Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen vzw Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel tel. 02 229 81 11, fax 02 229 81 00
[email protected], www.voka.be
Taxshift: praktische informatie voor ondernemingen Dit document geeft u een zo concreet mogelijke inschatting van de belangrijkste (para)fiscale maatregelen recent beslist door de federale regering en van rechtstreeks belang voor uw bedrijf. Deze oplijsting is gebaseerd op voorlopige en soms onvolledige informatie, bekend sinds 14 oktober. We maken een opsplitsing tussen verwachte wijzigingen aan sociale bijdragen enerzijds en verwachte wijzigingen aan de fiscale regelgeving anderzijds. Enkele te verwachten specifieke lastenverlagingen voor hoogtechnologische ondernemingen en voor de bouwsector zijn, bij gebrek aan concrete uitwerking, vooralsnog niet opgenomen in het overzicht. Wanneer u op de link in de samenvattende tabel klikt, schakelt u meteen door naar de fiche met meer technische info. Steeds wordt een overzicht gegeven van de situatie vandaag, gevolgd door de verwachte veranderingen tijdens de volgende jaren. Deze informatie is zoals gezegd onder voorbehoud van latere goedkeuring of wijziging. De contouren van de taxshift zijn immers duidelijk, maar nog niet alle technische modaliteiten zijn al bekend of vaststaand. Voka-Vlaams netwerk van ondernemingen volgt dit uiteraard verder op. Uw feedback of vragen zijn welkom via
[email protected]. Samenvattende overzicht Doelgroep Wijzigingen sociale bijdragen 01. Alle Generieke ondernemingen Werkgeversbijdragen
2016
2017
Tarief: 30% Extra korting voor lage lonen
Tarief: 25% Extra korting voor lage lonen
Verlaging forfaitaire korting
02. Werkgeversbijdragen eerste aanwervingen
Starters en kleine ondernemingen
Aanwerving eerste werknemer: geen werkgeversbijdrage
2018
Afschaffing forfaitaire korting en korting hoge lonen Extra verlaging derde tot zesde werknemer
Aanwerving tweede tot zesde werknemer: verhoogde korting, geldt ook voor werknemers aangeworven in 2015 03. Sociale zekerheidsbijdragen zelfstandigen
Zelfstandigen
Van 22% naar 21,5%
Van 21,5% naar 21%
Van 21% naar 20,5%
2019
Extra korting lage lonen
Doelgroep Wijzigingen fiscale wetgeving 04. Alle Niet-doorstorting ondernemingen bedrijfsvoorheffing
05. Niet doorstorting bedrijfsvoorheffing ploegen- en nachtarbeid 06. Investeringsaftrek Vennootschapsbelasting 07. Investeringsaftrek digitale investeringen 08. Taxshelter voor start-ups
Onderneming in ploegen- en nachtarbeid
09. Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing startende kmo’s 10. Roerende voorheffing
Startende microen kleine ondernemingen
11. Speculatietaks
2016 Afschaffing structurele vrijstelling doorstorting 1% bedrijfsvoorheffing Niet-doorstorting: 22,8% bedrijfsvoorheffing in plaats van 15,6%
Kleine onderneming
Verhoogde aftrek van 4 naar 8%
Kleine onderneming / zelfstandige
Verhoogde investeringsaftrek 13,5%
Startende onderneming / particulier
30 tot 45% investeringsbedrag in kapitaal startende onderneming 10 à 20% bedrijfsvoorheffing niet doorstorten
Particulieren
