EERSTE ONTWERP van KRACHTLIJNEN 24.05.2006
Voluit voor solidariteit ! ACV-congres 19-21 oktober 2006
Inleiding: een toekomst voor iedereen (*) 1. We zijn als vakbeweging een roerganger van solidariteit. Zo stelden we het op ons Waardencongres van 1994. We willen dat blijven zijn. We blijven daarbij kiezen voor een duurzame, brede en wederkerige solidariteit. Geen weke solidariteit, volgens de emotie van de dag. Maar wel een harde solidariteit, gesmeed in structurele solidariteitsmechanismen. Met solidariteit als recht in plaats van als gunst. Geen wankele, maar een solide solidariteit, gedragen en bewogen door een sterke vakbeweging. Ook geen enge solidariteit naar de allerzwaksten alleen. Maar wel een brede solidariteit, waarvan iedereen de vruchten kan plukken. En daarom ook geen enge solidariteit vanwege de allerrijksten alleen. Maar wel een solidariteit met een breed draagvlak. Waaraan iedereen – naar vermogen – bijdraagt. Niet enkel een solidariteit van rijk naar minder rijk. Maar ook van werkend naar minder werkend of niet werkend. Van kleine gezinnen naar grote gezinnen. Van gezond naar minder gezond. Niet enkel een solidariteit binnen enge kringen: beroep, bedrijf of sector, gewest of gemeenschap. Maar zoveel mogelijk in bredere kringen. Interprofessioneel, federaal, Europees en internationaal. Niet enkel een solidariteit voor het heden. Maar ook een solidariteit voor de toekomst, met de volgende generaties. En ook geen gratuite solidariteit. Maar wel een solidariteit, gekoppeld aan verantwoordelijkheid. Met grenzen aan de solidariteit. Met rechten, zowel als plichten. Met eigen inspanningen om afhankelijkheid van solidariteit te voorkomen of ongedaan te maken. Uiteraard rekening houdend met ieders mogelijkheden en moeilijkheden. En waar tegenover het recht op een aandeel in de lusten, ook een rechtvaardig aandeel in de lasten staat. 2. We beogen een meer solidaire samenleving. Met meer gelijke kansen op ontplooiing voor eenieder. Echter niet beperkt tot een verhaal van gelijke kansen aan de start. Ook gericht op minder ongelijkheid aan de eindmeet. Op ondersteuning onderweg voor wie achterop dreigt te geraken. En op meer sociale samenhang. Met meer mensen die zich betrokken voelen. Met meer verdraagzaamheid. En met minder sociale uitsluiting. We verzetten ons tegen diegenen die deze solidariteit geen toekomst willen geven. Weliswaar rukt het ‘ieder voor zich’ verder op. Toch blijft er een zeer behoorlijk draagvlak voor solidariteit. En zien we tal van nieuwe uitingen van solidariteit. Noch de globalisering, noch de individualisering, noch de demografie, vergen een afbouw van de solidariteit. Integendeel dwingen ze tot een versterking en vernieuwing ervan. 3. We onderbouwen dit met een vernieuwd, solidair project. Dat overtuigt, motiveert en mobiliseert. Dat niet enkel naar het verleden en het heden kijkt. Maar vooral ook naar de toekomst. Dat meer is dan het verdedigen van verworven rechten. Maar dat ook uit is op het verwerven van nieuwe rechten. En op het vernieuwen van bestaande rechten. Om in te spelen op nieuwe risico’s en ongelijkheden. En op nieuwe verwachtingen van de werknemers. Daarom ook geen collectivistisch confectiewerk. Maar veel meer collectief raamwerk voor individueel maatwerk. Dat daarom ook niet enkel op de schijnbare veiligheid van het defensief speelt. Maar kiest voor het risico van het offensief. Met eigen, toekomstgerichte, gedurfde voorstellen. Om het debat zelf op gang te brengen en te sturen. In plaats van het alleen maar te ondergaan. Dat individuele en groepsbelangen wel zijn plaats geeft. Maar wanneer nodig ook overstijgt. Omwille van de brede solidariteit. En omwille van de solidariteit met de toekomst. En daarom ook durft te kiezen tussen alle afzonderlijk eisen. In plaats van ze enkel op te tellen. (*)
Mannen en vrouwen: met ‘werknemers’ bedoelen we werknemers en werkneemsters, actieven zowel als niet-actieven
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
2
4. We willen daartoe eerst en vooral het maatschappelijke draagvlak voor de solidariteit verstevigen. Door sterker de baten van de structurele solidariteit in de verf te zetten. En de stellingen te doorprikken dat economisch optakelen niet kan zonder sociaal aftakelen. Of dat economische macht niet kan samengaan met sociale tegenmacht. Door te blijven ijveren voor een brede solidariteit, waarvan iedereen de vruchten kan plukken. Door sterker te investeren in het bewerken van solidariteit. Tussen de werknemers onderling. En in de samenleving als geheel. Door ook de ondernemingen voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Meer daden en niet enkel praten omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deugdelijk bestuur niet enkel voor de aandeelhouders. Maar ook naar de werknemers en de brede samenleving. Door steviger actie ook tegen de ondergraving van de solidariteit via fiscale fraude en ontwijking. Of door sociale fraude. Of door de nieuwe graaicultuur bij aandeelhouders en topmanagement. Met bij dit alles bijzondere aandacht voor de jongeren. De solidariteit heeft maar toekomst als de jongeren ze mee willen dragen. In het onderwijs moeten gemeenschapszin en gemeenschap minstens evenveel aandacht krijgen als ondernemingszin en ondernemerschap. Die zin voor solidariteit moet de jongeren echter ook bereiken vanuit media, middenveld en overheden. En vanuit het ACV. Niet enkel als bijzondere taak voor onze jongerenorganisaties. Maar vooral als opdracht voor geheel het ACV. 5. Dit vergt ook een verdere versterking van het solidair syndicalisme dat we willen beleven. Een breed syndicalisme, met een brede en bonte basis van leden en militanten. Maar toch ook met eenheid doorheen al die diversiteit. Met een gemeenschappelijk project. En met een sterke samenhang in het externe optreden. Wat ook alleen maar lukt door een zorgvuldige democratische voorbereiding van onderuit. Met ook systematische terugkoppeling en verantwoording van bovenuit. In alle geledingen. Met een steviger interne samenwerking en wisselwerking. Tussen centrales onderling. Tussen professioneel en interprofessioneel. Tussen Vlamingen, Brusselaars en Walen. Tussen Frans-, Nederlands- en Duitstaligen. Met een sterk en solidair basissyndicalisme. Dat de solidariteit vertaalt in het lokale optreden. Zowel in de bedrijven, groot en klein, als in de streken, steden en gemeenten. Met een unieke dienstverlening, die zorgt dat ieder lid ook effectief de vruchten kan plukken van de solidariteit. Met tal van bondgenoten, zowel vakbonden als andere maatschappelijke bewegingen, met inbegrip van politieke bewegingen. En met steeds meer investering in de internationale solidariteit. Europees en internationaal, zowel interprofessioneel als professioneel. En dit alles niet enkel als opdracht voor de anderen binnen het ACV. Maar ook als persoonlijke opdracht. Voor elke individuele militant. Voor elk individueel personeelslid. Elkeen voluit voor solidariteit!
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
3
I.
Solidariteit smeden
Spontane solidariteit is goed. Structurele solidariteit is beter. Het is daarom dat we kiezen voor een sterke sociale zekerheid. En voor een ruim aanbod van kwaliteitsvolle collectieve diensten. Met dus ook een navenante financiering via sociale bijdragen en belastingen. Die lasten wegen inmiddels wel te zwaar op arbeid. Wat niet goed is voor de werkgelegenheid. En dus moeten die lasten op arbeid omlaag. Echter niet door te hakken in de sociale zekerheid. Of in de collectieve voorzieningen. Wel door een betere spreiding van de lasten. Die de arbeid wat meer ontziet. En de sterkste schouders wat minder.
Anders gaan belasten 6. Tegenover de groeiende inkomensongelijkheid, plaatsen we een beleid van inkomensherverdeling. Eerst en vooral via de fiscaliteit. We willen daarom de progressiviteit van ons belastingstelsel versterkt in plaats van uitgehold zien. En dus: a. geen verdere vermindering van de hoogste tarieven in de personenbelasting en dus geen vlaktaks, noch een ‘fair tax’; b. geen vervanging van personen- of vennootschapsbelasting door (degressieve) verbruiksbelastingen; c. realisatie van onze vroegere voorstellen (Congres 2002) inzake belasting op vermogens en inkomens uit vermogen (roerend en onroerend); d. versterkte strijd tegen de fiscale fraude, inz. door een massieve investering in het controleapparaat (mensen, middelen en management), met jaarlijkse verslaggeving over de voortgang; e. hetzelfde voor de strijd tegen de sociale fraude:niet enkel de kleine, maar ook de grote; niet enkel de zwartwerker, ook de zwartwerkgever; f. beperking van de mogelijkheden voor fiscale ontwijking van de personenbelasting: via schijnzelfstandigheid (zie krachtlijn 35); vennootschappen, buitenland, fictieve beroepskosten of forfaitaire tarieven; g. aanvullende heffingen en boetes meer naar draagkracht en minstens met correcties voor de minstvermogenden. Tegelijk blijven we Europees en internationaal ijveren voor een rechtvaardige vermogensfiscaliteit. En eisen we dat de Belgische overheid dat ook doet. 7. We willen een beperking van loonvoordelen die ontsnappen aan belastingen en RSZ. En indien toch, dan bij voorkeur enkel vrijstelling voor de belastingen. En dus in in alle geval gehele of gedeeltelijke RSZ-bijdragen. We koppelen dit wettelijk kader aan een syndicaal kader. We werken gemeenschappelijke oriëntaties uit voor het cao-overleg over dergelijke voordelen in sectoren en bedrijven. 8. We moeten in het verzet tegen het afbrokkelend draagvlak voor solidaire, herverdelende belastingen door: a. sterk het economische, maatschappelijke en individuele terugverdieneffect in de verf te zetten; b. bijzondere lastenverhogingen specifiek te bestemmen voor een vermindering van andere lasten of voor gerichte verbeteringen van sociale uitkeringen of collectieve voorzieningen;
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
4
c. d.
nauwlettend toe te zien op een doelmatige aanwending van de inkomsten door de overheden en de sociale zekerheid; garanties te bekomen dat iedereen, naar draagkracht, zijn bijdrage levert (zie krachtlijn 6).
