dit kan zelfs dramatische proporties aannemen in het geval van gezinnen met kinderen, die dikwijls zeer goed geïntegreerd zijn en hier een nieuw leven hebben opgebouwd. Veel van deze problemen zijn het rechtstreekse gevolg van de lange duurtijd van de asielprocedure, waardoor individuen of gezinnen pas na meerdere jaren een negatieve beslissing ontvangen. Om deze redenen dringt de Commissie er met de grootste nadruk op aan om de asielprocedure drastisch te versnellen zodat alle verzoeken binnen een behoorlijke termijn kunnen worden afgewerkt.
Deel 1: Voorstudie
van de respondenten tijdens hun asielprocedure na verloop van tijd op paradoxale wijze gaan rekenen op de duur van hun asielprocedure en de bijzondere procedures, om deze later als grond voor een regularisatieaanvraag aan te halen. Deze hoop wordt in het merendeel van de gevallen in niet onbelangrijke mate gevoed door de verhalen en anekdotes met betrekking tot regularisatiecampagnes die we op het spoor kwamen”. Verder blijkt ook uit het onderzoek dat de meerderheid van de respondenten aankomt in België zonder grote voorkennis over de asielprocedure. Vaak hebben ze zelfs geen idee van wat hen hier te wachten staat. Willen de asielzoekers een stabiel verblijfsstatuut verkrijgen in België, dan biedt in eerste instantie enkel de asielprocedure daar de mogelijkheid toe.
4.1.2 Onderzoek Prof. Foblets en Prof. Vanbeselaere
Vele asielzoekers kampen met heel wat stress omdat, enerzijds “zijzelf hun situatie in het land van herkomst als onhoudbaar beschouwden en anderzijds de asielinstanties de ernst van de situatie in het land van herkomst niet erkennen als zijnde een voldoende grond om asiel aan te vragen”. De leefomstandigheden van asielzoekers zijn behoorlijk zowel fysiek, psychisch als emotioneel en leiden tot grote onzekerheid. Toch benadrukken de onderzoekers dat de term “onzekerheid” moet worden genuanceerd: bijna alle bevraagde asielzoekers gaan ervan uit uiteindelijk in België te zullen blijven. De onzekerheid heeft in de eerste plaats betrekking op de vraag hoelang ze op een verblijfsstatuut zullen wachten en de wijze waarop ze hun doel zullen proberen te bereiken. Asielzoekers hopen, ondanks de negatieve beslissingen, voortdurend op een stabieler verblijfsstatuut in de toekomst.
In 2006 werd door Prof. Foblets en Prof. Vanbeselaere, in opdracht van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, een onderzoek gevoerd naar terugkeer van asielzoekers en de motivaties daarvoor. De voornaamste bevindingen ten aanzien van zelfstandige terugkeer komen hieronder aan bod. Het onderzoek gaat echter ook dieper in op de asielprocedure als geheel en problemen die daarin door asielzoekers worden ervaren. Een markante conclusie die werd gemaakt uit de enquêtering van de asielzoekers is de volgende: “Wat duidelijk is, is dat het merendeel Foblets M.C, Prof. Dr. & Vanbeselaere N., Prof. Dr. (april 2006), Asielzoekers en terugkeer. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestijding. De motivatie van asielzoekers om terug te keren naar het land van herkomst werd onderzocht op kwalitatieve en kwantitatieve wijze. In de kwalitatieve fase werden 79 personen (asielzoekers, REAB-partners, sociaal assistenten en kandidaatterugkeerders) geïnterviewd met betrekking tot deze motivaties. Op basis van deze eerste fase werd een methodologie ontwikkeld om de motivatie om al dan niet terug te keren op grotere schaal te meten en te analyseren. In deze kwalitatieve fase vulden 91 asielzoekers een vragenlijst in.
Wat betreft de procedure overheerst bij asielzoekers de perceptie dat ze ondoorzichtig is, wat hen het gevoel geeft aan willekeur te worden blootgesteld. “Op deze manier wordt de asielprocedure herleid tot een kansspel. Een kansspel is een kwestie van geluk. Hoe klein ook, altijd is er die kans op geluk. Als men blijft spelen, dan trekt men vroeg of laat het winnende lot.” 61
De onderzoekers stellen ook: “Naast het feit dat de asielzoekers voortdurend vasthouden aan de hoop op een verblijfsstatuut in de toekomst, zullen zij de stresssituatie waarin ze zich bevinden op een bepaalde wijze leefbaarder proberen te maken. De asielzoekers zullen op basis van zowel de informatie die ze ontvangen, het concrete verloop van de procedure, hun perceptie van de asielprocedure, de opvangmodaliteit, de eigen ervaringen en persoonlijke eigenschappen, op een bepaalde manier met hun stresssituatie “copen” om zo hun kansen op een verblijfsstatuut te verhogen. Het schijnhuwelijk en de integratiepogingen zijn duidelijk kansvergrotende strategieën. Asielzoekers hopen hun kansen op een verblijfsstatuut te vergroten door de taal te leren, een beroepsopleiding te volgen. Dit is natuurlijk sterk afhankelijk van het cursusaanbod binnen het opvangcentrum of het OCMW.”
4.1.3 Aanbevelingen ten aanzien van gegevensverzameling Le rapport réalisé en octobre 2006 par les différentes organisations, dont le CIRE et Vluchtelingenwerk Vlaanderen, établit également quelques recommandations, notamment pour ce qui concerne les chiffres et statistiques, les aspects médicaux et psychologiques de la détention ainsi que les pressions et violences autour des expulsions. Pour ce qui concerne les chiffres et statistiques, le rapport recommande que l’Office des Etrangers, dans un souci de transparence, publie annuellement un rapport global et exhaustif relatif aux centres fermés et aux expulsions, contenant des chiffres pour chaque centre en particulier et pour l’ensemble des centres, et donnant des informations précises concernant les catégories des détenus, leur nationalité, le nombre d’enfants par classe d’âge, la durée de détention, ainsi que d’autres informations concernant leur séjour et leur éloignement ou leur libération.
Tot slot worden op basis van dit onderzoek een aantal aanbevelingen ten aanzien van het beleid geformuleerd. Wat betreft het beleid en de procedure wordt de nadruk gelegd op een humanisering van het verblijf. Uit het onderzoek bleek immers zeer duidelijk dat asielzoekers een negatief beeld hebben van de asielprocedure. Ze wordt beschouwd als erg ondoorzichtig, willekeurig en onrechtvaardig. Twee mogelijke pistes voor deze humanisering worden aangegeven:
Pour ce qui concerne les aspects médicaux et psychologiques, le rapport recommande eégalement de ne jamais détenir certaines personnes particulièrement “vulnérables”, et notamment les mineurs et les familles avec enfants, les femmes enceintes et femmes avec nourissons.
- een éénduidigere procedure - een betere communicatie over de procedure: een juridische dienst, naast de sociaal assistent. De onderzoekers stellen voor om de opdracht van de sociale assistenten die instaan voor het onthaal van asielzoekers en de logistiek in de centra duiedlijk te scheiden van de verantwoordleijkheid om aan asielzoekers correcte informatie te verlenen over hun rechten en plichten in België.
De Gryse P. (v.u.) et al. (oktober 2006), De situatie in de gesloten centra voor vreemdelingen, Aide aux Personnes Déplacées, Caritas International België, CIRE, Jesuit Refugee Service Belgium, Ligue des Droits de l’homme asbl, MRAX , Point d’Appui, Protestants Sociaal Centrum, Sociale Dienst Socialistische Solidariteit, Vluchtelingenwerk Vlaanderen
62
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
4.2
Deel 1: Voorstudie
Dans cet objectif, et considérant l’importance des compétences des travailleurs sociaux, les auteurs proposent également de développer un module de formations spécifique à leur attention. Ils insistent en outre sur le fait d’aborder la possibilité du retour dans le cadre d’un réel projet de vie.
Zelfstandige terugkeer
Dans une étude réalisée en 2005 sur l’aide au retour volontaire, le Ciré et OCIV insistent sur l’importance de concevoir le projet de retour volontaire en lien étroit avec des partenaires dans les pays d’origine et avec les communautés de migrants en Belgique. L’étude met en évidence quelques principes qui devraient être appliqués dans le cadre de l’aide au retour volontaire: Au niveau pratique, ces principes concernent notamment la qualité de l’information donnée, l’aspect psychologique, le fait que la personne doit être l’acteur principal du projet, l’importance d’un accompagnement social global, l’importance de mettre en oeuvre un processus viasnt à assurer des conditions de vie dignes et une réintégration durable dans le pays d’origine, l’importance de proposer différents types d’aide au retour volontaire, et l’importance d’assurer le suivi de la personne dans son pays.
Par rapport au lien entre retour volontaire et développement, si les auteurs reconnaissent que les programmes d’aide au retour ne peuvent pas constituer une stratégie de développement en tant que telle, ni un outil de développement, ceux-ci misent sur la possibilité d’intégrer, autant que possible, les retours dans des dynamiques de développement local. Enfin, l’étude précise que les programmes d’aide au retour volontaire sont difficiles à partir des centres fermés, et ce pour différentes raisons, dont notamment la volonté réelle de l’assistant social de privilégier le RV plutôt que l’expulsion, l’accès à l’information (L’option du Rv n’est pas proposée systématiquement aux personnes), et le délai imposé par les démarches administratives. Les auteurs plaident donc notamment pour que des informations claires concernant cette option et ses conséquences soient données à toutes les personnes incarcérées dans une langue qu’elles comprennent et pour un accompagnement social intégral, tant sur le plan social que professionnel.
Au niveau institutionnel, ces principes considèrent l’importance de ne pas conditionner l’aide à une quelconque décision de retour, le fait qu’il existe des pays ou des régions vers lesquels le retour dans la dignité est impossible, l’importance de veiller à la sécurité des personnes, de ne pas «tomber dans une logique de quotas”, de ne pas pratiquer de “retours groupés” en fonction de l’actualité, etc.
In dit kader dienen bij de uitbouw van een beleid rond vrijwillige terugkeer zeker ook de bevindingen van het onderzoek van Prof. Foblets en Prof. Debselaere (2006) in overweging te worden genomen.
Selon les auteurs, “il semble important d’étoffer l’offre de service en elle-même et de pouvoir offrir un service de qualité autour de la question du retour, en intégrant des dimensions telles que la définition du projet personnel du bénéficiaire, la question de la formation professionnelle et celle des liens avec le pays de retour, tans pour les questions liées à l’actualité sur place (sécurité) que pour la création d’un lien averc un service d’accompagnement social local.”
De onderzoekers ondervonden dat vrijwillige terugkeer een zeer gevoelig onderwerp is bij de asielzoekers. Men wil er vaak niet over horen of voelt zich aangevallen wanneer men over dit onderwerp wordt aangesproken. Het is voor asielzoekers zeer moeilijk om over vrijwillige terugkeer te Foblets M.C, Prof. Dr. & Vanbeselaere N., Prof. Dr. (april 2006), Asielzoekers en terugkeer. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestijding
Ciré et OCIV,” Aide au retour volontaire: constats et perspectives”, 2005. Overlegcentrum voor Integratie van Vluchtelingen, nu Vluchtelingenwerk Vlaanderen
63
praten zonder daarbij hun aanspraak op een vluchtelingenstatuut gedeeltelijk te ontkrachten. Het onderzoek maakte eveneens duidelijk hoe ook sociaal assistenten met voorzichtigheid over dit thema praten. Sommigen ervaren het immers als hun taak in de eerste plaats de belangen van de asielzoekers te behartigen. De asielzoeker is in eerste instantie gericht op het verkrijgen van een verblijfsstatuut, waardoor in zijn denken geen plaats is voor vrijwillige terugkeer. Uit het onderzoek bleek dat het merendeel van de ondervraagde asielzoekers de keuze van anderen om vrijwillig terug te keren interpreteren als zijnde een teken dat ze geen “echte” problemen hadden of geen “echte” problemen meer hebben. Anderen beweren dat bepaalde asielzoekers vrijwillig terugkeren naar hun land van herkomst, omdat ze de “onrechtvaardige” situatie in België niet langer aankunnen, en dus verkiezen de situatie in hun land van herkomst te trotseren, zelfs als dit hun dood betekent. Telkens plaatsen de asielzoekers zichzelf buiten het “terugkeer-denken”, en is men ervan overtuigd zelf wel “echte” problemen te hebben.
De onderzoekers onderstrepen de opvallende bevinding dat de meerderheid van de asielzoekers hun gevoel niet te kunnen of willen terugkeren naar hun land van herkomst motiveert met redenen die een gevolg zijn van de asielprocedure in België, en niet zozeer van vrees voor vervolging omwille van hun ras, religie, nationaliteit, hun behoren tot een bepaalde sociale groep of hun politieke overtuiging. Terugkeer blijkt bovendien tot de toekomstperspectieven van bepaalde asielzoekers te behoren, weliswaar niet in het kader van de IOM-programma’s, maar pas wanneer zij een verblijfsstatuut verkregen hebben. De motivaties die de kandidaat-terugkeerders in het onderzoek hebben aangegeven voor hun beslissing om zelfstandig terug te keren naar hun land van herkomst, moeten worden gelezen binnen de dynamiek van het “kansspel”: de ondoorzichtigheid van de procedure geeft hen een gevoel van willekeur. De asielzoekers getuigen ervan voortdurend te hopen op een verblijfsstatuut, terwijl bij kandidaat-terugkeerders blijkt hoe zij of snel na hun aankomst in België, beslissen dat hopen geen zin heeft, of nadat ze alle mogelijke strategieën hebben uitgeprobeerd, de hoop opgeven.
Vervolgens blijkt ook uit het onderzoek hoe de asielzoekers, wanneer hen de vraag naar vrijwillige terugkeer wordt gesteld, het gevoel hebben niet te kunnen of willen terugkeren naar hun land van herkomst. Meerdere motivaties verklaren dit gevoel: ze trotseren de moeilijke leefomstandigheden die de asielprocedure met zich meebrengt al lange tijd en willen niet vrijwillig terugkeren naar hun land van herkomst, omdat ze aanvoelen “het recht” te hebben hier te mogen blijven, omdat ze hier reeds gedurende lange tijd in moeilijke omstandigheden leven. Anderzijds motiveren sommige asielzoekers deze beslissing niet terug te keren met het argument dat zijzelf of hun kinderen al te lang in België wonen om nog te moeten terugkeren naar hun land van herkomst of omdat dit zou impliceren dat zij opnieuw moeten beginnen in het land van herkomst. Als laatste zijn er de asielzoekers die het gevoel hebben niet terug te kunnen of willen omdat zij vervolging vrezen in hun land van herkomst.
Ten aanzien van het beleid en de ambitie programma’s voor zelfstandige terugkeer een betere reputatie te geven en meer succesvol te maken, menen de onderzoekers dat een betere informatie en communicatie zeker kunnen hlpen. Dit impliceert een splitsing van de verschillende rollen die de sociale assistenten moeten aanneemen. Zelfstandige terugkeer mag niet enkel als optie na een negatieve beslissing van de asielinstanties worden gepresenteerd, maar als optie an sich, die steeds mogelijk is. Deze optie moet, binnen een vertrouwelijke context tussen asielzoekers en sociale assistenten, gecommuniceerd kunnen worden. De piste van vrijwillige terugkeer als voortdurende optie, en niet als ultimum remedium kan ook inhoudelijk worden uitgewerkt: vormingsen opleidingspakketten die aan de asielzoekers worden aangeboden moeten kennis aanbieden die in de eerste plaats nuttig is in het land van herkomst. Dit kan het voor hen gemakkelijker maken uiteindelijk de stap te zetten naar een zelfstandige terugkeer. 64
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
4.3
Deel 1: Voorstudie
hun uitwijzingsbevel, uitgezonderd in het geval van personen die worden uitgewezen na het uitzitten van hun straf en personen die vastgehouden worden aan de grens met het oog op hun uitlevering. “
Vasthouding
4.3.1 Aanbevelingen van de Commissaris voor de Rechten van de Mens (19 september 2001)
Aanbeveling 8: “Alle personen in detentie, ongeacht de duur van hun vasthouding, moeten het recht hebben op de dringende medische hulp die hun gezondheidstoestand vereist.”
Vanuit de optiek van de mensenrechten heeft de Commissaris voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa een aantal aanbevelingen gemaakt betreffende de rechten van vreemdelingen die een lidstaat van de Raad van Europa willen binnenkomen en het uitvoeren van verwijderingen.
Aanbeveling 9: “Gesloten instellingen mogen in geen geval worden beschouwd als gevangenissen.” Aanbeveling 10: “De nationale overheden moeten een maximale transparantie garanderen met betrekking tot de werking van de gesloten instellingen door op zijn minst te verzekeren dat onafhankelijke nationale commissies, ombudslieden en NGO’s, advocaten en naaste familieleden van de personen die vastgehouden worden, toegang hebben. Er moet vooral een regelmatige controle van hun werking gebeuren door de rechtbanken.”
In deze aanbevelingen zijn tevens een aantal voorwaarden voor vasthouding opgenomen: Aanbeveling 5 : “De lidstaten dienen – voor zover als mogelijk – hun nationale wetgeving te harmoniseren voor wat betreft, enerzijds, de procedurele garanties verleend aan vreemdelingen die het object uitmaken van een maatregel tot vasthouding, en anderzijds, de maximale periode van vasthouding die toegestaan is bij elk stadium van de procedure.”
Aanbeveling 11 : “Het is noodzakelijk dat het recht op het ondernemen van gerechtelijke stappen in de betekenis van artikel 13 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden niet alleen bij wet gegarandeerd wordt, maar dat dit ook verzekerd wordt in de praktijk, wanneer een persoon beweert dat de bevoegde overheden één van de rechten gegarandeerd door het Europees Hof van de Rechten van de Mens geschonden hebben of die vermoedelijk zullen schenden. Het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel moet verzekerd zijn aan allen die een terugdrijving of een verwijdering van het grondgebied wensen aan te vechten. Dit beroep moet de uitvoering van het uitwijzingsbevel opschorten, op zijn minst als er een schending van artikelen 2 en 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden wordt aangehaald.”
Aanbeveling 6 : “De lidstaten moeten vermijden om niet-begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen, moeders met jonge kinderen, ouderen en gehandicapte personen, vast te houden in de wachtzones. … Leden van dezelfde familie zouden niet mogen worden gescheiden.” Aanbeveling 7: “Aangehouden vreemdelingen moeten in afwachting van toelating om het grondgebied te betreden, in een gespecialiseerd centrum geplaatst worden, onder geen enkele voorwaarde mogen ze tijdens hun vasthouding bij gewone gevangenen geplaatst worden. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen die wachten op de uitvoering van Vertaling aanbevelingen door de Commissie belast met de evaluatie van de instructies inzake de verwijdering (II).
65
Si aucune des alternatives ne peut être mise en placeet si les Etats détiennent des enfants, ceci devrait être, en conformité avec l’article 37 de la Convention relative aux droits de l’enfant, e dernier recours et pour une durée des plus courtes, conformément aux exceptions citées au principe directeur 3. Si les enfants qui sont demandeurs d’asile sont détenus dans les aéroports, dans des centres régulant l’immigration ou dans des prisons, ils ne doivent pas être soumis à des conditions de type carcéral. Tous les efforts doivent être entrepris pour les relâcher et lesplacer dans d’autres logements. Si cela s’avère impossible, des arrangements spéciaux doivent être mis en place pour répondre aux besoins des enfants et de leur famille. Pendant la détention, les enfants ont droit à l’enseignement qui doit, idéalement, être dispensé en dehors des espaces de détention, afin d’en faciliter la continuité après leur libération. La récréation et les jeux, essentiels pour le développement mental de l’enfant ainsi que la réductio du stress et des traumatismes, doivent être prévus».
4.3.2 Principes directeurs du UNHCR sur les critères et les normes applicables quant à la détention des demandeurs d’asile Reeds in 1994 stelde UNHCR dat detentie nooit mag worden gehanteerd om een asielzoeker te straffen, of om eventuele asielaanvragers af te schrikken. Bovendien mag detentie niet langer duren dan wat struikt noodzakelijk is om de repatriëring uit te voeren zoniet wordt detentie willekeurig (Field, 2006). Dans le cadre de l’utilisation croissante de la détention comme restriction de la liberté de circulation des demandeurs d’asile du fait de leur entrée irrégulière, le Haut Commissariat des nations Unies pour les Réfugiés a établi un ensemble de 10 principes directeurs destinés à garantir que cette détention ne serve pas à éroder les principes fondamentaux sur lesquels se base le régime de protection internationale. Le Principe directeur 2 est un principe général contre la détention des demandeurs d’asile qui fait référence à l’article 14 de la Déclaration Universelle des Droits de l’homme, selon lequel le droit de chercher asile et de bénéficier de l’asile est reconnu comme un droit fondamental.
4.3.3 UNHCR aanbevelingen ten aanzien van de Dublin II verordening10
Le principe directeur 6 concerne la détention des personnes de moins de 18 ans et fait référence aux articles 2, 3, 9, 22 et 37 de la Convention relative aux droits de l’enfant. Selon le HCR, les mineurs demandeurs d’asile ne devraient pas être détenus.
De UNHCR studie beoordeelt de toepassing van de Dublin II verordening door de verschillende lidstaten - met name de conformiteit met de internationale wetgeving inzake vluchtelingen en de impact op de individuen die onder de regulering vallen - en doet een aantal aanbevelingen voor het toekomstig gebruik.
