Voka – Vlaams netwerk van ondernemingen vzw Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel tel. 02 229 81 11, fax 02 229 81 00
[email protected], www.voka.be
Taxshift: praktische informatie voor ondernemingen Dit document geeft u een zo concreet mogelijke inschatting van de belangrijkste (para)fiscale maatregelen recent beslist door de federale regering en van rechtstreeks belang voor uw bedrijf. Deze oplijsting is gebaseerd op voorlopige en soms onvolledige informatie, bekend sinds 24 oktober. We maken een opsplitsing tussen verwachte wijzigingen aan sociale bijdragen enerzijds en verwachte wijzigingen aan de fiscale regelgeving anderzijds. Te verwachten specifieke lastenverlagingen de bouwsector zijn, bij gebrek aan concrete uitwerking, vooralsnog niet opgenomen in het overzicht. Wanneer u op de link in de samenvattende tabel klikt, schakelt u meteen door naar de fiche met meer technische info. Steeds wordt een overzicht gegeven van de situatie vandaag, gevolgd door de verwachte veranderingen tijdens de volgende jaren. Deze informatie is zoals gezegd onder voorbehoud van latere goedkeuring of wijziging. De contouren van de taxshift zijn immers duidelijk, maar nog niet alle technische modaliteiten zijn al bekend of vaststaand. Voka-Vlaams netwerk van ondernemingen volgt dit uiteraard verder op. Uw feedback of vragen zijn welkom via
[email protected]. Samenvattend overzicht Doelgroep Wijzigingen sociale bijdragen 01. Alle Generieke ondernemingen Werkgeversbijdragen
2016
2017
Tarief: 30% Extra korting voor lage lonen
Tarief: 25% Extra korting voor lage lonen
Verlaging forfaitaire korting
02. Werkgeversbijdragen eerste aanwervingen
Starters en kleine ondernemingen
Aanwerving eerste werknemer: geen werkgeversbijdrage
2018
Afschaffing forfaitaire korting en korting hoge lonen Extra verlaging derde tot zesde werknemer
Aanwerving tweede tot zesde werknemer: verhoogde korting, geldt ook voor werknemers aangeworven in 2015 03. Sociale zekerheidsbijdragen zelfstandigen
Zelfstandigen
Van 22% naar 21,5%
Van 21,5% naar 21%
Van 21% naar 20,5%
2019
Extra korting lage lonen
Doelgroep Wijzigingen fiscale wetgeving 04. Alle Niet-doorstorting ondernemingen bedrijfsvoorheffing
2016
05. Verhoogde Investeringsaftrek hoogtechnologisch e producten 06. Niet doorstorting bedrijfsvoorheffing ploegen- en nachtarbeid
Hoogtechnologi sche ondernemingen
07. Investeringsaftrek Vennootschapsbelasting 08. Investeringsaftrek digitale investeringen 09. Taxshelter voor start-ups
Kleine onderneming
Afschaffing structurele vrijstelling doorstorting 1% bedrijfsvoorheffing Invoering verhoogde, gespreide investeringsaftrek 20,5 % Niet-doorstorting: 22,8% bedrijfsvoorheffing in plaats van 15,6%. 2,2 %-punt extra voor hoogtechnologisch e producten Verhoogde aftrek van 4 naar 8%
Kleine onderneming / zelfstandige
Verhoogde investeringsaftrek 13,5%
Startende onderneming / particulier
10. Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing startende kmo’s 11. Roerende voorheffing
Startende microen kleine ondernemingen
30 tot 45% investeringsbedrag in kapitaal startende onderneming 10 à 20% bedrijfsvoorheffing niet doorstorten
12. Speculatietaks
Onderneming in ploegen- en nachtarbeid
Particulieren
Particulieren