We koppelen dit aan nieuwe acties en campagnes. Voor een rechtvaardige vermogensfiscaliteit. Tegen fiscale fraude. En tegen grootscheepse sociale fraude. En we moeten werknemers en publieke opinie ook meer overtuigen van de lusten van lasten.
Zelf zeker? 9. We blijven sterk gehecht aan de sociale zekerheid als solidariteitsmechanisme. Niet enkel ter voorkoming van armoede, maar ook en vooral ter voorkoming van zwaar koopkrachtverlies of zware kosten (door ziekte, ongeval of kinderen). En met een brede dekking via een sterke eerste pijler, ongeacht sector of bedrijf. Als solidariteit tussen personen, ongeacht woon- of werkplaats en dus ongeacht Gewest of Gemeenschap. En dus overal gelijk toe te passen. We willen die sociale zekerheid verdedigen en versterken, met absolute voorrang aan de eerste pijler, door: a. aanvallen op de sociale zekerheid snel, krachtig en doelmatig af te wenden; b. nog intensere inspanningen te doen op het vlak van informatie, vorming en communicatie over nut en noodzaak van onze sociale zekerheid; c. daarbij concreet de economische, maatschappelijke en persoonlijke kost van een afgetakelde eerste pijler aan te tonen; d. actief mee te werken aan het weren van misbruiken in de sociale zekerheid; e. overleg en actie ter versteviging van inkomstenzijde, uitgavenzijde en beheer. 10. Die eerste pijler weegt te zwaar op de arbeid. En door de sociale fraude en ontwijking ook op steeds minder arbeid. We willen de inkomstenzijde van de eerste pijler daarom versterken door: a. eerst en vooral door een krachtig werkgelegenheidsbeleid (zie III.); b. kinderbijslagen en gezondheidszorgen niet langer te financieren met RSZbijdragen op het loon, maar uit algemene middelen, waarbij ook andere inkomens en vermogens hun deel doen (cf. ons Toekomstplan voor de sociale zekerheid); c. daarnaast de mogelijkheden te onderzoeken van een ‘juiste BTW’ , die wel herverdeelt: meer BTW op goederen en diensten die eerder de beterverdieners gebruiken en dit ter verbetering van de minima in de sociale zekerheid; d. minder arbeidsinkomens te laten ontsnappen aan gehele of volledige RSZbijdragen: volledige werkgeversbijdragen op studentenarbeid, rem op schijnzelfstandigheid, strijd tegen de sociale fraude, minder netto voordelen zonder RSZ-bijdragen (zie krachtlijn 7); e. investeringen van werkgevers in de tweede en derde pijler (in het bijzonder voor aanvullende pensioenen en hospitalisatieverzekeringen) ook ten nutte maken van de eerste pijler: door onderwerping aan RSZ-bijdragen; f. alle tewerkstellingssteun via lagere RSZ-bijdragen opnieuw te evalueren en bijsturen, voor meer eenvoud, selectiviteit en doelmatigheid. We gaan daarbij ook creatief op zoek naar extra inkomsten door heffingen op bedrijven die bijzondere en te vermijden kosten veroorzaken voor de werkloosheids- of ziekteverzekering. Bedrijven die werknemers afdanken zonder voldoende investering in de arbeidsinzetbaarheid. Bedrijven die herstructureren zonder behoorlijk sociaal plan. Bedrijven en bedrijvigheden met gezondheidsschade. Laat hier ook maar de vervuiler betalen. Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
5
11.
We willen ook selectieve verbeteringen aan de uitgavenkant van de eerste pijler: a. volledige uitvoering van de afspraken over de welvaartsvastheid van de uitkeringen; b. verdere stappen inzake welvaartsvastheid, in de richting van onze ACVgelijkmakers van 2002: minima minstens 66% van het mediaaninkomen; voldoende hoog en welvaartsvast pensioen; jaarlijkse aanpassing van de sociale uitkeringen aan de welvaartsstijging; c. realisatie van onze voorstellen inzake kinderbijslagen, in het bijzonder 13de maand kinderbijslag.
We willen de sociale zekerheid ook verder aanpassen aan nieuwe gezinsvormen, arbeidsvormen en loopbanen. 12. Die actie voor verbeteringen aan de uitgavenzijde, moet noodzakelijkerwijs gepaard gaan met een beheersing van de uitgaven, in het bijzonder door: a. een betere beheersing van de uitgaven voor gezondheidszorgen: terugdringen van overbodige prestaties en overtollig geneesmiddelenverbruik, meer mogelijkheden voor de ziekenfondsen om afspraken te maken met zorgverstrekkers, grondig maatschappelijk debat over de grenzen aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid (zoals voor plastische chirurgie); b. minder werklozen via een krachtiger werkgelegenheidsbeleid, met een gunstige kosten-baten-balans voor de sociale zekerheid; c. consequente uitvoering van de afspraken inzake de activering van werklozen (zie III.), gekoppeld aan de volledige afschaffing van art. 80 (schorsing wegens langdurige werkloosheid). 13. Tegelijk willen we ook een beter beheer van de eerste pijler met een volwaardige rol voor de sociale partners. En dus zonder vetorecht voor de overheid. 14. Die voorrang voor de eerste pijler neemt niet weg dat we verder blijven ijveren voor de democratisering van de tweede pijler. In het bijzonder via – bij cao afgesproken – aanvullende pensioenstelsels in zoveel mogelijk sectoren. Met ook een suppletoire regeling van de Nationale Arbeidsraad voor sectoren zonder regeling. En met ook regelingen voor contractuelen in de openbare sector. In elk van de sectoren proberen we – door ethisch te beleggen - een hoog en zeker rendement voor de werknemers te koppelen aan een hoog maatschappelijk rendement.
Onmisbare overheid 15. De collectieve diensten zijn een onmisbare pijler van een solidaire samenleving. We willen de collectieve diensten daarom blijven vrijwaren tegen afbouw of commercialisering: a. door actieve steun aan de acties van de betrokken beroepscentrales tegen afbouw of vermarkting van die diensten; b. door actief verzet tegen eventuele uitbesteding van diensten van algemeen belang aan commerciële organisaties; c. door sterker te informeren en te sensibiliseren over nut en onmisbaarheid van collectieve voorzieningen. We blijven die collectieve voorzieningen zien als een essentiële hefboom voor inkomensherverdeling.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
6
16. We willen de Europese en internationale ontwikkelingen die van belang zijn voor de collectieve diensten nauwlettend blijven opvolgen en erop wegen. Vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten in Europa mogen niet worden misbruikt voor deregulering, vermarkting en privatisering ervan. We willen collectieve diensten daarom zoveel mogelijk uitsluiten van de Europese en internationale marktwerking. Met meer rechtszekerheid dan vandaag. 17. Een deel van de economische groei moet worden benut voor een verdere uitbouw van de collectieve diensten, eerst en vooral in functie van de meest acute maatschappelijke noden, maar ook als bijdrage aan het werkgelegenheidsbeleid. Een dergelijke uitbouw: a. vergt keuzes: niet breed uitsmeren van extra middelen over alle sectoren, maar geconcentreerde inzet daar waar de maatschappelijke nood of de werkdruk het hoogst is; b. moet toekomstgericht zijn, op basis van een betere inschatting van de maatschappelijke noden in de toekomst; c. moet zoveel mogelijk via normale statuten gebeuren (onder meer verdere regularisatie van de tewerkstellingsprogramma’s). We willen die uitbouw ook inpassen in het beleid van evenredige participatie op de arbeidsmarkt. Met quota’s voor allochtonen en arbeidsgehandicapten (zie krachtlijn 53). En met gerichte acties voor tewerkstelling van ouderen en kortgeschoolden. 18. We willen actief meewerken aan de verdere versterking van de kwaliteit van die collectieve diensten, in het bijzonder: a. door meer politieke zorg voor de collectieve diensten, maar minder politisering: aansturing op hoofdlijnen, gekoppeld aan beheersautonomie; objectief rekruterings- en promotiebeleid; beter personeelsbeleid; b. door onze rol te spelen en te kunnen spelen als bestuurder van bepaalde overheidsinstellingen; c. door gerichte voorstellen tot verbetering van de collectieve diensten, in het bijzonder deze met de zwakste performantie (zoals Financiën). We willen daarbij ook meer lokaal werken rond betere collectieve diensten. In het bijzonder deze die voor de werknemers en de niet-actieven van bijzonder belang zijn. 19. Het stuntwerk rond gratis collectieve diensten moet plaats maken voor een doordacht en geïntegreerd beleid voor een betere toegankelijkheid en betaalbaarheid. We willen een globaal onderzoek naar de financiële toegankelijkheid van de collectieve voorzieningen. Op die basis moeten, selectief, gerichte injecties gebeuren en met als prioriteiten: a. kosteloos leerplichtonderwijs; b. goedkoper hoger onderwijs en volwassenenonderwijs voor lage inkomens, met een verbeterd stelsel van studiebeurzen; c. kosteloze opleidingen voor kortgeschoolden en werklozen, ongeacht waar ze die volgen; d. betaalbare gezondheidszorg voor de lagere inkomens; e. goedkopere kinderopvangvoorzieningen voor werknemers en werkzoekenden; f. kosteloos openbaar vervoer voor lage inkomensgezinnen, werkzoekenden en – voor rekening van de werkgevers – woon-werkverkeer; g. toegankelijke en betaalbare sociale huisvesting.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
7
II. Solidariteit in de arbeid Werknemers kunnen slechts samen een vuist maken. Individueel regeert immers de willekeur van de werkgever. En dus trekken we de kaart van het collectieve overleg. Waarvan zoveel mogelijk werknemers de vruchten moeten plukken. Met bijgevolg veel aandacht voor het centrale overleg. Eerst interprofessioneel. Vervolgens sectoraal. De rest moet gebeuren via de wettelijke arbeidsbescherming. Die moet mee met zijn tijd. Dat is echter niet de tijd van toen, met opnieuw alle macht aan de werkgever. Het is wel tijd dat we komaf maken met discriminaties. Dat we werknemers beter wapenen tegen onzekerheid. En dat we de diversiteit van de werknemersgroep erkennen. We rekenen daarvoor ook op Europa. We blijven geloven in het Europese sociale project. Niet als naïeve utopie. Wel als taai werkstuk.