Le principe 6 précise que «toutes les alternatives à la détention devraient être étudiées dans le cas des enfants accompagnant leurs parents. Les enfants et ceux qui sont directement chargés de leur éducation ne devraient pas être détenus à moins que ce ne soit le seul moyen de maintenir l’unité de la famille.
We beperken ons tot de bevindingen en aanbevelingen m.b.t. de detentie van asielzoekers die onder de Dublin-reglementering vallen. Gezien een groot deel van de gezinnen in gesloten centra onder de Dublinreglementering vallen11, zijn deze aanbevelingen bijzonder relevant in het licht van deze studie.
UNHCR (1994), Les enfants réfugiés, Principes directeurs concernant la protection et l’assistance, Genève
10 UNHCR (april 2006), The Dublin II regulation, a UNHCR discussion paper. 11 In het gesloten centrum van Merksplas vielen 45,5% van alle gezinnen die hier in 2006 werden vastgehouden onder de Dublin II reglementering.
Haut Commissariat des nations Unies pour les Réfugiés, Genève, 1999
66
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Volgens de studie zijn er steeds meer lidstaten die overgaan tot detentie van asielzoekers die onder de Dublin-reglementering vallen. Ook in België is dit het geval: “De Belgische overheden gaven bijvoorbeeld aan dat minder dan 10% van de asielzoekers die onder de Dublin-reglementering vallen vrijwillig naar de verantwoordelijke lidstaat teruggaan, en dat het verdwijningsrisico dus zeer groot is. Als gevolg hiervan heeft de overheid de mogelijkheid geboden om asielzoekers die onder de Dublinreglementering vast te houden in afwachting van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Eind 2005 werd ca. 23% van de ‘Dublingevallen’ vastgehouden. … Een bevel tot detentie kan uitgevaardigd worden van zodra de beslissing tot overdracht is meegedeeld aan de asielzoeker.”
Deel 1: Voorstudie
4.3.4 Ligue de l’Enseignement de l’Education Permanente De studie van de Ligue de l’Enseignement et de l’Education Permanente (2006)12 doet talrijke aanbevelingen voor de aanpassing en verbetering van de Belgische gesloten centra waar kinderen verblijven, uitgaande van de huidige verblijfs- en opvangsituatie. Deze studie baseert zich op bezoeken aan de centra 127bis te Steenokkerzeel en CIV te Vottem en gesprekken met de directie en personeel. Echter wordt benadrukt dat hoe creatief en pragmatisch de voorstellen ook zijn, de opsluiting van gezinnen met kinderen steeds als problematisch wordt beschouwd. In feite dient dus het hele systeem te worden herdacht. De voorstellen vertrekken van een “logique d’action”, enkele algemene aspecten en voorwaarden, waarbinnen de verdere aanbevelingen zich situeren. Zo pleit de Ligue voor een omkering van de huidige verhouding tussen bewakings- en opvoedend personeel, of toch voor een meer evenwichtige verhouding. Daarnaast acht men het ook nodig het organigram te veranderen: bepaalde functies dienen meer of volledig autonoom te worden, zodat de personeelsleden zich kunnen richten op de noden van de bewoners, in plaats van op het beantwoorden aan institutionele verwachtingen. Men denkt daarbij aan psychologen, sociaal assistenten, medisch personeel en in bepaalde mate ook opvoeders. Bij het realiseren van verbeteringen aan de omstandigheden in de gesloten centra is permanente evaluatie in functie van de gewenste aanpassingen en veranderingen noodzakelijk.
Volgens de studie worden asielzoekers die onder de Dublinreglementering vallen zelfs vastgehouden wanneer ze vrijwillig wensen terug te keren of overgebracht te worden. In verschillende lidstaten wordt de detentie van ‘Dublin-gevallen’ in afwachting van hun transfer systematisch toegepast. “UNHCR is verontrust over deze praktijk, gezien het de asielzoekers die onder de Dublin-reglementering vallen gelijkstelt met afgewezen asielzoekers met wie ze dikwijls samen worden opgesloten. Behalve in zeer uitzonderlijke en welbepaalde gevallen, verzet UNHCR zich tegen de detentie van asielzoekers. Wanneer mensen die onder de Dublin-reglementering vallen in uitzonderlijke gevallen toch worden vastgehouden, dient dit voor een zo kort mogelijke periode te gebeuren en overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel. De overheid moet de bewijsgrond voor een verdwijningsrisico leveren, en wanneer hiervoor geen indicaties zijn mag men niet tot detentie overgaan. Kwetsbare personen mogen in geen geval vastgehouden worden.”
Vooraleer specifieke aanbevelingen te formuleren, worden ook enkele algemene aanbevelingen gedaan, ten aanzien van bijvoorbeeld de uitbouw van een globaal programma georganiseerd per leeftijdsgroep, een functioneel beheer van de lokalen, timing, personeelsbeleid, …
UNHCR pleit ervoor om de voorwaarden voor detentie en het recht op beroep hiertegen op te nemen in de Dublin II verordening. Hierbij dient benadrukt te worden dat detentie niet voor alle Dublin-gevallen gerechtvaardigd is, en zeker niet voor transfers die wellicht niet ingaan tegen het belang of de voorkeur van de asielzoeker.
12 Silberberg V., Hullebroeck P. (2006), Enfants dans les centres fermés pour illegaux. Projet d’amélioration des conditions d’existence, La Ligue de l’Enseignement et de l’Education permanente asbl.
67
Aanbevelingen: specifieke activiteiten voor kinderen:
vb: organiseren van spektakels door de kinderen, waardoor hun eigenwaarde toeneemt, kinderkrant door de kinderen van het centrum, …
De Ligue de l’Enseignement stelt de organisatie van een programma van activiteiten voor kinderen voor, dat dient te worden uitgewerkt rekening houdend met de verschillende leeftijden. De aanbevelingen worden geformuleerd uitgaande van zes domeinen, telkens wordt ook aangegeven hoe dit kan worden bereikt: - de lichamelijke gezondheid. vb. sportactiviteiten, psychomotorische activiteiten, buitenspelen en sporttoestellen ter beschikking stellen, activiteiten en begeleiding rond hygiëne - de psychologische gezondheid, vanuit een relationele benadering gebaseerd op de kwaliteit van de contacten tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen. vb: collectieve en individuele, formele en informele praatruimtes, momenten van collectief leven, expressie- en crea-ateliers - expressieve en communicatieve vaardigheden. vb. activiteiten rond taal en spreken, spelen rond samenwerken, presentatie, verbale en non-verbale communicatie, … - onderwijs. Men acht het niet nodig initiatieven te ontwikkelen die de schoolomgeving kopiëren, maar eerder om educatieve activiteiten te organiseren, afgestemd op de specifieke situatie van ieder kind. Hierbij wordt verwezen naar ervaring met de “ziekenhuisscholen”. Er dient zoveel mogelijk contact genomen te worden met de school waar het kind voor de vasthouding school liep en de kinderen moeten kunnen beschikken over hun eigen schoolmateriaal. vb. ontdekkings- en experimentele activiteiten in wetenschap, aardrijkskunde, economie, cultuur, …, taalbad, continuïteit van het onderwijs - socialisatie: vb. participatie van kinderen (kinderraad, verantwoordelijk-heden geven, …) auto-evaluatie door het kind en herwaardering van het zelfbeeld. Het educatieve team dient uit te gaan van de educatieve en pedagogische waarden van onze maatschappij (bijvoorbeeld ten aanzien van plagen en pesten, straffen, …). Immers, de kinderen hebben op school al geleerd deze te respecteren.
Naast deze aanbevelingen die zich specifiek richten op activiteiten voor kinderen, benadrukt de Ligue ook de noodzaak aan activiteiten voor de volwassenen. Het welzijn en goed-voelen van de kinderen is immers sterk gebonden aan het gezin en dus het welzijn van de ouders. Verschillende types van activiteiten voor volwassenen worden voorgesteld, zoals ontspanningsactiviteiten, de toegang tot kranten, internet, boeken, …, de oprichting van een bewonersraad voor de organisatie van het gemeenschappelijk leven, informatie, mogelijkheid om kleine werken uit te voeren tegen betaling, …
4.3.5 Aanbevelingen van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) – Nederland De Nederlandse Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) heeft naar aanleiding van een doorlichting van de Nederlandse centra waar ouders met minderjarigen in bewaring worden gehouden13 een inspectierapport geschreven met een aantal aanbevelingen. De Inspectie spreekt zich niet uit over de vreemdelingenbewaring als zodanig, maar wel over de omstandigheden waaronder ouders met minderjarigen in vreemdelingenbewaring verblijven. Ten aanzien van de bevoegde ministers en de Dienst Justitiële Inrichtingen zijn de belangrijkste aanbevelingen14: - Erkenning van ouders met minderjarigen als bijzondere doelgroep voor de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring. Deze bijzondere doelgroep vereist een aparte regelgeving, accommodatie en voorzieningen. 13 Het betreft het uitzetcentrum Rotterdam, het detentiecentrum Zeist, het detentiecentrum Noorderzand en het grenshospitium Tafelbergweg. 14 Ministerie van Justitie Nederland, Inspectie voor de Sanctietoepassing, Ouders met minderjarigen in vreemdelingenbewaring, Inspectierapport–Themaonderzoek, 08-2005.
68
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
- Een goede informatieoverdracht naar vreemdelingen over de omstandigheden (vooral het gesloten karakter) en de voorzieningen (vooral die voor minderjarigen) die zij gedurende het verblijf in de instelling zullen aantreffen. - Bij het uitzettingsproces dienen ouders en minderjarigen een voorrangsbehandeling te krijgen, teneinde de detentieduur van ouders met minderjarigen te verkorten. - De huidige voorzieningen voor vreemdelingenbewaring van ouders met kinderen hebben onmiskenbaar de kenmerken van een ‘gevangenisomgeving’ en de daarbij behorende processen, en zijn daarom geen omgeving waar het belang van het kind mee is gediend. De bewaring van ouders met minderjarigen zou moeten gebeuren in een andersoortige voorziening met de volgende kenmerken: a) Kinderen hebben veel bewegingsvrijheid en kunnen vrijelijk spelen zonder afhankelijkheid van medewerkers en procedures. Er is veel ruimte voor sport en spel en er zijn speeltoestellen. b) Er is professionele kinderopvang aanwezig, alsook aansprekende onderwijsen mediatheekvoorzieningen (o.a. met ruime computergebruiksmogelijkheden en internetverbinding). c) De bevoegde autoriteiten voor vrijwillig vertrek zijn permanent aanwezig. d) Informatie m.b.t. het verblijf in de instelling wordt gedocumenteerd in een permanent te raadplegen verblijfsplan, met expliciete aandacht voor de activiteiten die verricht zijn ter bekorting van de verblijfsduur. Als input voor dit verblijfsplan wordt aan de instelling informatie verstrekt over de achtergrond van de gezinnen en personen die er geplaatst worden. e) De begeleidende medewerkers van ouders en minderjarigen worden geschoold in de omgang met deze doelgroep, en dragen geen uniform. f) De mogelijkheden worden onderzocht om (oudere) kinderen vrienden/vriendinnen te laten ontvangen en bij langdurig verblijf al dan niet onder begeleiding - tijdelijk buiten de instelling te laten verblijven.
Deel 1: Voorstudie
4.3.6 Aanbevelingen van Francine Dal, kinderpsychologe Solentra vzw15 Op basis van haar bezoek aan het repatriëringscentrum 127bis besluit Francine Dal (2005) van vzw Solentra dat het opsluiten van minderjarigen in geen enkel geval gerechtvaardigd is. Gezien de huidige context lijkt het haar dringend en aangewezen op verschillende niveaus te werken. Op psychologisch niveau stelt zij het volgende voor: - individuele of groepsbegeleiding van de kinderen, zodat zij hun gevoelens van verdriet, kwaadheid e.a. kunnen uiten en ook met hun ouders kunnen bespreken. - begeleiding van de ouders in het begrijpen van hun kinderen, zodat zij hun beschermende rol naar hun kinderen toe weer kunnen opnemen. - Bruggen bouwen tussen het gezin en hun familie/gemeenschap van herkomst, zodat het contact kan worden hersteld. Op organisatorisch niveau in de gesloten centra: - aanwerving/opleiding van gespecialiseerd personeel naar het werken met kinderen en gezinnen toe - opleiding van het volledige personeel betreffende de zeer specifieke problematiek - het organiseren van schoolse activiteiten op een degelijke wijze - het voorzien van ludieke activiteiten voor kinderen, ook in het weekend - het gezinsleven moet beschermd worden zodat de ouders opnieuw hun ouderrol kunnen opnemen (eten, inrichting van de kamers, enz.) - een televisiezaal voorzien op maat van de kinderen, zodat zij programma’s aangepast aan hun leeftijd kunnen bekijken.
15 vzw voor solidariteit en interrelationeel geweld
69
Daarnaast wordt voorgesteld een atelier te organiseren met personeel en bewoners of ex-bewoners die nog in België verblijven, teneinde effectieve en realistische voorstellen te formuleren.
4.4
Conclusie
Uit bovenstaande aanbevelingen kan geconcludeerd worden dat gedurende de laatste jaren talrijke onderzoekers en experten het huidige beleid (zowel de procedure, de vasthouding en meer specifiek de vasthouding van kinderen) hebben geëvalueerd en aanbevelingen hebben geformuleerd om het beleid te optimaliseren en tegelijkertijd ook te humaniseren. Al deze aanbevelingen zijn uiteraard zeer waardevol in het licht van deze studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen en zullen dan ook meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van deze studie.
70
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
5 plaatsbezoeken gesloten centra
5.1
Deel 1: Voorstudie
In België
In de periode oktober – november 2006 heeft SumResearch plaatsbezoeken gebracht aan de vier gesloten centra waar gezinnen met kinderen vastgehouden worden of gehouden werden: het centrum te Vottem (CIV), het centrum 127bis te Steenokkerzeel, het centrum van Merksplas (CIM), en het Transitcentrum 127 te Melsbroek. Deze bezoeken waren van cruciaal binnen het hele studietraject, in de eerste plaats om de problematiek van vasthouding van kinderen concreet en in praktijk te kunnen duiden. Bovendien is het slechts door dergelijke uitgebreide bezoeken dat wij in staat zijn om onderbouwde uitspraken te doen over de situatie van gezinnen in gesloten centra, om te evalueren, te vergelijken, te oordelen, … Onderstaand wordt verslag uitgebracht over deze vier bezoeken in België. Deze verslagen baseren zich in hoofdzaak op onze eigen observaties en indrukken, aangevuld met wat wij hebben onthouden uit de gesprekken met directie en/of personeel. Telkens worden vooreerst enkele algemene gegevens over het centrum voorgesteld, en worden achtereenvolgens de locatie en organisatie, bewoners en verblijf, personeel en begeleiding besproken. Afsluitend worden onze voornaamste indrukken en conclusies geresumeerd.
5.1.1 Centrum voor Illegalen te Vottem SumResearch a visité le centre fermé de Vottem le 25 octobre 2006. Nous avons été accueillis par le Directeur, Mr Jean-François Jacob. 5.1.1.1 Algemene gegevens over het centrum Capaciteit In gebruik sinds Bewoners Statuut bewoners 71
160 plaatsen Maart 1999 Au 25/10/06, Uniquement des hommes isolés Débouttés, illégaux, Smex (Sans Moyens d’Existence)
5.1.1.2 Locatie en organisatie Le centre est divisé en 4 ailes. Chaque aile (rouge, verte, bleue, jaune) comporte sa propre cantine, son préau, ses toilettes, douches, etc. Seuls le service médical et les cellules d’isolement sont séparées. Les résidents peuvent aller et venir librement dans leur chambre, les locaux communs sont fermés à minuit, mais ils peuvent faire ce qu’ils veulent toute la journée. Le fumoir est ouvert jusqu’à 1h00, le préau 2h/jour, 2 ailes à la fois (pour les familles, le préau était accessible plus de 2h/ jour). Les repas sont livrés par DELIVA.
Centrum voor Illegalen te Vottem (Bron: centrumdirectie + eigen
Selon le directeur, il est important que les résidents puissent travailler, d’une part parce que, pour les familles, le père peut continuer à jouer un rôle important, et, d’autre part, parce que cela leur permet de passer le temps, l’oisiveté étant la pire des choses pour les résidents. En outre, le fait de pouvoir gagner un peu d’argent leur permettrait de rentrer dans leur pays avec quelque chose, ce qui est valorisant. Malheureusement, le travail rémunéré n’est plus possible, car il nécessite 3 dérogations à la Loi qui ne prévoit pas la mise au travail des étrangers, qui exige un salaire minimum garanti ainsi qu’un contrat de travail. Actuellement, les résidents ont l’occasion d’effectuer 12 types de travaux différents, dont le nettoyage, la buanderie et le ramassage des papiers, en échange de quoi ils reçoivent des « votes », contre lesquels ils peuvent échanger cigarettes, boissons, télécartes, ...
En mars 2006, à la demande de l’Office des Etrangers, une aile a été libérée pour accueillir des familles (libérer l’aile, c’est-à-dire transférer les résidents vers un autre centre ou les libérer). Les responsables ont alors décidé de mettre sur pieds un groupe de travail et de visiter les autres centres pour voir comment ceux-là fonctionnent avec les familles. Ce groupe de travail était constitué d’éducateurs, d’assistants sociaux, d’agents de sécurité, du secteur médical.
5.1.3 Bewoners en verblijf Aujourd’hui, le centre n’accueille plus que des hommes. Théoriquement, après 5 mois, les résidents qui n’on pas pu être rapatriés sont relâchés et reçoivent un OQT (Ordre de Quitter le Territoire). Mais dans la pratique, le séjour peut se prolonger jusqu’à 8 mois (maximum). Pendant 2 ans, une aile a été ouverte uniquement pour les femmes. Les femmes seules sont essentiellement des prostituées.
Ensemble, ils ont planché sur différents aspects. Ils prévoyaient beaucoup d’enfants et n’en ont eu que très peu (maximum 32 personnes en même temps en famille). Une famille est parfois constituée seulement d’un couple sans enfant. Ils ont vu arriver de plus en plus de femmes seules et de moins en moins de personnes. Après 3 mois, l’accueil des familles a été stoppé, les femmes seules ont été transférées à Bruges et les familles à Merksplas. Les familles étaient principalement des familles d’Europe de l’Est avec une majorité de Roms. 72
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Pendant cette période, une réflexion a été entamée avec la Ligue de l’Enseignement concernant des occupations ludiques et éducatives par tranche d’âge. La Ligue de l’Enseignement travaille sur ce projet avec le Professeur Pol Dupont de l’Université de Mons-Hainaut.
Deel 1: Voorstudie
experts (psychiatres,…). D’autre part, ils reçoivent des formations de gestion non violente. Actuellement, il y a également une opportunité d’extension à Vottem, mais alors uniquement pour l’accueil des familles. Ils sont en train d’étudier la question et de faire des propositions (plans) pour la construction d’une nouvelle aile spéciale, sur le terrain voisin qui est propriété de la Régie des Bâtiments. Mr Jacob envisage d’y accueillir des familles dans de bonnes conditions. Ils collaborent avec l’ONE (Office de la Naissance et de l’Enfance) qui exige notamment une salle de psychomotricité et une cuisine pour que les mamans puissent préparer le repas de leur(s) enfant(s). L’idée de J-F Jacob est d’aménager des espaces modulables en fonction de la taille des familles, sorte de petites unités de logements. Les enfants pourraient fréquenter l’école de Vottem, idée qui serait certainement encouragée par le Bourgmestre.
Depuis 3 ans, ils accueillent également des anciens détenus, c’est-à-dire des étrangers illégaux qui ont écroué en prison et doivent être rapatriés (SMEX, sans moyen d’existence). Les SMEX constituent un problème potentiel. Il s’agit d’étrangers écroués en prison administrativement et qui sont sans moyen d’existence. Ceux-ci risquent de devenir de plus en plus nombreux. L’ambiance dans le centre change parce qu’ils sont très différents des familles par exemple. Les centres doivent faire face à une autre évolution: aujourd’hui, on n’octroie plus d’aide matérielle aux demandeurs d’asile. Les gens sont donc bien déterminés à rester ici. La population a changé: l’EU a durci les règles en matière de politique d’asile. Les gens ont eu du mal à arriver jusqu’ici et voudront par conséquent difficilement partir. Outre les gens des prisons, il faut ajouter les vagabonds, les cas psychologiques et psychiatriques, qui sont très difficiles à gérer.
Mr Jacob avait également envisagé un projet d’école, structuré sur le modèle de l’école primaire, avec un horaire fixe, des devoirs, un lunch à midi, etc, exactement comme une école. Le programme serait quant à lui différent et porterait notamment sur les règles d’hygiène de base, des bases de français élémentaire, d’écriture, etc. Ils prévoyaient de travailler avec des éducateurs spécialisés dans l’enfance. Mais le budget a été supprimé, ce qui lui a valu les foudres de la presse.
5.1.1.4 Personeel en medische begeleiding Sur 170 personnes employées, le centre comprend 6 assistants sociaux, 10 éducateurs et le reste sont des accompagnateurs (sorte d’éducateur mais du team sécurité, niveau 2). Ceux-ci sont tout le temps avec les résidents et constituent l’interface entre le team sécurité et les autres teams. Ils assurent également les activités les WE et jours fériés.
5.1.1.5 Conclusie Le centre de Vottem est aménagé et fonctionne sur le modèle carcéral: accès au centre très sécurisés (fils barbelés, …), gardiens en uniforme, matériel d’intervention sur place, système de vidéo-surveillance, cellules d’isolement, etc.
