Noodplangids voor Onderwijsinstellingen
In samenwerking met de Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken - FOD IBZ
CEMAC-CD-TGG-002 www.cemac.org - www.crisis.be
Crisis & Emergency Management Centre
Deze gids werd ontwikkeld door Crisis & Emergency Management Centre in eigen opdracht en beheer en maakt deel uit van een geïntegreerd project rond rampenmanagement en noodplanning. Bij het tot stand komen van deze gids werd belangrijke steun geleverd door de Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Civiele Veiligheid en Algemene Directie Crisiscentrum.
CEMAC TGG-002
Een ander belangrijk deel van dit project is de ‘Praktische handleiding rampenmanagement’ die in 2001 ontwikkeld werd in opdracht van het Provinciaal Gouvernement van Oost-Vlaanderen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De ‘Praktische handleiding rampenmanagement’ kan gratis gedownload worden via de website van het Provinciaal Gouvernement van Oost-Vlaanderen (www.oost-vlaanderen.be/veiligheid) of kan in gedrukte vorm of op CD-ROM besteld worden bij CEMAC.
Opdrachtgever Crisis & Emergency Management Centre Lokerenbaan 215 B-9240 Zele Redactie Kristien BYL Koen DESMET Luc E.T. ROMBOUT Crisis & Emergency Management Centre Hugo MARYNISSEN Lochniss Beeldmateriaal en illustraties CEMAC Beeldmateriaal en illustraties van externe bronnen met bronvermelding. D/2004/9233/003 SISO 614.8 UDC 614.8 NUGI 862, 693 NBC 79.23 trefwoorden: ramp, rampenplan, rampenbestrijding, noodplan, noodplanning, onderwijs, school, veiligheidsbeleid, dynamisch risicobeheersingsysteem, voorkomingsbeleid. Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken (FOD IBZ) www.ibz.fgov.be Crisis & Emergency Management Centre www.crisis.be - www.cemac.org -
[email protected] © 2004, CEMAC (Crisis & Emergency Management Centre) All rights reserved including the right of reproduction in whole or in part in any form. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Dit document mag evenwel voor zover noch direct noch indirect commerciële doelen beoogd worden, gebruikt en verspreid worden binnen de instellingen van de publieke sector dewelke deeltijds, voltijds of naschools onderwijs aanbieden. Bij elk gebruik dient de bron te worden vermeld. Ondanks alle aan de samenstelling van dit document bestede zorg kunnen noch de auteur(s), noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor schade die het gevolg kan zijn het weze direct of indirect van enige fout in dit document.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-2v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Dit document kan in gedrukt vorm besteld worden bij CEMAC of bij de federale overheid (Binnenlandse Zaken) of kan als .pdf bestand opgehaald worden op de website www.crisis.be
CEMAC TGG-002
I. LIJST VAN AANPASSINGEN
UITGEVOERDE AANPASSING
DOOR
aug-2002 v1.0
origineel document
CEMAC
jan-2003 v1.1
typografische aanpassingen
CEMAC
mar-2003 aanpassing ICPE concept v1.2
CEMAC
aug-2003 v1.3
aanvullingen op basis van wetswijziging aanpassing van de sectie ‘noodplan’ en ‘crisiscommunicatie’
CEMAC
jan-2004 v1.4
aanvulling en aanpassingen op basis van overleg FOD IBZ
CEMAC
apr-2004 v1.5
aanvullingen en aanpassingen op basis van overleg FOD IBZ
CEMAC
apr-2004 v1.6
aanpassing figuren aan wettelijk kader / naamgeving
CEMAC
may-2004 uitbreiding tekst / correcties v1.7
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
CEMAC
-3v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
DATUM
CEMAC TGG-002
II. INHOUDSTAFEL
I. LIJST VAN AANPASSINGEN _____________________________________________ 3 II. INHOUDSTAFEL _____________________________________________________ 4 III. WAAROM NOODPLANNING ? __________________________________________ 5 IV. WAT IS EEN NOODPLAN ?_____________________________________________ 7
VI. RAMPENPLAN versus (INTERN) NOODPLAN ______________________________ 10 VII. DE OPENBARE RAMPENPLANNEN ENIGE ACHTERGRONDINFORMATIE _________ 12 VIII. DE ‘DISCIPLINES’ _________________________________________________ 16 IX. HET EIGENLIJKE ‘INCIDENT MANAGEMENT’ ______________________________ 17 X. DE ONTWIKKELING VAN HET NOODPLAN ________________________________ 20 XI. WAT ZIJN ONZE RISICO’S ___________________________________________ 22 XII. EEN GESTRUCTUREERD NOODPLAN … _________________________________ 27 XIII. HOE STARTEN IN DE PRAKTIJK ? _____________________________________ 31 XIV. DE BELANGRIJKSTE FUNCTIES_______________________________________ 33 XV. DETECTIE, NOTIFICATIE EN ALARMERING ______________________________ 35 XVI. EIGEN HULPVERLENING ____________________________________________ 37 XVII. EVACUATIE _____________________________________________________ 39 XVIII. CRISISTEAM en CRISISCENTRUM ___________________________________ 41 XIX. PERIFERE TAKEN__________________________________________________ 44 XX. LOGISTIEKE MIDDELEN _____________________________________________ 47 XXI. CRISISCOMMUNICATIE_____________________________________________ 49 XXII. OPLEIDINGEN EN OEFENINGEN _____________________________________ 52 XXIII. WANNEER KAN HET NOODPLAN FUNCTIONEREN? ______________________ 54 XXIV. INFORMATIE OF BIJSTAND NODIG … _________________________________ 55 XXV. REFERENTIES ____________________________________________________ 56 XXVI. EEN LEVEND DOCUMENT __________________________________________ 57 XXVII. EINDE VAN HET VERHAAL _________________________________________ 58 XXVIII. FAQ _________________________________________________________ 59 XXIX. LIJST VAN NUTTIGE AFKORTINGEN __________________________________ 60 XXX. Procedures en Checlists ____________________________________________ 65
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-4v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
V. WAAROM DEZE GIDS _________________________________________________ 9
CEMAC TGG-002
III. WAAROM NOODPLANNING ? “Omdat het moet”, maar dit is een heel slechte reden en motivator.
Deze verplichting is gebaseerd op art. 22, Titel I - Algemene beginselen, Hoofdstuk III van het KB Welzijnswet van 1998, de zogenaamde Codex Welzijn op het Werk1 en heeft betrekking op de bescherming van de werknemers (het onderwijzend personeel) alsook de daarmee gelijkgestelden (in casu de leerlingen en studenten2 die praktijkwerk verrichten). Daarnaast vindt men een verwijzing naar noodplannen voor scholen terug in andere KB’s, circulaires, omzendbrieven en andere vormen van richtlijnen. De wet stelt dat een werkgever [de directie] verplicht is vast te leggen welke maatregelen moeten getroffen worden “bij noodsituaties en in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar”.
Voor wat betreft nucleaire risico’s worden onderwijsinstellingen expliciet vermeld in het K.B. van 17 oktober 2003, waarbij de scholen en andere onderwijsinstellingen aangeduid worden als opvangcentra in geval van nucleair incident. De wettekst vermeld dat “elk van de instellingen die verantwoordelijk is voor de opvang van specifieke groepen (scholen, …) een specifiek plan moet voorleggen aan de Provinciegouverneur waarin de evacuatie een belangrijk deel uitmaakt.”
1
2
De Technische Inspectie van de Federale OverheidsDienst Arbeid, Werkgelegenheid en Arbeid controleert systematisch bij haar bezoeken of men beschikt over een intern noodplan. Het ontbreken daarvan leidt automatisch tot een verwittiging terzake. Onder leerlingen wordt verstaan de schoolgaande populatie tot en met het laatste jaar van het middelbaar onderwijs. Onder studenten wordt verstaan de personen die ingeschreven zijn in een instelling van hoger onderwijs en personen die deelnemen aan postgraduate opleidingen of programma’s voor volwassenenvorming.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-5v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Onderwijsinstellingen moeten - net zoals de meerderheid van de bedrijven, ziekenhuizen, schouwspelzalen, sportstadia, en dergelijke meer - een (intern) noodplan opstellen.
CEMAC TGG-002 “Omdat het moet” … is - zoals aangehaald - een heel slechte motivator. Dergelijke houding zal resulteren in een minimalistisch en veelal in de praktijk totaal onbruikbaar noodplan. Een betere motivatie is: “omdat het zinvol is”; en hier kunnen diverse elementen opgesomd worden:
Æ het getuigt van maatschappelijke verantwoordelijkheidszin naar de personeelsleden en naar de leerlingen/studenten en hun families toe; Æ het kan de directie van de instelling behoeden voor strafrechterlijke vervolging bij incident en problemen op het vlak van aansprakelijkheid; Æ het kan bijdragen tot een beter imago van de instelling (“een kwalitatieve opleiding in een veilige omgeving”); Æ het zal ertoe leiden dat personen die een taak hebben in geval van incident op een kalmere en meer doeltreffende manier kunnen handelen.
In de hierna volgende rubrieken worden diverse aspecten van rampenmanagement summier besproken om enig inzicht in dit vakgebied te verschaffen en als achtergrondinformatie bij de ontwikkeling van het eigen noodplan. Bijkomende informatie kan onder meer gevonden worden in de ‘Praktische handleiding rampenmanagement’.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-6v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ het zal leiden tot minder slachtoffers en minder schade in geval er zich een calamiteit voordoet (men krijgt de situatie immers veel vlugger en beter onder controle);
CEMAC TGG-002
IV. WAT IS EEN NOODPLAN ?
Een evacuatieplan is een technisch plan (een plattegrond) van een gebouw of installatie waarop de vluchtwegen, compartimenten, trappenhuizen, verzamelplaats en (soms) brandbestrijdingsmiddelen aangegeven staan. Deze evacuatieplannen zijn verplicht uit te hangen en moeten personen aanwezig in een gebouw helpen om bij een evacuatie op een veilige plaats te geraken.
Een interventieplan of -dossier (de laatste term is een meer correcte omschrijving3) is een technisch dossier - opgesteld door de territoriaal bevoegde brandweer en/of de exploitant van een bedrijf, ziekenhuis, onderwijsinstelling en dergelijke meer, waarin technische informatie betreffende gebouw en installaties opgenomen is. Het betreft onder meer: bouwtechnische gegevens, informatie over de bezetting en toegankelijkheid, elektrische installaties, gasafsluiter, bluswaterbevoorrading, aanwezige gevaarlijke stoffen en ligging. Het interventiedossier zal door de openbare brandweer gebruikt worden als naslagwerk om bij het aanrijden en ter plaatse de interventie te organiseren en de meest geschikte middelen in te zetten. Voor wat betreft onderwijsinstellingen kan men meestal volstaan met interventiefiches type IFI of met een interventieplan type IPI4.
3 4
de wetgever spreekt hier nogal eens over het ‘Voorafgaandelijk InterventiePlan of VIP’ cf. website CEMAC, rubriek DocuCentre
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-7v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Het begrip ‘noodplan’ zorgt nogal eens voor verwarring. Noodplan, rampenplan, interventieplan of -dossier, evacuatieplan zijn concepten die erg veel - ten onrechte - door mekaar gebruikt worden. Een eenduidige definitie van al deze begrippen is dan ook zinvol.
CEMAC TGG-002
Een (intern) noodplan6 is een dossier - opgesteld door de exploitant van een bedrijf, ziekenhuis, onderwijsinstelling, onderzoekscentrum, bibliotheek, sportstadion, enzovoort - dat procedures, structuren en allerhande ondersteunende informatie (zoals lijsten met contactgegevens) bevat die uitgewerkt werden om bij een calamiteit zo efficiënt en effectief mogelijk aan rampen’management’ te kunnen doen.
Het weze duidelijk dat een rampenplan en een noodplan heel veel gelijkenissen vertonen. In essentie verschillen ze alleen ten aanzien van (a) wie het plan heeft opgesteld (en voor wie het bestemd is) en (b) de graad van detail waarin specifieke incidentscenario’s worden uitgewerkt.
Verder in de tekst zullen de begrippen ‘rampenplan’ en ‘noodplan’ gebruikt worden, omwille van de eenvoud.
5
6
In het ontwerp van K.B. spreekt men van “Het plan dat maatregelen voorziet voor de meest diverse noodsituaties en dat onder andere de opgesomde aspecten van artikel 29 van (het) besluit regelt (inlichtingen betreffende de betrokken zone, procedures, interventiemiddelen, beschermingsmaatregelen, …). In het ontwerp van K.B. spreekt men van “Ieder bedrijfsplan dat erop gericht is de ernst van de gevolgen van noodsituaties te beperken door het uitwerken van aangepast materiële en organisatorische noodmaatregelen, opgesteld door de exploitant van het betrokken bedrijf.”
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-8v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Een rampenplan (voor hulpverlening)5 is een dossier - opgesteld door de overheid - dat procedures, structuren en allerhande ondersteunende informatie (zoals lijsten met contactgegevens) bevat die uitgewerkt werden om bij een calamiteit zo efficiënt en effectief mogelijk aan ’ incident management’ te kunnen doen.
CEMAC TGG-002
V. WAAROM DEZE GIDS
Dit is bij wet verplicht vanuit het oogpunt van de bescherming van het eigen personeel en van de leerlingen en studenten. Daarnaast heeft elke onderwijsinstelling een maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheid. om enerzijds mens en omgeving te beschermen tegen onheil en om anderzijds haar jeugdige ‘klanten’ een basiskennis en verantwoordelijkheidszin op het vlak van veiligheid bij te brengen.
Noodplanning is evenwel een heel specifieke en gespecialiseerde materie, “in een vakgebied waar het verschil tussen succes en faling soms kan uitgedrukt worden in termen van mensenlevens”7. Het uitschrijven van een intern noodplan behoort geenszins tot de dagelijkse routine van de directie van een onderwijsinstelling en maakt geen deel uit van de kernactiviteit: het verstrekken van onderwijs, eventueel - en dit vooral voor het hoger en universitair onderwijs - aangevuld met onderzoek en dienstverlening. Desalniettemin is en blijft veiligheid een belangrijk aandachtspunt voor de directie. Bescherming van personeel, leerlingen en studenten; alsook het aanleren van een veiligheidsgedrag bij leerlingen en studenten dat kan overgedragen worden naar de familiale context en naar de toekomstige plaats van tewerkstelling zijn belangrijke doelstellingen. Deze gids heeft tot doel de inrichtende macht en de directie van scholen, hogescholen, universiteiten en andere organisaties die behoren tot de onderwijssector een leidraad ter beschikking te stellen die zowel achtergrondinformatie als nuttige praktische informatie verstrekt bij het opstellen van een eigen noodplan.
Vanuit een maatschappelijk takenpakket stelt CEMAC deze gids vrijblijvend en gratis ter beschikking van de onderwijssector in België, zodat op deze wijze een bijdrage kan geleverd worden tot de paraatheid van de onderwijsinstellingen en de verbetering in de kwaliteit van de noodplannen.
7
‘Praktische handleiding rampenmanagement’, Luc E.T. Rombout.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
-9v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Elke onderwijsinstelling moet een noodplan opstellen.
VI. RAMPENPLAN versus (INTERN) NOODPLAN
CEMAC TGG-002
De overheid maakt rampenplannen. De onderwijsinstelling maakt een (intern) noodplan.