De weg van het overleg 20. We blijven overtuigd van de meerwaarde van ons federaal overlegmodel voor de privé-sector. Met tweejaarlijkse centrale cao-onderhandelingen in de sectoren. Vertrekkend van een interprofessioneel kaderakkoord. En eventueel aangevuld met cao-overleg in de bedrijven. 21. We blijven daarom hardnekkig gehecht aan tweejaarlijkse vrije onderhandelingen voor een interprofessioneel akkoord, onder de sociale partners, op voorwaarde: a. dat het globaal een reële vooruitgang inhoudt voor de werknemers en de nietactieven, met harde en ondubbelzinnige afspraken; b. dat de sociale partners er zich loyaal naar willen gedragen in de interprofessionele organen en de sectoren en bedrijven. Leden, militanten en vrijgestelden moeten sterker overtuigd worden van het belang en de inzet van dit interprofessioneel overleg. Ook van zijn concrete resultaten. Maar ook van de nadelen van een niet-akkoord. Dit vereist een sterke betrokkenheid bij de voorbereiding van de eisen. Met voldoende voorbereidingstijd. En dit in alle deelorganisaties. Met nadien ook terugkoppeling over de resultaten en de uitvoering van de afspraken. Tegelijk moeten we ook niet-leden en opiniemakers overtuigen van nut en noodzaak van een interprofessioneel kaderakkoord. 22. We blijven het interprofessioneel tweejaarlijkse overleg zien als een zaak van de sociale partners zelf. Om te komen tot wederzijdse engagementen. Eventueel gemeenschappelijke vragen aan de overheid. We willen verantwoordelijk onderhandelen in alle vrijheid. En dus zonder een door de overheid opgelegde loonkostnorm. Zo kan de overheid zich concentreren op de beheersing van de stijging van andere inkomens en andere kostenfactoren (zoals energie). 23.
We willen het centrale overleg verder verbreden: a. naar het geheel van factoren die de concurrentiekracht van onze economie bepalen: innovatie, vorming, mobiliteit, rekruteringsproblematiek, industriële strategie, maatschappelijk verantwoord ondernemen; b. naar de factoren die de kwaliteit van arbeid en leven, van de loopbanen en van de arbeidsorganisaties bepalen; c. naar bevoegdheden en werking van de overlegorganen op bedrijfsvlak.
24.
We willen het interprofessioneel overleg laten doorwerken in meer sectoren, door:
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
8
a.
b. c. d.
een uitbreiding en actualisering van de bevoegdheidsomschrijvingen van de goed werkende paritaire comités, gericht op vermindering van het aantal werknemers zonder paritair comité en overname van werknemers in slecht werkende kleine comités; met aanvullende (effectief werkende) paritaire comités als sluitstuk; voor zoveel mogelijk werknemers krachtige sectorale fondsen actief te hebben, met de mogelijkheid voor kleine sectoren aan te sluiten bij het fonds van grotere of meer actieve sectoren; in elk van die fondsen het voortouw te nemen voor de ontwikkeling en uitvoering van een krachtig sectoraal arbeidsmarktbeleid, ter ondersteuning van werklozen, werknemers en bedrijven.
Tegelijk willen we een rem op de vlucht van werkgevers naar goedkopere paritaire comités. 25. We willen ook het formele, interprofessionele overleg via Nationale Arbeidsraad en Centrale Raad voor het Bedrijfsleven versterken, door: a. meer overleg over en onderzoek van het geheel van factoren die het concurrentievermogen van onze economie bepalen; b. gegarandeerde adviesbevoegdheid voor alle beleidsdossiers met sociaaleconomische impact, ook voor de Europese en internationale beleidsvoorbereiding; c. versterking van de aanvullende cao-werking voor werknemers zonder sectorale regeling of sectoraal overleg; d. het Europese arbeidsrecht (richtlijnen en akkoorden), waar kan, om te zetten in Belgische cao’s; e. hetzelfde te doen voor de verdragen en aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). 26. Zoals voor de privé-sector willen we ook voor het geheel van het overheids- en onderwijspersoneel een versterkt centraal overlegmodel, zowel overkoepelend als sectoraal. Dat moet leiden tot harde afspraken. Met algemene binding en vlotte afdwingbaarheid. 27. We hebben binnen het ACV nood aan een versterkte coördinatie van het caooverleg, gericht op: a. een set van gemeenschappelijke oriëntaties voor het cao-overleg en voor ons optreden in de sectorfondsen; b. een sterkere interne uitwisseling van beste praktijken; c. gemeenschappelijke strategieën tegenover vergaande voorstellen van werkgeverszijde inzake bijv. arbeidstijdverlenging, flexibiliteit of koopkracht (index); d. een versterkte samenwerking tussen de centrales die actief zijn in dezelfde sector, in het bijzonder arbeiders- en bediendencentrales.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
9
Krom recht ? 28. We willen het beschermend karakter van het arbeidsrecht naar de werknemers vrijwaren, verstevigen en verbreden. Essentieel daartoe zijn: a. afdwingbaarheid: rechten die niet in vrijblijvende gedragscodes en intentieverklaringen zijn vertaald; maar die als harde wettelijke bepaling of caoafspraak kunnen worden afgedwongen door werknemers, vakbonden en/of overheid; b. mogelijkheid voor de vakbonden in rechte op te treden voor de naleving van de wettelijke arbeidsbescherming (i.p.v. enkel voor cao’s); c. snelle en soepele algemeen verbindend verklaring van sectorale cao’s; d. een strenger handhavingsbeleid vanuit de overheid, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie het wil: met versterkte, beter uitgeruste en beter samenwerkende inspectiediensten, ook internationaal; e. toegankelijke, snelle en sociaal betrokken arbeidsrechtbanken; f. beter functionerende strafrechtbanken, met een openbaar ministerie dat specialist is in sociale zaken (arbeidsauditoraat); g. een gewaarborgde syndicale controle (zie krachtlijn 36). Even essentieel is kennis bij de werknemers over hun rechten. En over de manier om ze af te dwingen. En dat vereist permanente zorg voor eenvoudige en heldere regelgeving. Zolang eenvoud maar geen alibi wordt voor afbouw van rechten en afbouw van controle. 29. De vereiste van collectieve bescherming sluit niet uit dat meer keuzemogelijkheden worden ingebouwd in de regelgeving. Hetzij voor sociale partners. Hetzij voor individuele werknemers. Op voorwaarde dat die keuzevrijheid door wetgever of sociale partners goed wordt omkaderd. Binnen duidelijke grenzen. Om ontsporingen te vermijden: a. keuzes moeten zoveel mogelijk via cao-overleg worden gemaakt, ook voor kleine bedrijven, zeker als het gaat om flexibiliteit op vraag van de werkgever (geen eenzijdige ‘uitstap’); b. bij individuele keuzerechten moeten maximale garanties worden ingebouwd dat het daadwerkelijk een vrije keuze is van de werknemer: een stevige, syndicale controle; volledige informatie over de diverse opties; omkeerbaarheid; … Binnen dit kader willen we de werknemers in het cao-overleg meer persoonlijke keuze bieden voor de besteding van nieuwe cao-voordelen. Vooral de keuze voor minder werken in plaats van hoger loon. 30. We omhelzen het streven naar flexizekerheid (‘flexicurity’) in zijn oorspronkelijke betekenis, dat is meer zekerheid geven aan de werknemers in flexibele contracten, door: a. meer gelijkheid bij tijdelijkheid: gelijk loon voor gelijk werk (zoals bij uitzendarbeid), recht op opleiding, betere preventie en bescherming, opbouw van anciënniteitsrechten voor loon en verlof; b. de uitwassen van uitzendarbeid in te perken: overschrijding bepaald percentage niet zonder syndicale instemming, geen proeftijd meer bij vaste aanwerving, geen dagcontracten, geen oproepcontracten; c. cao-afspraken in de bedrijven om tijdelijken en interims vast in dienst te nemen na een bepaalde periode; d. meer syndicale inzet van de vaste werknemers voor beperking en verbetering van de flexibele contracten; e. bij herstructureringen tijdelijken zoveel mogelijk mee te nemen in outplacement.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
10
31. We verzetten ons tegen de nieuwe invulling van flexizekerheid. Dan gaat het om het binnenbrengen van meer onzekerheid in de vaste contracten door een afbouw van de ontslagbescherming. We pleiten integendeel voor een globale versteviging van de ontslagbescherming: f. een betere ontslagbescherming voor de arbeiders (zie krachtlijn 33); g. een betere bescherming tegen misbruik van het ontslagrecht, met voor zowel arbeiders als bedienden een soepele omkering van de bewijslast (verbeterde regeling willekeur ontslag); h. een recht op morele schadevergoeding bij onrechtmatig ontslag om dringende reden; i. een extra tussenkomst van de werkgever wanneer die werknemers dumpt zonder voldoende in hun competenties te hebben geïnvesteerd; j. een recht op outplacement (met inbegrip van opleiding en erkenning van verworven competenties) voor alle werknemers; k. een betere bescherming voor ondernemingsmilitanten (zie krachtlijn 66). We verzetten ons ook tegen de sluipende uitholling in de openbare sector van het ambtenarenstatuut door almaar meer contractuelen, ook voor structurele opdrachten. 32. Werkzekerheid vergt meer dan ontslagbescherming. We willen ook meer investeringen in de arbeidsinzetbaarheid. Niet enkel om mee te kunnen in het bedrijf. Maar ook om mee te kunnen op de brede arbeidsmarkt. Niet als willekeurige gunst. Maar als algemeen recht voor de werknemer. En als algemene plicht voor het bedrijf: a. recht op opleiding: vijf dagen per jaar, binnen de werkuren; b. recht op erkenning van de verworven competenties, met na elke opleiding een competentiebewijs dat eigendom is van de werknemer; c. in elk bedrijf een door de werknemers goedgekeurd plan voor competentie- en loopbaanontwikkeling; d. nieuwe arbeidsorganisaties, die de competenties van de werknemers sterker benutten en ontwikkelen. We koppelen dit aan een syndicaal actieplan ter ondersteuning van cao-onderhandelaars en ondernemingsmilitanten rond opleidingsbeleid en competentiemanagement. 33. We willen ongerechtvaardigde discriminaties in het arbeidsrecht, zowel de openlijke als de verdoken, wegwerken in het bijzonder door: a. het wegwerken van het onderscheid tussen arbeiders en bedienden, volgens de besluiten van de Algemene Raad van 25 februari 2003, gekoppeld aan een grondige sensibilisering en consultatie en verder af te werken in de sectoren; b. het ongedaan maken van de uitsluiting van kaderleden in cao’s en in onderdelen van de arbeidswetgeving, in het bijzonder van de beperking van de maximale arbeidsduur; c. de aanpassing van onze arbeidsbescherming (zoals de regelingen klein verlet) aan nieuwe gezinsvormen en andere geloofsovertuigingen; d. het wegwerken van de lagere minimumlonen voor jongeren van 18 tot 21 jaar; e. het bannen van elke loondiscriminatie tussen mannen en vrouwen, zoals die nog verankerd zit in oude loon- en functieclassificaties; f. de opname van alle deeltijdsen in het betaald educatief verlof; g. het recht op een werknemersstatuut voor alle onthaalouders; h. verdere verbetering van het statuut van de werknemers die met dienstencheques worden betaald.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