Roerende voorheffing van 25% naar 27%. Stijging roerende voorheffing van 15 naar 17% bij uitkering binnen de 5 jaar uit liquidatiereserve Roerende voorheffing van 33 % op meerwaarde bij verkoop beursgenoteerde aandelen binnen 6 maanden
2017
2018
2019
Variabele verloning werknemers wellicht uitgesloten
Wijzigingen sociale zekerheidsbijdragen 1
Generieke vermindering werkgeversbijdragen
Situatie vandaag? Ieder kwartaal stort uw onderneming werkgeversbijdragen aan de RSZ. Die worden berekend op het brutoloon van de werknemers. Het faciale tarief bedraagt thans 32,4%. U geniet echter ook nu al van structurele lastenverminderingen, voor alle werknemers die aan alle basisregelingen van de sociale zekerheid zijn onderworpen. Arbeiders zowel als bedienden. De structurele korting is, voor veruit de meeste werknemers in de private sector, de som van volgende delen: 1) Forfaitaire trimestriële vermindering van 462,6 euro per kwartaal. 2) Supplement voor de lage lonen: bijkomende structurele vermindering voor brutolonen zogenaamde refertekwartaallonen - die lager liggen dan de ‘kwartaalloongrens’ (loonplafond) van 5560,49 euro. Dit supplement vermindert naarmate het refertekwartaalloon dit loonplafond nadert. Deze vermindering is gelijk aan 0,162 vermenigvuldigd met het verschil tussen de ‘kwartaalloongrens’ en het trimestriële brutoloon. 3) Supplement voor de hogere lonen: bijkomende structurele vermindering vanaf de ‘kwartaalloongrens’ van 13401,07 euro. Deze vermindering is gelijk aan 0,6 vermenigvuldigd met het verschil tussen het trimestriële brutoloon en deze kwartaalloongrens Rekening houdend met deze structurele verminderingen bekomen we het effectieve tarief. Dit ligt uiteraard lager dan 32,4%. Het loopt meer bepaald op van 18,3% bij een brutomaandloon van 1.500 euro tot 28,95% bij een brutomaandloon van 4.466 euro. Daarbovenop kunnen de gewesten nog specifieke doelgroepkortingen toekennen. Bijvoorbeeld voor 55 plussers, gehandicapten of jongeren met een laag of middelhoog inkomen. We houden er hier nog geen rekening mee, omdat de modaliteiten van deze kortingen momenteel nog door ons worden onderhandeld met de Vlaamse regering en vakbonden. Tegen 2018 verlaagt het faciale tarief stapsgewijs tot maximaal 25 procent. Tegelijkertijd wijzigt en vereenvoudigt men de componenten van de structurele vermindering. Het supplement voor de lage lonen wordt versterkt. Wat verandert er vanaf 1 april 2016? -
Vanaf 1 april 2016 verlagen de werkgeversbijdragen. Het loonplafond op kwartaalbasis voor de supplementaire korting lage lonen stijgt van 5.560,49 euro naar 6.900 euro (2.300 op maandbasis). Daardoor dalen de werkgeversbijdragen voor lagere lonen. Het faciale tarief vermindert tot 30%. De forfaitaire trimestriële korting daarentegen gaat omlaag van 462,6 euro tot 438 euro. De werkgeversbijdragen op lagere lonen dalen proportioneel sneller.
Wat verandert er vanaf 1 januari 2018? -
Het loonplafond op kwartaalbasis om in aanmerking te komen voor de korting voor lage lonen stijgt verder tot 8.850 euro (2.950 euro op maandbasis). Daardoor komen ook mediane lonen vanaf nu in aanmerking voor deze korting. Het faciale tarief daalt verder van 30% tot 25%. Ter compensatie wordt de forfaitaire trimestriële vermindering afgeschaft, alsook het supplement voor de hoge lonen.