Een onderwijsinstelling van enige omvang zal beschikken over een eigen hulp’dienst’, die minimaal zal instaan voor een ordelijke evacuatie en een doeltreffende opvang van de hulpdiensten. Ook kan een onderwijsinstelling best beschikken over een crisiscentrum (hoe beperkt ook) en zal een afvaardiging van de instelling gevraagd worden naar het crisiscentrum dat door de overheid wordt ingericht. Daarnaast zijn er zogenaamde perifere taken, zoals de opvang van slachtoffers en van hun verwanten en de contacten met pers en media; en tenslotte heeft een onderwijsinstelling een aantal eigen taken, zoals de wederopbouw en de afhandeling van het verzekeringsdossier. Al deze opdrachten zal men terugvinden in een goed uitgewerkt en functioneel noodplan; en vindt men terug in de openbare rampenplannen.
OPENBAAR OPENBAAR RAMPENRAMPENPLAN PLAN Gemeente Provincie Fed. Overheid
INTERN INTERN NOODNOODPLAN PLAN Bedrijf x Ziekenhuis y School z
HULPDIENSTEN HULPDIENSTEN
HULPDIENSTEN HULPDIENSTEN
CRISISCENTRA CRISISCENTRA
CRISISCENTRUM CRISISCENTRUM
PERIFERE PERIFERE TAKEN TAKEN
PERIFERE PERIFERE TAKEN TAKEN
EIGEN EIGEN TAKEN TAKEN
EIGEN EIGEN TAKEN TAKEN
Brandweer Brandweer Medische Medische hulpdiensten hulpdiensten Politie Politie Logistieke Logistieke steun steun
CC-GEM, CC-GEM, CC-PROV, CC-PROV, CC-FED CC-FED
Logistieke Logistieke steun steun Pers Pers & & Communicatie Communicatie Slachtofferopvang Slachtofferopvang Omwonenden, Omwonenden, buurtbedrijven buurtbedrijven
Gerechtelijk Gerechtelijk onderzoek onderzoek Milieu-, Milieu-, arbeids-, arbeids-, med. med. insectie insectie
Eerste Eerste InterventiePloegen InterventiePloegen (EIP) (EIP) Tweede Tweede InterventiePloegen InterventiePloegen Bedrijfsbrandweer Bedrijfsbrandweer Medische Medische Dienst Dienst
CC-organisatie CC-organisatie
Logistieke Logistieke steun steun Pers Pers & & Communicatie Communicatie Slachtofferopvang Slachtofferopvang Omwonenden, Omwonenden, buurtbedrijven buurtbedrijven
Wederopbouw Wederopbouw Verzekeringen Verzekeringen
Parallellisme interne vs externe noodplannen (figuur CEMAC)
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 10 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De gelijkenissen tussen beide worden schematisch in onderstaande figuur voorgesteld.
Bij de vergelijking van de verplichtingen van overheid en privé-sector (bijvoorbeeld een onderwijsinstelling) kan men een heel duidelijk parallellisme onderkennen.
CEMAC TGG-002
Openbare rampenplannen zijn immers slechts zelden gedetailleerd genoeg om vlug te kunnen rekening houden met alle aspecten van een specifiek risico (een gebouw, een installatie, een activiteit).
Het is de taak van het bestuur van de onderwijsinstelling om in overleg met de overheid8 een eigen intern noodplan op te stellen, waar enerzijds de eigen taken en middelen in opgenomen zijn, en anderzijds voldoende aanvullende informatie opgenomen is om het openbaar rampenplan in de uitwerking ervan te stofferen. De ontwikkeling van een noodplan dat optimaal afgestemd is op de concrete omstandigheden en bedreigingen / risico’s die realistisch zijn, gebeurd op basis van een risicoanalyse (cf. infra).
8
Overheid: Brandweer, Politie, lokaal openbaar bestuur (gemeente, stad, rampenambtenaar), dienst rampenplanning van de Provincie, Gezondheidsinspectie, en in specifieke gevallen ook de Algmene Directie CrisisCentrum van de Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 11 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De openbare rampenplannen zijn voldoende algemeen om de inzet van de hulpdiensten en de rampenbestrijding te organiseren ongeacht de plaats en het type van de calamiteit. Denken we hierbij bijvoorbeeld aan een treinongeval, een industriële brand, een vliegtuigcrash of grote overstromingen. Deze flexibiliteit is de grote sterkte, maar tevens ook de grote zwakte.
CEMAC TGG-002
VII. DE OPENBARE RAMPENPLANNEN ENIGE ACHTERGRONDINFORMATIE
In de voorgaande rubriek werden de begrippen rampenplan en noodplan omschreven, maar eigenlijk zijn dit nog generieke groepsnamen. Zowel bij de overheid als aan de zijde van de privé organisaties kan men een uitsplitsing maken naar een aantal verschillende types plannen:
OVERHEID OVERHEID
PRIVE PRIVE ORGANISATIES ORGANISATIES PROCEDURES PROCEDURES & & DOCUMENTEN DOCUMENTEN Instructies Instructies en en opleiding opleiding personeel personeel
Voorafgaand Voorafgaand InterventiePlan InterventiePlan ALGEMEEN ALGEMEEN RAMPENPLAN RAMPENPLAN Gemeentelijk Gemeentelijk
Interventiedossier Interventiedossier (IFI, (IFI, IPI, IPI, IDI) IDI) ALGEMEEN ALGEMEEN INTERN INTERN NOODPLAN NOODPLAN Intern Intern Noodplan Noodplan (art. (art. 22, 22, e.a.) e.a.)
Provinciaal Provinciaal Federaal Federaal BIJZONDERE BIJZONDERE RAMPENPLANNEN RAMPENPLANNEN
BIJZONDERE BIJZONDERE RAMPENPLANNEN RAMPENPLANNEN
Noodplannen Noodplannen Seveso-bedrijven Seveso-bedrijven
Noodplannen Noodplannen Seveso-bedrijven Seveso-bedrijven
Nucleair Nucleair Noodplan Noodplan
Nucleair Nucleair Noodplan Noodplan
Noodplan Noodplan overstromingen, overstromingen, … …
Noodplan Noodplan overstromingen, overstromingen, … … Crisis-Communicatieplan Crisis-Communicatieplan
HULPVERLENINGSPLANNEN HULPVERLENINGSPLANNEN Medisch Medisch InterventiePlan InterventiePlan (MIP) (MIP) Interne en Externe Noodplannen (figuur CEMAC)
In praktijk kan men als onderwijsinstelling normaliter alleen geconfronteerd worden met de activering van het algemeen rampenplan en van het Medisch InterventiePlan (MIP).
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 12 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Vooraleer verder in te gaan op het ontwikkelen van het eigen noodplan wordt even stilgestaan bij de openbare rampenplannen. Achtereenvolgens worden de basisconcepten, de hulpverlenende disciplines en de vormen van ‘organisatie van het rampterrein’ besproken.
Het algemeen rampenplan is een generiek plan dat kan gebruikt worden bij allerhande ‘fysieke’ calamiteiten: zware branden, overstromingen, Incidenten met Gevaarlijke Stoffen (IGS), vliegtuigongevallen en soortgelijke.
CEMAC TGG-002
Kleinschalig Kleinschalig incident incident (vb. (vb. kleine kleine brand) brand) Eigen Eigen middelen middelen hulpdienst(en) hulpdienst(en) volstaan volstaan Coördinatie Coördinatie ter ter plaatse plaatse door door comd comd BRW BRW
Vraag tot opschaling:
Comd BRW
Beperkt Beperkt incident incident (geografisch (geografisch en en naar naar ernst) ernst) Eigen Eigen middelen middelen hulpdienst(en) hulpdienst(en) + + versterkingen versterkingen Coördinatie Coördinatie ter ter plaatse plaatse door door comd comd BRW BRW
FASE I
Belangrijk Belangrijk incident, incident, beperkt beperkt tot tot gemeentegrens gemeentegrens Samenwerking Samenwerking van van diverse diverse (hulp)diensten (hulp)diensten Coördinatie Coördinatie door door burgemeester burgemeester (CC-LOC) (CC-LOC)
FASE II Vraag tot opschaling:
Burgemeester
Incident Incident met met intergemeentelijke intergemeentelijke gevolgen gevolgen Belangrijke Belangrijke coördinatie-inspanning coördinatie-inspanning Coördinatie Coördinatie door door prov. prov. gouv. gouv. (CC-PROV) (CC-PROV)
FASE III Vraag tot opschaling:
Incident Incident dat dat inzet inzet van van federale federale middelen middelen vraagt vraagt Vb. Vb. calamiteit calamiteit in in kerncentrale kerncentrale Coördinatie Coördinatie door door min. min. bin.z. bin.z. (CC-FED) (CC-FED)
Prov.gouverneur
FASE IV
Fasering in de openbare rampenplannen (figuur CEMAC)
Een hogere fasering zal afgekondigd worden indien: Æ de gevolgen van een incident grensoverschrijdend zijn (bijvoorbeeld een giftige wolk drijft over meerdere gemeenten), of Æ de lokaal beschikbare hulpdiensten bijstand nodig hebben om het incident te kunnen bestrijden; een hogere fase betekent immers dat naburige en aanvullende hulpdiensten in versterking kunnen gezonden worden. In elk geval zal het de bevelvoerder van de afgekondigde fase zijn die beslist dat bevelvoering op een hoger niveau en/of aanvullende middelen (materieel en mankracht) nodig zijn. Zo kan - cf. figuur - bij een fase II de burgemeester beslissen dat onvoldoende middelen beschikbaar zijn om het incident onder controle te krijgen en aan de provinciegouverneur vragen om een fase III af te kondigen.
Afgestemd op de verschillende fases onderscheidt men gemeentelijke, provinciale en federale rampenplannen. Elke gemeente en stad dient dus te beschikken over een gemeentelijk rampenplan (wat niet overal zo is) en elke provincie beschikt over een provinciaal rampenplan.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 13 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Het aspect van een algemeen rampenplan dat bij het grote publiek het meest gekend is, is de fasering. In functie van de ernst van een calamiteit zal men een hogere fase van het rampenplan afkondigen. Onderstaande figuur geeft een gestructureerd overzicht van de betekenis van de verschillende fases.
Daarnaast is het begrip Medisch InterventiePlan ofte MIP van belang. In tegenstelling tot de fases van het algemeen rampenplan spreekt men hier van niveaus: standby, A, B en C.
CEMAC TGG-002
Het Medisch InterventiePlan9 heeft - zoals de benaming laat vermoeden - betrekking op de organisatie van de medische hulpverlening bij incidenten waar met talrijke slachtoffers.
Dit probleem wordt enerzijds opgelost door bijkomende middelen in te schakelen (ambulances, MUG teams, ziekenhuizen uit de omgeving, de nationale brandwondenbedden, …) en anderzijds door de aanvoer van slachtoffers naar de ziekenhuizen te kanaliseren. Men zal hiervoor op de plaats van het incident een soort van veldhospitaal - de correcte benaming is VMP, Vooruitgeschoven Medische Post - oprichten en de slachtoffers daar eerst indelen in groepen (men noemt dit de TRIage): Æ groen: ambulante slachtoffers zonder of met lichte verwondingen die weinig medische verzorging nodig hebben (bijvoorbeeld: kneuzingen en lichte verwondingen); Æ geel: slachtoffers die opname en behandeling in een ziekenhuis vergen maar waarvan hun algemene toestand toelaat de behandeling uit te stellen zonder hun leven in gevaar te brengen (bijvoorbeeld: breuken); Æ rood: slachtoffers met stoornissen van vitale functies of deze die dringende levensreddende chirurgie nodig hebben maar die goede overlevingskansen hebben en waarbij de behandelingsprocedures niet tijdrovend zijn (bijvoorbeeld: open breuken en ernstige bloedingen) en slachtoffers met ernstige en veelvuldige letsels die geen of een zeer kleine overlevingskans hebben (bijvoorbeeld: ernstig hoofdletsel en levensbedreigende orgaantraumata); Æ zwart: slachtoffers die overleden zijn. Afhankelijk van de classificatie van een slachtoffer wordt over de onmiddellijke en verdere behandeling beslist.
9
Vanuit technisch oogpunt is het MIP geen ‘Bijzonder rampenplan’ maar wel een algemeen hulpverleningsplan van de Discipline 2 (Geneeskundige, sanitaire en psychosociale hulpoperaties) en is het “het plan dat de medische keten opstart en organiseert in een noodsituatie”.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 14 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
In zulk geval zal men geconfronteerd worden met meer slachtoffers dan men binnen een gegeven tijdseenheid kan verwerken met de reguliere medische structuur (de lokale ambulances en het plaatselijk ziekenhuis). Geneeskunde wordt op dat moment ‘rampengeneeskunde’.
TRIage kaart
De verschillende niveaus van het MIP houden verband met het aantal vermoede of bevestigde slachtoffers. Indien er zich in een onderwijsinstelling een collectief medisch noodgeval zou voordoen - bijvoorbeeld een CO-intoxicatie of een voedselvergiftiging - zal al heel vlug het Medisch InterventiePlan afgekondigd worden. De leiding van de medische hulpverlening is dan in handen van de Directeur Medische Hulpverlening (DMH). Enige kennis betreffende de werking van het MIP is van belang, vermits medische noodsituaties een van de meest frequent voorkomende types incident zijn (voedselvergiftiging, CO-intoxicatie, incidenten in zwembaden, ..). In praktijk zal in dergelijk geval een samenwerking ontstaan tussen de DMH die de overheid vertegenwoordigt enerzijds en de directie van de onderwijsinstelling en de geneeskundige dienst10 anderzijds.
10
In lagere en middelbare scholen zal dit over het algemeen de arts van het CLB (Centrum voor LeerlingenBegeleiding) zijn. In hogescholen en universiteiten kan dit de eigen Interne Dienst Preventie en Bescherming op de Werkplaats, Departement Medisch Toezicht zijn, of een externe dienst PBW.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 15 v1.7 - may 2004
CEMAC TGG-002
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Visueel kan men de verschillende types slachtoffers herkennen aan de hand van gekleurde kaartjes die aan het slachtoffer worden bevestigd.
VIII. DE ‘DISCIPLINES’
OPERATIONELE INTERVENTIE
Incident
Discipline 1
SUPPORT
Bij kleine incidenten - licht verkeersongeval, kleine brand, … - werken de hulpdiensten autonoom. Brandweer, politie en medische hulpdiensten werken elk binnen een eigen bevelsstructuur. In geval van ramp gaan ze echter interdisciplinair samenwerken en worden diverse hulpdiensten functioneel samengevoegd. Men spreekt dan van vijf disciplines, waarvan er rechtstreeks drie betrokken zijn bij de operationele interventie en een zesde ‘semi-discipline’. Onderstaande figuur geeft een opsomming van de disciplines:
Discipline 4
BRANDWEER BRANDWEER brandweer, bedrijfsbrandweer, … Discipline 2 GENEESKUNDGE, GENEESKUNDGE, SANITAIRE SANITAIRE & & PSYCHOSOCIALE PSYCHOSOCIALE HULPOPERATIES HULPOPERATIES ambulances, MUG-artsen, Rode Kruis Discipline 3 POLITIE POLITIE over over GETEISTERDE GETEISTERDE & & BEDREIGDE BEDREIGDE PLAATSEN PLAATSEN lokale en federale politie
LOGISTIEKE LOGISTIEKE WERKEN, WERKEN, BIJSTAND BIJSTAND & & VERVOER VERVOER civiele bescherming, krijgsmacht, burgerfirma’s, … Discipline 5 INFORMATIE INFORMATIE communicatieambtenaar, woordvoerder, … GERECHTELIJK GERECHTELIJK en en TECHNISCH TECHNISCH ONDERZOEK ONDERZOEK Parketten, gerechtsdeskundigen, inspectiediensten, …
De ‘disciplines’ (figuur CEMAC)
De algemene leiding van de hulpverlening ter plaatse is steeds in handen van de bevelvoerder van discipline 111. Het zal dus de ter plaatse aanwezige (onder)officier van de brandweer met de hoogste rang zijn, die de operaties leidt en die het eerste aanspreekpunt zal vormen voor de verantwoordelijken van de onderwijsinstelling. Gedurende de interventie zullen de diverse disciplines - onder leiding van de brandweer - samen met een vertegenwoordiger van de getroffen instelling overleggen over de noodzakelijke acties en de wijze waarop wordt samengewerkt.