11
34. Tegelijk moet het arbeidsrecht de werknemers wapenen tegen de stiekeme discriminaties via individuele beslissingen van werkgevers. We moeten naar cao-afspraken, liefst sectoraal, om: a. meer objectieve functie- en loonclassificaties in te voeren; b. meer garanties te bekomen op objectieve inschaling in classificaties; c. willekeur bij de beoordeling van competenties of prestaties tegen te gaan. Daarbij moeten we in het bijzonder bewaken dat de willekeur niet onze militanten schaadt. 35. We willen dat de overheid eindelijk werk maakt van de beloofde strijd tegen schijnzelfstandigheid: a. invoering van een wettelijk vermoeden van een werknemersrelatie in geval van eenzijdige afhankelijkheid van de opdrachtgever; b. opname in het arbeidsrecht van het beginsel dat volledig moet worden uitgegaan van de feitelijke arbeidsrelatie; c. actiever optreden van de inspectiediensten tegen schijnzelfstandigheid; d. procedures voor werknemers en zelfstandigen om op voorhand zekerheid te krijgen over hun statuut, op voorwaarde dat ze neutraal zijn en van de feitelijke arbeidsrelatie vertrekken. Tegelijk moeten we zelf aan de slag naar die schijnzelfstandigen. Met cao-afspraken ter bestrijding van schijnzelfstandigheid. En met proefprojecten vanuit de meest betrokken centrales naar schijnzelfstandigen, met informatie over risico’s, nadelen en rechten. 36. De beste arbeidsbescherming is en blijft de syndicale bescherming. De sterkste inspectie is de syndicale inspectie. Dit vereist echter een versterking van de syndicale controle: a. wettelijk te regelen: een overlegcomité in alle KMO’s met minstens 20 werknemers, zoals Europees voorgeschreven en zoals vorm gegeven in het eigen wetsvoorstel van het ACV; b. sectoraal te regelen: verlaging van de drempels voor de syndicale afvaardiging en precisering van de controlerechten van de syndicale afgevaardigden, ook naar werknemers die voor derden werken; c. interprofessioneel te regelen: een syndicale afvaardiging in alle bedrijven vanaf 50 werknemers zonder eigen sectoraal statuut. We moeten dit echter ook syndicaal goed regelen. Met goed geïnformeerde, gevormde en actieve ondernemingskernen. Die doorheen de hele onderneming werknemers op hun rechten wijzen. En die chefs en werkgevers aan hun verplichtingen herinneren. Ook naar uitzendkrachten en werknemers in onderaanneming
Foert Europa? 37. We weigeren mee te stappen in het anti-Europese populisme. We blijven geloven in het Europese project. Op voorwaarde dat het niet verder afglijdt naar een koopmansproject. En dus opnieuw een sociaal project wordt. Het Europees project heeft maar toekomst als het evenwichtig en geïntegreerd de economische, sociale zowel als ecologische uitdagingen beantwoordt. We schrijven ons daarbij in in de visie op een sociaal Europa, zoals de Europese vakbonden ze gezamenlijk hebben uitgetekend via het Europees Vakverbond (EVV) en in het bijzonder gericht op: a. een sterkere groei, die spoort met de principes van duurzame ontwikkeling;
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
12
b. c. d. e. f.
volledige werkgelegenheid, via meer en betere jobs die voldoen aan de basisvoorwaarden van loon, kwaliteit en werkzekerheid; gelijkheid van kansen en meer gelijke resultaten; een hoog beschermingsniveau, onder meer via een sterke sociale zekerheid en krachtige collectieve diensten; een sterkere betrokkenheid van de werknemers bij de beslissingen, zowel van politieke instanties als van bedrijven, zowel voor economische als voor sociale kwesties; een erkenning van de rol van de vakbonden en van de vrijheid van onderhandelingen en syndicale actie.
Zo’n Europa kan en moet een actieve rol spelen in de wereld en in het bijzonder in de internationale organisaties. Voor een meer sociale globalisering. 38. Deze doelstellingen zijn enkel te realiseren door een grondige bijsturing van het Europese beleid: a. slagkrachtige Europese instellingen via de goedkeuring, alsnog, van een Europese grondwet, zonder afbreuk te doen aan de verworvenheden vanuit sociaal oogpunt; b. een aangepast monetair beleid, dat de strijd tegen de werkloosheid niet laat verlammen door de strijd tegen de inflatie; c. een heroriëntering van het economisch en werkgelegenheidsbeleid, met meer aandacht voor onder meer het economische overheidsinitiatief (uitbouw Europese infrastructuur en investeringen in innovatie), voor de rol van de industrie en voor het werkgelegenheidspotentieel van de duurzame ontwikkeling; d. een bestrijding van de commerciële monopolies (in het bijzonder in de energiesector); e. een Europees sociaal beleid dat meer is dan vrijblijvende coördinatie, maar ook moet leiden tot Europese, afdwingbare minimumnormen op een hoog niveau, met een actief Europees handhavingsbeleid (o.m. sociale Europol); f. beperkingen aan kapitaalvlucht binnen Europa via een Europese vermogensfiscaliteit en meer Europese samenwerking in de strijd tegen fiscale fraude. 39. Dit is evenwel enkel te realiseren met een versterking van het Europees syndicalisme, gebaseerd op: a. een sterk Europees Vakverbond (EVV); b. een versterking van de Europese sociale dialoog, zowel interprofessioneel als sectoraal, gericht op Europese cao’s; c. de uitbouw van het Europese ondernemingssyndicalisme via de Europese ondernemingsraden; daarnaast of daarbinnen ook Europese comités voor preventie en bescherming en Europese ondernemingsakkoorden; d. het verstevigen van de internationale solidariteit tussen werknemers, interprofessioneel, sectoraal en binnen multinationale ondernemingen, ook als er geen Europese ondernemingsraad is; e. sterke nationale vakbonden in alle Lidstaten, die ook via de nationale overheden en via druk op de Europese parlementsleden van hun land trachten te wegen op de Europese besluitvorming; f. een sterkere coördinatie van het vakbondsoptreden in de diverse landen: interprofessioneel (via het EVV en voor wat betreft de buurlanden via de groep van Doorn) en sectoraal. Dit vergt ook dat we de werknemers en in het bijzonder alle vakbondsmensen sterker betrekken bij het Europese project.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
13
40. In die uitbouw van het Europees syndicalisme moeten we ook als ACV een actievere rol spelen: a. actieve opvolging van de Europese besluitvorming, in een zo vroeg mogelijk stadium, met eigen analyses van de sociale impact; b. een sterkere investering in de Europese vakbeweging en tegelijk meer gerichte samenwerking met vakbonden van andere landen; c. bijzondere zorg voor de opbouw en ontwikkeling van het syndicalisme in Oosten Centraal-Europa, zeker ook in de nieuwe kandidaat-lidstaten; d. beïnvloeding van de Europese besluitvorming door nationaal te wegen: actieve dialoog met en druk op zowel nationale politici en administraties, als op de Belgische vertegenwoordigers in het Europees parlement, in samenwerking met andere middenveldorganisaties (ook werkgevers); e. democratische voorbereiding, met inzet van alle deelorganisaties, van de ACVinbreng in Europese discussies, met systematische terugkoppeling. We hebben ook nood aan meer informatie en vorming over Europa. Intern via meer informatie en vorming. Extern via ons communicatiebeleid. En dan niet enkel over het kwade van Europa. Maar ook over het goede van Europa. En over het vermogen van werknemers om het kwade te counteren. En dingen op Europees vlak ten goede te kunnen keren. 41. We willen de Europese sociale verworvenheden sterker vertaald zien op nationaal vlak: a. volledige en snelle omzetting van de Europese richtlijnen en kaderakkoorden, zowel in de privé-sector als voor overheid en onderwijs, op een zo hoog mogelijk niveau, met reële handhaving ervan; b. in het bijzonder onmiddellijke omzetting van de richtlijn inzake informatie en raadpleging (naar KMO’s vanaf 20 werknemers); c. volledige uitvoering, zowel federaal als in Gewesten/Gemeenschappen, van de anti-discrimatierichtlijnen, met sterkere garanties op handhaving en met versterking van het Centrum Gelijke Kansen; d. zo snel als mogelijk toepassing van het vrij verkeer van werknemers binnen het uitgebreide Europa, d.w.z. een strak tijdschema voor de invoering van de garanties tegen misbruik. 42. We bestrijden als ACV zelf het misbruik dat werkgevers maken van de (uitgebreide) Europese ruimte: a. actief optreden tegen praktijken van sociale dumping via internationale constructies, met inschakeling van de inspectiediensten; hogere minimumnormen in de sectorale cao’s, met snelle algemeen verbindend verklaring; b. actief integratiebeleid in het bedrijf, te beginnen bij een goed onthaal; c. gerichte communicatie en actie naar de betrokken buitenlandse werknemers (zie IV). We hebben in België één voordeel. Alle buitenlandse werknemers hebben minstens recht op de voordelen van de algemeen verbindend verklaarde sector-cao’s. Dus: hoe hoger die sectorale minima, hoe beter. Wat ook goed is voor de binnenlanders. De rest van het probleem moeten we oplossen door overleg, acties en cao’s naar bedrijven, gericht op gelijk loon voor gelijk werk.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
14
III. Solidair voor werk De beste sociale zekerheid is het hebben van goed werk. Solidariteit met de werklozen is dus in de eerste plaats ijveren voor meer en beter werk. Voor meer gelijke kansen op werk. Voor opleiden en begeleiden van werklozen en ontslagen werknemers naar werk. Voor meer werkzekerheid na het vinden van werk. Kortom, voor een krachtig werkgelegenheidsbeleid. Met meer inspanningen van de overheden. Maar ook van de sociale partners zelf. En dus ook van het ACV. Niet enkel nationaal, maar ook internationaal. Omdat over ons werk steeds meer elders wordt beslist.
