Voor de jeugd:
Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
2
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Inhoudsopgave
Samenvatting Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
4
1.
6 6 7 8 8 9
Uitgangspositie Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 1.1 Voorlopig wettelijk kader 1.2 Inzicht in de verschuiving van verantwoordelijkheden 1.3 Rotterdamse stand van zaken 1.3.1 Relevante ontwikkelingen afgelopen periode 1.3.2 Ontwikkelingen in de regio
2.
Uitgangspunten Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2.1 Probleemschets 2.2 Wat wil Rotterdam bereiken? 2.3 Wat gaat Rotterdam daarvoor doen? 2.3.1 Beoogde werking Rotterdams Jeugdstelsel
10 10 10 11 11
3.
De rollen van de gemeente 3.1 De gemeente als professioneel opdrachtgever 3.2 Rotterdam als resultaatgericht regisseur 3.3 Kwaliteit, toezicht en beleidsinformatie
27 27 28 30
4.
Organisatie en bekostiging 4.1 Budgettair kader 4.2 Naar meer vraagsturing: centraal inkopen, gebiedsgericht inzetten 4.3 De organisatie van de inkoop 4.4 Beheersbaarheid volume jeugdhulp 4.5 Inrichten bekostigingsrelatie
31 31 32 32 33 34
5.
Een nieuwe fase: voorbereiding en implementatie van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 5.1 Looptijd en doel voorbereidings- en implementatiefase 5.2 Vereiste transitie- en transformatie-resultaten per 1 januari 2015 5.3 De voorbereidings- en implementatiefase 5.4 Planning op hoofdlijnen
35 35 35 36 38
Bijlage 1 Bijlage 2
Lijst van gebruikte afkortingen Stand van zaken Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst
43 44
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
3
Samenvatting Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van ondersteuning, hulp en zorg aan de jeugd. Op dit moment zijn zij dat al voor de jeugdgezondheidszorg en het preventief jeugdbeleid. In een voorgenomen wetswijziging wordt alle geïndiceerde jeugdhulp, jeugd-geestelijke gezondheidszorg (JeugdGGZ) de aan jeugd met een verstandelijke beperking (Jeugd-VB) en de begeleiding en verzorging van jeugdige lichamelijk en zintuiglijke gehandicapten (LG en ZG) overgedragen aan de gemeenten. Het kabinet wil de volgende tekortkomingen aanpakken: •• er wordt onnodig veel gemedicaliseerd •• de samenwerking rond kinderen en gezinnen schiet tekort •• de druk op gespecialiseerde zorg is te hoog •• de jeugdzorg is te duur. Met de voorgenomen wijzing van de wet, krijgen we in Rotterdam een unieke kans om tot een eenvoudiger jeugdstelsel te komen. De hulp aan de jeugd en de ouders wordt beter. In een nieuw jeugdstelsel voorkomen we dat kinderen tussen wal en schip raken, is er altijd een hulpverlener verantwoordelijk, hoeven ouders en jeugdigen niet telkens opnieuw hun verhaal te vertellen, is er minder tijd voor bureaucratie nodig en dus meer tijd voor de hulp, krijgen professionals de ruimte en is hulp op een snelle en makkelijke manier binnen handbereik. Het Nieuw Rotterdams jeugdstelsel geeft antwoord op de vragen: hoe gaan we in Rotterdam de hulp en ondersteuning aan de jeugd inrichten en wat willen we daarmee bereiken? Wat wil Rotterdam bereiken? ”Meer kinderen in Rotterdam groeien op in een kansrijk en veilig thuis” is het doel waar we in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel aan werken. We moeten ervoor zorgen dat: 1. meer Rotterdamse jeugdigen opgroeien tot zelfredzame Rotterdammers 2. meer Rotterdamse opvoeders zelfredzaam zijn 3. jeugdhulp passend is (niet te zwaar en niet te licht) 4. hulp voor de jeugd sneller beschikbaar is 5. hulp voor de jeugd tegen aanvaardbare kosten is.
4
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Beoogde werking Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel We spreken de eigen kracht van de jeugd en hun ouders aan. Ouders/opvoeders zijn eerst verantwoordelijk, zij voeden hun eigen kind op. De jeugd en hun ouders staan er niet alleen voor. Ook familie, vrienden, buren, school en de sportvereniging spelen een rol in het leven van een gezin. Sommige ouders, kinderen en jongeren hebben ondersteuning nodig van professionals, de hulpverleners. Vanaf 2015 kunnen ze bij het wijkteam in hun eigen woonwijk terecht. Daar vormen generalisten (breed kijkende, goed opgeleide professionals) op wijkniveau een team. De medewerkers van dit team kennen elkaar goed. Dit wijkteam kan bij sommige kinderen besluiten dat er meer hulp nodig is dan een eenvoudig advies aan de opvoeders zelf. De breed inzetbare, deskundige medewerkers van het wijkteam benaderen dan zelf het gezin en vragen door naar de vraag achter de vraag. Ze geven zelf kortdurende hulp en voeren, als de verschillende hulptrajecten bij een gezin onderling afgestemd moeten worden, de casusregie. Het uitgangspunt bij het verlenen van jeugdhulp in de wijk is: het versterken van de eigen kracht van kinderen en hun ouders. Aansluiting op de eigen omgeving maakt de eigen kracht sterker. Het wijkteam verleent kortdurende hulp zelf. Soms kan een probleem niet worden opgelost door het wijkteam en is meer intensieve of specialistische jeugdhulp nodig. Of specialistische hulp. Zo kunnen er redenen zijn die het noodzakelijk maken om een jeugdige (tijdelijk) uit de wijk te halen. Bijvoorbeeld wanneer zijn veiligheid in het geding is of wanneer de hulp zo specialistisch is dat die niet in de eigen wijk kan worden gegeven. Dit is het geval bij residentiële zorg, pleegzorg, zeer gespecialiseerde dagbehandeling, jeugd-GGZ (nietwijkgerichte specialistische zorg en topklinische zorg) en jeugd-VB (dagbehandeling en residentiële zorg). Centrum voor Jeugd en Gezin en de organisatie voor jeugdbescherming In het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel hebben twee organisaties vanaf 2015 een sleutelrol. Het gaat om het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en een nieuwe
organisatie voor jeugdbescherming. Het CJG heeft in het Rotterdamse jeugdstelsel twee rollen. Eerst is zij “front office” voor burgers. Met taken van de klassieke jeugdgezondheidszorg, opvoedondersteuning en -advies. Als tweede krijgt het CJG een aantal belangrijke organisatorische en coördinerende taken voor de wijkteams en is het CJG belast met de organisatie van het diagnoseteam. Daarnaast stellen we in de regio één organisatie voor jeugdbescherming en het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) voor. Ook jeugdreclassering willen we hierin opnemen, maar daarvoor is nadere uitwerking nodig. Zo blijft specifieke kennis en ervaring beschikbaar. Die kennis is goed te verbinden met de wijkteams in Rotterdam. Onderwijs als vindplaats en werkplaats Het onderwijs is een belangrijke plek voor de jeugd. Het onderwijs ziet de behoefte aan jeugdhulp. Bovendien is op die plek ook aan de oplossing te werken. Met het onderwijs werken wij die specifieke positie nader uit. Het traject rond passend onderwijs hangt hiermee nauw samen. Rollen van de gemeente De gemeente vervult in het nieuwe jeugdstelsel twee rollen: opdrachtgever voor de instellingen en stelselregisseur. In deze twee rollen staat het maatschappelijk resultaat dat moet worden behaald centraal. In haar nieuwe rol als stelselregisseur moet de gemeente een doorbraak bereiken. Tot nu toe is een groot knelpunt in de jeugdzorg: het gebrek aan samenwerking en afstemming tussen de verschillende organisaties die een gezin ondersteunen. Rotterdam maakt afspraken met partners, die zich willen verbinden aan de doelen en het gewenste resultaat van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Bekostiging De inkoop van hulp gebeurt centraal. Op stedelijk niveau en in de Rotterdamse regio door de samenwerkende gemeenten. Op centraal niveau maakt Rotterdam afspraken over prijzen en de hoeveelheid af te nemen jeugdhulp. De wijkteams geven aan hoeveel hulp zij nodig hebben. Dit zal jaarlijks worden ingeschat. Wijkteams krijgen veel zeggenschap, op wijkniveau bestaat immers het beste zicht op de vraag naar jeugdhulp. Het Rijk bezuinigt bij de decentralisatie van de jeugdhulp 15%. Afhankelijk van de uitkomsten van het verdeelmodel zal dit percentage voor Rotterdam mogelijk hoger liggen. We kiezen voor 2015 en zonodig voor 2016 voor zoveel mogelijk financiële rust. Dat geeft instellingen de kans zich te richten op de inhoud. Rotterdam is er van overtuigd dat ook binnen een subsidierelatie zakelijk gestuurd kan worden op maatschappelijk resultaat. De beoogde besparingen worden gerealiseerd door slimmer te werken, meer inzet op preventie en signalering, zodat er later minder zware zorg nodig is. En door een versobering van de jeugdzorg.
Rotterdam heeft in het stelsel drie belangrijke mogelijkheden om de hoeveelheid zorg te beïnvloeden: 1. de wijze waarop de toegang tot jeugdhulp is georganiseerd. De generalistische professional in het wijkteam speelt een cruciale rol in het verminderen van de doorverwijzing naar professionele hulp 2. het budgetteren van wijkteams 3. professioneel centraal opdrachtgeverschap voor instellingen en stevige regie op de jeugdhulpsector. Interactief proces Over het ontwerp van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel is uitgebreid overlegd met jeugdhulpaanbieders en jeugdinstellingen. Samen met hen geven we het nieuwe stelsel vorm. We nemen niet alleen bestuurders mee in de ontwikkelingen. In 2013 staan de professionals centraal in de communicatie. Het is belangrijk dat zij in de nieuwe uitgangspunten geloven en er goed mee kunnen werken. Daarom vragen wij de betrokken organisaties om te kijken wat het voor hen betekent om het nieuwe jeugdstelsel uit te voeren. Ook betrekken we degenen om wie het uiteindelijk gaat: de Rotterdamse jeugd en hun ouders. Wij zijn in gesprek met de jeugd, hun ouders en partijen die hen vertegenwoordigen. We vragen cliëntenraden van jeugdhulpinstellingen om hun mening over dit ontwerp en betrekken hen op langere termijn bij de decentralisatie van de jeugdzorg. Implementatie Iedere grote stelselwijziging kent drie stappen: richten (ideeën ontwikkelen en ontwerp vaststellen), inrichten (vertalen naar werkprocessen, uitvoeringsregels, informatiemanagement/ ICT, organisatie-aanpassingen en personeelsbeleid) en verrichten (op de gewenste nieuwe manier werken). Dit geldt ook voor het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Het stadium van richten nadert zijn einde. Nu breekt de fase aan waarin we dit vertalen in de praktische inrichting, de implementatiefase. Voor de komende periode onderscheiden we vijf grote implementatieprojecten: 1. inkoop en bekostiging jeugdhulp 2. ketenprocessen en (sturings)instrumentarium 3. informatiemanagement / ICT 4. organisatie-inrichting 5. professionalisering. We werken aan een aantal systeemdoorbraken in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Daarmee verbeteren we hulpverlening en ondersteuning voor Rotterdamse gezinnen. Zodat meer kinderen opgroeien in een kansrijk en veilig thuis.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
5
1. Uitgangspositie Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Met de herziening van het jeugdstelsel wil het kabinet de volgende tekortkomingen aanpakken: •• er wordt onnodig veel gemedicaliseerd •• de samenwerking rond kinderen en gezinnen schiet tekort •• de druk op gespecialiseerde zorg is te hoog •• de jeugdhulp is te duur. Met de voorgenomen wijzing van de wet, krijgen we in Rotterdam een unieke kans om tot een eenvoudiger jeugdstelsel te komen. De hulp aan de jeugd en de ouders wordt beter. In een nieuw jeugdstelsel voorkomen we dat kinderen tussen wal en schip raken, is er altijd een hulpverlener verantwoordelijk, hoeven ouders en jeugdigen niet telkens opnieuw hun verhaal te vertellen, is er minder tijd voor bureaucratie nodig en dus meer tijd voor de hulp, krijgen professionals de ruimte en is hulp op een snelle en makkelijke manier binnen handbereik. De decentralisatie van de jeugdzorg bestaat uit transitie en transformatie. Onder transitie verstaan we de overdracht van de bevoegdheden en de taken. Bij de transformatie gaat het over nieuwe werkprocessen en werkwijzen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in het voorlopige wettelijke kader en de overdracht van verantwoordelijkheden. Daarnaast wordt aangeven aan welke eisen het nieuwe jeugdstelsel moet voldoen. Ter voorbereiding op de stelselwijzing zijn verschillende inhoudelijke verbeteringen op het gebied van jeugdhulp doorgevoerd, waarmee is voorgesorteerd op de decentralisatie.
1.1 Voorlopig wettelijk kader In de nieuwe Jeugdwet neemt de gemeente de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp over van de ministeries van VWS en Veiligheid en Justitie, de provincies (stadsregio’s) en de zorgverzekeraars. Om de verkokering te doorbreken, valt de decentralisatie samen met een aantal andere stelselwijzigingen (decentralisatie AWBZ, Participatiewet). In augustus 2012 is de commissie jeugd, onderwijs,
6
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
cultuur en sport (JOCS) per brief geïnformeerd over de procesgang van de consultatie op het conceptwetsvoorstel over de herziening van het jeugdstelsel. Het definitieve wetsvoorstel is nog niet openbaar. De volgende informatie is ontleend aan onze contacten met het Rijk. In het wetsvoorstel is de definitie van jeugdhulp breed. Jeugdhulp omvat ten eerste ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij psychische, psychosociale, gedrags- en opvoedingsproblemen of problemen met omgaan met een verstandelijke beperking. Ook het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking of psychosociaal probleem en het ondersteunen van activiteiten die zich richten op persoonlijke verzorging maken onderdeel uit van de jeugdhulp. Zowel de jeugd geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-GGZ) als de zorg voor verstandelijk beperkten (Jeugd-VB) gaat straks geheel onder de Jeugdwet vallen. Ook de begeleiding en verzorging van jeugdigen met een lichamelijke of zintuiglijke handicap (LG/ZG) worden straks de verantwoordelijkheid van de gemeente. Door de brede omschrijving van jeugdhulp is de gemeente dadelijk verantwoordelijk voor alle kwaliteitseisen rond verantwoorde zorg. Er is in het wetsvoorstel een onderscheid tussen hulpverlening en preventie, waarvoor de gemeente ook verantwoordelijk is. Voor preventie gelden andere kwaliteitseisen. Er is gekozen voor één landelijk kwaliteitsregime, waar een landelijke inspectie toezicht op gaat houden. Naast de jeugdhulp en de preventie wordt de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdbeschermingsmaatregelen en maatregelen in het kader van jeugdreclassering. Het Rijk kadert hierbij de gemeentelijke sturing in. Nadere afspraken over samenwerking met (gecertificeerde) instellingen zullen vastgelegd worden in protocollen. Veel moet worden geregeld in overleg met instellingen door middel van protocollen of afspraken. Daarnaast zal het Rijk een aantal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) opstellen. De medisch specialist (bijv. huisarts) kan straks ook verwijzen naar jeugdhulp. De huisarts heeft dan bij niet-
somatische problemen de keuze uit het gehele palet van jeugdhulp. Het Rijk verplicht gemeenten afspraken te maken met huisartsen en zorgverzekeraars. Gemeenten kunnen deze afspraken benutten om de toegang tot de jeugdhulp vanuit de huisarts te structureren. Op deze wijze is beheersing van kosten mogelijk. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) zullen straks als één organisatie, het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), doorgaan. Het AMHK valt dan onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het Rijk ambieert om 1 juli 2013 het wetsvoorstel in te kunnen dienen bij de Tweede Kamer. Vlak daarvoor worden in de meicirculaire het (historische) verdeelmodel en budget per gemeente bekend gemaakt. Daarmee wordt ook duidelijk wat de omvang van het Rotterdamse budget zal zijn voor 2015. Op uiterlijk 1 januari 2014 wil het Rijk de definitieve Jeugdwet en de AMvB’s gereed hebben. Bij de meicirculaire in 2014 informeert het Rijk de gemeenten over het objectieve verdeelmodel en het ingroeipad van het historisch budget naar het normatieve budget.
AWBZ
Jeugd-VB; Jeugd ZG en -LG en PGB voor Jeugd-VG/ Jeugd-GGZ
1.2 Inzicht in de verschuiving van verantwoordelijkheden Per 1 januari 2015 wordt de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp neergelegd bij de gemeenten. Bij de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel dient de overdracht van taken en verantwoordelijkheden van de latende naar de ontvangende partijen zorgvuldig te gebeuren. De decentralisatie van de jeugdzorg betekent dat Rotterdam taken en verantwoordelijkheden overgedragen krijgt van het Rijk en de stadsregio Rotterdam. Het gaat hierbij om de volgende taken: toegangstaken tot de geïndiceerde jeugdzorg, inkoop geïndiceerde jeugdzorg, uitvoering AMK uitvoering jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) en gesloten jeugdzorg, uitvoering kindertelefoon1. Tevens worden vanuit het Rijk de taken rondom Jeugd-GGZ en de hulp aan verstandelijk beperkten en begeleiding en verzorging van jeugdige lichamelijk of zintuiglijke gehandicapten overgedragen aan de gemeente. Ter voorbereiding op de overdracht van taken en verantwoordelijkheden zal een aantal acties worden ondernomen, om de continuïteit op zorg voor cliënten die in zorg zitten dan wel op zorg wachten, te kunnen garanderen.
OUD
NIEUW (2015)
Rijk
Rijk
Zorgverzekerings wet
AWBZ
Gesloten jeugdzorg
Jeugd-GGZ
Zorgverzekeringswet
Gemeenten
(Jeugdzorg plus)
Nieuwe Jeugdwet
Provincie / stadsregio Wet op de jeugdzorg
Ambulante zorg, dagbehandeling, open residentiële zorg, pleegzorg, spoedeisende zorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering
Gemeenten Wmo, Wpg, Wet op de jeugdzorg (CJG) Jeugdgezondheidszorg, opvoed- en opgroeiondersteuning, licht ambulant
• • • • • • • • • • • • • •
CJG als frontoffice Ambulante zorg Dagbehandeling Open residentiële zorg Pleegzorg Spoedeisende zorg Gesloten jeugdzorg (Jeugdzorg plus) Jeugdbeschermingsmaatregelen Jeugdreclasseringsmaatregelen Jeugd-VG Jeugd-ZG en –LG (begeleiding en verzorging) Jeugd-GGZ PGB o.b.v. Jeugd-GGZ of Jeugd-VG (kanbepaling) Kindertelefoon
1 Naar verwachting zal de kindertelefoon landelijk door gemeenten georganiseerd worden
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
7
1.3 Rotterdamse stand van zaken Ter voorbereiding op de stelselwijziging is in 2012 ‘De Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015 Decentralisatie van de jeugdzorg’ opgesteld. In de Rotterdamse ontwikkelagenda is aangegeven wat de stelselwijzing voor Rotterdam betekent, welke inhoudelijke vraagstukken er spelen en welke ontwikkelopgaven worden opgepakt. Afgelopen jaar is met vele Rotterdamse jeugdinstellingen en jeugdhulpaanbieders gewerkt aan de ontwikkelopgaven, onder meer binnen de vier Rotterdamse proeftuinen. Tegelijkertijd zijn de acties uit ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst (IKW)’ ter hand genomen. Daarnaast besteedt ook het Nationaal Programma op Zuid aandacht aan de ontwikkeling van kinderen, bijvoorbeeld in het kader van de Children’s zone. Met de Startfoto zijn in Rotterdam het zorggebruik en de zorgkosten van de jeugd in 2010 en in 2011 in beeld gebracht. Feiten en cijfers Aantal jeugdigen in Rotterdam (0 tot 23 jaar) 164.296 (2011) Zelfredzaam 76,7%1 Beperkt zelfredzaam 18,2%1 Kwetsbaar: 5.1 %1
€ 190 mln (2011) Bezuiniging € 20 mln (2017) Gebruik jeugdzorg (2011): Preventieve zorg
9000 trajecten
€ 49,9 mln4.
Jeugd- en opvoedhulp
3200 jeugdigen
€ 40,4 mln.
Maatregel jeugdbescherming en jeugdreclassering
3700 jeugdigen
€ 15,2 mln.
Jeugd GGZ
7000 jeugdigen
€ 21 mln.
Jeugd LVB zorg2
200 - 300 jeugdigen
€ 20 mln.
1
Inschatting 0 - 18-jarigen op basis van Jeugd Rijnmond in beeld.
2
De hele VB-groep is groter, maar zat nog niet in de Startfoto.
3
€ 43,9 mln. kosten nog niet verder te delen.
4
Bevat ook de kosten voor collectieve voorzieningen.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
1.3.1 R elevante ontwikkelingen afgelopen periode
De afgelopen periode is reeds voorgesorteerd op de stelselwijziging. Met name op het gebied van samenwerking met de jeugdhulpaanbieders en jeugdinstellingen zijn vele ontwikkelingen gaande. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de stand van zaken. Voor een gedetailleerde toelichting op de IKWactiepunten en de proeftuinen verwijzen wij naar bijlage 2. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Eén van de belangrijkste resultaten van IKW was het realiseren van de CJG’s in alle gemeenten in de stadsregio. Sindsdien is de stichting CJG-Rijnmond doorontwikkeld, waardoor deze een steeds belangrijkere rol inneemt in de wijk als het gaat om signaleren en het toeleiden naar hulp. Hiermee bereidt het CJG-Rijnmond zich voor op de stelselwijzing en haar toekomstige trekkersrol in het wijkteam.
Decentralisatie Jeugdzorg
8
Naast de decentralisatie van de jeugdzorg werken we ook aan de voorbereiding van decentralisatie van de begeleiding en verzorging uit de AWBZ naar de WMO en de invoering van de Participatiewet. Wij staan voor een integrale aanpak van de transformatie van (jeugd)zorg, welzijn en activering. Met deze integrale transformatie geven wij opnieuw kleur aan een sociale strategie voor Rotterdam. Voor deze strategie actualiseren we de indeling van Rotterdammers in zelfredzaam, beperkt zelfredzaam en kwetsbaar. De jeugd tot 23 jaar is ook in deze indeling verwerkt. Tegelijkertijd met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel ontvangt de raad een gezamenlijke visie op deze transformatie en een toegangsmodel dat zowel voor jeugd als volwassenen bruikbaar is. In dit plan beschrijven we de specifieke aspecten van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel.
Het CJG richt zich op een gezonde ontwikkeling van kinderen en op opvoedingsvragen en -problemen. Daarnaast speelt het een belangrijke rol in de signalering, de beoordeling van risico’s en het oplossen van problemen. Om de samenwerking met andere professionals (huisartsen, verloskundigen) in de jeugdgezondheidszorg te verbeteren zijn met verschillende partijen afspraken gemaakt over afstemming en overdracht van gegevens. Zorgcoördinatie Rotterdam heeft sinds 2009 per deelgemeente werkafspraken gemaakt om hulp zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen: de Staal+ afspraken. Zorgcoördinatie draagt bij aan effectievere en snellere hulp en zorg aan mensen met multiproblematiek. Zorg wordt afgestemd, signalen worden eerder gedeeld, voortgang scherp bewaakt en waar nodig wordt ingegrepen om te realiseren dat de juiste zorg wordt geboden. Onbedoeld heeft de zorgcoördinatie ook geleid tot het oplossen van problemen die eigenlijk lager in het systeem door hulpverlenende instellingen zelf opgelost zouden moeten worden. Daarnaast is het systeem complex
geworden met verschillende leeftijdsgrenzen en eigen aanpakken voor specifieke thema’s. Om die reden is het nu tijd de zorgcoördinatie te vereenvoudigen. In hoofdstuk 2.3.1 met name onder punten 6 en 9 zijn de voorstellen opgenomen om de zorgcoördinatie te vereenvoudigen.
Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst, ronden we IKW als afzonderlijk programma af. Het grootste deel van de acties is gerealiseerd. De acties die nog open staan, worden meegenomen in het programma Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel.
Aansluiting onderwijs Een belangrijk deel van het leven van kinderen en jongeren speelt zich af op school en/of bij de kinderopvang. School en de kinderopvang is een plek waar de eerste signalen van problemen opgevangen kunnen worden. Het is ook de werkplaats waar problemen bij kinderen en jongeren aangepakt kunnen worden. Ten slotte zijn scholen en kinderopvang een belangrijke speler in het goed doorsluizen van problemen waar aanvullende hulp bij nodig is, of die buiten de muren van de school/kinderopvang een aanpak verdienen. Met IKW zijn verschillende acties ondernomen om de aansluiting tussen het CJG en kinderopvang en scholen te verbeteren. Uit de resultaten blijkt dat de aansluiting met het onderwijs extra aandacht behoeft. Door middel van proeftuinen wordt momenteel geëxperimenteerd met een betere aansluiting van onderwijs en kinderopvang op hulp voor jeugd.
1.3.2 Ontwikkelingen in de regio
Drang en dwang In september 2012 is gestart met de proeftuin Jeugdbeschermingsplein. Deze proeftuin is gericht op het ontwikkelen van een sluitende aanpak voor gezinnen waar ernstige zorgen bestaan omtrent de (fysieke) veiligheid en de ontwikkeling van kinderen én waarbij hulpverlening binnen een vrijwillig kader onvoldoende op gang komt of tot onvoldoende resultaat leidt.
Om de overgang naar het nieuwe stelsel zo goed mogelijk te laten verlopen worden door gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond parallel drie plannen gemaakt. 1. Het transitieplan van de stadsregio (de latende partij) geeft aan welke verantwoordelijkheden en taken moeten worden overgedragen aan de gemeenten en op welke wijze dit moet gebeuren. 2. Het implementatieplan van de samenwerkende gemeenten gaat in op de toekomstige samenwerking tussen de gemeenten in de regio RotterdamRijnmond, met name op het gebied van gezamenlijke inkoop van jeugdhulp. 3. Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel vormt het ontwerp voor het Rotterdamse jeugdstelsel. Andere gemeenten zullen eveneens een eigen plan ontwikkelen voor hun specifieke gemeentelijke taken. Het implementatieplan is op 18 april 2013 vastgesteld. Het transitieplan is door de portefeuillehouders akkoord bevonden en wordt voorgelegd aan het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam.
Met het Jeugdbeschermingsplein wordt ook gewerkt aan een verbeterde samenwerking tussen het AMK en ASHG. Deze twee meldpunten zullen in de toekomst worden samengevoegd tot het AMHK. Tevens zijn samenwerkingsafspraken gemaakt tussen het Jeugdbeschermingsplein en het Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond (VHRR). Vernieuwend aan de aanpak is de intensieve betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) op lokaal niveau, de rol van de gemeente als voorzitter van het Jeugdbeschermingsplein, de betrokkenheid van jeugdinstellingen uit het vrijwillig kader (jeugdhulpaanbieders en organisaties zoals MEE en CJG) en de mogelijkheid tot drangaanpak waarbij een onderzoek door de RvdK als stok achter de deur dient.
In 2012 hebben de gemeenten in de stadsregio Rotterdam ingestemd met het Programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg2. De gemeenten werken samen om een aantal opgaven voor de toekomst van de jeugdhulp uit te werken en te verdiepen. Deze uitwerking en verdieping zijn tot stand gebracht door middel van drie werkgroepen, te weten de werkgroep signalering, diagnosestelling en toeleiding, de werkgroep jeugdbescherming en jeugdreclassering en de werkgroep sturing en financiering. De wethouders in de regio hebben eind 2012 kennis genomen van de eindrapporten van de drie werkgroepen en hebben hierop in samenwerkingsverband vervolgopdrachten gegeven die betrekking hebben op het vormen van een sterke pedagogische civil society, de gezinsgeneralist, invulling van de begrippen inclusieve en exclusieve voorzieningen, inkoop van jeugdhulp en sturingsindicatoren.
Professionalisering De afgelopen periode is ingezet op verbeteringen in de professionalisering van jeugdwerkers, onder meer door een gezamenlijke visie, de organisatie van een focusdag voor werkers in de jeugdhulp, door actieve kennisuitwisseling tussen gemeenten, instellingen en hogescholen en het opstellen van Rotterdamse competenties voor jeugdhulpwerkers. Met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel en de in bijlage 1 opgenomen stand van zaken van het actieprogramma 2 Programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg, samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam 2012-2015.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
9
2. U itgangspunten Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
2.1 Probleemschets In juni 2012 constateerden we dat een fundamentele vernieuwing van welzijn en zorg nodig is. De vernieuwing moet een antwoord geven op een aantal grote uitdagingen van deze tijd. Welzijn en zorg staan onder druk: de onduidelijke effectiviteit, de stijgende kosten en te ver doorgeschoten bureaucratisering en professionalisering. Het jeugdhulpaanbod is versnipperd en cliënten hebben met teveel instellingen te maken. Er is een toenemende hulpvraag en de middelen nemen af3. Dat geldt niet alleen voor de decentralisatie van de jeugdzorg, maar ook voor de nieuwe Participatiewet en de decentralisatie van de begeleiding en verzorging uit de AWBZ. Bij de decentralisaties draait het om het versterken van de eigen kracht, een eenduidige toegang, het voorkomen dat Rotterdammers hun hele verhaal telkens opnieuw moeten vertellen en het organiseren van kortdurende ondersteuning, hulp en zorg dichtbij de Rotterdammers in een wijkteam. Het jeugdstelsel sluit hier naadloos op aan. Er is een paradox in Nederland: met de meeste kinderen gaat het goed, maar tegelijkertijd heeft één op de zeven kinderen een indicatie voor specialistische zorg of speciaal onderwijs. Uit de vele analyses die de afgelopen jaren zijn gemaakt blijkt dat kansen voor kinderen en jongeren vergroot kunnen worden wanneer aansluiting wordt gezocht bij hun eigen leefsituatie. Een voorbeeld is het recente advies van commissie de Winter over de jeugdgezondheidszorg. De strekking van dit advies is dat door normaliseren, ontzorgen en versterking van eigen kracht niet het probleem, maar de oplossing centraal kan komen. Het huidige jeugdstelsel belemmert het bieden van integrale hulp aan jeugdigen en gezinnen door de verkokerde financieringsstromen en aansturing. Dit maakt dat het binnen het huidige stelsel niet mogelijk is de kanteling te maken die overal als urgent ervaren wordt: minder beroep op intensieve jeugdhulp door het versterken van de eigen kracht, van preventie en het
bieden van integrale jeugdhulp. Met als resultaat een betere leefsituatie voor de jeugdige en het gezin.
2.2 Wat wil Rotterdam bereiken? ”Meer kinderen in Rotterdam groeien op in een kansrijk en veilig thuis”. De ambitie van het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst (IKW) heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. Bij de inrichting van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel blijft dit dus het doel waar we aan werken. Hierbij richten we ons op kinderen en jongeren tot 23 jaar en hun ouders. Hoewel de decentralisatie jeugdzorg zich beperkt tot zorg voor jeugdigen tot 18 jaar wordt steeds duidelijker dat de leeftijdsgrens van 18 jaar op een groot aantal terreinen achterhaald is. Jongeren raken na hun 18e natuurlijk in formele zin volwassen, maar op het terrein van scholing, strafrecht, reclassering en (geestelijke) gezondheid is continuïteit van aandacht cruciaal. Zo ontwikkelen psychische problemen zich vaak in de (late) adolescentie. Aandacht voor specifieke problemen en continuïteit van zorg is dan van groot belang. Het beleid richt zich daarom op de groep tot 23 jaar. De IKW-ambitie is geformuleerd op maatschappelijk niveau. De ontwikkelagenda decentralisatie jeugdzorg heeft de ambitie aangevuld met een aantal procesmatige uitgangspunten: “Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet4”. Bij verantwoordelijkheid hebben hoort verantwoording afleggen. Voor de fase waarin Rotterdam daadwerkelijk eindverantwoordelijk is voor de jeugdhulp in al zijn verschijningsvormen, zullen we moeten zorgen voor concretisering van visionair geformuleerde maatschappelijke doelen in meer operationele doelen die we met prestatie-indicatoren meetbaar kunnen maken. Voor een resultaatgerichte overheid staan drie vragen centraal: ‘Wat willen we bereiken?’, ‘Wat gaan we daarvoor doen?’ en ‘Wat mag het kosten?’.
3 College van Burgemeester en Wethouders, 14 juni 2012, kenmerk 975820 4 Decentralisatie van de jeugdzorg. De Rotterdamse ontwikkelagenda 2012 – 2015.
10
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
We werken met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel aan vijf doelen: 1. meer Rotterdamse jeugdigen groeien op tot zelfredzame Rotterdammers; 2. meer Rotterdamse opvoeders zijn zelfredzaam 3. passende jeugdhulp (niet te zwaar en niet te licht) 4. jeugdhulp die sneller beschikbaar is 5. jeugdhulp tegen aanvaardbare kosten.
9.
2.3 Wat gaat Rotterdam daarvoor doen? Het halen van de doelen vereist dat Rotterdam de hulp aan de jeugd anders organiseert. De belangrijkste uitgangspunten voor de inrichting van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zijn5: 1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
8.
Rotterdam benut kansen bij de jeugd en richt zich op brede talentontwikkeling van alle Rotterdamse kinderen. Thuissituatie, onderwijs en het vrijetijdsdomein vormen de basis en dagen uit voor een brede ontwikkeling. Ouders/opvoeders zijn eerst verantwoordelijk voor hun kinderen, zij voeren de regie over de opvoeding van hun eigen kind. Professionele hulp is erop gericht gezinnen zo toe te rusten, dat zij zoveel als mogelijk vanuit de eigen kracht en het eigen sociale netwerk oplossingen vinden voor eventuele problemen. De pedagogische civil society (de omgeving van het gezin: bewoners, familie, verenigingen) kan een positieve invloed hebben op de opvoeding. Als dat nodig is, kan een ouder of jeugdige gebruik maken van het aanbod op het gebied van informatie en advies binnen het CJG en wijkteam. Dit generalistisch wijkteam bestaat uit breed kijkende, goed opgeleide professionals, werkzaam op wijkniveau. We vertrouwen op de deskundigheid van de professional. Daarom bieden we de professional ruimte en mandaat om zijn/haar taken uit te voeren. Tegelijkertijd stellen we eisen aan de competenties en de kwaliteit. We bieden goede kaders waarbinnen gewerkt kan worden. Een kritische analyse aan de voorkant is de basis: we willen dat er goede, brede vraagverheldering plaatsvindt, zodat de juiste interventies plaatsvinden. Niet meer dan nodig, maar ook niet te weinig of te laat. Eenvoudige vragen worden eenvoudig opgelost. Het wijkteam is in staat om een groot deel van de hulp zelf te verlenen en voert casusregie. We werken outreachend. Op basis van signalen van bijvoorbeeld scholen gaat de professional naar de burger toe. We zijn er vroeg bij, zodat eventuele problemen met lichte ondersteuning kunnen worden verholpen. Daarnaast werken we ook digitaal. Het motto ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’ blijft leidend. Voor alle stimulering, ondersteuning en hulp aan
10. 11.
12.
13. 14. 15.
een kind geldt dat het op het hele systeem van het gezin is gericht. Als gezinnen vanuit verschillende kanten hulp en ondersteuning krijgen aangeboden, dan komt dat samen in één plan. Mocht het zo zijn dat de situatie voor het gezin zo complex wordt dat er regie nodig is, dan is er altijd maar één iemand tegelijkertijd met de casusregie belast. We vereenvoudigen de zorgcoördinatie door maximaal in te zetten op casusregie in het wijkteam. De procescoördinatie brengen we terug naar het absolute minimum; het is zuiver gericht om vastgelopen casussen op hoger niveau tussen instellingen weer vlot te trekken. De hulp wordt zo dichtbij mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving van het gezin en het kind gegeven. Soms kan een probleem niet opgelost worden door inzet vanuit het wijkteam alleen en is het nodig dat het wijkteam meer hulp inroept, zo nodig (tijdelijk) buiten de wijk. Dit kan jeugdhulp zijn die de generalist niet zelf kan bieden of specialistische hulp. Dit is het geval bij: residentiële zorg, pleegzorg, dagbehandeling, onderdelen van de huidige Jeugd-GGZ (de niet-wijkgerichte specialistische zorg en topklinische zorg) en JeugdVB (dagbehandeling en residentiële zorg). De taken op het gebied van toeleiding en diagnose die nu versnipperd zijn over meerdere instanties worden zoveel mogelijk geïntegreerd in de wijkteams en diagnoseteams. De werkwijze is betaalbaar, goed toegankelijk voor cliënten en van goede kwaliteit. De beheersing van het zorgvolume is een speerpunt. Wanneer de veiligheid of de ontwikkeling van het kind in het geding is, dient snel actie te worden ondernomen. We beperken de bureaucratie en versimpelen procedures: administratieve handelingen worden teruggedrongen, dubbels in indicatieprocessen worden verwijderd.
Samenvattend is de Rotterdamse aanpak dus zowel kansgedreven als risicogericht. De omgeving (sociaal, fysiek, educatief) speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen tot gezonde en zelfredzame volwassenen. Beleid richt zich op het ondersteunen van deze omgevingsfactoren ten behoeve van de ontwikkeling van kinderen.
2.3.1 Beoogde werking Rotterdams Jeugdstelsel
Rotterdam is een jonge stad met veel diversiteit. Met een aantal illustraties verbeelden we hoe Rotterdam de jeugdhulp in de praktijk vorm wil geven. We stellen het perspectief van een gezin in een Rotterdamse wijk centraal, omdat we vanaf wijkniveau het best kunnen inspelen op die diversiteit. Jeugdhulp werkt het beste als het hele gezinssysteem wordt bezien. We kiezen voor een gezinsbenadering, dit kan dus ook betekenen hulp aan de ouders/opvoeders van de jeugdige of hulp aan broertjes of zusjes.
5 Grotendeels gebaseerd op de visie op toegang tot activering, welzijn & zorg, zoals die opgesteld is voor de samenhang tussen de 3 decentralisaties.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
11
1. Opgroeien en opvoeden Ieder kind moet de kans krijgen zich te ontwikkelen tot een zelfredzame volwassene die zich kan inzetten voor zijn sociale omgeving en de maatschappij; een volwassene die participeert. Dit betekent een focus op kansen: een gezonde positieve opvoeding, de mogelijkheid een opleiding af te maken, talentontwikkeling en participatie in de samenleving. Een stimulerende, gezonde en veilige omgeving draagt bij aan deze kansen voor kinderen.
De ouders zijn het belangrijkste baken in de ontwikkeling van het kind. Zij voeren de regie over de opvoeding van hun eigen kind. Elke ouder wil het beste voor zijn kind. Ongeacht de gezinssamenstelling. Ouders voeden op vanuit hun eigen kracht, hun eigen deskundigheid, hun eigen draagkracht en hun eigen normen en waarden. Het is belangrijk dat ouders de ruimte krijgen en hierover in hun directe omgeving en samen met anderen van gedachten wisselen. Vragen over opvoeding horen bij het leven en dienen niet geproblematiseerd te worden.
Zij zijn ook essentiële samenwerkingspartners wanneer professionals hulp verlenen aan jeugdigen en hun ouders. Voor jeugdigen vormen ook de social media netwerken een wezenlijk onderdeel van hun sociale omgeving. De pedagogische civil society is in sommige wijken zwak en heeft daar stimulans nodig. Rotterdamse jeugdigen laten opgroeien tot zelfredzame burgers en meer zelfredzame Rotterdamse opvoeders zijn kwesties van een lange adem. We hebben alle Rotterdamse organisaties hierbij nodig. De deelgemeenten hebben hier op dit moment een rol in. Hoe zij deze rol bij de omvorming tot stadskwartieren gaan vervullen, is nu nog niet duidelijk. Dit vraagt inzicht per wijk in wat er speelt; wat zijn de risicofactoren en wat zijn de sterke kanten? Kansen liggen vaak niet alleen op het gebied van opvoeding, preventie en jeugdhulp, maar ook binnen andere domeinen, bijvoorbeeld de inrichting van de buitenruimte, de sportmogelijkheden, de veiligheid op straat, mogelijkheden voor bijbaantjes, etc. Versterking van de omgeving van kinderen en gezinnen vraagt om brede inzet op kansen voor de jeugd. De gemeente brengt voor de verschillende domeinen in kaart wat de benodigde bijdrage zou moeten zijn voor het versterken van de omgeving ten behoeve van kinderen en jongeren. Initiatieven vanuit de informele netwerken die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opvoedomgeving kunnen gestimuleerd worden vanuit de gemeente. Goede initiatieven worden in kaart gebracht, gevolgd of doorontwikkeld. Met behulp van deze informatie worden keuzes gemaakt voor ondersteuning.
Digitaal is informatie over opgroeien en opvoeden beschikbaar voor Rotterdammers. Voor jeugd en ouders is informatie beschikbaar over wat er te doen is op de CJG’s, op scholen, in de kinderopvang, op sportief gebied, en dergelijke. Fun(X) het jongerinfo platform speelt hierin een rol. Via internet kunnen jeugdigen en opvoeders informatie, advies en voorlichting verkrijgen. Betrouwbaar, helder en laagdrempelig. 2. De pedagogische civil society Ouders staan er niet alleen voor: ook familie, buren, vrienden, de school, de sportvereniging, het kinderdagverblijf, geloofsgemeenschap en professionals in het jeugddomein geven vorm aan het pedagogische klimaat waarin kinderen en jongeren opgroeien. Wanneer deze pedagogische civil society goed werkt, versterkt dit de opvoeding. In een goed functionerende pedagogische civil society bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jeugdigen, familieleden en buurtbewoners, maar ook leraren, buddy’s, sportcoaches en andere vrijwilligers zijn betrokken bij het opvoeden en opgroeien van jeugdigen. De rol van de andere opvoeders is in de ontwikkeling van kinderen van groot belang; zij kennen de kinderen en de ouders en zijn vaak degenen die problemen als eerste signaleren.
12
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en heeft zijn eigen capaciteiten. Soms zijn er beperkingen of problemen en is het nodig dat ouders en/of jeugdigen ook bij alledaagse problemen een steuntje in de rug krijgen van een daartoe opgeleide professional. Een ouder of jeugdige kan dan gebruik maken van het aanbod op het gebied van informatie en advies binnen de wijk. Opvoedondersteuning door professionals wordt afgestemd op de behoefte en bestaande netwerken in de wijk.
Ouders kunnen terecht bij het CJG, het laagdrempelige loket voor alle vragen over de jeugd van 0 tot 23. Het CJG kan behoeften onderzoeken, bestaande activiteiten ondersteunen. Het CJG doet dit als spil in het netwerk van organisaties en initiatieven die met ouders en jeugdigen werken in de wijk. Het kan nieuwe activiteiten initiëren die ontmoeting en steun stimuleren en zo sociale netwerken rond gezinnen versterken. Zij verbinden formele en informele netwerken met elkaar. Ouders en jeugdigen worden zo gestimuleerd om bij alledaagse problemen bij opvoeden en opgroeien te vertrouwen op hun eigen kracht en zo nodig steun te zoeken in de eigen omgeving. De gemeente, als regisseur van de jeugdhulp, faciliteert het wijknetwerk in deze rol6. Aandachtspunt is dat de CJGprofessionals ouders nog onvoldoende weten te vinden voor laagdrempelige informatie en advies. De hulp dichtbij ouders en kinderen is vrij toegankelijk en soms kosteloos beschikbaar. De aard van de vrij toegankelijke hulp betreft het geven van algemene informatie en advies, het monitoren van de gezondheid en ontwikkeling van jeugdigen, het aanleren van vaardigheden en het versterken van het sociale netwerk rondom het gezin. Hieronder vallen: •• het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg, inclusief inloopspreekuren, etc. •• de opvoedpunten en opvoedconsulenten bij het CJG en op andere plaatsen in de wijk •• het voorlichtings-, cursus-, en trainingsaanbod van het CJG •• sociaal cultureel werk, opbouwwerk •• de online hulpverlening •• algemeen jongerenwerk. Van deze basisvoorzieningen gaat een preventieve werking uit. Het is de bedoeling dat ouders en jeugd in het netwerk in de wijk ondersteuning vinden om snel weer zelf verder op weg te kunnen, om zo te voorkomen dat later meer hulp nodig is. Een integrale benadering van opvoedvragen en andere vragen van ouders/volwassenen vormt de kern. Voor minimaal 80% van de Rotterdamse jeugdigen zijn de basisvoorzieningen voor opvoeden en opgroeien toereikend. De jeugdgezondheidszorg is, conform het advies van commissie De Winter met een aantal contactmomenten wel meer flexibel in te zetten. Niet alle kinderen hebben immers dezelfde zorg nodig. Verder stelt de commissie De Winter een stevige positie van de jeugdgezondheidszorg voor in de keten naar jeugdhulp. De nadruk in de basis ligt op preventieve voorlichting en het normaliseren in plaats van medicaliseren.
De wijk centraal In de omgeving van het gezin zijn bewoners, familie, vrienden actief met elkaar, helpen elkaar en zijn er voor elkaar. In de ene wijk is dit sterker ontwikkeld dan in de andere wijk. De inzet is om dit verder te stimuleren en ouders en kinderen vooral in deze omgeving steun te laten vinden: de pedagogische civil society. Maar de kracht in een wijk is meer dan dat. Een kind gaat naar school, de peuterspeelzaal of de opvang, speelt op straat en gaat wellicht sporten of andere hobby’s beoefenen. Het CJG ziet kinderen binnen de jeugdgezondheidszorg. Een mix van vrijwilligers en professionals komt daardoor in aanraking met jeugdigen en hun gezin. Er zijn ook tal van initiatieven in een wijk die op vrijwillige basis iets extra’s kunnen bieden aan een gezin. Ook zijn er organisaties werkzaam in de wijk die gezinnen en jeugdigen iets kunnen bieden op het terrein van welzijn, preventie en ondersteuning. Dit geheel is het wijknetwerk. In een wijk kan dit goed lopen en georganiseerd zijn en een goed evenwicht bieden in de wijk. Er zijn ook wijken waar delen van het netwerk niet met elkaar verbonden zijn. Het CJG heeft de taak om dit netwerk te onderhouden. Het wijkteam maakt deel uit van het netwerk in de wijk. Zij kennen de partners in de wijk, de initiatieven en onderhouden goede contacten met de professionals die dagelijks met jeugdigen en gezinnen in aanraking komen. Het wijkteam is het team dat signalen oppikt uit het netwerk. Men kan vanuit dit netwerk bij het team terecht met vragen en zorgen over kinderen en gezinnen. Het wijkteam kan advies geven zodat iemand zelf aan de slag gaat, in het netwerk een oplossing vinden, zelf kortdurende hulp bieden, of zorgen dat er specialistische hulp komt. Het wijkteam vervult dus een specifieke functie in het netwerk in de wijk. Er werken in het team mensen deze functie kunnen vervullen; de generalisten.