11
Zowat de enige uitzonderingen op deze regel vormen de incidenten die van puur politionele aard zijn, zoals gijzeling en banditisme.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 16 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
IX. HET EIGENLIJKE ‘INCIDENT MANAGEMENT’
CEMAC TGG-002
Bij ernstige en bij grootschalige incidenten worden de acties van de verschillende disciplines geografisch en organisatorisch geordend op basis van in het algemeen rampenplan voorziene structuren. Dit is nodig om:
Æ de veiligheid van de hulpverleners te kunnen verzekeren; Æ orde te scheppen in de algemene chaos; Æ de beschikbare gefragmenteerde informatie zoveel mogelijk samen te brengen, zodat gefundeerde beslissingen kunnen genomen worden.
Incident Management dient vanuit twee standpunten te worden bekeken: (a) een beheersmatig (organisatorisch) en (b) geografisch.
Beheersmatig Incident Management wil zeggen dat men een onderscheid maakt tussen operationele/tactische beslissingen en strategische/beleidsmatige beslissingen. Voorbeelden van operationele vragen/beslissingen zijn: hoe wordt de brand bestreden, waar wordt een veldhospitaal opgericht, welke middelen worden in versterking gevraagd. Voorbeelden van strategische/beleidsmatige beslissingen zijn: moet een gedeelte van de bevolking geëvacueerd worden, hoe wordt gecommuniceerd met de pers & media, hoe organiseert men een opvangcentrum voor slachtoffers en hun verwanten. De operationele beslissingen worden op de plaats van het onheil genomen en hebben daarop betrekking. De beleidsbeslissingen worden genomen in het crisiscentrum en hebben een meer algemene draagwijdte.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 17 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ de beschikbare - en meestal onvoldoende - middelen zo efficiënt en effectief mogelijk te kunnen inzetten;
CEMAC TGG-002
Geografisch Incident Management wil zeggen
Men geeft deze structuur de naam Interdisciplinair Operationeel Dispositief, afgekort IOD. In België bestaat er nog geen eenduidige structuur voor wat betreft de geografische indeling van het IOD. Het basisprincipe van de indeling in zones vindt men evenwel overal terug. Tussen de provincies zijn er momenteel evenwel nog verschillen in benaming van de zones en het aantal ervan. In de provincie Oost-Vlaanderen vindt men de meest uitgebouwde structuur terug, waarbij gewerkt wordt met vijf zones die weergegeven worden onder vorm van kleuren. Elk van de zones komt overeen met een bepaald niveau van gevaar en bij conventie werd vastgelegd welke hulpdiensten en welke functies binnen welke zone actief zullen zijn. Onderstaande figuur geeft een summier en schematisch zicht op deze zoneindeling.
toegangswegen CC-x CC-x
GROENE ZONE
CC-LOC CC-LOC
GELE ZONE
CC-PROV CC-PROV
CP-OPS CP-OPS
CGCCR CGCCR
ORANJE ZONE
∞
RODE ZONE EVAC EVAC
ZWARTE ZONE windrichting
TRI VMP VMP
gevaarsperimeter
HOSP HOSP
REG
interventieperimeter
DVI DVI – – ID ID ctr ctr
isolatieperimeter WAY IN
ontradingsperimeter
WAY OUT
Mortuaria Mortuaria
Opvangcentra Opvangcentra Huisvestingscentra Huisvestingscentra
Schematische voorstelling van het IOD (figuur CEMAC)
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 18 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
dat men het rampterrein gaat onderverdelen in zones met specifieke functies en binnen deze zones de entiteiten die betrekking hebben op de rampenbestrijding een plaats gaat geven (bijvoorbeeld de Vooruitgeschoven Medische Post of een opvangcentrum voor slachtoffers). Aanvullend worden aan elk van de zones specifie instructies gekoppeld voor de hulpdiensten en voor de bevolking.
CEMAC TGG-002
De betekenis van de zones is als volgt:
GROEN
GEEL
ORANJE
ROOD
ZWART
kenmerken normale toestand geen gevaar mag door iedereen betreden worden
bijna normale situatie lichte hinder mogelijk toegankelijk voor bewoners en werknemers van lokale bedrijven toegankelijk voor geaccrediteerde pers & media hinderlijke situatie enkel toegankelijk via P-IN, na controle en mits toelating voorbehouden voor de hulpdiensten
groot gevaar enkel te betreden mits het in acht nemen van gepaste veiligheidsmaatregelen in principe enkel toegankelijk voor discipline 1 (brandweer) zeer groot gevaar verboden zone enkel te betreden door discipline 1 en met bijzondere veiligheidsmaatregelen (bijvoorbeeld gaspakken)
Bij een ernstig incident zal de bevelhebber van de brandweer - die de gehele organisatie van de hulpverlening coördineert - het IOD in overleg met de andere hulpdiensten en met een verantwoordelijke van de onderwijsinstelling afbakenen. In het kader van een modernisering van de concepten van rampenplanning wordt anno 2004 gewerkt aan een herziening en nationaal uniforme omschrijving van de verschillende zones die een IOD uitmaken. In een voorliggend ontwerp van regelgeving is sprake van drie zones, die ongeveer overeenkomen met de rood&zwart zone, de oranje zone en de gele zone. Het onderscheid tussen zwarte en rode zone zou dus ophouden te bestaan; en de groene zone - momenteel ‘rest van de wereld’ - zou eveneens de benaming zone verliezen.
In praktijk zou de terminologie worden: a. interventie en exclusiezone = ongeveer zone zwart + rood b. isolatiezone = oranje zone c. ontradingszone = gele zone
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 19 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
kleurcode
CEMAC TGG-002
X. DE ONTWIKKELING VAN HET NOODPLAN Het ontwikkelen van een eigen noodplan is een geleidelijk proces. De eerste stap is bewustwording van risico’s en daaruit volgend van de noodzaak te beschikken over een functioneel noodplan.
Kandidaat-leden van dergelijke projectgroep zijn (voor zover aanwezig): Æ de algemeen directeur Æ de preventieadviseur Æ de verpleegster/verpleger van de instelling of de arbeidsgeneesheer Æ de milieucoördinator Æ een logistiek verantwoordelijke Æ een persoon van het secretariaat (decanaat, rectoraat) Æ gemotiveerde leraren/docenten Æ een vertegenwoordiger van de oudervereniging (middelbaar onderwijs) Æ een vertegenwoordiger van de studenten (hoger onderwijs) Æ extern(e) deskundige(n), waaronder bijvoorbeeld de arts van het CLB12 Æ leden van de oudervereniging(en)
Wat zijn belangrijke elementen bij de samenstelling van een projectgroep Æ De deelnemers moeten gemotiveerd zijn; vrijwillige deelname is daarom aan te bevelen. Æ Noodplanning is geen steriele bezigheid. Bij de uitwerking van een noodplan is overleg met alle personeelsleden aan te bevelen. Daarenboven dient men ernaar te streven zoveel mogelijk personeelsleden - docenten en administratief personeel - indirect te betrekken bij het noodplan. Ook zij hebben een belangrijke taak in de realisatie van een werkzaam noodplan en in de overdracht van informatie naar leerlingen en studenten. Æ Er moeten voldoende tijd (dienstvrijstelling) en middelen ter beschikking gesteld worden zodat ernstig werk kan geleverd worden. Æ Idealiter kiest men voor de projectgroep personen die ook later deel kunnen of zullen uitmaken van het crisisteam van de instelling. Æ Opdat het project succesvol zou zijn is het interessant om een project champion (een begrip uit de marketing) aan te duiden. Dit is de persoon die - niet noodzakelijk hoog in de hiërarchie de praktische organisator is en die tevens het idee verkoop aan de directie, de medewerkers en de leerling/studenten.
12
CLB: Centrum voor LeerlingenBegeleiding
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 20 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Als tweede stap zal men binnen de onderwijsinstelling een projectgroep dienen samen te stellen die zich kan buigen over een eerste ontwerp van noodplan.
RISICO’S RISICO’S = = bedreigingen BASISTAKEN BASISTAKEN RAMPENBESTRIJDING RAMPENBESTRIJDING
BASISSTRUCTUUR BASISSTRUCTUUR (= (= skelet) skelet) NOODPLAN
PROCEDURES PROCEDURES TECHNISCHE TECHNISCHE MIDDELEN MIDDELEN TESTEN TESTEN AFZONDERLIJKE AFZONDERLIJKE COMPONENTEN COMPONENTEN SAMENVOEGING SAMENVOEGING COMPONENTEN COMPONENTEN INTEGRATIE INTEGRATIE TESTEN TESTEN GLOBAAL GLOBAAL NOODPLAN NOODPLAN
OEFENBELEID OEFENBELEID PERIODIEKE PERIODIEKE UPDATE UPDATE
Noodplanning = gestructureerde ontwikkeling (figuur CEMAC)
Na de oplevering van het noodplan ‘versie 1’ is het werk evenwel nog niet gedaan. Enerzijds moet men er voor zorgen dat het plan zal functioneren indien men het ooit nodig mocht hebben. Men realiseert dit door mensen op te leiden en door periodiek oefeningen te organiseren. Anderzijds dient men er voor te zorgen dat het plan aangepast blijft aan wijzigende risico’ en aangepast wordt indien elementen ervan wijzigen (bijvoorbeeld contactinformatie). Men dient dus een systeem van kwaliteitsborging en periodieke revisie uit te werken. Indien een noodplandossier opgebouwd wordt uit meerdere modules die samen het noodplan vormen (cf. SEPP), kan de werklast bij een revisie beperkt worden. Men dient immers slechts één of enkele modules aan te passen of te vervangen.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 21 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Het ontwikkelen van een noodplan is - zoals reeds aangehaald - een stappenproces. Na een basisstructuur (een ‘skelet’) te hebben uitgewerkt, zal men dit aankleden door specifieke risico’s in detail te bespreken en procedures, checklists en informatiedocumenten uit te werken. Deze modulaire onderdelen van het grote noodplan dienen vervolgens getest te worden - bijvoorbeeld tijdens een oefening; en kunnen nadat ze hun deugdelijkheid hebben bewezen, geïntegreerd worden tot één noodplandossier.
CEMAC TGG-002
CEMAC TGG-002
XI. WAT ZIJN ONZE RISICO’S
Het startpunt van het eigenlijke planningsproces zal dus een - al dan niet geformaliseerde - risicoinventarisatie, -analyse en evaluatie zijn. Een bewuste inventarisatie en analyse leidt tot een concrete confrontatie met de mogelijke gevaren waaraan docenten en studenten/leerlingen, en eventueel ook de omgeving kunnen blootgesteld worden. Op basis van een erg volledige oplijsting van risico’s en bedreigingen opgenomen in het document NFPA 1600, 2000ed. Standard for Disaster/Emergency Management and Business Continuity Programs werd onderstaand een selectie gemaakt van voor onderwijsinstellingen relevante interne en externe risico’s. Verder in deze sectie kan u tevens een incidentencasuïstiek vinden als resultaat van een wetenschappelijk onderzoek daterend van 2001. Interne risico’s zijn deze waarbij de oorzaak - de feiten, gebeurtenissen die aanleiding geven tot gevaar en schade - zich binnenin de onderwijsinstelling bevinden. Dit kan letterlijk ‘binnenin’ zijn (geografisch) alsook ‘verbonden met’, zoals het optreden van een ongeval met een schoolbus. De externe risico’s worden veroorzaakt door een externe bron - bijvoorbeeld de nabijheid van een rivier met overstromingsgevaar of een gevaarlijk bedrijf - en de onderwijsinstelling loopt het risico van “in de brokken te delen”.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 22 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Een noodplan moet aangepast zijn aan concrete risico’s. Het is zinloos en onmogelijk een alomvattend noodplan te ontwikkelen waarin wordt rekening gehouden met risico’s en omstandigheden die als heel onwaarschijnlijk geacht worden.
CEMAC TGG-002
Interne risico’s Æ Brand Æ Ongeval met chemische of biologische agentia of nucleaire materialen in een laboratorium of opslagplaats Æ Individueel of collectief medisch noodgeval (bijvoorbeeld: een voedselvergifitiging, CO-intoxicatie of ongeval met Cl in een zwembad) Æ Bommelding, ontploffing Æ Ontvoering of het weglopen van een leerling/student
Æ Een incident buiten de instelling waarbij personeel of leerlingen/student betrokken zijn (bijvoorbeeld: een autobusongeval tijdens een schooluitstap) Æ Andere incidenten die de evacuatie van de instelling noodzaken
Externe risico’s met gevolgen voor de onderwijsinstelling Æ Overstroming en zware storm Æ Brand of zwaar industrieel ongeval waarbij de infrastructuur van de instelling of de personen die erin aanwezig zijn nadelige gevolgen kunnen ondervinden (bijvoorbeeld: het overdrijven van een toxische wolk) Æ Aardbeving Æ Aardverschuiving
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 23 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Allerhande vormen van banditisme
CEMAC TGG-002
Risico’s in praktijk - resultaten van een wetenschappelijk onderzoek Onderstaand kan men de resultaten van een onderzoek naar de perceptie van risico versus het voorvallen van incidenten, vinden op basis van een analyse van gegevens van de jaren 1999 tot 2002. (longitudinaal onderzoek 1999-2002, in alle onderwijsinstellingen in de staat Florida, USA)
bommelding zelfmoord / dodelijk slachtoffer brand stormweer chemisch incident tornado evacuatie kidnapping rellen / onlusten gijzeling indringer in de school busongeval ongeval / ziekte overstroming terrorisme nucleaire ramp ...
Wat werd verwacht 95 % 94 92 92 89 89 83 83 80 80 78 72 70 48 42 36 36
TE VERVANGEN DOOR BE of EU CIJFERS Aard van de crisis
busongeval bommelding ongeval / ziekte stormweer evacuatie indringer in de school zelfmoord / dodelijk slachtoffer brand tornado chemisch incident overstroming rellen / onlusten kidnapping gijzeling terrorisme nucleaire ramp ...
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
Wat zich in een periode van 3 jaar heeft voorgedaan 84 % 81 80 73 58 56 48 44 34 19 16 14 11 3 2 0
- 24 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Aard van de crisis
CEMAC TGG-002
De onderwijsinstelling en haar omgeving Diverse omgevingsfactoren spelen mee bij het inschatten van het risico voor de eigen instelling … Æ de schaal en omvang van de activiteiten (bijvoorbeeld chemische of biotechnologische laboratoria);
Æ de geografische en structurele kenmerken van de infrastuctuur (ligging, toegangswegen, aantal verdiepingen, nabijheid van de hulpdiensten, inplanting in een overstromingsgebied, …); Æ de casuïstiek van vorige incidenten; Æ de algemene context (bijvoorbeeld een algemene terroristische dreiging).