Herverdeling herdenken 43. De strijd voor meer werkgelegenheid moet de eerste prioriteit van het ACV blijven. Het moet ook de eerste prioriteit van het sociaal-economisch beleid worden. Zo’n beleid mag niet worden gedicteerd door het kortzichtige gehengel van de bedrijfswereld naar ondoelmatige lastenverlagingen en subsidies en naar flexibiliteit en deregulering. We willen een toekomstgericht en doelmatig meersporenbeleid, gebouwd op: a. een doelmatig economisch beleid, gericht op volledige en betere werkgelegenheid; b. een uitbouw van de collectieve diensten; c. een volgehouden actie voor herverdeling van de beschikbare arbeid. Met hierbij veel aandacht voor de kansengroepen. Hoe minder kansen voor hen in het gewone bedrijfsleven, hoe meer moet gebeuren via de sociale economie. Alsook door de voorbeeldfunctie van overheid en non-profit. Of door sociale clausules bij overheidsopdrachten. 44. Economisch beleid is vandaag te veel het snelsnel inwilligen van de kortetermijnverlangens van de (bestaande) ondernemingen. Dit is geen garantie voor een doelmatig economisch beleid. Zeker niet voor een economisch beleid met een behoorlijk werkgelegenheidsresultaat. Met respect voor mens, milieu en maatschappij. Met oog voor de lange termijn. We willen een meer evenwichtig, doelmatig en toekomstgericht economisch beleid dat: a. de middelen niet breed uitsmeert, maar concentreert op de activiteiten met de meeste groei- en werkgelegenheidsmogelijkheden en dus zelf keuzes maakt i.p.v. de keuzes overlaat aan de markt; b. niet enkel is gericht op versteviging van de internationale concurrentiekracht, maar ook op vrijwaring en bevordering van de binnenlandse vraag; c. opnieuw gelooft in een sterke rol voor het economische overheidsinitiatief: zeker voor investeringen zonder rendement op de korte termijn en/of zeer onzeker rendement; vooral ook voor de investeringen die van belang zijn voor de duurzame ontwikkeling (zie krachtlijn 45); d. niet eenzijdig is gericht op beheersing van arbeidskosten en op flexibiliteit op werkgeversmaat, maar veel sterker inzet op de omgeving waarin bedrijven opereren: logistieke infrastructuur, bedrijfsterreinen en –gebouwen, energievoorziening, communicatiemogelijkheden, leefklimaat, arbeidsmarkt, opleidings- en onderzoeksinstellingen, performante overheid, rechtszekerheid, administratieve vereenvoudiging, goed sociaal klimaat…; e. veel sterker inzet op verbetering van de productiviteit en de kwaliteit, op nieuwe producten en diensten en op het binnendringen in nieuwe markten, en dus: op innovatie, kwaliteitszorg, vernieuwing van de arbeidsorganisatie, competentieontwikkeling en ondersteuning van export naar nieuwe groeipolen;
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
15
f.
g.
de eenzijdige aandacht voor de dienstensector en de informatiemaatschappij verlaat en plaats maakt voor een toekomstgericht industrieel beleid, dat recht doet aan de belangrijke rol van de industriële sectoren en aan de wisselwerking tussen industrie en diensten; zich veel actiever inlaat met het aantrekken van nieuwe buitenlandse investeringen (in plaats van vooral bevorderen van investeringen in het buitenland).
Zo’n beleid moet op alle niveaus worden voorbereid en uitgevoerd in samenspraak met alle sociale partners. Met daarbij ook een centrale rol voor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. En met meer coördinatie tussen de overheden. Daarbij verwachten we ook meer aandacht voor het economisch, monetaire en fiscale beleid op Europees en internationaal vlak. 45. We zijn het aan onszelf en aan de toekomstige generaties verplicht een beleid van versterkte economische groei te verbinden met de doelstellingen van duurzame ontwikkeling. We achten dit mogelijk, als we: a. de groei zoeken in activiteiten en producten met het minst beslag op milieu en grondstoffen; b. de ruimte zoveel mogelijk zoeken op bestaande bedrijfsterreinen: meer bodemsanering en minder terreinverspilling; c. veel meer het tewerkstellingspotentieel aanboren van activiteiten die bijdragen tot een geringer beslag op milieu en grondstoffen: hernieuwbare energie, energiebesparing, afvalpreventie en –recyclage, bodemsanering,…; d. bedrijven dwingen i.p.v. vrijblijvend oproepen tot duurzaam ondernemen, met minder energiegebruik, minder afval, minder milieuschade… met een voorbeeldfunctie voor de overheid; e. het wetenschaps- en innovatiebeleid sterker inzetten voor vernieuwingen die bijdragen tot het duurzamer maken van producten en het verminderen van milieuschade en gebruik van grondstoffen; f. een energiebeleid vorm geven dat verder reikt dan beheersing van energiekosten, maar onze samenleving en economie voorbereidt op strengere milieuregels, hogere energieprijzen en toenemende energieschaarste; g. er ook in slagen de milieuvervuiling en grondstoffenverspilling via het vervoer en het privé-verbruik drastisch terug te schroeven. Duurzame ontwikkeling is echter meer dan zorg voor milieu, grondstoffen en open ruimte. Het gaat ook om goed werk. Om uitroeiing van armoede. Om het dichten van de kloof tussen Noord en Zuid. Tussen Oost en West. En dus moeten telkens ook de belangen van werknemers en werkzoekenden in de afweging worden betrokken. Dezen van hier en van elders. 46. We zijn er in 2003, na twintig jaar, in geslaagd de 38-urenweek te veralgemenen. Het leidinggevend en vertrouwenspersoneel daargelaten. We aanvaarden geen optrekking van de gemiddelde arbeidsduur boven die grens. Integendeel willen we: a. deze bescherming verbreden door een striktere definitie van vertrouwenspersoneel; b. ook grenzen stellen aan de arbeidsduur van het resterende vertrouwenspersoneel, eventueel via formules op jaarbasis of op loopbaanbasis; c. voor alle werknemers de eigenlijke werktijd verder verkorten door meer opleidingstijd, als afdwingbaar recht, binnen de werkuren (zie krachtlijn 32). Dit veronderstelt ook minder internationale concurrentie inzake arbeidsduur, door hogere Europese normen. In het bijzonder vragen we een arbeidstijdenrichtlijn zonder
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
16
uitstapmogelijkheid voor landen of werkgevers. En door meer Europese afspraken in sectoren en multinationals. Liefst met de werkgevers. Minstens onder vakbonden. 47.
We gaan als ACV in het verweer tegen werk boven de afgesproken maxima: a. een betere handhaving van de regelgeving: strijd tegen onwettige overuurpraktijken, ook door invoering van tijdsregistratie; b. onderwerping van alle thuis- en telewerk aan de voorschriften inzake arbeidsduur; c. bestrijding van het sluikwerk en de schijnzelfstandigheid (zie II.); d. zoveel mogelijk recuperatie van overuren.
48. Bijkomende stappen inzake arbeidsherverdeling willen we de komende jaren vooral bereiken via individuele en/of selectieve formules, collectief goed omkaderd, in het bijzonder: a. vrijwaring en verbetering van de rechten op tijdkrediet en loopbaanonderbreking, met maximaal gebruik van de huidige mogelijkheden om de grens van één jaar sectoraal te overschrijden voor zorg of opleiding; b. bijkomende garanties dat werknemers (inz. in KMO’s) hun rechten op tijdkrediet, loopbaanonderbreking of verlof effectief kunnen opnemen; c. overleg in alle sectoren, zowel privé als overheid, van een formule van arbeidstijdverkorting met behoud van loon voor oudere werknemers, bij voorkeur sectoraal betaald om te vermijden dat ouderen duurder worden voor de werkgever; d. recht op deeltijdwerk bij uitputting van het recht op tijdkrediet of loopbaanonderbreking; e. versterking van het betaald educatief verlof: meer uren voor alle kortgeschoolden; meer uren voor middengeschoolden die alsnog voor een hogere kwalificatie willen gaan; f. meer rechten voor de werknemers om het loon bovenop het basisloon (eindejaarspremie, overurentoeslag…) om te zetten in vrije tijd: indien nodig wettelijk te regelen, in elk geval bij cao te omkaderen. We vragen geen veralgemeende vervangingsplicht bij elke afwezigheid. Dat schaadt het recht op afwezigheid. We willen wel in alle bedrijven sluitende afspraken in de ondernemingsraad of met de syndicale afvaardiging over een geïntegreerd vervangingsbeleid. Ter vermindering van de werkdruk. En ter verhoging van de werkgelegenheid. 49.