3. E en signaal: vraaganalyse, snel advies en hulp in de wijk Met de meeste kinderen gaat het goed, maar soms lijkt er iets aan de hand met de ontwikkeling van een kind. Ouders zijn vaak de eersten die dat signaleren. Maar ook elders dan thuis kan blijken dat een kind (of zijn omgeving) zich mogelijk afwijkend ontwikkelt: op school, in de kinderopvang, bij de kraamzorg, bij de sportclub, bij de huisarts, in het welzijnswerk, op het consultatiebureau, door een signaal van de wijkagent, of in het vrijwilligerswerk. Soms zal blijken dat familie, vrienden, en anderen in de omgeving van een kind (school, vrijetijdsbesteding) en de vrij toegankelijke hulp niet voldoende steun kunnen bieden bij het omgaan met de problemen.
6 Decentralisatie van de jeugdzorg. De Rotterdamse ontwikkelagenda 2012 – 2015. Bijlage 2: Visie. Een gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor de jeugd.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
13
er met de jeugdige of ouder aan de hand is en daar passende ondersteuning, hulp of zorg bij zoeken. Deze medewerkers zijn de generalisten. Deze generalisten komen uit organisaties die al met jeugdigen en gezinnen werken en daarmee eigen expertise in het wijkteam kunnen brengen die ook vanuit het wijkteam ingezet kan worden. Zij werken allemaal op of hebben nauwe relaties met de plekken in de wijk waar kinderen en gezinnen komen (het voorveld). Zij zijn dus geen toevoeging aan de bestaande hulpverlening. Zij blijven in principe in dienst van de moederorganisatie. Op deze manier ontstaat een generalistisch team in plaats van een nieuwe organisatie. Het uitgangspunt bij het verlenen van hulp en bij alle vragen van ouders in de wijk is het aanboren van de eigen kracht van ouders en kinderen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving.
Zo kan een leerkracht op school bijvoorbeeld een probleem met leren of concentreren constateren, of een vermoeden hebben dat er thuis iets aan de hand is. Die leerkracht staat niet alleen als hij zo’n signaal heeft. Hij is onderdeel van het netwerk rondom het kind. Dit netwerk is het geheel aan organisaties en initiatieven die werken met kinderen, jongeren en ouders in de wijk waar het gezin woont. In dat netwerk is een kern georganiseerd om het kind, zijn ouders en de leraar zo goed en zo snel mogelijk te helpen aan een passende oplossing: het wijkteam Jeugd en Gezin. Professionals met een verschillende deskundigheid vormen op wijkniveau een team. De medewerkers van dit team kennen elkaar goed. Het team is actiegericht en versterkt de zelfredzaamheid van opvoeders: het geeft advies hoe het gezin of de leraar zelf het probleem kan aanpakken en het biedt zonodig praktische ondersteuning vanuit de vereiste deskundigheid (bijv. schoolmaatschappelijk werk, gezinscoaching). Het wijkteam handelt altijd snel: of het gaat om advies, lichte hulp of doorverwijzing naar diagnose voor zwaardere specialistische hulp. Het gaat snel doordat het wijkteam dichtbij gezinnen is georganiseerd, doordat profession zoals elkaar en elkaars deskundigheid kennen, allemaal een brede blik hebben, met elkaar kunnen lezen en schrijven. Het wijkteam is geen praatclub of casusoverleg, maar een club van profession zoals die op problemen afgaat om ze aan te pakken. Bij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid noemen we dit “de basis op orde brengen”. Het wijkteam kent de sociale kaart van de wijk door en door en onderhoudt goede banden met scholen, kinderopvang, sportverenigingen en andere voorzieningen in de buurt. Voor een deel van de hulpverleners zal deze nieuwe aanpak zoals cultuuromslag worden ervaren. In de Rotterdamse wijkteams Jeugd en Gezin beleggen we een aantal taken die elke medewerker in dit team moet kunnen uitvoeren. Zij moeten bijvoorbeeld breed kunnen kijken naar wat er in het gezin speelt, wat
14
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Eén van de belangrijkste taken in het wijkteam is de vraaganalyse. De generalist maakt daartoe een analyse van de vraag en kijkt bij die analyse altijd naar de situatie van het hele gezin. Dit gebeurt snel en goed. Met behulp van een standaardinstrumentarium, dat de komende periode ontwikkeld wordt, bekijkt de generalist: •• of de vraag via het benutten van de eigen kracht van het gezin, al dan niet samen met het sociale netwerk van ouder / kind opgepakt kan worden •• of de vraag relatief eenvoudig te beantwoorden is, door middel van de inzet van een interventie uit het vrij toegankelijke aanbod, bijvoorbeeld een cursus of een advies. De generalist kan zelf adviseren, de vraag adresseren aan iemand uit het voorveld of de jeugdige / het gezin (doen) inschrijven voor een cursus. Ook kan de generalist zo nodig hulp vanuit andere domeinen inzetten, wanneer hij / zij dit nodig acht. Een voorbeeld hiervan is de inzet van schuldhulpverlening of activering •• of hij of een directe collega uit het wijkteam zelf hulp kunnen bieden om de basis op orde te krijgen, al dan niet in samenwerking met het voorveld en /of het eigen sociale netwerk van de jeugdige en het gezin •• of doorverwijzing naar het jongerenloket gewenst is •• of er voor het bepalen van de juiste hulp eerst een diagnose noodzakelijk is. De generalist kan hiertoe de expertise inroepen vanuit het multidisciplinair diagnoseteam. In sommige gevallen is het nodig dat dit diagnoseteam zelf een diagnose stelt. De komende periode worden hiervoor criteria opgesteld. Dit diagnoseteam heeft afspraken met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs die ook een diagnostische rol invullen ten behoeve van onderwijsondersteuning •• of er specialistische hulp noodzakelijk is, zo nodig na het stellen van een diagnose. De werker leidt de jeugdige/het gezin dan door naar die hulp •• of er een vermoeden is van kindermishandeling. De generalist meldt dit dan bij het AMHK, die zonodig een onderzoek instelt. Wanneer dit onderzoek het vermoeden bevestigt, meldt het AMK bij de RvdK •• of de ontwikkeling of de veiligheid van de jeugdige bedreigd wordt. In dat geval doet de generalist een melding aan het jeugdbeschermingsplein, waar in aanwezigheid van de generalist een aanpak wordt
besproken. De generalist blijft betrokken bij de jeugdige, maar staat eventueel casusregie af. Het vraaganalyseinstrument ontwikkelen we samen met aanbieders van jeugdhulp die nu elk hun eigen risicotaxatieinstrumenten hebben. Het moet erin voorzien dat ook direct doorgepakt wordt bij ernstige problematiek. Niet alle problematiek vraagt om lichte hulp, soms is specialistische hulp echt noodzakelijk.
Wijkteams zijn zowel gericht op ouders en leerlingen die in de wijk wonen als op voorzieningen in de wijk zoals scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen etc. Het schoolmaatschappelijk werk vormt de schakel van de school met het CJG en met het wijkteam. Voor het wijkteam is het schoolmaatschappelijk werk de vooruitgeschoven post op de school. Het gaat er daarbij om de hulpvragen beantwoord te krijgen, die op school, of in de wijk opgelost kunnen worden. Op dit moment verwijst de schoolmaatschappelijk werker vooral door naar organisaties (met hun eigen intake-procedures). In de toekomst roept de schoolmaatschappelijk werker de
uitvoerende hulp in van de andere collega’s in het wijkteam. Het wijkteam van de wijk waar de school staat, is niet altijd het wijkteam van de wijk waar het kind woont. De plek waar de problemen op te lossen zijn, bepaalt welk wijkteam aan zet is. Er is verschil tussen het basisonderwijs en de andere vormen van onderwijs. Bij het basisonderwijs woont de leerling doorgaans in de wijk waar de school staat. Het wijkteam van de wijk waar de school staat, steunt de scholen in die wijk. Het lost de problemen op die op school zijn aan te pakken en de problemen gerelateerd aan de thuissituatie. Dit is mogelijk omdat school en thuis in één wijk zijn. Voor het beperkte aantal basisschoolkinderen die niet in de wijk van de school wonen, zoekt het wijkteam van de wijk waar de school staat, contact met het wijkteam van de wijk waar het kind woont als er problemen in de woonomgeving moeten worden aangepakt. De casusregie vindt dan plaats in het wijkteam waar de leerling woont. Bij voortgezet onderwijs, speciaal basisonderwijs en bij middelbaar beroepsonderwijs wonen veel leerlingen buiten de wijk, of komen zelfs uit een andere gemeente (bij ROC’s). Het schoolmaatschappelijk werk is in verhouding met het basisonderwijs meer op school aan het werk en is iets minder nadrukkelijk aanwezig in het wijkteam. Het wijkteam van de wijk waar de school staat, blijft wel ondersteunend aan de scholen in die wijk. Wanneer bij deze leerlingen problematiek speelt die niet alleen school gerelateerd is, ligt de casusregie bij het wijkteam van de wijk waar de leerling woont. De generalist uit dit wijkteam stemt steeds af met de schoolmaatschappelijk werker van het wijkteam van de wijk waar de school staat. Met de partners in het onderwijs werken we dit onderwerp verder uit, zodat jeugdigen en onderwijs maximaal ondersteund worden.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
15
gezin. Het wijkteam bekijkt hoe het gaat in het gezin na afsluiting van de hulp en neemt tussendoor eens contact op met het gezin. De hulp die het wijkteam zelf verleent noemen we basishulp. Onder deze basishulp valt: •• alle ambulante hulp, die momenteel al stedelijk gefinancierd (zonder indicatie) of vanuit de stadsregio gefinancierd (met indicatie) wordt ingezet •• de interne zorgstructuur binnen het onderwijs •• het algemeen maatschappelijk werk •• gericht jongerenwerk •• de gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast •• Jeugdzorg: de niet-gespecialiseerde dagbehandeling •• Jeugd-GGZ: de generalistische wijkgerichte JeugdGGZ en de wijkgerichte specialistische GGZ.7 •• Jeugd-VB: de begeleiding.
4. D e brede expertise van het wijkteam: basishulp De generalisten van het wijkteam beschikken gezamenlijk over een brede expertise: door hun verschillende achtergronden brengen ze kennis bij elkaar. Het wijkteam beschikt over pedagogische en sociaalmaatschappelijke expertise en heeft ook basiskennis over psychiatrie en verstandelijk gehandicapten. Iedere generalist herkent veiligheidsvraagstukken. Deze brede expertise stelt het wijkteam in staat om een heleboel hulp zelf te verlenen, zoals opvoedhulp, gezinscoaching, jongerenwerk, hulp bij jeugdoverlast, maar ook intensieve jeugdhulp. In het wijkteam is het de bedoeling dat kortdurende hulp of ondersteuning wordt geboden aan de jeugdigen en hun ouders. Een wijkteam zal voor ingewikkelde hulp- en zorgvragen (langdurige) specialistische hulp inschakelen. Dat betekent niet dat het wijkteam niet langduriger contact onderhoudt met een
De aanpak in de wijk moet leiden tot minder doorverwijzingen. Jeugdhulp is dus sneller beschikbaar. Wij realiseren ons dat deze ambitie groot is en dat we de komende tijd zullen moeten bepalen wat het wijkteam daadwerkelijk allemaal kan en hoe we dat moeten realiseren. We zullen met een groeimodel stapsgewijs werken naar een situatie waarin kennis en expertise breder worden gedeeld. We gaan werken aan groei in de generalistische blik op de verschillende aandachtsvelden, zoals verstandelijke beperkingen en psychiatrische stoornissen. De omvang en de samenstelling van het wijkteam kan op basis van de aanwezige problematiek verschillen. De medewerkers van het wijkteam zijn medeverantwoordelijk voor de juiste besteding van de schaarse middelen die er zijn voor de jeugdhulp: bij de keuze van de hulp die zij inzetten, zullen ze ook altijd het totaal-budget van het wijkteam in ogenschouw nemen. Het oordeel of een bepaald hulptraject proportioneel is (ook qua kosten), ligt bij de professional in de wijk.
7 De generalistische wijkgerichte Jeugd-GGZ bestaat uit de veel voorkomende gestandaardiseerde interventies tot 1100 minuten. Denk aan de eerstelijns GZ psycholoog, de huisartsondersteuner en de GGZ-preventie. De wijkgerichte specialistische GGZ betreft de hulp van hooggespecialiseerde hulpverleners die ambulante hulp verlenen. In GGZ-termen heet dit specialistische hulp, de gemeente beschouwt het in het jeugdstelsel als basishulp.
16
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Een generalistisch team of een team van generalisten? In een wijkteam zijn er algemene vaardigheden en kennis nodig. Dingen die elke professional in het wijkteam moet kunnen doen of uitvoeren. De belangrijkste taak is de vraaganalyse: elke medewerker moet een goede inschatting kunnen maken van de vraag of van het probleem en daar de juiste actie op kunnen ondernemen. Dat betekent dat kennis over verschillende probleemgebieden noodzakelijk is in het wijkteam. Je probeert te voorkomen dat iets over het hoofd gezien wordt. Gezinnen/jeugdigen of professionals komen niet zo maar naar een wijkteam toe. Het wijkteam moet in staat zijn om contacten in de wijk te kunnen onderhouden en moet toegankelijk zijn voor iedereen die vragen heeft over opvoeden en opgroeien. Elk teamlid kan casusregie op zich nemen. Als er meerdere professionals in een gezin nodig zijn, is dit de taak die in het wijkteam is belegd. Zo wordt zorgcoördinatie zo laag mogelijk in de keten neergelegd.
projectleider jeugdoverlast en de link met vormen van jeugdhulp die niet direct zelf te leveren is.
In het wijkteam wordt basishulp verleend door het wijkteam zelf. Er is verschillende expertise nodig om veel in de wijk te kunnen doen. Dat betekent niet dat in een wijkteam alle mogelijke vormen van hulp en zorg beschikbaar zijn. Een wijkteam zal ongeveer uit drie tot acht professionals bestaan. Bij een groter wijkteam verliezen we slagkracht.
Door de verschillende kennis en vaardigheden op het gebied van hulp en zorg in het wijkteam ontstaat en groeit het brede blikveld van de generalist. Professionals kunnen ook van elkaar leren: elkaar ondersteunen bij vragen, een keer een gezin samen bespreken of soms samen er op af gaan. Dit versterkt de basis en maakt het mogelijk om zo veel mogelijk in de wijk te doen.
Het wijkteam legt verbanden met relevante andere partijen in een breder wijknetwerk. Daar kunnen bijvoorbeeld de vindplaatsen op aangesloten zijn, de
De generalist is iemand die een aantal algemene vaardigheden heeft en kennis waarmee basale hulpverlening en ondersteuning mogelijk is. De toegevoegde waarde van deze professional in het team is dat hij of zij ook specifieke kennis van een doelgroep of hulpverlening heeft. Een generalist met specialistische kennis en vaardigheden dus. Door een goede samenstelling van professionals met verschillende expertise kan het wijkteam zelf veel hulp bieden. Welke expertise nodig is in een wijkteam is mede afhankelijk van wat er nodig is in een wijk, waar de kansen en de problemen liggen. Een goede analyse moet aan deze keuze ten grondslag liggen. Dat betekent dat de samenstelling van een wijkteam per wijk verschillend kan zijn.
We beginnen dus met een generalistisch team, dat toegroeit naar een team van generalisten.
5. S amenhang in de wijkaanpak: versterken rol CJG en wijkteam MO Het is belangrijk dat signalen snel op de goede plek terecht komen. Het CJG is binnen het wijkteam de ingang voor opvoeders. Het CJG is een vertrouwde omgeving voor vrijwel alle ouders: 97% van de ouders komt met hun kind immers bij het CJG in het kader van de jeugdgezondheidszorg. Ouders en jeugdigen kunnen met al hun vragen en problemen over opvoeden en opgroeien terecht. Deze ontwikkeling willen we met kracht voortzetten. We zien het CJG als logische ingang tot het wijkteam voor jeugdigen en ouders8. Het CJG werkt nauw samen met de twee andere “frontoffices” die er zijn in de wijk: de Vraagwijzer voor volwassenen en de huisarts.
8 Het CJG moet de samenwerking met andere vindplaatsen dan hun eigen jeugdgezondheidszorg nog verbeteren. De routering van signalen uit de verschillende vormen van onderwijs (primair, voortgezet, beroepsonderwijs) vraagt specifieke aandacht, ook vanwege de verbinding met de nieuwe samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Ook de samenwerking met de huisarts moet beter.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
17
Naast de toegangen in de wijk, blijven we stedelijke toegangen houden. We kiezen voor een stedelijke ingang als het schaalniveau geen wijkaanpak toelaat. Dit geldt voor Centraal Onthaal en het Jongerenloket. We zorgen voor afstemming en samenhang van de frontoffices in de wijk met de stedelijke frontoffices. Het wijkteam Jeugd en Gezin staat niet op zichzelf in de wijk. In nauwe samenhang ontwikkelt de gemeente Rotterdam ook wijkteams gericht op Maatschappelijke Ondersteuning. Die richten zich primair op volwassenen met zorgvragen waarbij er geen kinderen in het spel hoeven te zijn (zoals bij aanpassingen van woningen voor gehandicapte volwassenen of tafeltje dekje voor ouderen). Hoewel er verschil tussen beide wijkteams zal bestaan door de aard van de ondersteuning en verschillen in de relevante sociale omgeving, wordt zoveel mogelijk op elkaar aangesloten. Immers: er is grote samenhang in de problematiek van ouders en het ontstaan van opvoedingsvragen en gedragsproblemen bij jeugd. Op termijn (2018) zullen deze twee wijkteams samenvallen. Het wijkteam onderhoudt contacten met de partners binnen de pedagogische civil society. De bredere achterban van de spelers in het wijkteam maakt deel uit van het wijknetwerk. Naast andere hulpverleners, is de schuldenaanpak en de gebiedsgerichte aanpak van jeugdoverlast in dit netwerk aangesloten. De contacten met de huisarts nemen hierin een speciale plaats in. Bij jeugdigen uiten gedragsproblemen zich in eerste instantie nog wel eens door lichamelijke klachten. Wanneer huisarts en wijkteam elkaar kennen, zal de huisarts makkelijker jeugdigen naar het wijkteam doorverwijzen. Voor zover de wet het toestaat, kan uitwisseling van informatie plaatsvinden. Op deze manier hebben zowel de huisarts als het wijkteam goed inzicht in de problematiek van het gezin. De transitie van de jeugdhulp is op zichzelf zo omvang-
18
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
rijk dat we de ontwikkeling en veiligheid van jeugdigen voorop stellen, en niet het integrale eindplaatje. In de ontwikkelfase is er omwille van de beheersbaarheid en complexiteitsreductie voor gekozen om niet alles met alles te verknopen. We sturen op samenhang; we gaan uit van dezelfde wijken en zorgen voor praktische verbindingen tussen mensen. Zo houden we onze focus op de veiligheid van jeugdigen, zorgen we voor de snelheid en resultaatgerichtheid in de oprichting van de wijkteams en zorgen we er anderzijds voor dat er geen verkokerde situatie ontstaat. 6. Waar nodig: er op af! Het wijkteam kan bij sommige jeugdigen besluiten dat er meer hulp aan te pas moet komen dan een eenvoudig advies waarmee de opvoeders zelf weer verder kunnen, omdat er meer aan de hand is. De deskundige medewerkers van het wijkteam gaan dan zelf op het gezin af. Bij het gezin thuis vragen ze door naar de vraag achter de vraag. Ze geven zelf hulp, en voeren casusregie. Casusregie is alleen aan de orde als er in het gezin meerdere hulpverleners tegelijkertijd acteren. De casusregisseur is het eerste aanspreekpunt en het vertrouwde gezicht voor het gezin. Het gezin vult samen met de casusregisseur het ondersteuningsplan in om overzicht over alle trajecten te krijgen. De casusregisseur laat het gezin dit zoveel mogelijk zelf doen, hij neemt het alleen over als het gezin er zelf niet meer uitkomt. Het ondersteuningsplan wordt bij het gezin aan de keukentafel ingevuld, het ondersteuningsplan is ook in het huishouden aanwezig. Met het ondersteuningsplan volgt het gezin en de casusregisseur de uitvoering, van tijd tot tijd sturen ze hierop zo nodig bij. Ook wanneer een diagnose noodzakelijk blijkt, blijft de casusregisseur het eerste
aanspreekpunt voor het gezin. Dit geldt in principe ook, wanneer besloten wordt (tijdelijk) specialistische hulp in te zetten. De casusregisseur is één van de generalisten die werken in het wijkteam.
•• •• •• •• •• ••
De generalisten nemen een bijzondere positie in. Ze spreken in het belang van samenhangende hulp en ondersteuning andere bij het gezin betrokken hulpverleners aan. Dit kunnen ook hulpverleners zijn die werkzaam zijn op andere gebieden dan de zorg (bijvoorbeeld schuldhulpverlening of activering). Ze hebben het mandaat om te handelen en de professionele mentaliteit om die bevoegdheid verantwoordelijk te benutten. Ze hebben een brevet om deze belangrijke rol in de voorhoede van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel te mogen vervullen.
jeugdreclasseringsmaatregelen jeugdbeschermingsmaatregelen forensische zorg zeer gespecialiseerde dagbehandeling Jeugd-GGZ: de niet-wijkgerichte specialistische zorg en topklinische zorg Jeugd-VB: dagbehandeling en residentiële zorg.
De generalist maakt de keuze voor de inzet van deze hulp aan de hand van de vraaganalyse en al dan niet na een diagnose van het diagnoseteam. Dat deze vormen van hulp te specialistisch zijn om in iedere wijk te organiseren, wil niet zeggen dat deze hulp ook helemaal buiten het gezichtsveld van de wijk wordt geboden. Jeugdigen die tijdelijk hulp ontvangen buiten de dagelijkse omgeving van het gezin keren (meestal) ook weer terug naar de hulp binnen de dagelijkse omgeving. In de praktijk zullen gespecialiseerde hulpverleners de hulp die zij bieden ook zoveel mogelijk aansluiten bij het bestaande netwerk van ondersteuners en zal wanneer de complexiteit van de hulp dat vereist, de casusregie voor het gezin altijd plaatsvinden vanuit het wijkteam. Ook bij deze zwaardere trajecten blijft het uitgangspunt het aanboren van de eigen kracht van ouders en kinderen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Als de specialistische hulp afgerond wordt, dan krijgt het wijkteam een signaal, zodat zij als het nodig is nazorg kunnen bieden.
Rotterdam vereenvoudigt de huidige zorgcoördinatie door maximaal in te zetten op het versterken van de casusregie, zowel in het wijkteam Jeugd en Gezin als in het wijkteam Maatschappelijke Ondersteuning. 7. Specialistische hulp Soms kan een probleem niet opgelost worden door inzet vanuit het wijkteam alleen en is het nodig dat het wijkteam meer specialistische hulp inroept. Er kunnen omstandigheden zijn waarin het noodzakelijk is, dat een jeugdige (tijdelijk) wordt uitgeplaatst buiten de wijk. Dit kan zijn wanneer de veiligheid van de jeugdige in het geding is of wanneer de hulp zo specialistisch is dat deze niet vanuit de wijk kan worden gegeven. Het inzetten van jeugdhulp in die gevallen waarbij leerlingen worden toegeleid naar het (voortgezet) speciaal onderwijs, het speciaal basisonderwijs, het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs en opvangvoorzieningen, behoeft nadere uitwerking en samenwerkingsafspraken met het onderwijs. Bij specialistische hulp buiten de wijk onderscheiden we in ieder geval: •• residentiële zorg •• pleegzorg •• gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus)
8. De toegang tot specialistische hulp Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel doorbreekt bureaucratische processen in de jeugdhulp en zorgt zo voor versnelling in doorverwijzing van jeugdigen. De indicatiestellingstrajecten van Bureau Jeugdzorg (BJZ) voor jeugdhulp (zoals gezinscoaching) komen te vervallen: de wijkteam-medewerkers met een brevet9 verwijzen zelf rechtstreeks hiernaar door. Wij werken nog verder uit of het aanbod van zorg zelf ook nog is te stroomlijnen (denk aan de crisisopvang en de geestelijke gezondheidszorg). Ook de huisarts (of eventueel een andere medische specialist) kan op basis van de nieuwe wet naar specialistische hulp doorverwijzen. In de afspraken die we gaan maken met huisartsen en zorgverzekeraars, willen we opnemen dat de medisch specialist dan altijd contact legt met het wijkteam.