Methodes voor risico-inventarisatie, -analyse en -evaluatie Methodologisch bestaat het in kaart brengen van mogelijke risico’s uit drie stappen: (a) de inventarisatie, (b) de analyse en (c) de evaluatie. In praktijk vloeien de drie fases in elkaar over en spreekt men veelal alleen over de term ‘risicoanalyse’. Het doel van deze risicoanalyse is vaststellen waar zich concrete bedreigingen situeren en voor welke risico’s welke oplossingen aangewezen zijn. Het is immers niet zo dat voor elk type risico het ontwikkelen van een noodplan noodzakelijk of zelfs aangewezen is. De begrippen ‘kans’ en ‘ernst’ zijn hierbij essentieel. Kans verwijst naar de waarschijnlijkheid dat iets zich zal voordoen, bijvoorbeeld: “gemiddeld elke 37.000 vluchturen stort er een vliegtuig neer”. Ernst verwijst naar de omvang van de schade aan de omgeving (mens, milieu, materiële infrastructuur) die optreedt indien er zich een ongunstige gebeurtenis voordoet. Ernst kan uitgedrukt worden in termen van geld, aantal slachtoffers of andere meeteenheden. Het combineren van kans en ernst leidt tot een matrix, op basis waarvan men kan beslissen voor welke risico’s een noodplan kan en moet opgesteld worden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 25 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ de samenstelling van de ‘populatie’ van de instelling: aantal personen, leeftijd, mobiliteit, …;
hoge kans grote ernst
INSTRUCTIES & PROCEDURES
ACTIVITEIT VERMIJDEN of STOPZETTEN
lage kans geringe ernst
lage kans grote ernst
LAAGSTE PRIORITEIT
NOODPLANNING
Ernst van schade
Het bepalen van zowel kans als ernst kan op een eerder intuitieve manier of kan op een (semi-)mathematische manier. In het eerste geval spreekt men van KWALITATIEVE risicoanalyse en bestaan de werkzaamheden in het gestructureerd ordenen van gegevens zodat men onderlinge verbanden en prioriteiten kan vaststellen. In het tweede geval doet men aan KWANTITATIEVE risicoanalyse en is er sprake van frequentiegraden (uitdrukking van de kans) en cijfermatige berekening van de omvang van schade. In de klassieke onderwijscontext volstaat het een van de talrijke methodes voor kwalitatieve risicoanalyse toe te passen om een zicht te krijgen op de risico’s van de eigen instelling. In sommige gevallen kan evenwel - bijvoorbeeld door een overheid of een verzekersingsmaatschappij - opgelegd worden dat een kwantitatieve analyse uitgevoerd worden.
Basisinformatie over risico’s kan men vinden bij de verzekeraar, bij de federale overheid (bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie) en via talrijke vrij beschikbare documenten (bijvoorbeeld op te zoeken via internet). Daarnaast zullen de lokale brandweercommandant en zonechef van de politie een belangrijke bijdrage kunnen leveren bij het opstellen van het risicoprofiel van de instelling. Meldenswaardig tenslotte is dat in een aantal gevallen vanuit politie en/of brandweer in de voorbije jaren maatschappelijke risicoanalyses werden uitgevoerd, op basis waarvan men zich kan baseren om een realistische inschatting te maken van het eigen risico.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 26 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Waarschijnlijkheid van voorval
hoge kans geringe ernst
CEMAC TGG-002
CEMAC TGG-002
XII. EEN GESTRUCTUREERD NOODPLAN …
Æ hulpdiensten die geconfronteerd worden met een noodplan met een ongekende structuur verliezen kostbare tijd om ‘de weg te vinden’ in het document; Æ het wordt moeilijk om bij grootschalige incidenten met meerdere korpsen en hulpdiensten samen te werken; Æ ook samenwerking binnen een scholengemeenschap, -net of -associatie wordt bemoeilijkt indien iedereen een eigen aanpak en structuur gebruikt; Æ het is quasi onmogelijk om de noodplangegevens op een geautomatisserde wijze te ontsluiten. Vanuit een vraag van zowel industrie en bedrijfsleven als openbare hulpdiensten heeft CEMAC een ontwerp van standaard ontwikkeld die kan gebruikt worden voor het ontwikkelen en uitschrijven van een ‘gestandaardiseerd’ rampenplan en noodplan. Een onderzoek naar de internationaal beschikbare modellen en initiatieven was een eerste stap in dit ontwikkelingsproces. Vanuit diverse projecten werden waardevolle concepten gecombineerd en in een volgende stap werd enerzijds het geheel aangepast aan een Belgische en Europese context, en anderzijds in belangrijke mate meer uitgewerkt op het vlak van structuur en detaillering. Het eerste resultaat droeg de naam ICPE. Sindsdien wordt het concept verder uitgewerkt en kan men nu spreken over het SEPP®: Standardised Emergency Preparedness Plan (gestandaardiseerd noodplan). Het ontwerp van SEPP® (versie 1.0) werd ter evaluatie ter beschikking gesteld van de Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken en wordt reeds op diverse plaatsen door de openbare besturen en binnen de industrie gebruikt als leidraad. Gelijklopend met een project rond Interventieplanning, wordt er tevens gewerkt aan de ontwikkeling van een informatica-tool waarmee het mogelijk wordt op relatief eenvoudige wijze een eigen noodplan ‘uit te schrijven’. Een van de belangrijkste kenmerken van het SEPP®-concept is de opeenvolging van de ‘hoofdstukken’. Een SEPP®-conform noodplan is niet alfabetisch of enkelvoudig thematisch geordend, maar wel in volgorde van het verloop van een ‘klassieke calamiteit’. Men start dus met de detectie, gevolgd door alarmering, om daarna de calamiteit aan te pakken en te eindigen met nazorg. Het voordeel van deze structuur is de eenvoud en vlotte toegankelijkheid waarmee het plan in praktijk kan gebracht worden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 27 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
België heeft nog geen federaal vastgelegde eenduidige structuur voor rampenplannen en noodplannen. In principe kan eenieder het eigen noodplan een volledig eigen structuur en inhoud geven. Dit heeft vanzelfsprekend een aantal nadelen:
CEMAC TGG-002
Een SEPP®-conform noodplan heeft volgende algemene structuur
Deel I - Administratieve informatie - Voorblad - Documentinformatie (versie, uitgiftedatum, geplande revisie, …) - Distributielijst (wie zijn de bestemmelingen van het document) - Inhoudstafel - Doel en toepassingsgebied - Administratieve informatie o Lijst van aanpassingen o Lijst van afkortingen o Lijst van tabellen en figuren - Identificatie van het risico (ligging, adres, …) - Organogram (wie is betrokken bij het rampenmanagement)
Deel II - Corpus van het noodplan Beschrijving van structuren en procedures met betrekking tot - Initiatie o detectie, melding, afkondiging van het plan - Notificatie en alarmering o algemene principes en verwijzing naar deel III
- Initiële acties o onder meer: hoe interventieploeg inzetten, hoe reageren op bepaalde incidenten, activering van het crisisteam, basisprincipes van opschaling
- Operationele uitbouw o onder meer: werking van CP-OPS, opvang van pers & media, opvang van slachtoffers en hun verwanten, logistieke steun aan de hulpverlening, …
- Acties in de post-acute fase o onder meer: psychosociale begeleiding van personeel, leerlingen/studenten, slachtoffers, …, crisiscommunicatie, verzekeringsproblematiek
- Nazorg o onder meer: debriefing, schadevergoeding, aanpassing van het noodplan, …
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
wederopbouw,
- 28 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
(De volledige beschrijving van de structuur is veel meer gedetailleerd dan hier vermeld.)
Deel III - Bijlagen - Annex 1 - Gegevens betreffende locatie en installaties o onder meer: (staf)kaarten, kadasterplannen, GIS informatie, risicozones, …
CEMAC TGG-002
- Annex 2 - Beschrijving van systemen voor notificatie en alarmering
o (2) Hoe verloopt de coördinatie en de communicatie o (3)Operationele activiteiten op het terrein (zoals brandbestrijding, evacuatie, medische zorgen o (4) Specifieke scenario’s en activiteiten (bijvoorbeeld: scenario brand A vleugel, B vleugel, algemene overstroming, evacuatie van de buren, psychologische opvang en hulp bij een gerechtelijk onderzoek) o (5) Functies van het crisisteam / crisiscentrum o (6) Operationele logistiek (hoe personen transporteren, wie kan de elektrische stroom herstellen, …) o (7) Financiën, diverse bijstand, administratie (hoe schade inschatten, wanneer herstel starten, …)
- Annex 4 - Beschrijving van de documentaire taken o Wat moet tijdens het incident geregistreerd worden (men noemt dit de ‘logging’) en hoe kan het gerechtelijk onderzoek geholpen worden ?
- Annex 5 - Vereisten op het vlak van training, opleiding en oefeningen o Beschrijving van de opleidingen die dienen te worden voorzien voor alle personen die in aanraking kunnen komen met het noodplan; beschrijving van het oefenbeleid.
- Annex 6 - Basisprincipes met betrekking tot evaluatie, revisie en aanpassing van het noodplan
- Annex 7 - Voorkomingsbeleid / Integraal veiligheidsbeleid
- Annex 8 - Wettelijk kader Een volledige beschrijving van de ICPE standaard vindt men in document HJ/009/KI/9.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 29 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
- Annex 3 - Beschrijving van interventiemiddelen, -structuren en procedures o (1) Algemeen
CEMAC TGG-002
Checklist ‘technisch/administratieve elementen’ … Æ Is het document zo modulair opgebouwd dat op een eenvoudige wijze stukken kunnen toegevoegd of vervangen worden (denk aan paginanummering en inhoudelijke verwijzingen) ? Æ Is elke pagina individueel identificeerbaar: kan men zien dat een pagina deel uitmaakt van het noodplan en is er een uniek paginanummer aangebracht ? Æ Wordt er gewerkt met versienummers, zodat men duidelijk kan weten of men beschikt over de meest actuele versie van het document ?
Æ Zijn er back up kopieën van de bestanden gemaakt zodat men steeds over een reserve exemplaar van het noodplan kan beschikken ? Æ Wordt het document op een veilige - en toch bereikbare - plaats bewaard, zodat het niet in handen van onbevoegden kan terechtkomen ?
In aanvulling op deze gids werd een voorbeeld van een schoolnoodplan conform SEPP samengesteld. Ook dit document kan gedownload worden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 30 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Is er een formeel systeem om wijzigingen door te voeren (cf. het principe van de ‘lijst met aanpassingen’) ?
CEMAC TGG-002
XIII. HOE STARTEN IN DE PRAKTIJK ?
Het verkopen van de idee is vanzelfsprekend een eerste stap. Een directie of onderwijzend korps die, respectievelijk dat niet overtuigd is van het nut van een noodplan zal eerder streven naar een minimalistische aanpak waarbij weliswaar voldaan is aan de wettelijke verplichtingen, maar het plan in vele gevallen niet zal werken of niet voorzien is op incidenten die zich toch voordoen. Het verkopen van de idee impliceert onder meer dat de initiator relatief goed op de hoogte is van de theorie van crisismanagement en al een gedeelte van het huiswerk van de risico-inventarisatie heeft gedaan. De theorie kan men deels vinden in deze gids, deels in de ‘praktische handleiding rampenmanagement’ of in - quasi uitlsuitend buitenlandse - literatuur (cf. referenties verder in deze gids). Een elementaire risicoinventarisatie aan het begin van het project laat toe de betrokkenen en de personen die men dient te overtuigen van het nut, te confronteren met een aantal praktische illustraties waar het bestaan van een werkzaam noodplan daadwerkelijk een verschil kan leveren (of had kunnen opleveren, indien men zich baseert op reeds reëel voorgekomen crisissituaties). Bij de aanvang van de werken dient een projectteam te worden samengesteld, waardoor complementaire deskundigheden gebundeld worden en de werklast verdeeld wordt. Contacten met de lokale overheden zijn een ander element van de opstart van het project. Tenslotte dient men oog te hebben voor de gelijklopendheid van de problematiek in meerdere scholen van eenzelfde groep, maar ook in scholen van een verschillend net die in een zelfde geografische context gevestigd zijn. Samenwerking tussen scholen van eenzelfde scholengroep, en/of samenwerking tussen scholen die in een zelfde gemeente/stad gevestigd zijn kan een belangrijk voordeel bieden op het vlak van synergie, uniformisatie en onderlinge bijstand.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 31 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Eerder in dit document werden twee belangrijke basiselementen van het ontwikkelingsproces van een noodplan voor de onderwijsinstelling reeds aangehaald: - de risicoanalyse die de basis vormt van de inhoud van het plan; - de geleidelijke aanpak waarbij een algemeen plan later ‘aangekleed’ wordt.
CEMAC TGG-002 De valkuilen … wat te vermijden … Æ Het ontwikkelen van een noodplan indien er geen motivatie is vanwege de directie of vanwege de leden van een projectteam. Æ Het ontwikkelen van een noodplan dat ‘alle problemen’ zal oplossen.
Æ Het ontwikkelen van een noodplan in een steriele omgeving. Andere diensten en organisaties (onderwijsinstellingen) kunnen/zullen ook al een gedeelte van de werken van de ontwikkeling van een plan gedaan hebben. Samenwerking kan besparen op werklast en kan creatieve nieuwe inzichten opleveren. Daarnaast heeft het weinig zin om een plan te ontwikkelen zonder consultatie van de lokale hulpdiensten en overheden. Zij zijn het best geplaatst om informatie aan te brengen en alles in de meest praktische vorm te bekijken. Æ Besparen op de logistieke middelen die nodig zijn om het plan te kunnen laten functioneren.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 32 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Het stoppen van de inspanning van het moment dat er een ‘document’ bestaat. Opleidingen, oefeningen en periodieke (zelf-)evaluatie maken integraal deel uit van de noodplanning.
CEMAC TGG-002
XIV. DE BELANGRIJKSTE FUNCTIES
1. CORRECTE EN TIJDIGE DETECTIE EN ALARMERING Snelle en correcte detectie dat er iets fout is en de inschatting ervan zijn noodzakelijk opdat zou kunnen gestart worden met het crisismanagement. Deels automatische systemen - aangevuld met procedures, deels de alertheid van zowel leerlingen/studenten als medewerkers vormen hierin een belangrijke component. In een volgende stap dienen vanuit de instelling overheid, hulpdiensten, … op de hoogte gebracht worden van de aard en omvang van een incident. Deze alarmeringstaak laat aan de overheid toe in te schatten welke middelen en methodes moeten ingezet worden om zo doeltreffend mogelijk op te treden.
2. DOELTREFFENDE EVACUATIE/BESCHERMING VAN MENSEN Hulpdiensten kunnen pas gealameerd worden nadat een incident gestart is. Hun inzet komt dus altijd te laat. De aanwezigheid ter plaatse en de vertrouwdheid met de instelling (gebouwen, bezetting, technische installaties, …) zijn twee belangrijke elementen die moeten uitgebuit worden door de interventieploeg van de instelling. Enerzijds kan dit door informatie te verschaffen aan de hulpdiensten eens deze zijn aangekomen; belangrijkers is om in afwachting van de aankomst van de hulpdiensten alle mogelijke maatregelen te nemen om de omgeving te beschermen (mensen, milieu, materiële infrastructuur). Mogelijks leidt dit tot een evacuatie, mogelijks tot andere acties.