We willen ook meer tijd voor solidariteit, door: a. invoering van een solidariteitskrediet: tijdkrediet of loopbaanonderbreking voor langdurige engagementen in het vrijwilligerswerk, het verenigingsleven of de ontwikkelingssamenwerking; b. meer gezins- en gemeenschapsvriendelijke bedrijven, die zowel rekening houden met engagementen naar gezin en familie, als met breder maatschappelijk engagement; c. in alle sectoren een minimum aan syndicale kredieten voor de ondernemingsmilitanten.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
17
Weerbare werklozen 50. Tegelijk zullen meer inspanningen moeten gebeuren om jongeren en werklozen voor te bereiden op en toe te leiden naar de vacatures, in het bijzonder de knelpuntvacatures Dat vergt: a. dat elk van de Gewesten investeert in een toereikende capaciteit voor de begeleiding van elke werkloze, zowel voor nieuwe werklozen als voor langdurig werklozen, ook voor zeer langdurig werklozen; b. dat die capaciteit toelaat om kwaliteitsvol maatwerk te leveren voor elke werkloze, met een aangepaste benadering voor de harde kern van zeer moeilijk bemiddelbare werklozen; c. dat dit niet beperkt blijft tot de werklozen met RVA-uitkering, maar wordt uitgebreid tot alle niet-werkende werkzoekende, met inbegrip van de OCMWcliënten en herintreders. De federale overheid en de sociale partners stellen reeds middelen ter beschikking aan Gewesten/Gemeenschappen en lokale besturen voor begeleiding en opleiding. Die moeten, waar nodig, actief worden gebruikt voor een versterking van de gewestelijke en lokale investeringen. 51. Activering en toeleiding naar vacatures is meer dan een beleid van bemiddeling en begeleiding door de gewesten. Meer dan controle op de werklozen. Dat veronderstelt in het bijzonder ook investeringen in onderwijs en in competentieontwikkeling van werklozen en ontslagen werknemers. Dit is vooral de taak van de Gewesten en Gemeenschappen. Maar het is federaal te ondersteunen door: a. een federale bijdrage aan de voorkoming van ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs: invoering van een voltijdse leerplicht (voltijds onderwijs of alternerend leren-werken); beter sociaalrechtelijk kader voor het alternerend leren-werken; cao-afspraken voor meer en betere stages en werkplekopleidingen; b. een recht en plicht tot opleiding naar een startkwalificatie voor jongeren (met inbegrip van afgestudeerden uit het algemeen secundair onderwijs), onder meer via formules van alternerend leren-werken voor 18 à 24-jarigen; c. een aantrekkelijker statuut voor werklozen die na verloop van tijd opnieuw gaan studeren; d. cao-recht op opleiding voor alle werknemers met recht op outplacement; e. sluitend recht op werkervaring in maatschappelijk nuttige activiteiten voor elke langdurig werkloze: te beginnen met een recht en plicht voor elke jongere zonder fatsoenlijke beroepservaring na zes maanden werkloosheid. Dit is te koppelen aan een sterkere investering van de sectoren in opleiding van jongeren en werklozen. De 0,10%-middelen moeten bij voorrang worden ingezet voor sectorale acties naar de deeltijds leerplichtigen, de werklozen en de ontslagen werknemers. Acties naar werknemers moeten met aanvullende middelen worden gefinancierd. 52. De werkloosheidsverzekering is er voor onvrijwillig werklozen. En steunt bijgevolg ook op een eigen verantwoordelijkheid van de werkzoekende. Om in te gaan op de aangeboden kansen. En om actief naar werk te zoeken. Als ACV willen we: a. deze lijn consequent verdedigen naar RVA, naar de gewestelijke diensten en naar de werkzoekenden zelf; b. even consequent de werkzoekenden in verdediging nemen bij een onbillijk of onzorgvuldig optreden van RVA en gewestelijke diensten; c. dit ondersteund zien door een sluitende aanpak inzake de barrières (werkloosheidsvallen) die sollicitatie, deelname aan opleiding of instap in jobs in de weg staan, met niet enkel aandacht voor de resterende financiële vallen, maar Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
18
d.
ook voor de niet-financiële: geen kinderopvang, zorg voor ouderen en gezinsleden, verplaatsingsproblemen, kost van opleidingen,…; geen verdere verstrenging van de activering naar +50-jarigen.
We wensen dit echter ook gekoppeld te zien aan een beleid tot activering van de werkgevers. Hard optreden tegen discriminatie. Meer rechten voor sollicitanten (minstens het recht op respons). Overal een sectorale cao op het onthaalbeleid. En een eigen bijdrage aan de strijd tegen de werkloosheidsvallen: goed werk, gezinsvriendelijke jobs, gratis woonwerkverkeer, … 53. We willen de werkgevers in het bijzonder activeren voor de tewerkstelling van allochtonen. Het beleid van stimuleren heeft gefaald. En op verplichtingen vanuit de overheden kunnen we niet blijven wachten. We zullen de solidariteit tussen autochtonen en allochtonen als ACV vooral zelf vorm moeten geven, door: a. in zoveel mogelijk sectoren en bedrijven te komen tot harde afspraken met de werkgevers over tewerkstelling van allochtonen: geen centraal opgelegde quota’s, maar wel overal actieplannen met eigen streefcijfers en een adequate opvolging en sancties bij niet-naleving; b. actief op te treden tegen discriminatie bij aanwerving, niet enkel tegen de flagrante, maar ook tegen de stiekeme, verborgen in rekruterings- en selectieprocedures; c. toereikende inspanningen naar de hier reeds aanwezige allochtonen als voorwaarde te stellen naar bedrijven die vragen naar tewerkstelling van werknemers van buiten Europa; d. actieve inspanningen om eventuele weerstanden bij werknemers weg te werken; e. een diversiteitsbeleid in elk sectoraal opleidingsfonds, gericht op verhoogde participatie van allochtonen en gerichte initiatieven naar allochtonen. We willen wel dat de overheid het voorbeeld geeft. Door allochtonen zonder Belgische nationaliteit niet langer te discrimineren voor tewerkstelling bij de openbare sector, taken van openbaar gezag (strikt gedefinieerd) daargelaten. Door zichzelf voor elk onderdeel van de overheid en van de non-profit waar allochtonen ondervertegenwoordigd zijn, streefcijfers op te leggen bij nieuwe aanwervingen. En door bij overheidsopdrachten aan commerciële bedrijven engagementen naar allochtonen te vragen. 54. We willen de werkgevers ook activeren voor meer werkbaar werk. Kwaliteit van arbeidsorganisaties, jobs en loopbanen moet meer aandacht krijgen in het bedrijfsoverleg. Zowel in het cao-overleg als in de overlegorganen. Dit moet centraal worden ondersteund en gestimuleerd door: a. sectorale cao-afspraken, met concrete resultaatdoelstellingen; b. kaderakkoorden tussen sectoren en overheden, gericht op cofinanciering van sectorale acties; c. sectorale instellingen, met concrete opdrachten ter bevordering van de kwaliteit van de arbeid; d. een adequate opvolging van de kwaliteit van de jobs, met eenvoudige meetinstrumenten; e. gerichte sectorale acties om het werk voor ouderen te verlichten en werknemers in moeilijkheden de stap helpen te zetten naar lichter werk; f. een ambitieus beleid tot aanpassing van bedrijven en jobs aan arbeidsgehandicapten, ondersteund met doelmatige overheidstussenkomsten in aanpassingskosten en rendementverlies; g. bijzondere acties voor preventie en bescherming naar werknemers met verhoogd risico: naar risicosectoren, naar risicobedrijven (zoals KMO’s), naar risicoberoepen en naar risicostatuten (zoals uitzendkrachten, tijdelijken en jobstudenten).
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
19
We moeten de werknemers hierbij actiever betrekken. Naast elke ideeënbus voor een betere productie ook een ideeënbus voor beter werk.
Sociaal herstructureren 55. We willen de solidariteit met de niet-actieven ook vertalen naar de werknemers die met ontslag zijn bedreigd. Als vakbond zijn we zeer bedreven geraakt in het begeleiden van herstructureringen. Met steeds meer aandacht voor voorkoming van werkloosheid. We willen vanuit die expertise het voortouw nemen in de nieuwe tewerkstellingscellen bij herstructurering en vragen daartoe: a. ook recht op outplacement voor –45-jarigen en voor de tijdelijken; b. recht op opleiding en op een certificatie van alle verworven competenties; c. kwaliteitsvol outplacement, met maatwerk voor elkeen en met een aangepaste benadering voor de kandidaat-bruggepensioneerden; d. in meer sectoren een actieve rol van de sectorfondsen bij outplacement; e. een actieve rol voor de vakbonden, in samenwerking tussen centrales en verbonden. 56.
We verwachten echter meer steun van de overheden, onder meer: a. een versterking van het economisch gehalte van de sociaal-economische democratie: een gemeenschappelijk ondernemingsraad op het niveau van de economische groep; recht op economische en financiële informatie in de KMO’s; jaarlijks overleg in de ondernemingsraad over de bedrijfsstrategie; recht op een tweede, onafhankelijke opinie bij herstructureringen of bedrijfsmoeilijkheden; b. een betere wetgeving op faillissementen en gerechtelijke akkoorden, met een sterkere rol voor de werknemers, een duidelijker sociale rol voor de curatoren en een sterkere gerichtheid op voorkoming van faillissementen; c. dat elk van de Gewesten eindelijk invulling geeft aan zijn bevoegdheid inzake preventief bedrijfsbeleid, met inschakeling van de werknemers hierin; d. dat de Gewesten het geld van de Europese structuurfondsen actief inzetten voor voorkoming en begeleiding van herstructureringen; e. verplichte terugstorting van overheidssubsidies bij herstructureringen zonder naleving van de wettelijke procedures en verplichtingen.