Particulieren
Roerende voorheffing van 25% naar 27%. Stijging roerende voorheffing van 15 naar 17% bij uitkering binnen de 5 jaar uit liquidatiereserve Roerende voorheffing van 33 % op meerwaarde bij verkoop beursgenoteerde aandelen binnen 6 maanden Variabele verloning werknemers wellicht uitgesloten
2017
2018
2019
Wijzigingen sociale zekerheidsbijdragen 1
Generieke vermindering werkgeversbijdragen
Situatie vandaag? Ieder kwartaal stort uw onderneming werkgeversbijdragen aan de RSZ. Die worden berekend op het brutoloon van de werknemers. Het faciale tarief bedraagt thans 32,4%. U geniet echter ook nu al van structurele lastenverminderingen, voor alle werknemers die aan alle basisregelingen van de sociale zekerheid zijn onderworpen. Arbeiders zowel als bedienden. De structurele korting is, voor veruit de meeste werknemers in de private sector, de som van volgende delen: 1) Forfaitaire trimestriële vermindering van 462,6 euro per kwartaal. 2) Supplement voor de lage lonen: bijkomende structurele vermindering voor brutolonen zogenaamde refertekwartaallonen - die lager liggen dan de ‘kwartaalloongrens’ (loonplafond) van 5560,49 euro. Dit supplement vermindert naarmate het refertekwartaalloon dit loonplafond nadert. Deze vermindering is gelijk aan 0,162 vermenigvuldigd met het verschil tussen de ‘kwartaalloongrens’ en het trimestriële brutoloon. 3) Supplement voor de hogere lonen: bijkomende structurele vermindering vanaf de ‘kwartaalloongrens’ van 13401,07 euro. Deze vermindering is gelijk aan 0,6 vermenigvuldigd met het verschil tussen het trimestriële brutoloon en deze kwartaalloongrens Rekening houdend met deze structurele verminderingen bekomen we het effectieve tarief. Dit ligt uiteraard lager dan 32,4%. Het loopt meer bepaald op van 18,3% bij een brutomaandloon van 1.500 euro tot 28,95% bij een brutomaandloon van 4466 euro. Daarbovenop kunnen de gewesten nog specifieke doelgroepkortingen toekennen. Bijvoorbeeld voor 55 plussers, gehandicapten of jongeren met een laag of middelhoog inkomen. We houden er hier nog geen rekening mee, omdat de modaliteiten van deze kortingen momenteel nog door ons worden onderhandeld met de Vlaamse regering en vakbonden. Wat verandert er in 2016? -
Vanaf 1 april 2016 verlagen de werkgeversbijdragen. Het loonplafond op kwartaalbasis voor de supplementaire korting lage lonen stijgt van 5560,49 euro naar 6900 euro (2300 op maandbasis). Daardoor dalen de werkgeversbijdragen voor lagere lonen. Het faciale tarief vermindert tot 30%. De forfaitaire trimestriële korting daarentegen gaat omlaag van 462,6 euro tot 438 euro. De werkgeversbijdragen op lagere lonen dalen proportioneel sneller.
Wat verandert er in 2018? -
Het loonplafond op kwartaalbasis om in aanmerking te komen voor de korting voor lage lonen stijgt verder tot 8850 euro (2950 euro op maandbasis). Daardoor komen ook mediane lonen vanaf nu in aanmerking voor deze korting. Het faciale tarief daalt verder van 30% tot 25%. Ter compensatie wordt de forfaitaire trimestriële vermindering afgeschaft, alsook het supplement voor de hoge lonen.