9 Zie het kader De sturing van de gemeente op de kostenbeheersing door het wijkteam.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
19
Ook de jeugdhulpaanbieder die een jeugdige doorverwezen krijgt, zal contact opnemen met het wijkteam, bijvoorbeeld voor informatie. De hulp wordt vervolgens stedelijk of regionaal ingezet, waar nodig in overleg met het onderwijs. Diagnostiek In een aantal gevallen is het nodig dat er ten behoeve van een goede toeleiding naar zorg eerst een diagnose wordt gesteld. Om te zorgen dat bijvoorbeeld jeugdigen met een geestelijke stoornis op de juiste behandelplek terecht komen, staat een deskundig diagnoseteam het wijkteam bij. Deze diagnoseteams gaan we organiseren per stadskwartier en onderbrengen bij de CJG’s. Voor een dergelijke diagnose is specialistische kennis vereist, die op dit moment nog niet allemaal binnen het CJG aanwezig is. Het is de bedoeling dat de competenties die op dit moment beschikbaar zijn bij de indicerende en diagnosestellende instanties die werken onder regie van de stadsregio of de zorgverzekeraars (orthopedagogiek, psychologie, psychiatrie en orthodidactiek) aan elkaar verbonden worden, zodat een integrale handelingsgerichte diagnose gesteld kan worden. We zorgen voor afstemming met de diagnostiek van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs in primair en voortgezet onderwijs. Als er forensische analyses nodig zijn, dan betrekken we forensische expertise in de diagnose. Op dit moment kennen de Rotterdamse CJG’s een casuïstiekoverleg, waaraan onder andere de jeugdarts en de orthopedagoog deelnemen. Dit casuïstiekoverleg wordt uitgebreid met specialistische expertise van jeugdhulp, Jeugd-VB en Jeugd-GGZ en omgebouwd tot
20
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
een (multidisciplinair) diagnoseteam. Het diagnoseteam wordt het klankbord voor de wijkteams. Het biedt onder meer consultatie en advies, zodat de generalisten in de wijkteams zoveel mogelijk in staat gesteld worden om zelf een goed oordeel te vellen over de noodzaak van doorverwijzing. Daar waar dit noodzakelijk is voert het diagnoseteam ook zelf diagnostiek uit. Het wijkteam kan vragen om een diagnose wanneer zij zelf niet een volledige inschatting kunnen maken van de problematiek. Daarnaast worden criteria opgesteld wanneer het wijkteam een onafhankelijk diagnose nodig heeft voor doorverwijzing, bijvoorbeeld voor de specialistische hulp. Het diagnoseteam wijst zelf niet door naar hulp, dat doet het wijkteam op basis van de diagnose. De nadere invulling van de diagnostiek doen we met de jeugdhulpinstellingen. De diagnose van het diagnoseteam moet voldoende houvast bieden voor jeugdhulpinstellingen om hun behandeling te starten. Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Het AMK en het ASHG worden samengevoegd tot het AMHK. De landelijke beleidslijn aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties stuurt nu al aan op een intensieve samenwerking tussen de meldpunten. Ook binnen het Jeugdbeschermingsplein werken AMK en ASHG al samen. We voegen ook de zorgformulieren van de politie toe aan het AMHK. Samenvoeging tot het AMHK betekent ook gezamenlijke werkprocessen. Met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond spreken we over de invulling van de samenvoeging. Een gebiedsgerichte benadering van het AMHK is belangrijk. Het werk van het AMHK verbinden we met de wijkteams.
Jeugdbeschermingsplein Voor andere vormen van zware jeugdhulp, bijvoorbeeld bij een jeugdbeschermingsmaatregel, is een directe lijn met het wijkteam nodig. Van groot belang is dan ook dat iedere generalist de vaardigheid beheerst om onveilige situaties voor jeugdigen te herkennen. Als de veiligheid of de ontwikkeling van het kind in gevaar dreigt te komen of in gevaar is, is het Jeugdbeschermingsplein de schakel. Daar treffen deskundigen elkaar om te besluiten tot een drangaanpak (zonder of met vooruitzicht op een jeugdbeschermingsmaatregel) of een dwangaanpak (verzoek aan rechter om jeugdbeschermingsmaatregel). Het gaat dan om het civiel recht. Er wordt direct gepaste hulp in gezet. Na een maatregel is jeugdzorg plus of pleegzorg een mogelijkheid. Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond (VHRR) Bij criminele jeugd of voor plegers van huiselijk geweld is het VHRR de schakel tussen wijkteam en daadwerkelijke ingreep. In het veiligheidshuis wegen de samenwerkende organisaties af welke combinatie van bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen en zorg het meest effectief is om in een individueel geval strafrechtelijke recidive en verdere overlast te voorkomen. Gemeente, politie, OM en reclassering komen samen tot een (voorstel aan de rechter voor een) integrale set van straf- en zorginterventies die ingrijpen in het levenspatroon van de dader/overlastgever. Goede afstemming met het wijkteam versterkt zowel de aanpak van het veiligheidshuis als die van het wijkteam, omdat soms een stok achter de deur nodig is om de noodzakelijke hulp te aanvaarden (drang- en dwangaanpak). De inhoud van de hulp hoeft niet anders te zijn dan in het vrijwillig kader. Zowel de gesteldheid van het kind als de maatschappelijke veiligheid is gebaat bij een effectieve combinatie van straf en zorg. Het wijkteam als poortwachter De generalisten krijgen de functie van poortwachter tot een groot deel van de jeugdhulp. Zij dienen hiertoe voldoende mandaten en brevetten te krijgen en zijn voor ons als gemeente een belangrijk aanknopingspunt voor de sturing op de inzet van zorg en het zorgvolume. De werkwijze van het wijkteam zelf geeft een aantal mogelijkheden voor beheersing van het zorgvolume en daarmee de kosten.
••
•• ••
•• •• •• ••
•• De sturing van de gemeente op de kostenbeheersing door het wijkteam ••
••
Professionals worden getraind op het versterken van de eigen kracht, het benutten van informele netwerken en het bevorderen van de zelfredzaamheid bij gezinnen, waardoor minder professionele hulp nodig is. Er wordt ingezet op preventie en op versterking van de basishulp. Hierdoor kan de inzet van duurdere behandelingen afnemen. Zo is er extra aandacht voor de inzet van interventies
••
die werken met eigen kracht methodieken en wordt vanuit het CJG geïnvesteerd in verbetering van de samenwerking en afstemming met de pedagogische civil society. We brevetteren de wijkteammedewerkers zodat ze jeugdhulp zonder indicatie kunnen inzetten. Dit vermindert de bureaucratie. In het toegangsmodel voor de drie decentralisaties wordt deze deskundigheid geregeld door middel van (door gemeente Rotterdam gesanctioneerde) brevetten. Toetsing heeft plaatsgevonden op brede deskundigheid en methodische vaardigheden. In die zin zijn deze professionals onafhankelijk om deze rol in te vullen. Professionals krijgen met het brevet mandaat om de vraaganalyse uit te voeren, het hulpaanbod vast te leggen en zo nodig toe te leiden naar specialistische hulp. In de wijkteams zijn daarmee gecertificeerde professionals actief die ondersteunings- of hulpvragen omzetten in een ondersteuningsplan en doorzetten zonder veel bureaucratie of vertraging in het proces. Door een snellere en betere aansluiting van de hulp op de vraag kan hulp effectiever worden ingezet. Door de gestandaardiseerde, verbeterde vraaganalyse door professionals aan de voorkant kan de inzet van te zware (veelal dure) hulp maar ook het te lang doormodderen worden teruggedrongen. Een netwerkanalyse maakt deel uit van de vraaganalyse. Een scherpere monitoring en zo nodig ook een nieuwe vraaganalyse kan te langdurige hulp voorkomen. Door de inzet van gerichte en integrale diagnosestelling kan een scherpere afweging voor de juiste hulp gemaakt worden. Het gebiedsgericht werken en een goede centrale monitoring hiervan maakt een meer vraaggerichte inkoop mogelijk. De ontschotting binnen het hele systeem voor jeugdhulp vergroot de mogelijkheden voor innovatie. Nieuwe effectieve (combinaties van) interventies over de grenzen van de afzonderlijke sectoren heen, zijn eerder te realiseren. Tussen de wijkteams zal worden gebenchmarkt, zodat best practices naar boven komen en geleerd kan worden van de teams die het meest efficiënt en effectief werken. Wijkteams worden gelimiteerd in het aantal uur jeugdhulp dat zij zelf kunnen verlenen en de trajecten die zij elders kunnen betrekken. Op deze manier zijn zij genoodzaakt om kostenbewust te handelen en kan er een plafond aan de uitgaven worden gesteld.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
21
De Jeugdwet meldt dat in de gemeentelijke verordening moet worden opgenomen voor welke zorg en hulp een verleningsbeslissing nodig is. De generalist in het wijkteam neemt de beslissing om deze hulp wel of niet te verlenen. Hij neemt de beslissing op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en behoeften. Tegen deze beslissing is bezwaar en beroep mogelijk. De komende periode benutten we om aan te geven voor welke hulp een verleningsbeslissing nodig is. Dit geldt in ieder geval voor de specialistische hulp. De verwachting is dat ook voor een deel van de basishulp een verleningsbeschikking nodig is. Hulp bij crisis Soms is snelle hulp van groot belang voor de veiligheid van het kind zelf of de situatie thuis. Jeugdhulpinstellingen hebben hiervoor een aparte toegang. Zo heeft het huidige BJZ een Crisisinterventieteam (CIT). Een team als dit leunt op crisisopvangplekken bij jeugdhulpaanbieders. In het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel willen we één duidelijke toegang tot de crisisopvang. Deze toegang kan bij de nieuwe organisatie voor jeugdbescherming worden gesitueerd. Het wijkteam heeft geen poortwachtersrol bij een crisis. Het crisisteam opereert stedelijk, danwel regionaal en is verantwoordelijk voor inzet van de crisisopvang. 9. A fstemming wijkteam, Jeugdbeschermings-plein en Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond Rotterdam ziet de wijk als het belangrijkste niveau voor het nieuwe jeugdstelsel, maar ook op gebiedsniveau
22
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
(stadskwartieren) en op centraal niveau zijn er taken. Dit zijn zowel taken ten aanzien van inkoop en sturing, als ook in organisatie van het primaire proces. Onderstaande afbeelding laat zien hoe de taakverdeling is over de drie niveaus in het primaire proces. Het accent in de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie ligt op het versterken van de casusregie. Zodra de wijkteams draaien, dringt Rotterdam de procescoördinatie terug tot het minimum. De procescoördinatie beperkt zich tot haar pure vorm: interventies op instellingsniveau om hulp die is vastgelopen weer vlot te trekken. De procescoördinatie versterkt de zelfstandigheid van de wijkteams. Procescoördinatie is het begin van escalatie, als het niet lukt om de zaak vlot te trekken, dan komt de jeugdconsul als hoogste opschaling in beeld. De procescoördinatie wordt net als het diagnoseteam dicht bij het wijkteam georganiseerd in coördinatieteams, zodat deze beschikbaar is voor het wijkteam en het primaire proces kan versterken. Het wijkteam voorziet zelf in casussen waar de hulpverlening ontbreekt. Ook als het gaat om jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit. Het wijkteam kan ook om inzet van drang en dwang vragen. Andersom zal vanuit drang en dwang het wijkteam gevraagd worden om ter versterking van de aanpak ondersteuning, hulp en zorg te leveren. Het wijkteam is bij het Jeugdbeschermingsplein rechtstreeks aangesloten. Vanaf het VHRR verloopt dit via de Gemeentelijk Interventie Specialist (GIS).
Indien het wijkteam een jeugdige wil bespreken in het VHRR, sluit de generalist van het wijkteam aan bij het betreffende overleg. De procescoördinatoren kennen een eenheid in werken. Ze werken allemaal met de methodiek voor procescoördinatie. Ze pakken alleen casussen aan waar de instellingen zelf voldoende aan gedaan hebben. Ze leggen de casus terug in het wijknetwerk als instellingen eerst zelf nog moeten acteren. Als de interventies op instellingsniveau te weinig effect sorteren, dan escaleert de procescoördinator naar Jeugdconsul (de clusterdirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling). De nieuwe zorgcoördinatie-afspraken geven casusregisseur en procescoördinatoren het mandaat om te kunnen handelen. 10. 1 kind, 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur Samenvattend: het draait om het kind, het gezin. Niet om de instellingen. Die zorgen waar nodig voor 1 plan en 1 regisseur per gezin, zodat Rotterdam ervoor zorgt dat: 1. meer Rotterdamse jeugdigen opgroeien tot zelfredzame Rotterdammers; 2. meer Rotterdamse opvoeders zelfredzaam zijn; 3. jeugdhulp passend is (niet te zwaar en niet te licht); 4. hulp voor de jeugd sneller beschikbaar is; 5. hulp voor de jeugd tegen aanvaardbare kosten is.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
23
11. Centrale spelers In het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel spelen van 2015 twee organisaties een sleutelrol. Dit zijn organisaties die deels belast zijn met semi-publieke taken. Het gaat om het CJG en de nieuwe organisatie voor jeugdbescherming. Centrum voor Jeugd en Gezin Rotterdam kent nu al een sterk CJG Rijnmond dat verantwoordelijk is voor de jeugdgezondheidszorg en opvoedingsondersteuning en dat nauwe samenwerking onderhoudt met partners in de wijk en deelgemeenten. In het nieuwe stelsel wordt de rol van het CJG verder versterkt. Het CJG behoudt zijn rol als uitvoerder van de jeugdgezondheidszorg en het bieden van opvoedondersteuning. Tegelijkertijd krijgt het CJG – in opdracht van de gemeente – de operationele regierol van de wijkteams. Dat is een rol die wij als gemeente niet zelf willen vervullen. Aangezien de samenwerking op operationeel niveau zich vooral afspeelt tussen de partners in het wijkteam is het belangrijk wie daar de regiefunctie vervult. We willen het CJG de operationele regierol toedelen. Immers, het CJG heeft zich de afgelopen jaren steeds meer ontwikkeld tot een spil in het jeugdnetwerk. De bedoeling is om op gebiedsniveau (stadskwartieren) de Stichting CJG Rijnmond de trekker te laten zijn van het wijkteam en wijknetwerk. Op het niveau van het stadskwartier worden de afspraken tussen de kernpartners van het CJG netwerk over werkwijze, gegevensuitwisseling, bejegening van gezinnen etc. gemaakt. Het CJG legt verantwoording af over zijn rol in het wijkteam aan de gemeente. De gemeente vervult hierin twee rollen richting het CJG, zoals in het volgende hoofdstuk duidelijk wordt: zowel de rol als stelselregisseur én als opdrachtgever. De gemeente
24
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
zal als regisseur impasses moeten doorbreken als het gezamenlijk presteren van het wijkteam achterblijft bij de verwachtingen. Daarnaast zal de gemeente als opdrachtgever het CJG aanspreken op zijn taken. Het wijknetwerk werkt gebiedsgeoriënteerd en ondersteunend aan de wijkteams. Op het niveau van de wijken levert de stichting CJG en andere (jeugdhulp-) instellingen professionals met een generalistische blik aan het wijkteam. De bedoeling is om het CJG op termijn verantwoordelijk te laten zijn voor de dagelijkse aansturing (in de vorm van een ‘meewerkend voorman’) van deze wijkteams. Tevens is CJG Rijnmond de organisatie op gebiedsniveau de diagnoseteams organiseert. Samengevat heeft het CJG in de toekomst in het ontwerp dus een tweezijdige rol. In de eerste plaats een rol als “frontoffice” voor burgers. Hieronder vallen de klassieke jeugdgezondheidszorg-taak en de opvoedondersteuning en –advies taak. Daarnaast heeft het CJG een aantal belangrijke taken in het stelsel: •• Het CJG coördineert en faciliteert de wijkteams (meewerkende voormannen/vrouwen) •• Het CJG organiseert het diagnoseteam •• Het CJG ondersteunt de advies en consultatietaak van het wijkteam en het diagnoseteam. De gemeente onderkent dat het CJG een grote stap moet zetten om al deze essentiële taken naar behoren te gaan uitvoeren. In de implementatiefase zal met een businesscase bezien worden hoe en onder welke randvoorwaarden het CJG deze cruciale rol in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel daadwerkelijk kan vervullen. De gemeente zal het CJG actief ondersteunen en
tegelijkertijd de ontwikkeling van het CJG tot centrale speler in het jeugdstelsel nauwlettend volgen, zodat we zorgen dat het CJG een sterke schakel in het stelsel wordt. Organisatie voor jeugdbescherming In het ontwerp van de jeugdwet is sprake van gecertificeerde instellingen die de taken op het terrein van jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren. Dit zijn taken die nu door met name BJZ worden uitgevoerd, maar deels ook door landelijke organisaties als de William Schrikkergroep (WSG, met name gezinsvoogdij voor kinderen met een licht verstandelijke beperking). Het Rijk stelt ook voor om te komen tot een integratie van het AMK en het ASHG in een nieuw AMHK. Dit nieuwe AMHK is belast met taken waar de veiligheid van het kind en andere betrokkenen centraal staan. Het AMHK zou de volgende taken krijgen: adviseren en ondersteunen van de melder (professional of burger), meldingen ontvangen, onderzoek doen, stappenplan maken, informeren jeugdhulpinstellingen (of andere hulpinstanties), informeren politie of RvdK en het informeren van de melder over voortgang. Het gaat om situaties waar snel en zeer zorgvuldig handelen centraal staan. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de verbetering van deze werkzaamheden en is er al een nauwe samenwerking gegroeid tussen het AMK en het ASHG. Wij stellen voor om te komen tot één organisatie voor jeugdbescherming waar we ook het AMHK onder willen brengen. We pleiten voor een regionale organisatie. Op deze wijze kan specifieke kennis en ervaring gebundeld blijven en tegelijkertijd door de omvang ook goed verbonden worden aan wijkteams in Rotterdam en de zorgstructuur in andere gemeenten. Ook voor deze nieuwe regionale organisatie zal een gebiedsgerichte oriëntatie cruciaal zijn. De komende periode wordt bekeken of ook de jeugdreclassering binnen deze organisatie opgenomen wordt. Over onze ideeën gaan wij de komende maanden in overleg met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond. Met deze stap ontstaat een regionale organisatie voor drang- én dwanghulp aan gezinnen en kinderen waarvoor de veiligheid of ontwikkeling wordt bedreigd of sprake is van kindermishandeling. Niet de juridische maatregel staat voor deze organisatie centraal, maar de aard van de problematiek, namelijk onveiligheid van kinderen en ouders die niet gemotiveerd zijn om hulp te aanvaarden. Dit vraagt om een specifieke aanpak van de casusregie in deze gezinnen, met drang als het nog kan en dwang als dit noodzakelijk is. Waar er nu nog sprake is van een afzonderlijke vorm van jeugdbescherming voor kinderen met een verstandelijke beperking is het voorstel deze te integreren, wel met behoud van specifieke kennis. Met name voor verstandelijk beperkte kinderen willen we graag specifieke kennis die nu nog bij instellingen als de WSG zit borgen in de nieuwe organisatie voor Jeugdbescherming. Wij werken nog uit hoe de specifieke kennis over
jeugdbescherming bij verstandelijk beperkten goed in de organisatie voor Jeugdbescherming kan komen. In de implementatiefase zal met een businesscase worden bezien of en onder welke voorwaarden het huidige BJZ zich door kan ontwikkelen naar deze nieuwe gecertificeerde organisatie voor jeugdbescherming. De verantwoordelijkheid voor de ASHG’s is er nu nog één van de verschillende centrumgemeenten. Over de toekomst van AMK en ASHG zal dus nauw worden afgestemd met de andere (centrum-)gemeenten in de regio. Signalen van de politie (zorgformulieren) zullen wat ons betreft in de toekomst door het AMHK worden ontvangen. Specifiek zal ook aandacht worden besteed aan het onderbrengen van de crisisfunctie. Gekeken wordt of deze het beste gepositioneerd kan worden bij een nieuwe organisatie voor jeugdbescherming of elders. Daarnaast benutten we de komende periode om samen met veiligheidspartners waaronder het Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond en de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond, de vormgeving en invulling van de jeugdreclassering verder uit te werken. 12. Centrale partner: het onderwijs Naast de twee centrale spelers die de gemeente Rotterdam ziet, verdient ook één partner uit het veld specifieke aandacht: het onderwijs (gedefinieerd als kinderopvang, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs). De school is een belangrijke plek voor de jeugd. Het is een belangrijke vindplaats voor vroege signalering van de behoefte aan jeugdhulp en werkplaats voor het bieden van ondersteuning en hulp. Alle kinderen zijn immers leerplichtig en gaan dus naar school. Een belangrijke tweede reden is dat ook het onderwijsveld in beweging is. De Eerste Kamer heeft in oktober 2012 de Wet Passend Onderwijs aangenomen. Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (zorgplicht). De uitdaging voor het aanbieden van passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdhulp kent overeenkomsten. Onderwijsondersteuning en jeugdhulp moeten in de toekomst beter aansluiten bij de feitelijke hulpvraag van kinderen en ouders: zowel inhoudelijk als infrastructureel. De opdrachten voor passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg zijn ook vergelijkbaar: het onderwijs heeft vanuit de Wet Passend Onderwijs de wettelijke opdracht een dekkend netwerk van onderwijsondersteuning in te richten. De gemeente krijgt de opdracht een dekkend systeem voor jeugdhulp in te richten. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de gemeente(n) kunnen elkaar versterken in het realiseren van deze uitdagingen. De gemeente voert zoals de wet op het passend onderwijs dat noemt een op overeenstemming gericht overleg.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
25
Wij doen dat met het samenwerkingsverband primair onderwijs en het samenwerkingsverband van het voortgezet onderwijs. Deze verbanden moeten voor 1 mei 2014 een ondersteuningsplan gereed hebben. Wij moeten als gemeente op 1 januari 2015 een plan voor jeugdhulp hebben. Met dit overleg willen we bereiken dat het ondersteuningplan en het plan van jeugdhulp elkaar onderling zo veel mogelijk versterken. Met het MBO en de kinderopvangbranche zal de gemeente een apart overleg houden. Voor het voortgezet onderwijs zoeken we hierbij regionale samenwerking. Naast deze betrokkenheid bij het ondersteuningsplan en het plan voor jeugdhulp, werken wij de komende maanden tot het najaar 2013 samen met de schoolbesturen passend onderwijs de onderlinge relatie tussen jeugdhulp en het onderwijs als thema verder uit.