57. We willen ook een beter Europees kader voor herstructureringen. Niet enkel met zachte gedragscodes. Ook met harde dwang: a. een versterking van de richtlijn op de Europese ondernemingsraden, met meer concrete informatie- en overlegbevoegdheden; b. een aanpassing van de Europese regels inzake informatie en raadpleging bij herstructureringen, in het bijzonder voor de werknemers het recht op een tweede advies (‘second opinion’); c. een spoedige oprichting van het Europese fonds voor de aanpassing aan de globalisering voor ondersteuning bij de allerzwaarste herstructureringen, met een ruimere werkingssfeer; d. hardere afspraken binnen de Europese ondernemingsraden en het Europese sectorale overleg over de gedragsregels van herstructureringen; e. een Europees beleid tegen sociale dumping; f. versterkte opvolging van herstructureringen en delocalisaties door het Europese Observatorium voor de herstructureringen. 58. We willen ook meer internationale invloed op het herstructureringsgedrag van multinationale ondernemingen (MNO’s). De gedragscode voor MNO’s van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) moet een sterker instrument worden. Met een sterkere afdwingbaarheid. Met een breder bereik, ook naar landen buiten
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
20
de OESO. En met een actiever gebruik door de nationale vakbonden van dit instrument. Ook door het ACV. 59.
We willen sterker investeren in de uitbouw van een MNO-syndicalisme, door: a. de Europese ondernemingsraden zoveel mogelijk te verbreden tot internationale ondernemingraden, met een kaderregeling vanuit de Internationale Arbeidsorganisatie; b. een uitdrukkelijke opdracht aan de vernieuwde en geïntegreerde internationale vakbeweging om een prioriteit te maken van de totstandkoming, in zoveel mogelijk MNO’s, van kaderakkoorden over basisnormen, met prioriteit aan deze die erg actief zijn in het Zuiden en het Oosten; c. daarbij als ACV het voortouw te nemen voor de ‘Belgische’ MNO’s: elke beroepscentrale actief in de privé-sector beoogt minstens twee kaderakkoorden tegen eind 2008; d. in onze eigen ondernemingswerking sterker toe te zien op de naleving van de kaderakkoorden en op te treden bij niet-naleving, te beginnen met meer informatie en vorming erover, en met vertaling (door de directie) van de bestaande akkoorden; e. met de internationale vakbeweging sterker te werken aan een sociaalrechtelijk kader voor internationale bedrijfsakkoorden, in de schoot van de Internationale Arbeidsorganisatie, gericht op afdwingbare naleving.
Tegelijk moeten we sterker investeren in de solidariteit tussen de werknemers van de verschillende vestigingen. Dat begint bij sterkere internationale uitwisseling. Via de internationale beroepsfederaties moeten we meer inzicht verwerven in de wereldwijde strategieën van MNO’s.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
21
IV. Werken aan solidariteit We zijn een solidaire vakbond en we willen dat blijven. Sterker nog, we moeten en willen dat nog meer zijn. Met meer leden. Niet enkel door werving van leden. Ook door binding van leden. En door behoud van leden. Met meer aandacht voor werknemers die we vandaag minder bereiken. En met veel meer aandacht voor de jongeren. Onze toekomst. Met meer militanten. Goed beschermd tegen vakbondshatende werkgevers. En met een goed syndicaal onthaal. Met respect voor de vele verplichtingen van militanten buiten werk en vakbond. Met solidaire actie als het moet. Met vrijwaring van de vrijheid van actie. En met vernieuwing van de techniek van de actie. En met vooral meer inzet voor het maken van solidariteit. Klagen en zagen over de teloorgang van de solidariteit helpt ons niet vooruit. Aan solidariteit moet je werken. Lokaal. Nationaal. En steeds meer internationaal.
Werven is werken 60. We willen sterker investeren in een volwaardig ledenbeleid, via een driesporenbeleid gericht op ledenwerving, ledenbinding en ledenbehoud. In geheel het ACV. Met inzet van alle militanten en vrijgestelden. Door: a. meer aandacht voor en inzicht in de ledenbeweging; b. doelmatige acties vanuit elke beroepscentrale naar beroepsgroepen met geringere syndicalisatie, met ondersteuning vanuit het interprofessionele; c. intensiever benutten van de nieuwe communicatiemogelijkheden, in het bijzonder ook Internet, zonder afbreuk te doen aan de dienstverlening naar leden zonder Internet en aan de directe contacten; d. aanhoudend investeren om, binnen de financiële mogelijkheden, onze dienstverlening te verbeteren en te verbreden; e. werken aan een sterkere betrokkenheid van de leden: inbreng in de besluitvorming, terugkoppeling van besluiten en resultaten en centrale rol voor de militant als verbindingsfiguur; f. voor meer werknemers een fatsoenlijke syndicale premie; g. actieve opvolging van ontslagnemende leden. Dit moet worden ondersteund door een communicatiebeleid. Op alle niveaus. Naar leden, niet-leden en opiniemakers. Gericht op een correct beeld van vakbonden, in het bijzonder van het ACV, als vakbond voor de toekomst. Voor oud én jong. Voor man én vrouw, voor groot- én kleinbedrijf. Voor kort- én langgeschoold. Voor autochtoon én allochtoon. Voor actief èn niet-actief. 61. We zijn maar een vakbond voor de toekomst als we er in slagen de jongeren te bereiken, te begeesteren en te betrekken. Met een jonger imago. Met een gerichter ledenbeleid naar jongeren. Met meer jonge militanten. Met meer prioriteit voor de bijzondere problemen waarmee jonge werklozen en werknemers kampen. Met meer aandacht voor hun zorgen en interesses. Voor hun ontmoetingsplaatsen en leefwerelden. En dit niet enkel als bijzondere klus voor onze jongerenwerkingen. Maar als globale karwei voor geheel het ACV: a. actiever samenwerken met het onderwijs, ruimer dan alleen de werking naar schoolverlaters; b. in elk bedrijf een syndicaal onthaalbeleid naar alle nieuwkomers, ook zij die voor derden werken; Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
22
c.
d.
e. f.
g.
een concreet actieprogramma voor een beginloopbaanbeleid van overheden en sociale partners: een betere bescherming van werknemers in flexibele of atypische contracten en een snellere werkzekerheid in plaats van afbouw van de bestaande bescherming; een versterking van onze werking naar jobstudenten, als opdracht ook voor elke militantenkernen in bedrijven met studentenarbeid, en niet enkel gericht op naleving van de regels, maar ook op betere regels: gelijk loon voor gelijk werk, opbouw sociale zekerheidsrechten, garanties voor veilig en gezond werk; een aangepaste syndicale benadering, zowel in onze dienstverlening als in onze syndicale werking, naar hooggeschoolden; een zware inspanning ter verjonging van onze lijsten voor de sociale verkiezingen, te koppelen aan inspanningen om ook het niet-verkozen militantenkorps te verjongen en aan een bijzonder vormingsbeleid naar jonge militanten; meer gerichte acties naar en met jonge werkzoekenden.
We willen daarbij de stem van de jongeren sterker laten doorwegen in de bepaling van ons programma, onze eisen en ons optreden. 62.
We willen het beeld van het ACV als mannenbolwerk voorgoed achter ons laten: a. een volgehouden inspanning om meer vrouwen te laten doorstromen binnen de organisatie, in de beleidsorganen, in het propagandistisch kader en in leidinggevende functies; b. meer vrouwen op de lijsten voor de volgende sociale verkiezingen en in het nietverkozen militantenkorps; c. de dynamiek van de Wereldvrouwenmars vertalen in een concrete set van prioritaire eisen voor de werkneemsters: recht op meer uren voor deeltijdsen, wegwerken van de verdoken discriminaties in het betaald educatief verlof, recht op kinderopvang en op gezinsvriendelijke loopbanen, gelijk loon voor gelijk werk en gelijk recht op goed werk; d. onze Loonwijzer in de sectoren en bedrijven concreet gebruiken als hefboom voor syndicale actie tegen de loonkloof van 18% tussen mannen en vrouwen; e. een krachtig antwoord op de ongelijkheid inzake wettelijke en aanvullende pensioenen: een versterking van de eerste pijler; een democratisering – ook naar vrouwen – van de tweede pijler; en in beide pijlers gelijkstellingen voor nietgewerkte periodes; f. actieve inzet ter vrijwaring en verbetering van de collectieve diensten die van essentieel belang zijn voor vrouwen: kinderopvang, opvang ouderen, opvang zorgbehoeftigen,…
63. Het ACV moet even veelkleurig worden als de samenleving. Zowel qua leden, militanten als personeel. Met nog meer aandacht voor de problemen en verwachtingen van hier aanwezige allochtonen. Maar ook voor de nieuwe migraties, in al zijn vormen. We willen: a. meer kleur in het personeelskorps: een vast aandeel allochtonen bij de nieuwe aanwervingen, op alle niveaus; b. gerichte campagnes naar de nieuwe arbeidsmigranten, zowel legaal als illegaal tewerkgestelden, met bijzondere aandacht voor de nieuwkomers uit Centraal- en Oost-Europa; c. een herwerking van het oude ACV-statuut van de migrant tot een nieuw Handvest voor de rechten van allochtone werknemers (legaal en illegaal tewerkgestelden), gekoppeld aan een krachtige resultaatgerichte campagne.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
23
We koppelen dit aan een volgehouden en versterkte strijd tegen discriminatie en ongelijke behandeling. Intern in overleg met de allochtone militanten en vrijgestelden. Extern in samenwerking met de allochtonenorganisaties en het Centrum Gelijke Kansen. 64.
We zijn dé vakbond voor het KMO-personeel. En willen dat nog meer zijn: a. volgehouden actie voor een (beschermde) inspraak in de KMO’s; b. het verder wegwerken van de discriminaties in de arbeidsbescherming van KMOpersoneel; c. om ook het KMO-personeel zonder vertegenwoordiging te bereiken, in het bijzonder naar KMO-concentraties op bedrijfsterreinen, bedrijvencentra, winkelcentra, logistieke knooppunten en toeleveringsparken; d. vanuit elke ondernemingskern zorg te dragen voor de rechten van de werknemers die voor derden werken.