Le travail des employés du centre est de prendre en charge le résident jusqu’à l’avion, de le préparer au retour, lui et sa famille.
Le centre n’est pas adapté à l’accueil des enfants, ni en termes d’infrastructure, ni en termes de personnel. Il n’existe aucun aménagement prévu à cet effet.
A l’étude, l’aménagement d’une aile différenciée pour les cas difficiles, afin de les sortir de la vie en groupe qu’ils perturbent et d’instaurer un système cellulaire (A.R.). Ils ont l’intention de collaborer avec des 73
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 01 Fotoreportage gesloten centrum Vottem
Toegang tot het centrum
Toegang tot de leefvleugels
Zicht op de leefvleugel
Verbinding tussen de administratieve gebouwen en de leefvleugels
Diensttoegang
Luchtruimte bij de leefvleugel
Gemeenschappelijke dagzaal
Kamer voor 4 personen
Kinderklasje
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
Le personnel du centre a beaucoup de difficultés à gérer les cas psychologiques, pour lesquels le personnel n’est pas formé. On accueille également dans le centre des SMEX qui constituent un problème potentiel.
5.1.2 Repatriëringscentrum 127bis te Steenokkerzeel Het repatriëringscentrum 127bis te Steenokkerzeel werd bezocht op 26 oktober 2006. SumResearch werd rondgeleid in een familievleugel door centrumdirecteur Carla De Becker en sprak met een aantal personeelsleden waaronder de vleugelassistenten van de familievleugel, opvoeders, psycholoog en verantwoordelijke logistiek en infrastructuur.
Un point ayant retenu notre attention est la présence de personnel d’origine étrangère et parlant arabe, pouvant ainsi communiquer avec une partie des résidents.
5.1.2.1 Algemene gegevens over het centrum Il existe actuellement à Vottem un projet d’extension, où il est prévu d’accueillir des familles dans un cadre mieux adapté, avec des possibilités d’enseignement.
Capaciteit In gebruik sinds
La direction reconnaît la nécessité de lutter contre l’inactivité, par exemple en permettant aux résidents de travailler.
160 personen (4 vleugels van 40 personen) 1994
Bewoners
alleenstaande mannen, alleenstaande vrouwen, koppels, gezinnen met kinderen
Statuut bewoners
illegale vreemdelingen, afgewezen asielzoekers (grensen binnenlandprocedure)
5.1.2.1 Locatie en organisatie Bij binnenkomst in het centrum bevindt zich rechts het administratieve gebouw, met onder andere de bureaus van het personeel en links de medische vleugel. Hierachter ligt een afzonderlijk gebouw waar de vreemdelingen verblijven. Het gaat om een rechthoekig gebouw, met een centrale controleruimte van waaruit bewakingsbeambten de leefvleugels kunnen observeren. Van hieruit heeft men zicht op de volledige gang, zodat de bewoners eigenlijk permanent geobserveerd worden, enkel op hun kamer beschikken ze over privacy. Links en rechts bevindt zich telkens één bewonersvleugel, en dit op het gelijkvloers en op de eerste verdieping. Iedere vleugel telt een 12-tal kamers van 4 personen, een eetzaal, ontspanningsruimte, sanitair, die gelegen zijn rondom een centrale gang. Elke leefvleugel heeft een eigen, begrensde buitenruimte voor de “wandeling”. Door de omheiningswerken die op het moment van het bezoek aan de gang waren, waren minder buitensruimtes beschikbaar. 74
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
Er wordt voor gezorgd dat zoveel mogelijk materiële spullen van het gezin worden gerecupereerd om mee te nemen bij de repatriëring. Indien men te veel bagage heeft, wordt het overgewicht betaald met de premie van IOM, of verdeeld over andere bewoners op hetzelfde vliegtuig. Grote stukken worden vaak gestockeerd bij familie of vrienden. Uiteindelijk stellen zich weinig problemen met bagage, dit wordt geval per geval opgelost.
Op dit moment zijn drie van de vier vleugels in gebruik, waarvan één voor alleenstaande mannen en twee voor families (= gezinnen met kinderen, koppels en alleenstaande vrouwen). De drie vleugels hebben een gezamenlijke capaciteit van 120 plaatsen. Dit systeem is flexibel en kan indien nodig gewijzigd worden. Eind 2005 werden bijvoorbeeld tijdelijk 3 familievleugels ingericht. In de vierde vleugel, die momenteel leeg staat, worden personen die van een ander centrum komen de dag voor de repatriëring vastgehouden. Eveneens werden in deze vleugel twee lokalen voor de kinderen ingericht en er is een eetzaal en keuken die worden gebruikt door het personeel. Daar kunnen ook activiteiten met kinderen worden gedaan.
Repatriëring gebeurt effectief bij quasi 100% van de Dublin-families. Bij de anderen is dit veel minder, aangezien identificatie nodig is. Dit gebeurt via de ambassade en is afhankelijk van land tot land. Identificatie verloopt niet noodzakelijk vlotter voor de gezinnen. 5.1.2.3 Bewoners en verblijf Op het moment van het bezoek verbleven 29 kinderen in het centrum. Gezinnen worden ondergebracht in één van de twee familievleugels, waar zij een aparte kamer kunnen betrekken. Deze kamers zijn eigenlijk te klein voor families met kinderen, ook de stapelbedden zijn niet ideaal (kinderen zijn bang, geen dubbelbed voor ouders).
Kadasterplan)
De gezinnen die in het centrum worden vastgehouden, zijn niet altijd voltallig. Wanneer één ouder wordt vastgehouden, wordt gevraagd dat de andere zich ook meldt samen met de kinderen, maar dit gebeurt niet altijd. De gezinnen hebben in feite de keuze of ze samen in het centrum zijn, of gescheiden (enkel vader of moeder in centrum).
In het verleden werden al gezinnen opgevangen in centrum 127bis, maar toen was dit in gemengde leefvleugels. Rond 2000 is daarmee gestopt en sinds 2002 worden families in een aparte vleugel ondergebracht. De personeelsleden verkiezen echter gemengde vleugels (zoals in centrum 127), omdat dat een positieve invloed heeft op de sfeer binnen het centrum (de sfeer in de mannenvleugel is grimmiger). Uiteraard is de organisatie van de mannenvleugel eenvoudiger, in de familievleugel zijn bijvoorbeeld meer aankopen nodig (kindervoeding, pampers, …).
In tegenstelling tot bijvoorbeeld het centrum van Merksplas is hier geen vaste dagindeling. Men kan de hele dag vrij rondlopen in de vleugel. Men kan eten tussen bepaalde uren, en de douches zijn geopend ’s ochtends tussen 7 en 10u. Voor de rest kunnen de mensen de dag zelf indelen, ze worden nergens toe verplicht (men kan dus ook de hele dag in bed liggen). Het is in dit gebouw ook niet mogelijk de mensen naar andere ruimtes te bewegen, men blijft dus de hele dag in de vleugel. Tijdens het bezoek viel het onmiddellijk op dat de mensen zich vervelen,
Repatriëringscentrum 127bis, Steenokkerzeel (eigen schets op basis van
75
ze hangen gewoon wat rond. Er is ook niets te doen voor hen. Soms kan er wat gepoetst worden, waarmee men dan bonnetjes kan verdienen om sigaretten, telefoonkaarten, snoep, … te kopen. Er komt dagelijks een externe kuisploeg langs.
kleinere kinderen zijn. Deze jongeren hebben het het moeilijkst: er is geen eigen ruimte voor hen, ze hebben heel weinig privacy, ze hebben hun vrienden verloren, moeten hun GSM afgeven, … De twee lokalen voor de kinderen zijn ingericht met kindermeubilair, speelgoed en audio-visueel materiaal (tv met videospeler en een computer). De ruimtes zijn veel te klein en niet aangepast aan grote groepen kinderen. Het beschikbare speelgoed lijkt op het eerste zicht nogal oud en versleten. Op het moment van ons bezoek was één opvoeder (de enige beschikbare) aanwezig met een 7-tal kinderen (kleuters tot pubers) die aan een tafel wat knutselden. Dit wil zeggen dat meer dan 20 kinderen in het centrum op dat moment niet konden worden opgevangen en zich gewoon in de vleugel bevonden. Het is duidelijk dat hier personeel, middelen en ruimte ontbreken om alle kinderen op een boeiende en gevarieerde manier bezig te houden. Ook door het personeel wordt dit als erg problematisch beschouwd.
Het personeel wijst er op dat er veel meer activiteiten zouden moeten zijn. Zeker voor families en vooral de kinderen zou een vaste structuur opportuun zijn. De ouders kunnen dan zelf de dag indelen, het ritme van de kinderen kan worden gerespecteerd, maar de ouders moeten geresponsabiliseerd worden om te ontbijten, te douchen, … Indien verplichtingen worden opgelegd, wordt dit vaak opgevat alsof de ouderrol wordt overgenomen. Voor de kinderen worden in de voor- en in de namiddag activiteiten georganiseerd door de opvoeders. De kinderen gaan daarvoor naar de vierde, leegstaande vleugel, waar twee kleine ruimtes zijn ingericht voor hen. Op deze manier kunnen de kinderen de dagelijkse leefvleugel even verlaten, waardoor ze even weg zijn van hun ouders, hun stress en zorgen.
De refter en keuken in de leegstaande vleugel kunnen ook gebruikt worden voor activiteiten met de kinderen. De kinderen kunnen ook de buitenruimte van deze vleugel gebruiken maar hier is geen specifiek speelmateriaal. In de zomer was er wel een kleine glijbaan en zwembadje, maar het is duidelijk dat dit niet volstaat voor alle kinderen.
In de voormiddag doet men ‘schoolse’ activiteiten: rekenen (verloopt het gemakkelijkst omdat taalproblemen minder spelen), taal (Frans of Nederlands) en landenkennis. Als kinderen eigen schoolboeken hebben, wordt daarin gewerkt, voor de anderen zijn er werkblaadjes voorhanden. Omwille van de noodzakelijke individuele begeleiding (verschillende leeftijden, verschillende niveaus, …) kunnen slechts weinig kinderen tegelijkertijd begeleid worden. Het onderwijs in het centrum zou moeten aangepast zijn aan de specifieke situatie van deze kinderen. De opvoeder zou graag een minischooltje oprichten in het centrum met drie niveaus: kleuters, lager en middelbaar. Dit vereist veel meer onderwijzend personeel.
De veiligheidsbeambten willen wel graag met de kinderen bezig zijn, maar daarvoor ontbreekt tijd en dus budget. Er loopt momenteel een project van “ontwikkelingscirkels”: aan de AVA-begeleiders werd gevraagd elk een programma-activiteit te ontwikkelen (voor volwassenen of kinderen) die worden samengebracht in een map. In één van de familievleugels werd al tweemaal een experiment gedaan om een gezinssituatie te creëren door de inrichting van een lokaal voor de verzorging van zuigelingen. Daar kunnen de moeders zelf instaan voor de verzorging, het maken van flesjes en voeding, … Tot nu toe is dit telkens slecht afgelopen, zelfs met vernieling. Het lokaal lag helemaal
Tieners zijn moeilijker te overtuigen om mee te doen aan de activiteiten en hun vertrouwen te winnen. Ze willen vaak niet meekomen als er enkel 76
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
achter in de gang, ver weg van controle, en er zal nog één nieuwe poging gedaan worden vooraan in de gang, naast het lokaal van de bewaking. Dit is niettemin erg frustrerend voor het personeel!
Deel 1: Voorstudie
5.1.2.4 Personeel en medische begeleiding In principe zijn er drie opvoeders (waarvan op dit moment slechts één effectief met de kinderen kan omgaan), wat veel te weinig is om alle kinderen de hele dag op te vangen. Momenteel kunnen alle kinderen slechts 2 uur per dag bij de opvoeders zijn, ofwel in de voormiddag ofwel in de namiddag. Er zijn heel wat ideeën bij het personeel, maar men kan ze niet uitvoeren omwille van acuut personeelsgebrek: 8 opvoeders zou volgens hen ideaal zijn.
Het personeel kan zich op het eerste zicht wel vinden in het voorstel om in het gesloten centrum een echte familiale situatie gecreëerd wordt waarbij de vader gaat werken, de moeder het huishouden doet (koken, wassen, …) en kinderen naar school gaan buiten het centrum. Niettemin vraagt men zich af of dit wel realistisch is, nogal wat kanttekeningen kunnen worden geformuleerd: veel kinderen spreken geen Nederlands, meedraaien in een gewoon schoolsysteem is psychologisch zwaar voor de kinderen (klasgenootjes gaan immers ’s avonds gewoon naar huis, de kinderen kunnen er nooit volledig bijhoren, kunnen niet mee op schoolreis… ), ouders zijn nu al wantrouwig om hun kinderen mee te laten meegaan met de opvoeders (dus zeker naar een school buiten het centrum), het onderwijs in Vlaanderen is gericht op inburgering, wat bij deze kinderen niet de bedoeling is, …
Volgens de psycholoog van het centrum begrijpen kinderen ouder dan 10 jaar meestal wel waarom hun ouders zijn opgesloten. Jongere kinderen ondervinden weinig gevolgen van de opsluiting en passen zich gemakkelijk aan. De psychologe werkt vooral op de mannenvleugel, en houdt zich weinig bezig met de kinderen omdat er weinig vraag is. Kinderen met problemen gaan in eerste instantie naar de opvoeders of sociaal assistenten. Er is ook een zeer goede omgang met het medisch team en één keer per week komt Kind en Gezin langs. Kinderen uit het centrum bellen soms naar de kindertelefoon.
De ideale situatie zou moeten zijn dat het verblijf in het gesloten centrum zeer kort is. De eerste zorg moet zijn dat men zo kort mogelijk in het gesloten centrum verblijft.Het verblijf in het gesloten centrum mag slechts een tussenfase zijn, het moet een “wachtlokaal” zijn. Voor men in het gesloten centrum geplaatst wordt moet de voorbereiding voor de repatriëring al gestart zijn, zodat enkel nog de praktische zaken in orde gebracht moeten worden (bagage ed.). De open centra en NGO’s moeten meer doen dan enkel onthalen: ze moeten tevens de kans op terugkeer vanaf het begin benadrukken en werken naar een eventuele terugkeer.
5.1.2.5 Conclusie Na bezoek aan het centrum is het voornaamste besluit dat SumResearch moet maken dat dit geen goede noch aangepaste omgeving is voor een langdurig verblijf van kinderen. De infrastructuur is helemaal niet afgestemd op het verblijf van kinderen, met een gebrek aan faciliteiten voor kinderen, zowel binnen als buiten. De kinderlokalen zijn veel te klein, en ook wat betreft uitrusting laten ze te wensen over. Niettemin wensen we te benadrukken dat we een zeer grote discrepantie vaststelden tussen enerzijds de wil bij het personeel om het goed te doen en de inspanningen die worden geleverd om de kinderen zo goed mogelijk op te vangen, en anderzijds de realiteit van het gebrek aan personeel en materiële condities.
Het personeel benadrukt dat op dit moment op beide sporen moet worden gewerkt. Zolang het verblijf niet beperkt kan worden tot enkele dagen, moet er ook gezorgd worden voor meer familiale omkadering.
77
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 02 Fotoreportage gesloten centrum 127bis deel 1
Toegangspoort en administratieve gebouwen
Omheining en camerabewaking
Voorzicht op de leefvleugel
Leefvleugels (links) en administratieve gebouwen (rechts)
Omheiningswerken
Luchtruimte leefvleugel
Luchtruimte leefvleugel
Trap naar de luchtruimte vanuit de bovenste leefvleugel
Buitenruimte voor de kinderen
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 03 Fotoreportage gesloten centrum 127bis deel 2
Kamer voor 4 personen of gezinskamer
Kamer voor 4 personen of gezinskamer
Gemeenschappelijk sanitair in de leefvleugel
Kinderklasje in de leegstaande vleugel
Tweede kinderklasje in de leegstaande vleugel
Personeelsrefter in de leegstaande vleugel
Babyverzorgingsruimte in de leefvleugel
Babyverzorgingsruimte
Voorlichting in de babyverzorgingsruimte
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
De leefvleugels geven een erg benauwde indruk, met een smalle, lage en wat donkere centrale gang. Het is in deze beperkte ruimte dat de bewoners zich 24h op 24h bevinden, uitgezonderd tijdens de ‘luchting’. Men kan niet vrij naar buiten, maar slechts op bepaalde vastgestelde tijdstippen. De lethargie bij de bewoners is opvallend. Bovendien worden de mensen permanent geobserveerd vanuit de centrale bewakingsruimte (controlekamer), wat wellicht een invloed heeft op de manier waarop de mensen zich gedragen.
5.1.3 Centrum voor Illegalen te Merksplas Het bezoek aan het gesloten centrum van Merksplas vond plaats op 29 oktober 2006. SumResearch werd ontvangen door Centrumdirecteur Lucie Thuwis en Attaché, verantwoordelijke voor de bewoners, Veerle Derveaux. 5.1.3.1 Algemene gegevens over het centrum
Het gebrek aan personeel bleek duidelijk uit het bezoek en de gesprekken met het personeel. Met de beschikbare personeelsleden was het op het moment van het bezoek niet mogelijk om een volledig dagprogramma voor alle kinderen te voorzien (in praktijk slecht een 2-tal uur per dag per kind).
Capaciteit In gebruik sinds Bewoners Statuut bewoners
176 personen 1993 alleenstaande mannen, alleenstaande vrouwen, koppels, gezinnen met kinderen illegale vreemdelingen, afgewezen asielzoekers en asielzoekers van wie de asielprocedure nog lopende is
5.1.3.2 Locatie en infrastructuur Het Centrum voor Illegalen te Merksplas ( CIM) is ondergebracht in de gebouwen van de voormalige landloperskolonie van Merksplas. In de loop van de geschiedenis werd de functie van het complex meermaals gewijzigd (o.a. strafinrichting, opvang van geesteszieken), tot het in 1993 werd overgedragen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die hier startte met het Centrum voor illegalen. Eind 1997 zijn de gebouwen – zowel exterieur als interieur - grondig gerenoveerd en gemoderniseerd. Het centrum voor illegalen bevindt zich tussen de huidige strafinrichting van Merksplas en de voormalige kapel. Het bestaat uit vier grote gebouwen, die symmetrisch zijn ingeplant langs de aslijn tussen de kapel en het hoofdgebouw van de gevangenis. Een vijfde bouwwerk werd als verbinding opgericht tussen de twee oorspronkelijke gebouwen. De gebouwen omsluiten twee grote binnenplaatsen die gebruikt worden als buitenruimte voor de vreemdelingen die er verblijven. Er zijn verschillende voorzieningen voor sport en recreatie (voetbal, basket, ping-pong, een speeltuintje voor de kinderen met een schommel, glijbaan, …). 78
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
zijn ondergebracht in de benedenvleugel van blok 4, zodat ze een gemakkelijke toegang tot de binnenplaats hebben (zonder trappen). De maximum capaciteit van de gezinsvleugel bedraagt 30 personen. Men is echter flexibel met de kamerindeling, zodat er vaak slechts een 20-tal personen verblijven, zelfs wanneer alle kamers in gebruik zijn.
blok 2 blok 1 blok 3
De slaapkamers voor de gezinnen zijn sober ingericht met stapelbedden, een tafel met stoelen en enkele kasten. Er is een kleine sanitaire cel met lavabo en toilet. De ramen bevinden zich op grote hoogte, wat voor kinderen geen ruimtelijk gevoel geeft.
blok 5 blok 4
In de gezinsvleugel is er een klasje dat dagelijks geopend is op dezelfde uren en waar de opvoeders activiteiten organiseren voor de kinderen. Het klasje voor de kinderen is niet al te groot, en is ingericht met kleine tafels en stoelen en heel wat speelgoed. Alle kinderen krijgen bij binnenkomst een knuffeldier dat zij achteraf ook kunnen meenemen. Het speelgoed werd ingezameld door het personeel. De muren zijn mooi versierd met tekeningen voor kinderen, aangebracht door de bewoners van de mannenvleugels. In principe is het klasje ’s morgens geopend voor 2 tot 12-jarigen, in de namiddag voor de ouderen. Aangezien de meeste kinderen jong zijn, komt het er in de praktijk op neer dat de kinderen twee maal per dag kunnen komen. Voor de oudere minderjarigen (>12 jaar) staat er een jongerenruimte ter beschikking die de ganse dag vrij toegankelijk is zonder begeleider.
Centrum voor Illegalen te Merksplas (bron: DVZ, activiteitenrapport 2005)
In blok 2 zijn de directie, administratie, het sociaal team en een aantal gemeenschappelijke ruimtes ondergebracht (refter, fitness, bezoekersruimte, bibliotheek, religieuze riumte, …). Blok 5 wordt gebruikt voor de intake van nieuwkomers en voor de voorbereiding van de repatriëring. De intakeruimte is echter veel te klein en daardoor niet geschikt voor de ontvangst van gezinnen. De overige drie blokken zijn ingericht als verblijf voor de vreemdelingen (slaapkamers + dagruimtes).
In de dagzalen van de gezinsvleugel bevinden zich zetels, een televisie, een biljarttafel of tafelvoetbal, … alsook een speelhoek voor de kinderen. Voorts bevindt zich in de gezinsvleugel een lokaaltje voor de verzorging van baby’s (uitgerust met een ververskussen, luiers, fleswarmer, …) en een lokaal met keukenblok (uitgerust met een wasmachine, droogkast en afwasruimte) waar de ouders wat kunnen wassen, ter aanvulling op de wekelijkse was die door het centrum wordt gedaan.