Wat verandert er in 2019? -
Het loonplafond op kwartaalbasis om in aanmerking te komen voor de korting voor lage lonen stijgt verder tot 9.035 euro (3.011 euro op maandbasis). Hoe lager het loon, hoe sterker ook de korting. Het faciale tarief daalt niet verder. Welke concrete impact voor uw onderneming? Onderstaande tabel van de regering berekent de impact van de besliste verlaging van de werkgeversbijdrage op de effectief verschuldigde werkgeversbijdrage voor enkele looncategorieën. Hierbij is ook al rekening gehouden met enkele waarschijnlijke compensaties zoals de afschaffing van de forfaitaire korting en de korting voor hoge lonen, alsook de afschaffing van de niet door te storten bedrijfsvoorheffing van 1% (zie verder). Tabel: Impact regeringsbeslissingen op het effectieve tarief werkgeversbijdragen (in % brutoloon) Brutoloon 1.500 2.800 (mediaanloon) 3.300 (gemiddeld loon)
2015 17,3% 25,9%
2016 13% 24,8%
2017 13% 24,8%
2018 12,6% 24,3%
2019 10,9% 23,9%
26,7%
25,6%
25,6%
25%
25%
2
Verlaging werkgeversbijdragen bij eerste aanwervingen
Situatie vandaag? Bij aanwerving van een eerste tot vijfde werknemer (minstens 27,5% van een voltijds equivalent) genieten “nieuwe” werkgevers in de privésector (inclusief vzw’s en feitelijke verenigingen) gedurende een aantal kwartalen een forfaitaire verlaging van de werkgeversbijdragen. Er is ook in een tussenkomst voorzien voor kosten van een sociaal secretariaat. Sinds begin 2014 is deze lastenverlaging uitgebreid naar de aanwerving van een vierde en vijfde werknemer.
Tabel: huidige bijkomende verlagingen werkgeversbijdragen per kwartaal bij aanwerving eerste werknemers, in euro W
1ste
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
11e
12e
13e
14e
kwartaal 1
1550
1550
1550
1550
1550
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
2
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
450
450
450
450
0
3
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
0
0
0
0
4
1000
1000
1000
1000
1000
400
400
400
400
0
0
0
0
0
5
1000
1000
1000
1000
1000
400
400
400
400
0
0
0
0
0
-
Voor wie? de “nieuwe werkgevers”. Een nieuwe werkgever is nog nooit onderworpen aan de sociale zekerheid voor werknemers of was er al vier opeenvolgende kwartalen niet meer aan onderworpen. Om de vermindering voor de tweede werknemer te genieten mag de nieuwe werkgever niet meer dan één werknemer tegelijk in dienst hebben gehad in de loop van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanwerving van de tweede werknemer. Om de vermindering voor de derde werknemer te genieten mag de nieuwe werkgever niet meer dan twee werknemers tegelijk in dienst hebben gehad in de loop van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanwerving van de derde werknemer etc.
Wat verandert er op 1 januari 2016? -
Bij aanwerving eerste werknemer tussen 1 januari 2016 en 31 december 2020: geen werkgeversbijdragen voor onbepaalde tijd. Bij aanwerving tweede tot zesde werknemer vanaf 2016: zelfde lastenverlagingsschema als vandaag voor aanwerving eerste tot vijfde werknemer.
Tabel: verlagingen werkgeversbijdragen per kwartaal bij aanwerving tweede tot zesde werknemer vanaf 2016, in euro e
W
e
1
e
e
e
e
e
e
e
2
3
4
5
6
7
8
9
10
e
11
e
12
e
13
e
14
e
kwartaal 2
1550
1550
1550
1550
1550
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
3
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
450
450
450
450
0
4
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
0
0
0
0
5
1000
1000
1000
1000
1000
400
400
400
400
0
0
0
0
0
6
1000
1000
1000
1000
1000
400
400
400
400
0
0
0
0
0
-
Eerste vijf werknemers aangeworven in 2015 genieten vanaf 2016 ook van de verhoogde aftrek werkgeversbijdragen. e
Tabel: Verlagingen werkgeversbijdragen vanaf 2016 per kwartaal bij aanwerving 1 tot 5 werknemer in 2015, in euro 1e
W
e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
11e
12e
13e
14e
kwartaal 1
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
2
1550
1550
1550
1550
1550
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
3
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
450
450
450
450
0
4
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
0
0
0
0
5
1000
1000
1000
1000
1000
400
400
400
400
0
0
0
0
0
Wat verandert er op 1 januari 2017? -
Bij aanwerving derde tot zesde werknemer vanaf 2017: extra vermindering werkgeversbijdragen