26
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
3. D e rollen van de gemeente
De rol van de gemeente verandert fors. Met de decentralisaties van de jeugdzorg en begeleiding en verzorging vanuit de AWBZ en de invoering van de Participatiewet krijgen we meer verantwoordelijkheden. Tegelijkertijd moeten we stappen terug doen en selectiever en effectiever optreden. Door de bezuinigingen waarmee de decentralisaties gepaard gaan, moeten we keuzes maken. We willen sterker focussen op het resultaat. Geen zaken dubbel doen in de uitvoering, ontschotting tussen beleidsvelden, tegengaan van stapeling door een einde te maken aan de veelheid aan interventies en te ver doorgevoerde specialismen. De gemeente vervult in het nieuwe jeugdstelsel verschillende rollen. De belangrijkste zijn: •• Regisseur van Het Nieuw Rotterdams jeugdstelsel (= stelselverantwoordelijk) •• Opdrachtgever voor instellingen en aanbieders. De wijze van sturing verschilt substantieel tussen deze rollen. In de regisseursrol wordt vooral gezocht naar gemeenschappelijke doelen en resultaten. Er wordt met name gestuurd op outcome. Om dit partnership te stimuleren stellen we een maatschappelijk convenant voor. Binnen de relatie ligt de focus op het wat, maar ook op het hoe. Het partnership met jeugdhulpinstellingen wordt sterker als de werkprocessen van deze instellingen aan kunnen sluiten op hoe de gemeente het organiseert (bijvoorbeeld het wijkteam). In de opdrachtgeversrol is veel meer sprake van een zakelijke, hiërarchische relatie. Hoewel er ook hier sprake moet zijn van partnerschap, is het de bedoeling om zo veel mogelijk “SMART”-afspraken en een beperkt aantal prestatie-indicatoren te formuleren richting opdrachtnemers en hier strak op te sturen10. Binnen deze relatie is de focus gericht op het wat, het resultaat. Het hoe is aan de instelling, of aanbieder. Het hoofdstuk sluit af met de Rotterdamse visie op kwaliteit, toezicht en beleidsinformatie. Dit is gebaseerd op de nieuwe Jeugdwet.
3.1 D e gemeente als professioneel opdrachtgever Professioneel opdrachtgeven is een kernpunt uit onze sturingsvisie op de drie decentralisaties. Niet focussen op het hoe, maar op het resultaat. Geen zaken dubbel doen in de uitvoering, ontschotting tussen beleidsvelden. De gemeente Rotterdam is in het nieuwe stelsel opdrachtgever van instellingen die uiteenlopende jeugdhulptaken verrichten, zoals: ••
••
••
Algemeen toegankelijk hulp o Jeugdgezondheidszorg o Jongerenwerk en opbouwwerk o Informatie en (opvoed)advies, door CJG en door welzijnsinstellingen Basishulp o Gezinscoaching o Schoolmaatschappelijk werk (samen met schoolbesturen), sociaal cultureel werk, algemeen maatschappelijk werk o Opvoedondersteuning en hulp (ambulant) o Aanpak overlastgevende jeugd, het zwaardere jongerenwerk o Jeugd-VB (begeleiding) o Jeugd-GGZ (wijkgericht) Specialistische hulp o Hulp aan jeugd met een verstandelijke beperking (specialistische dagbehandeling en residentiële zorg) o Verzorging aan jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking o Jeugd-GGZ o Jeugdbeschermingsmaatregelen o Jeugdreclasseringsmaatregelen o Gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus) o Residentiële zorg o Pleegzorg o Forensische zorg
10 Dit zullen vaak concrete output-afspraken zijn, die overigens een duidelijke relatie moeten hebben met de outcome-doelstellingen.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
27
Met de jeugdhulpinstellingen en jeugdhulpaanbieders die Rotterdam selecteert voor het leveren van deze taken, zal de gemeente een zakelijke relatie aangaan. De gemeente moet vanuit haar opdrachtgeverschap scherp kunnen sturen. Dat begint bij de opdrachtformulering. Vervolgens zijn de selectie van jeugdhulpaanbieders (waarbij naast de inhoud ook kostenaspecten zoals overhead een prominente rol dienen te krijgen) en de sturing op voortgang en resultaat van groot belang. Door inzet van
professioneel opdrachtgeverschap en benchmarking willen wij het aanbod dat ingekocht wordt permanent verbeteren. Dit traject loopt zeker door na 2015. In de relatie tussen de gemeente en de uitvoering (jeugdinstellingen/jeugdhulpaanbieders) maken wij ten aanzien van sturing en bekostiging keuzes op de volgende onderdelen: 1. inrichting van sturingsindicatoren 2. inrichting van hard (output) en soft controls (gedrag van management en medewerkers) 3. beslisregels (wanneer en onder welke voorwaarden mogen welke kosten worden gemaakt) 4. inrichting van de bekostiging (keuzes ten aanzien van relatie tussen inhoud en bekostigingsmodel en financiële sturing zoals incentives) 5. inrichting van de verantwoording (heldere planning en control-cyclus). De gemeente Rotterdam vervult nu voor de stadsregionale jeugdzorgtaken ook de opdrachtgeversrol. Dat geeft ons een voorsprong in ervaring ten opzichte van veel andere gemeenten. Met de nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheden is verdere professionalisering nodig. Wij werken aan een verdere verbetering van het opdrachtgeverschap om te komen tot een dekkend, effectief en efficiënt aanbod. Bij de organisatie-inrichting zal de relatie met de inkoop van de overige zorg- en welzijnstaken zo efficiënt mogelijk zijn beslag krijgen. Wij zien op dit vlak een nauwe samenhang tussen de drie decentralisaties.
3.2 Rotterdam als resultaatgericht regisseur Met alleen professioneel opdrachtgeverschap ten opzichte van individuele instellingen zijn we er nog niet. Wij willen namelijk niet sturen op onderdelen, maar zoveel mogelijk op integrale outcome. In aanvulling op de klassieke opdrachtgeverstaak, zal Rotterdam zich de komende jaren dus ook verder ontwikkelen als stelselregisseur. Een effectieve regisseur heeft een breed beïnvloedingsinstrumentarium en kan schakelen tussen zachtere en hardere beïnvloedingsstijlen. Hierbij valt te denken aan initiëren, co-creëren, faciliteren en zo nodig forceren van besluitvorming. Het daadwerkelijk halen van maatschappelijk resultaat vereist dat. Bij horizontaal sturen staat de gezamenlijke, inhoudelijke opgave centraal: het maatschappelijk resultaat dat behaald moet worden is wat de spelers in het netwerk bindt, en wat hun organisatiedoelen overstijgt. Wij gaan met marktpartijen die mee willen werken aan de Rotterdamse jeugdhulp een maatschappelijk convenant sluiten, waarin zij zich verbinden aan het gezamenlijke maatschappelijk doel. Specifieke Rotterdamse accenten in de jeugdhulp krijgen in deze afspraken tussen gemeente en instellingen een prominente plek, zodat de bestuurders van instellingen als ambassadeurs de Rotterdamse uitgangspunten uitdragen aan de professionals in hun organisatie. Naast gezamenlijke verbondenheid aan
28
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
het maatschappelijk doel kan het sturen op een aantal professionele paradoxen in deze afspraken zijn beslag krijgen. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan: 1. de combinatie tussen sturen op zelfredzaamheid en ‘er op af-mentaliteit’ 2. het vergaande mandaat van de gecertificeerde generalist om door te verwijzen in combinatie met de rol van het wijkteam in het toewijzen van schaarse middelen voor jeugdhulp 3. de combinatie van ruimte voor de professional en rekenschap afleggen. We spreken van professionele paradoxen, omdat de doelen schijnbaar tegenstrijdig kunnen zijn. Het gaat echter niet om echte tegenstellingen. De afweging kan in ieder individueel geval anders uitvallen, afhankelijk van de persoonlijke situatie van kind en gezin. Op het uitvoeringsniveau komen de verschillende doelstellingen van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel heel concreet bij elkaar. We geven de professional de sleutel in handen geven om tot een wijze afweging te komen tussen deze doelen. Dit is een belangrijk onderdeel van de transformatie die, op alle niveaus, zijn beslag moet krijgen. Naast bestuurders en professionals moeten ook midden-managers en bedrijfsvoeringsafdelingen doorleven wat dit betekent. We laten ons hierbij vrij expliciet uit over hoe wij vinden dat zaken georganiseerd moeten zijn. Dit doen we, zodat andere organisaties in hun aansturing en inrichting aansluiting kunnen vinden op hoe wij de organisatie voor ons zien. Verankering in een maatschappelijk convenant kan daarbij helpen. De gemeente regisseert dit proces, en betrekt naast marktpartijen ook andere relevante maatschappelijke partners bij het maken van afspraken over hun inzet voor het gewenste maatschappelijke effect van de jeugdhulp: huisartsen, onderwijsinstellingen, kerken, moskeeën etc. De wijze waarop door instellingen en gemeente is samengewerkt bij het opvangen van de doelgroep van maatschappelijk opvang staat ons daarbij als voorbeeld voor ogen. Alleen als alle betrokkenen zich realiseren dat voor échte maatschappelijke verandering een compleet andere wijze van samenwerken noodzakelijk is, wordt het geheel meer dan de som der delen. Rotterdam ziet de regie-opgave die dit vraagt als een belangrijke gemeentelijke taak. Inzicht in presteren Om als regisseur te kunnen sturen, hebben we informatie nodig11. Het is nodig te weten of de samenwerking in het netwerk leidt tot het behalen van de gestelde doelen. Daarnaast heeft de regisseur een platform nodig om het gezamenlijk presteren van de stelselpartners te bespreken.
Wij willen komen tot een prestatiemonitor op hoofdlijnen12. Deze is de basis voor sturen op gezamenlijke prestaties. Die monitor willen we gezamenlijk maken met de partijen die de informatie moeten gaan leveren. Dat helpt voor het draagvlak van de uitkomsten ervan. Transparantie over ieders aandeel in het gezamenlijk presteren is een conditio sine qua non voor de samenwerking, omdat anders niet aan verbetering gewerkt kan worden. Sturen op de hoofdlijn vraagt om een beperkte set uiterst relevante prestatie-indicatoren. We volgen en beïnvloeden landelijke en regionale ontwikkelingen op dit punt nauwlettend en sluiten daar zoveel mogelijk bij aan. Sturen op hoofdlijnen en beperking van rapportagelasten voor instellingen is ons adagium daarbij. Tijdens de implementatiefase richten we met de partijen een prestatiemonitor in die het gezamenlijk presteren op hoofdlijnen inzichtelijk maakt. Daarmee kunnen wij op de bestuurlijke hoofdlijn de balans opmaken van de staat van de jeugd in Rotterdam. Wij willen een stabiele monitor per 1 januari 2015, waarvan de indicatoren én de uitkomsten gedragen worden door betrokken partijen. Prestaties kunnen dan vanaf het begin van de nieuwe verantwoordelijkheid gemeten worden en ook als basis dienen voor periodieke verantwoording aan de gemeenteraad. Overleg- en samenwerkingstructuur Regie is nodig op diverse niveaus: •• Bestuurlijk niveau: het niveau waarop partijen zich committeren aan de doelen van de samenwerking, de (werk)wijze waarop deze bereikt wordt en de bijdrage van elke partij daarin •• Instellingenniveau: dit is het niveau waarop de bestuurlijke afspraken worden doorvertaald in de interne organisatie, opdat de ruimte voor samenwerking door professionals ook wordt verankerd in de dagelijkse werkzaamheden •• Uitvoerend niveau: dit betreft het niveau van de professional die op casusniveau werkt aan signalering, beoordeling of hulp- en zorgverlening aan kind, jongeren en gezin. Voor gemeentelijke regie op het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel vraagt dit om het inrichten van sturing en samenwerking op verschillende niveaus. Hiertoe passen we tijdens de implementatiefase een aantal bestaande overlegstructuren aan. Op ieder niveau staat hetzelfde doel centraal en telkens is de gemeente de regisseur.
11 Hierbij dient een nadrukkelijk onderscheid gemaakt te worden tussen data en informatie. Het is niet de bedoeling om zoveel mogelijk gegevens over kinderen of werkwijzen boven water te krijgen. Het gaat om het bepalen van de sturingsvariabelen die afgeleid worden van de doelstellingen. 12 Emeritus hoogleraar bestuurskunde Arno Korsten stelt in zijn artikel “Resultaatgericht begroten. VBTB bij het Rijk een succes?” dat dit streven past in de traditie van New Public Management, de wetenschappelijke fundering voor sturen op resultaten, afrekenen op prestaties en resultaatgericht management. NPM wordt vaak geassocieerd met de namen van Osborne & Gaebler (‘Reinventing government’), Hood en anderen (http://www.arnokorsten.nl/downloads.html).
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
29
3.3 Kwaliteit, toezicht en beleidsinformatie Momenteel is sprake van meerdere rijkstoezichthouders op het terrein van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het toezicht op de jeugdhulp blijft straks landelijk geregeld. Er is een onderscheid te maken tussen toezicht op de jeugdhulpinstellingen én het interbestuurlijke toezicht (toezicht tussen overheden). Het Rijk houdt toezicht op de uitvoering van de wet door de gemeenten. Het toezicht op de jeugdhulpinstellingen en jeugdhulpaanbieders houdt verband met het kwaliteitsregime dat straks opgenomen wordt in de Jeugdwet. Het Rijk kiest voor een vereenvoudigd kwaliteitsregime. Dit regime sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige zorgwetgeving. De kwaliteitseisen zullen betrekking hebben op alle vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De kwaliteitseisen gelden niet voor preventie. Via een AMvB kan het Rijk extra kwaliteitseisen stellen. Gemeenten kunnen aan instellingen extra kwaliteitseisen stellen. Naast de kwaliteitseisen worden aan de instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren certificeringseisen gesteld. Het normenkader van deze certificering regelt het Rijk via een ministeriële regeling. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Gezondheidszorg houden straks gezamenlijk toezicht op de kwaliteit in algemene zin en op de wettelijke kwaliteitseisen.
30
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Voor specifiek Rotterdamse problemen of accenten, kan Rotterdam zijn wensen kenbaar maken voor het jaarwerkprogramma van de inspecties. De inspecties overleggen ieder jaar met de (georganiseerde) gemeenten over hun wensen ten aanzien van toezicht. Daarnaast kan Rotterdam de Rijksinspectie vragen om onderzoek in te stellen naar een bepaalde jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. Rotterdam vervult met de Jeugdconsul een voorhoedepositie. Het leereffect van de Jeugdconsul voor het systeem, willen we behouden en zelfs laten toenemen. Verder zal de gemeente net als nu toezien op de preventieve jeugdhulptaken. De Rijksinspectie voorziet niet in toezicht op preventie. De rol van het Rijk verandert aanzienlijk door de Jeugdwet. Het Rijk wordt verantwoordelijk voor het stelsel als geheel en legt daarover verantwoording af aan het parlement. De financiële en beleidsmatige verantwoording zoals de provincies en stadsregio nu kennen, komt daarmee te vervallen. Het Rijk heeft wel behoefte aan beleidsinformatie om het stelsel op zijn effectiviteit en efficiëntie te kunnen beoordelen. Het huidige landelijk rapportage format dat provincies nu vullen op basis van de gegevens van jeugdhulpinstellingen en aanbieders, komt te vervallen. Een minimale dataset gebaseerd op de doelstellingen van de nieuwe Jeugdwet komt daarvoor in de plaats. Dit leidt tot een beperkt aantal indicatoren en gegevens die gemeenten aan het Rijk ter beschikking moeten stellen.
4. O rganisatie en bekostiging
Op welke wijze organiseert de gemeente Rotterdam de inkoop van jeugdhulp vanaf 2015? Welk instrumentarium is er voor handen om bij te sturen? Dit moet inzichtelijk gemaakt worden om te zorgen dat jeugdigen de jeugdhulp krijgen die zij nodig hebben, maar dat tegelijkertijd de kosten beheersbaar zijn. Dit hoofdstuk gaat in op het budgettaire kader, de verhouding tussen gebiedsgericht werken in wijkteams en centrale inkoop, de wijze waarop de gemeente zich hierop moet organiseren en de belangrijkste beïnvloedingmogelijkheden voor de gemeente om te sturen op het zorgvolume.
4.1 Budgettair kader In het nieuwe jeugdstelsel ontvangen gemeenten een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds. Hiervoor wordt een verdeelmodel ontwikkeld, met als uitgangspunt het principe van kostenoriëntatie. Dit betekent dat de gemeente ook voor de jeugdigen waarvan de jeugdhulp (tijdelijk) in een andere gemeente plaatsvindt de kosten moet dragen zolang het gezin, waaruit de jeugdige afkomstig is en vermoedelijk weer naar terugkeert, binnen deze gemeente blijft wonen. De decentralisatie van de jeugdzorg gaat gepaard met een beoogde besparing van 15% (landelijk € 450 miljoen op € 3 miljard, gebaseerd op regeerakkoord Rutte II) in 2017. Een eerder door het Rijk aangekondigde heffing voor een eigen bijdrage is in het regeerakkoord Rutte II geschrapt. In mei 2013 zal de landelijke meicirculaire het financiële kader voor de zorg op basis van historische gronden voor de jeugd in Rotterdam in 2015 vaststellen. Het lukt het Rijk niet om tijdig een nieuw definitief verdeelmodel op basis van objectieve indicatoren te presenteren. De planning daarvoor is nu de meicirculaire 2014 met als ingangsdatum 2016. Een ingroeipad van historisch naar objectief verdeelmodel is voorzien.
De startfoto geeft een inschatting van het zorggebruik en de kosten voor jeugdhulp voor de gemeente Rotterdam. Dit kwam in 2011 uit op € 190 miljoen. Op dit bedrag rust nu een bezuining die oploopt tot € 20 miljoen in 2017. Deze bezuinigingen zijn structureel, zodat het budget slinkt tot € 170 miljoen vanaf 2017. Naast financiering van jeugdhulp van instellingen, zal een deel van deze middelen ook ingezet moeten worden voor innovatie en voor apparaatskosten voor het jeugdstelsel13. Op basis van de informatie die het Rijk verstrekt in de meicirculaire 2013 zal de gemeenteraad na de zomer van 2013 nader worden geïnformeerd over het Rotterdamse budget voor het jeugdstelsel en de wijze waarop we voornemens zijn dat aan te wenden, inclusief de richting van de bezuinigingen. Op basis van de landelijke informatie en de startfoto van Rotterdam over het gebruik van jeugdhulp is het mogelijk te komen tot een verdeling van de budgetten over de verschillende segmenten van de jeugdhulp en de producten daarbinnen. Met deze informatie kunnen jeugdhulpaanbieders inspelen op de toekomst en dat helpt frictiekosten te voorkomen. Rotterdam heeft richtinggevende overgangsmaatregelen aan het Rijk voorgesteld. Deze maatregelen moeten regionaal vertaald worden. De overgangsmaatregelen geven de jeugdhulpaanbieders financiële rust, zodat zij zich kunnen concentreren op de gewenste transformatie. Het voorkomt verder dat we geld verspillen aan frictiekosten. De jeugdhulpaanbieders en BJZ moeten tot en met 31 december 2014 hun zorg binnen de huidige kaders verlenen. Ten slotte bestaat de wens en wettelijke plicht om cliënten continuïteit van zorg te bieden. Bij de inkoopstrategie van de jeugdhulp die we de gemeenteraad dit najaar voor de begrotingsbehandeling zullen voorleggen, informeren we de raad nader over de regionale vertaling van de overgangsmaatregelen.
13 Overigens komt er landelijk structureel €55 miljoen beschikbaar voor de uitvoeringskosten van de decentralisatie jeugd en Begeleiding Wmo samen, daarnaast wordt becijferd welke uitvoeringskosten bespaard worden bij de bestaande uitvoerders en ook dat bedrag wordt overgeheveld. Voor Rotterdam is het aandeel in de €55 miljoen ruim €3 miljoen voor jeugdhulp en AWBZ.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
31
Het streven is om op 1 januari 2014 de huidige jeugdhulpaanbieders duidelijkheid te geven over de omvang van het budget in 2015. Uiterlijk 1 april 2014 willen we de nadere invulling hiervan bekend maken. De afspraken over zorgcontinuïteit van cliënten worden samen met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond vormgegeven.
4.2 Naar meer vraagsturing: centraal inkopen, gebiedsgericht inzetten Voor de bekostiging, maar in feite voor het gehele jeugdstelsel, is de belangrijkste stap het vaststellen van de omvang van de problematiek en de feitelijke hulpbehoefte. Er moet gekeken worden welk soort hulpvraag aangepakt dient te worden en welke bekostiging daarbij hoort. Als grove indeling kiezen we in dit stadium voor de indeling “basale opvoedvragen” – “lichte problematiek” – “zware problematiek”. Verdere verfijning naar type zorgvragen (sociaal maatschappelijk – pedagogisch - psychiatrisch – verstandelijke beperkingen) is nodig, startend met een eerste benadering van de inhoudelijke zorgvraag. Het aanbod van de jeugdhulp wordt, aansluitend op de aard van de problematiek, ingedeeld naar: •• Basisinfrastructuur: voorzieningen zoals het CJG, de wijkteams, het diagnoseteam en het AMHK •• Algemeen vrij toegankelijke hulp: onder andere informatie en advies en jeugdgezondheidszorg •• Basishulp: hulp door generalisten van wijkteam en hulp ingeschakeld vanuit wijkteam •• Specialistische hulp: jeugdhulp inzetbaar na een diagnose of onderzoek. De precieze invulling van deze indeling en de gehanteerde termen veranderen we mogelijk nog op basis van de uiteindelijke Jeugdwet of nieuwe inzichten. Rotterdam kiest voor een gebiedsgerichte benadering: het wijkteam speelt een belangrijke rol in het bepalen van de individuele behoefte aan hulp en het aanbieden van de juiste hulp en ondersteuning. Op casusniveau werkt het wijkteam aan een toename van vraagsturing. De ambitie met de wijkteams is groot: zij moeten de oplossing bieden voor een aantal problemen: de te grote druk op de specialistische hulp, tekortschietende samenwerking tussen verschillende instanties en het kostenopdrijvend effect hiervan. De inkoop van hulp gebeurt centraal, vanuit een oogpunt van schaalvoordeel. Op het niveau van de stad en indien mogelijk op het niveau van de regio Rotterdam-Rijnmond door de samenwerkende gemeenten (jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorg plus, AMHK en mogelijk specialistische hulp). Ook wordt gekeken naar landelijke inkoop (bijv. onderdelen derdelijns Jeugd-GGZ en orthopedagogische behandelcentra en landelijke kennisinstituten) en naar het landelijk hanteren van uniforme kostprijzen voor de specialistische GGZ. Het is vanuit Rotterdams perspectief logisch en wenselijk dat Rotterdam een centrale rol zal gaan spelen bij de regionale inkoop (afstemming hierover met de regiogemeenten vindt de komende periode plaats).
32
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Zo bundelen we kennis en ervaring rond inkoop en ondersteunen we de uitvoering. Met centrale inkoop kan Rotterdam ook de verbinding leggen met andere financiers zoals de zorgverzekeraars, onderwijs en AWBZ. Gezamenlijke inkoop in de regio ligt in ieder geval voor de onderdelen die specialistische kennis vergen en waar het gaat om kleine volumes voor de hand. Het zal hierbij gaan om met name de gespecialiseerde vormen van hulp die buiten de eigen leefomgeving van het kind worden aangeboden. We werken met het volgende schaalniveau: •• Centraal niveau (regio/stad): 1 •• Gebieden (niveau stadskwartieren): 14 CJG’s •• Wijken (niveau CBS-wijken): 62. NB: Niet in alle wijken is de hulpvraag gelijk; sommige wijken hebben relatief weinig inwoners of een beperkte hulpvraag. In dat geval kan één wijkteam twee wijken bedienen. Uiteindelijk kunnen er dus iets minder dan 62 wijkteams ontstaan.
De figuur hierboven illustreert de verhouding tussen centrale inkoop, decentrale inzet van hulp en hoe daar vervolgens in bijgestuurd en geleerd kan worden. Op centraal niveau maken we afspraken over prijzen en het af te nemen volume, de wijkteams geven aan hoeveel hulp zij nodig hebben. Dit zal jaarlijks worden genormeerd. De wijkteam zetten de hulp decentraal in. De wisselwerking tussen het centrale niveau en het wijkteam is van groot belang: wijkteams krijgen veel zeggenschap in het palet aan dienstverlening dat centraal moet worden ingekocht; op wijkniveau ontstaat immers het beste inzicht in de zorgvraag.