In het totaal zijn er vier afgescheiden leefvleugels in het centrum, waaronder één gezinsvleugel. Elke vleugel heeft zijn eigen dagschema dat onafhankelijk van de andere functioneert. De totale capaciteit bedraagt maximum 176 personen. De gezinsvleugel is open sinds 23 januari 2006. Het voorgaande jaar werden hier ook al alleenstaande vrouwen vastgehouden. De gezinnen 79
5.1.3.3 Bewoners en verblijf De gemiddelde verblijfsduur van de gezinnen in het centrum bedraagt momenteel 21 dagen (begin 2006 was dit slechts 17 dagen). Volgens de directie is deze 3 weken de norm voor gezinnen, en zijn er weinig extremen of gezinnen die hier veel langer verblijven. De meeste gezinnen vallen immers onder de Dublin-procedure waardoor terugname vrij vlot verloopt. De gemiddelde verblijfsduur van de mannen is langer. De gemiddelde leeftijd van de kinderen in Merksplas is 6 jaar. Hier verblijven dus vooral gezinnen met vrije jonge kinderen.
weer het toelaat – nog eenmaal zonder de ouders onder begeleiding van een veiligheidsbeamte. Gezinnen worden steeds in dezelfde kamer ondergebracht. Er zijn grote en kleine gezinskamers en er kunnen plooibedjes en kinderbedjes worden bij geplaatst. Zeer grote gezinnen moet men soms wel splitsen en verdelen over twee kamers, met telkens één ouder. De kamers bevatten elementair sanitair (toilet en lavabo). De douches bevinden zich achteraan in de gang en zijn geopend op vaste tijdstippen (afzonderlijk voor mannen en vrouwen). Zoals overal in het centrum, worden de kamers ’s nachts gesloten. Wanneer men iets nodig heeft (vb. om flesjes voor kinderen op te warmen) dient men een veiligheidsbeambte op te roepen. De directie is voorstander om de deuren open te laten, maar het veiligheidspersoneel ziet dit omwille van veiligheidsredenen niet zitten. Respect voor de eenheid van het gezin staat centraal bij de opvang van families. De nadruk ligt eveneens op de verantwoordelijkheid van de ouders t.o.v. hun kinderen, de ouderrol wordt bevestigd. Kinderen worden nooit gecorrigeerd door het personeel: wanneer ze iets mis doen, worden steeds de ouders op de hoogte gebracht en is het aan hen om de kinderen daarop aan te spreken of te berispen. Enkel in het klasje of de speelweide is het de rol van de opvoeders in te grijpen indien nodig, maar steeds wordt nadien teruggekoppeld naar de ouders.
Gezien het KB van 02/08/2002 slechts weinig aanwijzingen bevat over de omgang met gezinnen in gesloten centra (cf. artikel 83, 84, 122, 123) heeft men bij de opstart van de gezinsvleugel in Merksplas een interne multidisciplinaire werkgroep opgezet die instond voor de uitwerking van een pedagogisch en psychologisch kader. Gedurende de eerste periode van de opvang van gezinnen, werd na elke shift een evaluatiefiche opgemaakt. Op die manier werden fouten zeer snel bijgestuurd, en was de gezinsvleugel snel functioneel. In het centrum wordt een vrij strikt (groepsgebonden) dagregime gehanteerd, maar binnen elke leefvleugel is er veel vrijheid. Overdag zijn alle dagzalen en kamers geopend waardoor men vrij kan rondlopen binnen de leefvleugel. In de gezinsvleugel geldt een gelijkaardig regime als in de mannenvleugels, maar er worden veel uitzonderingen gemaakt voor de gezinnen. Zo vallen er verschillende verplichtingen weg (bv. ontbijt is niet verplicht, de wandeling moet in principe verplicht opgestart worden, maar kan al na 15 min worden afgebroken). Zowel voor de ouders als de kinderen wordt een goed dagritme wel aangemoedigd. De kinderen worden opgedeeld in 3 groepen (0-2 jaar, 2-12 jaar en 12+) waarvoor telkens een andere dagindeling en regeling voorzien is, aangepast aan de leeftijd van het kind (aangepaste regeling qua eten, gezondheid, wandeling, douches, …). Kinderen tot 12 jaar krijgen bijvoorbeeld bij het ontbijt een extra zakje met stuk een fruit en vitabis voor overdag. De kinderen kunnen samen met de ouders 2x per dag buiten, en - indien het
De afspraken i.v.m. de gezinsvleugel stellen duidelijk dat er geen afzonderingen, sancties of gebruik van geweld mag gebeuren in het bijzijn van de kinderen. Volgens het personeel van het centrum is dit ook niet nodig, gezien alles zeer vlot verloopt. In tegenstelling tot de mannen, worden families ook niet afgezonderd de avond voor repatriëring, maar blijven ze de laatste nacht nog in de kamer. 5.1.3.4 Personeel en medische begeleiding Hoewel Kind & Gezin telkens op de hoogte wordt gebracht wanneer een nieuw kind in het centrum is, komt men slechts één keer per maand langs. Kind & Gezin kan de kinderen dus niet echt opvolgen. De 80
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
medische dienst neemt deze taak op zich. De dienst is dagelijks aanwezig en aanspreekbaar in de gezinsvleugel (i.t.t. de mannenvleugels), vaccinaties worden opgestart of verder gezet, er wordt voorzien in pampers, aangepaste voeding, … Alle personeelsleden beschikken over een informatiebrochure om kinderziekten te herkennen. Voor het tandartsbezoek gaan de mannen en vrouwen naar de tandarts binnen het centrum. De kinderen gaan naar een privé-tandarts buiten het centrum, steeds in het gezelschap van één van beide ouders.
Deel 1: Voorstudie
5.1.3.5 Conclusie Wat de inrichting en infrastructuur betreffen, is het gesloten centrum van Merksplas vrij goed aangepast aan de opvang van personen. Het centrum beschikt over grote aangename buitenruimtes, met voldoende ruimte en verschillende voorzieningen voor sport en recreatie. Door de ingesloten ligging van de buitenruimtes tussen de woonblokken, is een hoge omheining en prikkeldraad niet noodzakelijk, waardoor het centrum een vriendelijker – minder gevangenisachtig – voorkomen heeft. Een nadeel is wel dat de kinderen – en hun ouders - de buitenruimten slechts kunnen gebruiken op bepaalde tijdstippen en onder toezicht van een begeleider of bewakingsbeambte.
In de gezinsvleugel zijn er vaste groepsbegeleiders en sociale assistenten; de bewakingsploeg kan wisselen tussen de verschillende vleugels. Dagelijks zijn er twee of drie opvoeders aanwezig in de gezinsvleugel. Zij volgen een vast activiteitenschema voor de kinderen, met een afwisseling van educatieve, sportieve en ontspannende activiteiten. ’s Avonds en in het weekend is er één begeleider, die deel uitmaakt van de bewaking. Ook het menselijke contact tussen het veiligheidspersoneel en de bewoners is zeer belangrijk. Tijdens ons bezoek konden we vaststellen dat de veiligheidsbeambten zich in de leefvleugel tussen de bewoners bevinden, en zich met de kinderen en hun ouders bezig houden. Bij bezoek aan de raadkamer in Brussel moeten de ouders vaak zeer vroeg vertrekken, terwijl de kinderen alleen in het centrum blijven. In dat geval zorgen de veiligheidsbeambten ervoor dat de kinderen gewekt, gewassen, gekleed, … worden en dat zij gaan ontbijten.
De monumentale gebouwen zelf zijn ruim en bieden dus veel mogelijkheden voor allerhande activiteiten (o.a. fitnesszaal en bibliotheek, grote dagzalen met spelinfrastructuur). De hoge plafonds zorgen ervoor dat men binnen geen beklemmend gevoel heeft. Niettemin zijn de leefvleugels minder geschikt zijn voor de opvang van kinderen. De ramen zijn klein waardoor er weinig daglicht in de kamers binnenkomt, en zitten bovendien zeer hoog, waardoor kinderen niet naar buiten kunnen kijken. Positief is dat de bewakingsbeambten zich tussen de bewoners bevinden, en samen activiteiten doen met de bewoners en de kinderen. Hierdoor hebben de bewoners niet de indruk dat ze voortdurend geobserveerd worden, en is er een gemoedelijke sfeer in de leefvleugel. Het groepsregime is niet steeds evident, maar de mensen hebben een veel minder “geobserveerd” gevoel.
Volgens het personeel hebben kleine kinderen weinig aanpassingsproblemen in het centrum. Veel hangt af van het gedrag van de ouders. Pubers ervaren meer problemen met de opsluiting, hun gedrag is vaak problematischer.
Naar aanleiding van het bezoek stelt SumResearch zich toch ook vragen over de verantwoordelijkheid van externe partners. Zo brengt Kind en Gezin slechts één maal per maand een bezoek aan het centrum wat absoluut onvoldoende is voor reële opvolging van de kinderen die er verblijven. Het centrum wordt wel zeer regelmatig bezocht door NGO’s, maar deze bezoeken hebben eerder een controlerend karakter en zijn niet gericht op een constructieve samenwerking met het 81
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 04 Fotoreportage Gesloten Centrum Merksplas deel 1
Zicht op blok 3 (intake en repatriëring) vanop de binnenplaats
Zicht op blok 1 (leefvleugel alleenstaande mannen) vanop de binnenplaats
Binnenplaats tussen blok 1 en 3
Zicht op de binnenplaats en blok 2 (o.a. administratie & gemeenschappelijke ruimten)
Blok 4 (gezinsvleugel) van de straatzijde
Toegang tot het centrum & portiersloge
Speelpleintje aansluitend bij de gezinsvleugel
Speelpleintje
Ping-pong tafels op de binnenplaats
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 05 Fotoreportage Gesloten Centrum Merksplas deel 2
Refter
Fitnessruimte
Religieuze ruimte
Bibliotheek
Kinderklasje in de gezinsvleugel
Babyverzorgingsruimte in de gezinsvleugel
Gezinskamer
Gezinskamer
Elementaire sanitaire cel in de kamer
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
centrumpersoneel. Het gebeurt natuurlijk dat NGO’s niet spreken over een mogelijke terugkeer van de niet-legale vreemdeling, maar eerder over hoe men de terugkeer kan verhinderen. Zo wordt het complex voor de sociaal assistenten in het centrum om een dialoog te voeren met de vreemdeling, en hem te overtuigen om eventueel mee te werken aan een terugkeer. Wellicht zou een meer open en constructieve samenwerking tussen NGO’s en centrumpersoneel de bewoners van het centrum ten goede komen: dit is een vrij complexe situatie, maar samenspraak en discussie moet hierover gevoerd worden, juist in het belang van een helder en realistisch beleid, in het belang van alle betrokkenen. Dit komt in de verdere studie aan bod.
5.1.4 Transitcentrum 127 Melsbroek Op 8 november 2006 bracht SumResearch een bezoek aan het transitcentrum 127 te Melsbroek. Het bezoek werd geleid door Francis Van Sande, adjunct-centrumdirecteur, en we spraken ook met centrumdirecteur Rika Goethals en verpleegkundige Alix Crassaert. 5.1.4.1 Algemene gegevens over het centrum Capaciteit
ongeveer 65 personen
In gebruik sedert
1988
Bewoners
alle: alleenstaanden, koppels, gezinnen met kinderen, niet-begeleide minderjarigen
Statuut bewoners
- Personen die asiel aanvragen wanneer ze via de luchthaven of andere havens het land willen binnenkomen. Zij blijven in het centrum tot hun asielaanvraag al dan niet ontvankelijk wordt verklaard (ongeveer 2/3 van het bewonersaantal). - Asielzoekers binnenlandprocedure en illegalen.
5.1.4.2 Locatie en infrastructuur Het transitcentrum 127 is gelegen op de luchthaventerreinen van Brussels Airport. Europese regelgeving bepaalt immers dat iedere lidstaat moet beschikken over een opvangcentrum voor vreemdelingen op het terrein van de nationale luchthaven. Het centrum is in gebruik sinds 1988 en is hiermee het oudste van alle gesloten centra voor vreemdelingen in België. Het centrum zelf bestaat uit een administratief hoofdgebouw, dat tot 1988 werd gebruikt door de Rijkswacht en waar toen al vreemdelingen werden opgevangen. In 1988 werden containers bijgeplaatst. In het hoofdgebouw bevinden zich de kantoren van het personeel, de medische dienst, ... Er zijn twee groepen containers, met tussenin een buitenruimte, verder begrensd door een hoge afschutting met bovenaan prikkeldraad. 82
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
De eerste groep containers bevat onthaal en dagruimtes, op de verdieping zijn de slaapkamers gesitueerd. In de andere containers bevinden zich de refter en keuken, en enkele kantoorruimtes waar gesprekken kunnen plaatsvinden met DVZ, het CGVS, NGO’s, ... Hier bevindt zich ook een lokaaltje voor de kinderen en een wasruimte. Het centrum bevat geen isolatiecellen, maar het personeel ervaart dit zeker niet als een gemis. Recent heeft het personeel eigenhandig werk gemaakt van de inrichting van enkele bijkomende bureaus.
Deel 1: Voorstudie
concept van het huidige centrum zal wel bewaard blijven: families en alleenstaanden blijven gemengd, en andere uitgangspunten - zoals de mogelijkheid voor iedereen om vrij te bewegen binnen het centrum en het respect van personeel voor alle bewoners - blijven gelden. Het zijn immers deze elementen die de sfeer en de goede werking van het centrum sterk bepalen.
Het valt meteen op dat het centrum infrastructureel niet goed is uitgerust. Ondanks de gebrekkige materiële situatie (in vergelijking met de andere centra), ervaart de directie echter weinig problemen. Volgens de directie komen klachten veelal van de buitenwereld, maar niet zozeer van de bewoners of het personeel. Uiteraard wenst men verbeteringen te kunnen aanbrengen aan deze situatie, of liever nog, een ander gebouw te betrekken. De directie is al sinds 1994 op zoek naar een andere locatie op het luchthaventerrein, maar hangt voor een beslissing af van BIAC dat eigenaar is van de luchthaventerreinen. Uit een telefonisch gesprek eind januari 2007 is ons gemeld dat de herlokalisatie van het centrum 127 concrete vormen begint aan te nemen. Er werd een nieuwe locatie bepaald op het luchthaventerrein - aan de kant van Steenokkerzeel waar er een bijkomend terrein zal aangekocht worden. Er werden al architecten en ontwerpers aangeduid voor het tekenen van de plannen, maar het zou nog wel enkele jaren duren vooraleer alles afgerond zal zijn. Het centrum zal uitbreiden tot een capaciteit van 160 personen. Ook het INAD-centrum, dat zich nu in de luchthaven bevindt, zal verhuizen naar deze nieuwe locatie.
Transitcentrum 127 te Melsbroek
5.1.4.3 Bewoners en verblijf De specifieke bewonersgroep van personen in asielprocedure waarvoor nog geen ontvankelijkheidsuitspraak is gebeurd, bepaalt wellicht voor een groot stuk de sfeer in het centrum. Deze mensen koesteren namelijk nog de hoop te kunnen blijven in België, wat zorgt voor een heel andere – minder ‘gespannen’ of ‘agressieve’ – houding vergeleken bij de illegalen die in het centrum verblijven, met het oog op hun verwijdering. Dit verklaart ook de verschillende sfeer ten aanzien van de andere gesloten centra waar bijna uitsluitend illegalen verblijven die gerepatrieerd zullen worden.
Het wordt een modern centrum, met afzonderlijke kamers uitgerust met sanitair. Voor families kunnen meerdere kamers aan elkaar gekoppeld worden. In tegenstelling tot het huidige centrum zullen de bewoners (waaronder de gezinnen) heel wat meer privacy hebben. Er komen tuinen, die voor de bewoners permanent en vrij toegankelijk zijn. Het
Alle ruimtes in het centrum zijn permanent toegankelijk. Er zijn geen vaste dagschema’s. Ook kan men altijd naar buiten gaan. In de zomer staan de deuren naar de binnenkoer permanent open, in de winter worden ze gesloten (op slot) maar kan men op vraag steeds naar buiten gaan, met een veiligheidsbeambte weliswaar.
Telefoongesprek dd. 31/01/2007 met Dhr. Van Sande, adjunct-directeur.
83
Er zijn een aantal slaapzalen, opgedeeld mannen-vrouwen. Indien er genoeg gezinnen zijn, wordt een slaapzaal voor de gezinnen ingericht. In het andere geval dienen de ouders zich te splitsen, en slapen de kinderen bij één van de ouders. Niet-begeleide minderjarigen slapen in dezelfde ruimtes als de andere bewoners. Kleine kinderen worden meestal in de vrouwenkamer ondergebracht, en de vrouwen nemen quasi automatisch de zorg voor deze kinderen op zich. Alle bewoners leven dus samen, wat een zeer beperkte privacy impliceert. Het personeel meldt ons dat dit niet steeds eenvoudig is, maar dat de bewoners elkaar respecteren.
De contacten tussen het personeel en de bewoners gebeuren op een zeer open manier. Er worden geen bevelen gegeven, maar dialoog staat centraal. Aangezien er geen isolatiecel in het centrum is, is men ook verplicht bij problemen en discussie via dialoog tot een oplossing te komen. De medische dienst is dagelijks in de voormiddag bemand door een verpleegster, in de namiddag door een dokter. In het weekend is er gedurende 4 uur één van de verpleegsters aanwezig. Kind en Gezin komt één keer per week langs in het centrum.
Kinderen kunnen wanneer ze willen naar het kinderlokaal, waar speelgoed en knutselmateriaal voorhanden is. Er gaat dan steeds een begeleider met hen mee. Hoewel men ervan uitgaat dat het verblijf van kinderen in het centrum niet lang zou mogen duren, en onderwijs dan ook niet echt nodig is, wordt getracht in de mate van het mogelijke individueel onderwijs te geven.
Wat de kinderen betreft, worden de meeste problemen ervaren met de kinderen van gezinnen die gerepatrieerd moeten worden. De stress van de ouders gaat over op de kinderen. Er verblijven soms ook zwangere vrouwen in het centrum. Zij worden medisch begeleid zoals het hoort en bevallen in een ziekenhuis. Nadien komen zij terug naar het centrum. Het verblijf van moeder en kind stelt volgens de directie geen problemen.
5.1.4.4 Personeel en medische begeleiding Het bewakingspersoneel in het centrum 127 zijn allen AVA-begeleiders (Adjunct VeiligheidsAdviseurs). Deze personen zijn minimum niveau C, en dus hoger opgeleid dan het gewone bewakingspersoneel in de andere gesloten centra. Dit is nodig omwille van de taken die het bewakingspersoneel in dit centrum uitoefent. Het centrum is namelijk 24u/24u open en kan dus permanent nieuwe bewoners, aangekomen op de luchthaven, ontvangen. Het bewakingspersoneel dient op dat moment de intake te verzorgen en dus heel wat administratieve taken af te handelen.
5.1.4.5 Conclusie Een eerste vaststelling bij het bezoek aan het transitcentrum 127 is de ondermaatse toestand wat de infrastructuur betreft. De gebouwen – containers - zijn oud en klein. In feite is de infrastructuur en inrichting al lang niet meer aangepast voor de opvang van personen. Daartegenover staat dat men zeer snel aanvoelt dat de sfeer in dit centrum effectief anders is dan in de andere gesloten centra. Dit kan voor een groot deel worden toegeschreven aan de eigenheid van de bewoners, die voor het grootste deel pas aangekomen zijn in België, asiel aanvragen en nog de hoop koesteren te kunnen blijven in het land. Dit staat in sterk contrast tot de personen in de andere centra die daar verblijven met het oog op hun verwijdering, duidelijk een veel stressvollere situatie.
Het personeel bevindt zich permanent tussen de bewoners en draagt geen uniform. Het is dus niet meteen mogelijk bewoners van personeel te onderscheiden. Deze factoren dragen er wellicht toe bij dat er vrijwel geen problemen zijn met agressie ten aanzien van het personeel.
84
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 06 Fotoreportage transitcentrum 127
Zicht op het centrum 127 te Melsbroek
Zicht op het centrum 127 te Melsbroek
Toegang tot het centrum
Zicht op de luchthaven vanuit het centrum
Co ntaine r s me t le e f- e n dagr uimte s
Buite nr uimte tus s e n de c o ntaine r gr o e pe n
Kinderklasje
Kinderklasje
Afsluitingen rond de buitenruimtes
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Toch kunnen we deze verschillende sfeer ook verklaren aan de hand van andere observaties. Het personeel bevindt zich permanent tussen de bewoners, net als in Merksplas, waardoor men niet het gevoel heeft te worden geobserveerd, wat kan leiden tot minder agressief gedrag. Het feit dat het personeel niet in uniform is, dat de bewoners vrij zijn te gaan waar ze willen (de meeste ruimtes zijn toegankelijk), dat er zeer veel gesproken wordt met de bewoners en er geen isoleercellen in het centrum aanwezig zijn, heeft zeker invloed op de sfeer die we kunnen omschrijven als minder gespannen en agressief dan in de andere bezochte centra. Het personeel is ook van mening dat het feit dat alle bewoners samen zijn (er zijn geen aparte leefgroepen) en in het bijzonder ook de aanwezigheid van kinderen ten goede komt aan de sfeer in het centrum.