Wat verandert er in 2019? -
Het loonplafond op kwartaalbasis om in aanmerking te komen voor de korting voor lage lonen stijgt verder tot 9.035 euro (3.011 euro op maandbasis). Hoe lager het loon, hoe sterker ook de korting. Het faciale tarief daalt niet verder. Welke concrete impact voor uw onderneming? Onderstaande tabel van de regering berekent de impact van de besliste verlaging van de werkgeversbijdrage op de effectief verschuldigde werkgeversbijdrage voor enkele looncategorieën. Hierbij is ook al rekening gehouden met enkele waarschijnlijke compensaties zoals de afschaffing van de forfaitaire korting en de korting voor hoge lonen, alsook de afschaffing van de niet door te storten bedrijfsvoorheffing van 1% (zie verder). Tabel: Impact regeringsbeslissingen op het effectieve tarief werkgeversbijdragen (in % brutoloon) Brutoloon 1.500 2.800 (mediaanloon) 3.300 (gemiddeld loon)
2015 17,3% 25,9%
2016 13% 24,8%
2017 13% 24,8%
2018 12,6% 24,3%
2019 10,9% 23,9%
26,7%
25,6%
25,6%
25%
25%
2
Verlaging werkgeversbijdragen bij eerste aanwervingen
Situatie vandaag? Bij aanwerving van een eerste tot vijfde werknemer (minstens 27,5% van een voltijds equivalent) genieten “nieuwe” werkgevers in de privésector (inclusief vzw’s en feitelijke verenigingen) gedurende een aantal kwartalen een forfaitaire verlaging van de werkgeversbijdragen. Er is ook in een tussenkomst voorzien voor kosten van een sociaal secretariaat. Sinds begin 2014 is deze lastenverlaging uitgebreid naar de aanwerving van een vierde en vijfde werknemer.
Tabel: huidige bijkomende verlagingen werkgeversbijdragen per kwartaal bij aanwerving eerste werknemers, in euro W
ste
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1
1 kwarta al 1550
1550
1550
1550
1550
450
0
1050 1050 1000 1000
1050 1050 1000 1000
1050 1050 1000 1000
105 0 450 450 400 400
450
1050 1050 1000 1000
105 0 450 450 400 400
450
1050 1050 1000 1000
105 0 450 450 400 400
450
2 3 4 5
105 0 450 450 400 400
450 0 0 0
450 0 0 0
450 0 0 0
450 0 0 0
0 0 0 0
-
e
Voor wie? de “nieuwe werkgevers”. Een nieuwe werkgever is nog nooit onderworpen aan de sociale zekerheid voor werknemers of was er al vier opeenvolgende kwartalen niet meer aan onderworpen. Om de vermindering voor de tweede werknemer te genieten mag de nieuwe werkgever niet meer dan één werknemer tegelijk in dienst hebben gehad in de loop van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanwerving van de tweede werknemer. Om de vermindering voor de derde werknemer te genieten mag de nieuwe werkgever niet meer dan twee werknemers tegelijk in dienst hebben gehad in de loop van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanwerving van de derde werknemer etc.
Wat verandert er op 1 januari 2016? -
Bij aanwerving eerste werknemer tussen 1 januari 2016 en 31 december 2020: geen werkgeversbijdragen voor onbepaalde tijd. Bij aanwerving tweede tot zesde werknemer vanaf 2016: zelfde lastenverlagingsschema als vandaag voor aanwerving eerste tot vijfde werknemer.
Tabel: verlagingen werkgeversbijdragen per kwartaal bij aanwerving tweede tot zesde werknemer vanaf 2016, in euro e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
e
W
1 kwartaal
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
2 3 4 5 6
1550 1050 1050 1000 1000
1550 1050 1050 1000 1000
1550 1050 1050 1000 1000
1550 1050 1050 1000 1000
1550 1050 1050 1000 1000
1050 450 450 400 400
1050 450 450 400 400
1050 450 450 400 400
1050 450 450 400 400
450 450 0 0 0
450 450 0 0 0
450 450 0 0 0
450 450 0 0 0
0 0 0 0 0
-
Eerste vijf werknemers aangeworven in 2015 genieten vanaf 2016 ook van de verhoogde vermindering werkgeversbijdragen voor de nog resterende kwartalen waarop men nog recht had op de vermindering voor de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving. e
Tabel: Verlagingen werkgeversbijdragen vanaf 2016 per kwartaal bij aanwerving 1 tot 5 werknemer in 2015, in euro W
e
e
e
e
e
7
8
9
e
10
11
12
13
14
Alle
Alle
Alle
Alle
105 0 450
105 0 450
105 0 450
105 0 450
450
450
450
All e 45 0 45 0 0
All e 45 0 45 0 0
All e 45 0 45 0 0
All e 0
450
All e 45 0 45 0 0
400
400
400
400
0
0
0
0
0
2
3
4
5
6
1
1 kwartaa l Alle
Alle
Alle
Alle
Alle
2
1550
3
1050
4
1050
5
1000
155 0 105 0 105 0 100 0
155 0 105 0 105 0 100 0
155 0 105 0 105 0 100 0
155 0 105 0 105 0 100 0
e
e
e
e
e
e
e
e
e
0 0
Wat verandert er op 1 januari 2017? -
Bij aanwerving derde tot zesde werknemer vanaf 2017: extra vermindering werkgeversbijdragen
3
Lagere sociale zekerheidsbijdragen zelfstandigen