3. FUNCTIONELE SAMENWERKING MET DE OVERHEDEN Zowel wettelijk als inhoudelijk hebben onderwijsinstelling en overheid (gemeentelijk, provinciaal en federaal) deels gelijklopende taken en verantwoordelijkheden. Daarbij is de overheid meer gespecialiseerd in de algemene rampenbestrijding, terwijl de onderwijsinstelling specialist is op het vlak van de eigen instelling, activiteiten, leerlingen/studenten en medewerkers en algemene organisatie. Beide partners zijn dus duidelijk complementair en dienen zowel in de planningsfase als tijdens een calamiteit zoveel mogelijk samen te werken. In de meest passieve vorm bestaat de taak van de onderwijsinstelling er op dat moment in om zoveel mogelijk documenten en informatie ter beschikking te stellen van de hulpdiensten en van de bestuurlijke overheden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 33 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Men kan van een onderwijsinstelling geen professionalisme op het vlak van rampenbestrijding en crisismanagement verwachten die gelijkaardig is aan dat van de diensten en organisaties die beroepsmatig voor deze materie verantwoordelijk zijn. Uit het palet van taken, kan men evenwel een beperkt aantal functies weerhouden waar de onderwijsinstelling zelf de belangrijkste inspanning moet leveren.
Meer actief, en ook meer wenselijk, is er een samenwerkingsvorm waarbij bepaalde taken gedeeld worden uitgevoerd of zelfs worden toegewezen aan slechts één van beide partners. Zo kan bijvoorbeeld de overheid instaan voor de opvang van buurbewoners, terwijl de onderwijsinstelling instaat - op basis van voorafgaande afspraken - voor de opvang van familieleden van leerlingen/studenten.
CEMAC TGG-002
Aansluitend op voorgaand punt, dient te worden gewezen op een aantal perifere taken die nogal eens over het hoofd gezien worden, doch die belangrijke implicaties kunnen hebben voor de werking van de instelling na een crisissituatie, en dit zowel op korte als op middellange termijn. Voorbeelden hiervan zijn: - post-actue opvang van de slachtoffers (‘slachtofferbegeleiding’), met ingebrip van ook indirect betrokkenen: medestudenten, medewerkers van de instelling, …; - wat in het Engels Salvage & Recovery genoemd wordt: het vrijwaren van de infrastructuur voor verdere schade en het trachten te ‘redden’ van beschadigde infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn het afdekken van materieel dat blootgesteld wordt aan regen en wind na een brand, of de herconditionering van harde schijven van pc’s na wateroverlast; - de vergunningen- en verzekeringsproblematiek. Het (her)bekomen van de noodzakelijke vergunningen voor herstel of exploitatie en de uitbetaling door de vezekeringsmaatschappij zijn belangrijke elementen om de instelling snel terug functioneel te maken.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 34 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
4. AANDACHT VOOR DE PERIFERE TAKEN
XV. DETECTIE, NOTIFICATIE EN ALARMERING
CEMAC TGG-002
“Een brand blust men bij het ontstaan met een vingerhoed, na een minuut met een glas, na twee minuten met een emmer, daarna niet meer …” is een volkswijsheid die een grote kern van waarheid bevat. Snelheid - letterlijk te meten in seconden - is een uitermate cruciaal element om schade te beperken en om doeltreffend crisismanagement te kunnen opzetten. In functie van wettelijke vereisten en de instructies van de lokale brandweer zal een onderwijsinstelling moeten beschikken over een branddetectie- en meldsysteem. Maar dit zal alleen functioneren indien er iemand beschikbaar is om een alarm ‘te zien’ en het correct te interpreteren. Daarenboven is een branddetectiesysteem alleen een systeem voor BRANDdetectie, niet voor ongevallen, overstroming, en alle andere mogelijke types calamiteit. Menselijke detectie en evaluatie zijn in al deze gevallen de enige manier waarop men een crisissituatie kan vaststellen. Opdat een dergelijke ‘systeem’ zou functioneren, moet aan een aantal vereisten voldaan zijn: - er moet menselijke aanwezigheid zijn; - er moet een techniek of procedure zijn om anomalieën vast te stellen (hoe wordt men bijvoorbeeld in de instelling verwittigd van een busongeval in het buitenland); - de menselijke detector moet de crisis herkennen en kunnen evalueren; - en moet weten welke stappen (vooral alarmering) moeten ondernomen worden. Notificatie: verwittiging zonder dat van de verwittigde actie verwacht wordt; en, Alarmering: verwittiging waarbij de verwittigde actie moet ondernemen (bijvoorbeeld de brandweer) vormen samen een volgende stap. Doeltreffende notificatie en alarmering vereisen: - de benodigde middelen: communicatiemiddelen en personen die de taak kunnen uitvoeren; - correcte checklists en procedures: wie moet men in welk geval verwittigen en hoe dient dit te gebeuren.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 35 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Een excellent uitgerust en getraind brandweerkorps dat nooit gebeld wordt, is nutteloos. Zo gaat het ook met het crisisteam van een onderwijsinstelling, de interventieploeg en de externe hulpdiensten. De eerste stap in het in gang zetten van de crisismanagement-‘keten’ betreft de detectie: het vaststellen dat er zich een incident voordoet (of heel imminent is).
CEMAC TGG-002
Hoe een functioneel systeem voor notificatie en alarmering uitwerken Æ Zorg er voor dat er ALTIJD voldoende mensen beschikbaar zijn én kunnen verwittigd worden voor hulpverlening zolang er leerlingen/studenten in de gebouwen aanwezig zijn.
Æ Duidt verantwoordelijken en taken aan. Wie mag of moet wie verwittigen, wat heel eenvoudig is indien alleen “de 100” moet verwittigd worden, maar al minder eenvoudig is, indien parallel hulpdiensten, ouders, docenten, … moeten verwittigd worden. Æ Zorg voor voldoende en betrouwbare communicatiemiddelen en zorg ervoor dat de betrokkenen weten hoe deze toestellen te bedienen. Het gebruik van radiocommunicatie of een fax- of kopiertoestel met vele functies blijkt niet altijd eenvoudig te zijn. Beschrijf dit in een checklist en laat geregeld oefenen. Æ Voorzie zowel een logging (het neerschrijven van wie wat gedaan heeft op welk uur) als een techniek van call back (voorbeeld: ik wens persoon x te bereiken en kom terecht in de mailbox van een gsm-toestel. Vraag of voorzie in een procedure dat persoon x een bericht terugstuurt indien hij/zij het oorsponkelijke heeft ontvangen). Æ Bespreek vooraf met overheid, hulpdiensten en andere derden wie in welk geval moet genotifieerd of gealarmeerd worden. Æ Let er op - een van de gouden regels van crisiscommunicatie - dat stelsematig alleen berichten uitgestuurd worden die geconfirmeerd zijn, en dat de berichten naar verschillende bestemmelingen hetzelfde zijn (wat niet eenvoudig is indien meerdere personen deze berichten moeten overmaken).
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 36 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Zorg ervoor dat er voor de detectiesystemen - automatische of manuele een ‘eindpunt’ voorzien is. Een brandmeldsysteem waar niemand aanwezig is om het scherm af te lezen of de procedure om in geval van ongeval de school te verwittigen - waar niemand meer aanwezig is, zijn voorbeelden van hoe het niet moet.
CEMAC TGG-002
XVI. EIGEN HULPVERLENING Wellicht op meer dan 99 procent van alle onderwijsinstellingen is het Algemeen Reglement of de ArbeidsBescherming - beter gekend als het ARAB - van toepassing. Hierin vindt men het beruchte artikel 52 dat handelt over brandbeveiliging, en dat aan de werkgever oplegt een “private dienst voor brandbestrijding” op te richten die zal instaan voor:
Æ brandbestrijding Æ evacuatie Æ het toedienen van eerste zorgen Hetzelfde artikel vermeldt tevens dat men vanaf 50 werknemers en/of de aanwezigheid van een lokaal van de eerste groep (cf. ) een advies moet vragen aan de territoriaal bevoegde brandweer betreffende de organisatie en uitrusting van deze interventieploeg. Lokale geplogendheden zorgen ervoor dat de vereisten van gemeente tot gemeente nogal eens kunnen verschillen. Praktisch gezien is het aan de directie van de onderwijsinstelling om een ploeg samen te stellen van personeelsleden die opgeleid worden om volgende taken op zich te nemen: Æ melding en alarmering, zowel intern als naar de hulpdiensten toe; Æ basisbrandbestrijding met de blusmiddelen die in de instelling voorhanden zijn; Æ (bege)leiden van een volledige of partiële evacuatie van de gebouwen; Æ opvang van de hulpdiensten (informatie ter beschikking stellen, uitleg geven, de hulpdiensten begeleiden); Æ toediening van medische eerste zorgen. In praktijk zal een en ander afhangen van de financiële en praktische mogelijkheden van de instelling alsook van de aard en omvang van de risico’s. Een hogeschool met honderden studenten en de aanwezigheid van chemische labo’s bijvoorbeeld, zal een duidelijk grotere investering moeten doen dan een kleinere school waar LO wordt onderwezen.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 37 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ alarmering
CEMAC TGG-002
Waaraan te denken bij de oprichting van een Eerste InterventiePloeg Æ Selecteer personeelsleden die voldoende fit en stressbestendig zijn. Æ Zorg voor een degelijke opleiding (via een provinciale brandweerschool of de privésector).
Æ Werk in de zones van de gebouwen waar zich leslokalen en auditoria bevinden met het ‘buddy’ principe: leerkrachten/docenten van aanpalende lesruimtes staan samen in voor de begeleiding van de leerlingen/studenten van beide lesruimtes. De eerste persoon leidt de groep naar de verzamelplaats, terwijl de tweede persoon een finale controle kan uitvoeren, gas en elektriciteit kan afsluiten en erop kan toezien dat iedereen de verzamelplaats veilig bereikt. Æ In sommige onderwijsinstellingen - vooral hogescholen en universiteiten worden de studenten actief ingeschakeld in een concept van Interventieploeg. De aard en omvang van betrokkenheid kan verschillen, gaande van puur preventief werk - waarbij gevaarlijke situaties gemeld worden aan de Interventieploeg-Personeel of aan de directie, of meer vergaand waarbij de studenten ook een taak hebben in het kader van de actieve interventie in geval van calamiteit. De voorbeelden waarbij studenten actief betrokken worden laten concluderen dat er een veel groter groepsbewustzijn ontstaan wat op termijn ook gereflecteerd wordt in een veiliger gedrag en aandacht voor de gehele veiligheidsproblematiek. Indien studenten zouden worden ingeschakeld, dient men vanzelfsprekend aandacht te besteden aan de aspecten aansprakelijkheid en verzekering. Æ Consulteer in alle geval de lokale brandweer om na te gaan welke ‘Persoonlijke Beschermingsmiddelen’ aangewezen of aanbevolen zijn voor de leden van de InterventiePloeg. Identifcatiekleding (overgooiers, …), lichte beschermende kleding en enkele nuttige instrumenten (zaklamp, communicatietoestel, …) komen frequent voor, doch in functie van de risico’s kunnen aanvullende middelen vereist zijn. Sommige interventiediensten van hogescholen en universiteiten beschikken bijvoorbeeld over een InterventiePloeg die kan werken met de klassieke brandweeruitrusting, met inbegrip van ademhalingsbescherming. In dergelijke gevallen spreekt men al van een Tweede InterventiePloeg ofte bedrijfsbrandweer. Æ.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 38 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Voorzie een minimale bezetting te allen tijde.
XVII. EVACUATIE Een InterventiePloeg moet twee zaken heel goed kunnen: (a) observeren (wat gebeurt er) en dit correct melden, en (b) indien nodig, de evacuatie leiden of begeleiden. Het kunnen in goede banen leiden van een evacuatie is een heel belangrijk element in het voorkomen van slachtoffers in geval van calamiteit. Evacuatie is over het algemeen het gevolg van een centrale beslissing die collectief wordt uigevoerd. Iemand van de InterventiePloeg, van de directie, van het crisisteam of een bevelhebber van de hulpdiensten zal beslissen dat er geëvacueerd moet worden op basis van groot en imminent gevaar voor de personen die zich in een gevarenzone bevinden. Men zal niet steeds automatisch tot evacuatie overgaan, omdat: - evacuatie de normale werkzaamheden grondig verstoort; - evacuatie op zich ook risico’s inhoudt voor de betrokkenen. Indien er rechtstreeks gevaar is, en indien men door personen zich op een relatief veilige manier te laten verplaatsen, het gevaar voor hen verlagen, zal men overgaan tot evacuatie. In sommige gevallen - bijvoorbeeld een nucleair ongeval - is er weinig verschil tussen blootstelling binnen en buiten (of is het zelfs binnen veiliger) en zal men overgaan tot ‘schuiling in situ’, met andere woorden men blijft ter plaatse tot het gevaar is geweken. Deze methode wordt ook in vele gevallen toegepast indien er sprake is van een chemisch ongeval (op de weg of in de industrie) en indien een wolk met schadelijke stoffen over een bewoond gebied drijft. In praktijk - en dit wordt aangetoond door talrijke praktijkgevallen - zal een evacuatie veiliger en vlotter verlopen indien men beschikt over een InterventiePloeg die alles kan leiden en begeleiden. In theorie moet het evenwel mogelijk zijn om de groep leerlingen/studenten en medewerkers zonder begeleiding op een vlotte manier de gebouwen te doen verlaten. Belangrijke beïnvloedende factoren zijn: - bruikbaarheid van de vluchtwegen (zijn deze breed genoeg, vrij van obstakels, goed verlicht, onderhouden en niet op slot); - kwaliteit van de signalisatie (pictogrammen, fotoluminescente stroken en veiligheidsverlichting); en, - de ervaring van de betrokkenen (die alleen kan bekomen worden door twee of meer maal per jaar een evacuatieoefening te organiseren).
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 39 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
CEMAC TGG-002
Kernelementen van de evacuatieprocedure Æ Een evacuatie moet snel en vlot kunnen uitgevoerd worden.
Æ Het kunnen verschaffen van een SITREP (een situatie-rapport) is voor de hulpdiensten van heel groot belang. Een volledige SITREP houdt in dat men aan politie of brandweer kan meedelen welke zones van de gebouwen zeker ontruimd zijn, waar welke gevaren aangetroffen zijn, en welke personen: aanwezig en gezond zijn, gewond zijn, en/of vermist zijn. Vooral het kunnen aanleveren van aanwezigheids(naam)lijsten is een soms problematische zaak. Overzichten van leerlingen/studenten, gekoppeld aan absentiebriefjes en een naamopneming/registratie ter plaatse door de InterventiePloeg kan - indien goed georganiseerd - toch veelal tot de gewenst resultaten leiden. Æ Het traject tussen risicozone en verzamelplaats moet op een veilige wijze afgelegd worden. De keuze van een veilige route, de begeleiding van de evacuerende groep personen en het gebruik van signalisatiemiddelen (vesten, kazuifels, …) zijn hierbij belangrijke elementen.
Aandachtspunten Æ Zorg voor preventief en instandhoudend nazicht van de vluchtwegen. Verlichting, bouwtechnische kwaliteit, aanwezigheid (of diefstal) van pictogrammen, … Æ Zorg voor bijkomende opvang op de verzamelplaats (dekens, voeding, transport) Æ
Zorg ervoor dat bij een incident het gebruik van gsm toestellen tot een minimum beperkt blijft. Het simultaan gebruik door vele personen kan het net overbelasten en communicatie onmogelijk maken.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 40 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Idealiter slaagt men er in om alle personen uit een gevarenzone zich te laten verplaatsen naar een veilige zone - meestal buiten het gebouw - in maximaal 2 minuten.