Deel 1: Voorstudie
5.1.5 Conclusies bij de bezoeken aan de gesloten centra Na plaatsbezoek aan alle gesloten centra waar gezinnen met kinderen worden (of werden) vastgehouden, dient SumResearch te concluderen dat momenteel geen enkel gesloten centrum geschikt kan genoemd worden voor het vasthouden van gezinnen met kinderen gedurende een wekenlange periode. Het welzijn en de rechten van het kind zijn niet gebaat bij een verblijf in een gesloten centrum. SumResearch wenst hierbij te benadrukken dat dit het gevolg is van de detentie op zich, en de infrastructurele beperkingen waarmee de huidige gesloten centra worden geconfronteerd. We konden bij elk bezoek vaststellen dat er bij de directie en personeel van de gesloten centra uitermate veel betrokkenheid en goede wil aanwezig zijn, om met de (relatief beperkte) beschikbare middelen, personeel en infrastructuur een zo aangenaam en humaan mogelijk verblijf te creëren voor de mensen die er verblijven, in het bijzonder voor de gezinnen met kinderen.
Uit de laatste berichtgevingen blijkt dat er al concrete plannen zijn om het centrum te herlokaliseren naar een nieuwe locatie binnen de luchthaventerreinen aan de kant van Steenokkerzeel. SumResearch is verheugd met deze beslissing, en hoopt dat de conclusies en concrete aanbevelingen van dit rapport nog kunnen meegenomen worden voor de inrichting van het nieuwe centrum.
Dit kan echter niet wegnemen dat het vasthouden van kinderen in een gesloten centrum problematisch is en steeds zal blijven. Een kind opsluiten - omwille van de niet-legale status van de ouders - betaamt nu eenmaal niet. Verschillende rechten van het kind – o.a. recht op onderwijs, recht op spel en deelname aan het culturele en artistieke leven, … – kunnen onder de huidige omstandigheden in de gesloten centra onvoldoende worden ingelost. Bovendien zijn de huidige gesloten centra sterk gericht op het groepsregime, waardoor gezinnen hoe dan ook weinig privacy en zelfstandigheid mogen of kunnen ontwikkelen. SumResearch is van oordeel dat beperkte aanpassingen aan de bestaande centra niet zullen kunnen volstaan om hieraan tegemoet te komen. Op basis van de plaatsbezoeken kunnen wij voor alle centra concluderen dat diverse elementen aanwezig zijn die een humane en kindvriendelijke opvang van gezinnen in de weg staan.
85
Hoewel het centrum van Merksplas over ruime en aangename buitenruimtes beschikt, met het voordeel dat ze ingesloten zijn en dus niet begrensd met prikkeldraad, kunnen kinderen hier niet permanent gebruik van maken, omwille van het groepsregime en de ‘bewegingen’ tussen de verschillende leefvleugels en buitenruimte. Kinderen kunnen slechts naar buiten gaan op bepaalde, vastgestelde tijdstippen. In de centra van Steenokkerzeel en Vottem is dit eveneens zo, hoewel elke vleugel over een eigen buitenruimte beschikt, en er in feite geen redenen zijn om ze slechts op bepaalde tijdstippen toegankelijk te maken. Het centrum van Melsbroek is het enige centrum waar de bewoners op alle momenten naar buiten kunnen gaan.
5.2
In het buitenland beknopte internationale benchmarking
Binnen het uiterst strakke tijdsbestek van de studie-opdracht was het niet mogelijk om een uitgebreide internationale vergelijkende studie (benchmarking) te doen. SumResearch heeft zich daarom – willens nillens – moeten beperken tot een beknopte literatuurstudie van internationale praktijken en modellen, en het bezoeken van enkele Nederlandse (Zeist en Rotterdam), Duitse (Frankfurt) en Franse (Lille – Lesquin) gesloten centra. SumResearch had zeer graag het Zweedse model uitvoerig onderzocht en ter plaatse bezocht, juist omdat door diverse experten en studies regelmatig verwezen wordt naar de Zweedse praxis, als zijnde een werkbaar, menselijk als efficiënt globaal model. Dit is echter niet mogelijk geweest binnen het bestek van de opdracht.
Ook de kamers voor gezinnen zijn in geen van de centra geschikt. In Melsbroek worden gezinnen zelfs ondergebracht in de slaapzalen en moeten de ouders zich vaak splitsen. Overal zijn de gezinskamers vrij klein en zijn er enkel stapelbedden. In het centrum van Merksplas bevinden de ramen zich bovendien op grote hoogte, waardoor kleine kinderen niet rechtstreeks naar buiten kunnen kijken. De gezinsvleugel is er bovendien zeer donker. Infrastructurele aanpassingen aan dit centrum zijn weinig haalbaar, aangezien dit een beschermd monument is.
5.2.1 Nederland 5.2.1.1 Het asielbeleid Sinds 2001 is in Nederland de nieuwe Vreemdelingenwet van kracht, waardoor de asielprocedure aanzienlijk verkort werd. Uitgeprocedeerde asielzoekers die vóór 1 april 2001 een eerste asielaanvraag indienden, vallen onder de ‘oude’ vreemdelingenwet. Onder deze wet bestonden verschillende mogelijkheden om een negatieve beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via juridische procedures aan te vechten, wat voor de asielzoekers geleid heeft tot lange procedures en een lange verblijfsduur in Nederland. In 2003 stemde de Tweede Kamer in met minister Verdonk dat alle uitgeprocedeerde asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet Nederland waren binnen gekomen - met uitzondering van een specifieke groep - alsnog het land moeten verlaten. Minister Verdonk becijferde dat het in het totaal gaat over ca. 26.000 mensen. Er is niet geopteerd voor een generaal pardon voor deze groep asielzoekers, uit schrik dat dit een aanzuigeffect zou creëren. Wel
Tenslotte is het in onze ogen onaanvaardbaar dat kinderen moeten verblijven in een gevangenisachtige omgeving. Alle bezochte centra vertonen dergelijke kenmerken: in Steenokkerzeel, Vottem en Melsbroek worden de bewoners permanent geconfronteerd met prikkeldraad, de bewaking draagt een uniform (behalve in Melsbroek), bewoners in Steenokkerzeel en Vottem worden in de leefvleugel permanent geobserveerd vanuit een centrale bewakingsruimte of door camera’s. Dat de gezinskamers ’s nachts worden gesloten en men dus niet vrij de kamer kan verlaten, zoals in Merksplas het geval is, is evenmin aanvaardbaar.
86
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
heeft de overheid specifieke maatregelen getroffen om hen te helpen bij hun terugkeer naar het land van herkomst. Via het Project Terugkeer krijgen ze intensieve begeleiding en ondersteuning aangeboden bij hun zelfstandige terugkeer.
Deel 1: Voorstudie
5.2.1.2 De gesloten centra Ook in Nederland kunnen mensen na een negatieve asielbeslissing administratief vastgehouden worden, voor zover de termijn van 28 dagen waarin men het land moet verlaten overschreden is, en men illegaal in het land blijft. Een bevel tot detentie wordt pas gegeven wanneer er aanwijzingen zijn – gebaseerd op individuele feiten – dat de asielzoeker een repatriëring zal trachten te verhinderen. (Field, 2006)
Het terugkeerproces voor deze uitgeprocedeerde asielzoekers bestaat uit een aantal fasen. Tijdens de eerste fase die maximaal acht weken duurt, verblijft de asielzoeker in zijn huidige opvanglocatie, en krijgt hij intensieve begeleiding bij zijn terugkeer. De tweede fase is het verblijf in een vertrekcentrum van het COA (Centraal Orgaan Opvanginitiatieven). Opnieuw onder intensieve begeleiding krijgen de vreemdelingen acht tot twaalf weken de kans om zelfstandig hun terugkeer te regelen. In een vertrekcentrum zitten uitgeprocedeerde asielzoekers niet opgesloten, maar hebben ze wel een dagelijkse meldplicht. Als na afloop van deze termijn de uitgeprocedeerde asielzoeker nog niet zelfstandig is vertrokken of is uitgezet, wordt hij overgebracht naar een uitzetcentrum (desgevallend uitzetting binnen de twee maanden verwacht wordt) of een detentiecentrum. Als er geen enkel zicht is op uitzetting wordt de vreemdelingenbewaring op last van de rechter beëindigd.
Illegaal verblijf is in Nederland niet strafbaar. De detentie van illegale vreemdelingen is dus een bestuursrechterlijke maatregel. In tegenstelling tot België waar illegale vreemdelingen maximaal 5 maanden kunnen vastgehouden worden, is de detentieduur in Nederland ongelimiteerd. Na tien dagen van detentie gaat een rechtsinstantie de legaliteit van de detentie na, en vervolgens opnieuw na elke 28 dagen. Nederland is tevens één van de landen die zich kant tegen de maximale detentieduur van 6 maanden zoals neergeschreven in het ontwerp van Europese richtlijn. Enkel wanneer repatriëring niet lukt omwille van een probleem bij de Nederlandse of buitenlandse autoriteiten, wordt de detentie na 6 maanden opgeheven. Wanneer de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor het niet slagen van de repatriëring, kan hij ongelimiteerd vastgehouden worden.
Op 1 januari 2007 is er een Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) opgericht. De dienst heeft de taak om het daadwerkelijke vertrek te realiseren van alle illegale vreemdelingen die het land dienen te verlaten. De verschillende verantwoordelijke instanties voor terugkeer worden samengebracht in deze dienst (IND, KMar, politie), zodat de verantwoordelijkheid niet meer kan doorgeschoven worden. Het stimuleren van het zelfstandige vertrek van de vreemdeling staat voorop. De detentiecentra maken geen deel uit van de nieuwe dienst, maar hebben wel een faciliterende functie (bieden onderdak).
In eerste instantie worden illegale vreemdelingen vastgehouden in een detentiecentrum. Wanneer alle formaliteiten voor de terugkeer geregeld zijn (identiteit, reisdocumenten, …) worden deze mensen overgebracht naar een uitzetcentrum van waaruit ze gerepatrieerd worden. In tegenstelling tot de centra van het COA (Centraal Orgaan Opvanginitiatieven) waar mensen vrij kunnen binnen- en buitenlopen, hebben de detentie- en uitzetcentra een gesloten karakter.
Uit een onderzoek van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum) blijkt dat de Nederlandse aanpak geleid heeft tot een afname van het aantal illegale vreemdelingen in de grote steden.
Wanneer nieuwe mensen in vreemdelingenbewaring worden geplaatst, worden enkel bijzonderheden meegedeeld aan het centrumpersoneel (bv. indien de persoon suïcidaal is of een crimineel verleden heeft, of specifieke medische verzorging nodig heeft…). De detentiecentra hebben 87
geen zicht op het dossier van de gedetineerden en worden niet betrokken bij het terugkeerproces (verkrijgen van papieren, regelen van vluchten, …). Naast het voorzien in brood, bad en bed hebben de detentiecentra wel een signaalfunctie (bv. wanneer mensen al lang vastzitten, wie via IOM wenst te vertrekken, …).
beschikbaar. Alle noodzakelijke instanties voor de terugkeer (IND, KMAR, …) bevinden zich hier onder één dak, waardoor de repatriëring over het algemeen vlot verloopt. In 2006 verbleven er in het totaal 23 gezinnen met 47 kinderen in het uitzetcentrum: 5 gezinnen werden gerepatrieerd, 7 gezinnen werden weer vrij gelaten en 11 gezinnen werden overgeplaatst naar een ander centrum. In tegenstelling tot de individuele vreemdelingen, verblijven de gezinnen hier aanzienlijk langer: de gemiddelde verblijfsduur bedraagt respectievelijk 102 dagen, 95 dagen en 112 dagen voor de drie categorieën van gezinnen (documentatiebundel Uitzetcentrum Rotterdam). Verschillende gezinnen verbleven hier zelfs langer dan 5 maanden. Reden hiervoor is het tekort aan detentiemogelijkheden voor gezinnen met kinderen in Nederland.
Er zijn drie centra in Nederland waar gezinnen met kinderen in detentie gehouden worden: het uitzetcentrum te Rotterdam, het detentiecentrum te Zeist en een centrum in Noord-Holland. Ouders die in detentie geplaatst worden krijgen de keuze of ze hun kinderen bij zich houden in het centrum, of als ze de kinderen elders laten onderbrengen (bijvoorbeeld bij familie of kennissen). Gezien de kinderen op vrijwillige basis meegaan met de ouders, zijn ze officieel niet in vreemdelingenbewaring. 5.2.1.3 Uitzetcentrum Rotterdam Airport Op 12 januari 2007 werd door SumResearch, vergezeld door de verbindingsambtenaar van DVZ, een bezoek gebracht aan het uitzetcentrum van Rotterdam Airport en het detentiecentrum te Zeist. In het uitzetcentrum van Rotterdam Airport werden we ontvangen en rondgeleid door sectordirecteur Bijzondere Voorzieningen van de Dienst Justitiële inrichtingen E. de Borst, en het Afdelingshoofd van het uitzetcentrum R. Nieuwkerk.
Het uitzetcentrum is ingericht in een voormalige loods: er zijn in totaal 8 vleugels bestaande uit prefab-units, waarvan 4 vleugels met 2persoonskamers, en 4 met 1-persoonskamers. De totale capaciteit van het uitzetcentrum bedraagt 198 plaatsen. De gezinsvleugel – afdeling A0 - heeft een capaciteit van 36 plaatsen. De kleine tweepersoonskamers zijn voorzien van een stapelbed, TV en een natte cel met douche, toilet en wastafel. De kamers kunnen per twee aan elkaar gekoppeld worden via een tussendeur. Doordat de vleugels in een bestaande loods zijn ingebouwd, is er in de kamers en in de leefruimtes geen direct daglicht aanwezig.
Het uitzetcentrum is een tijdelijke verblijfplaats voor de detentie van vreemdelingen die op korte termijn uitzetbaar zijn. Sinds de sluiting van het uitzetcentrum Schiphol-Oost in 2005 (naar aanleiding van een brand waarbij 11 gedetineerde vreemdelingen omkwamen) is Rotterdam Airport het enige uitzetcentrum in Nederland.
Het personeel in het centrum bestaat evenredig uit medewerkers van een privaat detacheringsbedrijf (G4S), en medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Het voordeel van dit ingehuurd personeel is dat mensen veel flexibeler kunnen ingezet worden naarmate van de concrete bezetting en behoeften.
Illegale vreemdelingen worden naar hier gebracht vlak voor ze gerepatrieerd zullen worden, vaak vanuit een detentiecentrum. Over het algemeen is de gemiddelde verblijfsduur in het uitzetcentrum Rotterdam zeer kort (minder dan 10 dagen); de identiteit van de vreemdelingen is immers gekend, en vaak zijn de noodzakelijk reisdocumenten al
Het dagregime wordt gevoerd overeenkomstig de penitentiaire detentiewet. De kamerdeuren gaan om 8u open en om 21u dicht. Per 88
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
vleugel is er een luchtkooi: deze zijn de hele dag vrij toegankelijk vanuit de vleugel, maar zijn wel heel beperkt qua oppervlakte.
Deel 1: Voorstudie
Voor de kinderen tot 12 jaar is er in het centrum een volledig aangepast dagprogramma voorzien (met name van 8u30 tot 12u en van 13 tot 17u) met opvang- en onderwijsactiviteiten. Over de middag gaan de kinderen terug naar de kamer van hun ouders om samen te lunchen. Voor de ouders gaat de kamerdeur om 17u dicht, terwijl er voor de kinderen nog een avondprogramma is tot 21u in de recreatieruimte. Op deze manier kunnen deze kinderen een zo normaal mogelijk leven leiden in het centrum, zonder constant geconfronteerd te worden met de problemen van de ouders. De minderjarigen ouder dan 12 jaar volgen het dagprogramma van de volwassenen. Er staat een bibliotheek en een fitnessruimte ter beschikking van de bewoners.
Er is een activiteitenbegeleider in het centrum die de kinderen gedurende 4 dagen per week opvangt. Voor de jongere kinderen is dit ’s ochtends van 10u tot 12u en voor de oudere kinderen van ’s middags van 13u tot 15u. Zij neemt de kinderen mee naar een buitenterrein aan het uiteinde van de loods, waar twee chalets zijn opgesteld bestemd voor onderwijs en activiteiten. De chalets zijn vriendelijk ogend ingericht met allerlei voorzieningen voor de kinderen. Op het buitenterrein naast de chalets kunnen de kinderen -altijd onder begeleiding van toezichthoudend personeel- ook buiten spelen.
De detentieduur van de gezinnen hangt af van de stand van zaken in de terugkeerprocedure, en bedraagt gemiddeld 2 tot 3 maanden. Sommige gezinnen zijn hier minder dan een week, andere verblijven hier maanden.
5.2.1.4 Detentiecentrum Zeist SumResearch werd op 12 januari 2007 tevens ontvangen en rondgeleid in het detentiecentrum te Zeist, door directrice Tica Van Santen en afdelingshoofd van unit 50 Winston Marsdin.
Er worden slechts zelden mensen van hieruit gerepatrieerd; over het algemeen wordt men vlak voor het vertrek overgebracht naar het uitzetcentrum. Wanneer een repatriëring mislukt door verzet van de vreemdeling, wordt hij opnieuw naar hier gebracht.
Het detentiecentrum te Zeist is een grootschalige voorziening die onderdak biedt aan meerdere categorieën justitiabelen. In het totaal worden hier ca. 900 mensen in detentie gehouden, waarvan ca. 850 in vreemdelingenbewaring. De overige plaatsen fungeren als ‘overloop’ voor de gevangenis (in het verleden werden hier veel zogenaamde ‘bolletjesslikkers’ ondergebracht).
Het bewakingspersoneel in het centrum is uitsluitend van het private ‘Group 4 Securicor’. Dit heeft volgens de directie duidelijke voordelen: het personeel kan flexibel worden ingezet i.f.v. het aantal gedetineerden, en personeel dat niet voldoet aan de voorwaarde om op een humane manier om te gaan met de bewoners, wordt niet meer gevraagd.
Sinds januari 2006 verblijven er ook ouders met minderjarige kinderen in vreemdelingenbewaring. Zij zijn ondergebracht in unit 50, een voormalig schoolgebouw. De vroegere klaslokalen fungeren nu als 6persoonskamer of als gezinskamer, en zijn derhalve helder en groot. De kamers zijn voorzien van bedden, kastjes, een tafel met stoelen, een koelkast, magnetron en TV. De binnenplaats van het gebouw en een buitenruimte achter het gebouw worden gebruikt als luchtplaats voor de bewoners.
89
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 07 Fotoreportage Uitzetcentrum Rotterdam
Administratieve gebouwen (links) en loods met Prefab-units in de loods zonder leefvleugels en luchtkooien rechtstreeks daglicht
Luchtkooien (toegankelijk per leefvleugel)
Gemeenschappelijke kinderkamer op de gezinsvleugel
Eenpersoonskamer met ‘natte cel’
Tweepersoonskamer
Buitenruimte met twee chalets voor activiteiten met de kinderen
Kindvriendelijke inrichting chalets
Onderwijsactiviteiten op de PC
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 08 Fotoreportage Detentiecentrum Zeist
Overzicht op het detentiecentrum met situering van de gezinsvleugel
Nieuwe prefab-units voor alleenstaande mannen
Gezinskamer
Religieuze ruimte
Bibliotheek
PC-lokaal in de gezinsvleugel
Afsluiting rond de buitenruimte
Educatief programma voor de kinderen
Buitenruimte gezinsvleugel
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
Le centre a été récemment réaménagé. Il dispose de 96 places: 2 zones de 30 places pour les hommes, 1 zone de 20 places pour les femmes et 1 zone spécifique de 16 places pour les familles. Ils accueillent très peu de familles, et celles-ci restent en moyenne 4,5 jours. Le 22 janvier 2007, jour de notre visite, une seule famille se trouve au centre depuis 3 jours et est sur le point d’être libérée. Pour le Commandant Blondin, la détention des familles avec enfants est “à éviter”.
5.2.2 Frankrijk 5.2.2.1 Asielbeleid La Loi du 26 novembre 2003 a modifié en profondeur le régime de la rétention administrative des étrangers en France. La durée maximale de la rétention administrative est en effet passée de 12 jours (avant 2003) à 32 jours. Le gouvernement a donné à chaque préfecture des objectifs à atteindre quant au nombre annuel de reconduites à la frontière effectives à réaliser.
Les gardiens sont des policiers en uniforme, mais ceux-ci ne sont pas armés à l’intérieur du centre. Toutefois, leur uniforme comporte la mention “Police”. Le centre comprend également un service médical dont les infirmiers sont présents durant la semaine, et un médecin consulte régulièrement le centre.
Il est nécessaire de distinguer centre de rétention administrative et zone d’attente. Le placement en zone d’attente ne concerne que les étrangers venant d’arriver sur le territoire mais qui n’y sont pas admis ou venant de faire une demande d’asile. Le placement en centre de rétention concerne les étrangers déjà présents sur le sol français et susceptibles de faire l’objet d’une expulsion, d’une reconduite à la frontière ou d’une interdiction de territoire.
Deux associations sont présentes sur place quotidiennement: la Cimade, service d’entraide qui vise à assister les résidents à formuler leur recours, à récupérer leus bagages, à constituer leur demande d’asile, etc, et ANAEM (Agence Nationale pour l’Accueil des Etrangers Migrants), qui va assister les résidents sur le plan psychologique.
