Brexit Een Praktisch Overzicht van de Economische Impact op de Vlaamse Bedrijfswereld Gilles Suply Adviseur Europese Zaken en Internationaal Ondernemen 12-07-2016 Derde versie
Voka vzw Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel tel. 02 229 81 11, fax 02 229 81 00
[email protected], www.voka.be
Inhoud
1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 5. 5.1. 5.2.
Executive summary…………………………………………………….. 2 Algemeen overzicht handelsbetrekkingen Vlaanderen-VK………… 9 Export Import Conclusies Markt effecten………………………………………………….. 12 Effect op Britse Pond en mogelijke gevolgen Effect op Euro en mogelijke gevolgen Andere markt effecten Het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader…………………… 16 De Canadese optie: een handelsakkoord De Zwitserse optie: bilaterale sectorale akkoorden De Noorse optie: lid van de Europese Economische Ruimte De standaardoptie: handel onder de WHO regels Herlokalisering………………………………………………………... 23 Herlokalisering Europese hoofdkantoren Herlokalisering financiële sector
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 1
1. Executive summary Impact Vlaamse economie De Brexit kan serieuze gevolgen hebben voor een open economie als Vlaanderen: het Verenigd Koninkrijk (VK) is de vierde grootste afnemer van Vlaamse goederen voor een totale waarde van 27,5 miljard EUR en is de vijfde grootste leverancier van Vlaanderen voor een totale waarde van 15 miljard EUR. Daardoor is Vlaanderen kwetsbaarder dan de EU in haar geheel. In de aanloop naar het referendum werd voorspeld dat een Brexit de Belgische economie tegen eind 2017 een half procent van het bbp kan kosten ofwel 2,1 miljard EUR, terwijl de impact op de Europese economie in zijn geheel slechts -0,3% van het EU bbp zou zijn.
Wat zal er veranderen voor de bedrijven? Korte termijn Het Britse Pond zal structureel een lagere waarde hebben. Sinds 1 januari 2016 heeft het Britse Pond 13,33% waarde verloren tegenover de Euro en 11,87% tegenover de Amerikaanse Dollar. De Britse Pond had op 12/07/2016 een waarde van 1,1842EUR. Alhoewel het Britse Pond reeds minder volatiel is dan in de eerste dagen na het referendum, zal de volatiliteit nog een tijdje aanhouden. De volatiliteit zal in sterke mate bepaald worden door ontwikkelingen in de onderhandelingen over een nieuw institutioneel handelskader tussen het VK en de EU.
Wisselkoers GBP/EUR Periode 01/01/2016-11/07/2016 Bron: Europese Centrale Bank
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 2
De Euro verliest ook waarde doch in mindere mate. Zo verloor de Euro 1,68% tegenover de Amerikaanse Dollar tussen 12/06/2016 en 12/07/2016. Het verlies aan waarde is echter redelijk beperkt. Zo is de wisselkoers van 1,1108USD op 12/07/2016 nog steeds beduidend hoger dan de wisselkoers van 1,0579USD eind november vorig jaar. De waarde van ‘veilige havens’ producten gaan dan weer omhoog. Zo is bijvoorbeeld de prijs van goud gestegen met 6,41% tussen 11/06/2016 en 11/07/2016.
Wisselkoers EUR/USD Periode 01/01/2016-11/07/2016 Bron: Europese Centrale Bank
Door de waardedaling van het Britse Pond tegenover de Euro wordt import uit de Eurozone duurder waardoor de Vlaamse export naar het VK kan afnemen. Importeren vanuit het VK wordt dan weer goedkoper voor Vlaamse bedrijven. In relatie tot de Verenigde Staten geldt een omgekeerde analyse: door de waardedaling van de Euro tegenover de Amerikaanse Dollar wordt Vlaamse export naar de VS goedkoper, terwijl importeren uit de VS duurder wordt. De Brexit heeft ook een serieuze impact op de obligatie- en aandelenmarkten. Staatsobligaties van hoge kwaliteit zoals die van Duitsland worden verhandeld aan nog lagere rentevoeten. Staatsobligaties van lagere kwaliteit zoals die van Portugal werden net na het referendum verhandeld aan een hogere rentevoet. De rente is echter weer gedaald waardoor de spread tussen Portugese en Duitse rente op tienjarige staatsobligaties kleiner is geworden. De rente op Duits staatspapier van 10 jaar, die door de Brexit onder de nul is gedoken, bedroeg op 11/07/2016 -0,12%. De Portugese tienjaarsrente noteerde op 11/07/2016 3,112%. Belgisch staatspapier wordt beschouwd als relatief veilig: de rente op staatspapier van tien jaar is fors gezakt en klokte op 11/07/2016 af op 0,17%. Op de aandelenmarkt hebben alle grote beursindexen net na het referendum serieuze verliezen geslikt. Sindsdien heeft er echter een herstel plaatsgevonden: de BEL20 verloor 2,34% tussen 11/06/2016 en 11/07/2016 terwijl het de eerste dagen na het referendum
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 3
een verlies optekende van meer dan 6%. Een gelijkaardige trend heeft zich voorgedaan bij de Franse beursindex CAC40 en de Duitse beursindex DAX.