CEMAC TGG-002
XVIII. CRISISTEAM en CRISISCENTRUM
De onmogelijkheid om altijd beschikbaar te zijn en de belangrijke werkbelasting in geval van incident - die de mogelijkheden van één persoon overstijgt - zijn duidelijke redenen om toch een structuur van crisis’team’ uit te bouwen. In praktijk moet dit - mits correct afspraken - voor de betrokken geen bijkomende belasting betekenen, doch wordt een grote toegevoegde waarde gecreëerd voor de onderwijsinstelling. De kerntaken van een crisisteam zijn: Æ Overleg met de hulpdiensten door personen met beslissingsbevoegdheid (kunnen we de ouders verwittigen, wat gaan we zeggen, mogen we de x vleugel als niet-te-redden beschouwd, …) Æ Leiding over de eigen interventieploeg en de ander personeelsleden die helpen bij de incidentbestrijding Æ Opvang van de pers & media, de notabelen (burgemeester, …), de inspectiediensten en vertegenwoordigers van het gerecht Æ Beslissingen nemen te opzichte van personeelsleden, slachtoffers en hun familieleden Æ Het totale crisismanagement in die gevallen waarbij geen sprake is van een calamiteit waar de openbare sector betrokken wordt. In dergelijk geval ligt de volledige organisatie en ‘oplossing’ dus in handen van de onderwijsinstelling.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 41 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Elke onderwijsinstelling dient minimaal te kunnen beschikken over een beperkt crisisteam dan 24/24 uur kan samengeroepen worden. In praktijk zal men - zelfs indien er geen crisisteam bestaat - wel altijd ‘de directeur’ kunnen vinden en zal deze een aantal inhoudelijke en representatieve taken op zich moeten nemen.
CEMAC TGG-002
Wat valt er te doen Gaan ‘zitten’ in een crisiscentrum heeft niet voor gevolg dat er ineens kan sprake zijn van een werkend crisisteam. De werking van een crisisteam dient eenduidig te worden beschreven in het noodplan, en de leden moeten beschikken over begrijpelijke en logisch op te volgen checklists en procedures. Een korte opsomming van enkele belangrijke zaken: Æ Instructies voor de bediening van de kantooruitrusting en communicatiemiddelen;
Æ Taakfiches voor alle leden van het crisisteam; Æ Procedures per fase van het crisismanagement en per type handeling Æ Checklists, telefoonrepertoria, plannen, … Al deze elementen zitten - onder een of andere vorm - vervat in het SEPP-concept.
Infrastructuur van een crisiscentrum Het crisiscentrum dat in beeld gebracht wordt in de meer prestigieuse rampenfilms is geenszins het type crisiscentrum dat voor een onderwijsinstelling noodzakelijk en betaalbaar is. Men verwacht het crisiscentrum uitermate zelden te moeten gebruiken, en een speciale investering terzake is dan ook niet te verantwoorden. In de meeste gevallen zijn lerarenlokaal, vergaderzaal van school of decanaat, kleine leszalen of zelfs een refter hiervoor uitermate goed bruikbaar. Enkele kleine investeringen kunnen een lokaal dat door-de-week gebruikt wordt voor een klassieke logistieke - of onderwijsfunctie geschikt maken voor gebruik als crisiscentrum. Enkele basisvereisten: Æ Het aangeduide lokaal bevindt zich in een deel van een gebouw of op een afzonderlijke locatie, waar het risico van invloed/schade volgend uit het eigenlijke incident minimaal is; Æ De ruimte moet voldoende groot zijn om het volledige crisisteam op een comfortabele wijze te plaatsen; Æ De aanwezige communicatieapparatuur moet toelaten de noodzakelijke communicatie op te zetten met de eigen mensen en met externen. Hiervoor dient men minimaal 2 faxtoestellen en 2 telefoontoestellen te voorzien. Æ Kantoorbenodigheden moeten in de ruimte aanwezig zijn (eventueel in een kast) of moeten binnen handbereik zijn. Æ Het lokaal moet gemakkelijk bereikbaar / vindbaar zijn voor personen die vreemd zijn aan de instelling. Dit kan men realiseren door een ‘voor de hand liggend’ lokaal te nemen of door een degelijke bewegwijzering Æ De noodzakelijke kantooruitrusting moet aanwezig zijn of kunnen aangebracht worden (pc, printer, kopieermachine, …)
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 42 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Overzicht van de functies die in het crisisteam voorzien zijn;
CEMAC TGG-002
Het opstarten van het crisiscentrum
De belangrijkste element zijn: Æ Controle van de aanwezige infrastructuur; Æ Het bijhalen van uitrusting om alle functie te kunnen uitoefenen; Æ Controle op de aanwezigheid van de leden van het crisisteam; Æ Controle of alle documenten aanwezig zijn; Æ Verwittiging van zowel de externen (openbare besturen en hulpdiensten) als internen (InterventiePloeg) dat er een crisiscentrum is, en hoe het kan gecontacteerd worden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 43 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
“De eerste steekt het licht aan” en dit is ongetwijfeld de basisopstart van een crisiscentrum. Er komt evenwel meer bij kijken vooral kan gesteld worden dat het crisicentrum operationeel is. Het opstarten van het crisiscentrum is een van de checklists en procedures die moeten voorzien worden in het noodplan.
CEMAC TGG-002
XIX. PERIFERE TAKEN
Opvang van slachtoffers en verwanten Sinds geruime tijd wordt - terecht - ruime aandacht besteed aan de psychosociale opvang van slachtoffers (Dit maakt deel uit van de Discipline 2). Het begrip slachtoffer mag daarbij geenszins beperkt worden tot de personen die rechstreeks lichamelijk letsel hebben opgelopen, doch omvat: - de rechtstreekse slachtoffers; - de familieleden ervan; - de medeleerlingen/-studenten; - de rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken leerkrachten/docenten; - leden van de hulpdiensten; en, - alle anderen die het incident als traumatisch ervaren.
De overheden beschikken na afkondiging van het rampenplan of MIP over een structuur voor psychosociale bijstand via de dienst DSI (Dienst Sociale Interventie) van het Rode Kruis. De medewerkers van deze dienst ontfermen zich over de opvang van de rechtstreekse slachtoffers, de bemanning van de openbare infolijnen, het samenstellen van slachtofferlijsten en dergelijke meer. In het kader van de uitwerking van het eigen noodplan zijn twee elementen van belang: (a) een structuur en procedures voorzien op basis waarvan kan samengewerkt worden met DSI en dus een integratie met de openbare sector kan gerealiseerd worden, en (b) eigen structuren voorzien voor wat betreft de slachtoffergroepen die niet rechtstreeks via DSI kunnen geholpen worden. Hierbij valt onder meer te denken aan: eigen personeel, leerlingen en studenten en hun verwanten die betrokken zijn bij een incident waar het rampenplan niet wordt afgekondigd, of waar inzet van DSI niet voorzien is.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 44 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Naast de directe en acute hulpverlening blijven er post-acute taken die een belangrijke invloed hebben op de zorg voor de slachtoffers (in de meest brede betekenis van het woord) en op de werking van de instelling op korte en middellange termijn.
CEMAC TGG-002
Enkele punten zijn van belang: Æ Psychosociale dienstverlening is heel specifiek en delicaat. Alleen personen met voldoende opleiding en een correcte ingesteldheid mogen voor deze taken ingezet worden. Æ Psychosociale belasting en trauma’s zijn sterk geïndividualiseerd en de schade van eenzelfde blootstelling kan bij verschillende personen heel verschillend zijn. Het respecteren en leren herkennen van persoonlijke kwetsbaarheid zijn belangrijke elementen in psychosociale bijstand.
Æ In nogal wat gevallen kan men hetzij via DSI, hetzij via andere - privéorganisaties - beroep doen op professionele psychologische bijstand. Deze dienstverlening kan voor wat bepaalde organisaties betreft, voorzien worden in de verzekeringspolis, zodat er geen supplementaire kost is voor de instelling. Bekijk deze opties in de planningsfase. Æ Bagateliseer psychosociale belasting nooit.
Verzekeringsproblematiek Een organisatie of persoon die getroffen wordt door onheil zal - over het algemeen - na een intiële shock en inertie, zo vlug mogelijk willen starten met de werken om de toestand te normaliseren. Het kan hierbij gaan over het ‘puinruimen’, herstel, vervanging van infrastructuur en dergelijke meer. In nogal wat gevallen zal men beroep doen op de verzekering om materiële en persoonlijke schade te vergoeden en om financieel in te staan voor de wederopbouw of het herstel van de infrastructuur. Enkele elementen zijn vernoemenswaard: Æ Een degelijk noodplan en een werkende noodorganisatie zullen schade beperken. Dit is in essentie de beste verzekering. Æ Een verzekering mag alleen gebruikt worden voor de ‘dekking van restrisico’s (in technische termen spreekt men van risico-transfert). Een verzekering mag dus zeker geen vervangmiddel zijn voor adequate preventie en actieve bescherming. Æ Verzekeringspolissen kunnen clausules omvatten voor de vergoeding van schade op basis van historische waarde (de aanschaffingswaarde), huidige waarde (aanschaffingswaarde min afschrijvingen) en de vervangingswaarde (de wederopbouw in het heden). Hoe groter de vergoeding, hoe groter de te betalen jaarlijkse verzekeringspremie. Toch loont het de moeite nauwgezet en strategisch te bepalen voor welk deel van de infrastructuur en voor welk risico met welke formule zal gewerkt worden.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 45 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Acute ervaringen en waarnemingen leiden tot stress en trauma’s; ook lang nadat de stressor is verdwenen. Psychosociale schade en de daaraan gekoppelde begeleiding kan nodig zijn lang nadat het incident beëindigd is.
CEMAC TGG-002
Salvage & Recovery (met inbegrip van vergunningen)
De term ‘salvage & recovery’ die afkomstig is uit het vakjargon van de berging op zee bij scheepsongevallen en schipbreuk verwijst naar de inspanningen om infrastructuur te vrijwaren van totale vernieling (‘salvage’) en om zo snel en efficiënt mogelijk de activiteiten te kunnen hervatten (‘recovery’). Een concreet S&R-plan voor de onderwijsinstelling valt buiten het bestek van de openbare hulpverlening. Deze eindigt nadat het incident werd bestreden en nadat acties werden ondernomen om de maatschappelijke schade te herstellen (bijvoorbeeld de reparatie van wegen en nutsvoorzieningen). S&R is dus vooral een eigen verantwoordelijkheid van de getroffen organisatie, wat niet impliceert dat de openbare (hulp)diensten niet kunnen ingeschakeld worden bij de S&R-acties. Voorbeelden hiervan zijn: het afdekken van een gebouw met dekzeilen nadat het dak werd beschadigd of het ter beschikking stellen van een noodstroomgroep in afwachting van herstel van de elektrische voorzieningen.
Enkele aviezen terzake: Æ Tracht de verzekeringsmaatschappij te betrekken bij het opstellen van een S&R-plan. Deze beschikt over aanzienlijke kennis terzake en kan meestal in de polis clausules voorzien waardoor S&R-acties gedekt worden door de verzekering. Æ Maak een inventaris van vitale elementen van de infrastructuur en tracht deze in geval van incident prioriteit te vrijwaren of te laten herstellen. (Een voorbeeld hiervan is het herstel van harde schijven van personal computers nadat deze nat zijn geworden na brand of wateroverlast). Æ Ga ervan uit dat het incident zich altijd bij nacht tijdens een vakantieperiode kan voordoen, en dat de noodzakelijke voorzieningen en diensten ook dan bereikbaar moeten zijn. Æ Bespreek met de openbare hulpdiensten hoever hun interventie strekt, en welke S&R-acties door hen mogelijks kunnen uitgevoerd worden. Æ Voorzien in het noodplan uitwijkfaciliteiten in geval van catastrofaal incident (vernietiging van een groot deel van de infrastructuur).
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 46 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De meeste incidenten zorgen voor waarneembare schade. Schade bij brand ingevolge de eigenlijke brand en ingevolge het grote waterverbruik van de brandweer, is een type-voorbeeld van infrastructurele schade die deels kan voorkomen, deels kan ingeperkt worden. Nog teveel wordt na - bijvoorbeeld - een brand alles als onherstelbaar verloren beschouwd.
CEMAC TGG-002
XX. LOGISTIEKE MIDDELEN
De noodzakelijk logistieke middelen kunnen grosso modo opgesplitst worden in twee categorieën: (a) de eigenlijke interventiemiddelen die gebruikt worden ‘te velde’; en, (b) de middelen die dienstig zijn voor de werking van het crisiscentum (vooral communicatiemiddelen en kantooruitrusting).
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 47 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Het in praktijk brengen van noodprocedures vergt een aantal logistieke middelen. Gezien het aankopen en onderhouden van deze middelen zowel op het vlak van personeel als financiën een inspanning vergt, is het aangewezen te trachten zoveel mogelijk logistieke middelen te voorzien die ook in het dagelijks beheer van de instelling kunnen en/of zullen gebruikt worden. Het beschikken over functionerende middelen waarvan men weet hoe ze te bedienen is een belangrijk punt in de werking van een noodplan.
CEMAC TGG-002
Een inventaris van elementaire logistieke middelen Æ Aanwezigheidslijsten van de leerlingen/studenten en van de medewerkers van de inrichting Æ (Bouw)plannen van de instelling en andere relevante documentatie (in functie van het incident zelf: bijvoorbeeld contactgegevens van een busvervoerbedrijf Æ Zaklampen
Æ Latex of nitril handschoenen die bruikbaar zijn bij EHBO. Æ Verbandkoffers. Æ Een koffer met alu-folie nooddekens. Deze zijn goedkoop in aanschaf (enkele €), kunnen heel lang zonder onderhoud bewaard blijven en blijken een heel nuttig instrument te zijn om uit te delen aan personen op de verzamelplaats. In geval van regen kunnen ze beschutting bieden, in geval van koude werken ze als isothermisch scherm en bij zware zon functioneren ze als reflector. Een kleine koffer kan enkele honderden dekens bevatten en kan door iemand van het interventiepersoneel ter plaatse gebracht worden. Æ Indien de verzamelplaats een eind van de instelling gelegen is kan men ervoor opteren enkele walkie-talkies (waarvoor men zelfs geen BIPT vergunning meer nodig heeft) klaar voor gebruik in geval van nood en te bewaren in een secretariaat/decanaat/… Communicatie op de terreinen van de instelling kan men soms opvangen door gebruik te maken van een aantal draagbare telefoontoestellen (geen gsm’s) die aangesloten zijn op een eigen kleine telefooncentrale. In praktijk blijkt communicatie en informatiedoorstroming één van de grote problemen te zijn. Æx
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 48 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Papier, schrijfplankjes en potloden (balpen en pen kunnen niet gebruikt worden bij regenomstandigheden)
CEMAC TGG-002
XXI. CRISISCOMMUNICATIE
Men spreekt in dat geval van crisiscommunicatie, die gekenmerkt wordt door een aantal aspecten die verschillen van de ‘klassieke’ communicatie: Æ Men kan het moment van communicatie niet kiezen; Æ In de meeste gevallen ontbreekt een deel van de informatie en kan men geen volledig en betrouwbaar beeld schetsen van de feiten; Æ De communicator staat onder fysieke en mentale stress (vermoeidheid, angst, onzekerheid, …); Æ De boodschap omvat steeds een gedeelte slecht nieuws; Æ Er kan een groot aantal ongeduldige informatievragers zijn (pers & media, familie van leerlingen/studenten, eigen personeel, overheden, inspectiediensten en dergelijke meer).
Crisiscommunicatie dient drie belangrijke doelstellingen te realiseren: (1) het informeren op basis van feitelijke informatie (gevaren, evacuatie, …); (2) het informeren om gerust te stellen (psychologische taak); (3) het informeren ter bewaking van de reputatie van de organisatie. Net als bij de eigenlijke rampenbestrijding, is op het vlak van crisiscommunicatie de samenwerking tussen overheid en onderwijsinstelling van belang. Het betreft enerzijds het maken van afspraken omtrent de boodschap die zal verspreid worden en de wijze waarop; en anderzijds afspraken op het vlak van logistieke organisatie van de crisiscommunicatie. Het beschikbaar stellen van een infolijn (070 of 0800 nummer), het inrichtingen van een opvangcentrum en de organisatie van de bezoeken aan verwanten van slachtoffers zijn voorbeelden van laatstvermelde vorm van samenwerking. Hoewel een belangrijke taak op het vlak van crisiscommunicatie berust bij de overheid, zijn twee bemerkingen belangrijk om te wijzen op de rol van de directie van de onderwijsinstelling: (a) pers & media zijn over het algemeen heel snel ter plaatse, lang vooraleer de overheid klaar is met het ter plaatse sturen van een woordvoerder of het inrichten van een perscentrum - een vertegenwoordiger van de instelling wordt daardoor het eerste ‘doelwit’; en, (b) de vertegenwoordiger van de onderwijsinstelling zal aangesproken worden voor de menselijke kant van het verhaal.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 49 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
In geval van calamiteit zullen het bestrijden van het incident en het beperken van de schade de eerste prioriteit zijn Het is evenwel fout alleen hieraan aandacht te besteden. Naast handelen, dient men ook te communiceren.
Onderstaande figuren geven weer via welke kanalen met sis)communicatie kan doen en wat mogelijke bestemmelingen zijn.
aan
(cri-
CEMAC TGG-002
Voor elk van de bestemmelingen dient men vast te leggen welke boodschap zal gebracht worden, en wat het meest geschikte communicatiekanaal is.
OVERHEID OVERHEID
Persconferentie Persconferentie Perscommuniqué Perscommuniqué
COMMUNICATIEKANAAL
COMMUNICATIE
COÖRDINATIE
ORGANISATIE ORGANISATIE ‘Bedrijfs’leider Woordvoerder PR-dienst Interne hulpdienst …
Luidsprekerwagens Luidsprekerwagens Radio/TV-boodschappen Radio/TV-boodschappen Infolijn Infolijn -- Crisisnummer Crisisnummer Persoonlijke Persoonlijke briefing briefing Strooibrieven Strooibrieven Internet Internet Website Website … …
Beschikbare communicatiekanalen (figuur CEMAC)
Pers Pers & & Media Media Geschreven pers TV maatschappijen Nieuwsagentschappen …
Personeel Personeel
COMMUNICATIE
Personeelsleden Vakbonden Familie personeelsleden
Slachtoffers Slachtoffers Slachtoffers zelf Familie en verwanten
Overheid Overheid Hulpdiensten Openbare besturen Gerechtelijke dienst Inspectiediensten
Omgeving Omgeving Omwonenden Buurtbedrijven
Wat Wat ? Wanneer Wanneer ?? Waar Waar ?? Wie Wie ??
De De rest rest van van de de wereld wereld … … Alle bestemmeling / geïnteresseerde partijen (figuur CEMAC)
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 50 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Woordvoerder Comm.ambtenaar Persdienst Verteg. Hulpdiensten Openbaar bestuur Gerechtelijke dienst …
CEMAC TGG-002
Wat valt er te doen Æ Zorg er voor dat er minstens één woordvoerder beschikbaar is, die pers & media en verontruste ouders kan te woord staan. Tracht voor deze woordvoerder(s) een elementaire mediatraining te voorzien.
Æ Spreek tijdens het ontwikkelen van het noodplan een rolverdeling af met de personen die op gemeentelijk/stedelijk niveau verantwoordelijk zijn voor crisiscommunicatie. Tracht daarbij vast te leggen wie wanneer welke initiatieven zal of mag nemen (persconferentie, opvangcentrum voor slachtoffers en verwanten, …). Æ Tracht te voorkomen dat de na(a)m(en) van slachtoffers onder personeel of leerlingen/studenten of naar de pers verspreid zouden worden vooraleer de familie kan verwittigd worden. Æ Maak een persmap. Dit is een dossier met basisinformatie over de onderwijsinstelling en het veiligheidsbeleid dat kan ter beschikking gesteld worden van journalisten (en soms ook de overheid). Æ Geef aan personeelsleden en leerlingen/studenten de instructie om in geval van calamiteit niet met pers & media te praten en in plaats daarvan door te verwijzen naar de woordvoerder van de onderwijsinstelling. Æ Maak standaarddocumenten (brief voor de ouders, …) die kunnen gebruikt worden of als basis kunnen dienen in geval van incident. Deze documenten kunnen deel uitmaken van een van de bijlagen van het noodplan. Æ Informeer de ouders over nakende oefeningen en opleidingen waarbij hun kinderen betrokken zullen zijn. Æ Gebruik de paraatheid van de instelling als een pro-actief communicatieinstrument. Toon de veiligheid van de instelling tijdens opendeurdagen, schoolfeest en dergelijke meer.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 51 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Zorg er voor dat er eigen personeel beschikbaar is om ouders of partner te bezoeken indien een personeelslid of leerling/student slachtoffer wordt.
CEMAC TGG-002
XXII. OPLEIDINGEN EN OEFENINGEN
Net zoals men de mooiste theorieën kan uitdenken is er soms een practicum nodig om de theorie ook in de praktijk te toetsen en te valideren. Algemeen wordt gesteld dat het aanbrengen van vaardigheden - bijvoorbeeld over het noodplan - een combinatie dient te zijn van horen (de passieve overdracht van kennis) en doen (de actieve kennisoverdracht). Een noodplan, alsook alle daarmee verband houdende kennis over de openbare rampenplanning en hulpverlening, is moeilijk te bevatten materie indien men alleen beschikt over het eigen noodplan als referentiekader. Het gebruik van audio-visuele technieken (DVD/video, self teaching, …) zijn een eerste vorm van opleiding die kan voorzien worden voor alle personen die een betrokkenheid hebben in de rampenplanning. Beter is nog om via de lokale brandweer, de provinciale of federale overheid, of derde-organisaties opleidingen te organiseren waarbij de diverse kennisaspecten en vaardigheden aan bod komen. Voor wat betreft de doelgroepen, kunnen er twee types onderscheiden worden: (a) de personen betrokken bij de crisisorganisatie (leden crisisteam, leden intervnetieploege, …); en, (b) ‘de rest’ (de leerlingen, studenten, ouders, …). Naar de eerste doelgroep toe zal men vooral kennisoverdracht en het aanbrengen van vaardigheden wensen te realiseren. Naar leerlingen, studenten en ouders toe wil men gedeeltelijk een aantal reflexen overbrengen alsook een algemeen bewustzijn aanwakkeren.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 52 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De goede werking van het noodplan in geval van incident zal voor een groot deel afhangen van het gedrag van mensen; zowel de personen die deel uitmaken van een interventieploeg als alle andere direct en indirect betrokkenen (leerkrachten, administratief personeel, leerlingen, studenten, …).
CEMAC TGG-002
Opleidingen - wat valt er te doen Æ Zorg ervoor dat iedereen binnen de onderwijsinstelling weet dat er een noodplan bestaat.
Æ Zorg voor een opleiding van de leden van de interventieploeg en van het crisisteam. De eersten moeten vooral de ‘levensreddende’ acties kennen en kunnen in praktijk brengen. Overleg met de openbare brandweer aangaande het hoe en wat van een opleiding is een zinvolle eerste stap. De leden van het crisisteam moeten weten hoe rampenmanagement georganiseerd is en wat van hen verwacht wordt. Hun opleiding zal dus enerzijds bestaan uit een algemene (theoretische) opleiding (eventueel extern) en anderzijds een meer praktisch gerichte aan de hand van het eigen noodplan. Æx
Oefeningen - wat valt er te doen Æ Organiseer minstens twee evacuatieoefeningen per school- of academiejaar. De eerste daarvan is aangekondigd en heeft tot doel iedereen vertrouwd te maken met de vluchtwegen en de verzamelplaats, en de procedures terzake. De daarop volgende oefening(en) is/zijn niet aangekondigd. Bekijken of correct en voldoende snel wordt gereageerd is daarbij de doelstelling. Æ Tracht de hulpdiensten te betrekken bij de oefening(en). Dit zorgt er voor dat de instelling voor brandweer en politie geen vreemde omgeving is; en brengt een stukje spektakel dat door de leerlingen/studenten op prijs wordt gesteld. Æ Zorg voor onafhankelijke - derde - observatoren en evaluatoren. Het is de bedoeling dat elke oefening ook een leerproces inhoudt, waarbij gekeken wordt naar de tekortkomingen en getracht wordt een stelselmatige verbetering te bekomen. Æ Organiseer minstens één keer per jaar een oefening voor het voltallige crisisteam. Indien er meer dan één crisisteam in een rotatie zit, herhaal dan de oefening. Tracht gedurende een aantal uur een realistisch incident te simuleren (bijvoorbeeld de gevolgen van een brand of van een autobusongeval met leerlingen/studenten) en bekijk in welke mate het noodplan functioneert en de ‘actoren’ hun rol kennen en uitvoeren. Æ Registreer zo veel mogelijk wat er gebeurt tijdens evacuatieoefeningen, rampoefeningen en dergelijke meer. Doe dit schriftelijk, of wat soms meer leerzaam en gemakkelijker is, via foto’s en video-opnames. Æ Informeer de ouders van leerlingen en de omwonenden van de onderwijsinstelling over de organisatie van een oefening.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 53 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ Integreer rampenbestrijding en het eigen noodplan in de lessen. Bij de start van het school- of academiejaar kan men hieraan minstens een lesuur aandacht besteden. Voor het lager en middelbaar onderwijs past dit binnen het kader van de maatschappelijke vorming. In hoger onderwijs kan dit verzorgd worden door de veiligheidsverantwoordelijken van het decanaat of van de centrale administratie / facilitaire diensten.
CEMAC TGG-002
XXIII. WANNEER KAN HET NOODPLAN FUNCTIONEREN?
Toch zijn er vele elementen die kunnen bijdragen tot een goede of minder goede werking van het noodplan en van de rampenbestrijding in het algemeen. Sommige daarvan houden verband met de eigen organisatie, andere worden bepaald door de samenwerking tussen privé-sector en overheid, en nog andere zijn totaal extern. Over het algemeen zal het noodplan beter functioneren indien: Æ het gebaseerd is op realistische risico’s en indien de beschreven middelen en procedures ook werkelijk voorhanden zijn; Æ het intern noodplan afgestemd is op het (gemeentelijk) rampenplan; Æ de ‘actoren’ opgeleid zijn (dus het plan in theorie kennen) en geoefend zijn (het plan in actie hebben kunnen brengen tijdens gesimuleerde omstandigheden); Æ de voorgeschreven procedures in grote mate aansluiten bij de dagelijkse routine en bij gekende technieken en methodes; Æ rekening gehouden wordt met de onbeschikbaarheid van personen en middelen - zoals in de praktijk ook het geval zal zijn ingevolge verlof, ziektes, verbouwingen, … - en het plan ook kan functioneren met minder dat de voorziene middelen; Æ het crisisteam is samengesteld uit gemotiveerde en stressbestendige leden.
De samenwerking met de overheid hangt in grote mate af van voorafgaande kennis en beperkte logistieke afstemming. Het eerste “contactmoment”13 tussen hulpdiensten/openbare besturen en de onderwijsinstelling mag niet zijn: het tijdstip van de catastrofe. Beide partners moeten elkaar veel vroeger ontmoeten bij de risicoinventarisatie, bij het uitwerken en valideren van de plannen en tijdens oefeningen. Het crisisteam en de directie van de onderwijsinstelling dienen te leren wat van hen verwacht wordt door de overheid en hoe hierop kan ingespeeld worden. De overheid dient de onderwijsinstelling te leren kennen en moet op basis van basisgegevens de algemene rampenplannen afstemmen op de specifieke situaties binnen de onderwijscontext.
13
Luc Bauwens, Directeur Veiligheid en Protocol, Provincie Oost-Vlaanderen.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 54 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Hét plan zal nooit functioneren zoals het geacht wordt te functioneren: de omstandigheden zullen anders zijn !
CEMAC TGG-002
XXIV. INFORMATIE OF BIJSTAND NODIG …
Deze gids kan u in het Nederlands en Frans teruvinden op de website
Naast de eigenlijke gids kan u op dezelfde plaats ook nog afgeleide producten terugvinden (zoals procedures en typevoorbeelden). Dit document zal periodiek bijgevuld en herwerkt worden, en de meest recente versie kan u steeds via het internet terugvinden. Daarnaast is er een aantal externe bronnen waar u bijkomende informatie over dit of over een verwante onderwerp kan terugvinden: Æ Het plaatselijke gemeente- of stadsbestuur en de hulpdiensten. In vele gevallen is de preventiedienst van de lokale brandweer het beste aanspreekpunt. Indien u adresgegevens wil van de lokale brandweer kan u terecht op de website: Nederlandstalig: portal.brandweervlaanderen.be Franstalig: www.--Æ Prebes - Preventie en Bescherming - is de belangen- en informatieverenging die de gediplomeerde Preventieadviseurs verzamelt. Prebes verstrekt informatie over het welzijns- en voorkomingsbeleid in het algemeen. De website van Prebes vindt u via: www.prebes.be Æ CEMAC - Crisis & Emergency Management Centre - is een onderzoekscentrum en dienstverlenende organisatie actief op het vlak van crisismanagement, noodplanning en crisiscommunicatie. De website van CEMAC vindt u via: www.cemac.org of www.crisis.be Æ De Federal OverheidsDienst Binnenlandse Zaken, via: www.ibz.fgov.be Æ ??
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 55 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
www.crisis.be
CEMAC TGG-002
XXV. REFERENTIES All hazard reference manual, Lake Washington School District, 2000. Comprehensive All Hazard Planning Guide and Model School Plan for State Schools, Washington State Emergency Management Division, 2002.
Ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de rampenplannen voor hulpverlening, in het bijzonder op het gemeentelijk niveau Praktische handleiding rampenmanagement, CEMAC, 2001. School Emergency Operations Plan Guidelines, New Jersey Office of Emergency Manangement, 1997. School Emergency Planning Guide, Illinois State Board of Education, 2001. CARTER, Yvonne H., KENBRE, Joyce E., SKELTON, John R., HOBBS, F.D. Richard, The development of a training pack on the management of aggression and violence in primary care, Safety Science, Vol. 25, No. 1-3, pp. 223-230, 1997.
TOE TE VOEGEN BIJ LAATSTE UPDATE
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 56 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
NFPA 1600 -
CEMAC TGG-002
XXVI. EEN LEVEND DOCUMENT Deze gids dient een levend document te blijven. Vernieuwingen op het vlak van technieken en technologie, de uitbreiding van onze knowhow en de lessen van voorbije incidenten moeten een voedingsbron vormen voor volgehouden kwaliteitsverbetering.
U kan alle commentaren, vragen en suggesties sturen naar CEMAC via e-mail:
[email protected]
via post:
CEMAC Lokerenbaan 215 B-9240 Zele
Via de website www.cemac.org en www.crisis.be wordt u op de hoogte gehouden van eventuele revisies van of aanvullingen bij deze gids.
Algemene coördinatie van de rampenplanning in België: Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken Algemene Directie Crisiscentrum en Algemene Directie Civiele Veiligheid p/a Hertogstraat 53 B-1000 Brussel tf. +32 (0)2 fax +32 (0)2 e-mail
[email protected]
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 57 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De auteurs stellen ook uw commentaren, vragen en suggesties die betrekking hebben op deze gids of op rampenbestrijding in het algemeen op prijs.
CEMAC TGG-002
XXVII. EINDE VAN HET VERHAAL Conclusies
Æ
Æ.
Aanbevelingen
Æ
Æ.
Æ.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 58 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ.
CEMAC TGG-002
Q
Ik heb deze gids gelezen - wat nu in praktijk ?
A
xx
Q
xx
A
xx
Q
xx
A
xx
Q
xx
A
xx
(te ontwikkelen op basis van bespreking met doelgroepen)
14
Frequently Asked Questions
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 59 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
XXVIII. FAQ14
CEMAC TGG-002
XXIX. LIJST VAN NUTTIGE AFKORTINGEN
A A ABC ADJ ADJ-DMH ADR ALARA AMB AMINAL ANPI AO ARAB AREI
Alfa Airway – Breathing - Circulation Adjunct Adjunct-Directeur Medische Hulpverlening Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route As Low As Reasonably Acceptable Ambulance Administratie voor Milieu, Natuur en Landschapsinrichting Association Nationale pour la Protection contre l’Incendie Area of Operations Algemeen Reglement voor de ArbeidsBescherming Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
B B BH BIG BRW BS BVVO B. Br. Ex. B. Vl. Ex.
Bravo Bovengrondse Hydrant Brandweer Infocentrum Gevaarlijke stoffen Brandweer Belgisch Staatsblad BeroepsVereniging der VerzekeringsOndernemingen Besluit Brusselse Executieve Besluit Vlaamse Executieve
C C C2 C3 CAMHIE CAR CAS CB CBM CC CC CC-FED CC-LOC CC-PROV CEMAC CGCCR CLW COORD COMAH CP CP-OPS
Charlie Command & Control Command, Control and Communications Computer-Assisted Modelling of HAZMAT Incident Emissions Capability Assessment for Readiness (FEMA) Chemical Abstracts Service (Registry Number) Civiele Bescherming Collectieve BeschermingsMiddelen CoördinatieComité CrisisCentrum Federaal Coördinatie-Comité (=CGCCR) Gemeentelijk Coördinatie-Comité Provinciaal Coördinatie-Comité Crisis & Emergency Management Centre Federaal Coördinatie-Comité Centrum voor Lucht- en Waterverontreiniging Coördinatie / Coördinator Control of Major Accident Hazards CommandoPost CommandoPost Operaties
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 60 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
De eerste vermelding bij elke letter van het alfabet is de benaming in het NATO spellingsalfabet dat (onder meer) gebruikt wordt bij radiocommunicatie.
D D dB DECON DGH DIN DMH DOC DSI Dst DVI
Delta Decibel Decontaminatie Dringende Geneeskundige Hulpverlening Deutsche IndustrieNorm Directeur Medische Hulpverlening Directeur Operationele Coördinatie (CP-OPS) Dienst Sociale Interventie (Rode Kruis) Dienst Disaster Victim Identification (Federale Politie)
E E EC EHBO EIP EN EOC EP EPZ ERIC EU EVAC Ex
Echo European Communities Eerste Hulp Bij Ongevallen Eerste-InterventiePloeg Europese Norm Emergency Operations Centre Emergency Planner Emergency Planning Zone Emergency Response Intervention Card Europese Unie Evacuatie Explosie
F F FANC FEDPOL freq
Foxtrot Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle Federale Politie Frequentie
G G GEVI GIS GPS GVF GZ
Golf GevaarsIdentificatienummer Geographical Information System Global Positioning System GeurVeiligheidsFactor Ground Zero
H H HAZMAT HC-100/… HIN hr HS
Hotel Hazardous Materials (Gevaarlijke Stoffen) HulpCentrum 100 / 101 / 112 Hoger Instituut voor de Noodplanning uur HoogSpanning
I I IHE IOD IPPC ISO
India Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie Interdisciplinair Operationeel Dispositief Integrated Pollution Prevention & Control International Standardisation Organisation
J J
Julliet
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 61 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
K K K.B. KBBF
Kilo Koninklijk Besluit Koninklijke Belgische BrandweerFederatie
L L LAB LC LD LEL LOG LPG LS LvO
Lima Laboratorium Lethal Concentration Lethal Dose Lower Explosion Limit Logistiek Liquified Petroleum Gases LaagSpanning Leider van de Operaties (BRW)
M M MAC MAC-C MAK MASCAL MB MC MED MEDOV MES MH MIP MLV MO MSDS MSP MUG
Mike Maximum Allowable Concentration MAC-Ceiling Maximale Arbeitsplatz Konzentration Mass Casualty Ministerieel Besluit MilieuCoördinator Medisch Medisch Oost-Vlaanderen (vzw) Metatechnisch EvaluatieSysteem (COMAH, BE) Militair Hospitaal Medisch InterventiePlan Medisch Logistiek Voertuig Ministeriële Omzendbrief Material Safety Data Sheet Medische Sanitaire Post Medische UrgentieGroep
N N n/a NBC NBN NF NFPA NIBRA n.o.s. NVBB
November not available / not applicable Nucleair, Biologisch, Chemisch Norme Belge / Belgische Norm Norme Français National Fire Protection Association (USA) Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NL) not otherwise specified Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand
O O OFFR OGS OR OSHA
Oscar Officier Ongeval met Gevaarlijke Stoffen OndernemingsRaad Occupational Safety & Health Act (USA)
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 62 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
P P Pa PBM PBW PCB PE POL ppb ppm PtP
Papa Pascal Persoonlijke BeschermingsMiddelen Preventie en Bescherming op de Werkplaats PolyChloorBifenyl Permanente Eenheid Politie parts per billion parts per million Point-to-Point
Q Q QA QC
Quebec Quality Assurance Quality Control
R R R&D REA Recce REG Res Rf RGIE RGPT RIR RK RV
Romeo Research & Development Reanimatie Reconaissance Regulatie Reserve Résistance feu (brandweerstand) Règlement Géneral sur les Installations Electriques (AREI) Règlement Géneral pour la Protection de Travail (ARAB) Relatief InhalatieRisico Rode Kruis Rendez-Vous (punt)
S S SCK SI SIE SIT SITREP SOP Sp
Sierra StudieCentrum voor Kernenergie (CEN) Système International Speciaal Interventie Escadron Snel InterventieTeam Situation Report (statusrapport) Standaard Operationele Procedure Support
T T TG TLV TLV-EEL TLV-STEL TLV-TGG TLV-TWA TOA Tp TREM TRI
Tango Technical Guide Threshold Limit Value Threshold Limit Value – Emergency Exposure Limit Threshold Limit Value – Short Term Exposure Limit Threshold Limit Value – Tijd Gewogen Gemiddelde Threshold Limit Value – Time Weighted Average Transfer of Authority Transport Transport Emergency (Card) Triage
U U UEL UN UZ
Uniform Upper Explosion Limit United Nations Universitair Ziekenhuis
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 63 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
VMP VR vtg Vz (Pl)
Victor VeiligheidsChecklist Aannemers Veiligheid, Gezondheid, Milieu Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning Vlaams Reglement inzake milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen Vooruitgeschoven Medische Post VeiligheidsRapport voertuig(en) Verzamelplaats
W W WAY-IN WAY-OUT WBR WHO
Whiskey Toegang tot het IOD - ingaand Toegang tot het IOD - uitgaand Whole Body Radiation World Health Organisation
X X
X-ray
Y Y
Yankee
Z Z
Zulu bron: www.cemac.org
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 64 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
V V VCA VGM VLAREM I VLAREM II
CEMAC TGG-002
XXX. Procedures en Checlists
In samenwerking met de Federale OverheidsDienst Binnenlandse Zaken en de door haar geraadpleegde deskundigen werd een aantal procedures en checklists opgesteld die nuttig kunnen zijn voor onderwijsinstellingen en die tevens deel kunnen uitmaken van het noodplan van de instelling. De vermelde procedures en checklists werden nagekeken en gevalideerd door experten en vertegenwoordigers van de overheid, waardoor men deze als correct en bindend mag beschouwen. Indien men als opsteller van een noodplan over dergelijke aspecten dient te overleggen met de lokale overheden, mogen deze procedures en checklists in principe niet door de lokale overheid in vraag gesteld worden. Dit document bevat enkele uitgewerkt procedures en checklists. Aanvullende checklists kan u hetzij in bewerkbaar document-vorm (meestal Word15) hetzij als onveranderbaar .pdf bestand vinden op de website www.crisis.be. Deze bijkomende dienstverlening wordt aangeboden enerzijds om de gebruikers in staat te stellen procedures en checklists zelf te gebruiken en aan te passen (bijvoorbeeld het logo van de instelling toe te voegen) zonder alle werk te moeten overdoen; en anderzijds om de documenten meer dynamisch te kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden.
Wat is een procedure ? Een procedure is een verzameling van handelingsopdrachten (taken) dewelke moeten of kunnen uitgevoerd worden om een gewenst resultaat te bekomen. Een procedure ‘Evacuatie’ zal bijvoorbeeld de opeenvolgende stappen beschrijven die moeten uitgevoerd worden om te beslissen tot evacuatie, om de personen ervan op de hoogte te brengen, om de lokalen te verlaten, om op eenzelfde plaats te verzamelen en dergelijke meer. Wat zijn belangrijke kenmerken van en vereisten voor een ‘procedure’ ? Æ een procedure beschrijft handelingen; Æ een procedure beschrijft de praktijk om een (meer globaal) plan in realiteit uit te voeren; Æ een procedure dient gestoelt te zijn op de realiteit (situatie ter plaatse, beschikbare mankracht, …); Æ een procedure moet opgebouwd zijn uit logische elementen en stappen die zo veel mogelijk overeenkomen met logisch en intuïtief handelen._
15
Word is een handelsnaam van de Microsoft Corporation.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 65 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
CEMAC TGG-002
CEMAC TGG-002 Wat is een checklist ? Een checklist is een opzoek- en/of controledocument. Het is een geheugensteun die men kan raadplegen - bijvoorbeeld tijdens het uitvoeren van een procedure. .
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 66 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Æ_
CEMAC TGG-002 Beschikbare documenten (in bijlage)
Procedure EVACUATIE Procedure INCIDENT GEVAARLIJKE STOFFEN Procedure BOMMELDING
Checklist CRISISCOMMUNICATIE
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 67 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
Checklist CRISISCENTRUM
STANDAARD OPERATIONELE PROCEDURE (SOP)
CEMAC TGG-002
EVACUATIE
A. TOEPASSINGSGEBIED - De procedure SOP-O/IR/E.001 zal worden toegepast in geval een collectieve ontruiming van een gedeelte of het geheel van de lokalen van een bedreigde of geteisterde inrichting wordt bevolen.
B. DOEL - De procedure SOP-O/IR/E.001 beoogt de veilige en snelle evacuatie van personen en dieren uit bedreigde of geteisterde gebouwen en/of installaties.
C. BEPERKINGEN - Van de procedure kan worden afgeweken indien de lokale omstandigheden of indien specifieke risico’s de veilige toepassing van SOP-O/IR/E.01 verhinderen. In dergelijk geval zal een aangepaste uitvoering van de procedure bepaald worden in overleg met de vertegenwoordigers van de openbare hulpdiensten. - De procedure zal niet worden toepast indien een hogere bestuurlijke overheid met reglementaire bevoegdheid terzake beslist andere procedures in uitvoering te brengen.
D. PROCEDURESTAPPEN (a) EVALUATIE - Een beslissing tot evacuatie zal afhangen van meerdere elementen: - de concrete en acute dreiging; - het gevaar van een evacuatie (paniek, ongevallen, …); - de middelen voorhanden om de evacuatie te organiseren; - omgevingsfactoren (zoals de weersomstandigheden). - Indien mogelijk dient - omwille van hun deskundigheid - met de vertegenwoordigers van de openbare hulpdiensten overlegd te worden over de evacuatiebeslissing. - In geval van reëel incident - bijvoorbeeld een zichtbare brand - dient men alle risico’s van blootstelling te beperken en mag niet geaarzeld worden om te evacueren. - In geval van extern risico is het in sommige gevallen beter binnen in de gebouwen en installaties te blijven.
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 68 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
SOP-O/IR/E.001
(c) UITVOERING - De evacuatie dient te gebeuren naar een vooraf vastgelegde en gekende VerzamelPlaats (VzPl); - De evacuatie dient te gebeuren onder leiding en begeleiding van personen eigen aan de instelling die geëvacueerd wordt; - Blootstelling van evacuerenden aan bijkomende gevaren moet zoveel mogelijk worden voorkomen (bijvoorbeeld het oversteken van een gevaarlijke verkeersweg); - Bij de evacuatie … - mogen geen liften gebruikt worden; - mag geen materiaal/materieel meegenomen worden; - dienen de lichten in de lokalen aan te blijven; - mogen de lokalen niet op slot gedaan worden; - mag niemand zonder toestemming van de BRW terug binnengaan; - dient het gebruik van gsm’s te worden verboden; - dient een controle van de lokalen te worden uitgevoerd om na te gaan of er geen personen zijn achtergebleven. - Op de VerzamelPlaats … - dienen de geëvacueerden zich in rust en kalmte op een logisch geordende wijze op te stellen; - moet zo vlug mogelijk de aanwezigheid worden gecontroleerd (zijn er vermisten ?); - dient het gebruik van gsm’s te worden verboden; - dienen personen met een EHBO-opleiding zich te ontfermen over de eventuele gewonden; - is het verlaten van de VzPl zonder toestemming van de BRW verboden; - dient het algemeen toezicht op de VzPl te worden opgenomen door de hoofdverantwoordelijke van de interventieploeg; - moeten de hulpdiensten worden opgevangen en dient te worden gerapporteerd over het verloop van de evacuatie (vermisten, gewonden, …). - ; (d) OPVANG
(e) NAZORG
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 69 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
(b) COMMUNICATIE - Na de beslissing tot evacuatie zullen de personen die de evacuatie zullen (bege)leiden alsook de aanwezigen in de lokalen zo vlug mogelijk geïnformeerd worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de aanwezige geluidssignalen (het evacuatiealarm), kan een gesproken boodschap uitgezonden worden (omroepsysteem), kan gebruik gemaakt worden van megafoons of kan men een persoonlijke melding uitvoeren. - Een systeem dat toelaat een gesproken en aan de omstandigheden aangepaste boodschap te geven, is het meest doeltreffend. - De methode dient voldoende betrouwbaar te zijn zodat men zeker is dat alle betrokkenen gewaarschuwd werden.
CEMAC TGG-002
CEMAC TGG-002
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 70 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
X. WAARSCHUWINGEN - De personen belast met de uitvoering van de procedure dienen erover te waken dat zij hun eigen veiligheid niet in gevaar brengen.
STANDAARD OPERATIONELE PROCEDURE (SOP)
CEMAC TGG-002
INCIDENT GEVAARLIJKE STOFFEN SOP-O/IR/H.001
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 71 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
TOE TE VOEGEN
STANDAARD OPERATIONELE PROCEDURE (SOP)
CEMAC TGG-002
BOMMELDING - UXD SOP-O/IR/S.012
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 72 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
TOE TE VOEGEN
CEMAC TGG-002
CHECKLIST (CXL)
CRISISCENTRUM - CC-ORG CXL-O/SP/G.001
B. DOEL
C. BEPERKINGEN
D. ELEMENTEN VAN DE CHECKLIST
X. WAARSCHUWINGEN
© CEMAC - www.cemac.org Noodplangids voor onderwijsinstellingen unclassified
- 73 v1.7 - may 2004
Noodplangids voor onderwijsinstellingen
A. TOEPASSINGSGEBIED