Lorsque des personnes sont interceptées en situation irrégulière sur le territoire, le préfet dispose de 48 heures pour décider de les placer dans un centre de rétention. Les centres de rétention sont placés sous la surveillance de la Police Nationale ou de la Gendarmerie Nationale. C’est l’OFPRA (Office français de protection des réfugiés ou apatrides) qui est chargé d’assurer l’application des conventions, accords ou arrangements internationaux concernant la protection des réfugiés. Il a été crée le 25 juillet 1952
Le chef de centre est nommé par le préfet. Il dispose d’un adjoint et d’une cellule administrative. Au total, 102 fonctionnaires de Police sont employés au CRA de Lesquin. Tous les dossiers sont suivis au centre même. En moyenne, les personnes passent 7,64 jours au CRA. Les demandeurs d’asile débouttés ou les clandestins interpellés sur le territoire sont d’abord mis en garde à vue, et ensuite soit reconduits à la frontière soit détenus au CRA (Centre de Détention Administrative) pendant 48 heures. Une prolongation de la détention peut être demandée pour des raisons administratives (demande de laisser-passer, visites des consuls, réservation des billets d’avion), de 15 jours maximum. Lorsque
5.2.2.2 Centre de rétention administrative Lille-Lesquin SumResearch a visité le Centre de rétention administrative de Lesquin le 22 janvier 2007. Nous avons été accueillis par le Commandant Blondin, directeur du centre, avec qui nous avons eu un entretien, suivi d’une visite des bâtiments.
La mention “Police” est fortement visible sur toutes les faces de l’uniforme (avant, bras, dos, …)
Le centre de rétention administrative de Lesquin est géré par la Police.
Centres et locaux de rétention administrative, rapport 2005, Les hors-série de Causes Communes, Cimade, décembre 2006
90
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 09 Fotoreportage Centre de Rétention Lille-Lesquin
Dienstgang naar de leefvleugels
Zicht op de leefvleugel en niet-toegankelijke buitenruimte
Luchtruimte voor de residenten
Eenvoudige sanitaire cel (met toilet, lavabo en douche) op de kamers
Eénpersoonskamer
Babyverzorgingsruimte
Televisieruimte met aanpalende speelruimte voor kinderen
Refter
Keuken
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
la personne fait un recours, elle passe dans les 24 heures devant le tribunal administratif, qui statue directement. Ensuite, la personne peut également faire un recours à la Cour d’Appel sur le motif de sa rétention. Une seconde prolongation de 15 jours peut être demandée. Si après ce délai, la personne n’a pas pu être rapatriée, elle quitte le centre avec un Arrêté préfectoral de reconduite à la frontière (APRF).
Deel 1: Voorstudie
5.2.3 Duitsland In Duitsland werd op federaal niveau bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de uitzetting van asielzoekers ligt bij de 16 Bundsländer. De uitvoering van het asielbeleid wordt centraal gestuurd vanuit de BAFL (Bundesamt für die Anerkennung ausländischer Flüchtlinge) in Nürnberg, maar de reguliere procedures en uitzettingen vinden plaats in de Länder. De Bundesamt behandelt de asielaanvragen (vergelijkbaar met DVZ in België), identificatie van vreemdelingen wordt gedaan door de Bundespolizei.
Moins de 50 % des personnes sont rapatriées. Certaines personnes peuvent être rapatriées par bateau, via Marseille vers le Maroc, l’Algérie, la Tunisie. Il y a très peu de retours volontaires organisés à partir du centre.
Asielzoekers worden in Duitsland niet vastgehouden gedurende de procedure. Er is slechts één gesloten centrum voor illegalen, zijnde het transitcentrum op de luchthaven van Frankfurt. Het gaat daar niet om vreemdelingen die in Duitsland verbleven en moeten worden verwijderd, maar om vreemdelingen die niet aan de binnenkomstvoorwaarden voldoen. Voor deze personen bestaat een versnelde asielprocedure en tijdens deze procedure worden zij vastgehouden in het transitcentrum tot wanneer zij worden toegelaten tot het grondgebied of een negatieve beslissing krijgen. Deze regeling geldt ook voor begeleide en nietbegeleide minderjarigen. De maximale duur van deze procedure bedraagt 19 dagen en kan verlengd worden met 4 dagen om beroep uit te schrijven. De vasthouding van asielzoekers in de transitzone wordt echter niet gezien als detentie of vrijheidsberoving, aangezien deze personen vrij zijn terug te keren naar het land van herkomst (Field, 2006). Na een positieve beslissing op de asielaanvraag mag men het land betreden en wordt men overgebracht naar het centrum in Gissen, van waaruit men via een verdeelsleutel over het land wordt verdeeld. Vreemdelingen van wie de asielaanvraag is verworpen en die niet kunnen worden teruggestuurd naar het land van herkomst, kunnen gedurende meerdere maanden worden vastgehouden op de luchthaven 91
1 niet-begeleide minderjarige. Het transitcentrum telt een 15-tal personeelsleden die de opvang organiseren.
(Field, 2006). Meestal wordt men echter overgebracht naar een gewone gevangenis. Uitreisplichtige vreemdelingen kunnen met het oog op hun verwijdering immers worden opgesloten in aparte vleugels van de reguliere gevangenissen. De opsluiting gebeurt na uitspraak door de rechtbank, elke drie maanden wordt de opsluiting door de rechter geëvalueerd. De maximale opsluitingsduur bedraagt 18 maanden. Gezinnen worden niet vastgehouden in deze gevangenissen, vaak wordt voor de verwijdering van families enkel het gezinshoofd vastgehouden en worden de andere gezinsleden gevraagd zich uit eigen beweging te vervoegen op de luchthaven kort voor het vertrek.
In het gebouw zijn de drie instanties die instaan voor asiel en het verblijf van vreemdelingen gevestigd, wat zeer praktisch is: de Bundespolizei (identificatie), de Bundesamt (behandeling asielaanvraag) en het Sociaal Ministerie van de deelstaat Hessen dat zorgt voor de opvang in het transitcentrum, infrastructuur, logistiek, maaltijden, ... Deze instanties werken echter strikt gescheiden, elk heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. De directie van het transitcentrum heeft niets te maken met het dossier van de vreemdelingen, en kan ook geen invloed uitoefenen, dit is juridisch niet mogelijk. De bewaking van het centrum wordt verzorgd door een privé-firma, ook de poetsdienst en de maaltijden zijn extern.
In sommige Länder werden vertrekcentra uitgebouwd. Uitreisplichtige vreemdelingen kunnen verplicht worden in dergelijk open centrum te verblijven met het oog op hun verwijdering.
Het centrum werd recent gebouwd en is dus voorzien van heel wat moderne faciliteiten. Bovendien is de infrastructuur in goede staat, de directie meldt ook weinig vandalisme. Het is gebouwd rond een centrale buitenruimte, met een sportterrein en een speeltuin voor de kinderen. Er is geen prikkeldraad aangebracht, maar de gebouwen zijn bovenaan begrensd door plastic panelen die door gewicht onder druk komen te staan en naar beneden klappen, en aldus ontsnappen quasi onmogelijk maakt. De bewoners kunnen vrij bewegen in het gebouw en kunnen steeds naar buiten op de binnenkoer gaan. Binnen zijn er ook specifieke ruimtes, zoals een kapel, gebedsruimte voor moslims, een projectiekamer (cinema), … Alle lokalen zijn voorzien van airconditioning (volgens de regels opgelegd door de luchthavenautoriteiten) en branddetectoren.
5.2.3.1 Transitcentrum Frankfurt: Hessischen Erstaufnahmeeinrichtung für Flüchtlinge, Außenstelle Flughafen Op 24 januari 2007 werd door SumResearch, vergezeld door de verbindingsambtenaar van DVZ, een bezoek gebracht aan het transitcentrum op de luchthaven van Frankfurt am Main onder leiding van de directeur en zijn adjunct. De directie benadrukt dat het hier niet gaat over een strafinstelling, maar een transitcentrum. Er worden mensen vastgehouden na grenscontrole, wanneer zij asiel aanvragen (cf. 127 - Melsbroek). De vasthouding bedraagt, op basis van de versnelde asielprocedure, maximaal 19 dagen, verlengbaar met 4 dagen voor beroepen. Het verblijf kan echter langer duren wanneer de identiteit niet gekend is.
De slaapkamers tellen allen twee stapelbedden, een tafel en stoelen en een koelkast. Ze kunnen via deuren worden verbonden, zodat gezinnen in één grote ruimte kunnen worden ondergebracht. Voor niet-begeleide minderjarigen zijn er aparte kamers, een “jongenskamer” en een “meisjeskamer”. Ook is er een kamer voor baby’s. Indien nodig, slaapt iemand van het personeel bij deze kinderen.
Het centrum bestaat sinds 2002 en heeft een capaciteit van maximaal 100 personen. Een normale bezetting betreft ongeveer 60 à 80 personen. De meerderheid van de bewoners zijn alleenstaande volwassenen, maar vaak verblijven er ook families en soms niet-begeleide minderjarigen. Op het moment van het bezoek verbleven er een 40-tal personen, waarvan 92
SumResearch / Alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra 10 Fotoreportage Transitcentrum Frankfurt
Omsloten buitenruimte
Omsloten buitenruimte met sportvelden en speelpleintje
Speelpleintje op de binnenplaats
Omsloten buitenruimte
Omheining met plastic panelen
Detail plastic panelen (als alternatief voor prikkeldraad)
Babyruimte
Kinderklasje
Jongenskamer NBMV
FOD Binnenlandse Zaken, DVZ 6031/hvd/januari 2007
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Voor de kinderen worden activiteiten georganiseerd, door specifiek personeel. Er is een speelkamer, met speelgoed, knutselmateriaal en dergelijke. De kinderen kunnen hier op vraag steeds terecht. Onderwijs wordt niet georganiseerd in het centrum, volgens de directie is dit ook niet verplicht, want het centrum bevindt zich niet op Duits grondgebied, en dient zich dus niet te houden aan wetten of verdragen die de Duitse regering heeft ondertekend (vb. Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind).
Deel 1: Voorstudie
5.2.4 Conclusie bij de bezoeken aan de buitenlandse gesloten centra De bezoeken aan vier gesloten centra in onze buurlanden waren bijzonder interessant, en hebben duidelijk gemaakt dat ook de buurlanden worden geconfronteerd met de problematiek van het vasthouden van gezinnen, en er ook op dezelfde manier mee worstelen. Met deze bezoeken hebben we zowel goede als minder goede voorbeelden en elementen gezien wat betreft de vasthouding van personen en in het bijzonder gezinnen met kinderen. De indrukken die wij daar hebben opgedaan werden uiteraard meegenomen in de verder analyses voor deze studie. Het uitzetcentrum van Rotterdam is geconcipieerd om mensen vlak voor hun repatriëring enkele dagen vast te houden. De materiële omstandigheden - met zeer kleine kamers, geen direct daglicht en zeer kleine luchtkooien – zijn dan ook aangepast aan een zeer korte verblijfsduur en zijn absoluut niet geschikt voor een langdurige vasthouding van personen. Dat net de gezinnen met kinderen - wegens een gebrek aan plaatsen voor gezinnen in andere centra – hier dikwijls maanden worden vastgehouden is onaanvaardbaar voor SumResearch. In het detentiecentrum van Zeist daarentegen zijn de materiële omstandigheden veel beter aangepast aan de detentie van gezinnen met kinderen. Het voormalige schoolgebouw, met ruime en luchtige kamers, biedt de kinderen en hun ouders een vriendelijk ogende omgeving. Positief vond SumResearch vooral dat er voor de kinderen in het centrum een volledig dagprogramma is voorzien, waardoor de kinderen hun normale levensritme – ’s morgens en ’s namiddags naar school, over de middag lunch bij de ouders, een avondprogramma met recreatieve activiteiten – kunnen verderzetten. Het centrum in Lille is materieel vrij goed uitgerust, iedere kamer beschikt over sanitair en een douche. De bewoners kunnen ook vrij circuleren in de vleugels en de kamers worden ’s nachts niet gesloten. Daarentegen geven de buitenruimtes een sterk gevangenisachtige indruk (omheining, prikkeldraad) en is het personeel in politie-uniform. Positief 93
is dan weer dat er een permanente aanwezigheid is in het centrum van hulporganisaties aan vreemdelingen. Dit lijkt goed te werken, met een duidelijke scheiding van functies: het personeel van het centrum zorgt voor het beheer en organisatie van het centrum, de sociale organisaties zijn er om de bewoners te begeleiden in het inhoudelijke traject. Wat betreft infrastructuur kunnen we het recente centrum op de luchthaven van Frankfurt zeker als een voorbeeld beschouwen. In de eerste plaats is de buitenruimte volledig ingesloten door de gebouwen. Waar wel omheining nodig is, wordt geen gebruikt gemaakt van prikkeldraad, maar van een soort plastic alternatief, dat een veel milder uitzicht heeft. De vrij grote binnenkoer is bovendien goed uitgerust met een sportveld, speeltuin, … De bewoners kunnen permanent vrij circuleren doorheen het centrum. De kamers kunnen worden verbonden, en dus aangepast aan de grootte van de gezinnen. Ze beschikken echter niet over sanitaire voorzieningen (gemeenschappelijk op de gang) en bevatten ook enkel stapelbedden.
94
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
6 traject interviews en expertenpanels
6.1
Deel 1: Voorstudie
Interviews
Na de plaatsbezoeken en open gesprekken met directie en personeel van de huidige gesloten centra waar gezinnen met kinderen verblijven of verbleven hebben – Vottem, Steenokkerzeel, Merksplas en Melsbroek – werd door SumResearch in november gestart met een uitgebreide serie diepte-interviews met diverse personen en organisaties, van beide taalgemeenschappen, die globale en/of specifieke expertise hebben bij het onderwerp van de studieopdracht. De lijst van interviews is opgesteld door SumResearch en aangevuld door de Minister met diverse ( interessante ) namen, en werd in de loop van de interviewronde op zijn beurt nog eens uitgebreid – regelmatig op suggestie van een geïnterviewde - met een tiental additionele personen en organisaties met bijkomende expertise die de studie rijker en sterker te maken. SumResearch beschouwt deze interviewfase als erg belangrijk en cruciaal voor deze studie. Deze interviews – die steeds vrij uitgebreid en intens waren, niet al te strak gevoerd aan de hand van een vaste vragenlijst maar wel met een gerichte structuur opdat steeds actief kon gereageerd worden op de verschillende standpunten en belevingen hebben SumResearch doen verwonderd staan en relativeren, begrijpen en inzien, nooit banaliseren noch infantiliseren noch dramatiseren, wel objectiveren en verdiepen, inleven en onderscheiden. De problematiek is zeer complex en aangrijpend, en het is slechts door een zeer open debat en discussie dat alternatieven kunnen aangereikt worden, die haalbaar en juist zijn, die gedragen worden door experten en daarom ook kans op slagen hebben in al zijn menselijke dimensies. Tijdens elk interview wordt de problematiek van diverse kanten bekeken, belicht en ook onderzocht, dankzij de erg gedreven expertise en betrokkenheid van quasi alle geïnterviewden. Iedereen wou en lieten we vrij spreken, vanuit zijn professionele en eventueel persoonlijke beleving van deze problematiek. 95
mogelijke opsluiting van de kinderen zelf gaan. CIRE kant zich tegen elke opsluiting van vluchtelingen. CIRE vraagt veel meer aandacht voor de globale procedure van de vluchteling, de noodzaak aan mildere regularisaties, de nadruk op vrijwillige terugkeer en pas in allerlaatste instantie de opsluiting zelf, die aan een maximale en korte verblijfsduur moet gebonden zijn.
Van al deze gesprekken is door SumResearch een verslag gemaakt: deze zijn in bijlage bij deze studie gevoegd en eveneens overgemaakt aan de geïnterviewden met vraag om hun eventuele correcties en nuances. Deze interviews zijn natuurlijk niet alomvattend, maar belichten de problematiek elk op persoonlijke wijze. Het is hierbij geenszins de bedoeling om de volledige omvang en alle nuances van het gesprek weer te geven, hiervoor verwijzen we naar het verslag in bijlage.
Fedasil – Directeur-generaal Bob Pleysier en adjunct-directeur operationele diensten Joan Ramakers – 17.11.2006 Fedasil wijst er uitdrukkelijk op dat de huidige populatie in de open centra niet langer meer integraal beantwoordt aan de oorspronkelijke doelstelling, namelijk het opvangen van vluchtelingen tijdens hun procedure. Momenteel zijn heel wat mensen (en gezinnen) uitgeprocedeerd en repatrieerbaar. Fedasil uit grote bereidheid om het actuele profiel van de open centra te herbekijken in functie van deze realiteit. Fedasil pleit voor een sterke samenwerking, tot zelfs versmelting tussen het departement maatschappelijke integratie en het departement vreemdelingenzaken. We moeten absoluut uit het duel tussen de good guys – zij die werken aan opvang – en bad guys – zij die werken aan de terugkeer. Tevens een gemotiveerd pleidooi voor een kortere en coherente procedure, eerste verwijzing naar het Zweedse model en beklemtonen van de noodzakelijke uitbreiding van de vrijwillige terugkeer.
Goed is om beknopt in te gaan op enkele belangrijke inzichten en markante fragmenten uit de diverse interviews, die samen en in synthese leiden naar de globale benadering en visievorming. Vluchtelingenwerk Vlaanderen – Directeur Pieter De Gryse en juriste Liesbeth Van Hoorick – 09.11.2006 Vluchtelingenwerk Vlaanderen wenst duidelijk te stellen dat zij niet van oordeel is dat alle gezinnen met kinderen zomaar moeten kunnen blijven in België, en eigenlijk zou er ook geen discriminatie mogen bestaan tussen alleenstaande vluchtelingen en gezinnen met kinderen. Vluchtelingwerk is geen voorstaander van een open grenzen-politiek. Maar dit standpunt gaat gepaard met de stellingname dat kinderen niet thuishoren in gesloten centra en dat de actuele praktijk deze opsluiting van kinderen banaliseert. Vluchtelingenwerk benadrukt de lange proceduretijd van vele asielaanvragen, zegt principieel niet tegen het gebruik van dwang te zijn om mensen terug te brengen naar het land van herkomst maar koppelt dit aan diverse voorwaarden: de vrijwillige terugkeer meer promoten en andere alternatieven onderzoeken, die kunnen worden gediversifieerd en toegepast afhankelijk van de procedure, het risico dat men verdwijnt, het individu.
Sylvie Sarolea – Professor UCL – Président de l’association pour le droit des étrangers – Membre du conseil d’Administration de le Ligue des droits de l’homme – 20.11.2006 Mevrouw Sarolea hamert op het gebrek aan vreemdelingen- en migratiebeleid. Er is geen groot debat over migratie en immigratie, we zullen heel wat bijkomende arbeidskrachten nodig hebben de komende jaren en ondertussen doen we heel veel pogingen om mensen – al of niet met kinderen – terug te sturen naar hun land van herkomst. De huidige procedure wordt zoveel mogelijk gerokken door de asielzoeker – via beroepsprocedures - en hoe langer ze duurt, hoe complexer de terugkeer wordt. De procedure wordt ervaren als een lotto, wie erin
CIRE – Directrice Maria Louisa Gay en medewerker Cédric Vallet – 15.11.2006 Deze studie is belangrijk en er wordt gehoopt dat er ook een gevolg wordt aan gegeven. CIRE verklaart zich bereid mee na te denken over mogelijke alternatieven maar niet over alternatieven die over de 96
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
wat mogelijk moet zijn via een soepele interpretatie van art 9.3 van de vreemdelingenwet. Nadien moeten alle en elke uitwijzingsbeslissingen kordaat worden uitgevoerd. Ook zij wijst op de kracht en mogelijkheden van een vrijwillige terugkeer, en meent ook dat alle ambtenaren niet enkel mogen participeren aan de integratie maar ook actief moeten kunnen meewerken aan een mogelijke terugkeer.
slaagt om zo lang mogelijk in de procedure te blijven, die maakt meest kans om te blijven. Mevrouw Sarolea zegt heel duidelijk dat we de problematiek van migratie absoluut moeten relativeren – we worden hier niet overspoeld – en in zijn juiste mondiale context plaatsen. Er mag ook wel eens berekend wat het huidige repatriëringbeleid wel moet kosten, globaal en per repatriëring, en stelt voor hierover een kostenbatenanalyse te laten maken. Commissariaat-generaal voor vluchtelingen en staatslozen – Commissaris-generaal Dirk Van den Bulck – 20.11.2006 Ook hier een gemeend pleidooi voor een groot en gezamenlijk debat tussen alle instanties en overheden en alle betrokken partijen: dit debat over het globale migratiebeleid is nog nooit gevoerd zodat er dus ook geen sprake van zijn van een omvattend beleid. Het huidige aantal asielaanvragen is de voorbije jaren serieus gedaald, dus ontstaat er ruimte voor nieuwe bijkomende legale migratie. De heer Van den Bulck is sterke voorstander van een geïntegreerde aanpak van de asielprocedure en een veel betere samenwerking tussen de instanties die werken aan een vrijwillige terugkeer en de instanties die momenteel instaan voor de gedwongen terugkeer. Er moet meer gewerkt worden aan de mogelijkheden voor vrijwillige terugkeer.