Tabel: Verlagingen werkgeversbijdragen per kwartaal bij aanwerving vanaf 2017, in euro W
1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
11e
12e
13e
14e
kwartaal 1
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
nihil
2
1550
1550
1550
1550
1550
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
3
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
4
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
5
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
6
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
1050
450
450
450
450
0
3
Lagere sociale zekerheidsbijdragen zelfstandigen
Situatie vandaag? Voor een gevestigde ondernemer (vanaf het vierde volledige jaar) berekent uw sociaal verzekeringsfonds in de regel voorlopige sociale bijdragen op uw inkomen van drie jaar terug. In jaar X + 2 vergelijkt het sociaal verzekeringsfonds deze voorlopig betaalde sociale bijdragen met het door de belastingadministratie werkelijk vastgestelde inkomen. Eventueel vindt een verrekening in plus of min plaats. De sociale zekerheidsbijdrage bedraagt in 2015 22% op de eerste inkomensschijf van 55576,94 euro. Vanaf de inkomstenschijf van € 55576,94 euro is het bijdragepercentage voor alle zelfstandigen 14,16 %. Er zijn geen bijdragen meer verschuldigd op de inkomstenschijf vanaf € 81902,81. Wat verandert er in 2016? De sociale zekerheidsbijdrage op de eerste inkomensschijf van 55576,94 euro daalt in 2016 van 22% tot 21,5%. Wat verandert er in 2017? De sociale zekerheidsbijdrage op de eerste inkomensschijf van 55576,94 euro daalt in 2017 van 21,5% tot 21%. Wat verandert er in 2018? De sociale zekerheidsbijdrage op de eerste inkomensschijf van 55576,94 euro daalt in 2018 van 21% tot 20,5%.
Wijziging fiscale wetgeving 4
Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing : structurele vrijstelling van doorstorting
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet worden doorgestort aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Zo geniet u als onderneming uit de privésector, momenteel van een vrijstelling van één procent op het bruto bedrag van de door u betaalde bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen. Voor kleine ondernemingen bedraagt dit vrijstellingspercentage sinds begin 2014 1,12%. Er gelden geen specifieke voorwaarden om van dit voordeel te kunnen genieten. Wat verandert er op 1 januari 2016? Op basis van voorlopige informatie zou de regering de structurele niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing afschaffen. Het valt niet uit te sluiten dat deze afschaffing reeds in 2016 zou plaats vinden. De opbrengst ervan zou mede moeten aangewend worden om de verlaging van de werkgeversbijdragen te financieren. Een ander deel zou worden bestemd voor een extra verlaging van de loonkosten in de bouwsector.
5
Verhoging niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing op ploegen- en nachtarbeid
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot volledige doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat u slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet doorstorten aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Ondernemingen met werknemers in nacht- en ploegenarbeid moeten vandaag 15,6% van de bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen voor deze werknemers (inclusief de ploegen- of nachtpremie) niet doorstorten aan de fiscus. Om als werkgever in aanmerking te komen voor dit voordeel moeten de werknemers minstens één derde van hun arbeidstijd in ploegen of ’s nachts hebben gewerkt in de maand waarvoor het voordeel werd aangevraagd. Voor ondernemingen met een volcontinu-systeem (continue bezetting, ook tijdens het weekend, en minstens vier ploegen) bedraagt dit vrijstellingspercentage 17,8%. Dit komt neer op een lastenverlaging voor deze werkgevers. Wat verandert er op 1 januari 2016? De regering had voorheen reeds beslist dit percentage niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing op te trekken tot 20,4% van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing vanaf 1 januari 2016. Een verdere stijging tot 22,8% was initieel voorzien vanaf 1 januari 2019. De laatste opstap wordt nu vervroegd. Vanaf 1 januari 2016 zal 22,8% van de bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldiging van een ploegen- of nachtarbeider niet meer moeten doorgestort worden aan de fiscus.