We moeten daartoe ook beter samenwerken. Tussen centrales. En tussen centrales en verbonden. Zodat we de KMO-militanten even adequaat kunnen ondersteunen als de militanten van grote bedrijven. 65. We willen niet enkel de ledenbasis, maar ook de militantenbasis verbreden. Net zoals voor de leden veronderstelt dit, van laag tot hoog, een driesporenbeleid. Voor werving, binding en behoud van militanten: a. militantenwerving als permanente opdracht i.p.v. als vierjaarlijkse actie; b. op voorhand duidelijkheid creëren over de wederzijdse verwachtingen, vertrekkend van het Charter van de Militant; c. in alle organisaties een ‘syndicaal loopbaanbeleid’ naar militanten, gericht op aanvangscoaching, permanente vorming en voorkoming van uitval; d. tegelijk een kader aan te reiken voor beperktere of minder continue vormen van engagement; e. binnen onze kerntaken (arbeid en inkomen) meer werking rond nieuwe thema’s en in nieuwe samenwerkingsverbanden, waarmee we andere types van militanten aantrekken. Een engagement in het ACV moet voldoende aantrekkelijk zijn. Zorg voor de kwaliteit en doelmatigheid van bijeenkomsten. Aandacht voor de talrijke engagementen van militanten buiten werk en vakbond: gezin, familie, verenigingsleven,… Democratische besluitvorming. En terugkoppeling van de resultaten van acties en onderhandelingen. 66. We willen dit ondersteund zien door een meer sluitende bescherming van de ondernemingsmilitanten: a. een betere bescherming voor de kandidaten voor de sociale verkiezingen en van de gemandateerden in de privé-sector, volgens de besluiten van de Algemene Raad van 23 juni 2006; b. verder te verstevigen door sectorale verbeteringen aan het statuut van de syndicale afvaardiging; c. een beschermde syndicale aanwezigheid in de KMO’s (zie krachtlijn 64); d. een betere bescherming voor de afgevaardigden met arbeidscontract in openbare sector en onderwijs; e. waarborgen tegen discriminatie op basis van syndicaal engagement, niet enkel bij aanwerving, maar ook doorheen de loopbaan; f. een regeling voor sociale ‘klokkenluiders’ in bedrijven zonder syndicale aanwezigheid. De wettelijke en cao-bescherming moet hand in hand gaan met de syndicale bescherming. Door solidaire actie tegen elk onrechtmatig ontslag of benadeling dat niet via overleg kon worden tegengehouden.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
24
Hefbomen voor solidariteit 67. We blijven gehecht aan het overleg en de onderhandeling om resultaten te behalen. We schuwen niet de collectieve actie als deze tot betere resultaten kan leiden. We eisen een vrijwaring van het recht op solidaire actie van de werknemers. In het bijzonder het stakingsrecht. We zullen elke inbreuk daarop bestrijden. We willen: a. ons daarom blijven verzetten tegen elke inmenging van de rechters in arbeidsconflicten, met naleving door de werkgevers van het herenakkoord; b. het recht gevrijwaard zien op geweldloze manifestatie, ook aan de ingang van de bedrijven (stakingsposten); c. geen wettelijk keurslijf voor stakingsconflicten, noch voor de vakbonden (rechtspersoonlijkheid); d. samen met het Europees Vakverbond (EVV) elk Europees initiatief bestrijden dat de vrijheid van vestiging en verkeer binnen Europa misbruikt tegen het recht op collectieve actie. Dit vergt ook dat we als vakbonden verantwoordelijk omspringen met de collectieve actiemiddelen. En er de leiding in nemen. Om eventuele ontsporingen te vermijden. En om nadelen en ongemakken voor niet-betrokkenen te beperken. 68.
We moeten tegelijk meer gebruik maken van nieuwe actiemiddelen: a. meer vorming naar onze militanten en vrijgestelden over het brede gamma van actiemiddelen; b. duidelijkheid creëren over het juridische kader voor dergelijke acties (betaalstakingen, stiptheidsacties, blokkades, acties via Internet…).
We willen daarbij ook meer gerichte acties, om het verbruik en het beleggingsgedrag van leden en niet-leden te heroriënteren. Als drukkingsmiddel naar bedrijven en in het bijzonder multinationale ondernemingen. In samenwerking met ACW en MOC. En met de betrokken beroepscentrales. 69. Gebruikers en beleggers moeten het kaf van het koren kunnen scheiden door een betrouwbare labeling van bedrijven die proper handelen. We vragen: a. dat in die labeling voldoende aandacht gaat naar de kwaliteit van het personeelsbeleid; b. dat hoe dan ook steeds de garantie wordt gegeven dat de minimale arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie worden nageleefd; c. een herziening van de onwerkbare wet op het sociale label, met het oog op labeling van bedrijven (i.p.v. van individuele producten) en op een meer onafhankelijke, betrouwbare doorlichting ervan; d. dat de Belgische overheden geen overheidsopdrachten meer geven aan bedrijven zonder sociaal label; e. dat de Belgische bedrijven de samenwerking beëindigen met bedrijven die niet proper handelen. We willen daarbij in het bijzonder de campagne Schone Kleren versterken. En ook verbreden naar andere producten.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
25
Solidariteit maken 70. Solidariteit is een werkwoord. Als permanente uitdaging voor het ACV om leden en niet-leden warm te maken voor solidair gedrag. Om ze te overtuigen van nut en noodzaak van een solidaire samenleving. Om ze achter ons solidair project te krijgen. We willen in het bijzonder: a. dat media en andere opiniemakers meer communiceren over positieve voorbeelden van solidariteit en over het rendement van solidariteit en dus minder over solidariteit als last of als hangmat; b. dit zelf veel grondiger doen via de eigen communicatiekanalen; c. sterker investeren in vorming tot solidariteit, via basisvorming, voortgezette vorming en personeelsvorming. d. extra inspanningen om militanten te vormen die zich niet kunnen vrijmaken binnen de werkuren. We willen hierbij elke individuele militant en vrijgestelde overtuigen van de eigen opdracht om solidariteit te maken. En moeten hen daarbij ondersteunen. Met bij dit alles ook meer aandacht voor de internationale solidariteit (in het bijzonder met het Zuiden en het Oosten). En voor de solidariteit met de volgende generaties. ! 71. We zijn meer dan ooit overtuigd van de nood aan een sterke interne samenhang binnen het ACV, gebaseerd op eenheid in verscheidenheid: a. een stevige interprofessionele pijler, waar leden uit diverse sectoren, met verschillende statuten, actieven en niet-actieven, elkaar ontmoeten; b. een permanente wisselwerking tussen professionele en interprofessionele pijler; c. een versterkte samenwerking tussen de beroepscentrales, in sectoren, netwerkondernemingen en economische knooppunten; d. en een gemeenschappelijk optreden rond interprofessionele thema’s. Die eenheid is ook alleen maar te bereiken en te behouden als de interprofessionele standpunten democratisch worden voorbereid. Ook binnen elk van de deelorganisaties. En nadien ook consequent worden uitgedragen naar de basis. 72. Voor de realisatie van ons solidaire project moeten we nog sterker de samenwerking zoeken met organisaties die onze waarden en doelstellingen delen. In het bijzonder moeten we: a. sterker de dialoog en de samenwerking zoeken met de armenorganisaties rond aspecten van arbeid en inkomen; b. centrale samenwerkingsverbanden rond specifieke thema’s (milieu, globalisering, erkenning van het middenveld, fiscaliteit, …) en doelgroepen (allochtonen, gehandicapten,…) ook doortrekken naar centrales en verbonden. Militanten moeten daarbij actiever worden betrokken. Tegelijk moeten we de resultaatgerichtheid van die samenwerkingsverbanden bewaken en bevorderen. 73. We ijveren actief voor het terugdringen van extreemrechts. Hun gedachtegoed is een bedreiging voor een solidaire samenleving. Het vloekt met de waarden van het ACV. En het is een regelrechte aanval op het solidaire syndicalisme op zich. Daartoe: a. werken we een nieuwe strategie uit van communicatie, vorming en ondersteuning naar leden, militanten en vrijgestelden; b. herbekijken we de inspanningen die we doen vanuit de bewegingswerking; c. blijven we systematisch leden uitsluiten die opkomen voor extreemrechts. d. engageren we ons samen met ACW en MOC in allianties tegen extreemrechts.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
26
Samen met ACW en MOC doen we er alles aan om te verhinderen dat er bestuurscoalities komen met extreemrechts. En wraken we elke politicus die daartoe openingen maakt. 74. We verwelkomen de omvorming van de twee internationale vakbondskoepels (IVVV en WVA) tot één nieuwe wereldvakbond. We willen in die wereldwerknemersbeweging: a. als ACV een voortrekkersrol blijven spelen, wat dus ook een sterke investering vergt vanuit zowel confederatie als verbonden en centrales; b. een opbouw vanuit een sterk basissyndicalisme, gebaseerd op democratie, pluralisme, autonomie, onafhankelijkheid en solidariteit; c. prioritaire aandacht voor de werknemers van het Zuiden en het Oosten en dus voor de ontwikkeling van de vakbonden in de armste landen, met respect voor hun eigenheid en aandacht voor hun bijzondere problemen; d. een sterke resultaatgerichtheid, zodat de internationale vakbeweging er eindelijk in lukt internationaal een sociale tegenmacht te vormen en daadwerkelijk te wegen op de internationale besluitvorming. Tegelijk willen we het vrije debat over het internationale syndicalisme aanzwengelen door een eigen internationaal forum (Sociale Wereldvergadering). En door de steunprojecten te coördineren via de coalitie voor Sociale ontwikkeling (ACV, het Nederlandse CNV en Wereldsolidariteit). 75. We willen die internationalisering van de solidariteit ook sterker vertalen in ons concreet optreden voor een andere, meer sociale globalisering, volgens de krachtlijnen ‘Een juiste wereld’ van het Inkomenscongres 2002. Bovenop engageren we ons als ACV in de internationale campagne rond de Millenniumdoelstellingen, met een eigen invalshoek en een eigen rol op Belgisch vlak. We willen in het bijzonder meer aandacht voor werkgelegenheid (inz. voor jongeren), voor arbeidsbescherming en voor sociale zekerheid. Dit zijn immers cruciale hefbomen voor armoedebestrijding. We eisen dat de Belgische overheden samen eindelijk minstens 0,7% van het nationale inkomen gaan investeren in ontwikkelingssamenwerking, gericht op de armste landen.
Eerste ontwerp van KRACHTLIJNEN
24.05.2006
27