UNHCR België – verantwoordelijke Véronique de Ryckere – 24.11.2006 Momenteel zijn meer dan 90% van de gezinnen met kinderen die worden opgesloten in de gesloten mensen die vallen onder toepassing van de Conventie van Dublin. Moeten deze mensen echt en automatisch opgesloten worden? UNHCR meent van niet, en tevens zou ook hierover een Europese overeenkomst moeten bereikt worden. De gesloten centra zijn opgericht met het oog op verwijdering van mensen die niet-legaal in het land verblijven; UNHCR vindt dan ook heel fervent dat mensen die niet kunnen gerepatrieerd worden, eigenlijk ook niet zouden mogen opgesloten worden. Ook hier pleit UNHCR om uit het “Belgo-Belge” te geraken: het gaat niet om een nationale problematiek, er is behoefte aan een supranationaal en globaal debat, waarbij de noord-zuid samenwerking en dialoog wel degelijk aan bod moeten komen.
Stad Gent, Hoofd Dienst Bevolking – Katie Van Cauwenberghe – 22.11.2006 Mevrouw Van Cauwenberghe is sinds april 2006 hoofd van de Dienst Bevolking van de Stad Gent maar was daarvoor gedurende 7 jaar hoofd van de stedelijke dienst asiel- en vluchtelingenbeleid. Vanuit beide diensten staat mevrouw Van Cauwenberghe achter het tweesporenbeleid van de huidige regering waarbij zoveel mogelijk mensen geregulariseerd moeten kunnen worden, maar wanneer dit niet mogelijk is moet ook effectief gerepatrieerd kunnen worden. Een grijze tussenzone mag geen optie zijn. Mevrouw Van Cauwenberghe wijst pertinent op de huidige situatie en pleit ervoor om opnieuw met een schone lei te beginnen: alle mensen die al geruime tijd in België verblijven worden geregulariseerd,
Open opvangcentrum voor asielzoekers Jodoigne – Thierry Bonamis – 24.11.2006 De heer Bonamis beklemtoont eveneens het feit dat de huidige werking en populatie in de open centra niet langer beantwoorden aan het opzet om asielzoekers in procedure op te vangen. Een langdurig verblijf in de open centra infantiliseert de mensen en maakt de asielprocedure absurd en tergend, er zijn mensen die 4 jaar in een open centrum verblijven zonder iets te (mogen) doen. Thierry Bonamis meent ook dat er andere wegen dan de asielprocedure moeten kunnen bewandeld worden om mensen legaal in het land toe te laten. Hij formuleert het voorstel dat een bepaald contingent in de mogelijkheid moet gesteld worden om naar België te komen, enkele maanden kan verblijven in een open centrum om 97
ook op de huidige praktische onmogelijkheid om te repatriëren vanuit de open centra; dit hebben enkele pogingen uit het verleden duidelijk aangetoond. Juist door de ervaren inconsequentie in het huidige beleid, wordt het traject fundamenteel als oneerlijk ervaren. Patrick Meers pleit voor duidelijk, heldere, concrete criteria in het gevoerde beleid, zowel op gebied van opsluiting, bijkomende immigratiemogelijkheden, maar ook strikte voorwaarden naar de immigrant. Wat betreft de mogelijke opsluiting van gezinnen met kinderen in de gesloten centra, moet dit inderdaad het ultimum remedium zijn, zeker in tijd beperkt en enkel voor deze gezinnen waarvan met zeker is dat ze effectief kunnen gerepatrieerd worden. Tot slot uit Patrick Meers weinig geloof in de effectieve succesfactoren van de mogelijkheden tot vrijwillige terugkeer.
vanuit deze locatie werk te vinden en de taal te leren. Wie werk vindt mag legaal in het land blijven, wie geen werk vindt binnen een bepaalde termijn keert terug naar het land van herkomst. Thierry Bonamis wijst er overtuigend op dat de overgrote meerderheid van de bewoners in zijn open centrum gewoon hard wil werken en zich in België installeren en helemaal geen ambitie heeft om maanden en jaren tijd te verliezen in het open centrum. Rode Kruis Vlaanderen – Hilde Van Gastel – 29.11.2006 Het Rode Kruis is niet tegen opsluiting in gesloten centra maar gaat hierbij wel uit van het ‘proportionaliteitsbeginsel’: er moet steeds de vraag gesteld worden of het wel echt noodzakelijk is om betrokken persoon op te sluiten. Opsluiting is voor het Rode Kruis de allerlaatste mogelijkheid (ultimum remedium) wanneer alle andere mogelijkheden zijn geprobeerd maar niet hebben geresulteerd. Hilde Van Gastel acht de incoherentie van het beleid nefast, evenals de dikwijls erg lange verblijfsduur in de open centra. Het leven dat asielzoekers daar leiden is dikwijls ook lethargisch en reikt zeker geen zelfstandige, duurzame oplossingen aan. Wat betreft het huidige beleid rond zelfstandige terugkeer meent het Rode Kruis dat alles momenteel te snel moet gaan, en dat een BVG met een langere periode zou moeten kunnen gepaard gaan, om deze terugkeer veel beter te kunnen (mentaal) voorbereiden en organiseren. Indien uiteindelijk, als allerlaatste mogelijkheid, gezinnen toch moeten opgesloten worden, dan zeker in een kindvriendelijke omgeving – zonder prikkeldraad - waar families zo zelfstandig mogelijk kunnen leven. De begeleiding dient te gebeuren door onafhankelijke externe deskundigen.
Voorzitter OCMW Antwerpen en voorzitter welzijn binnen VVSG – Monica De Coninck – 30.11.2006 Naast een gemotiveerd pleidooi voor een snellere asielprocedure – de huidige lange procedure dringt mensen in een vreselijk lethargische toestand – wijst mevrouw De Coninck er ook op dat de asielprocedure te stringent is om hier meer mensen toe te laten en acht ze het raadzaam om een aparte procedure te starten voor economische migratie, met een duidelijke sociale dimensie. Dus niet enkel de hoogopgeleiden of knelpuntberoepen. Als Westers land hebben we hierin ook een ethische verantwoordelijkheid. Dergelijke procedure kan best gepaard gaan met een nieuwe regularisatieronde. Délégué Général aux Droits de l’Enfant – Claude Lelièvre – 01.12.2006 Principieel is het de opdracht van de Kinderrechtencommissaris om steeds op te komen voor de rechten van het kind, dus is het evident dat een kind nooit kan thuishoren in een gesloten centrum. De vraag om desnoods onderwijs te voorzien in de gesloten centra is een verkeerde vraag, want ze maakt aldus de aanwezigheid van kinderen in de gesloten centra (meer) acceptabel. Het opsluiten van kinderen is een essentieel absurde maatregel en men moet zich absoluut concentreren op het
Open opvangcentrum voor asielzoekers Sint-Truiden – directeur Patrick Meers –30.11.2006 Directeur Patrick Meers beklemtoont de lange verblijfsduur van de meeste bewoners van het opvangcentrum, dat eigenlijk niet meer kan verantwoord worden. De open centra zijn ook niet geschikt om maanden tot zelfs jaren te verblijven. De lange verblijfsduur wekt een enorme lethargie en infantilisering op, die geen enkel perspectief geeft. Hij wijst 98
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Deel 1: Voorstudie
de gesloten centra. Diverse centra werken op verschillende wijze en met verschillende regimes, en dan zonder officieel controleorgaan. Ook hier is sprake van ‘ultimum remedium’ voor families met kinderen, maar dan moet het regime veel ‘kind-respectvoller’ zijn, qua onderwijs, sport en spel, communicatie, familiale omgeving. Er mag hier alleszins geen gevangenisregime van kracht zijn, maar moet een volledige aanpassing worden aan de specifieke noden van kinderen in dergelijke complexe omstandigheden.
optimaliseren van de volledige ketting van de asielprocedure dan zich al te gericht te focussen op de laatste schakel van de ketting. In het uiterste geval (ultimum remedium) mag er een soort transitcentrum gecreëerd worden waar gezinnen met kinderen maximum 24u verblijven voor de geplande repatriëring. Service Droits des Jeunes – directeur Benoît Van Keirsbilck en medewerker Quentin Leroy – 04.12.2006 Directeur Van Keirsbilck oordeelt dat de huidige kwaliteit van de asielprocedure pover is. Het aanvoelen overheerst dat de asielaanvrager eigenlijk geen enkele gelegenheid krijgt bij de officiële instanties om zijn volledige verhaal te vertellen. De vluchtelingenproblematiek zou best gekaderd worden binnen een groter migratiebeleid en daarover is een breed maatschappelijk debat – met alle betrokken partijen en instanties – echt noodzakelijk. Dit debat moet met open vizier gevoerd worden, en zeker niet defensief of uit schrik. Migratie is een dynamisch en positief gegeven. Benoît Van Keirsbilck is ervan overtuigd dat een migratiebeleid kan gevoerd worden zonder gesloten centra. Daarom is hij tegenstander van alternatieven die de leefomstandigheden in de gesloten centra wil verbeteren omdat dit de situatie bevestigt en eigenlijk niets te gronde oplost. Het opsluiten van gezinnen met kinderen is absurd en moet door de politieke overheden onmiddellijk stopgezet worden. Tevens wijst de heer Van Keirsbilck op de enorme globale kostprijs van het volledige verwijderingsbeleid.
Federale politie Coördinatiedienst – Commissaire Divisionnaire Michaël Jonniaux en twee medewerkers/sociaalassistent Nathalie Hirsch en Hilde Brichaux – 05.12.2006 Michel Jonniaux is hoofd van de operationele politiedienst op Brussels grondgebied die acties onderneemt op openbaar vervoer, telefoon- en nachtwinkels, grote werven en ateliers. Het is logisch dat ze tijdens deze acties – die in de eerste plaats gericht zijn op het betrappen van zwartwerk - geconfronteerd worden met mensen die niet legaal in het land verblijven en regelmatig in gezinsverband leven. Er wordt op gewezen dat de ondervragingen regelmatig lang duren en dat de politiediensten eigenlijk niet uitgerust zijn – ondanks de persoonlijke inspanningen – om kinderen op een correcte en ordentelijke manier op te vangen tijdens de ondervragingen. Dienst Vreemdelingenzaken – Directeur-generaal Freddy Roosemont en Adviseur-generaal Katelijne Bergans – 07.12.2006 DVZ verwacht dat een groot deel van de asielaanvragen bij toepassing van de nieuwe procedure veel sneller behandeld zal kunnen worden, wat alvast het grote voordeel geeft – en zeker in het geval met kinderen – dat de asielzoekers zich veel minder hebben kunnen hechten en integreren in onze samenleving, zodat het terugkeren – zelfstandig en eventueel gedwongen - een degelijke optie is. Gezinnen met kinderen zouden binnen de 6 maanden een definitieve beslissing moeten krijgen over hun asielaanvraag. Andermaal wordt uitdrukkelijk verwezen naar de Zweedse aanpak, met ondermeer de persoonlijke coach.
Kinderrechtencommissariaat Vlaanderen – Kinderrechtencommissaris Ankie Vande Kerckhove met medewerkers Leen Ackaert, Silke Heiden en Evelien Dekezel – 04.12.2006 Vanuit het Kinderrechtencommissariaat (KRC) is een werkgroep opgericht met opdracht tot opmaak van een onderzoeksrapport over de precaire verblijfssituatie, dat eveneens in het voorjaar van dit jaar zal worden gepubliceerd. KRC wenst te beklemtonen dat voor alle soorten gesloten instellingen – jeugd, penitentiair – officiële inspectiediensten bestaan, maar dat dit blijkbaar nog steeds niet geïnstalleerd is voor 99
Wat betreft de onderbrenging van gezinnen met kinderen in de huidige gesloten centra oordeelt DVZ dat het nu allerminst een ideale situatie is, bovenal door het gebrek aan privacy en het consequente groepsregime. Idealiter zouden gezinnen die moeten worden vastgehouden, worden ondergebracht in afzonderlijke appartementen per gezin, met plaats om te koken, te wassen… kortom hier zou consequent moeten uitgegaan worden van de zelfredzaamheid van de niet-legale gezinnen. Het moet – onder andere in deze studie – worden onderzocht of dergelijke bijkomende infrastructuur wel noodzakelijk is.
ze in de clandestiniteit verzeilen, maar ze acht dit risico beperkt bij gezinnen met kinderen en het is niet toelaatbaar dat kinderen in een systeem worden gezet dat vrijheid berooft. Wanneer een asielzoeker uitgeprocedeerd is, is het aan de overheid om de procedure tot uitzetting op te starten. Als dit na verloop van tijd niet blijkt te lukken of gelukt is, dan moet er een termijn vastgesteld worden waarna de repatriëring niet langer meer mogelijk is en moet geregulariseerd worden. Een opsluiting van korte duur - bijvoorbeeld 8 dagen – in de meest menswaardige omstandigheden kan worden overwogen voor gezinnen met kinderen en enkel indien de overheid de absolute zekerheid heeft dat uitwijzing feitelijk mogelijk is.
Service de psychiatrie juvéno-infantile Saint-Luc – Professeur J-Y Hayez – 07.12.2006 Prof. Hayez wijst op de traumatiserende impact van opsluiting van kinderen in gesloten centra, want voor het kind is het uiterst complex te begrijpen waarom het van zijn vrijheid beroofd wordt en uit het dagelijkse milieu gehaald. Wat hebben mijn ouders verkeerd gedaan? Waarom worden wij allemaal samen opgesloten? Een kind kan op deze wijze notie tussen goed en kwaad, tussen autoriteit en bescherming heel moeilijk uit elkaar houden. Professor Hayez wijst uitdrukkelijk op het nefaste effect van dergelijke opsluiting op kinderen.
International Office of Migration – Pascal Reyntjens – 12.12.2006 De methodiek en werking door IOM verloopt in praktijk goed: er zijn er weinig die hun zelfstandige terugkeer laten mislukken, door bijvoorbeeld niet op te dagen op de afgesproken datum. Zelfstandige terugkeer heeft in België een dalend succes, en de heer Reyntjens is van oordeel dat dit natuurlijk te maken heeft met de stijgende hoop om alsnog te kunnen blijven en geregulariseerd te worden. Omgekeerd telt ook: als de overheid harder begint op te treden en te repatriëren, zijn er plots veel meer mensen die beroep doen op IOM om zelfstandig terug te keren. Het succes en de effectiviteit van IOM zijn dus sterk gerelateerd met het overheidsbeleid. De heer Reyntjens wijst erop dat elke zelfstandige terugkeer best zo specifiek mogelijk wordt georganiseerd, gericht op individu en gezin.
Los van deze fundamentele opmerkingen – als kinderpsychiater – wenst de heer Hayez ook persoonlijk te melden dat de trechter om politiek asiel aan te vragen veel te eng is. Ook hier is het debat noodzakelijk en ze moet de mogelijkheden tot migratie zeker verruimen. VSKO – Directeur-generaal Mieke Van Hecke – 07.12.2006 Mieke Van Hecke, hoofd van VSKO maar eveneens jurist, wijst erop dat er een evenwicht moet worden betracht tussen enerzijds de snelheid van de procedure en anderzijds de rechten van elke asielzoeker om de procedure in vraag te stellen, daar waar in zijn/haar ogen nodig beroep aan te tekenen, of bijkomende elementen aan te brengen… Mevrouw Van Hecke kan de redenering volgen dat mensen kunnen worden vastgehouden met het oog op hun repatriëring en om te vermijden dat
IOM zegt geen principieel neen tegen het opsluiten van gezinnen in gesloten centra, maar dan enkel voor een uiterst korte tijdsduur en dan moeten wel alle elementaire kinderrechten kunnen gegarandeerd worden, zoals onderwijs, recreatie, gezinseenheid, specifieke medische zorgen…
100
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Opvolgingscommissie - Professor-emeritus Etienne Vermeersch – 13.12.2006 Professor Vermeersch stelt de overtuiging te hebben dat de asielprocedure over het algemeen vrij correct verloopt maar steeds blijven er een aantal tragische gevallen. Daarom herhaalt hij zijn voorstel om een parlementaire kamercommissie te installeren die – onafhankelijk van minister en DVZ – specifieke ‘randgevallen’ kan onderzoeken en rechtstreeks aan de minister adviseert.
Deel 1: Voorstudie
van dit doel, en de maatregel moet de minste schade veroorzaken aan de rechten van de mens en het kind. Het CGKR gaat in tegen het huidige beleid waar gezinnen in gesloten centra kunnen opgesloten worden. Jozef De Witte meldt dat dit in strijd is met de rechten van de mens, en het kind. Het enige alternatief is dat de overheid vanaf heden beslist geen gezinnen meer op te sluiten in de gesloten centra. Het argument dat de gesloten centra ook noodzakelijk zouden zijn als afschrikking is fout, alleen al vanuit de universele rechten van de mens: men mag nooit mensen misbruiken om anderen te ontmoedigen om naar België te migreren.
Als alternatief voor het vasthouden van gezinnen in de huidige gesloten centra kan gestreefd worden naar een vorm van ‘verzekerde bewaring’: deze moet op een uiterst humane wijze gebeuren, eventueel door een NGO, en moet voor de kinderen zo weinig mogelijk traumatiserend zijn. Deze locatie mag allerminst lijken of overkomen als een gevangenis – eerder een leegstaande school of klooster – kinderen moeten er vrij binnen en buiten circuleren en er is nood aan voldoende vormen van sport, spel en educatie.
Het CGKR laakt ten slotte het gebrek aan correct cijfermateriaal wat betreft detentie en verwijdering. Het is moeilijk aan exact cijfermateriaal te komen over feitelijke verblijfsduur per persoon per centrum, meestal zijn het gemiddelden wat niet strookt met de realiteit. Solentra – kinderpsychologen Geertrui Serneels en Ida Flament – 13.12.2006 Solentra vindt de studie belangrijk en noodzakelijk maar wenst dat ze gekaderd wordt in een ruime, globale en tevens positieve migratiepolitiek en gekoppeld aan onze ontwikkelingssamenwerking. Het kwalitatieve, psychologische effect van de asielprocedure en eventuele opsluiting en repatriëring wordt niet in rekening gebracht. Zo is het niet steeds evident om een coherent verhaal te kunnen vertellen tijdens de interviews met het CGVS en bepaalde situaties naar waarheid te reconstrueren. Solentra benadrukt het negatieve en traumatiserende effect van een opsluiting in gesloten centra voor kinderen. Zelfstandige terugkeer moet daarom op humane, dus begeleide manier kunnen gebeuren, bijvoorbeeld door een NGO ter plaatse. Solentra zegt ook dat de huidige organisatie door IOM in hun ogen onvoldoende is, en daarom ook niet efficiënt: er wordt een beperkt bedrag gegeven maar de reintegratie in het land van herkomst vergt bijkomende maatregelen en inspanningen.
Professor Vermeersch: naar de buitenwereld zou België de indruk moeten kunnen geven dat het hier erg moeilijk is voor asielzoekers, maar in de praktijk zou de overheid zo humaan als mogelijk moeten zijn. Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding – directeur Jozef De Witte en Julie Lejeune, Observatorium voor Migraties – 13.12.2006 Het beleid moet er volgens directeur De Witte op gericht zijn de groep personen in de gesloten centra zo veel mogelijk te verkleinen, en enkel op te sluiten wanneer het opportuun en noodzakelijk is. Bedoeling moet tevens zijn de asielprocedure zo waterdicht als mogelijk te houden, ondermeer wat betreft de rechten tot verdediging, termijn, kwaliteit van de procedure. Beslissing tot opsluiting moet steeds kaderen binnen het proportionaliteitsbeginsel, zijnde een afweging van drie elementen: het doel van de aangenomen maatregel moet legitiem zijn, de maatregel moet de meest adequate en doeltreffende maatregel zijn ten aanzien 101
– welk beleid wil België voeren? – en daarna moet gedebatteerd worden over de middelen die kunnen worden ingezet om het doel te bereiken. Dit debat moet in zijn totaliteit gevoerd worden door alle betrokken partijen, dus ook door de NGO’s.
Advocate Kati Verstrepen – 20.12.2006 Kati Verstrepen is gespecialiseerd in het vreemdelingenrecht. Zij zetelde ook in de regularisatiecommissie die in 2000 werd geïnstalleerd. Mevrouw Verstrepen benadrukt dat er absoluut duidelijke criteria nodig zijn voor de vele aanvragen tot regularisatie, teneinde de rechtszekerheid te garanderen. Zonder duidelijke criteria zal iedereen blijven proberen en verwordt deze mogelijkheid andermaal tot een loterij.
Voor kinderen gelden niet enkel de universele mensenrechten maar eveneens de universele kinderrechten. Opsluiting van kinderen kan enkel als allerlaatste middel, en dan nog binnen diverse strikte voorwaarden. Onderwijs maakt hier uiteraard deel van uit.
Zorg ervoor dat die mensen die heel duidelijk niet in aanmerking komen om asiel te verkrijgen zo snel mogelijk de beslissing weten en zorg ervoor dat ze het land ook zo snel mogelijk verlaten, natuurlijk best via diverse mogelijkheden van zelfstandige terugkeer, anders via een gesloten centrum.
Gemeenschapsonderwijs – Adviseur-coördinator pedagogische begeleidingsdienst Lut Stroobants en beleidsadviseur Lucas Brion – 19.01.2007 Het recht op onderwijs voor minderjarigen is voor het Gemeenschapsonderwijs uiteraard een basisgegeven, maar even principieel is ook hun stelling dat de opsluiting van kinderen in de gesloten centra niet strookt met de universele rechten van het kind. De bereidheid van het Gemeenschapsonderwijs om een rol te spelen in een humaan vreemdelingenbeleid voor gezinnen met kinderen is groot, en ze benadrukken dat ze kennis en expertise op gebied van didactiek, pedagogie en onderwijs kunnen inbrengen.