4.3 De organisatie van de inkoop Niet alleen in het maken van inhoudelijke keuzes, ook op financieel gebied wil Rotterdam veel ruimte laten aan de professional in het wijkteam. Als de professional in het wijkteam financieel verantwoordelijk is, dan zal hij minder doorverwijzen naar specialistische hulp. Om deze ambitie te laten slagen, moeten we de professionals zo equiperen dat ze financiële verantwoordelijkheid ook kunnen nemen. Het zal tijd vragen om een wijkteam dusdanig in te richten dat die verantwoordelijkheid voor de financiële beheersing voluit gedragen kan worden. In het professionaliseringstraject dat de kern vormt van de transformatie zal voor dit specifieke aspect van de Rotterdamse aanpak expliciet aandacht zijn.
Het is evident dat inkoop, bekostiging en sturingsfilosofie zo worden ingericht dat zij de wijkteams maximaal ondersteunen bij hun werkzaamheden. De centrale inkoop steunt de wijkteams zodat zij goed hun zorgvragen uit de wijk kunnen vertalen naar de hoeveelheid hulp die ze uit de centrale inkoop willen hebben. De facturen betalen en administeren we centraal. Dit beperkt de bureaucratie. Daarnaast zal de centrale inkooporganisatie monitoren en budgettair bewaken wat de wijkteams bestellen. De medewerkers van de centrale inkooporganisatie hebben hoogwaardige inhoudelijke kennis van de jeugdhulp in al zijn verschijningsvormen én stevige onderhandelingsvaardigheden. Dit maakt hen een stevige gesprekspartner voor jeugdhulpaanbieders. Goede feedback over het presteren van de jeugdhulpaanbieders vanuit de wijkteams versterkt hun positie. Daarnaast zullen de wijken in staat gesteld worden te leren van elkaar via het uitvoeren van benchmarks. Om goed te kunnen sturen zullen ze maandelijks worden voorzien van managementinformatie. De gemeente Rotterdam zal binnen het Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling en in nauwe samenwerking met de Rotterdamse Service Organisatie een hoogwaardige centrale inkooporganisatie inrichten. De inkooporganisatie moet zowel zakelijk kunnen onderhandelen met jeugdhulpaanbieders, als op diplomatieke wijze een netwerk kunnen onderhouden met jeugdhulpaanbieders en met de wijkteams. De komende maanden zal bezien worden hoe bij de organisatieinrichting de relatie met de inkoop van de overige zorgen welzijnstaken zo efficiënt mogelijk zijn beslag kan krijgen. De inrichting zal ter hand genomen worden in nauwe samenwerking met het programma dat stuurt op de samenhang tussen de drie decentralisaties. Daarbij wordt ook de relatie centrale inkoop en de wijkteams nader uitgewerkt. Ook inkoopvorm, bekostiging en resultaatsturing krijgen gezamenlijk aandacht.
4.4 Beheersbaarheid volume jeugdhulp De decentralisatie van de jeugdzorg gaat gepaard met een landelijke besparing van 15%. Afhankelijk van de uitkomsten van het verdeelmodel zal dit percentage voor Rotterdam mogelijk hoger liggen. De beoogde besparingen dienen te worden gerealiseerd door “slimmer” te gaan werken en door meer inzet bij preventie en signalering, zodat er later minder zware zorg nodig is. Op sommige punten zal het ook soberder moeten. Het moet efficiënter, maar door innovatie dienen ook hele nieuwe product/marktcombinaties te worden ontwikkeld, die ervoor moeten zorgen dat er voldoende jeugdhulp blijft tegen aanvaardbare kosten. Aan welke knoppen kan Rotterdam draaien om dit te realiseren? Rotterdam bouwt in het stelsel drie belangrijke beïnvloedingsmogelijkheden in om te sturen op het zorgvolume:
1.
2. 3.
de wijze waarop de toegang tot jeugdhulp is georganiseerd. De generalistische professional in het wijkteam speelt een cruciale rol in het verminderen van de doorverwijzing naar specialistische hulp; het budgetteren van wijkteams; professioneel centraal opdrachtgeverschap voor instellingen en stevige regie op de jeugdhulpsector door o.a.: •• Inkoopstrategie •• Bekostigingstrategie •• Benchmarking •• Stellen van contractuele voorwaarden •• Inrichten van functiescheiding (om vraagsturing te vergroten).
De verwachting is dat meer aandacht voor preventie en eigen kracht, het beroep op de specialistische hulp kan verminderen. Ervaringen met de decentralisatie jeugdzorg in Denemarken hebben geleerd dat de invoering kan leiden tot een zogenaamde boeggolf. Door actievere aandacht worden in eerste instantie meer kinderen en gezinnen geïdentificeerd die ondersteuning behoeven. Deze boeggolf zal in principe uit de overkomende middelen van jeugdzorg worden gedekt. Het is als financieel risico in 2015 opgenomen. Niet in alle gevallen kan meer eigen kracht de specialistische hulp beperken. Bij geestelijke stoornissen wordt specialistische hulp niet minder door meer preventie. Bij gedrags-, opvoed- en opgroeiproblemen zorgt een goede vraaganalyse aan de voorkant er wel voor dat minder dure jeugdhulp en minder residentiële capaciteit nodig is. Als residentiële behandeling onvermijdelijk is, kan de verblijfsduur korter. Bij de GGZ borduren we voort op het bestuurlijk akkoord met GGZ Nederland, dat onder meer gaat over de beweging om meer op te vangen in de basis-GGZ ten koste van de specialistische GGZ. Schematisch ziet de verandering in het volume van de jeugdhulp er als volgt uit:
Dit najaar zullen wij meer inzicht bieden in de besparingsmogelijkheden en de visie van de gemeente daarop. Bij het beheersen van het volume jeugdhulp speelt het wijkteam dus een cruciale rol. Wij nemen een aantal praktische maatregelen om het wijkteam de kosten te laten beperken. In de eerste plaats werkt het wijkteam vanuit een vaste kernformatie met daarin verschillende expertises14.
14 Omvang van de formatie en expertises is wijkafhankelijk.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
33
Doordat de kernformatie van het team taakstellend is, zal het wijkteam aansturen op meer inzet van eigen kracht. Het wijkteam zal ook moeten kiezen om sommige zaken niet (onmiddellijk) op te pakken. Op termijn verlaagt eigen kracht de druk op professionele hulp. De kernformatie van het wijkteam levert zélf de basishulp. Dit moet doorverwijzing naar andere basishulp in het wijkteamnetwerk en zwaardere en mogelijk duurdere hulp voorkomen. Ten tweede stellen we een jaarlijks normbudget vast per wijkteam. Dit budget is de norm waarbinnen activiteiten van het wijkteam passen die geen onderdeel zijn van de basishulp die de generalisten van het wijkteam zelf geven. Daarbij gaat het om de uren advies dat het wijkteam per jaar vraagt aan het diagnoseteam en de in te roepen basishulp of specialistische hulp. Dit omvat ook de de hulpverlening aan overlastgevende en criminele jeugd. Ook de inzet van specialistische hulp op doorverwijzing van de huisarts en het Jeugdbeschermingsplein komt ten laste van het maximum dat een wijk kan inzetten. In de uitvoering zal op de voet worden gevolgd of men er in slaagt binnen deze norm te werken of dat aanpassing gedurende het jaar nodig is. De wijze waarop dit gebeurt vraagt nog nadere uitwerking, omdat we willen voorkomen dat er onnodige wachtlijsten ontstaan. De relatie tussen wijkteam en centrale inkoop is hierbij cruciaal. De normering stimuleert wijkteams om aan preventie te doen, om korte lijnen te hebben met huisartsen en om een vinger aan de pols te houden als het kind in behandeling is. Als dit niet zo zou gaan zou er een perverse prikkel zijn voor wijkteams om via huisarts naar specialistische hulp door te sturen. Ook de relatie tussen het Jeugdbeschermingsplein en het wijkteam ten aanzien van de inkoop van jeugdhulp wordt hierdoor verstevigd. Overigens zal het niet gebeuren dat om budgettaire redenen er geen actie wordt ondernomen indien een kind acute zorg nodig heeft. In de derde plaats zal voor het wijkteam een vrij aanwendbaar budget beschikbaar zijn voor innovatie. Het gaat daarbij vooral om kleinschalige vernieuwingen die bijvoorbeeld doorverwijzing naar duurdere hulp kunnen voorkomen. Op wijkniveau kunnen hierdoor nieuwe kansrijke initiatieven beproefd worden. Dit innovatiebudget is aanvullend op het stedelijke en mogelijk landelijke innovatiebudget. Ten vierde zal de centrale inkooporganisatie de wijkteams benchmarken en verwijspatronen analyseren. Dit leidt tot best practices rond effectiviteit én kostenbeheersing die elders in de stad overgenomen kunnen worden.
4.5 Inrichten bekostigingsrelatie Op dit moment verdient apart aandacht hoe de gemeente Rotterdam de bekostigingsrelatie met jeugdhulpaanbieders gaat inrichten. Van oudsher is de (publiekrechtelijke) subsidievorm in de jeugdzorg de meest gangbare, maar grote delen van de toekomstige
34
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
gemeentelijke jeugdhulp (AWBZ en ZVW-domein) wordt momenteel (privaatrechtelijk) gecontracteerd. Er bestaan ook nog tussenvormen. Voor de bekostiging van de jeugdhulp staat voor Rotterdam het sturen op maatschappelijk resultaat centraal. De techniek van bekostigen maken we daaraan ondergeschikt. Het verbeteren van de jeugdhulp in Rotterdam vraagt dat de jeugdhulpinstellingen zich maximaal voorbereiden op hun nieuwe rol in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. De transformatie van de werkwijze van de zorgprofessional moet voorop staan. Teveel verandering in de bekostigingsystematiek zou de focus van instellingen teveel verleggen naar bedrijfsvoeringsaspecten als deelnemen aan tenders en het verkrijgen van de juiste expertise daarvoor. We kiezen daarom in ieder geval voor 2015 en zonodig voor 2016 zoveel mogelijk voor rust in de bekostigingsrelatie. Dat geeft instellingen rust en focus op de inhoud. Wij zijn overtuigd dat in een subsidierelatie zakelijk gestuurd kan worden op maatschappelijk resultaat. De attitude en de focus van de gemeente is in onze ogen belangrijker dan de bekostigingstechniek. Met de regiogemeenten kunnen we vanuit deze optiek invulling geven aan de volgende overgangsmaatregelen die landelijk voorgesteld worden: 1. Zorgcontinuïteit Er bestaat tussen Rijk, provincies en gemeenten geen discussie over de noodzaak om continuïteit in zorg aan cliënten te bieden. Dit geldt voor de duur van 1 jaar. Alleen voor pleegzorg geldt het tot het einde van de pleegzorg. Door zorgcontinuïteit te bieden wordt landelijk ongeveer 40% van de zorg gegarandeerd. 2. Continuïteitsgarantie Er is een bepaalde mate van garantie voor een deel van de instellingen gewenst. Dit om te voorkomen dat de zorgverleners failliet gaan in 2015 of nu al gaan reserveren om in 2015 de frictiekosten te kunnen dekken. De garantie zou betrekking moeten hebben op de aanbieders van jeugdhulp inclusief VB en Jeugd-GGZ. Het zou dan kunnen gaan om aanbieders die aangesloten zijn bij de brancheorganisaties. Het gaat hierbij niet om BJZ. Als richting zou een garantie van 80% in 2015 kunnen gelden, die regionaal wordt uitgewerkt. 3. Randvoorwaarden Om in Rotterdam de inkoop goed voor te bereiden hebben we van het Rijk helderheid nodig. Het gaat dan om het huidige zorggebruik, een verdeelmodel, de Jeugdwet zelf en een overeengekomen planning. Voor het ontwikkelperspectief voor de jaren na 2015 zal een inkoopstrategie jeugdhulp worden ontwikkeld. Uiteraard zal de evaluatie van de aanbestedingen op het gebied van zorg en welzijn vanuit de deelgemeenten en andere ervaringen hierbij worden betrokken. Over deze inkoopstrategie jeugdhulp zullen wel de gemeenteraad in najaar 2013 nog voor de begrotingsbehandelingen informeren.
5. Een nieuwe fase:
voorbereiding en implementatie van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Dit plan markeert het einde van een eerste programmafase. De hoofdlijnen van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zijn helder. De belangrijkste Rotterdamse ontwikkelvraagstukken uit de ontwikkelagenda zijn uitgedacht en hebben hun plek gekregen in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Het wetsvoorstel zal op korte termijn het landelijk kader verder verhelderen. Van de ontwikkelfase komt het programma in de fase van voorbereiding op de uitvoering en de uitvoering zelf. Dat betekent dat het uitgedachte stelsel nu getoetst gaat worden op zijn praktische uitvoerbaarheid. De hoofdvraag voor de volgende fase is: hoe gaan we zorgen dat het werkt? Dit hoofdstuk gaat in op de volgende zaken: •• Looptijd en doel van de volgende fase •• De vereiste resultaten per 1 januari 2015 •• De belangrijkste projecten en deelprojecten binnen het programma in de implementatiefase •• Planning op hoofdlijnen incl. besluitvormingsmomenten.
5.1 Looptijd en doel voorbereidingsen implementatiefase De beoogde inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet is 1 januari 2015. Doel van de implementatiefase is dat de gemeente Rotterdam per 1 januari 2015 de nieuwe verantwoordelijkheden voor het jeugdstelsel adequaat kan vervullen. De gemeenteraad zal het implementatieplan in mei 2013 behandelen. De implementatiefase loopt daarmee van medio 2013 tot eind 2014. Het Nieuwe Rotterdams Jeugdstelsel zal per 1 januari 2015 nog niet optimaal functioneren, en de implementatiefase zal dan ook niet de eindfase van de stelselinrichting zijn. In 2015 zal de fase van monitoring, bijsturing en doorontwikkeling aanbreken. Het is daarnaast waarschijnlijk dat onderdelen van het ontwerp nog na 1 januari 2015 geïmplementeerd moeten worden.
5.2 Vereiste transitie- en transformatieresultaten per 1 januari 2015 De transitie van verantwoordelijkheden is per 1 januari 2015 gereed. Per 1 januari 2015 zijn zes transitieresultaten behaald: 1. Jeugdhulpaanbod is ingekocht, contracten zijn gesloten cq. subsidies worden verstrekt, de gecertificeerde instelling(en) voor jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn aangewezen: instellingen en aanbieders zijn klaar om in opdracht van de gemeenten jeugdhulp te verlenen. 2. Zorgcontinuïteit is gewaarborgd voor kinderen en gezinnen die op 1 januari 2015 zorg onder het oude regime ontvingen. 3. Vastgestelde gemeentelijke verordening biedt het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel de vereiste juridische basis. 4. Vastgesteld gemeentelijk beleidsplan waarin onder meer het gemeentelijke beleid omtrent de preventie van, de ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering zijn opgenomen. 5. Geïmplementeerd Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel op operationeel niveau: •• Alle wijken hebben per 1 januari 2015 een operationeel wijkteam met geschoolde en zoveel mogelijk gecertificeerde generalisten •• De diagnoseteams zijn operationeel •• De coördinatieteams zijn operationeel •• Het (regionale) AMHK is operationeel en gekoppeld aan de nieuwe organisatie voor de jeugdbescherming •• Het (regionale) Jeugdbeschermingsplein is in heel Rotterdam operationeel •• De jeugdreclassering is regionaal o.m. ingebed in de nieuwe organisatie voor de jeugdbescherming en het VHRR •• Afspraken over informatie-overdracht tussen professionals zijn beschreven (ketenwerkprocessen) en privacyconvenanten ondersteunen de informatieoverdracht
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
35
••
Gemeentelijke registratiesystemen ondersteunen de jeugdhulp en uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering door professionals •• Alle spelers in het stelsel (bijvoorbeeld het CJG, het AMHK en de nieuwe instelling voor jeugdbescherming) kennen hun rol en hebben zich toegerust om die rol te vervullen. 6. Geïmplementeerd Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel op sturingsniveau: •• De prestatiemonitor is ingericht •• De facturatie- en informatiemanagementsystemen zijn ingericht met mogelijkheid tot financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget aan cliënten •• Inkopende, sturings- en monitortaken zijn goed belegd binnen de staande organisatie en een centraal bureau is ingericht binnen Cluster MO (= verticale sturing) •• De overlegstructuur is ingericht met veldpartijen voor horizontale sturing •• De participatie van cliënten door cliëntenraden bij de jeugdhulpaanbieders en de instelling(en) voor jeugdbescherming en jeugdreclassering is geborgd •• De samenwerking met regiogemeenten is adequaat ingericht, ook voor wat betreft gezamenlijke inkoop (eventueel in vorm van een gemeenschappelijke regeling) •• De taken van de stadsregio en de overige onder het oude regime ressorterende instellingen zijn afgebouwd en waar nodig is de opdrachtgeversrol adequaat opgenomen in de Rotterdamse organisatie •• De Rotterdamse professionals zijn ingeschreven in het kwaliteitsregister en beschikken over een Rotterdams brevet •• De Rotterdamse organisatie is ingericht op het nemen van verleningsbeschikkingen en het indienen van bezwaar en beroep door cliënten •• Met instellingen / jeugdhulpaanbieders zijn afspraken over incidentenmanagement gemaakt •• Met instellingen/jeugdhulpaanbieders zijn afspraken over gebruik SISA (Verwijsindex) en de Meldcode Huiselijke Geweld gemaakt •• Afspraken zijn gemaakt met: - Huisartsen en zorgverzekeraars - Samenwerkingsverbanden passend onderwijs - RvdK en de instelling voor jeugdbescherming De transformatie naar een nieuwe werkwijze is een proces dat ook na 2015 door zal lopen. In de periode tot 2015 zullen concrete resultaten geboekt worden om in het vereiste tempo te transformeren. Per 1 januari 2015 zijn vier transformatieresultaten bereikt: 1. Maatschappelijk convenant gesloten met veldpartijen over gezamenlijke wijze van sturing op outcome, inclusief gezamenlijke visie op kritieke punten als de inzet van eigen kracht van burgers en op mandaat/ discretionaire bevoegdheid voor de professional.
36
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
2.
3.
4.
Geschoolde en gecertificeerde generalisten in het wijkteam met mandaat om zelf te handelen en door te verwijzen naar jeugdhulp zonder indicatieprocedures. Een nieuw paradigma voor de samenwerking tussen gemeente en instellingen krijgt zijn beslag, opdat ieder vanuit een heldere en passende rol werkt aan innovatie van de jeugdhulp. Alle Rotterdamse jeugdprofessionals zijn geprofessionaliseerd via netwerk- en kennisbijeenkomsten en de focusdag.
5.3 De voorbereidings- en implementatiefase Iedere grote stelselwijziging kent drie niveaus: van richten (interactief ideeën ontwikkelen, kaders bepalen, ontwerp vaststellen), via inrichten (vertalen kaders naar werkprocessen, uitvoeringsregels, informatiemanagement/ ICT, organisatie-aanpassing, personeelsbeleid) naar verrichten (feitelijk op de gewenste, nieuwe manier werken). Dit geldt ook voor het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Het stadium van “richten” nadert zijn einde, het stadium waarin we kaders vertalen in meer praktische inrichtingsvraagstukken breekt aan. De fase die nu start, is in het begin nog hybride. Het is een mengvorm van de laatste stukjes “richten” (activiteiten die de kaderstelling afronden) en de start van “inrichten”. In de veranderaanpak is het verstandig om deze twee verschillende type activiteiten te onderscheiden, omdat ze om verschillende competenties van managers en medewerkers vragen. Richten De belangrijkste activiteiten die de komende tijd nog inspanning vergen om de kaderstelling af te ronden zijn: 1. Betrokkenheid bij wet: lobby en doorvoeren wijzigingen in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2. Betrokkenheid bij landelijke verdeelmodel: lobby en doorvoeren wijzigingen in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 3. Kaderstelling: a. nadere invulling Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel: laatste ontwikkelpunten uit ontwerp verscherpen onder andere zorgvraag in beeld brengen, verdiepen relatie Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel tot scholen en de ontwikkelingen in het onderwijs, uitvoering jeugdreclassering, nadere uitwerking rollen diverse instellingen en afbakenen aanspraak op zorg b. opstellen wettelijk verplicht gemeentelijk beleidsplan c. opstellen wettelijk verplichte gemeentelijke verordening
4. Realiseren samenwerkingsafspraken bestuurlijk niveau, waaronder: a. bijdrage aan afspraken met samenwerkende gemeenten in de regio (regionale samenwerking) b. opstellen maatschappelijk convenant met instellingen die een rol hebben in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel c. afspraken met huisartsen en zorgverzekeraars d. afspraken met samenwerkingsverbanden passend onderwijs e. afspraken met Raad voor de Kinderbescherming en de instelling voor jeugdbescherming . 5. Communicatie met bestuurders, professionals en cliënten (ouders en jeugdigen) Het proces van decentralisatie kent een omvangrijk krachtenveld van jeugdinstellingen, ouders en kinderen, jeugdigen, het Rijk, (deel)gemeentelijke instanties en onderdelen, scholen, (nieuwe) jeugdhulpaanbieders en regiogemeenten. Regionaal is sprake van een apart programma. Dit staat los van het programma Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Rotterdam levert wel een aanzienlijke bijdrage aan het regionale programma. Genoemde partijen hebben of krijgen te maken met het nieuwe jeugdstelsel dat in 2015 in werking treedt. Daarom is het belangrijk om hen nu al zoveel mogelijk te betrekken bij de op handen zijnde veranderingen. Met de meeste partijen is al (meer of minder) intensief contact. Over het ontwerp van het Nieuwe Rotterdams Jeugdstelsel is geregeld overleg geweest met jeugdhulpaanbieders, bestrijders van jeugdoverlast, het onderwijs en jeugdhulpinstellingen. Met hen geven we het nieuwe jeugdstelsel vorm, dus is het belangrijk te weten of zij erin geloven en denken ermee te kunnen gaan werken. Na afronding van dit plan vragen wij aan de organisaties een impactanalyse uit te voeren als extra toets op de praktische uitvoerbaarheid. Met het Rotterdams Onderwijs Forum zijn afspraken gemaakt over de betrokkenheid van scholen. Na de zomer is de verdere operationalisering samen met de schoolbesturen van het passend onderwijs uitgewerkt. We nemen niet alleen bestuurders mee in de ontwikkelingen. In 2013 staan de professionals centraal in de communicatie. Met hen gaan we het nieuwe jeugdstelsel vormgeven. Met de professionals wordt tijdens wijkbijeenkomsten verder het gesprek gevoerd over wat het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel voor hen betekent. Ook organiseren we netwerkbijeenkomsten en een tweede focusdag in november 2013. Het jeugdstelsel is bedoeld voor kinderen, jongeren en hun ouders. Cliëntenraden van de jeugdinstellingen en andere organisaties van ouders en kinderen zijn benaderd om hun mening over het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel te geven. Na afronding van dit plan wordt gekeken hoe een meer permanente vorm van afstemming en betrekken met een vertegenwoordiging van hulpvragers georganiseerd kan worden, bijvoorbeeld door een klankbordgroep op te richten voor de periode van de decentralisatie. Van belang is helder aan te geven waar zij invloed op uit kun-
nen oefenen en wat er met hun inbreng wordt gedaan. Inrichten De volgende fase van de decentralisatie wordt overheerst door inrichtingsvraagstukken. Om de activiteiten in samenhang en met de juiste prioriteit aan te sturen, onderscheiden we vijf grote implementatieprojecten: 1. Inkoop en bekostiging jeugdhulp 2. Ketenwerkprocessen en (sturings)instrumenten a. Inrichten samenwerkingsproces op operationeel niveau (werkproces van preventie tot nazorg) met aandacht voor privacy-aspecten en afspraken met partners en samenwerking tussen casusregisseurs (wijkteam, veiligheidshuis en jeugdbeschermingsplein) b. Instrumentontwikkeling ten behoeve van onder andere vraaganalyse, diagnose, onderzoek en certificering c. Prestatiemonitor d. Afspraken over inrichting zorgcontinuïteit (samen met regio) 3. Informatiemanagement/ ICT In het kader van informatiemanagement maakt de gemeente helder welke informatie nodig is en zorgt dat tussen organisaties de informatie op de juiste wijze overgedragen kan worden. Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zal op verschillende fronten ICT-ondersteuning vereisen. In de implementatiefase richten we de volgende ICT-projecten in: a. Ondersteuning registratie én informatieuitwisseling in primair proces (ondersteuning casusregie en procescoördinatie) b. Ontwikkelen facturatiesysteem voor inkoop van jeugdhulp c. Ontwikkelen managementinformatiesystemen (monitoring doelstellingen) 4. Organisatie-inrichting a. Ex ante uitvoeringstoets door alle betrokken instellingen (businesscase / impactanalyse van het ontwerp): welke rol speelt de instelling in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel? b. Implementatie wijkteams: i. Uitwerken inrichting wijkteam, waaronder invulling rol CJG, aansturing van wijkteam, budgettering wijkteams, borging rol DOSA, aanpak jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit ii. Aantal wijkteams bepalen i.s.m. andere decentralisatieopgaven op basis van quickscan naar de zorgvraag per CBS-wijk iii. Beproeven concept in de praktijk van een aantal wijken in 2013 en 2014 iv. Na beproefd concept bepalen tot hoe ver de procescoördinatie is terug te brengen en hoe dit organisatorisch dan het beste is in te richten v. Aanpak voor scholing en certificering wijkteammedewerkers. c. Doorontwikkeling CJG
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
37
d. Inrichting nieuw AMHK (regionaal) e. Invulling rol instelling voor jeugdbescherming, inclusief de borging van specifieke kennis over verstandelijk beperkten hierbij en de beste plek waar de crisisfunctie belegd kan worden f. Inrichting eigen gemeentelijke organisatie, centraal bureau inkoop van jeugdhulp en eventuele uitvoering van taken ten behoeve van andere gemeenten. 5. Professionalisering De verantwoordelijkheid die de gemeente Rotterdam in de nieuwe jeugdwet krijgt, stelt niet alleen eisen aan de sturing van alle vormen van jeugdhulp. Het verlangt van de beroepskracht dat hij de ´nieuwe´ verantwoordelijkheid van de gemeente waarmaakt. Daarvoor heeft de gemeente Rotterdam een professional nodig die samenwerkt vanuit een gedeelde visie en beschikt over kennis, houding en vaardigheden om zelfredzaamheid te stimuleren, te ondersteunen waar het hoort en door te pakken waar het moet. Uiteindelijk is het de professional die ervoor zorgt dat meer jeugdigen opgroeien tot zelfredzame burgers, dat de hulp die hij biedt passend is, dat de ondersteuning snel wordt geboden en dat er efficiënt en effectief wordt gewerkt. In die competente professional wordt, terecht, veel vertrouwen gesteld maar hij moet daarbij wel worden geholpen door beleid van de gemeente en randvoorwaarden vanuit zijn werkgever. De voornaamste rol voor professionalisering ligt bij beroepsgroepen en instellingen zelf, als gemeente zullen we dit faciliteren. Professionals zijn aan zet, maar niet alleen. Er zijn drie belangrijke aangrijpingspunten en een aantal doelen om tot het gewenste resultaat te komen: •• competentieprofiel jeugdwerken en registratie/ certificering (brevet) •• opleidingen hogescholen •• gebiedsgerichte ondersteuning (wijkbijeenkomsten). Gezamenlijk zien de activiteiten er als volgt uit:
Richten 1. 2. 3.