Situatie vandaag? Voor een gevestigde zelfstandige ondernemer, in hoofdberoep of in bijberoep, berekent uw sociaal verzekeringsfonds in de regel voorlopige sociale bijdragen op uw inkomen van drie jaar terug. In jaar X + 2 vergelijkt het sociaal verzekeringsfonds deze voorlopig betaalde sociale bijdragen met het door de belastingadministratie werkelijk vastgestelde inkomen. Eventueel vindt een verrekening in plus of min plaats. De sociale zekerheidsbijdrage bedraagt in 2015 22% op de eerste inkomensschijf van 55.576,94 euro. Vanaf de inkomstenschijf van € 55.576,94 euro is het bijdragepercentage voor alle zelfstandigen 14,16 %. Er zijn geen bijdragen meer verschuldigd op de inkomstenschijf vanaf € 81.902,81. Voor zelfstandigen die zich in het begin van een bezigheid bevinden geldt een verminderd bijdragepercentage. Tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen
onderwerping omdat geldt het percentage van 20,5 %. Tijdens het tweede kalenderjaar geldt het percentage van 21 %. Voor het derde kalenderjaar geldt er een percentage van 21,5 %. Wat verandert er op 1 januari 2016? De sociale zekerheidsbijdrage van zelfstandigen (in hoofd- en bijberoep) op de eerste inkomensschijf van 55.576,94 euro daalt van 22% tot 21,5%. Die daling geldt ook voor de inkomsten van zelfstandigen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt of die een vervroegd rustpensioen als zelfstandige of als werknemer verkrijgen. Wat verandert er op 1 januari 2017? De sociale zekerheidsbijdrage van zelfstandigen (in hoofd- en in bijberoep) op de eerste inkomensschijf van 55.576,94 euro daalt van 21,5% tot 21%. Die daling geldt ook voor de inkomsten van zelfstandigen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt of die een vervroegd rustpensioen als zelfstandige of als werknemer verkrijgen. Voor zelfstandigen die zich in het begin van een bezigheid bevinden daalt het bijdragepercentage in het derde kalenderjaar van 21,5 % naar 21 %.
Wat verandert er op 1 januari 2018? De sociale zekerheidsbijdrage van zelfstandigen (in hoofd- en in bijberoep) op de eerste inkomensschijf van 55.576,94 euro daalt in 2018 van 21% tot 20,5%. Die daling geldt ook voor de inkomsten van zelfstandigen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt of die een vervroegd rustpensioen als zelfstandige of als werknemer verkrijgen. Voor zelfstandigen die zich in het begin van een bezigheid bevinden daalt het bijdragepercentage in het tweede en derde kalenderjaar van 21 % naar 20,5 %.
Samenvattende Tabel: Impact taxshift op de sociale bijdragen van gevestigde zelfstandigen in hoofd- en bijberoep
op de eerste inkomensschijf van 55.576,94 euro inkomstenschijf van € 55.576,94 euro tot € 81.902,81 Inkomsten boven € 81.902,81
Situatie 2015 22 %
Vanaf 1 januari 2016 21,5 %
Vanaf 1 januari 2017 21 %
Vanaf 1 januari 2018
14,16 %
14,16 %
14,16 %
14,16 %
0%
0%
0%
0%
20,5 %
Samenvattende Tabel: Impact Taxshift op de sociale bijdragen van zelfstandigen die zich in het begin van een bezigheid vinden
Tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen onderwerping omdat Tijdens tweede kalenderjaar Tijdens derde kalenderjaar
Situatie 2015 20,5 %
Vanaf 1 januari 2016 20,5 %
Vanaf 1 januari 2017 20,5 %
Vanaf 1 januari 2018
21 %
21 %
21 %
20,5 %
21,5 %
21,5 %
21 %
20,5 %
20,5 %
Wijziging fiscale wetgeving 4
Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing : structurele vrijstelling van doorstorting
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet worden doorgestort aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Zo geniet u als onderneming uit de privésector momenteel van een vrijstelling van één procent op het bruto bedrag van de door u betaalde bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen. Voor kleine ondernemingen bedraagt dit vrijstellingspercentage sinds begin 2014 1,12%. Er gelden geen specifieke voorwaarden om van dit voordeel te kunnen genieten. Een kleine vennootschap in deze context is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die gedurende het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende drie criteria overschreed:
Jaaromzet, exclusief BTW (niet geïndexeerd) Balanstotaal (niet geïndexeerd) Jaargemiddelde van het personeelsbestand
Kleine vennootschap voor 1 jan 2016 7,3 miljoen
Kleine vennootschap vanaf 1 jan 2016 9 miljoen
3,65 miljoen 50
4,5 miljoen 50
Vennootschappen met gemiddeld meer dan 100 werknemers per jaar vallen nooit onder het toepassingsgebied van de kleine ondernemingen.
Wat verandert er op 1 april 2016? In uitvoering van het Regeerakkoord wordt de algemene vrijstelling van 1 % bedrijfsvoorheffing in de profitsector omgezet in een extra vermindering van het basistarief van de werkgeversbijdragen. Deze maatregel heeft betrekking op bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 april 2016. Het bijkomend vrijstellingspercentage van 0,12 % voor kleine ondernemingen blijft behouden.
5
Verhoogde investeringsaftrek productiemiddelen hoogtechnologische producten
Situatie vandaag? Er bestaat geen specifieke investeringsaftrek voor investeringen in productiemiddelen voor hoogtechnologische producten Wat verandert er op 1 januari 2016? Er komt een gespreide investeringsaftrek van 20,5 % op het jaarlijks afschrijvingsbedrag van een investering in een productiemiddel voor hoogtechnologische producten. Alle ondernemingen kunnen genieten van deze verhoogde investeringsaftrek.
De investeringsaftrek wordt pro rata toegepast indien het productiemiddel slechts gedeeltelijk voor de productie van hoogtechnologische producten wordt gebruikt. Er komt een Koninklijk Besluit waarin zowel de criteria waaraan het productiemiddel moet voldoen als de hoogtechnologische producten die hieruit voortkomen moeten beantwoorden.
6
Verhoging niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing op ploegen- en nachtarbeid
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot volledige doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat u slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet doorstorten aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Ondernemingen met werknemers in nacht- en ploegenarbeid moeten vandaag 15,6% van de bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen voor deze werknemers (inclusief de ploegen- of nachtpremie) niet doorstorten aan de fiscus. Om als werkgever in aanmerking te komen voor dit voordeel moeten de werknemers minstens één derde van hun arbeidstijd in ploegen of ’s nachts hebben gewerkt in de maand waarvoor het voordeel werd aangevraagd. Voor ondernemingen met een volcontinu-systeem (continue bezetting, ook tijdens het weekend, en minstens vier ploegen) bedraagt dit vrijstellingspercentage 17,8%. Dit komt neer op een lastenverlaging voor deze werkgevers. Wat verandert er op 1 januari 2016? De regering had voorheen reeds beslist dit percentage niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing op te trekken tot 20,4% van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing vanaf 1 januari 2016. Een verdere stijging tot 22,8% was initieel voorzien vanaf 1 januari 2019. Die laatste opstap wordt nu vervroegd. Vanaf 1 januari 2016 zal 22,8% van de bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldiging van een ploegen- of nachtarbeider niet meer moeten doorgestort worden aan de fiscus. Ondernemingen die hoogtechnologische producten produceren genieten nog van een bijkomende vrijstelling van 2,2 procentpunt. Hun vrijstelling van niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing bedraagt dan in totaal 25 procent. Een Koninklijk Besluit zal de criteria waaraan deze hoogtechnologische producten moeten beantwoorden bepalen. Voor werknemers die zowel aan deze hoogtechnologische producten als aan andere producten werken wordt deze bijkomende verhoging prorata toegekend.
7
Verhoogde investeringsaftrek voor kleine ondernemingen
Situatie vandaag? Voor kleine ondernemingen die in 2014 en 2015 investeren in nieuw vaste activa werd een tijdelijke, eenmalige investeringsaftrek in het leven geroepen. Ze bedraagt 4% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van deze activa. Voor zelfstandigen bedraagt ze 3,5%. De overdraagbaarheid van de niet aangewende investeringsaftrek is beperkt tot één jaar. De onderneming moet opteren voor de toepassing van de investeringsaftrek of de notionele interestaftrek. Voor wie? Een kleine vennootschap in deze context is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die gedurende het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende drie criteria overschreed:
Jaaromzet, exclusief BTW (niet geïndexeerd) Balanstotaal (niet geïndexeerd) Jaargemiddelde van het personeelsbestand
Kleine vennootschap voor 1 jan 2016 7,3 miljoen
Kleine vennootschap vanaf 1 jan 2016 9 miljoen
3,65 miljoen 50
4,5 miljoen 50
Vennootschappen met gemiddeld meer dan 100 werknemers per jaar vallen nooit onder het toepassingsgebied van de kleine ondernemingen. Wat verandert er vanaf 1 januari 2016? -
-
8
De tijdelijke investeringsaftrek voor investeringen in vaste activa door zelfstandigen en, in de jaren 2014 en 2015, voor kleine vennootschappen wordt permanent gemaakt. Het basispercentage van de investeringsaftrek voor vaste activa tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 wordt bovendien verhoogd. Voor zelfstandigen stijgt dit basispercentage van 3,5 % naar 8%. Voor kleine vennootschappen van 4 % naar 8 %. Men behoudt dezelfde definitie van kleine vennootschap als voorheen. Voor de andere vennootschappen blijft het basispercentage van de investeringsaftrek 0 %. De verhoogde investeringsaftrek van 10 %-punt bovenop het basispercentage voor bepaalde specifieke investeringen blijft behouden. Het hiervoor gehanteerde basispercentage blijft echter 3,5 %. Het stijgt dus niet tot 8 %.
Verhoogde investeringsaftrek digitale investeringen
Bestaande situatie? Een investeringsaftrek vermindert de fiscale winst van een vennootschap met een fiscale aftrek voor gedane investeringen. Naast de algemene investeringsaftrek voor investeringen in materiële en immateriële vaste activa van 4% voor kleine ondernemingen (in 2016 verhoogd tot 8%), bestaan er ook enkele specifieke, verhoogde investeringsaftrekken. Bijvoorbeeld voor energiebesparende investeringen, rookafzuig -en verluchtingssystemen in de rookkamer van een horeca-inrichting of investeringen in beveiliging van beroepslokalen en bedrijfsvoertuigen. Tot op heden gold geen verhoogde investeringsaftrek voor digitale investeringen.
Wat verandert vanaf 2015? Kleine ondernemingen en zelfstandigen die in 2015 investeren in digitale vaste activa die dienen voor de integratie en exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen of voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie kunnen vanaf aanslagjaar 2016 ook genieten van een verhoogde investeringsaftrek. Deze eenmalige aftrek is gelijk aan 13,5%. De aard en de kenmerken van de digitale activa die voor de verhoogde investeringsaftrek in aanmerking komen worden nog vastgelegd in een Koninklijk Besluit. 9
Taxshelter voor startups
Situatie vandaag? Geen fiscale incentive Wat is er veranderd sinds 1 juli 2015? Er is onlangs een incentive ingevoerd voor natuurlijke personen om risicokapitaal te verschaffen aan startende ondernemingen (binnen vier jaar na oprichting). Deze persoon kan genieten van een niet terugbetaalbare of naar een volgend jaar overdraagbare belastingvermindering in de personenbelasting, ten belope van 30 tot 45% van het investeringsbedrag. De incentive geldt voor natuurlijke personen die nieuwe aandelen op naam verwerven via inbreng in speciën in een startende kleine micro- of kleine onderneming. De investeerder is verplicht de aandelen minimaal 4 jaar aan te houden. Inbreng kan ofwel rechtstreeks ofwel onrechtstreeks via Crowdfunding of een erkend startersfonds. Het maximale investeringsinbreng per belastbaar tijdperk via de taxshelterregeling bedraagt €100000 (niet-geïndexeerd). Een onderneming kan zo maximaal €250000 ophalen in haar bestaan. Tabel : fiscaal voordeel in de personenbelasting voor investeerders in startende ondernemingen
Directe investering Investering via crowdfunding Investering via erkend startersfonds
In micro-vennootschap In kleine onderneming 45% 30% investeringsbedrag investeringsbedrag 45% 30% investeringsbedrag investeringsbedrag 30% geïnvesteerde bedrag in start-up compartiment.
10 Niet-doorstorting bedrijfsvoorheffing startende ondernemingen.
Situatie vandaag? In bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden en formaliteiten kan u vrijgesteld worden van de verplichting tot doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van de werknemers die u tewerkstelt. Concreet betekent dit dat slechts een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet worden doorgestort aan de schatkist. Dit komt neer op een loonkostverlaging. Tot op heden was er geen speciale incentive op dit vlak voor startende ondernemingen. Wat verandert er vanaf 1 augustus 2015? Startende ondernemingen (minder dan 48 maanden ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen) moeten vanaf 1 augustus 2015 in deze opstartperiode een belangrijk gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing niet doorstorten. Voor kleine ondernemingen gaat het om 10% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Voor micro-ondernemingen gaat het zelfs om 20% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Een onderneming is een kleine vennootschap, respectievelijk microvennootschap, indien maximaal één van de criteria in onderstaande tabel wordt overschreden in het laatste en voorlaatste boekjaar. Indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, komt men sowieso niet in aanmerking voor deze maatregel.
Jaaromzet, exclusief BTW Balanstotaal Jaargemiddelde van het personeelsbestand
Kleine vennootschap 9 miljoen 4,5 miljoen 50
Microvennootschap 700.000 350.000 10
11 Roerende voorheffing van 25% naar 27% Situatie vandaag? Kleine ondernemingen kunnen hun winst na belasting toewijzen aan een ‘bijzondere liquidatiereserve’ tegen betaling van een anticipatieve heffing van 10%. Bij liquidatie kunnen deze reserves dan belastingvrij worden uitgekeerd (0% roerende voorheffing). Dividenden geput uit deze reserve kunnen - zonder liquidatie - na verloop van vijf jaar, worden uitgekeerd aan 5%. Deze regeling komt er dus eigenlijk op neer dat er voor KMO-dividenden een verminderde roerende voorheffing van 15% bestaat (10% bij reservering + 5% bij uitkering). Dividenden geput uit deze reserve kunnen - zonder liquidatie en voordat de bewaringsperiode van vijf jaar is overschreden worden uitgekeerd mits roerende voorheffing van 15%. Wat verandert er vanaf 1 januari 2016?
-
Een veralgemening van de roerende voorheffing van 25 % naar 27 % voor roerende inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2016. Verlaagde tarieven gelden enkel voor volgende financiële producten: o o o o
De interesten op spaardeposito’s voor de interesten die de eerste van roerende voorheffing vrijgestelde schijf overschrijden De interesten op de Staatsbons, eind 2011 onderschreven. De zogenaamde “Letermebon”. De dividenden van bepaalde nieuwe aandelen van KMO’s, verworven vanaf 1 juli 2013 (VVPR-KMO) De inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van auteursrechten.
-
Het verlaagd tarief voor de thematische volksleningen wordt opgeheven. Interesten toegekend of betaald vanaf 1 januari 2016 worden belast aan 27 %
-
Het verlaagd tarief voor de Bevak’s en GVV’s wordt opgeheven. Inkomsten hieruit toegekend of betaald vanaf 1 januari 2016 worden belast aan 27 %.
-
De anticipatieve heffing van 10% bij vorming van een ‘bijzondere liquidatiereserve’ blijft bestaan. Bij liquidatie kunnen reserves belastingvrij worden uitgekeerd. Bij uitkering van dividenden uit de ‘bijzondere liquidatiereserve’ voordat de reserveringstermijn van vijf jaar is verlopen is vanaf 1 januari 2016 roerende voorheffing van 17% in plaats van 15 % verschuldigd. Bij uitkering van dividenden uit de ‘bijzondere liquidatiereserve’ na verloop van vijf jaar blijft de roerende voorheffing 5 %.
12 Speculatietaks
Situatie vandaag?
Als een particulier niet als een goede huisvader, maar speculatief omgaat met zijn aandelenbelegging is de meerwaarde vandaag in principe al belast als divers inkomen aan 33% (inclusief gemeentebelasting). Een individuele, feitelijke beoordeling ligt hieraan ten grondslag. Rode draad is dat de belegger risico’s neemt ‘waardoor zijn privévermogen in het gedrang zou komen’.
Als hij/zij met andere woorden niet handelt als goede huisvader – of moeder. Bijvoorbeeld met geleend geld aandelen kopen.
Als een vennootschap aandelen binnen het jaar verkoopt zijn de meerwaarden belastbaar aan een afzonderlijk tarief van 25%. De minderwaarden zijn niet aftrekbaar. Wat verandert er op 1 januari 2016? Indien u als particulier vanaf 1 januari 2016 op een effectenbeurs verhandelde aandelen of financiële instrumenten waarbij de onderliggende waarde ook bestaat uit aandelen verwerft en hierop vervolgens binnen de zes maanden een meerwaarde realiseert, zal u op deze meerwaarde belast worden. Dit is het geval indien u deze aandelen of financiële instrumenten aankoopt en binnen een periode van zes maanden weer verkoopt. Dit is ook het geval indien u de aandelen of financiële instrumenten verkrijgt via schenking en ze binnen de zes maanden weer verkoopt. De belastbare grondslag is gelijk aan het verschil tussen enerzijds de ontvangen prijs (in contanten, effecten of enige andere vorm) verminderd met het bedrag van de taks op de beursverrichtingen en anderzijds de betaalde prijs (in contanten, effecten of enige andere vorm) , vermeerderd met het bedrag van de taks op de beursverrichtingen, waarvoor de belastingplichtige deze aandelen of financiële instrumenten heeft verworven. U moet het bewijs van betaling van de taks op de beursverrichtingen bewijzen. Bij schenking of handgift houdt men rekening met de aankoopprijs betaald door de schenker. Wanneer de aankoopprijs niet bekend is wordt de roerende voorheffing geheven op het verkoopbedrag verminderd met de verkoopkosten. De teveel ingehouden roerende voorheffing kan de belastingplichtige recupereren via zijn aangifte in de personenbelasting. De aanrekening van minderwaarden op deze meerwaarden wordt niet aanvaard. Voor de berekening van de houdperiode van minder dan zes maanden past men de LIFO-methode toe (last in first out). De termijn van zes maanden begint dus steeds te lopen bij de laatste verwerving van een bepaald aandeel of financieel instrument. Deze korte termijn meerwaarde op aandelen en op de bedoelde financiële instrumenten wordt als ‘divers inkomen’ onderworpen aan een afzonderlijke aanslagvoet in de personenbelasting van 33 %. Een vast en definitief tarief. Deze speculatietaks wordt aan de bron ingehouden via een roerende voorheffing door in België gevestigde tussenpersonen die hierbij op enige wijze tussenbeide komen. Deze roerende voorheffing heeft dan een bevrijdend karakter. Rijksinwoners met een buitenlandse effectenrekening die hun inkomsten niet innen via een in België gevestigde tussenpersoon moeten hun inkomsten later wel aangeven in hun aangifte in de personenbelasting. Die inkomsten worden dan ook als divers inkomen belast aan 33 %. Bij het berekenen van de gemeentelijke opcentiemen op de personenbelasting wordt geen rekening gehouden met de betaalde speculatietaks. Vallen niet onder het toepassingsgebied van de speculatietaks: -
De gedwongen verkoop van aandelen in het kader van een squeeze-out van een vennootschap Een aandelenruil Financiële instrumenten uitgegeven door gemeenschappelijke beleggingsfondsen en beleggingsvennootschappen. Meerwaarden gerealiseerd op door de werkgever aan de werknemer of bedrijfsleider toegekende aandelen van de werkgever of van de moedermaatschappij. Op voorwaarde dat die verwerving aanleiding heeft gegeven tot het in aanmerking nemen van een belastbaar beroepsinkomen
-
Meerwaarden op aandelen gerealiseerd door uitoefening van personeelsaandelenopties. Ook hier moet de toekenning aanleiding hebben gegeven tot het in aanmerking nemen van een belastbaar beroepsinkomen.