Wanneer de nieuwe asielprocedure dit jaar wordt toegepast en dus hopelijk een stuk korter wordt voor de asielaanvrager, kan dit best samengaan met een nieuwe regularisatieronde. Kati Verstrepen meent dat de huidige gesloten centra totaal niet geschikt zijn voor de opvang van kinderen, zowel ruimtelijk als qua organisatie. Hoogleraar KUL, faculteit Rechtsgeleerdheid – Stephan Parmentier – 20.12.2006 Professor Parmentier pleit voor een transparant, geïntegreerd migratiebeleid, met een duidelijke logica, dat een volwaardig beleid kan creëren. Hij herhaalt een aanbeveling van de Commissie Vermeersch om ook een macro-economische analyse te maken over het huidige verwijderingsbeleid.
European Commission Directorate-General Justice, Freedom and Security – Fabian Lutz – 02.02.2007 Fabian Lutz licht het traject toe dat momenteel afgelegd wordt voor de Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven. Dit traject en parcours zijn langdurig en complex, omdat (ook) over deze materie zeer moeilijk een consensus bereikt kan worden tussen 26 lidstaten, temeer dat over deze problematiek wel heel verschillend gedacht wordt tussen de landen. Tevens wil de heer Lutz absoluut vermijden dat de richtlijn een lege doos wordt, maar hoopt dat het meest haalbare bereikt kan worden, juist in het belang van de niet-legale vreemdelingen, zeker in gezinsverband.
Detentie kan in dergelijk migratiebeleid dan slechts een instrument (middel) zijn dat een vooropgezet doel moet dienen. Anders wordt de detentie zelf discretionair en geen uitvoering van bestaande regelgeving. Het grote migratiedebat moet zich in de eerste plaats richten op het doel 102
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
6.2
Deel 1: Voorstudie
Huidige “Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in de gesloten centra, met het oog op hun verwijdering” wenst geen politiek document te zijn, maar wil bovenal haalbare alternatieven onderzoeken en voorstellen.
Politieke interviews
Tevens werd aan de partijvoorzitters van alle politieke partijen in het parlement schriftelijk de vraag gesteld iemand te willen aanduiden die namens zijn partij gemandateerd was om met ons te spreken over de studieopdracht. SumResearch is van oordeel dat ook de politieke partijen hun inbreng moeten hebben in de opbouw van deze studie, daarom niet direct als de grote experts, maar eerder om ook samen met hen het parcours te bewandelen dat het onderwerp en problematiek in alle openheid onderzoekt en bespreekt.
Daarom zal ook geen samenvatting of analyse gemaakt worden van de verschillende interviews met de gemandateerde(n) van de diverse politieke partijen, maar SumResearch meent wel volgende twee constanten te mogen melden die tot uiting komt uit de verschillende interviews, elk met hun eigen nuances en diverse standpunten: - Er is een overtuiging bij alle democratische partijen dat het eigenlijk niet betaamt om kinderen op te sluiten in de huidige omstandigheden in de gesloten centra, ook al is dit momenteel legitiem mogelijk. De ene partij nuanceert al meer of minder dan de andere, en ook al bestaat er geen toveroplossing – ook daarvan is elke politieke partij zich uitermate bewust – alle democratische partijen staan erg open voor de alternatieven die zullen aangereikt worden in de studie. - SumResearch ervaart een momentum bij de politieke partijen en een verregaande bereidheid om de aangereikte alternatieven bovenal te evalueren op de mogelijkheden om de huidige situatie te verbeteren voor de gezinnen met kinderen die momenteel het risico lopen opgesloten te worden in de gesloten centra. Er is bij alle partijen een heuse bereidheid om effectief werk te maken van een echte verbetering van de huidige situatie.
Ook hiervan werd verslag gemaakt en overgemaakt – voor eventuele correctie – aan de geïnterviewde. De verslagen van volgende interviews zijn eveneens in de studie opgenomen: - Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD) en adjunct-kabinetschef Geert De Boeck – 21.11.2006 - Guillaume De Walque (conseiller PS) – 22.11.2006 - Stijn Bex (volksvertegenwoordiger Spirit) – 29.11.2006 - Tom De Pelsmaeker (adviseur institutionele hervormingen en vreemdelingenbeleid – beleidscel Vice-Eerste minister Freya Van den Bossche) – 29.11.2006 - Filip De Man (volksvertegenwoordiger Vlaams Belang) – 04.12.2006 - Tinne Van der Straeten (ondervoorzitter Groen!) – 06.12.2006 - Dominique Weerts (conseiller Relations Internationales, Politique d’Asile et des Migrations au cabinet de Mme Joëlle Milquet - CDH) – 15.12.2006 - Piet De Bruyn (woordvoerder) en Wim Mommaers (studiedienst), NVA – 21.12.2006 - Marie Nagy (députée fédérale Ecolo) – 08.12.2007 - Sabine De Béthune (senator CD&V), Nahima Lanjri (volksvertegenwoordiger CD&V) en Ina Vandenberghe (studiedienst CEDER) – 26.01&08.02.2007
SumResearch heeft deze studie uiterst gemotiveerd uitgevoerd, bovenal omdat het onderwerp zo aangrijpend is, maar eveneens omdat ook wij doordrongen zijn van dit momentum, en deze studie dan ook hebben uitgevoerd om de meest haalbare en menselijk hoogstaande alternatieven aan te reiken aan de politieke partijen en besluitvoerders, die in realiteit een echte verbetering aanbrengen aan de huidige situatie.
103
de expertenfora op pragmatische wijze vooruit gewerkt, op zoek naar haalbare alternatieven. Hierover wordt in de visietekst en concrete aanbevelingen in deel 2 gerapporteerd.
6.3 Expertenpanels Eerste expertenpanel (14/12/2006) Sylvie Sarolea, juriste Alix Crassaert, infirmière 127 Thierry Bonamis, directeur centre ouvert Jodoigne Marie-Louise Gay, CIRE Bob Pleysier, directeur-generaal Fedasil Benoît Van Keirsbilck, Service Droits des Jeunes Claude Lelièvre, Délégue Général de la Communauté Francaise aux droits de l’enfant Jean-François Jacob, directeur CIV Vottem Louise Ngandu, DVZ
In het expertenforum komen experten en rechtstreekse betrokkenen uit de sector samen. Deze mensen kennen – elk op hun niveau – het onderzoeksonderwerp en de problematiek en hebben in de mate van het mogelijke een duidelijke kijk op de bestaande situatie. De deelnemers hebben uiteraard diverse standpunten en overtuigingen maar zijn eveneens open en creatieve mensen die verschillende standpunten durven en kunnen uiten en beluisteren, vrij kunnen spreken zonder steeds halsstarrig te blijven vasthangen aan het eigen grote gelijk of het standpunt van de belangengroep, zonder enige manoeuvreerruimte. Het debat en discussie en luisteren naar elkaar is essentieel op dergelijk expertenpanel en reikt het onderzoeksteam elementen en inzichten aan die moeten leiden tot de meest haalbare en menselijk hoogstaande alternatieven.
Tweede expertenpanel (18/01/2006) Patrick Meers, directeur open centrum Sint-Truiden Freddy Roosemont, directeur-generaal DVZ Geert De Boeck, adjunct-kabinetschef Minister Dewael Liesbeth Van Hoorick, Vluchtelingenwerk Vlaanderen Ida Flament, Solentra vzw Julie Lejeune, Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding Valon Halimi, IOM Hilde Van Gastel, Rode Kruis Vlaanderen Luc Verdoodt, opvoeder RC 127bis Verontschuldigd: Prof. Parmentier, KUL
De twee expertenpanels hebben ruimte gecreëerd voor open debat en intens overleg, voor luisterbereidheid en mogelijkheid tot consensus over een aantal cruciale elementen van het onderzoek. Er was open debat en eveneens discussie, maar evenzeer was er bereidheid tot synthese en samenwerking. Als er al iets onvoorstelbaar duidelijk geworden is tijdens deze twee expertenfora, is dat dergelijke open samenkomst – onafhankelijk geleid en zonder heel veel officiële verslaggeving – in deze sector meer dan noodzakelijk is. Een sector die bruist van betrokkenheid en humaniteit, die open staat voor de andere en die zich inlaat met die andere.
Bespreking en analyse Vanuit de diepte-interviews heeft SumResearch een geanimeerd en logisch proces willen opbouwen, door diverse experten met elkaar samen te brengen gedurende twee expertenfora. Vanuit het onderzoekskader en de inzichten en overtuigingen die groeien uit de interviews en literatuurstudie, wordt via het levendige en dynamische proces van
Het is onbegonnen werk en evenmin noodzakelijk om de twee belangrijke expertenpanels uitgebreid te bespreken en samen te vatten, maar toch kan het belang van deze twee uitermate intense expertenpanels voor SumResearch niet onderschat worden, ook al is de beleving op het 104
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
moment zelf – voor alle aanwezigen – vrij complex. Het zijn niet direct de meest aangename uren, omdat elke expert (en elk op zijn domein) betrokken is bij deze gezinnen met kinderen, en bij het huidige beleid, maar de discussie en debat zijn in deze fase uitermate belangrijk voor de onderzoekers, maar tevens ook voor de experten aan tafel. Want – hoe vreemd dit ook klinkt – deze mensen kennen elkaar wel, komen elkaar op geregelde tijdstippen en ook in correspondentie tegen – maar het is quasi uniek dat deze mensen allemaal samen een halve dag doorbrengen rond één tafel en met elkaar in debat en discussie gaan. Nochtans zijn ze allen – elk op hun domein – expert en specialist in de onderzoeksopdracht, en bovendien beseffen ze maar al te goed dat iedereen rond de tafel over dezelfde gezinnen met kinderen aan het spreken is en dat we met zijn allen maar één gemeenschappelijk doel kunnen hebben: onderzoeken en bespreken welke haalbare en juiste alternatieven er kunnen aangereikt en uitgewerkt worden die reëel bijdragen tot een verbetering van de situatie van de gezinnen met kinderen die momenteel in de gesloten centra kunnen worden ondergebracht. Dit komt aan bod in deel 2 van deze studie, zijnde visie en aanbevelingen.
105
Deel 1: Voorstudie
106
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
7 bibliografie
7.1
Deel 1: Voorstudie
Documenten en Rapporten
- Actiegroep www.geenkindindecel.nl (juni 2006), Kinderen horen niet in vreemdelingenbewaring, Waar dan wel? - Asylum Seeker Project (2006), Annual report april 2006, Hotham Mission, Melbourne. - Bercow MP J., Dubs L. & Harris MP E. (juli 2006), Alternatives to immigration detention of families and children, discussion paper for the All Party Parliamentary Groups on Children and Refugees. - Beweging voor kinderen zonder papieren, Standpunt over de opsluiting van Kinderen Zonder Papieren. - Beweging
voor
kinderen
zonder
papieren,
De
situatie
van
minderjarigen in ongeregelde toestand. - Bietlot M. (2005), Le camp, révélateur d’une politique inquiétante de l’étranger, in Cultures et conflits, n° 57. - Centre fermé pour étrangers illégaux Vottem, Rapport annuel 2005. - Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Jaarverslag 2005. - Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding , Observatorium voor Migraties (2005), Detentie van gezinnen met minderjarige kinderen in de centra 127, 127 bis en het INADcentrum. - Cimade, Centres et locaux de rétention administrative, rapport 2005, Les hors-série de Causes Communes, décembre 2006 - CIRE et OCIV (2005), Aide au Retour Volontaire: Constats et Perspectives. 107
- Commissie belast met de evaluatie van de instructies inzake de
aux mineurs d’âge en center fermé / Verzoek om onderwijs te
verwijdering (II) (januari 2005), Bouwstenen voor een humaan
organiseren in de gesloten centra, brief aan mevrouw Marie Arena,
en effectief verwijderingsbeleid, Eindverslag, Aangeboden aan de
Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française,
Minister van Binnenlandse Zaken.
en charge de l’Enseignement obligatoire et de la Promotion sociale
- Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
en de heer Frank Vandenbroucke, Vice-Minister-President van de
(oktober 2006), Eerste gevolgen van de hervorming van de
Vlaamse Regering, Minister van Werk, Onderwijs en Vorming
asielprocedure, Informatiebrochure.
- Dienst Vreemdelingenzaken (30/11/2006), persbericht: “Bijkomend
- Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen,
personeel voor de verdere humanisering van de gesloten centra”
Jaarverslag 2005.
- European Council on Refugees and Exiles (june 2005); The Way
- Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen,
Forward, Europe’s role in the global refugee protection system. The
Asielstatistieken, overzicht 2006.
Return of Asylum Seekers whose Applications have been Rejected in
- Dal F. (2005), Verslag van het bezoek aan het gesloten centrum
Europe.
127bis in Steenokkerzeel.
- Fedasil (2006), Jaarverslag 2005.
- Debevoise & Plimpton (2002), Review of States’ Procedures and
- Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, Algemene Directie
Practices Relating tot Detention of Asylum Seekers, Final Report,
Vreemdelingenzaken, Activiteitenrapport 2004 en 2005.
Lawyers Committee for Human Rights.
- Field O. (april 2006), Alternatives to Detention of Asylum Seekers and
- De Gryse P. (v.u.) et al. (oktober 2006), De situatie in de gesloten
Refugees, Legal and Protection Policy Research Series, UNHCR.
centra voor vreemdelingen, Aide aux Personnes Déplacées, Caritas
- Foblets M.C, Prof. Dr. & Vanbeselaere N., Prof. Dr. (april 2006),
International België, CIRE, Jesuit Refugee Service Belgium, Ligue des
Asielzoekers en terugkeer. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek,
Droits de l’homme asbl, MRAX , Point d’Appui, Protestants Sociaal
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestijding.
Centrum, Sociale Dienst Socialistische Solidariteit, Vluchtelingenwerk
- Haut Commissariat des nations Unies pour les Réfugiés (1999),
Vlaanderen.
Principes directeurs du UNHCR sur les critères et les normes
- Délégué général aux Droits de l’Enfant (décembre 1999), Groupe
applicables quant à la détention des demandeurs d’asile Genève.
de Travail relatif à la détention des mineurs, accompagnés et non-
- Human Rights First (2004), In liberty’s shadow, US detention of
accompagnés, dans les centres fermés pour étrangers en situation
asylum seekers in the era of homeland security.
illégale, Rapport – Recommandations.
- Kinderrechtencommisariaat (2006), Jaarverslag 2005/06.
- Dewael P. (09/03/2006), Requête visante à dispenser des cours
- Ministerie 108
van
Justitie
Nederland,
Inspectie
voor
de
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
Sanctietoepassing (augustus 2005), Ouders met minderjarigen in
- Uitzetcentrum Rotterdam, Documentatiebundel m.b.t. kinderen in
vreemdelingenbewaring, Inspectierapport – Themaonderzoek. - Ministerie
van
Justitie
Nederland,
Inspectie
voor
Deel 1: Voorstudie
bewaring, samengesteld n.a.l.v. het bezoek aan het centrum dd. 12de
01-2007.
Sanctietoepassing (december 2005), Ouders met minderjarigen in
- UNHCR (2005), persbericht: Bewaring (detentie) van kinderen,
vreemdelingenbewaring, Inspectiebericht – Vervolgonderzoek.
december 2005.
- Mitchell G. (august 2001), Asylum Seekers in Sweden, An integrated
- UNHCR (april 2006), The Dublin II Regulation. A UNHCR discussion
approach to reception, detention, determination, integration and
paper.
return.
- UNHCR (1994), Les enfants réfugiés, Principes directeurs concernant
- Ontwerp van federal jaarverslag over de toepassing van het verdrag
la protection et l’assistance, Genève.
inzake de rechten van het kind (versie 10/02/2006), Overeenkomstig
- Vluchtelingenwerk Vlaanderen (2006), Nota: 2de fase hervorming
de wet van 4 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse
asielprocedure: voornaamste wijzigingen vanaf 1 december 2006.
rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten
- Vluchtelingenwerk Vlaanderen (2006), Nota: De nieuwe asielprocedure
van het kind, derde verslag - 2005
in zakformaat.
- Repatriëringscentrum 127bis, Jaarverslagen 2004 en 2005.
- Www.geenkindindecel.nl
- Saroléa S. (2006), Droits de l’homme et migrations. De la protection
(juni
2006),
Kinderen
horen
niet
in
vreemdelingenbewaring, Waar dan wel?
du migrant aux droits de la personne migrante, Bruylant, Bruxelles. - Scottish refugee council (2006), IND National Review of Family
7.2
Removal Procedures. Home Office.
Wetgevende teksten
- Service droits des jeunes (2006), L’enfermement des mineurs
- Belgische Kamers van Volksvertegenwoordigers. “Wetsontwerp
étrangers après l’arrêt Tabitha, Conférence/débat, 29 novembre
betreffende de regularisatie tot verblijf op het grondgebied van het
2006.
Rijk, doc. 0234/008, 25 november 1999.
- Silberberg V., Hullebroeck P. (2006), Enfants dans les centres fermés
- Commissie van de Europese Gemeenschappen (2005), Voorstel
pour illegaux. Projet d’amélioration des conditions d’existence, La
voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over
Ligue de l’Enseignement et de l’Education permanente asbl.
gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de
- Transitcentrum 127 – INAD, Jaarverslag 2005.
terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
109
- Dewael P. (05/10/2006), Omzendbrief betreffende de subsidiaire
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
beschermingsstatus. - Dupont C. en Dewael P. (17/11/2006), Omzendbrief betreffende
verwijdering van vreemdelingen. - Verordening van de Raad van 11 december 2000 (2725/2000/EG)
de vrijwillige terugkeer van vreemdelingen met behulp van de
betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van
Internationale Organisatie voor Migratie.
vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van
- Duquesne A. (19/02/2003), Omzendbrief over de toepassing van
de Overeenkomst van Dublin.
artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende
- Wet betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van
verwijdering van vreemdelingen.
het Rijk (22/12/1999).
- Duquesne A. (29/04/2003), Minister van Binnenlandse Zaken, Omzendbrief
betreffende
de
verwijdering
van
gezinnen
7.3
met
Geraadpleegde websites
schoolgaand(e) kind(eren) van minder dan 18 jaar – optreden van
- Afdeling Rechtspositie van het Vlaams Minderhedencentrum:
politiediensten in scholen.
- DVZ (2006), Toelichting betreffende de toepassing van artikel 9,
www.vmc.be/vreemdelingenrecht/index.aspx
- Amnesty Internationale Vlaanderen: www.aivl.be
derde lid van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
- Arbitragehof: www.arbitrage.be
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
- Belangenorganisatie voor jonge asielzoekers: www.samah.nl
vreemdelingen.
- Belgisch Staatsblad: www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl
- DVZ (31/01/2007), Officieuze coördinatie van de Wet van 15/12/1980
- Beweging kinderen zonder papieren: www.kinderenzonderpapieren.
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
be
en de verwijdering van vreemdelingen.
- Caritas International België: www.caritas-int.be
- Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989).
- Centraal Orgaan Opvang asielzoekers: www.coa.nl
- Koninklijk besluit houdende de vaststelling van het regime en de
- Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding: www.
werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het
diversiteit.be
Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken,
- CIRE: www.cire.irisnet.be
waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van
- Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen:
de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld
in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende
www.belgium.be/cgvs
- Defence for Children International: www.defenceforchildren.nl 110
SumResearch/ Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra
- Vlaams
- Dienst Vreemdelingenzaken: www.dofi.fgov.be
Minderhedencentrum,
Deel 1: Voorstudie
afdeling
rechtspositie:
vreemdelingenrecht.be
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens: www.echr.coe.int/echr
- Vluchtelingenwerk Vlaanderen: www.vluchtelingenwerk.be
- European Appeal Against the detention and forced removal of foreign
- UNHCR: www.unhcr.ch
minors: www.nominorsindetention.org - Fedasil: www.fedasil.be/home/index - Forum asiel en Migraties: www.f-a-m.be - Hof van Cassatie: www.arbitrage.be - Internationale Organisatie voor Migratie België: www.belgium.iom. int - Jesuit Refugee Service Europe: www.detention-in-europe.org - Kamer van Volksvertegenwoordigers: www.dekamer.be - Kerkwerk Multicultureel Samanleven: www.kms.be - L’ Observatoire Citoyen: www.observatoirecitoyen.be - Minderhedenforum: www.minderhedenforum.be - Mouvement contre le racisme, l’antisémitisme et la xénophobie: www. mrax.be - Nederlandse Immigratie- en naturalisatiedienst: www.ind.nl - Office francais de protection des réfugiés et apatrides: www.ofpra. gouv.fr - Plateforme Mineurs en exil: www.mena.be - Platform Kinderen op de dool: www.nbm.be - Raad van State: www.raadvst-consetat.be - REAB programma: www.belgium.iom.int/reab - Senaat: www.senate.be - Service Droit des Jeunes: www.sdj.be - Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen: www.vbv.fgov.be
111
www.
colofon
opgesteld te Brussel op 26 februari 2007 onder de algemene directie van Paul Lievevrouw, voorzitter projectleider Bart Canfyn, bestuurder projectmedewerkers Marie Le Roy Charlotte Noël Lore Vandorpe extern raadgever Goedele De Winter SumDesign Simeon Netchev SumContact: SumResearch nv Waterloolaan 90 B-1000 Brussel t: + 32 (0) 2 512 70 11 f: + 32 (0) 2- 512 31 90
[email protected] www.sum.be 112