Betrokkenheid bij wet Betrokkenheid bij verdeelmodel Kaderstelling: a. Nadere invulling Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel b. Gemeentelijke beleidsplan c. Gemeentelijke verordening 4. Samenwerkingsafspraken: a. regionale samenwerking b. maatschappelijk convenant c. afspraken 5. Communicatie
38
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Inrichten 1. Inkoop en bekostiging jeugdhulp 2. Ketenwerkprocessen en (sturings)instrumenten 3. Informatiemanagement / ICT 4. Organisatie-inrichting 5. Professionalisering
5.4 Planning op hoofdlijnen Het behalen van de resultaten vraagt om een marsroute en een planning. De implementatiefase kan in een aantal subfases onderverdeeld worden waarop onderdelen gereed moeten zijn: •• •• ••
afronding kaderstelling en voorbereiding implementatie (mei 2013 – jan. 2014) kwartiermaken Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (jan. 2014 – juli 2014) feitelijke taakoverdracht (juli – dec. 2014)
De volgende tabel geeft inzicht in deze subfases, de looptijd ervan en de belangrijkste activiteiten. Hoe verder weg in de tijd, hoe meer de activiteiten op hoofdlijnen zijn beschreven. Concretisering vindt plaats na vaststelling van de projectplannen van implementatieprojecten door de ambtelijk opdrachtgever.
Op 1 januari 2015 dienen alle resultaten behaald te zijn. Daarna breekt de laatste fase van de stelselwijziging aan: de fase van monitoring en bijsturing. Eind 2014 moet er daarom een plan van aanpak voor vervolgfase “monitoring en bijsturing”, gereed zijn. Subfase
Looptijd
Afronding Mei 2013 – kaderstelling en januari 2014 voorbereiding implementatie
Belangrijkste activiteiten Kaderstelling: Ontwerp Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel verscherpt op basis van uitwerking wetsvoorstel, verdeelmodel en laatste Rotterdamse ontwikkelpunten Samenwerkingsafspraken: Concept maatschappelijk convenant gereed Communicatie: • • • •
wijkbijeenkomsten focusdag 2013 netwerkbijeenkomsten professionals bijeenkomsten cliënten(raden)
Inkoop en bekostiging jeugdhulp: • •
voorbereiden strategie voor inkoop van jeugdhulp politieke besluitvorming over strategie voor inkoop van jeugdhulp
Ketenwerkprocessen en (sturings)instrumenten: • • • •
plan van aanpak werkprocessen gereed, samenwerking met professionals helder ingericht, zodat met kennis van zaken gestuurd kan worden op versimpeling van de werkprocessen (externe expertise!) ontwerp prestatiemonitor gereed uitwerking afspraken over inrichting zorgcontinuïteit voor Rotterdamse kinderen die per 1/1/ 2015 in zorg zitten
Informatiemanagement/ICT: • • •
ICT-projecten ingericht infoscan gereed voor drie ICT-projecten informatieplan gereed
Organisatie-inrichting: • • • • • •
impactanalyses / uitvoeringstoetsen alle betrokken organisaties beproeving en besluitvorming over aard en omvang wijkteams, mede op basis van zorgvraag. Positie CJG t.a.v. wijkteam, inclusief ontwikkelmodel naar gewenste situatie implementatie alle wijkteams van start start traject totstandkoming AMHK start traject Invulling rol instelling(en) voor jeugdbescherming en jeugdreclassering start traject inrichting gemeentelijk organisatie
Professionalisering: • • •
competenties + opleidingsprogramma Rotterdamse jeugdwerkers, generalisten en casusregisseurs helder wijkbijeenkomsten operationalisatie met het onderwijs • • •
Kwartiermaken Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Januari 2014 – juni 2014
Kwartiermaken alle wijkteams Gemeentelijke organisatie inrichten Inkoop: - inkoop/subsidiering - selectie jeugdhulpaanbieders
Feitelijke taakoverdracht
Juli 2014 Nauwe samenwerking tussen latende en ontvangende partijen rond overdracht van –december 2014 taken en gegevens jeugd in hulp en op wachtlijsten.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
39
De fase van voorbereiding op de uitvoering en de uitvoering zelf vraagt niet alleen om helderheid over het tijdstip wanneer producten gereed moeten zijn, maar ook wanneer zij - indien nodig - voor besluitvorming aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Het gaat daarbij om producten die voorkomen uit de richtings- als inrichtingsvraagstukken. Om het beeld te complementeren zijn ook de planning van het Rijk en de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam toegevoegd. Data
Rotterdam
Rijk
Regio (samenwerkende gemeenten)
Verzending Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel naar de gemeenteraad.
Wetsvoorstel jeugdwet naar de Raad van State
18 april: Behandeling implementatieplan in portefeuillehouders overleg jeugd
Verzending voortgang samenhang tussen drie decentralisaties naar de gemeenteraad.
Landelijke afspraken over overgangsmaatregelen
Behandeling Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel in de commissie JOCS
Rijk maakt informatie aantallen/ budget/ Verdeelmodel bekend bij meicirculaire
Behandeling voortgang samenhang tussen drie decentralisaties in commissie MVSP
31 mei: VNG rapportage invulling regio-indeling/ bovenlokale samenwerking
April 2013
Mei 2013
Juni 2013 Startbijeenkomsten wijkteams
26 juni: rapportage proeftuinen 26 juni: besluit portefeuillehoudersoverleg jeugd over nadere invulling thema’s implementatieplan
Juli 2013 Levering van geanonimiseerde gegevens (factsheets) tbv beleidsvorming door gemeenten Wetsvoorstel naar Tweede Kamer
Voor 1 juli: MBKA’s proeftuinen gereed
Startbijeenkomsten wijkteams
September circulaire: nadere informatie verdeelmodel
Start gezamenlijke proeftuin Nieuw Waterweg Noord
Voor begrotingsbehandeling 2014:Voortgangsrapportage Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel incl. uitkomsten impactanalyses en verdiepend vraagonderzoek; Monitor Zorg voor de Jeugd; Inkoopstrategie jeugdhulp
Parlementaire behandeling wetsvoorstel
Regionaal convenant overgangsmaatregelen
Augustus 2013
September 2013
Oktober 2013
40
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Gegevensstandaarden Jeugd bekend Vaststellen normenkader certificering gecertificeerde instellingen Startbijeenkomsten wijkteams
Toetsing landelijke dekking bovenlokale samenwerking
Focusdag voor professionals
Parlementaire behandeling wetsvoorstel
Portefeuillehoudersoverleg jeugd, besluit over nadere invulling thema’s implementatieplan
November 2013
Startbijeenkomsten wijkteams December 2013 Startbijeenkomsten wijkteams
Opbrengsten/ eindrapportage proeftuinen 2012
Januari 2014 Omvang budget kenbaar maken aan jeugdhulp aanbieders (inkoop 2015)
1 januari 2014: Jeugdwet gepubliceerd
Registratie jeugdhulpwerkers
Start certificering gecertificeerde instellingen (incl. bekendmaking ministeriële regeling)
Vervolgbijeenkomsten wijkteams
AMvB’s gereed
Februari 2014 Gemeentelijke verordening naar gemeenteraad Concept maatschappelijk convenant Maart 2014 Gemeenteraads-verkiezingen April 2014 Invulling budget kenbaar maken aan jeugdhulpaanbieders (inkoop 2015) Ondersteuningsplan Passend Onderwijs en afstemming ondersteuningsplan onderwijs en jeugdhulp Mei 2014 Ondertekening maatschappelijk convenant Juni 2014 Voortgangsbericht Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
41
Juli 2014 Subsidies/ contracten ten behoeve van jeugdhulpaanbieders (inkoop 2015). Gemeentelijk beleidsplan gereed Monitor Zorg voor de Jeugd Augustus 2014
September 2014
Oktober 2014 Voortgangsrapportage Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel Monitor Zorg voor de Jeugd
Levering cliëntgegevens aan gemeenten
November 2014
December 2014
Eindrapportage proeftuin NWN
Januari 2015 Gemeentelijke verantwoordelijkheid jeugdhulp
42
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Bijlage 1: Lijst van gebruikte afkortingen AMHK AMK AMvB ASHG AWBZ BJZ CBS CIT CJG DOSA FJP GGD GIS GZ psycholoog IGZ IJZ IKW IPO JB Jeugd-GGZ Jeugd-LVB Jeugd-VB JJI JKZ JOCS JR KIEN LG LTHG LZN MBKA MHK MO MVSP NIFP NWN OM PGA PGB PI PPO ROC RvdK SISA SMART SMI SMW SZW V&J VHRR VNG VVS VWS Wet Bopz Wmo Wpg Wwb ZAT ZCD ZG Zvw
Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Algemene Maatregel van Bestuur Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Centraal Bureau voor de Statistiek Crisisinterventieteam Centrum voor Jeugd en Gezin Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak Flexus Jeugdplein Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gemeentelijk Interventiespecialist Gezondheidszorgpsycholoog Inspectie voor de gezondheidszorg Inspectie Jeugdzorg Ieder Kind Wint: zorg voor de toekomst Interprovinciaal Overleg Jeugdbescherming Jeugd geestelijke gezondheidszorg Jeugd licht verstandelijk beperkten Jeugd verstandelijk beperkten Justitiële jeugdinrichting Jeugdkanszones (Commissie) Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport Jeugdreclassering Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke Jeugdgezondheidszorg Lichamelijk gehandicapt Lokaal Team Huiselijk Geweld Lokaal Zorg Netwerk Maatschappelijke kosten-baten analyse Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Maatschappelijke ondersteuning (Commissie) Maatschappelijke ondersteuning, volksgezondheid, sociale zaken en participatie Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nieuwe Waterweg Noord Openbaar Ministerie Persoons Gerichte Aanpak Persoonsgebonden budget Penitentiaire Inrichting Passend Primair Onderwijs Regionaal opleidingscentrum Raad voor de Kinderbescherming Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch, Tijdgebonden Sociaal-medische indicatie Schoolmaatschappelijk werk (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van) Veiligheid & Justitie Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond Vereniging van Nederlandse Gemeenten Van Veldhuizen Stichting (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Wet maatschappelijke ondersteuning Wet publieke gezondheid Wet werk en bijstand Zorgadviesteam Zorgcoördinatiedossier Zintuiglijk gehandicapt Zorgverzekeringswet
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
43
Bijlage 2: Stand van zaken Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst
De doelstelling van Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst is: Meer kinderen in Rotterdam groeien op in een kansrijk en veilig thuis. Met dit programma is gewerkt aan het verbeteren van de jeugdhulp. De actielijnen van het programma zijn: 1. een versterking van de basis 2. een versterking de uitvoering 3. een versterking van de sturing15. Op 31 mei 2012 is de gemeenteraad geïnformeerd over de stand van zaken van alle actiepunten uit het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst (IKW) over de periode juni 2011 tot mei 2012. In de brief van 31 mei 2012 is toegezegd de gemeenteraad te informeren over de stand van zaken IKW begin 2013. Ontwikkelingen rond de IKW-actiepunten worden hieronder per thema toegelicht. Een aantal punten is reeds in hoofdstuk 1.3.1. (Relevante ontwikkelingen afgelopen periode) aan de orde gekomen en zal in deze bijlage om die reden maar kort behandeld worden. Tegelijk met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel wordt de Startfoto Rotterdam, zorggebruik en zorgkosten van de jeugd in 2010 en 2011 én een brief met de stand van zaken SISA, meldcode en zorgcoördinatie aan de gemeenteraad gezonden. Hiermee worden enkele IKW-actiepunten afgedaan. In deze bijlage staan we daarom maar kort stil bij deze actiepunten. Ten slotte hebben professionals uit de jeugdhulp samen met gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond kennis en capaciteit ingezet in de zes regionale proeftuinen. Deze proeftuinen bieden experimenteermogelijkheden voor de inrichting van het Nieuw Rotterdamse Jeugdstelsel. Rotterdam heeft zelf vier proeftuinen. Op 6 november 2012 is de commissie JOCS geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de Rotterdamse proeftuinen. De vorderingen van de proeftuinen sinds november 2012 zullen bij de gerelateerde thema’s kort worden beschreven. Bij het voortgangsbericht in najaar 2013 wordt uitgebreider stil gestaan bij de eerste lessen van de proeftuinen.
Samenvattend kan gesteld worden dat het merendeel van de IKW-actiepunten is afgerond. Een aantal punten, met name op het gebied van de aansluiting met het onderwijs, behoeft nog aandacht. Deze punten zijn ook van belang voor de nadere uitwerking van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. In de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zal over de nog openstaande punten gerapporteerd worden. Daarmee sluiten we hierbij de afzonderlijke rapportage over IKW af.
CJG Samenwerking Jeugdgezondheidszorg Het CJG richt zich op een gezonde ontwikkeling van kinderen, opvoedingsvragen en problemen. CJG speelt het een belangrijke rol in de signalering, de beoordeling van risico’s en het oplossen van problemen. Hierin is samenwerking met andere professionals die kinderen regelmatig zien essentieel. Eén van de IKW-actiepunten was de samenwerking tussen CJG’s en huisartsen te verbeteren. Het CJG heeft Zorgimpuls gevraagd hier samen met het CJG aan te werken. Momenteel is nog niet bij alle CJG’s een structureel afstemmingsoverleg met huisartsen. Omdat in de nieuwe Jeugdwet opgenomen zal worden dat er afspraken moeten komen tussen gemeenten, huisartsen en zorgverzekeraars, wordt gekeken hoe tussen deze twee acties een verbinding te leggen is. In het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel is immers niet alleen de verbinding tussen het CJG en de huisartsen van belang, maar ook de rol van de huisartsen binnen het wijknetwerk en de relatie met de wijkteams. Samen met het CJG, Zorgimpuls en de huisartsen wordt dit de komende periode nader uitgewerkt. In de afgelopen periode zijn wel samenwerkingsafspraken gemaakt tussen het CJG en andere professionals uit de jeugdgezondheidzorg, zoals verloskundigen en gynaecologen. Met de verloskundigenzorg zijn in de eerste plaats afspraken gemaakt omtrent (risico)overdracht, die in 2013 worden geïmplementeerd. In de tweede plaats is er een signaleringsinstrument (R4U) ontwikkeld dat tijdens de zwangerschap en/of na de geboorte ingevuld wordt door
15 Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. Rotterdams Programma 2011-2014
44
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
de verloskundig zorgverlener. Hierdoor kan er bij moeders bij een volgende zwangerschap beter op de risico’s worden in gespeeld. In de derde plaats is samen met het CJG een protocol rond interconceptiezorg ontwikkeld. Kinderen die geen goede start hebben gehad na de geboorte, omdat ze te vroeg zijn geboren, te licht zijn of een aangeboren afwijking hebben, worden actief verwezen naar het spreekuur van de gynaecoloog om te voorkomen dat dit zich herhaald bij een volgende zwangerschap. De implementatie van de werkwijze rond interconceptiezorg gebeurt in 2013. Daarnaast zijn met het Sint Franciscus Gasthuis afspraken gemaakt over een gemeenschappelijk spreekuur met het CJG voor risicokinderen. In 2012 is op alle locaties van het CJG onder de naam KIEN (Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke Jeugdgezondheidszorg) gewerkt aan flexibilisering van contactmomenten in de jeugdgezondheidzorg16. KIEN wordt nu in de hele stad toegepast. Ook binnen de stadsregio Rotterdam wordt KIEN nu uitgerold. Samenwerking ‘Opvoeders in Actie’ Naast de samenwerking met professionals in de Jeugdgezondheidszorg is ook de samenwerking binnen het programma ‘Opvoeders in Actie’ verbeterd. Het contact tussen ouderconsulenten en het CJG is geïntensiveerd, er is een nieuwe groep ouders bereikt en er wordt in gezamenlijkheid gewerkt aan het bereiken en voorlichten van ouders. Vanaf 2013 is de begeleiding van het programma ‘Opvoeders in Actie’ ondergebracht bij Stichting CJG Rijnmond. Gezinscoaching bij multiprobleemgezinnen Eén van de IKW-actiepunten betreft het Verbetertraject Gezinscoaching en jongerentrajecten. Het opgestelde verbeterplan wordt momenteel uitgevoerd. De commissie JOCS heeft over de voortgang van het verbetertraject gezinscoaching op 3 december 2012 een brief ontvangen. Het motto ‘één gezin, één plan, één regisseur’ is leidend in de aanpak. Binnen het verbetertraject worden naast aanbieders van jeugdhulp ook alle andere disciplines betrokken die alle domeinen van het gezin kunnen beslaan. Mocht de situatie voor het gezin zo complex zijn dat regie nodig is, dan is er altijd maar één casusregisseur. Inmiddels rapporteren alle (met gemeentelijk geld) gefinancierde organisaties driemaandelijks over nieuwe aanmeldingen, afgesloten trajecten en verdere informatie over lopende trajecten. Daarin zijn vijf indicatoren relevant: 1. mate van reguliere beëindiging van de hulp (reden beëindiging hulp) 2. mate van doelrealisatie 3. mate waarin cliënten doorstromen naar lichtere of juist zwaardere vormen van hulp 4. mate van cliënttevredenheid over de resultaten van hulp 5. mate waarin de ernst van problematiek is verminderd.
In 2011 zijn in Rotterdam met gemeentelijk preventief budget 1774 gezinnen begeleid in een gezinscoachingstraject. Het totale budget voor Rotterdam voor gezinstrajecten bedroeg € 4,75 miljoen. Eind 2012 bleek uit een inventarisatie onder de organisaties dat er zich in Rotterdam in de niet-geïndiceerde zorg geen structurele wachtlijsten voordoen. Een verslechtering van die situatie is onwaarschijnlijk, aangezien uit de monitoring van de gegevens over 2012 blijkt dat het aantal aanmeldingen voor hulp, zowel voor gezinscoachings- als jongerentrajecten, een licht dalende tendens vertoont. Bij de driemaandelijke monitoring worden alle organisaties gevraagd naar de wachtlijstgegevens. De monitoring hiervan geeft de mogelijkheid in te grijpen als zich toch onaanvaardbare wachtlijsten gaan voordoen. Het verbetertraject wordt in 2013 voortgezet. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de gemeenteraad via de voortgangsrapportages van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel geïnformeerd. Met bovenstaande uitleg stellen we voor de nog openstaande onderdelen van de motie “Helderheid over aanpak multiproblematiek” (begrotingsbespreking 13 november 2012) als afgedaan te beschouwen. Vereenvoudiging zorgcoördinatie In IKW waren actiepunten opgenomen ten aanzien van het gebruik van de STAAL+ afspraken, de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie, het gebruik van het zorgcoördinatiedossier, de meldcode en SISA. In de afgelopen periode zijn via bijeenkomsten de STAAL+ afspraken onder de aandacht gebracht van onder meer School Maatschappelijk Werk, Algemeen Maatschappelijk Werk en van de aandachtsfunctionarissen Meldcode Huiselijke Geweld en Kindermishandeling. Met de bestuurlijke opdracht ‘vereenvoudiging zorgcoördinatie’ is gewerkt aan een vereenvoudiging van de zorgcoördinatie17. Zorgcoördinatie draagt bij aan effectievere en snellere hulp en zorg aan mensen met multiproblematiek. Het accent ligt op het versterken van de casusregie. Met deze slag kan de procescoördinatie terug naar het minimum. De procescoördinatie beperkt zich tot haar pure vorm: interventies op instellingenniveau om hulp die is vastgelopen weer vlot te trekken. Als een voorbode van de vereenvoudiging zijn met ingang van 1 januari 2013 het Lokaal Team Huiselijk Geweld (LTHG) en Lokaal Zorg Netwerk (LZN) samengevoegd in de afdeling Gebiedsteams van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling. De aanpak van de Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA) zal geborgd worden in het wijknetwerk Jeugd en Gezin. De aanpak van zorgvermijders (LZN) en huiselijk geweld (LTHG) wordt geborgd in het wijknetwerk Maatschappelijke Ondersteuning. De procescoördinatie wordt dichtbij het wijkteam georganiseerd en is zodoende beschikbaar voor het wijkteam en kan het primaire proces versterken. Het coördinatieteam zal bestaan uit medewerkers van de afdeling gebiedsteams en DOSA.