6
Verhoogde investeringsaftrek voor kleine ondernemingen
Situatie vandaag? Voor kleine ondernemingen die in 2014 en 2015 investeren in nieuw vaste activa werd een eenmalige investeringsaftrek in het leven geroepen. Ze bedraagt 4% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van deze activa. Voor zelfstandigen bedraagt ze 3,5%. De overdraagbaarheid van de niet aangewende investeringsaftrek is beperkt tot één jaar. De onderneming moet opteren voor de toepassing van de investeringsaftrek of de notionele interestaftrek. Voor wie? Een kleine vennootschap in deze context is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die gedurende het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende drie criteria overschreed:
Jaaromzet, exclusief BTW (niet geïndexeerd) Balanstotaal (niet geïndexeerd) Jaargemiddelde van het personeelsbestand
Kleine vennootschap voor 1 jan 2016 7,3 miljoen
Kleine vennootschap vanaf 1 jan 2016 9 miljoen
3,65 miljoen 50
4,5 miljoen 50
Vennootschappen met gemiddeld meer dan 100 werknemers per jaar vallen nooit onder het toepassingsgebied van de kleine ondernemingen. Wat verandert er vanaf 1 januari 2016? -
De tijdelijke investeringsaftrek voor investeringen in vaste activa in de jaren 2014 en 2015 door kleine ondernemingen wordt verlengd voor onbepaalde tijd. Het basispercentage verdubbelt van 4 naar 8%
7
Verhoogde investeringsaftrek digitale investeringen
Bestaande situatie? Een investeringsaftrek vermindert de fiscale winst van een vennootschap met een fiscale aftrek voor gedane investeringen. Naast de algemene investeringsaftrek voor investeringen in materiële en immateriële vaste activa van 4% voor kleine ondernemingen (in 2016 verhoogd tot 8%), bestaan er ook enkele specifieke, verhoogde investeringsaftrekken. Bijvoorbeeld voor energiebesparende investeringen, rookafzuig -en verluchtingssystemen in de rookkamer van een horeca-inrichting of investeringen in beveiliging van beroepslokalen en bedrijfsvoertuigen. Tot op heden gold geen verhoogde investeringsaftrek voor digitale investeringen. Wat verandert vanaf 2015? Kleine ondernemingen en zelfstandigen die in 2015 investeren in digitale vaste activa die dienen voor de integratie en exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen of voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie kunnen vanaf aanslagjaar 2016 ook genieten van een verhoogde investeringsaftrek. Deze eenmalige aftrek is gelijk aan 13,5%. De aard en de kenmerken van de digitale activa die voor de verhoogde investeringsaftrek in aanmerking komen worden nog vastgelegd in een Koninklijk Besluit.
8
Taxshelter voor startups
Situatie vandaag? Geen fiscale incentive Wat is er veranderd sinds 1 juli 2015? Er is onlangs een incentive ingevoerd voor natuurlijke personen om risicokapitaal te verschaffen aan startende ondernemingen (binnen vier jaar na oprichting). Deze persoon kan genieten van een niet terugbetaalbare of naar een volgend jaar overdraagbare belastingvermindering in de personenbelasting, ten belope van 30 tot 45% van het investeringsbedrag. De incentive geldt voor natuurlijke personen die nieuwe aandelen op naam verwerven via inbreng in speciën in een startende kleine micro- of kleine onderneming. De investeerder is verplicht de aandelen minimaal 4 jaar aan te houden. Inbreng kan ofwel rechtstreeks ofwel onrechtstreeks via Crowdfunding of een erkend startersfonds. Het maximale investeringsinbreng per belastbaar tijdperk via de taxshelterregeling bedraagt €100000 (niet-geïndexeerd). Een onderneming kan zo maximaal €250000 ophalen in haar bestaan. Tabel : fiscaal voordeel in de personenbelasting voor investeerders in startende ondernemingen
Directe investering Investering via crowdfunding Investering via erkend startersfonds
In micro-vennootschap In kleine onderneming 45% 30% investeringsbedrag investeringsbedrag 45% 30% investeringsbedrag investeringsbedrag 30% geïnvesteerde bedrag in start-up compartiment.
9
Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing startende ondernemingen.
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet worden doorgestort aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Tot op heden was er geen speciale incentive op dit vlak voor startende ondernemingen. Wat verandert er vanaf 1 augustus 2015? Startende ondernemingen (minder dan 48 maanden ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen) moeten vanaf 1 augustus 2015 in deze opstartperiode een belangrijk gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing niet doorstorten. Voor kleine ondernemingen gaat het om 10% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Voor micro-ondernemingen gaat het zelfs om 20% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Een onderneming is een kleine vennootschap, respectievelijk microvennootschap, indien maximaal één van de criteria in onderstaande tabel wordt overschreden in het laatste en voorlaatste boekjaar. Indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, komt men sowieso niet in aanmerking voor deze maatregel.
Jaaromzet, exclusief BTW Balanstotaal Jaargemiddelde van het personeelsbestand
Kleine vennootschap 9 miljoen 4,5 miljoen 50
Microvennootschap 700000 350000 10
10 Roerende voorheffing van 25% naar 27% Situatie vandaag? Kleine ondernemingen kunnen hun winst na belasting toewijzen aan een ‘bijzondere liquidatiereserve’ tegen betaling van een anticipatieve heffing van 10%. Bij liquidatie kunnen deze reserves dan belastingvrij worden uitgekeerd (0% roerende voorheffing). Dividenden geput uit deze reserve kunnen - zonder liquidatie - na verloop van vijf jaar, worden uitgekeerd aan 5%. Deze regeling komt er dus eigenlijk op neer dat er voor KMO-dividenden een verminderde roerende voorheffing van 15% bestaat (10% bij reservering + 5% bij uitkering). Dividenden geput uit deze reserve kunnen - zonder liquidatie en voordat de bewaringsperiode van vijf jaar is overschreden worden uitgekeerd mits roerende voorheffing van 15%. Wat verandert er vanaf 1 januari 2016?
-
Veralgemeende stijging van de roerende voorheffing van 25 % naar 27%.
-
De anticipatieve heffing van 10% blijft bestaan. Bij liquidatie kunnen reserves belastingvrij worden uitgekeerd. Bij uitkering van dividenden uit de ‘bijzondere liquidatiereserve’ voordat de reserveringstermijn van vijf jaar is verlopen zou de roerende voorheffing van 15% naar 17% stijgen.
-
Het is nog onduidelijk of bij uitkering van dividenden uit de ‘bijzondere liquidatiereserve’ na verloop van vijf jaar de roerende voorheffing van 5 % naar 7% stijgt.
11 Speculatietaks
Situatie vandaag?
Als een particulier niet als een goede huisvader, maar speculatief omgaat met zijn aandelenbelegging is de meerwaarde vandaag in principe al belast als divers inkomen aan 33% (inclusief gemeentebelasting). Een individuele, feitelijke beoordeling ligt hieraan ten grondslag. Rode draad is dat de belegger risico’s neemt ‘waardoor zijn privévermogen in het gedrang zou komen’. Als hij/zij met andere woorden niet handelt als goede huisvader – of moeder. Bijvoorbeeld met geleend geld aandelen kopen.
Als een vennootschap aandelen binnen het jaar verkoopt zijn de meerwaarden belastbaar aan een afzonderlijk tarief van 25%. De minderwaarden zijn niet aftrekbaar. Wat verandert er op 1 januari 2016? De meerwaarden die particulieren realiseren op op de beurs verhandelde aandelen binnen een periode van zes maanden zouden worden onderworpen aan roerende voorheffing van 33 %. Die zou ingehouden worden aan de bron. Minderwaarden zouden tevens niet aftrekbaar zijn. Meerwaarden op reeds als beroepsinkomsten belaste variabele verloningselementen zoals aandelenopties of door de werkgever toegekende aandelen zouden vrijgesteld worden van deze belasting.