Lange termijn Op middellange termijn zullen de EU en het VK hun nieuwe economische relatie moeten definiëren. Dit zal in de eerste plaats een institutioneel vraagstuk zijn dat gezamenlijk beslist zal worden door de leden van de EU en het VK. Naargelang het gekozen institutioneel raamwerk zal de impact op de economische betrekkingen tussen de EU en het VK klein of groot zijn. De Brexit kan ook leiden tot een herlokalisering van bedrijven uit het VK naar het Europese vasteland. De mate van deze herlokalisering zal beïnvloed worden door het gekozen institutioneel kader: hoe minder integratie tussen de EU en het VK nagestreefd wordt, hoe groter de nood voor bedrijven om hun Europese vestiging te verhuizen naar het Europese vasteland. Algemeen overzicht institutionele kaders 1. Heronderhandeling institutioneel kader EU-VK De bepaling van en onderhandeling over een nieuw institutioneel kader tussen de EU en het VK zal een lang en moeizaam proces zijn. Volgens artikel 50 van het Verdrag van Lissabon moet er 2 jaar na het formeel starten van de uittredingsprocedure een nieuw akkoord bereikt worden. Dit betekent dus dat het nieuwe akkoord vast zou moeten liggen eind 2018. In de realiteit zal dit waarschijnlijk een stuk langer duren. Zo kan “het formeel starten van de uittredingsprocedure” ruim geïnterpreteerd worden. Dit blijkt voorlopig ook de wens te zijn van het VK: Theresa May, de nieuwe Britse Eerste Minister, heeft aangegeven dat ze de uittredingsprocedure dit jaar niet meer formeel zal openen. De heronderhandelingen kunnen ook na twee jaar verlengd worden op basis van unanimiteit onder de 27 overige EU leden . Er wordt verwacht dat de onderhandelingsprocedure tussen de EU en het VK zo’n vijf à tien jaar kan duren. Het is waarschijnlijk dat gedurende deze onderhandelingen er niet veel zal veranderen aan de bestaande handelsrelaties tussen de EU en het VK. 2. Vier opties voor nieuwe economische en handelsrelaties EU-VK Ruwweg zijn er vier verschillende modellen die gevolgd kunnen worden om het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader vast te leggen; elk van deze opties zal een andere economische impact hebben. Het uiteindelijke gekozen kader zal dan in meerdere of mindere mate gelijken op het huidige, bestaande kader. Elke optie kan gelinkt worden aan een voorbeeldland dat een gelijkaardig institutioneel kader met de EU heeft onderhandeld.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 4
Waarschijnlijkheid Wenselijkheid Handelsverdrag afsluiten Reeks bilaterale sectorakkoorden afsluiten Lidmaatschap Europese Economische Ruimte (EER) Handel drijven onder de regels van de Wereldhandelsorganisatie
Waarschijnlijk Matig wenselijk Eerder onwaarschijnlijk Eerder onwenselijk Eerder onwaarschijnlijk Zeer wenselijk Onwaarschijnlijk Zeer onwenselijk
a. De Canadese optie: Het VK sluit een bilateraal handelsverdrag af Het is moeilijk om een inschatting te maken van de impact op de bedrijfswereld van een dergelijk scenario. De aard en mate van de impact zal sterk afhankelijk zijn van de onderhandelingen tussen de twee partijen. Zo kan het gesloten akkoord ofwel meer neigen naar een verregaande integratie van handelssystemen (ongeveer zoals bij de Europese Economische Ruimte (EER), zie hieronder) ofwel kan het akkoord meer neigen naar een minder verregaande integratie van handelssystemen. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij het EU-Canada CETA (‘Comprehensive Economic Trade Agreement’) handelsakkoord: bepaalde productcategorieën worden bijvoorbeeld niet of in veel mindere mate gereguleerd door het CETA verdrag dan het EER akkoord. Aangezien er nu reeds verregaande economische integratie is tussen het VK en de EU, zou het uiteindelijke handelsakkoord waarschijnlijk eerder neigen naar het EER akkoord. Het afsluiten van een dergelijk handelsakkoord kan wel een tijdje duren. Zo is dit een heel technische en brede oefening en bestaat er momenteel een sterk antivrijhandelssentiment in Europa. Het handelsakkoord met Canada, waarvan de onderhandelingen 7 jaar hebben geduurd, wacht bijvoorbeeld nog steeds op ratificatie. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs een certificaat van oorsprong nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten. Dit zal afhankelijk zijn van de inhoud van het handelsverdrag. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Indien het verdrag meer gelijkt op de EER, zal de divergentie klein zijn; indien het verdrag meer gelijkt op CETA zal de divergentie groot zijn. Deze optie is waarschijnlijk: de Britse regering zou publiekelijk kunnen hameren op de verworven autonomie inzake handelsbeleid en tegelijkertijd streven naar verregaande integratie. Daarnaast is het ook een relatief gekende procedure om een handelsrelatie te bestendigen. Indien het uiteindelijke handelsakkoord sterk zou neigen naar het EER akkoord, wat ook te verwachten is, zou dit zeer wenselijk zijn. Indien het eerder neigt naar het CETA akkoord zou het eerder onwenselijk zijn.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 5
Impact bedrijfsleven
Matig tot hoog
Onzekerheid
Matig
Meest kwetsbare sectoren
Trans-sectoraal
Waarschijnlijkheid
Hoog
b. De Zwitserse optie: Het VK sluit een reeks bilaterale sectorakkoorden af De EU-Zwitserland bilaterale sectorakkoorden verschillen inhoudelijk niet substantieel van de EER. Zwitserland zou anders het risico lopen om niet toegelaten te worden tot de interne markt van de EU. Het kluwen aan verdragen die niet altijd aangepast worden aan nieuwe evoluties is wel een barrière voor vlotte handel tussen de EU en Zwitserland. Om de toegang tot de EU markt niet te verliezen zou het VK waarschijnlijk een reeks bilaterale sectorale akkoorden kunnen sluiten met de EU die in hun geheel sterk zullen gelijken op de EER (zie Noorse optie). Op deze manier kan de Britse regering het hoofd bieden aan euro sceptische kiezers door te stellen een ‘op maat gemaakt’ institutioneel handelskader te hebben gesloten met de EU. Daarenboven zou deze optie hen niet beletten verregaande integratie na te streven. Dit alles zou heel hard gelijken op de relatie die Zwitserland heeft met de EU. Er zijn echter geen echte Zwitserse mechanismen om de sectorakkoorden aan te passen aan de evoluerende EU-wetgeving, waardoor er op regelmatige basis nieuwe hiaten verschijnen in het institutioneel handelskader tussen de twee partners. Daarenboven is het waarschijnlijk dat het VK nog steeds een bijdrage zou moeten leveren aan het EU budget wat zeer gevoelig ligt in het VK. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs het EUR1 certificaat (oorsprongscertificaat) nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten op basis van de sectorale akkoorden. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit zal echter beperkt zijn aangezien het VK waarschijnlijk niet het risico zal willen lopen geen toegang meer te krijgen tot de EU interne markt. Dit scenario lijkt eerder onwaarschijnlijk. De EU is het Zwitsers model immers niet genegen gezien de inflexibiliteit van een systeem dat bestaat uit een kluwen van sectorale akkoorden die op regelmatige basis heronderhandeld moeten worden. Dit scenario is ook niet heel wenselijk aangezien de onderhandelingen heel lang zouden duren. In het geval van Zwitserland was dit ongeveer 20 jaar.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 6
Impact bedrijfsleven
Matig tot hoog
Onzekerheid
Hoog
Meest kwetsbare sectoren
Landbouw- en voedingssector
Waarschijnlijkheid
Laag
c. De Noorse optie: Het VK wordt lid van de Europese Economische Ruimte (EER) In de EER geldt de interne markt zoals wij die kennen in de EU. Er is dus sprake van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De EER heeft echter geen gemeenschappelijk buitentarief ten opzichte van derde landen, beoogt geen politieke en monetaire samenwerking en voert geen gemeenschappelijke handelspolitiek. Ook omvat de EER geen gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Noorwegen bijvoorbeeld voert een protectionistisch landbouwbeleid. Een protectionistisch landbouwbeleid zoals in Noorwegen is eerder onwaarschijnlijk. Zo is het liberale gedachtegoed zeer sterk verankerd in het VK. Desalniettemin zou de goed georganiseerde Britse landbouwlobby (“the National Farmers’ Union”) druk kunnen uitoefenen op de regering. Ook kan protectionisme gebruikt worden als tactisch instrument tijdens de onderhandelingen met de EU. De EU zou dan wel gelijkaardige maatregelen kunnen treffen tegenover het VK. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs het EUR1 certificaat (oorsprongscertificaat) nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op landbouwproducten. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit zal echter heel beperkt zijn aangezien de EER het meest verregaande institutioneel handelskader is die de EU heeft afgesloten met derden. Dit scenario is eerder onwaarschijnlijk, aangezien EER lidmaatschap niet voldoende autonomie zou geven aan het VK. Daarenboven zou het VK nog steeds een aanzienlijke bijdrage moeten leveren aan het EU budget en vrij verkeer van personen moeten aanvaarden. EER lidmaatschap is wel zeer wenselijk voor onze bedrijven aangezien de huidige verregaande economische integratie in sterke mate behouden zou worden. Impact bedrijfsleven
Laag
Onzekerheid
Matig tot laag
Meest kwetsbare sectoren
Landbouw- en voedingssector
Waarschijnlijkheid
Laag
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 7
d. De ‘status quo optie’: Het VK drijft handel onder de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) In dit geval zou er geen wederzijdse preferentiële behandeling meer zijn, wat zou kunnen leiden tot een verschuiving van handelspatronen. Een dergelijke verschuiving zou zeer negatief zijn voor België aangezien we sterk handel drijven met het VK onder het huidige preferentieel systeem. De WHO optie als ‘status quo’ voorstellen is ook niet juist: de secretaris-Generaal van de WHO, Roberto Azevêdo, heeft laten verstaan dat het VK niet zomaar het EU WHO lidmaatschap zal mogen kopiëren. In plaats daarvan zal het VK haar lidmaatschap moeten heronderhandelen met de 161 andere WHO leden. Dit betekent heronderhandelingen over de duizenden verschillende tarieven op hun handelsportfolio’s, landbouwexport quota’s, subsidies aan Britse boeren en toegang tot de vele buitenlandse markten. Dit zal enorm veel tijd en moeite in beslag nemen en zal voor heel wat onzekerheid zorgen. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs een certificaat van oorsprong nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit scenario is zeker: het VK moet hoe dan ook haar WHO lidmaatschap heronderhandelen. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat het VK en de EU geen apart bilateraal handelskader zullen onderhandelen. Handel tussen de EU en het VK op basis van de WHO regels is zeer onwenselijk. Impact bedrijfsleven
Zeer hoog
Onzekerheid
Zeer hoog
Kwetsbare sectoren
Trans-sectoraal
Waarschijnlijkheid
Laag
Herlokalisering Afgezien van het gevolgde scenario is het ook heel waarschijnlijk dat er een herlokalisering van Europese hoofdkantoren uit het VK naar het Europese vasteland zal plaatsvinden. Indien het VK geen lid meer is van de EU, is de aantrekkelijkheid van het land voor bedrijven een stuk minder groot. Het is daarenboven heel waarschijnlijk dat de historisch sterk vertegenwoordigde financiële sector in ‘The City’ deels zal herlokaliseren uit Londen naar de EU. Vele banken die opereren uit het VK kunnen namelijk hun paspoortrechten en dus toegang tot de interne markt van de EU verliezen. Enkele banken hebben ondertussen reeds aangegeven te zullen verhuizen naar steden als Parijs, Frankfurt en Dublin.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 8
Brexit Een Praktisch Overzicht van de Economische Impact op de Vlaamse Bedrijfswereld Het is niet gemakkelijk in te schatten wat de gevolgen van de Brexit exact zullen zijn aangezien in de geschiedenis van de Europese Unie (EU) er nog nooit een volwaardig lid daadwerkelijk uit het Europese project gestapt is. Een dergelijke inschatting is desalniettemin een belangrijke oefening: de gevolgen van de Brexit voor een open economie als Vlaanderen kunnen namelijk best ingrijpend zijn. Deze paper zal eerst en vooral een beknopt overzicht geven van de Vlaams-Britse handelsrelaties. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de export en importcijfers van Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk (VK). Daarna wordt er gekeken naar de korte termijn gevolgen van de Brexit, die zich vooral weerspiegelen in wisselkoers- en beursvolatiliteit. Vervolgens wordt er gekeken naar de verschillende opties die er zijn voor het definiëren van een nieuw handelskader. Deze opties zullen telkens gekoppeld worden aan een inschatting van de gevolgen voor de Vlaamse/Belgische economie. Ten laatste wordt er nog kort gekeken naar de mogelijkheid van herlokalisering van bedrijven naar het Europese vasteland.
2. Algemeen overzicht handelsbetrekkingen VlaanderenVK 2.1. Export Volgens het exporteursbestand van het Agentschap voor Buitenlandse Handel, dat gegevens bevat van meer dan 23.000 ondernemingen, waren er in 2013 5.703 Belgische ondernemingen die naar het Verenigd Koninkrijk exporteerden en nog eens 4.055 bedrijven die interesse toonden voor deze markt. In een rapport dat net gepubliceerd werd, stelt het agentschap dat momenteel 9.707 Belgische ondernemingen interesse hebben om naar het Verenigd Koninkrijk te exporteren. Deze ruime cijfers tonen reeds aan dat België en het VK nauw economisch verbonden zijn en dat de interesse in de Britse markt toeneemt bij de Belgische ondernemers.1 Uit statistieken van Flanders Investment & Trade (FIT) blijkt dat het VK in 2015 de vierde grootste afnemer was van Vlaamse goederen voor een totale waarde van 27,5 miljard EUR. Deze uitvoer bestond voornamelijk uit voertuigen voor vervoer over land (28,21%), farmaceutische producten (12,10%), kunststof en toepassingen (6,30%), minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten (5,81%) en machines, toestellen en mechanische werktuigen (4,71%).
11
Handelsbetrekkingen van België met het Verenigd Koninkrijk – Agentschap voor Buitenlandse Handel; 17/10/2014.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 9
2.2.
Import
Volgens het FIT was het VK in 2015 de 5de leverancier van België met een totaalwaarde van 15 miljard EUR. Deze invoer bestond voornamelijk uit minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten (23,48%), voertuigen voor vervoer over land (23,11%), machines, toestellen en mechanische werktuigen (8,29%), organische chemische producten (7,08%) en edelstenen en halfedelstenen (4,77%).
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 10
2.3.
Conclusies
Vanuit deze cijfers kunnen enkele algemene zaken afgeleid worden. Eerst en vooral is het duidelijk dat Vlaanderen en het VK sterk economisch verweven zijn. Dit is niet verwonderlijk gezien de geografische proximiteit van de twee gebieden. Deze bovengemiddelde economische verwevenheid werd bevestigd door een recente studie van ING die voorspelde dat een Brexit de Belgische economie tegen eind 2017 een half procent van het bbp zou kosten ofwel 2,1 miljard EUR, terwijl de impact op de Europese economie in zijn geheel 0,3% van het EU bbp zou kosten. 2 België zal dus meer lijden dan de EU in zijn geheel. Daarnaast zal de exportsector ook meer geraakt worden dan de importsector aangezien België een positieve handelsbalans heeft met het VK ter waarde van 14,5 miljard EUR. Aangezien Vlaanderen 85,74% van de totale Belgische export naar het VK voor haar rekening neemt, hebben deze cijfers vooral implicaties voor Vlaanderen. Desalniettemin dient er hierbij opgemerkt te worden dat dit ruwe schattingen zijn. De mate van de economische schade zal in sterke mate bepaald worden door het nieuwe institutioneel handelskader dat het VK en de EU zullen onderhandelen.
2
Brexit ook nadelig voor België? – VTM nieuws; 25/03/2016
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 11
3. Markt effecten 3.1.
Effect op Britse Pond en mogelijke gevolgen
Het Britse Pond zal structureel een lagere waarde hebben. Tussen 12/06/2016 en 12/07/2016 is de waarde van het Britse Pond gedaald met 7,22% tegenover de Euro. Sinds 1 januari 2016 heeft het Britse Pond nog iets meer waarde verloren: 13,33% tegenover de Euro en 11,87% tegenover de Amerikaanse Dollar. De Britse Pond had op 12/07/2016 een waarde van 1,1842EUR. Alhoewel het Britse Pond reeds minder volatiel is dan in de eerste dagen na het referendum, zal de volatiliteit nog een tijdje aanhouden. De volatiliteit zal in sterke mate bepaald worden door ontwikkelingen in de onderhandelingen over een nieuw institutioneel handelskader tussen het VK en de EU. Elke nieuwe ontwikkeling die onzekerheid wegneemt en de kans op een goed handelsakkoord vergroot zal een positieve impact hebben op de waarde van het Britse Pond. Zo was bijvoorbeeld de waarde van het Britse Pond lichtjes gestegen nadat veel vroeger dan verwacht bekend raakte dat de pragmatische en competente Theresa May de nieuwe Eerste Minister van het VK zou worden. De vraag naar het Britse Pond is sterk afgenomen sinds de Brexit voor verschillende redenen. Zo zijn heel wat kapitaalkrachtige personen en instituten terughoudend om te investeren in het VK. Dit zal waarschijnlijk aanhouden zolang er onzekerheid is over het nieuwe kader waarbinnen handel gedreven kan worden tussen de EU en het VK. De Londense vastgoedmarkt heeft bijvoorbeeld al een serieuze tik gekregen aangezien de prijzen sterk kunnen terugvallen indien de kapitaalkrachtige financiële sector wegtrekt. Daarnaast zullen ook bezorgde beleggers hun kapitaal verplaatsen naar ‘veilige havens’ zoals goud, Dollars en staatsobligaties van landen die beschouwd worden als heel veilig zoals Duitsland. Zo is de prijs van goud gestegen met 6,41% tussen 11/06/2016 en 11/07/2016 en moeten beleggers in tienjarig Duits staatspapier voor de eerste keer rente betalen aangezien de rentevoet -0,12% bedraagt. De Engelse Centrale Bank zal waarschijnlijk niet de intrestvoeten verhogen: alhoewel het Britse Pond heel wat waarde verloren heeft en het VK buitenlands kapitaal moet aantrekken om het tekort op de lopende rekening te financieren, zou een verhoging van de intrestvoet de Britse economie nog verder in recessie duwen. Analisten van Barclays verwachten daarom eerder een nieuwe ronde ‘quantitative easing’ waarbij de Engelse Centrale Bank opnieuw overheidsobligaties opkoopt voor een geschatte waarde van 100 tot 150 miljard Britse Pond. In de Verenigde Staten is het dan weer onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse centrale bank, de ‘Fed’, de intrestvoeten nog zal verhogen dit jaar. De Europese Centrale Bank had in de aanloop naar het referendum reeds aangegeven klaar te zijn om op te treden bij markt turbulentie. Dit zal zich vertalen in maatregelen om liquiditeit te verzekeren. Door de waardedaling van het Britse Pond zullen geïmporteerde producten duurder worden in het VK. Dit kan leiden tot een daling in de vraag naar Vlaamse producten. Hierbij is productsubstitutie een belangrijke factor: indien Vlaamse bedrijven Britse
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 12
concurrenten hebben, dan bestaat de kans dat, door de waardevermindering van het Britse Pond, deze concurrenten competitievere prijzen kunnen aanbieden. Door de waardedaling van het Britse Pond wordt importeren vanuit het VK echter ook goedkoper voor Vlaamse bedrijven. Vlaamse importeurs van Britse producten zullen een prijsreductie genieten omdat ze met dezelfde hoeveelheid Euro’s meer Ponden zullen kunnen wisselen.
3.2.
Effect op Euro en mogelijke gevolgen
De Euro heeft ook waarde verloren doch in mindere mate. Zo verloor de Euro 1,68% tegenover de Amerikaanse Dollar tussen 12/06/2016 en 12/07/2016. Het verlies aan waarde is echter redelijk beperkt. Zo is de wisselkoers van 1,1108USD op 12/07/2016 nog steeds beduidend hoger dan de wisselkoers van 1,0579USD eind november vorig jaar. Zo hadden het beleid van de Fed inzake de verhoging van intrestvoeten en het monetair beleid van de Europese Centrale Bank een veel grotere impact op de waarde van de Euro in de afgelopen maanden. Net zoals bij het Britse Pond zal de waarde van de Euro beïnvloed worden door ontwikkelingen in de onderhandelingen over een nieuw institutioneel handelskader tussen het VK en de EU. Indien een goed handelsakkoord waarschijnlijker wordt geacht door bijvoorbeeld uitspraken van invloedrijke politici zal de waarde van de Euro stijgen. De waarde van de Euro zal dan weer dalen als euroscepticisme de kop opsteekt in andere EU leden, in het bijzonder landen in de eurozone. Indien er bijvoorbeeld een nieuw EU-referendum wordt aangekondigd in bijvoorbeeld Frankrijk, dan zal de vrees ontstaan voor een domino effect wat een serieuze impact zou hebben op de waarde van de Euro. Dit laatste lijkt echter nog steeds zeer onwaarschijnlijk.
3.3.
Andere markt effecten
De Brexit heeft ook een serieuze impact op de obligatie- en aandelenmarkten. Staatsobligaties van hoge kwaliteit zoals die van Duitsland worden verhandeld aan nog lagere rentevoeten. De rente op Duits staatspapier van 10 jaar, die door de Brexit voor de eerste keer onder de nul is gedoken, bedroeg op 11/07/2016 -0,12%.3 Staatsobligaties van lagere kwaliteit zoals die van Portugal werden net na het referendum verhandeld aan een hogere rentevoet. De rente is echter weer gedaald waardoor de spread tussen Portugese en Duitse rente op tienjarige staatsobligaties kleiner is geworden. De Portugese tienjaarsrente noteerde op 11/07/2016 3,112%. De spread tussen hoge kwaliteitsstaatsobligaties en lage kwaliteitsstaatsobligaties zal toenemen indien er een domino effect dreigt te ontstaan. Dit is ook de reden waarom de rentevoeten op het Portugees staatspapier terug daalden: het domino effect wordt momenteel onwaarschijnlijk geacht. Belgisch staatspapier wordt beschouwd als relatief veilig: de rente op staatspapier van tien jaar is fors gezakt en klokte op 11/07/2016 af op 0,17%.
3
De rente op tienjarig Duits staatspapier werd reeds negatief voor het referendum maar dat was in sterke mate het gevolg van de onzekerheid die heerste rond de uitkomst van het referendum.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 13
Direct effect Brexit op rente tienjarige Staatsobligaties Portugal Bron: Trading Economics
Direct effect Brexit op rente tienjarige Staatsobligaties Duitsland Bron: Trading Economics
Direct effect Brexit op rente tienjarige Staatsobligaties België Bron: Trading Economics
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 14
Op de aandelenmarkt hebben alle grote beursindexen serieuze verliezen geslikt net na het referendum. Sindsdien heeft er echter een herstel plaatsgevonden: de BEL20 verloor 2,34% tussen 11/06/2016 en 11/07/2016 terwijl het de eerste dagen na het referendum een verlies optekende van meer dan 6%. Een gelijkaardige trend heeft zich voorgedaan bij de Franse beursindex CAC40 en de Duitse beursindex DAX 30. Dit is deels te wijten aan de enorm lage rentevoeten op staatsobligaties: beleggers zijn heel snel terug overgestapt naar de aandelenmarkt om hogere opbrengsten te krijgen.
Koers BEL20 13/06/2016-13/07/2016 (België) Bron: Beursduivel
Koers CAC 40 13/06/2016-13/07/2016 (Frankrijk) Bron: Beursduivel
Koers DAX 30 13/06/2016-13/07/2016 (Duitsland) Bron: Beursduivel
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 15
4. Het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader 4.1.
Het onderhandelingsproces
Het onderhandelen van het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader zal een lang en moeizaam proces zijn. Cruciaal in het onderhandelingsproces wordt de trade-off tussen autonomie en handelsrelaties: hoe meer autonomie het VK wil verkrijgen, hoe meer het zal moeten inboeten aan handel met de EU. Als het land bijvoorbeeld zelf de standaarden voor producten wil bepalen, bestaat het risico dat Britse producten niet meer worden toegelaten tot de EU interne markt omdat ze niet voldoen aan de EU normen. Op basis van deze trade-off, is er een resem opties die op een continuüm geplaatst kunnen worden reikend van sterke autonomie/ hoge handelskost tot zwakke autonomie/ lage handelskost (zie grafiek hieronder). Voor de Belgische economie is elk kader dat meer neigt naar zwakke autonomie/ lage handelskost verkiesbaar.
Volgens artikel 50 van het Verdrag van Lissabon moet 2 jaar na het formeel starten van de uittredingsprocedure de uittreding afgehandeld zijn. Dit betekent dus dat het nieuwe akkoord vast zou moeten liggen eind 2018. In de realiteit zal dit waarschijnlijk een stuk langer duren. Zo kan “het formeel starten van de uittredingsprocedure” ruim geïnterpreteerd worden: dit kan bijvoorbeeld pas aanvangen in het begin van 2017. Het VK zal zo lang mogelijk dit formeel starten willen vertragen om zo goed mogelijk voorbereid aan de onderhandelingen te beginnen. Zo heeft Theresa May, de nieuwe Britse Eerste Minister aangegeven dat ze pas volgend jaar de formele uittredingsprocedure zal aanvragen. Op deze manier koopt ze tijd voor het VK om de Britse aanpak van de uittredingprocedure voor te bereiden. Alhoewel de EU heel wat politieke instrumenten ter beschikking heeft om druk uit te oefenen, kunnen de formele uittredingsonderhandelingen pas aanvangen op initiatief van het VK. De uittredingsprocedure zal ook niet per se twee jaar duren nadat deze formeel zijn aangevangen. Zo kunnen de heronderhandelingen na twee jaar verlengd worden op basis van unanimiteit onder de EU leden (het VK niet inbegrepen). Strikt gesproken valt het onderhandelen van een nieuw institutioneel handelskader daarenboven niet onder artikel 50: de twee jaar ‘deadline’ slaat enkel op het formeel treden uit de EU. Voor het bepalen van een nieuw institutioneel handelskader zullen
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 16
waarschijnlijk parallelle onderhandelingen plaatsvinden die in principe zo lang mogen duren als nodig. In de realiteit zullen deze onderhandelingen echter in grote mate synchroon evolueren met de uittredingsonderhandelingen: indien de uittredingsonderhandelingen afgesloten worden en er nog geen nieuw institutioneel handelskader vastgelegd is, dreigen de handelsrelaties namelijk in heel wat onzekerheid te vallen, wat zowel het VK als de EU zullen willen vermijden. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat de EU en het VK een volledig nieuw institutioneel handelskader zullen kunnen scheppen in twee jaar. Een mogelijkheid is dat na twee jaar een implementatietraject wordt vastgelegd waarbij het nieuwe institutionele handelskader in fases wordt gedefinieerd en vervolgens geïmplementeerd. Na 2 jaar kunnen dan reeds enkele elementen van het bestaande kader aangepast worden en kan er dan na onderhandelingsrondes nieuwe elementen toegevoegd worden. Meerdere bronnen schatten dat het hele onderhandelingsproces vijf à tien jaar zal duren. Hieronder volgt een analyse van de vier meest geciteerde institutionele scenario’s. De implicaties van de scenario’s zullen verduidelijkt worden op basis van een vergelijking met landen die in een zelfde positie zetelen. De economische impact van elk scenario wordt ook beknopt besproken.
4.2.
De Canadese optie: Een handelsakkoord
Het VK kan een volledig nieuw handelsakkoord onderhandelen. Het is moeilijk om een inschatting te maken van de impact op de bedrijfswereld van een dergelijk scenario. De aard en mate van de impact zal sterk afhankelijk zijn van de onderhandelingen tussen de twee partijen. Zo kan het gesloten akkoord ofwel meer neigen naar een verregaande integratie van handelssystemen (ongeveer zoals bij de Europese Economische Ruimte, zie box hieronder), ofwel kan het akkoord meer neigen naar een minder verregaande integratie van handelssystemen. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij het EU-Canada CETA (‘Comprehensive Economic Trade Agreement’). Bepaalde product categorieën worden bijvoorbeeld niet volledig gereguleerd door CETA: zo zal de import van melk in Canada nog steeds onderworpen worden aan quota’s. Dit betekent dat hoe meer het uiteindelijke akkoord neigt naar CETA, hoe groter de regulatoire divergentie en dus de impact op de handelsbetrekkingen zal zijn. De Europese Economische Ruimte De Europese Economische Ruimte is het meest verregaande akkoord dat ooit door de EU met derde landen is afgesloten. De EER omvat enerzijds de EU en anderzijds Liechtenstein, Noorwegen en IJsland. In de EER geldt de interne markt zoals wij die kennen in de Europese Unie. Er is dus sprake van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De EER leden moeten dus veel van de regels van de Europese Unie overnemen. Alle leden van de EER zijn daarenboven lid van de Schengenzone (i.e. vrij verkeer van personen) waar het VK momenteel geen deel van uitmaakt. De EER is echter geen douane-unie en heeft geen gemeenschappelijk buitentarief ten opzichte van derde landen. De EER beoogt geen politieke en monetaire samenwerking en voert dus geen gemeenschappelijke handelspolitiek. Ook omvat de EER geen gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Het onderhandelen van een volledig nieuw handelsakkoord zal wel enige tijd in beslag nemen. In het geval van Canada heeft dit 7 jaar geduurd. Het akkoord met Canada is
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 17
overigens nog niet van toepassing aangezien het nog geratificeerd moet worden. Desalniettemin is 7 jaar in vergelijking tot twee andere scenario’s die hieronder besproken worden, relatief snel. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Dit scenario is waarschijnlijk. Zo geeft deze optie het VK de autonomie die de voorstanders van een Brexit willen. De EU, die heel wat technische ervaring heeft met het sluiten van handelsakkoorden zal ook deze optie verkiezen. Een verdrag dat gelijkt op het EER akkoord is wenselijker dan een verdrag dat gelijkt op het Canadese CETA akkoord. Gezien de bestaande verre integratie tussen de EU en het VK is dit ook waarschijnlijker.
4.3.
De Zwitserse optie: bilaterale sectorale akkoorden
De tweede optie voor het VK is een reeks bilaterale verdragen afsluiten om het economisch verbond met de EU te bestendigen zoals Zwitserland dat na een negatief referendum afgezien heeft van EER lidmaatschap. Zwitserland heeft 120 bilaterale, sectorale akkoorden gesloten met de EU. Dit is de optie die tijdens de referendumcampagne het meest naar voren werd geschoven door het pro-Brexit kamp. Op deze manier zou het VK namelijk meer aan ‘cherrypicking’ kunnen doen: selectief overnemen van EU wetgeving op basis van de Britse belangen en wensen. In het geval van Zwitserland verschillen de bilaterale akkoorden inhoudelijk niet substantieel van de EER: Zwitserland zou anders het risico lopen om niet toegelaten te worden tot de interne markt van de EU. Net zoals in het geval van de EER moet Zwitserland dus ook heel wat Europese wetgeving volgen. Het Zwitsers model zou de Britse regering toelaten te stellen aan de kiezers dat het VK een ‘op maat gemaakt’ handelskader heeft bekomen. Terzelfder tijd kan de Britse regering echter streven naar verregaande integratie zoals EER lidmaatschap. Ongeacht de uitkomst van dergelijke bilaterale akkoorden zou dit scenario hoe dan ook wel tot een lange periode van onzekerheid leiden. Het afsluiten van dergelijke akkoorden zou namelijk aanzienlijk veel tijd in beslag nemen: in het geval van Zwitserland was dit 20 jaar. Ten tweede is het ook moeilijker in te schatten wat de precieze inhoud zal zijn van dergelijke akkoorden. Protectionisme Volgens de evaluatie van het Zwitsers handelsbeleid uitgevoerd door de Wereldhandelsorganisatie is het, zoals in Noorwegen (zie hieronder), vooral de landbouwsector die beschermd wordt van buitenlandse competitie. Zo wordt gemiddeld een importtarief van 31.9% geheven op landbouwproducten, met een grote variatie onder de subcategorieën waarbij de importtarieven het hoogste zijn voor zuivelproducten, vlees en groenten & fruit.4 Op de meeste andere niet-landbouwproducten worden geen importtarieven geheven in de handel met EU leden. Zo is het gemiddelde van importheffingen op nietlandbouwproducten slechts 2.3% (niet-EU landen inbegrepen).
4
Trade Policy Review Switzerland and Liechtenstein – World Trade Organisation – 19/03-2013
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 18
Protectionisme lijkt echter eerder onwaarschijnlijk aangezien in het VK een hele sterke liberale onderstroom aanwezig is. Daarenboven dreigt dit een sneeuwbal effect te creëren waarbij alle andere EU lidstaten importtarieven heffen op Britse producten, waardoor dit pad eerder onaantrekkelijk is voor een land dat sterk afhankelijk is van handel. Een nieuw institutioneel kader Een kluwen aan verdragen zoals bij Zwitserland is een heel complex en soms onsamenhangend netwerk van verplichtingen dat niet gemakkelijk in stand kan worden gehouden. Zo zijn de bilaterale overeenkomsten met Zwitserland statisch van aard aangezien er geen echte mechanismen zijn om de overeenkomsten aan te passen aan de evoluerende EU-wetgeving. Er zijn ook geen toezichtsmechanismen en doeltreffende geschillenbeslechtingsmechanismen wat gemakkelijk kan leiden tot handelsdisputen. In het VK zouden dergelijke handelsdisputen ook meer voorkomen indien het land intekent op het Zwitsers model. Het huidige sterk euroscepticisme zou ook kunnen bijdragen tot een hogere frequentie aan handelsdisputen. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Deze optie is eerder onwaarschijnlijk. Zo is de EU de Zwitserse optie niet genegen gezien de hoge mate aan complexiteit dat het met zich meebrengt. Zwitserland betaalt daarenboven een bijdrage aan de EU-begroting die proportioneel ongeveer de helft bedraagt van de huidige nettobijdrage van het VK, wat een politiek struikelblok kan zijn in het VK. De wenselijkheid van deze optie zou voor een stuk afhankelijk zijn van de inhoud van de onderhandelde bilaterale akkoorden. Het onderhandelingsproces zou echter heel lang duren en dus gedurende een lange periode onzekerheid met zich meebrengen: in het geval van Zwitserland hebben de onderhandelingen 20 jaar geduurd.
4.4.
De Noorse optie: lid van de Europese Economische Ruimte
Een post-Brexit VK dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte (EER) zou het minst zware economische gevolgen hebben aangezien dit zou betekenen dat het VK geïntegreerd wordt in een reeds bestaand, verregaand institutioneel handelskader. Het VK zou dan handel drijven in sterk op elkaar afgestemde wederzijdse systemen: zo neemt Noorwegen voor het grootste deel wetgeving over van de EU en als het zelf wetgeving doorvoert, stemt het land deze altijd af op EU wetgeving om te vermijden dat de toegang tot hun grootste afzetmarkt wordt geblokkeerd. Desalniettemin zijn er toch enkele verschillen die een impact kunnen hebben op de handelsbetrekkingen. Geen Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid De Noorse landbouw en visserij sectoren worden zwaar beschermd tegen buitenlandse concurrentie. EU landen kunnen dit in veel mindere mate doen aangezien ze deel uitmaken van het EU georganiseerd ‘Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid’. Volgens een recente OESO studie bestaan er zo 100 verschillende vormen van rechtstreekse ondersteunende maatregelen voor Noorse boeren naast een uitgebreide set aan indirecte ondersteunende mechanismen. Noorwegen heft daarenboven ook hoge importtarieven op verschillende landbouwproducten. Het VK zou ook de macht hebben om dergelijke invoertarieven op te leggen wat een zware impact zou hebben op de Belgische export van voedingsproducten. Voeding is de
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 19
5de belangrijkste categorie van Vlaamse export naar het VK. De meest kwetsbare subcategorieën zijn zuivelproducten (exportwaarde: 305 miljoen EUR), vlees (exportwaarde: 245 miljoen EUR) en groenten en fruit (exportwaarde: 158 miljoen EUR).5 Aangezien de landbouwsector een typische sterke pressiegroep is die boven zijn gewicht speelt is een verhoging van de importtarieven op landbouwproducten niet uit te sluiten.6 Importtarieven kunnen ook gebruikt worden als onderhandelingstactiek om meer toegevingen van de EU te verkrijgen. Het is al bij al echter onwaarschijnlijk dat het VK een protectionistisch pad zou volgen zoals uitgelegd bij het Zwitsers scenario. Geen Gemeenschappelijke Handelspolitiek De Europese Commissie zou ook niet meer de bevoegdheid hebben om handelsverdragen te sluiten in naam van het VK. Deze verandering zou eerder een indirecte impact hebben op de handel met België, met name een manipulatie van de handelsstromen door het verschil tussen EU en VK handelsverdragen met derde landen (niet EU). Als het VK bijvoorbeeld een aanzienlijk lager importtarief toekent aan een derde land voor een bepaald product dat België exporteert naar het VK, kan de Belgische export afnemen ten voordele van dit derde land dat concurrentiëler is door de lagere importtarieven. Het omgekeerde is echter ook mogelijk en zelfs waarschijnlijker. Zo kunnen landen afzien van bepaalde Britse import als gevolg van de hogere kost om in te voeren vanuit het VK. Een deel van de handel zou dan kunnen verschuiven naar België. Het is zeer waarschijnlijk dat een dergelijke verschuiving van handel zal plaatsvinden binnen de EU, ten nadele van het VK. Het is overigens belangrijk op te merken da het zo goed als zeker is dat het VK niet meer zal deelnemen aan de Gemeenschappelijke Handelspolitiek van de EU: ongeacht welke optie het VK en de EU kiezen, het VK zal hoogstwaarschijnlijk een autonome handelspolitiek willen voeren. De Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) Het VK kan lid worden van EVA. EVA is een samenwerkingsverband tussen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland en heeft tot doel de vrije handel tussen de deelnemende landen te bevorderen. EVA heeft gezamenlijk 27 vrijhandelsverdragen met niet-Europese landen en heeft met de EU de Europese Economische Ruimte opgericht (zonder Zwitserland). Het VK kan ook kiezen om zelf handelsverdragen af te sluiten wat meer moeite zal kosten doch meer autonomie zal geven.
5 6
Bron: VLAM; Vlaams centrum voor Agro- & Visserijmarketing, feiten en cijfers. Policy Challenges for Agriculture and Rural Areas in Norway – Philip Hemmings – OECD - 2016
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 20
Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Alles in beschouwing genomen is de Noorse optie eerder onwaarschijnlijk aangezien verschillende prominente Brexit aanhangers hebben aangegeven dat EER lidmaatschap te weinig autonomie geeft aan het VK. Het VK zou meer beweegruimte krijgen in een beperkt aantal sectoren die van minder belang zijn in de Britse economie en het VK zou nog steeds enorm veel wetgeving moeten overnemen van de EU. Daarenboven moeten EER-leden ook een bepaalde bijdrage leveren tot de EU-begroting. Indien het VK proportioneel in dezelfde mate zou bijdragen als Noorwegen, zou het nog steeds 90 % van haar huidige nettobijdrage betalen wat politiek onacceptabel zou zijn in het VK. Het VK zou ook vrij verkeer van personen moeten aanvaarden wat een serieuze toegeving zou zijn aangezien de uitslag van het referendum in sterke mate bepaald werd door het debat omtrent Europese immigratie naar het VK. De wenselijkheid van EER lidmaatschap is echter zeer hoog aangezien dit zou betekenen dat er slechts heel weinig zou veranderen aan het huidige ver geïntegreerde handelskader.
4.5.
De standaardoptie: handel onder de WHO regels
Indien het VK en de EU er niet in slagen om een akkoord te sluiten, zal de economische relatie in theorie bepaald worden door de afspraken gemaakt in de Wereldhandelsorganisatie (WHO). In dit geval vervalt de relatie tot het basis ‘handelsverdrag’ dat geldt voor alle lidstaten van de WHO (quasi de hele wereld). De EU zou dan geen preferentiële behandeling meer hebben wat zou kunnen leiden tot een verschuiving van handelspatronen. Een dergelijke verschuiving zou heel negatief zijn voor Vlaanderen aangezien we sterk handel drijven met het VK onder het huidige preferentieel systeem. WHO optie status quo? De WHO optie als ‘status quo’ voorstellen is daarenboven incorrect: de SecretarisGeneraal van de WHO, Roberto Azevêdo, heeft laten verstaan dat het VK niet zomaar het EU WHO lidmaatschap zal mogen kopiëren. In plaats daarvan zal het VK haar lidmaatschap moeten heronderhandelen met de 161 andere WHO leden. Dit betekent heronderhandelingen over de duizenden verschillende tarieven op hun handelsportfolio’s, landbouwexport quota’s, subsidies aan Britse boeren en toegang tot de vele buitenlandse markten. Dit is nog nooit eerder gebeurd en de procedure die gevolgd moet worden in dit geval is dan ook heel onduidelijk. De heronderhandeling van lidmaatschap is dan ook helemaal geen ‘status quo’ operatie: net zoals het onderhandelen van een vrijhandelsakkoord zou het meerdere jaren duren. Het is heel waarschijnlijk dat het zelfs langer zal duren dan de onderhandelingen van een akkoord met de EU aangezien er bij de WHO nog een pak meer partijen aan de tafel zitten. Om de WHO onderhandelingen aan te vatten zou het VK overigens moeten beginnen van een ‘iedereen gelijk voor de wet’ positie, anders is het in strijd met de WHO regels. Zo zou het VK hogere “meest begunstigde natie” importtarieven moeten heffen op de
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 21
58 landen waarmee de EU handelsakkoorden heeft gesloten want deze handelsakkoorden zijn dan niet meer van toepassing. Hetzelfde zou in principe gelden voor handel met de EU. De enigste andere optie is dan dat het VK, zoals Singapore, volledig ‘douanevrij’ wordt en geen enkel importtarief heft, wat zeer onwaarschijnlijk is. Het VK heeft ook geen team die recent nog handelsakkoorden heeft onderhandeld terwijl handelsakkoorden van vandaag uitermate complex en veelzijdig zijn. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Het is heel onwaarschijnlijk dat de handelsrelaties tussen het VK en de EU bepaald zullen worden door het WHO raamwerk. Zowel het VK als de EU zullen dit willen vermijden omdat ze economisch gezien te sterk verweven zijn met elkaar. De heronderhandeling van WHO lidmaatschap zal desalniettemin sowieso plaatsvinden aangezien het VK hoe dan ook hun WHO lidmaatschap zal moeten heronderhandelen. Dit zou dan vooral een impact hebben op niet EU-landen indien het VK apart een handelsakkoord sluit met de EU. Het zou overigens heel onwenselijk zijn indien de EU-VK handelsrelaties bepaald worden door het WHO raamwerk.
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 22
5. Herlokalisering 5.1.
Herlokalisering Europese hoofdkantoren
Indien het VK geen lid meer is van de EU, is de aantrekkelijkheid van Londen voor bedrijven een stuk minder groot. Bertelsmann Foundation, een Duits mediaconcern, vroeg bijvoorbeeld in de aanloop naar het referendum aan 700 Britse en Duitse bedrijven die actief zijn in het VK wat hun plannen zijn na de Brexit. 29 procent antwoordde zijn productie er te verlagen of te verhuizen naar een Europese lidstaat. Vooral IT- en technologiebedrijven - de meest mobiele sectoren dus - zeggen niet terug te deinzen voor een verhuis.7 Een studie van een Frans adviesbureau stelt dat herlokalisering zeer waarschijnlijk is. Zo is het aandeel van ‘EU hoofdzetels’ in het VK gedaald van 10% naar 6% nadat de Europese muntunie was ingevoerd waar het VK niet is tot toegetreden. Brussel daarentegen heeft zijn aandeel zien stijgen van 4% naar 8,5% in dezelfde periode. Daar de Eurozone een grotere afzetmarkt biedt dan het VK, zullen bedrijven meer geneigd zijn om hun hoofdzetel te vestigen in een EU lidstaat. Op deze manier staan ze dichter bij de klanten, consumenten en beleidsmakers. Brussel en België kunnen hiervan profiteren. De verschillende EU lidstaten en het VK kunnen ook opbieden tegen elkaar om bedrijven, in het geval van EU leden, aan te trekken, en, in het geval van het VK, te overtuigen niet weg te trekken. Zo heeft George Osborne, de voormalige Britse Minister van Financiën reeds aangegeven te overwegen de vennootschapsbelasting in het VK te verlagen tot 15%. Frankrijk probeert dan weer de financiële sector te paaien door een hele resem maatregelen. Het valt af te wachten of dit politieke manoeuvres zijn in de aanloop van de onderhandelingen of dat deze aankondigingen werkelijkheid worden.
5.2.
Herlokalisering financiële sector
Het is waarschijnlijk dat de historisch sterk vertegenwoordigde financiële sector in ‘The City’ deels zal herlokaliseren uit Londen naar de EU. Vele banken die opereren uit het VK kunnen mogelijks hun paspoortrechten en dus toegang tot de interne markt van de EU verliezen. Als het VK de toegang tot de interne markt verliest en transacties met bedrijven en banken op het Europese vasteland lastiger worden, vertrekken banken en financiële bedrijven mogelijk vanuit Londen naar het Europese vasteland. Een aantal banken en investeringsbedrijven hadden al in de aanloop naar het referendum kenbaar gemaakt uit Londen te vertrekken door de Brexit (bvb Deutsche Bank). Deze herlokalisatie zal dan waarschijnlijk vooral naar de steden Parijs, Frankfurt, Amsterdam, Luxemburg en Dublin zijn. Brussel kan hier misschien ook een beetje van mee profiteren.8
7 8
De vijf problemen van de Britten na de Brexit – De Tijd – 17-02-2016 Impact van een Brexit omgeven met economische onzekerheden – Rabobank – 07-12-2015
Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen Rapport Brexit | 23