16 Zie hiervoor verder de brief stand van zaken jeugdgezondheidszorg (kenmerk 1186, van 21 november 2011). 17 De stand van denken is op 20 augustus aan de Raad verzonden (briefnummer 12gr2378), op 19 december 2012 is een informatiebijeenkomst gehouden over de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie voor de commissie JOCS.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
45
Ten aanzien van digitale ondersteuning van casusregie en procescoördinatie is de bedoeling deze ook te vereenvoudigen in samenhang met het informatiemanagementvraagstuk rond de drie decentralisaties. Het zorgcoördinatiedossier (ZCD) is als instrument voor CJG-casusregisseurs de afgelopen periode verder ontwikkeld. De CJG-regisseurs, Voor- en Prezorg verpleegkundigen en de gezinscoaches zijn aangesloten op het zorgcoördinatiedossier. Bekeken wordt op welke manier het ZCD een bijdrage kan leveren aan de digitale ondersteuning van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. SISA In het IKW programma is opgenomen dat de mate van samenwerking en eenduidig handelen nader onderzocht zal worden. Het gaat om de volgende acties: •• In 2011 wordt gestart met een audit om de samenwerking tussen de netwerken van zorg en welzijn, onderwijs, werk en inkomen en politie en justitie te beoordelen op het principe één gezin, één plan, één regisseur. •• In 2012 wordt een audit uitgevoerd om te onderzoeken hoe de meldcode en SISA zijn geborgd in de uitvoeringsprocessen van de gesubsidieerde organisaties. •• In 2012 wijst onderzoek uit of de signalen en matches in SISA hebben geleid tot betere hulpverlening en de vraag of het principe van één gezin, één plan, één regisseur werkt. Deze acties hebben geresulteerd in één gecombineerde audit voor SISA, de meldcode en zorgcoördinatie. Onderzocht is hoe de meldcode en SISA zijn geborgd in de uitvoeringsprocessen van de gesubsidieerde organisaties. Dit onderzoek is uitgevoerd in voorjaar 2012. Vanaf juli 2012 zijn concrete activiteiten ondernomen gericht op het vergroten van de handelingsbekwaamheid en op de verscherping van de handhaving. Eind 2012 is een verdiepend onderzoek gedaan naar of en in hoeverre signalen en matches in SISA hebben geleid tot betere hulpverlening. Ook is gekeken naar belemmeringen en knelpunten die een rol spelen bij de borging van SISA en de zorgcoördinatieafspraken. Over de uitkomsten van de onderzoeken alsmede de conclusies en acties naar aanleiding daarvan wordt de raad afzonderlijk met een aparte brief geïnformeerd. In deze brief wordt voorgesteld de toezegging JOCS 11028 als afgedaan te beschouwen.
Aansluiting jeugdhulp op onderwijs en kinderopvang Kinderopvang De gegevensuitwisseling tussen de GGD en CJG over kinderen die gebruik maken van kinderopvang op sociaalmedische indicatie (SMI) verloopt goed. De CJG’s zijn op de hoogte van de indicaties SMI voor de kinderen in hun werkgebied en de rol van het CJG tijdens en nadat een SMI indicatie is vormgegeven. Er is afgesproken met het CJG dat het melden van SMI indicaties in SISA extra onder de aandacht zal worden gebracht bij regisseurs en managers van het CJG.
46
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
De overgang van de kinderopvang naar het basisonderwijs is verbeterd, met het opzetten van groepen nul. In groepen nul zitten peuters van 2,5 tot 4 jaar. Het doel van deze groepen is om taal- en ontwikkelingsachterstanden weg te werken. Momenteel zijn er 101 van deze groepen nul. Met de proeftuin ‘Gewoon en Bijzonder wordt BijzonderGewoon in de kinderopvang’ wordt geprobeerd om kinderen met (beginnende) problemen zo lang als mogelijk en verantwoord is in de reguliere kinderopvang, dichtbij huis en met passende deskundigheid te begeleiden. Dit noemen we dan gedeelde opvang. Afgelopen periode is een plan van aanpak opgesteld waarin verschillende acties samenkomen, waaronder signalering, verwijzing, aansluiting bij jeugd-GGZ en aansluiting bij wijkteam gedachte. Er wordt gewerkt in twee werkgroepen Noord (0-4 jaar) en Zuid (0-12 jaar), Zuid bevat ook naschoolse opvang. De betrokken organisaties bij deze proeftuin zijn Stek, KindeRdam, Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), Lucertis (Parnassia Groep), De Piloot, Horizon, TriviumLindehof, Van Veldhuizen Stichting (VVS), FlexusJeugdplein (FJP) en Prinses Amalia. Bij de proeftuin is ook Alert4you betrokken. Alert4you is een landelijk programma gefinancierd door het Kinderopvang fonds, dat samenwerking tussen Jeugdzorg en kinderopvang wil stimuleren. Kinderen met beginnende problemen opvangen in een reguliere kinderopvang, vraagt meer van de reguliere medewerkers. Om te zorgen dat de medewerkers goed toegerust worden om ook de kinderen met beginnende problemen te begeleiden, is er bij alle gedeelde opvang in de proeftuin ingezet op coaching on the job en deskundigheidsbevordering. Het CJG gaat de invulling van dit onderdeel voor de reguliere groepen in de kinderopvang verzorgen. Ook wordt momenteel een gezamenlijke opvang in de kinderopvang voor kinderen van 0-4 en van 4-12 met een indicatie van BJZ en een indicatie voor plusopvang van de GGD gerealiseerd. Omdat het in de gedeelde opvang te verwachten valt dat er extra hulpvragen ontstaan, is er een start gemaakt met een Voorschools ZAT (zorgadviesteam). Het CJG wordt dan betrokken als er meer hulp nodig is. Zorgadviesteams (ZAT’s) In IKW zijn diverse acties rond de zorgadviesteams opgenomen. De rol van het CJG binnen de ZAT’s is geprofessionaliseerd door planmatig werken en volgens (zorgcoördinatie)afspraken werken. Daar waar voorschoolse ZAT’s bestaan, neemt het CJG deel aan deze ZAT’s. De professionalisering van de rol van het CJG vergt doorlopende investering, onder meer in het kader van de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie. In het kader van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zal de rol van het CJG in het ZAT overgenomen worden door een wijkteamlid (eventueel CJG). De komende periode vindt nadere uitwerking plaats van de relatie tussen jeugdhulp en onderwijs. Ervaringen vanuit de proeftuinen, maar ook bijvoorbeeld de pilot in Hoogvliet over versterking van de aansluiting tussen de ZAT’s en het CJG (inclusief werkwijze voor integrale zorgtoewijzing) worden daarin meegenomen.
Onderwijs en pilot LVB De komende periode vindt nadere uitwerking plaats over de relatie tussen jeugdhulp en (passend) onderwijs. Daarbij wordt ingegaan op de positie van het schoolmaatschappelijk werk, de relatie met diagnosticering binnen onderwijs en de jeugdhulp, de vertegenwoordiging in de ZAT’s etc.. De problematiek rondom signalering en diagnose van licht verstandelijke beperking bij kinderen in het basisonderwijs wordt door scholen herkend. De pilot gericht op signalering en diagnose van licht verstandelijke beperkingen en de verbetering van het aanbod voor kinderen met deze beperkingen is in overleg met het onderwijs niet gestart. De wens bestaat om veel breder naar de problematiek te kijken vanuit de voorbereiding van de decentralisatie. Momenteel vindt overleg plaats met het ministerie van SZW over het herkennen van GGZ- en VB-problematiek bij migrantenjongeren. Ook wordt in het kader van de nadere uitwerking van de vraaganalyse en de diagnose gekeken naar de wijze van signalering van genoemde problematieken. Het vraaganalyse-instrument zal niet alleen beschikbaar komen voor de medewerkers in het wijkteam maar breder worden verspreid. Speciale aandacht gaat uit naar de samenwerking met de scholen. Proeftuin Olympia college Met een integrale benadering van jeugdproblematiek, gericht op ouders, school en zorg wordt geëxperimenteerd in de proeftuin Olympia College. Het Olympia College ligt in Rotterdam Zuid in een gebied waar sprake is van een stapeling van achterstanden ten aanzien van woningkwaliteit, werk en inkomen, scholing en onderwijs. Kennis en ondersteuning over jeugd-GGZ en jeugd-LVB wordt zoveel mogelijk aan de voorkant en in de eigen omgeving van de jeugdige ingezet. Onderzocht wordt ook welke afspraken nodig zijn voor leerlingen die uit een andere wijk komen of uit een van de omliggende gemeentes. De hulpverlening zit in huis (school): er is directe snelle hulp, er zijn korte lijnen en er is eventueel efficiënte doorverwijzing naar zwaardere hulp. De functie van het CJG wordt versterkt. Deze proeftuin bestaat uit 3 sporen: ouderbetrokkenheid, deskundigheidsbevordering (professionalisering van de leerkrachten) en directe en integrale zorg (integrale en eenduidige toeleiding op basis van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur). Op alle fronten is voortgang geboekt. Door het zogenaamde analyseteam is een systematiek ontwikkeld die voorzag in verschillende zorglijnen. Voor alle zorglijnen geldt dat sprake is van één casusregisseur. Children’s Zones Een belangrijk speerpunt in het Nationaal programma op Zuid is de Children’s Zones. In zeven wijken in Rotterdam Zuid kunnen kinderen hun talenten maximaal ontwikkelen door het aanbod van excellent onderwijs. Waar de gezinssituatie de ontwikkeling van het kind kan belemmeren, is het nodig dat er snel steun of bemoeienis van lichte of zware aard aan het hele gezin wordt geboden. In september 2012 is gestart met twee wijkteams: één in de deelgemeente Feijenoord en één in Charlois. In Feijenoord is het wijkteam gestart op één school. Begin
2013 is dit uitgebreid naar twee nieuwe scholen. In Charlois zijn vier scholen in de Tarwewijk en 4 scholen in de wijk Carnisse aangesloten. Er hebben gesprekken plaatsgevonden met andere scholen ten behoeve van de uitbreiding. In elk van de zeven ‘focuswijken’ zal uiteindelijk een wijkteam actief zijn. Deze wijkteams bestaan uit medewerkers van het CJG, Sociale teams en Bureau Frontlijn. Verder zijn in Charlois Vraagwijzer en Stichting Dock bij het wijkteam betrokken. Er wordt samengewerkt met schoolmaatschappelijk werk. De wijkteams worden begeleid door procesbegeleiders in opdracht van de deelgemeenten. De wijkteams werken in de wijk volgens een frontlijnaanpak. Deze aanpak wordt verder doorontwikkeld gedurende de looptijd van de pilot. De proeftuin loopt het hele schooljaar 20122013. De Children’s Zone is te zien als een eerste proeve in de omslag naar een meer actiegerichte houding van hulpverleners, waarbij ze elkaar sneller vinden en elkaar onderling versterken in een wijkteam. Ten behoeve van deskundigheidsbevordering heeft er voor de leerkrachten van de scholen in Carnisse een workshop preventief signaleren plaatsgevonden. De jeugdhulpinstellingen zijn schriftelijk geïnformeerd over de aanpak van de wijkteams Children’s Zone. Eind januari 2013 heeft er in Charlois een bijeenkomst voor deze organisaties plaatsgevonden. Er zijn folders ontwikkeld voor ouders en scholen in overleg met de betrokken partijen. Deze zijn begin 2013 verspreid. Tijdens de begrotingsraad van 13 november hebben wij u toegezegd om de frontlijn aanpak en de Children’s Zone te betrekken bij de decentralisatie van de jeugdzorg (R12094). De ervaringen die zijn en nog worden opgedaan met de wijkteams in de Children’s Zone zijn meegenomen in het ontwerp van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zoals hiervoor beschreven. Wij stellen u voor de toezegging R-1204 hiermee als afgedaan te beschouwen.
Samenwerking Jeugdbeschermingsplein en Veiligheidshuis Jeugdbeschermingsplein In september 2012 is gestart met de proeftuin Jeugdbeschermingsplein op Rotterdam Zuid (IJsselmonde, Charlois en Feijenoord). Deze proeftuin is gericht op het ontwikkelen van een sluitende aanpak (drang en dwang aanpak) voor gezinnen waarover ernstige zorgen zijn omtrent de (fysieke) veiligheid en de ontwikkeling van kinderen én waarbij hulpverlening binnen een vrijwillig kader onvoldoende op gang komt of tot onvoldoende resultaat leidt. Binnen de drang en dwang aanpak wordt gewerkt met een jeugdbeschermingsteam. Dit team bestaat uit het gezin, de betrokken hulpverleners en een casusregisseur. Op het Jeugdbeschermingsplein werken de gemeente, het CJG, Bureau Jeugdzorg, MEE, de Raad van de Kinderbescherming, William Schrikker Groep (WSG) en instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp, geestelijke gezondheidszorg, zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking en de verslavingszorg samen. De factsheet van het jeugdbeschermingsplein is breed verspreid (ruim 600 exemplaren). In januari 2013 heeft een tussenevaluatie plaatsgevonden.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
47
De belangrijkste bevindingen waren dat het proces op de jeugdbeschermingstafel soepel verloopt, dat er een vertrouwensband is ontstaan tussen de deelnemers en dat het bespreken van casussen met de melder echt als een toegevoegde waarde wordt gezien. Het jeugdbeschermingsteam wordt op maat samengesteld. De deelnemers van de tafel denken mee over de aanpak en er zijn geen dubbelingen in zorg of onderzoek. Wel zijn casusregisseurs nog zoekend naar de wijze waarop zij hun rol kunnen invullen. In de komende maanden ontvangen de casusregisseurs daarom verschillende trainingen die hen handvaten bieden bij het uitvoeren van hun functies. Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond In het Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond (VHRR) participeren de Gemeente Rotterdam, de regiogemeenten uit Rotterdam-Rijnmond, Openbaar Ministerie, Politie Rotterdam-Rijnmond, Reclassering Nederland, Reclassering Bouman (nu: Antes), Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), Raad voor de Kinderbescherming, Dienst Justitiële Inrichtingen/Penitentiaire Inrichting (PI) en Justitiële Jeugd Inrichting (JJI), William Schrikker Groep, HALT, Leger des Heils en Bureau Jeugdzorg. De inzet van het Veiligheidshuis (VHRR) richt zich op de Persoons Gerichte Aanpak (PGA) van de meest overlast gevende en criminele personen. Daarnaast levert het VHRR gemeentelijke nazorg aan volwassenen en jeugdigen die uit detentie komen. In 2012 zijn de voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van de pilot ZSM+. Hierdoor kunnen er, naast de strafrechtelijke afdoening, aanvullende zorginterventies worden ingezet en kan er direct gezamenlijk triage plaatsvinden op de complexe problematiek. Deze complexe cases worden dan in de casusoverleggen in het Veiligheidshuis verder opgepakt. Het Jeugdbeschermingsplein richt zich op het civiele recht (bescherming van kinderen). Omdat het denkbaar is dat binnen het Jeugdbeschermingsplein en het VHRR jeugdigen gemeld worden die binnen beide samenwerkingsverbanden bekend zijn en/ of aangepakt (moeten) worden, is vanaf de start van het jeugdbeschermingsplein samenwerking gezocht. Om zorg te dragen voor een integrale en sluitende aanpak voor gezinnen, zijn samenwerkingsafspraken gemaakt tussen het Jeugdbeschermingsplein en het VHRR. Sturing In IKW was reeds de wens uitgesproken te komen tot een visie ‘sturen op zorg voor de jeugd’. Deze visie zou door de (niet-)gemeentelijk gefinancierde instellingen en deelgemeenten onderschreven moeten worden. Deze visie heeft zijn plek gekregen in hoofdstuk 3 van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel en maakte onderdeel uit van de consultatieronde langs alle partners en de deelgemeenten. Binnen de sturingsvisie staan twee rollen van de gemeenten centraal: de rol van stelselregisseur en de rol van opdrachtgever. Afspraken instellingen Om de sturing te versterken is in de subsidiebeschikkingen voor 2013 van gemeentelijk
48
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
gefinancierde instellingen die werken met jeugd en ouders naast de verplichting te werken met de meldcode, SISA en Staal+- afspraken, de medeverantwoordelijkheid voor het bereiken van de gemeentelijke beleidsdoelen benadrukt. Startfoto Rotterdam In 2012 is gestart met een grootschalig onderzoek om het zorggebruik, zorgaanbod en bijbehorende kosten en financieringsstromen in beeld te brengen voor Rotterdam en de overige gemeenten binnen de regio Rotterdam-Rijnmond (inclusief Goeree-Overflakkee). De Startfoto Rotterdam, Zorggebruik en zorgkosten van de jeugd in 2010 en 2011 worden tegelijkertijd met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel naar de gemeenteraad verzonden. Met de betreffende brief wordt voorgesteld tevens het tweede gedeelte van toezegging JOCS 12007 als afgedaan te beschouwen. In 2013 zal op basis van de verzamelde gegevens verdiepend onderzoek worden gedaan om inzicht in het zorggebruik te vergroten (verdiepend vraagontwikkelingsonderzoek). Het gaat om een verdieping ten aanzien van het zorggebruik, nadere uitwerking van gebruik Jeugd-GGZ en de ontwikkeling van het zorggebruik en problematiek. De gemeenteraad wordt hierover in najaar 2013 geïnformeerd. Deelgemeentelijke overleggen Afgelopen periode hebben op deelgemeentelijk niveau overleggen plaatsgevonden tussen de gemeente, de deelgemeente, het CJG en aanbieders van laagdrempelige opvoedondersteuning (zowel stedelijk als deelgemeentelijk), met als doel het inzichtelijk maken van het aanbod en het afstemmen over laagdrempelige opvoed- en opgroeiondersteuning. De gemeente heeft in zes deelgemeenten het proces ondersteund voor laagdrempelige opvoed -en opgroeiondersteuning (wijkprogrammering). Daarnaast zijn er in veel deelgemeenten overleggen in JKZ-verband (jeugdkansenzones) op wijkniveau. In vrijwel alle deelgemeenten is er regelmatig contact tussen de CJGmanager en/of regisseur en de deelgemeenteambtenaren. In het kader van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zal de laagdrempelige opvoed- en opgroeiondersteuning nadrukkelijker bij het CJG komen te liggen in samenwerking met het wijkteam en in afstemming met de deelgemeenten. Omdat nog niet geheel duidelijk is welke rol de deelgemeente de komende periode zal vervullen, is nadere uitwerking in de tweede helft van 2013 gewenst.
Professionalisering Gezamenlijke visie Een gezamenlijke visie op het werk bevordert eenduidigheid in het werken en helpt de samenwerking te verbeteren. ‘De opvoedvisie: een gedeelde basis voor opvoeden van en zorg voor de jeugd’ -onderdeel van de Rotterdamse Ontwikkelagenda- verwoordt de visie in concrete uitgangspunten. Deze visie maakt deel uit van de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015. Decentralisatie van de Jeugdzorg. En word verankerd in de extra kwaliteitskenmerken die aan de Rotterdamse professional in de hulp voor de jeugd worden gesteld.
Professionals Er is een aantal werkbijeenkomsten met professionals gehouden om van hen te horen wat nodig is om IKW zorg voor de toekomst uit te kunnen voeren en de beoogde transformatie in het kader van de decentralisatie vorm te geven. Het gaat erom dat in 2015 professionals in Rotterdam werken die samenwerken vanuit een gedeelde visie en beschikken over kennis, houding en vaardigheden om zelfredzaamheid te stimuleren, te ondersteunen waar het hoort en door te pakken waar het moet. Er zijn drie belangrijke aangrijpingspunten en een aantal doelen om tot het gewenste resultaat te komen: competentieprofiel, opleiding en gebiedsgerichte ondersteuning. In aanvulling op het landelijk competentieprofiel wordt met de organisaties overlegd over aanvullende Rotterdamse kwaliteitskenmerken. Het uitstroomprofiel van de hogescholen sluit al aan op het competentieprofiel en zal verder worden uitgewerkt voor de Rotterdamse context. De professional die al aan het werk is wordt ondersteund in de wijk waarin hij werkzaam is. Met opleiders wordt gekeken naar een passend, ondersteunend aanbod voor deze zittende professionals. Focusdag Om de visie onder de aandacht te brengen werd op donderdag 15 november 2012 de eerste Focusdag georganiseerd. Er namen zo’n 370 jeugdprofessionals deel aan Focusdag 2012, dé Rotterdamse dag voor jeugdprofessionals. Het was een dag vol activiteiten voor en door instellingen in de jeugdzorg, welzijn en de gemeente Rotterdam. Professionals gingen door de hele stad bij instellingen op bezoek en deden nieuwe kennis en inspiratie op. Het programma bestond uit workshops, theater, film, presentaties, debat en meer. Kortom: veel gelegenheid om elkaar te ontmoeten en te leren van elkaars werk. Tijdens de Focusdag werd onder andere een workshop SISA, meldcode en zorgcoördinatie georganiseerd waar professionals van verschillende organisaties aan hebben deelgenomen. Met deze dag werd tegemoet gekomen aan de wens van de professional om elkaar beter te leren kennen; een belangrijke voorwaarde voor kennisdeling en samenwerking.
Tot slot Geconcludeerd kan worden dat sinds de start van Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst veel activiteiten zijn ondernomen met het doel ‘Meer kinderen in Rotterdam op te laten groeien in een kansrijk en veilig thuis’. De decentralisatie van de jeugdzorg, en de Rotterdamse uitwerking daarvan: het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel, bieden de kans om de ingeslagen weg voort te zetten. De uitgangspunten zoals verwoord in IKW: ouders eerst verantwoordelijk, ondersteuning binnen handbereik, meer tijd voor kind en gezin, één gezin, één plan, één regisseur én professionals aan zet, hebben hun weg gevonden in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. De actiepunten zoals opgenomen in IKW zijn grotendeels afgerond of zijn niet meer van toepassing, omdat in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel een andere keuze is gemaakt. Enkele actiepunten vragen om blijvende aandacht. Het gaat daarbij om de afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp, de rol en de doorontwikkeling van het CJG, de positie en invulling van de ZAT’s, de aandacht voor privacy en informatie-overdracht, de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie (structurele audit), het contact tussen de huisarts, CJG en wijkteam, deskundigheidsbevordering van en kennisuitwisseling tussen professionals, de verwerking van afspraken in de subsidiebeschikking. Al deze punten krijgen een plek binnen het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel. Drie IKW-actielijnen zijn voortgezet in ‘De ontwikkelagenda 2012-2015. Decentralisatie van de jeugdzorg’: 1. sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin 2. professionals aan zet: versterken van de uitvoering 3. sturen op zorg voor de jeugd: versterken van partnerschap, verantwoordelijkheid en resultaat Met bovenstaande beschrijving van de huidige stand van zaken kunnen deze actielijnen afgesloten worden.
De organisatie van deze geslaagde dag heeft een basis gelegd voor intensieve samenwerking van uitvoerende organisaties en de gemeente Rotterdam. In 2013 zal de focusdag een vervolg krijgen. Kennisnetwerk Er is een structureel kennisnetwerk Zorg voor Jeugd opgezet. In dit kennisnetwerk participeren lokale kennisinstituten (Erasmus Universiteit en hogescholen) en vrijwel alle aanbieders van preventieve en geïndiceerde jeugdhulp in de Rotterdamse regio. Het doel van dit netwerk is om gezamenlijk te komen tot vernieuwingen in de zorg voor de jeugd. Aanvullend hieraan wordt een samenwerkingsverband opgezet met de hogescholen en de jeugdhulpinstellingen om nader in te gaan op de opleidingen en competenties van professionals.
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
49
Colofon Tekst: Gemeente Rotterdam Vormgeving: Robedrijf April 2013 Gemeente Rotterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd en Onderwijs www.rotterdam.nl/nieuwjeugdstelsel E-mail:
[email protected]
50
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel