UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Vlaamse berichtgeving rond de communautaire twist BHV: een framinganalyse
Wetenschappelijke verhandeling
20.404
ANN-SOFIE DAEM
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting JOURNALISTIEK PROMOTOR: PROF. DR. KARIN RAEYMAECKERS COMMISSARIS: DR. STIJN JOYE COMMISSARIS: DR. VEVA LEYE
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
Dankwoord Eerst en vooral wil ik Dr. Annelore Deprez bedanken voor haar uitstekend onderzoek waarop ik mij kon baseren. Een framinganalyse is zeker geen gemakkelijke onderzoeksmethode, maar haar duidelijke en grondige operationalisering hielp mij een heel eind op weg. Ik wil ook Prof. Dr. Karin Raeymaeckers bedanken om steeds zeer snel en behulpzaam mijn vragen te beantwoorden, zelfs al kwamen die soms zeer last-minute. Prof. Dr. Karin Raeymaeckers bracht mij ook in contact met Karolien Delaere, assistente aan de Vakgroep Communicatiewetenschappen. Door ons vriendelijk gesprek kreeg ik een beter begrip van het onderzoekskader en kreeg ik een concreet inzicht in de manier waarop ik mijn artikels kon coderen. Verder wil ook mijn ouders en overgrootouders bedanken omdat ze me steeds bleven aanmoedigen en motiveren. En tenslotte ook mijn vrienden, die zorgden voor ontspanning wanneer dat zeer welkom was.
2
Abstract De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is een communautair conflict dat de laatste jaren voor erg veel ophef heeft gezocht in de Belgische nationale politiek. De Vlaamse pers speelt, als vierde macht, een grote rol in de ontwenteling van deze twist. Wij willen aan de hand van een framinganalyse onderzoeken volgens welke interpretatie de berichtgeving van dit conflict is opgebouwd.
Eerst
overlopen we bondig enkele algemene theorieën over framing, om dan vervolgens te focussen op onderzoek rond respectievelijk issue-specific en generic frames. Uiteindelijk komen we zo tot een toepasbare set van frames van waaruit we ons empirisch onderzoek starten. Aan de hand van het law and order en het injustice and defiance frame van Wolfsveld (2007) analyseren we de berichtgeving over BHV in De Standaard en Het Nieuwsblad over een periode van twee weken. We zullen deze frames op een duidelijke manier operationaliseren zodat ze toepasbaar worden op deze unieke Belgische situatie. Aan de hand van een eigen frameherkenningsmatrix, waarbij we zes bouwstenen van een frame onderscheiden, koppellen we het law and order frame aan de interpretatie van de Vlaamse frame sponsors. Het injustice and defiance frame weerspiegelt dan weer de Franstalige visie op de situatie. Op die manier komen we tot de vaststelling dat één wijze van interpretatie duidelijk de bovenhand haalt, hoewel beide frames zeker ook naast elkaar kunnen bestaan.
3
Inhoudstafel DEEL I: Literatuurstudie 1. Inleiding………………………………………………………………………………………………6 2. Algemene theoretische inzichten over framing………………………………………………………7 2.1. Paradigma 2.2 Definities & constructie 2.3. Indelingen 2.4. Framedominantie en invloed van context 3 Issue-specific frames...........................................................................................................................12 3.1 Besluit 4. Generic frames....................................................................................................................................16 4.1 Besluit 5. Typologie van Semetko en Valkenburg en de attributie van verantwoordelijkheid...........................19 5.1. Semetko en Valkenburg (2000): typologie en toepassingen 5.2. Attributie van verantwoordelijkheid 5.3 Besluit 6. Framematrix van Wolfsveld (2007)…………………………………………………………………23 6.2 Besluit DEEL II: Methodologie 1. Inleiding……………………………………………………………………………………………..26 2. Probleemstelling…………………………………………………………………………………….26 2.1. Doelstelling 2.2. Vraagstelling 3. Methode……………………………………………………………………………………………..27 4. Operationalisering van de geselecteerde frames……………………………………………………29 4.1. Labeling van individuen,leiders en groepen. 4.2. Labeling van acties 4.3. Het gebruik van bronnen 4.4. Roots/verantwoordeljkheid van acties 4.5. Consequenties van acties 4.6 Oplossingen 5. Conclusie……………………………………………………………………………………………34 DEEL III: Empirische studie 1. Inleiding…………………………………………………………………………………………......35 2. Probleemstelling…………………………………………………………………………………….35 2.1. Doelstelling 2.2. Vraagstelling
4
3. Onderzoeksresultaten………………………………………………………………………………..38 3.1. Bespreking van framing devices 3.1.1. Labeling van individuen, leiders, groepen 3.1.2. Labeling van acties 3.1.3. Het gebruik van bronnen 3.2. Bespreking van reasoning devices 3.2.1. Roots/verantwoordelijkheid voor het conflict 3.2.2. Consequenties van acties 3.2.3. Oplossingen voor het conflict 3.3 Bespreking van het law and order en injustice and defiance frame 4. Besluit……………………………………………………………………………………………….56 Bibliografie…………………………………………………………………………………………….57 Bijlagen………………………………………………………………………………………………...60
5
DEEL I: Literatuurstudie 1. Inleiding Taal is altijd al een zeer cruciale factor geweest met betrekking tot sociale verandering. Zoals Edelman (2001, p. 6) stelt: ‘it helps determine beliefs about the past and present and what specific changes will mean for various groups in the future, and it shapes beliefs about which interest groups and public officials should be regarded as allies and which as threats or enemies’. Een taal heeft dus de kracht om discursieve gemeenschappen te doen ontstaan door de creatie van gedeelde betekenissen. Deze gemeenschappen zijn open en dynamisch en worden ondersteund door hun culturele producten. Een belangrijke factor in de creatie van gemeenschappen is informatieverstrekking. Dit maakt dat nieuwsverslaggeving een invloedrijk ‘tool’ wordt om de realiteit van betekenis te voorzien. Vaak is het dus zo dat nieuwsverslaggeving onderhevig is aan een bepaalde manier van interpretatie, aan een bepaalde bril waarmee men naar de wereld kijkt. Uit onderzoek van Kolmer en Semetko (2009) en Fahmy en Kim (2008) blijkt bijvoorbeeld dat internationale conflicten in de eerste plaats in een nationale context worden geplaatst. Dit leidt tot de vaststelling dat ‘journalism is ultimately patriotism’(Fahmy & Kim, 2008, p. 446). Een van de belangrijkste middelen in de creatie van betekenissen en dus ook gemeenschappen, is framing; ‘framing not only frames an issue but also frames social groups’( Pan & Kosicki, 1993, p.44). Wat als gemeenschap wordt beschouwd is uiteraard onderdeel van de ideologie waarbij men zich aansluit, maar wordt vermoedelijk ook ondersteund door de betekenissen die door verschillende media aan de realiteit worden toegekend. In België zit men op dat vlak met een zeer unieke situatie. Naast ons gefederaliseerd politiek systeem functioneren de perslandschappen in het noorden en het zuiden totaal onafhankelijk van elkaar. Omdat de laatste jaren de communautaire conflicten de politieke agenda domineren, lijkt het ons interessant om te gaan kijken hoe dat zich uit in de persmedia. Dit doen we door een probleem als onderzoeksobject te nemen dat de communautaire gemoederen de laatste jaren sterk in beroering heeft gebracht: de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. We willen eerst, aan de hand van een literatuurstudie, onderzoeken hoe dit probleem aan bod zou kunnen komen in de pers. We overlopen eerder onderzoek omtrent conflictberichtgeving om te weten te komen welke frames daar al werden gedestilleerd. Vervolgens passen we, aan de hand van een framinganalyse, twee frames toe op twee Vlaamse kranten. De relatie tussen framing en publiek discours, dat zich in de media voordoet, wordt duidelijk door de manier waarop Nelson, Clawson en Oxley (1997 geciteerd in: Simon & Xenos, 2000, p 365) framing definiëren. ‘Framing is the process by which a source defines the essential problem underlying a particular social or political issue and outlines a set of considerations purportedly relevant to that issue’. Politieke problemen zouden dus door de media worden opgebouwd met behulp van frames. Bij
6
publieke besluitvorming zijn verschillende frames die een bepaalde situatie definiëren met elkaar in competitie. Uiteindelijk haalt ofwel één frame de bovenhand, wat resulteert in een univalent frame systeem, ofwel blijven er twee interpretatiekaders naast elkaar bestaan (dan spreekt men van een bivalent systeem) of bestaan er meerdere betekenisvolle frames (het multivalent systeem) die een politiek probleem kaderen (Simon & Xenos, 2000). Massamedia worden in een democratie beschouwd als vierde macht en zijn dus een zeer belangrijke informatiebron. De politieke discussies die in de media worden gevoerd volgen idealiter een stramien van communicatieve rationaliteit en zullen uiteindelijk leiden tot substantiële gevolgen in de werkelijkheid (Simon & Xenos, 2000). We kunnen dus stellen dat het publieke discours in de media een afspiegeling is van een politiek deliberatieproces. 2. Algemeen theoretische inzichten over framing 2.1. Paradigma Over de relatie tussen media, politiek en maatschappij hebben zich doorheen de tijd verschillende theorieën ontwikkeld. Met betrekking tot framing is de belangrijkste theorie evenwel het sociaal constructivisme, dat sinds 1980 ook het dominante paradigma is in onderzoek naar media-effecten. In deze visie wordt de maatschappij niet als een objectieve en vaste realiteit gezien, maar als een actieve creatie die wordt samengesteld door ideeën en inzichten van de mensen die in die maatschappij leven. Zonder de interpretatie van de werkelijkheid door een publiek, zal men nooit tot een sociale realiteit komen. Media reiken de middelen aan om deze interpretatie te kunnen maken. Framing wordt door het constructivisme gezien als onvermijdelijk maar zeker niet deterministisch; het publiek kan de betekenissen, aangeboden door de media, immers ook verwerpen (McQuail, 2005, p. 101). McQuail definieert sociale constructie als volgt in Mass Communication Theory (2005, p. 101): 'Social construction refers to the processes by which events, persons, values and ideas are first defined or interpreted in a certain way and given value and priority , largely by mass media, leading to the (personal) construction of larger pictures of reality.' Massamedia hebben dus enerzijds een groot aandeel in de constructie van een realiteit, anderzijds wordt hun invloed ook meteen gelimiteerd door deze theorie. Sociaal constructivisten zien betekenissen tot stand komen door een interactie tussen de frames gecreëerd door de media, meestal voorspelbaar en in een vast patroon, en tussen de interpretatie die de ontvangers zelf aan een boodschap kunnen geven, onder meer bepaald door reeds bestaande betekenisstructuren of schema's (Scheufele, 1999, p. 105). Dit is dus geen top-down of one way traffic benadering waarbij het publiek passief is, maar waarbij men steunt op 'a version of reality built from personal experience, interaction with peers and interpreted selections of mass media' (Neuman et al., 1992 geciteerd in: Scheufele, 1999, p. 105). Framing kan dus het best verklaard en gedefinieerd worden op basis van dit sociaal constructivisme.
7
2.2. Definities en constructie Een frame is een noodzakelijk middel om een anders gefragmenteerde werkelijkheid te kunnen systematiseren en organiseren. Entman (1993) beschrijft framing aan de hand van selection and salience. Men kiest (bewust of onbewust) welke aspecten van een situatie men belicht en welke men onderdrukt en promoot zo een bepaalde manier van interpretatie. Cappella en Jamieson (1997) vergelijken framing met de constructie van een huis. Een nieuwsframe creëert een structuur waarrond alle andere elementen worden geplaatst en ‘there is much in a house that is not the frame, but without the frame there is no house’ (Cappella en Jamieson, 1997, p. 38). Een goed ontwikkeld frame heeft vier functies: het definieert het probleem, het stelt de oorzaken ervan vast, het velt een moreel oordeel en stelt een gewenste oplossing voor. De constructie van een frame gebeurt door zogenaamde framing devices. Deze variëren van woordkeuze, metaforen en keuze van voorbeelden, tot de keuze van bepaalde foto's bij een nieuwsfeit of het vermelden van een bepaalde bron. Entman (1991) onderscheidt twee niveaus van framing. Ten eerste is er de event-importance, de prominentie van een verhaal, want ‘the essence of framing is sizing’ (Entman, 1991, p.9). Ten tweede is er de samenhang met het discursief domein. Een discursief domein is een samenhangend geheel van ideeën die een manier van denken uitmaken, afgeleid uit eerdere en gelijkaardige culturele ervaringen. We zullen later terugkomen op de idee dat componenten van een frame vaak de neiging hebben om deze ideeën te onderschrijven. Framing is dus een vorm van bias en hangt nauw samen met priming en agenda setting aangezien 'it is through framing that political actors shape the texts that influence or prime the agendas and considerations that people think about’ (Entman, 2007, p. 165). Het principe van agenda setting is dat ‘when news coverage frames more on a particular issue, people are more likely to cite that issue as the most important concern facing the nation’ (Iyengar et. al., 1982). Agenda setting verklaart de reden dat een probleem belangrijk wordt, maar besteedt minder aandacht aan de manier waarop dit gebeurt. Dat laatste wordt wel opgenomen in framingonderzoek. Bij framing is ook controverse van belang. Sommige, meer omstreden topics wegen zwaarder door op opinievorming dan andere, ook al komen ze minder aan bod in de media. Dit zal agenda setting ‘amount of coverage’ niet meten, maar framing ‘type of coverage’ wel (Jasperson et. al., 1998, p.210). Frames worden opgebouwd door frame devices: ‘tools for newsmakers to use in composing or constructing news discours as well as psychological stimuli for audiences to process’ (Pan & Kosicki, 1993, p. 5). Pan en Kosicki (1993) onderscheiden vijf categorieën van framing devices. Een eerste basisgroep zijn de syntactische structuren. Dit zijn stabiele patronen die woorden organiseren in zinnen. Meestal zijn deze structuren gekenmerkt door een omgekeerde piramidestructuur die verwijst naar de sequentiële organisatie van de structurele elementen. Bij een nieuwstekst zijn dit de volgende, geordend van meest naar minst krachtig: krantenkop, onderschrift, alinea’s, achtergrond, uitleiding. Een tweede level zijn de scriptstructuren. Nieuws wordt meestal immers gebracht in de vorm van een
8
verhaal. Volgens Pan en Kosicki (1993) zijn daar twee redenen voor. Ten eerste heeft het nieuws nog steeds een beschrijvende functie tegenover een gebeurtenis, een verhaalvorm is er dus inherent mee verbonden. Ten tweede zijn de sociale functies van nieuws en van verhaaloverlevering grotendeels gelijklopend. Beiden helpen het publiek bepaalde gebeurtenissen in een historische context te plaatsen en zullen het publiek helpen hun eigen gelimiteerde zintuiglijke beleving te overstijgen. Deze ‘verhalen in het nieuws’ worden scripts genoemd. Een nieuwsscript heeft een specifieke structuur aangezien het steeds zal proberen een antwoord te bieden op de vragen wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Een gevolg van deze scripts is dat de illusie wordt gecreëerd dat het verhaal op zichzelf staat, want elk script lijkt een afgerond geheel. Een tweede implicatie is dat onze aandacht wordt getrokken naar drama, emoties en personages. Thematische structuren zijn de derde groep framing devices die door Pan en Kosicki (1993) worden onderscheiden. Issue-stories focussen op één nieuwsfeit per keer en halen gebeurtenissen, bronnen en voorstellen aan in functie van dat specifieke nieuwsfeit. Pan en Kosicki noemen deze elementen hypothesis-testing features, bewijsmateriaal voor een hypothese. Deze hypothesetestende eigenschap komt voort uit ons algemeen begrip van kennis, dat empirisch is. Het nieuws wil dit nastreven en probeert causale relaties te vinden (geëxpliciteerd in woorden als: daarom, zodat, omdat). Dit verklaart waarom in berichtgeving over sommige sociale vraagstukken de oorzaken of verantwoordelijkheid van het probleem vaak simplistisch worden weergegeven, alsof de lineaire manier waarin wij denken absoluut is en zich ook in de werkelijkheid voordoet. Pan en Kosicki noemen dit het predominant empiricisme. Deze hypothesetoetsing vormt de kern van de thematische structuur. Meestal bestaat deze structuur uit een samenvatting en een hoofddeel. De hypothese zal meestal worden geïntroduceerd in de samenvatting, het bewijsmateriaal wordt meestal aangevoerd in de hoofddelen. Ten vierde wordt er ook gesproken over retorische structuren wanneer het gaat over de stilistische keuzes van journalisten (het gebruik van metaforen, zegswijzen, …). Deze keuzes worden gezien als een vorm van journalistieke routine. Ten laatste speelt ook de woordkeuze een zeer grote rol. Labels of woorden slagen erin om verbanden te leggen met een bepaalde cognitieve categorie die in de syntactische of scriptstructuren is ontstaan. Pan en Kosicki (1993) noemen de uitkomst van de keuze de designator. Het repertoire van designators van waaruit journalisten kunnen kiezen, is ingebed in de cultuur waarin een bericht is gecreëerd. Journalisten baseren hun keuze op professionele grond, op basis van organisationele gronden en/of op basis van ideologie. Framing is een communicatief en dynamisch proces dat ideaaltypisch verloopt in vier stappen: frame building, frame setting, individual level effects of framing en journalist as audiences. Hoe een frame wordt opgebouwd wordt beïnvloed door keuzes van de journalist (gebaseerd op attitudes, journalistieke routines, e.d.), de politieke oriëntatie van het medium en externe groepen of derden (pressiegroepen, politieke actoren, e.d.). Hoe nieuwer het onderwerp, hoe groter de invloed is die zal uitgaan van deze factoren (Scheufele, 1999). De tweede fase, frame setting, is gelijkaardig aan agenda
9
setting. Hier spelen 'selection' and 'salience' (zie supra) een grote rol. Dit deel van het proces wordt het meest onderzocht. De derde fase is een weinig onderzochte fase, meestal wordt ze weergegeven als een black box model waarvan men de input en output kent, maar niet weet welke processen er zich precies in afspelen. De laatste fase is een terugkoppelingsfase, een journalist is immers ook deel van het publiek en laat zich door zijn interpretatie van media frames ook leiden bij zijn frame building (Scheufele, 1999). Onze literatuurstudie zal zich voornamelijk toespitsen op de eerste twee fasen van dit model. 2.3. Indelingen Entman (1993) maakt een indeling tussen media en audience frames. Media frames worden gegenereerd door de zenders van informatie en zijn noodzakelijk om gebeurtenissen te kunnen interpreteren en begrijpen. Het zijn werkinstrumenten ingebed in politiek discours, handige hulpmiddelen voor journalisten om snel te kunnen beslissen welke gebeurtenissen aan welke nieuwswaarden moeten worden gekoppeld. Media frames kunnen zowel bewust als onbewust gehanteerd worden. Audience frames zijn de ideeën en gedachtestructuren die reeds bestaan bij de ontvanger nog voor de nieuwe informatie hen bereikt. Er zijn twee soorten audience frames: global and long term political views, zij oefenen slechts een beperkte invloed uit op de interpretatie, en short term, issue related frames die een grotere impact hebben. Ook Scheufele (1999) maakt een onderscheid tussen wat hij media frames en individuele frames noemt. Dit onderscheid is ook voor ons onderzoek van belang omdat wij enkel de media frames onder de loep zullen nemen. Onze focus ligt dus uitdrukkelijk op de manier waarop betekenis door de massamedia wordt toegekend aan gebeurtenissen en hoe die gebeurtenissen een plaats krijgen in een groter verhaal. Volgens Gamson en Modigiani (1989) heeft elk probleem een cultuur, een evoluerend discours dat verandert doorheen de tijd. Dit discours wordt gevormd door metaforen, slogans,visuele prikkels,... Elke verzameling van elementen binnen dit discours wordt een interpretative package genoemd. Elk beleidsprobleem kent verschillende interpretatieve pakketten die met elkaar in competitie zijn. Ze voeren als het ware een symbolische strijd. Naast een cultuur heeft elk probleem ook een cognitief level. Individuen brengen hun eigen schema mee in de interpretatie van een probleem. We zien dus weer twee processen. Enerzijds een top-down proces waarbij de cultuur het probleem construeert, anderzijds een bottom-up scenario waarbij een individu actief het probleem interpreteert. Vaak wordt er ook een tweede indeling gehanteerd tussen frames als onafhankelijke en frames als afhankelijke variabelen (De Vreese, 2005). De eerste vorm focust op het effect van framing, de tweede zoekt naar factoren die de creatie van frames bepalen. Audience frames of individuele frames worden meestal onderzocht door effectstudies (frames als afhankelijke variabelen), maar ook deze liggen compleet buiten de doelstellingen van dit onderzoek. Een derde indeling is gebaseerd op inhoudelijke gronden. Issuespecific frames zijn frames die enkel van toepassing zijn op een specifiek onderwerp. Er bestaan ook
10
zogenaamde generic frames. Deze overstijgen de grenzen van een bepaalde gebeurtenis en kunnen worden toegepast op een waaier van onderwerpen doorheen de tijd en doorheen verschillende culturen (De Vreese, 2005, p. 54). 2.4. Framedominantie en de invloed van context Sommige frames zullen dominanter zijn dan andere, ofwel omdat ze een grotere meerwaarde bieden aan het verhaal dan andere, ofwel omdat ze het probleem meer dan andere verduidelijken of specificeren. Gamson en Modigliani (1989) onderscheiden drie determinanten voor framedominantie. Sommige symbolen kennen meer bijval dan andere. Bepaalde betekenispakketten hebben een natuurlijk voordeel omdat ze passen in een reeds bestaande culturele context. Deze context wordt gevormd door mythes, volksverhalen, volkswijsheden,… Een frame dat hierin goed te integreren is, zal gemakkelijker worden overgenomen dan een frame zonder of met weinig zogenaamde culturele resonantie. Culturele resonantie is een constante en de eerste stap in het meerwaardeproces. Wanneer de cultuur van een probleem verandert, is dit vaak de uitkomst van een intentioneel proces. De meeste pakketjes hebben sponsors die er, elk vanuit eigen beweegredenen, baat bij hebben dat de cultuur wordt getransformeerd. Die sponsors moeten hun interpretaties van de realiteit op een zo effectief mogelijke manier communiceren naar de buitenwereld. Daarom werken de meeste organisaties met woordvoerders en nemen politici spindoctors en persverantwoordelijken in dienst. Deze praten immers dezelfde taal als journalisten en zullen het frame naar voor schuiven dat zij willen promoten. Deze actieve promotors of framesponsors zijn een tweede determinant. Ten laatste hebben ook journalistieke praktijken en normen een input in het betekenisproces. Onderzoek wijst uit dat journalisten vaak elitebronnen gebruiken en de gewoonte hebben om de lijn van interpretatie te volgen die zulke officiële instanties starten. Ook wanneer een pakket voldoet aan journalistieke standaarden of waarden zal het sneller worden overgenomen. Deze nieuwswaarden werden verder uitgewerkt door Galtung en Ruge (1965). Het gaat onder meer over negativiteit, conflict, continuïteit en competitie. Hoe meer van deze componenten een frame bevat, hoe sneller het zal worden overgenomen door de journalisten. De interpretaties die nieuwsframes aanbieden staan nooit los van een politieke of culturele context. Deze redenering vinden we terug in het cascading network activation model van Entman (2008) die wou onderzoeken hoe mentale associaties worden verspreid met betrekking tot buitenlandpolitiek in de VS. Zijn model onderscheidt verschillende levels van netwerken waarlangs de politiek wordt vormgegeven en waarbij de president en leden van zijn administratie de belangrijkste bron zijn. Zij hebben de meeste impact in het bepalen van associaties die gemaakt worden. Andere levels zijn de elite van de presidentiële partij, van de oppositiepartij, de media, de nieuwsframes, en het publiek. Elk level heeft zijn eigen input in de uiteindelijke boodschap. Het is dus noch de president, noch de media
11
die individueel bepalen hoe de boodschap naar het publiek wordt gebracht. Belangrijk om te vermelden is dat het model ook bottom-up werkt, waarbij het publiek ook een invloed uitoefent op de uiteindelijke communicatiestrategie die zal gevolgd worden in het Witte Huis. Entman (2008) ontwikkelde ook een model voor binnenlandse politiek (US mediated public diplomancy), dat voor onze case echter minder relevant is. Kenmerken eigen aan de structuur van zijn land leiden ertoe dat het eerste model beter toepasbaar is op communautaire conflicten. Kalyango (2009, p.225) stelt dat ‘frames are tied in with culture as a macro societal structure moderated by political actors, press systems and interest groups’. Framing is dus cultureel bepaald maar zal ook bijdragen tot de creatie van die cultuur. Dit vinden we ook terug in Pan en Kosicki (2001) die framing zien als een middel tot gemeenschapsvorming. Deze gemeenschappen zijn transitief en discursief en ontstaan door een soort consensus over betekenisgeving. Wanneer we een betekenis delen impliceert dit dat we ook onderling akkoord gaan met alle assumpties en definities die erin vervat zitten (hypothese testing, zie supra). Een betekenis delen kan dus worden gezien als een tijdelijke overeenkomst over een bepaalde visie op de realiteit. De actoren die deel uitmaken van die consensus zitten op dat moment in eenzelfde discursive community (Pan & Kosicki, 2001, p. 41-45). De gebruikte nieuwsframes worden dus gevormd door de cultuur en politieke sfeer waarin ze zich bevinden en kunnen dus evolueren doorheen de tijd. 3. Issue-specific frames Omdat we in onze literatuurstudie op zoek zijn naar frames die toepasbaar zijn op onze situatie, overlopen we hier enkele framing analyses. Deze analyses zijn issue-specific, wat wil zeggen dat ze uitgevoerd zijn op een specifiek onderwerp. Verschillende onderwerpen van de analyses die hier worden besproken liggen inhoudelijk ver van het voorwerp van analyse waar wij naartoe willen. Toch is het interessant om ook deze studies in acht te nemen. Ten eerste omdat de verschillende visies achter deze onderzoeken een belangrijke invalshoek kunnen bieden op onze analyse en ten tweede omdat de conclusies die uit deze analyses kunnen worden getrokken ook belang kunnen hebben voor ons onderzoek. Jasperson et al. (1998) bestuderen de relatie tussen mediaframes en de publieke agenda. Ze zijn zoals Simon en Xenos (zie supra) van mening dat vooral het standpunt dat elites innemen, wordt vertegenwoordigd in de massamedia. Die massamedia bepalen volgens hen niet zozeer wat mensen denken maar waarover ze denken. Jasperson et al. voeren een casestudy uit op berichtgeving over het begrotingstekort in de Verenigde Staten onder de Clintonadministratie. Dit tekort zorgde voor een groot conflict tussen de Democraten en de Republikeinen, waarbij de laatste weigerden wetten te implementeren en waardoor de regering terecht kwam in een impasse. Het doel van hun framing analyse is na te gaan hoe de berichtgeving over dat budgettekort veranderde doorheen de tijd. Hoe werd dit politieke conflict beschreven in negentien grote Amerikaanse kranten? Er werden vier frames
12
geconceptualiseerd aan de hand van woordcombinaties die herhaaldelijk samen voorkwamen. In het talkframe zien we woorden als debat, resolve en negotiat. Dit is een ‘geen-confrontatie frame’ waarbij berichtgeving meestal beschrijvend en van een lage intensiteit is. Het tweede frame dat werd geïdentificeerd is het fightframe, gekenmerkt door de woorden contest, war en clash. De berichtgeving over het probleem werd intenser, rechtstreekser en negatiever wanneer dit frame werd gehanteerd. Een breekpunt in deze frameverschuivingen was het impasseframe met woorden als standoff en breakdown. Ten laatste was er het crisisframe waarbij de berichtgeving vooral de incompetentie van de politieke leiders beklemtoonde en de situatie beschreef als een noodtoestand of chaos. Jasperson et. al. kwamen ook tot de conclusie dat het fightframe meer impact had op de belangrijkheid van het conflict dan het impasseframe en het crisisframe. Dit is uitzonderlijk omdat we omwille van het belang van controverse bij framing zouden verwachten dat deze twee fasen veel meer aandacht zouden krijgen van het publiek. Jasperson et. al. stelden dat hoge intensiteit van conflicten in berichtgeving kan leiden tot een omgekeerde reactie van het publiek (dit komt ook voor bij de zogenaamde overkill ). ‘Low moderate levels of conflict are likely to increase persuasive impact while highly conflicted messages stimulate defensive behaviors and therefore reduce persuasion’ (Jasperson et. al.,1998). Gamson en Modigliani (1989) zijn van mening dat bij de vorming van de publieke opinie, de rol van de media zal verschillen van probleem tot probleem. Een belangrijk aspect hierbij is de ervaring die het publiek heeft met betrekking tot het beoordelen van media-inhoud omtrent dat probleem. Als het publiek voorkennis heeft en een zekere mediageletterdheid heeft verworven inzake een specifiek onderwerp, dan zal de opbouw van hun mening beter gefaciliteerd worden door de media. Het publiek is echter nooit volledig passief, maar hoe lager de toegankelijkheidsdrempel van het mediadiscours, hoe meer het publiek de vooruitgeschoven middelen zal gebruiken om zijn betekenis te creëren. Zij passen dit in hun onderzoek toe op het evoluerende mediadiscours omtrent kernenergie en willen onderzoeken hoe een bepaald mediadiscours een context schept waarin steekproefresultaten worden gerapporteerd en geïnterpreteerd. Ze onderscheiden ook verschillende chronologische fases in framedominantie. Al deze fases bespreken heeft geen enkele relevantie in deze literatuurstudie. We halen er dus slechts kort enkele aan om het principe duidelijk te maken. Zo begint het discours met een progress-schema waarin vooral de technologische vooruitgang werd benadrukt. Eind jaren 70 werd het discours minder optimistisch. Het runaway-schema was fatalistisch maar nog niet zo anticorporaat dan het public-accountability frame dat vervolgens de bovenhand haalde. Vier schema’s later zitten we nu in een tweestrijd tussen het soft-paths frame dat een milieubewuste visie vooruit plaatst en een pro nucleair energy independence schema. Deze studie bewijst dat frames chronologisch verlopen (tussen elke fase grijpt er een frameshift plaats) en dat ze zeer sterk onder invloed staan van de heersende tijdsgeest.
13
Martin en Oshagan (1997) voeren een analyse uit van de verhaallijnen die zijn gebruikt bij berichtgeving over het sluiten van een filiaal in Michigan (VS) van General Motors. Hun studieobject betreft drie nationale kranten en drie televisiestations over een periode van tweeënhalf jaar. In hun resultaten konden ze vier chronologische fasen onderscheiden. Gaande van een focus op de verslagenheid en ongeloof bij de arbeiders en de lokale gemeenschap tot een verhaallijn of narrative dat vooral benadrukt dat flexibiliteit bij de werknemers wordt beloond. Doorheen al deze fasen was er één algemene verhaallijn: ‘workers and citizens should learn to adapt to corporate decisions and not be an impediment to business actions’(Martin & Oshagan, 1997, p.671). Deze analyse illustreert hoe mediaframes onderdeel zijn van hegemonische waarden in de kapitalistische samenleving. Dit past in de politiek-economische visie op massacommunicatie. In deze visie wordt media namelijk gezien als de katalysator van drie processen: comodificatie, het overbruggen van tijd en ruimte en de creatie van structuren in de samenleving. Vooral het laatste proces is voor onze studie van belang. Martin en Oshagan (1997) zien het nieuws als belangrijk onderdeel van dit proces, dat zal resulteren in het ontstaan van sociale relaties en machtsverhoudingen. Het nieuws draagt dus waarden uit die dominante denkwijzen in de maatschappij onderbouwen. Bovendien kan ze door haar structuratiefunctie sociale relatie tussen groepen definiëren en bepalen, deze relaties hangen samen met machtsverhoudingen. Entman (1991) vergelijkt de berichtgeving in de VS tussen het neerhalen van een Iranees vliegtuig (Iran Air) door de VS en het neerhalen van een Koreaans vliegtuig (KAL) door de Sovjet-Unie. Hij kwam tot de conclusie dat KAL veel meer aandacht kreeg dan Iran Air en dat het discours bij de eerste veel meer moreel geladen was dan het meer technische discours dat bij het Iran Air incident werd gevoerd. Incidenten worden dus geframed vanuit een patriottische ideologie. Vanuit zijn case destilleert hij vier aspecten van een tekst die bijdragen tot de creatie van een frame. Een eerste aspect is agency en bevat een oorzakelijk verband waarbij een verantwoordelijke wordt aangeduid. Meestal gebeurt dit reeds in de krantenkoppen. Agency kan passief of actief zijn en kan in abstracte taal worden aangebracht of zeer expliciet worden verwoord. Ten tweede spreekt men over identification. Dit deel van het frame belicht de slachtoffers van de gebeurtenis of situatie. Volgens Entman (1991) zal die humanisation leiden tot een grotere identificatie en dus meer empathie. We zullen later zien dat dit niet altijd waar is (Iyengar, 1987). Dit aspect uit zich in foto’s van slachtoffers en getuigenissen van overlevenden. Ten derde wordt een gebeurtenis meestal ook gelabeld. Situaties worden in een bepaalde categorie geplaatst waarbij een specifieke morele evaluatie hoort. Entman (1991) noemt dit aspect de categorization. Ten laatste spreekt hij van een generalization waarbij de situatie wordt verbreed naar het politiek systeem. Een laatste issue-specific frameanalyse is die van Durham (1998). Durham is vooral geïnteresseerd in framing als een ideologisch proces. Als frames succesvol zijn, dan maken ze de wereld meer
14
begrijpelijk en organiseren ze de werkelijkheid. Een vliegtuigcrash in 1996 boven Long Island Sound waarbij door de autoriteiten geen oorzaak kon worden vastgesteld, zorgde ervoor dat een dominant frame niet kon worden bepaald. Het gaat dus om een negatieve case. Durham gaat in zijn analyse na hoe de relatie tussen journalisten en hun bronnen (in dit geval de experts die de crash moeten onderzoeken) leidt tot het ontstaan van verschillende verhaallijnen (of frames) die met elkaar in concurrentie zijn. Omdat berichtgeving een hypothese testend karakter heeft, werd er door journalisten toch gezocht naar een oorzaak van de crash, ook al kon de overheid deze niet vaststellen. Het a bombframe was ingegeven door de tijdsgeest, journalisten maakten referenties naar historische frames en vergeleken deze crash met voorgaande. Het missile-frame ontstond bovenop het eerste frame omdat er de wijdverspreid idee was bij journalisten dat terroristen gemakkelijk toegang hadden tot raketten. Ten derde was er ook een frame waarbij de oorzaak lag in een mechanische fout. Dit frame kwam minder aan bod, waarschijnlijk omdat het minder aan de nieuwswaarden (negativiteit, conflict,..) voldoet dan de twee eerder vermelde frames. De reden waarom er nooit een frame de bovenhand haalde is dat de journalisten en experts nooit een ideologische common ground vonden om het bewijsmateriaal samen te brengen. Beiden interpreteerden de feiten anders omdat ze een verschillend nood aan informatie hadden. Experts praten een rationele taal en hun kennis is empirisch positivistisch, journalisten praten in algemene culturele thema’s en willen vooral hun verhaallijn afmaken (closure) door de oorzaak te vinden. Dit onderzoek van Durham komt eigenlijk neer op een kritiek op framing analyse. Hij vindt de theorieën rond framing veel te modernistisch. Zijn conclusie is dat de werkelijkheid veel complexer en meer holistisch is. 3.1. Besluit Een eerste conclusie die we uit deze analyses kunnen trekken is dat frames elkaar meestal chronologisch opvolgen. Ook onderzoek van Simon en Xenos (2000) wijst dit uit. Volgens hen zullen bepaalde frames in verschillende periodes de bovenhand halen in berichtgeving en later weer wegebben. Dit patroon wordt een single peaked pattern genoemd. Frames verschijnen in een discussie, worden beoordeeld en verdwijnen dan weer bij gebrek aan relevantie. Soms is er sprake van een double peaked pattern maar dit kan worden verklaard doordat de subthema’s van de frames verschillen waardoor we toch konden spreken van een inhoudelijk verschillend interpretatiekader bij elke piek. We kunnen dus verwachten dat verschillende frames chronologisch de berichtgeving zullen domineren, aangezien elk frame een periode van populariteit kent en later weer wegebt. In bepaalde periodes zullen specifieke argumenten de discussie dus domineren. Ook bij onze analyse zullen we dus oog moeten hebben voor deze frameshifts. Een frame zal steeds samenhangen met de tijdsgeest die dat moment heerst. Dit zagen we bij Durham (1998), bij Gamson en Modigliani (1989) en bij Martin en Oshagan (1997). Dit wil ook zeggen dat de frames die in een analyse worden geïdentificeerd zeer moeilijk over te brengen zijn naar gelijkaardige situaties of zelfs hetzelfde probleem op een ander
15
tijdstip. Dit is zeker zo wanneer de periode van analyse er één is die zeer conflictueus is. Deze tweede conclusie hangt in zekere zin samen met de eerste. Of het chronologisch patroon van frames een gevolg of oorzaak is van de tijdsgeest, moet worden uitgemaakt door effectstudies. Het belang van framing komt vooral tot uiting in de structuratiefunctie van het nieuws (Martin en Oshagan (1997)). Verhalen creëren verhoudingen tussen hun hoofdrolspelers. Het nieuws creëert bewust of onbewust hoofdrolspelers in een verhaal, waarbij oorzaken,gevolgen en kenmerken in kaart worden gebracht. Dit zagen we ook bij Entman (1991) die agency en identification aanhaalde als belangrijke aspecten van een tekst. Ten laatste heeft het onderzoek van Durham (1998) een belangrijke nuance opgeworpen: er niet steeds één dominant frame te onderscheiden valt. We kunnen dus in ons chronologisch patroon momenten vinden waarbij twee of meerdere frames aanwezig zijn (zie supra bivalent of multivalent systeem bij Simon & Xenos (2000)). Durham (1998) wijst er echter wel op dat journalisten steeds zullen proberen om dit tegen te gaan, en het dus slechts in enkele situaties of enkel tijdelijk het geval zal zijn. 4. Generic frames Om tot een begrip te komen van de frames die toepasbaar zijn op onze situatie, maken we in een tweede fase een overzicht van verschillende generic frames die door verschillende auteurs reeds zijn ontwikkeld. Zoals we al in hoofdstuk één hebben verduidelijkt, zijn deze frames algemener te interpreteren dan de issue-specific frames. Dit maakt dat ze enerzijds makkelijker toepasbaar zijn op onze situatie, maar anderzijds minder precieze informatie bevatten. Pan en Kosicki (1993) beschouwen nieuwsdiscours als een sociocognitief proces tussen bronnen, journalisten en het publiek. Allen stellen handelingen in een gedeelde cultuur op basis van sociaal gedefinieerde rollen. Het nieuwsdiscours is een onderdeel van een groter, algemener discours over de maatschappij. Nieuwsdiscours en publieke besluitvorming zijn dus nauw met elkaar verbonden. Dit algemener discours bestaat uit assumpties over de realiteit, conventies en wijsheden die de meeste mensen aannemen (bvb. ‘democratie is de beste bestuursvorm’). De kern van het nieuwsdiscours is de nieuwstekst gecreëerd door journalisten in een bepaalde productiesituatie met regels,conventies en met een publiek in het achterhoofd. Elk nieuwsfeit heeft een thema, een idee dat verschillende betekenisvolle elementen aan elkaar koppelt tot een coherent geheel. Dat thema heeft dus een structurele functie en kan begrepen worden als een frame. In hun onderzoek omtrent het Wichita antiabortus protest gaan ze na op welke manier het probleem in het nieuws is gekomen (frameanalyse) en hoe deze manier van berichtgeving gelinkt is aan de evolutie van het probleem in politieke debatten (effectstudie). Wij bespreken enkel het eerste deel van het onderzoek, aangezien effectstudies weinig relevantie hebben voor ons onderzoek. Pan en Kosicki (1993) identificeren een confrontatieframe in de berichtgeving van de Los Angeles Times over de anti- abortus betogingen. Ten eerste werden de
16
activisten voorgesteld ‘as wanting to overturn the established law’ (Pan & Kosicki, 1993, p.11), werden ze voorgesteld als religieuze fanatiekelingen (door quotes aan te halen van religieuze leiders). Ze werden vooral beschreven als militant, radicaal en zijnde op zoek naar confrontatie. De keuze voor het confrontatieframe is voor journalisten zeer effectief in het creëren van emoties, drama en visuele beelden. Op die manier voldoet het verhaal aan alle voorwaarden voor nieuwswaardigheid. Ook de scriptstructuur (zie supra) van een nieuwstekst wordt door het confrontatieframe ondersteund. Door de betoging te beschrijven in kwantitatieve termen, geeft men het artikel ook een empirisch karakter, zoals de retorische structuur dat vereist (zie supra). Een tweede generiek frame wordt geïdentificeerd door Lawrence (2000). Hij spreekt over een gameframe dat zich vooral voordoet in verkiezingscampagnes of in publieke besluitvorming wanneer er een duidelijk doel is dat kan wijzen op een overwinning (wordt een wet goedgekeurd of niet). Lawrence (2000, p. 93) definieert dit frame als ‘reporting politics primarily in strategic terms’. Dit frame is populair omdat het voldoet aan nieuwscriteria van drama en conflict. Het wordt zelfs nog interessanter als er slechts twee actoren zijn, met name één winnaar en één verliezer is. Ook de personalisering van het conflict is een zeer belangrijke nieuwswaarde. Als tweede reden haalt Lawrence (2000) veranderingen aan in het politieke klimaat en de nieuwseconomie. De campagnestijl wordt steeds meer strategisch (spindoctors worden aangesteld) en post-watergate willen journalisten zich niet meer laten inbinden door politici (het onderzoek is gevoerd in de VS, maar de impact van dat schandaal verspreidde zich wereldwijd en kan dus worden doorgetrokken naar onze situatie). Dit leidde tot het ontstaan van het zogenaamde ‘gotcha-journalism’. Een derde reden voor de populariteit van het gameframe is de opkomst van de televisie en het ‘celebrity-journalism’. Ten laatste is het ook zo dat het gemakkelijker en meer tijdsbesparend is voor de journalist zelf als er een bestaand format aanwezig is waarin hij zijn informatie kan verwerken. Toch wijst dit onderzoek (2000) uit dat er nog bepaalde onderwerpen zijn die wel in de diepte worden gecoverd. Hoe komt het dan dat sommige nieuwsfeiten meer gevoelig zijn voor de toepassing van het nieuwsframe dan andere? Volgens Lawrence zal een situatie eerder als een competitie worden geframed wanneer het gaat om een conflict tussen elites en wanneer er een fasestructuur kan worden onderscheiden. Een eliteconflict is het meest cruciale element van het gameframe. Er moet weliswaar geen werkelijk conflict zijn om het nieuwsframe erop toe te passen, het volstaat dat er actoren zijn en er een probleem is rond beleid. Lawrence (2000) stelt ook dat de neiging om het frame toe te passen groter zal zijn wanneer het een conflict is waar beweging in zit (scriptstructuur moet worden vervolledigd, zie supra Pan & Kosicki (1993)) of wanneer het een gecontroleerd conflict is (zie ook de nieuwswaarde predictability bij Galtung & Ruge (1965)). De fasestructuur is een belangrijke voorwaarde voor de toepassing van het gameframe. Er is nood aan een narratieve lijn met een plot en verschillende episodes (onderdeel van scriptstructuur). Daarom is het ook beter wanneer het gaat over een transparant en duidelijk conflict met een specifiek resultaat. Het gameframe wordt meestal toegepast op nationaal nieuws en meer
17
specifiek op verkiezingen, wetgevingsprocessen en regeringsvorming omdat deze voldoen aan beide criteria. Hoe hoger de inzet, hoe sterker het gameframe tot uiting zal komen. Ook van belang is de fase waarin men zich bevindt. In sommige fases zal de berichtgeving meer focussen op de problematiek ( Lawrence benoemt dit het ‘issueframe’) maar dit is enkel zo omdat het past bij die bepaalde fase in het gameframe. Wanneer de uitslag in zicht komt, zal een frameshift plaatsvinden die de politieke strategie zal benadrukken. Ook Cappella en Jamieson (1997) spreken van een frame waarbij de focus ligt op winnen en verliezen: the strategic frame. Volgens hen worden er in dat frame ook persoonlijkheidskenmerken toegekend die negatief zijn en die onderliggende gedachtestructuren activeren. Op lange termijn zou dit leiden tot cynisme en wantrouwen tegenover politieke leiders. Dit bevestigt ook hun onderzoek (Cappella & Jamieson, 1997). Tegenover dat strategisch frame plaatsen zij een issueframe. Het issueframe biedt antwoorden op politieke vraagstukken, kaart problemen aan, maakt analyses en geeft kritiek. Neuman et. al. (1992) onderscheiden vijf frames die vaak voorkomen bij berichtgeving over een politiek probleem. Een eerste is het economic frame en slaat op de tendens van de media om een conflict af te wegen in een model van winst en verlies, meestal vanuit een kapitalistisch oogpunt. Dit gebeurt vaak door middel van technisch taalgebruik. Door het publiek wordt dit gelinkt aan moraliteit en human interest. We verwerven door dit soort berichtgeving inzicht in het menselijk gedrag (bvb. hebzucht) en leren kapitalistische waarden kennen. Een tweede conflictframe maakt gebruik van polariserende krachten om de aandacht van de lezer vast te houden. Vaak wordt hier gedaan aan othering waardoor lezers een ‘zij vs. wij’ begrip krijgen van de situatie. Ten derde is er het powerlessness frame om de dominantie van bepaalde krachten over individuen en groepen te verklaren. Dit frame impliceert ook een aanvaarding van een status-quo en gaat vaak gepaard met de inroeping van religie of bovennatuurlijke krachten. Ten vierde spreken Neuman et. al. van een humanimpact frame. Dit frame brengt de menselijke kant van het verhaal. Dit gebeurt echter nooit via evaluatieve statements omdat de objectiviteitnorm van journalistiek niet geschonden mag worden. Het gebeurt dus op een subtielere manier, door bijvoorbeeld mensen aan het woord te laten die deze statements wel maken. Ook het human-impact frame wordt meestal aangewend om lezers te lokken. Ten laatste is er het moraliteitsframe dat refereert naar religie of bepaalde maatschappelijke gewenste waarden (zoals vrijheid, gelijkheid, vrede,..). Ook dit frame wordt indirect gehanteerd omwille van de objectiviteitsnorm.
18
4.1. Besluit Het confrontational frame, het game frame, het strategic frame en het conflictframe mogen dan wel van naam verschillen, in essentie duiden ze allemaal op het bestaan van een competitieframe in nieuwsverslaggeving, vooral indien het gaat over verkiezingen of besluitvormingsprocessen. We kunnen dus verwachten dat ook in onze case zal worden bericht in termen van winnaars en verliezers. Gamson en Modigliani (1989) noemden journalistieke werkwijzen als één van de belangrijkste determinanten van framedominantie (zie supra). Al deze studies lijken dit te bevestigen. Personalisatie, conflict en competitie zijn zeer gewenste nieuwswaarden en dat uit zich ook in de keuze voor een nieuwsframe (Galtung & Ruge,1965, p. 64-90). Ook al volgt het publieke discours het stramien van een politiek besluitvormingsproces (Simon en Xenos, 2000), toch is er een zeer belangrijk verschilpunt. De essentie van politieke besluitvorming is dat ze streeft naar resultaat in de vorm van een consensus. Uit deze studies blijkt echter dat door de integratie van een competitieframe de drijfveer van de nieuwsmedia het conflict zelf is, en niet een uiteindelijke oplossing. 5. De typologie van Semetko en Valkenburg en de attributie van verantwoordelijkheid Omdat het onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000) voor onze studie van zeer groot belang is, gieten we het in een apart hoofdstuk. Veel van de voorgaande frames zullen hier wel kort opnieuw verschijnen omdat hun model alle voorafgaand onderzoek integreert. Nadat we hun typologie hebben toegelicht, bespreken we bondig enkele onderzoeken die toepassing maken van hun indeling. Vervolgens maken we via het verantwoordelijkheidsframe de sprong naar Iyengar (1987) die vooral onderzoek heeft verricht naar de attributie van causale relaties in berichtgeving. 5.1. Semetko en Valkenburg (2000): typologie en toepassingen Semetko en Valkenburg (2000) verzamelen eerder uitgevoerd onderzoek en proberen op die manier een model voor framinganalyse op te stellen. Ze onderscheiden vijf frames. De manier waarop deze tot uiting komen verschilt van type van medium en het soort onderwerp. Het conflictframe benadrukt het conflict tussen individuen of groepen. Dit frame werd eerder al door Neuman et. al.(1992) onderscheiden en kent ook grote overeenkomsten met het confrontatieframe van Pan en Kosicki (1993). Ook het strategische frame van Cappella en Jamieson (1997) en het gameframe van Lawrence (2000) kunnen terug gevonden worden in dit eerste frame. Het frame geeft een zeer simplistische voorstelling van conflicten, het gebruik ervan door journalisten krijgt dan ook zeer veel kritiek want het zou het politiek cynisme verhogen (Cappella en Jamieson, 1997) en het wantrouwen tegenover politieke leiders aanwakkeren (zie supra crisisframe bij Jasperson (1998)). Ten tweede wordt er een human interest frame geïdentificeerd. Het brengt de menselijke kant van het verhaal en biedt een
19
emotioneel inzicht in de situatie. Dit frame komt overeen met het human-impact frame van Neuman et. al. (1992) en is naast het conflictframe het meest voorkomende nieuwsframe. Dit kan worden verklaard door verschuivingen die zich de laatste decennia in de media hebben voorgedaan. De mediamarkt wordt steeds competitiever, dus de strijd om lezers en kijkers aan te trekken wordt ook heviger. Als toevlucht grijpen nieuwsmedia naar technieken die het nieuws personaliseren en dramatiseren, eigenschappen die door het publiek graag gezien worden. Het economische frame (zie ook Neuman et. al. (1992)) stelt een gebeurtenis voor in termen van de gevolgen die het zal hebben op de economie (van een individu, groep, regio of land). Hoe groter de impact op die economie, hoe groter de nieuwswaardigheid van het probleem. Ten vierde is er ook meestal een moraliteitsframe aanwezig dat het nieuwsfeit in een context van religie of moraliteit plaatst, meestal indirect. Dit is een frame dat volgens Neuman et al. (1992) vooral bestaat in de geesten van het publiek, eerder dan in de berichtgeving zelf. Ten laatste wordt volgens Semetko en Valkenburg (2000) een gebeurtenis zo gepresenteerd dat de verantwoordelijkheid voor de oorzaak of de oplossing wordt gelegd bij een individu, een groep of de overheid (zie Iyengar (1987 en 1991)). In hun studie willen Semetko en Valkenburg de frequentie van deze frames onderzoeken met betrekking tot verschillende soorten media en verschillende onderwerpen. Zo komen ze tot de vaststelling
dat
bepaalde
frames
significant
meer
aan
bod
komen
dan
andere.
Het
verantwoordelijkheidsframe komt in zowel televisie als pers het meest aan bod. Ook in de kwaliteitskrant (NRC Handelsblad) wordt dit frame frequent gebruikt. Er is geen significant verschil in het gebruik van dit frame tussen kwaliteits- en populaire kranten. Wat betreft het conflictframe is het wel zo dat het meer werd teruggevonden in serieuzere kranten. Zoals we kunnen vermoeden was dit ook bij het economische frame het geval (niet zo bij televisienieuws). Het human interest frame komt meer voor in televisie dan in de pers. Hoe sensationeler het televisieprogramma, hoe sterker de aanwezigheid van dit frame. Het moraliteitsframe wordt verrassend genoeg niet teruggevonden, noch in de pers, noch bij de televisie. Wanneer het gaat over het verschil in gebruik van frames naargelang het onderwerp, dan wordt er bij misdaadberichtgeving sneller het human interest frame gebruikt en bij politieke berichtgeving sneller het verantwoordelijkheidsframe en het economisch frame. D’Haenens en de Lange (2001, p. 847-860) onderzoeken, aan de hand van de frames van Semetko en Valkenburg, hoe berichtgeving omtrent asielzoekers en centra geframed wordt in Nederlandse dagbladen en kwamen tot de conclusie dat er meestal gebruik werd gemaakt van het human interest frame. Ook hier konden geen significante aanwijzingen ter onderscheiding van een moraliteitsframe worden gevonden. Schwalbe, Silcock en Keith (2008, p. 448-465) voeren een framinganalyse uit op beelden (visuele framing) uit de Amerikaanse mainstream media die verschenen tijdens de invasie van Irak. Hun resultaten wijzen op een verschuiving van een conflictframe in de eerste weken naar een human interest frame in de tweede fase van de invasie. In hun onderzoek werd het conflictframe
20
vertaald als zijnde een focus op de mechaniek en de strategie. Het human interest frame belicht meer de lokale bevolking en het leven van de soldaten ter plekke. Een derde toepassing is het onderzoek van An en Gower (2009, p. 107-112) die vanuit een public relations benadering wilden nagaan welk level van verantwoordelijkheid werd toegeschreven bij welk nieuwsframe. Ze onderscheiden twee soorten verantwoordelijkheid:
individuele
verantwoordelijkheid
met
een
individuele
oplossing
en
organisationele verantwoordelijkheid waarbij actie van de overheid noodzakelijk is. Ze gebruiken de vijf frames die door Semetko en Valkenburg (2000) werden geïdentificeerd om een analyse uit te voeren op alle berichtgeving over crisissen in 2006. Het human interest frame zet aan tot een psychologische reflex die volgens An en Gower (2009) mensen zal leiden tot een negatiever beeld van de crisis. Human interest frame leidt tot een emotionele respons en die zal op zijn beurt leiden tot het ontstaan
van
het
verantwoordelijkheidsframe.
Uit
hun
resultaten
bleek
dat
het
verantwoordelijkheidsframe het vaakst aanwezig was bij crisisberichtgeving, gevolgd door economisch frame, human interest frame en conflictframe. Het moraliteitsframe was opnieuw afwezig. Meestal werd de verantwoordelijkheid gelegd bij de organisatie wanneer het economisch frame meer aan bod kwam in de berichtgeving. Wanneer moraliteit en human interest meer worden belicht, dan zal de verantwoordelijkheid sneller aan het individu worden toegeschreven. 5.2. Attributie van verantwoordelijkheid Onderzoek wijst uit dat de gemiddelde burger weinig politieke kennis en weinig ideologisch inzicht heeft. Iyengar (1987) stelt dat dit echter niet de enige manieren zijn om kennis te verwerven over de maatschappij. Hij schrijft een grote rol toe aan causal beliefs, oorzakelijke relaties maken het mogelijk om complexe problemen eenvoudiger te maken (zie supra hypothesetestende eigenschap van het nieuws bij Pan en Kosicki (1993)). Volgens Iyengar (1987) speelt televisienieuws en de manier waarop daarin aan framing wordt gedaan, hierin een grote rol. Toelichting is een zeer groot deel van onze kennis want aan de hand van verklaringen die ons worden voorgeschoteld, kunnen we de wereld ordenen en begrijpen. Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat causale relaties zeer prominent aanwezig zijn in onze perceptie over sociale problemen. Het ligt dus in de aard van ons denken om causale verbanden te zien, zelfs als deze onbestaande zijn. Volgens Iyengar (1987) heeft die ‘ explanatory knowledge twee implicaties op het politieke denken. Ten eerste kunnen complexe politieke problemen zeer zuinig worden verklaard door enkel een antwoord te geven op de waaromvraag. Het is ook zo dat ‘explanatory knowledge is connotative knowledge’ (Iyengar, 1987, p. 816). Een verklaring zal niet enkel de gevraagde toelichting geven maar ook de perceptie over de verklarende factor beïnvloeden. Dit is niet het geval bij puur feitelijke informatie maar enkel bij informatie waar een causaal verband wordt getrokken, we kunnen dus verwachten dat die connotatieve kennis zich vaker zal voordoen in duiding of opiniestukken dan in korte verslaggeving. In zijn onderzoek wil hij onderzoeken hoe de verklaringen die individuen geven aan maatschappelijke
21
problemen, worden beïnvloed door de manier waarop hun informatie over dat probleem werd aangeboden. Hij past dit effectonderzoek toe op armoede, werkloosheid en terrorisme. Zijn conclusies zijn dat hoe meer er structurele verklaringen worden gegeven in de berichtgeving, hoe kritischer de respondenten zijn voor het beleid van de machthebbers. Er is ook een zeer grote gevoeligheid aan zogenaamde contextual cues. Wanneer terrorisme gezien wordt als een poging tot uitbreiding van politieke inspraak, wordt de schuld toegekend aan het systeem. Wanneer terrorisme vooral wordt gebracht als zijnde anti-Amerikaans, wordt de verantwoordelijkheid toegeschreven aan persoonseigenschappen van de terroristen. Een derde conclusie is dat wanneer er meer op individuen wordt gefocust in de berichtgeving (bvb. een reportage over een gezin in armoede) de verklaring minder structureel zal zijn. Dat wil dus zeggen dat humanisation een omgekeerd effect heeft dat ertoe zal leiden dat het minder als een nationaal probleem zal worden gezien. Wanneer we deze conclusie combineren met de eerste zien we dat het human interest frame zal leiden tot minder structurele verklaringen en dus minder kritiek op het systeem. We kunnen dus verwachten dat het gebruik van dat frame voor machtshebbers wenselijk is. In later werk (1991) maakt Iyengar een onderscheid tussen episodic en thematic nieuwsframes. Episodische nieuwsframes ‘take the form of a case study of eventoriented report and depicts public issue in terms of concrete instances’(Iyengar, 1991, p.14). Thematische nieuwsframes plaatsen publieke problemen in een meer algemene context en geven duiding en achtergrond. In een nieuwsverhaal zullen beide frames aanwezig zijn, maar meestal zal één van beiden domineren. In televisie zullen meer episodische frames (hard nieuws gebaseerd op feiten) gehanteerd worden dan in de pers omdat hun tijdsbeperking groter is. De episodische nieuwsframes leiden volgens Iyengar (1991) tot individuele verklaringen van maatschappelijke problemen. De thematische frames zullen maatschappelijke krachten verantwoordelijk stellen. 5.3. Besluit Het model van Semetko en Valkenburg (2000) is volgens ons de meest omvattende framinganalyse van alle bovenstaande. De reden hiervoor is dat het model zowel oog heeft voor het conflictframe als voor het verantwoordelijkheidsframe. Uit de toepassingen van het model blijkt dan dat we ook in onze case zeker een verantwoordelijkheidsframe kunnen verwachten. Ten eerste omdat we zien dat het van alle frames het meest voorkomende is (Semetko &Valkenburg, 2000), ten tweede lijkt het zo dat naarmate het onderwerp van de berichtgeving ernstiger wordt, dat frame meer zal worden gehanteerd (An & Gower, (2009). Het human interest frame komt voor bij meer sensationele onderwerpen en heeft een effect omgekeerd aan hetgeen we zouden verwachten. Wanneer een probleem wordt toegelicht aan de hand van een persoonlijk verhaal, wordt dat dus niet gedaan vanuit een thematisch frame en zal de verantwoordelijkheid toegeschreven worden op individueel niveau. Het economische frame lijkt altijd te leiden tot meer structurele verklaringen. Dit kan worden verklaard door het feit dat
22
het economisch frame door haar kenmerken in wezen een thematisch frame is dat de feiten dus automatisch in een bredere context zal plaatsen. Hoewel het model van Semetko en Valkenburg (2000) veruit het beste is dat reeds werd ontwikkeld omtrent nieuwsframes, zijn er toch twee punten van kritiek. Ten eerste vinden we in geen enkele toepassing van hun model significante aanwijzingen voor het bestaan van een moraliteitsframe. Neuman et. al. (1992) plaatsten het ook in hun model maar vermeldden dat het kon gaan om een frame dat zich vooral voordoet in de perceptie van het publiek. Dit maakt dus dat het eerder een audience frame is dan een nieuwsframe. Ten tweede wijst de toepassing van Schwalbe, Silcock en Keith (2008, p.448-465) ons op de chronologische structuur van framing (zie hoofdstuk 2). Semetko en Valkenburg (2000) hebben geen oog voor de mogelijkheid van frames om na elkaar te verschijnen. 6. De framematrix van Wolfsveld (2007) Wolfsveld (1997) voert een framinganalyse uit op berichtgeving rond drie verschillende conflicten, waaronder de eerste Intifada (1987-1993). Hij gaat uit van de redenering dat media steeds een belangrijke rol zullen spelen bij conflicten. Zo geloofde men tijdens de eerste Intifada dat de gevechten tussen de Palestijnen en Israëli’s zouden afnemen wanneer er minder pers en minder camera’s werden toegelaten. In zijn analyse gaat er een grote aandacht naar de zogenaamde framesponsors (zie supra). Hij onderscheidt twee frames, het ‘Law and Order Frame (LAO)’ en het ‘Injustice and Defiance Frame (IAD)’. Elk van deze frames stemt overeen met een interpretatie van een bepaalde partij in het conflict. Volgens Wolfsveld zal het eerste frame worden gebruikt in de communicatie van de Israëlische overheid. Het ‘Injustice and Defiance Frame’ wordt dan weer gebruikt in de communicatie van Palestijnse leiders en groeperingen. Aan de hand van interviews met Palestijnse en Israëlische leiders en door de studie van officiële documenten, komt hij tot een herkenningsmatrix die beide frames integreert. Hij houdt daarbij rekening met verschillende framing devices zoals metaforen, historische referenties, bepaalde catchphrases en visueel materiaal. Hij integreert ook de zogenaamde reasoning devices in zijn model. Reasoning devices zijn hulpmiddelen in de tekst die een redenering construeren, meestal duiden ze (impliciet of expliciet) een verantwoordelijke aan, leggen ze een aantal gevolgen bloot en stellen ze oplossingen voor. Hoe over een conflict wordt geredeneerd,staat dus onder invloed van het frame waarmee we naar de feiten kijken. Voor de volledigheid en omdat we later nog zullen terugkomen op deze frames, lijkt het ons gepast hier de frameherkenningsmatrix van Wolfsveld over te nemen.
23
META-FRAME Package Core frame
LAW AND ORDER Palestinian violence The issue is
INJUSTICE AND DEFIANCE Intifada whether The issue is whether Israel will
Palestinians who break
end the occupation
the law and use violence will be of Palestine. stopped. Core position
Israel must bring a halt to the The Palestinians must stand up violence in the territories and and fight for their protect the lives and properties rights of Israelis and Palestinians.
Metaphors Historic examplars
against
the
Israeli
oppression. Israel must
leave the occupied territories. Time bomb/Fire The rock/Zionism as cancer Palestinian terrorism/Arab- Vietnam/South Africa/Dir Israeli wars
Yassin/1936 uprising
Catchphrases
No prizes for violence
With blood and fire we will
Despictions
liberate Palestine/Allah is great PLO as terrorist organization Israel as brutal, imperialist, and agitating local population into racist/ Palestinians as victims acts of violence against Israelis fighting for their legitimate
Visual images
and Palestinians. national rights. Masked Palestinians attacking Soldiers beating
Palestinian
cars with rocks and Molotov youth/Palestinian youth cocktails. Armed Palestinians in throwing rocks/Dome of the Roots
military march Rock Mosque Arabs attempt to destroy Israel/ Israel’s brutal occupation of Outside
Consequences
West Bank and Gaza
agitation of local population Increased political violence The liberation of Palestine/A against Israel/ A Palestinian Palestinian state
Appeals to principles
state The
need
for
law
order/Never surrender
and Self-determination
for
the
Palestinian people/Justice
to violence Bron: Wolfsfeld (1997 vermeld in Deprez, 2008, p.127)
24
6.2. Besluit De manier waarop Wolfveld frames selecteert, leert ons op een unieke wijze met framingonderzoek omgaan. Zijn matrix toont aan dat we ons onderzoek kunnen laten vertrekken bij de framesponsors en de standpunten die zij innemen. Op die manier komen we dan tot frames, waarmee men de berichtgeving kan analyseren. Zo kunnen we te weten komen welke partijen door de pers worden ‘bevoordeeld’ en aan welke interpretatie, of aan welk frame, men de voorkeur geeft. Op het eerste zicht lijkt dit onderwerp van weinig relevantie voor de case die wij zullen uitwerken. Toch zullen we in deel II deze frames trachten te operationaliseren, om ze daarna toe te passen op de berichtgeving over BHV in twee Vlaamse kranten.
25
DEEL II: Methodologie 1. Inleiding In dit tweede deel gaan we, op basis van bovenstaand literatuuronderzoek, op zoek naar de beste methode om onze frameanalyse uit te voeren. We zullen ons hierbij laten inspireren door de herkenningmatrix zoals die verder is uitgewerkt door Deprez (2008). Vervolgens stellen we aan de hand van een eigen vooronderzoek een herkenningsmatrix op die toepasbaar is op onze case. Hierbij overlopen we ook de verschillende frame devices die aan bod zullen komen in onze eigen empirische studie. De zoektocht naar de geschikte frames was één van lange adem. De communautaire situatie in België is zeker een unicum, wat maakt dat het moeilijk is om eerder onderzoek toe te passen op onze case. We gingen er in een eerste fase van uit dat de frames uit de typologie van Semetko en Valkenburg (2000) het meest toepasbaar waren op ons onderzoek. Die frames zijn echter generiek en dus ook zeer algemeen. De vrees was dat het gebruik van deze frames zou leiden tot zeer vage en beperkte resultaten. In tweede instantie werd er dan gekozen voor de frames van Wolfsveld (1997), die we in dit hoofdstuk zullen aanpassen en operationaliseren om vervolgens in ons onderzoek te kunnen toepassen. 2. Probleemstelling 2.1 Doelstelling Zoals blijkt uit bovenstaande literatuurstudie, kan een frameanalyse op verschillende manier gebeuren. Framinganalyses zijn een nieuwe vorm van onderzoek, waardoor de meeste studies en onderzoeksontwerpen zich nog in een trial and error fase bevinden. De verwachting is dat dit ook in ons onderzoek het geval is, aangezien er geen precedenten zijn voor dit soort van case. Een eerste keuze die moet worden gemaakt is die tussen issue-specific en generieke frames. De eerste soort frames zijn eigen aan één bepaald onderwerp en hebben het voordeel dat ze dat onderwerp dan ook heel grondig kunnen analyseren. Dit maakt dat issue-specific framinganalyses makkelijker te repliceren zijn. Het is echter zo dat het moeilijk wordt om deze zeer specifieke frames toe te passen in andere domeinen of op andere onderwerpen. Dit maakt dat generieke frames een betere keuze zijn wanneer men het onderzoek wil generaliseren. Of we de analyse uitvoeren aan de hand van een inductieve of deductieve strategie, is de tweede keuze die moet worden gemaakt. Een inductieve analyse vertrekt van het verzamelde onderzoeksmateriaal en zal daaruit de frames destilleren. De deductieve methode vertrekt met een set van frames, en probeert in teksten deze frames te identificeren. De eerste methode is zeer arbitrair en vereist een hoge mate
26
van vooronderzoek en kennis over dat specifieke onderwerp. De deductieve methode daarentegen kan makkelijker worden gerepliceerd. We zullen dus in dit hoofdstuk deze keuzes maken en verduidelijken. Ook willen we onze frames verder operationaliseren zodat de geldigheid van de analyse vergroot. 2.2 Vraagstelling Op basis van deze doelstelling komen we tot twee vragen die moeten worden opgelost alvorens we aan de empirische studie beginnen: 1. Welke methode van analyse is het best toepasbaar op onze case? 2. Hoe kunnen we de geselecteerde frames zou goed mogelijk operationaliseren zodat het onderzoek repliceerbaar wordt? 3. Methode In onze analyse willen we voornamelijk onderzoeken hoe het communautair conflict BHV wordt geframed in de Vlaamse geschreven pers. In onze literatuurstudie zijn we al dieper ingegaan op verschillende concepten en theorieën rond framing. Vervolgens willen we deze theorieën toetsen aan de realiteit. Volgens Semetko en Valkenburg (2000) zijn er twee manieren om frames in het nieuws te analyseren. Inductieve methoden starten met een open visie en halen alle mogelijke frames uit een tekst. Deductieve methoden gebruiken vooraf gedefinieerde frames als analytische eenheden. Wij verkiezen de laatste soort methode toe te passen op onze case. Het gebruik van deductieve methoden maakt dat het onderzoek makkelijker repliceerbaar is en bij vergelijking zullen de verschillen tussen mediabronnen duidelijker zijn. Het voorwerp van analyse is de Vlaamse geschreven pers. Om het onderzoek enigszins representatief te maken, kiezen we voor de analyse van één kwaliteitskrant en één populaire krant. De Standaard is de meest gelezen kwaliteitskrant van Vlaanderen en maakt deel uit van de Corelio groep. De krant wordt historisch gezien als zijnde katholiek en Vlaamsgezind. Ze is het sterkst vertegenwoordigd in gezinnen met de hoogste inkomens en is relatief evenwichtig verspreid over verschillende leeftijdscategorieën (De Bens & Raeymaeckers, 2007, p.320). Het Nieuwsblad is de populaire tegenhanger van De Standaard en maakt ook deel uit van de Corelio groep. Op de schaal van tabloidisering profileert deze krant zich als midmarket, dus niet als een echte tabloid of boulevardblad. Het sociodemografisch profiel van de krant kent een vrij grote spreiding. Ook het bereik wat betreft leeftijdscategorieën verloopt zeer gelijkmatig, met uitzondering van de 65plussers waar het percentage iets hoger ligt (De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 320). Door concentratievorming is er een zekere mate van inhoudelijke synergie tussen de artikels van De Standaard en Het Nieuwsblad, aangezien zij
27
worden beheerd door dezelfde eigenaar. Toch vormt dit geen belemmering voor ons onderzoek. Ten eerste omdat we na een eerste blik op het onderzoeksmateriaal konden concluderen dat het grootste deel van de onderzochte artikels toch originele bijdragen waren. Ten tweede omdat in de overgenomen artikels, de inleiding en de titel vaak nog worden aangepast. Men kan dus vermoeden dat dit een invloed zal hebben op de manier waarop de nieuwsfeiten zullen worden gekaderd. We willen onze analyse uitvoeren op ‘‘critical discourse moments’(Chilton, 1987 geciteerd in Gamson & Modigiani, 1989, p. 11). Dit zijn momenten die een probleem manifester maken en commentaren in de media stimuleren, zodat onderliggende conflicten explicieter aan bod komen in de pers. Deze analyse zal enerzijds minder generaliseerbaar zijn naar andere periodes maar anderzijds zal ze een dieper inzicht creëren in de situatie. Omdat we ons onderzoek verkiezen uit te voeren in de recente geschiedenis, laten we onze analyse beginnen op 1 november 2007. Op 7 november 2007 wordt in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken het Vlaamse voorstel van de splitsing goedgekeurd. Dit gebeurt eenzijdig, dus de Vlaamse partijen gebruiken hun numerieke meerderheid tegen de Franstaligen. Op 9 november 2007 wordt in het parlement van de Franstalige gemeenschap de motie over het belangenconflict goedgekeurd. We verkiezen een analyse te maken over twee weken, van 1 tot 15 november 2007 (“B-H-V: Communautaire perikelen sinds juni 2007”, 2010, 14 april). De reden waarom we het onderzoek niet laten beginnen op de dag van de eenzijdige splitsing is dat de media op de hoogte waren van het verschijnen van het splitsingsvoorstel op de agenda. De aanloopperiode tot de Kamerzitting is dus mogelijk ook relevant. De analyse zal bijgevolg worden uitgevoerd op 62 artikels die in die periode zijn verschenen. We hebben ervoor gekozen om opiniestukken weg te laten omdat dit niet behoort tot strikt journalistieke berichtgeving over BHV en ons dus een vertekend beeld zou kunnen geven. Bovendien zijn er in die periode ook enkele artikels verschenen waarin het conflict slechts zijdelings wordt vermeld (interviews met bekende Vlamingen,..). Omdat de relevante stukken tekst in die artikels te kort waren om te analyseren, hebben we ook besloten deze artikels niet in onze studie op te nemen. We zijn er ons van bewust dat dit een arbitraire en subjectieve selectie is, maar naar onze mening zal dit ons onderzoek zeker ten goede komen.
28
4. Operationalisering van de geselecteerde frames Deze analyse zullen we uitvoeren aan de hand van de eerder vermelde frames van Wolfsveld (1997). Het ‘law and order’frame zou dan worden gezien als het frame dat wordt gesponsord door Vlaamse politici, leiders of groepen. Het ‘injustice and defiance’ frame weerspiegelt de standpunten van de Franstalige politici, leiders of groepen. Om beide frames op een duidelijke en overzichtelijke manier voor te stellen, hebben we een herkenningsmatrix opgesteld zoals deze is aangepast door Deprez (2008, p.128). In haar onderzoek combineerde zij de ‘Meta-matrix’ zoals die is opgesteld door Wolfsveld (zie supra), met de theoretische inzichten van Gamson en Lasch (1983) en Van Gorp (2004). Deze frameherkenningsmatrix staat ons toe vijf framing devices en drie reasoning devices te onderscheiden. We zijn tot deze matrix gekomen door het lezen van krantenartikels, zowel in de periode die we onderzoeken als daarbuiten, aangezien dit conflict de politiek vandaag nog steeds beroert. We zijn er ons van bewust dat dit conflict van een andere orde is dan de case waarop deze frames origineel werden toegepast. De twist rond BHV is vooral symbolisch en wordt vooral in de media uitgevochten. Omdat er geen sprake is van fysiek geweld, zijn sommige frame devices moeilijker te vertalen naar onze situatie. Zo besloten we twee variabelen weg te laten: de personalisering van de slachtoffers en de inhoud van foto’s. De eerste omdat er in onze case geen fysieke slachtoffers zullen zijn. Het meten van personalisering is in die zin dus onmogelijk. In het uitzonderlijke geval dat men toch morele of symbolische slachtoffers vermeldt, zullen deze worden opgenomen in de analyse van het tweede reasoning device ‘consequenties van acties’. Een tweede variabele die we uit de analyse zullen weglaten, is de beschrijving van de inhoud van foto’s. Omdat het hier gaat over een beleidsprobleem is het visueel materiaal bij de artikels inhoudelijk beperkt. Het lijkt ons daarom ook beter deze variabele uit onze analyse te verwijderen.
FRAMEHERKENNINGSMATRIX
LAW AND ORDER
(op basis van Gamson en Lasch, FRAME
INJUSTICE AND DEFIANCE FRAME
Wolfsveld, Van Gorp) Probleemdefinitie
In het arrondissement BHV Iedereen
heeft
worden
representatie in zijn
Franstalige
electoraal
politici politieke
recht
op
een
bevoordeeld eigen taal. In de Vlaamse rand
doordat men in die regio nog wonen veel Franstalige Belgen. In niet is overgeschakeld naar het arrondissement BHV kunnen een
provinciale
kieskring zij
momenteel
op
Franstalige
zoals die bestaan in de rest politici stemmen.
29
De problematiek rond BHV…
van het land. … is een typisch voorbeeld … is een typisch voorbeeld van de van
de
arrogantie
‘uitbreidingsdrang’
van
en arrogantie van en discriminatie de door de Vlamingen.
Franstaligen. Franstaligen blokkeren elke Vlamingen willen steeds hun zin Oorsprong van het probleem
hervorming
en
stellen
er doordrijven en hebben geen oog
steeds eisen tegenover. Waalse
politici,
met
voor
de
vragen
Franstaligen. als Vlaamse politici,
van
de
met
als
Verantwoordelijkheid
spilfiguur Olivier Maingain. spilfiguur Bart De Wever. Verticale splitsing zonder Splitsing kan als er wordt voldaan
Oplossing
toegevingen
aan
een
aantal
voorwaarden,
waaronder de uitbreiding van Brussel,
de
federale
creatie
van
een
kieskring
of
de
benoeming van de burgemeesters Het Morele basis
Grondwettelijk
in de faciliteitengemeenten. Hof Fundamentele basisrechten gelden
besliste in 2002 dat deze voor
iedereen,
ook
voor
de
situatie ongrondwettelijk is en Franstaligen die in de Vlaamse dat er een oplossing moet rand wonen. worden gevonden. Vlamingen zijn in de meerderheid. Jarenlange Franstalige Vrees voor het einde van België Emotionele basis
onderdrukking
Cultureel motief
Behoud van de Nederlandse Behoud van de culturele invloed taal en het Vlaamse karakter in de Vlaamse rand. van de gemeenten in de rand. Blokkeren elke oplossing, Racisme/xenofobie
Metafoor/stereotype
van
de
profiteren van de Vlaamse Vlamingen, separatisten die het welvaart, willen de Brusselse einde
van
Belgie
willen,
Lexicale keuzes
rand ‘veroveren’. discrimineren een minderheid. Wij vs. zij, crisis, impasse, Wij vs. zij, vijand, radicaal, crisis,
Visueel beeld
Madam Non, vijand, … Niet van toepassing
impasse,.. Niet van toepassing
30
4.1 Labeling individuen, leiders, groepen De manier waarop leiders, individuen of groepen van een bepaalde gemeenschap worden beschreven kan indicatie zijn voor de aanwezigheid van één of beide van de geselecteerde frames. Zoals uit de herkenningsmatrix blijkt, kunnen we verwachten dat in het law and order frame Vlaamse politici zullen worden omschreven in positieve bewoordingen. Franstalige leiders zouden daarentegen eerder negatief worden gelabeld. Bij het injustice and defiance frame kunnen we verwachten dat het omgekeerde waar is. We kozen ervoor in ons registratieformulier (zie bijlage) en beperkt aantal vaste labels op te nemen, maar eveneens plaats te laten voor nieuwe input. De pregeselecteerde negatieve labels zijn onder andere; vijand/vijandig, saboteur, gevaarlijk, radicaal, Madam Non, stoer, geen verzoener, geen’echte’ belg,… Positieve labels zijn: militant/militante, meerderheid, beweging, staatsman, … Zoals uit deze opsomming blijkt, zijn er ook adjectieven in deze lijst opgenomen. Dit is een meer subtiele vorm van labeling die meer aan bod zal komen in een case omtrent beleid dan in een case over een gewapend conflict, aangezien het conflict op zich minder expliciet is. We waken er eveneens over dat de labels die we uit de tekst halen, manifest aanwezig zijn in het artikel. Het impliceren van staatmanschap door te verwijzen naar eerdere verwezenlijkingen van een bepaald politicus, zal dus niet worden geteld als label. Bovendien hebben we niet alleen oog voor het label zélf maar ook voor het aantal keren dat het label zich voordoet. Wanneer we dan alle labels hebben verzameld wordt er, door de labels op te tellen, berekend welk frame zich voordoet in de tekst. We onderscheiden vijf verschillende gradaties, die dan als volgt worden aangeduid: VERHOUDING INDIVIDUEN, LEIDERS, GROEPEN: o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
31
4.2 Labeling acties Een tweede frame device dat we willen onderzoeken, is de omschrijving van Vlaamse of Waalse acties. We willen voornamelijk gaan kijken welke acties in negatieve of positieve woorden worden beschreven. Bij de analyse maken we gebruik van een aantal vooraf bepaalde positieve labels; verdediging, tussenkomst, dialoog. Ook zijn er een aantal negatieve labels vastgelegd; bochtenwerk, complot, provocatie…. Net zoals bij de vorige variabele nemen we ook adjectieven in beschouwing (bv. vijandig, irrationeel, onwettig,…) en laten we ruimte voor nieuwe omschrijvingen. Vervolgens tellen we de labels op, gelet op de frequentie in de tekst, en komen zo tot een conclusie over de verhouding van de frames voor de labeling van acties. Dit antwoord wordt aangeduid in een antwoordkader gelijkaardig aan het bovenstaande. 4.3 Het gebruik van bronnen Vanuit de idee dat frames altijd zullen worden opgebouwd en gepromoot door frame sponsors, is het zeker interessant het bronnengebruik van een artikel te meten. Per artikel noteren we welke en hoeveel maal Vlaamse en Franstalige bronnen aan bod komen. Door te kwantificeren welke politici het meest worden aangehaald, kunnen we te weten komen aan welk van beide frames het meest promotie wordt gegeven. De conclusie zal vervolgens worden aangeduid in het antwoordkader. 4.4 Roots/verantwoordelijkheid voor acties Een eerste reasoning device dat we in onze analyse willen betrekken, is verantwoordelijkheid voor acties. We zullen trachten te achterhalen welke partij verantwoordelijk wordt geacht voor, op een abstract niveau, het conflict en concreter: de acties die zich in onze onderzoeksperiode voordoen. Vanuit het law and order frame, op basis van onze herkenningsmatrix, kunnen we verwachten dat Vlaamse frame sponsors de verantwoordelijkheid zullen leggen bij Franstalige politici of partijen. Op het abstract niveau bepaalden we twee duidinginstrumenten: ‘Franstaligen respecteren de uitspraak van het Grondwettelijk Hof niet’ en ‘Met Franstaligen kan men onmogelijk onderhandelen’. Het eerste instrument kan worden uitgebreid door verwijzingen naar de taalwetgeving of de Raad van State, aangezien beide passen in law and order frame. De tweede reden wordt vaak geponeerd door te verwijzen naar persoonskenmerken van politici. We laten ook hier plaats open voor nieuwe redeneringen. Op het concrete niveau hebben we besloten te werken met een open vraag. In het injustice and defiance frame kunnen we dan logischerwijs verwachten dat aan Vlaamse politici of partijen de grootste verantwoordelijkheid zal worden toegeschoven. Ook hier kunnen we op abstract niveau twee instrumenten onderscheiden: ‘Vlamingen willen onafhankelijkheid’ en ‘Vlamingen
32
discrimineren een minderheid’. Het eerste verschijnt in de tekst als een verwijzing naar de onwil om te onderhandelen, het tweede instrument ligt in het benadrukken dat de Franstalige eisen zelden/nooit worden gehoord. Ook hier wordt plaats gelaten voor nieuwe antwoorden en bij concrete acties laten we open antwoordmogelijkheden. We tekenen vervolgens ook op hoe deze bewoordingen in het artikel zijn verschenen. Dit doen we omdat we de reasoning devices in onze rapportering ook kort kwalitatief willen bespreken. Vervolgens worden alle instrumenten opgeteld en vergeleken, en duiden we een conclusie aan in het antwoordschema, gelijkaardig aan het bovenstaande. 4.5 Consequenties van acties De gevolgen van acties zijn het tweede reasoning device dat we in onze analyse zullen opnemen. We hebben ervoor gekozen om bij deze variabele licht af te wijken van de manier waarop Deprez (2008) het voorkomen van dit device meet. Het opzet blijft hetzelfde, we onderzoeken welke gevolgen voor het conflict worden aangehaald om zo één van beide of beide frames te kunnen onderscheiden. Wij zullen in onze analyse echter geen onderscheid maken tussen acties van Franstalige of van Vlaamse politici. We noteren welke gevolgen in het artikel voorkomen, en op wie ze betrekking hebben. Worden er bijvoorbeeld drie negatieve consequenties voor Vlamingen en één voor Franstaligen aangehaald, dan kunnen we stellen dat het law and order frame overweegt. Indien men twee positieve en drie negatieve gevolgen aanhaalt voor de Franstalige bevolking, dan primeert het injustice and defiance frame. Vlaamse politici (frame sponsors) zullen hun tegenstanders proberen framen als boosdoeners en vice versa. Om hun beleid te kunnen doorvoeren is het dus van belang de negatieve gevolgen van de huidige situatie te onderstrepen en te benadrukken dat de tegenpartij hier voordeel bij heeft. Hoe frequenter dit gebeurt, hoe sterker het frame zich zal voordoen. We werken voor deze variabele met open vragen en noteren de manier waarop de gevolgen in de tekst staan vermeld, het antwoord wordt aangeduid op dezelfde wijze als de eerder besproken variabelen. 4.6 Oplossingen Ten laatste nemen we ook het reasoning device ‘oplossingen’ in onze analyse op. Welke oplossingen in een artikel staan vermeld, zijn namelijk een indicatie van het frame waarin men schrijft. Deze oplossingen kunnen worden aangeboden door de journalist zélf of door bronnen die worden aangehaald in het artikel. Oplossingen die passen binnen het law and order frame zijn; verticale onderhandelde
splitsing
van
het
kiesarrondissement,
eenzijdige
splitsing
en
Vlaamse
onafhankelijkheid. Oplossingen binnen het injustice and defiance frame zijn; splitsing van BHV mits enkele voorwaarden zoals de uitbreiding van Brussel, het invoeren van een federale kieskring of het
33
benoemen van burgemeesters in enkele faciliteitengemeenten of het terugkeren naar arrondissementele kieskringen. We kijken niet alleen naar welke oplossingen worden vermeld, maar ook naar de frequentie ervan en duiden het antwoord aan in ons schema. 5. Conclusie We zullen onze analyse dus uitwerken aan de hand van drie frame devices en drie reasoning devices. We begrijpen dat dit een zeer arbitraire methode is, aangezien we ons baseren op voorgaand onderzoek waarin vijf frame devices worden onderzocht. Omdat onze situatie echter zo uniek is, lijkt het ons interessant deze methode uit te testen, ook al bestaat de kans dat ze onvoldoende blijkt te zijn.
34
Deel III: Empirische studie 1. Inleiding In dit derde deel bespreken we de analyse van de berichtgeving over Brussel- Halle- Vilvoorde in twee Vlaamse kranten. Deze frame analyse zal worden uitgevoerd door de methode die in deel II staat beschreven. We zullen hier eerst onze probleemstelling opstellen, om vervolgens over te gaan naar de bespreking van de studie zelf en de rapportering ervan. 2. Probleemstelling 2.1 Doelstelling Zoals uit ons literatuuroverzicht blijkt, is framingonderzoek een zeer divers en situationeel bepaalde onderzoeksmethode. Het toepassen van eerder gebruikte frames op een nieuwe case is dus altijd een proces van trial and error. Zo zullen wij een eerste poging wagen om een typisch Belgische case aan een framinganalyse te onderwerpen. We hebben in het vorige hoofdstuk geprobeerd beide frames waarmee we zullen werken zo goed mogelijk te verduidelijken en te operationaliseren. We hopen om zo de kloof die op het eerste zicht bestaat tussen beide cases, de Intifada en BHV, te dichten zonder deze twee conflicten gelijk te schakelen. Het doel van onze studie is om de berichtgeving van twee Vlaamse kranten te analyseren in een communautair zeer geladen periode, met name de stemming over BHV in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken. De manier waarop we dit doen, is aan de hand van een framinganalyse waarin we twee verschillende frames toetsen; het law and order frame én het injustice and defiance frame. Op die manier willen we te weten komen of het werkelijk zo is dat de Vlaamse pers de Vlaamse interpretatie van het conflict bevoordeelt. De Belgische pers kent al van in zijn beginjaren een opdeling naar taalgemeenschap. Vlaamse kranten zoals De Standaard en Het Nieuwsblad schrijven dus per definitie voor een uitsluitend Vlaams publiek. Langs de ene kant lijkt het intuïtief dus duidelijk welke frames zij zullen gebruiken om een conflict te verslaan. Journalisten worden echter beperkt door journalistieke normen en standaarden, waarbij objectiviteit en evenwichtigheid hoog in het vaandel wordt gedragen. Het blijft dus relevant ons af te vragen of de communautaire radicalisering die zich in de laatste vijf jaar op politiek vlak heeft voorgedaan, ook terug te vinden is in de Vlaamse kranten. Het doel is dus om te onderzoeken in welke verhouding het law and order frame en het injustice and defiance frame zich in De Standaard en Het Nieuwsblad zullen voordoen in een periode van twee
35
weken. We willen bovendien ook nagaan of we een verschil in berichtgeving kunnen detecteren tussen de kwaliteitskrant en de populaire krant. 2.2. Vraagstelling Voor het opstellen van onze vraagstelling baseren we ons op het onderzoek van Deprez (2008). Op basis van de probleemstelling identificeren we deze hoofdvraag in onze analyse: In welke mate komen de frames en framing en reasoning devices in de berichtgeving over BHV in twee Vlaamse kranten aan bod? Deze hoofdvraag is onderverdeeld in deelvragen: 1. In welke mate komen de framing devices ‘de labeling van individuen, leiders, groepen’, ‘de labeling van acties’, ‘het gebruik van bronnen’ en ‘de inhoud van foto’s’ in de berichtgeving aan bod? Met betrekking tot het framing device ‘de labeling van individuen, leiders, groepen’: 2. Verschilt de labeling van Vlaamse en Franstalige individuen leiders of groepen naargelang de onderzochte kranten? 3. Welke zijn de negatieve en positieve labels die met betrekking tot de twee conflictpartijen in de berichtgeving over BHV voorkomen? 4. In welke mate duidt het framing device ‘de labeling van individuen, leiders, groepen’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Met betrekking tot het framing device ‘de labeling van acties’: 5. Verschilt de labeling van acties naargelang de onderzochte kranten? 6. Welke zijn de negatieve en positieve labels met betrekking tot de acties in berichtgeving over BHV? 7. In welke mate duidt het framing device ‘de labeling van acties’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en het injustice and defiance frame? Met betrekking tot het framing device ‘het gebruik van bronnen’: 8. Verschilt het gebruik van bronnen naargelang de onderzochte kranten? 9. Welke zijn de bronnen die in de berichtgeving over BHV aan bod komen? 10. In welke mate duidt het framing device ‘het gebruik van bronnen’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Met betrekking tot het reasoning device ‘de roots/verantwoordelijkheid voor het conflict’: 11. In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op de vraag naar verantwoordelijkheid voor het conflict ingegaan?
36
12. Welke zijn de motivaties die bij het toekennen van de verantwoordelijkheid in de onderzochte artikels voorkomen? 13. In welke mate duidt het reasoning device ‘de verantwoordelijkheid voor het conflict’ op de al dan aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Met betrekking tot het reasoning device ‘de consequenties van het conflict’: 14. In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op consequenties van het conflict ingegaan? 15. Welke zijn de consequenties die in de onderzochte artikels voorkomen? 16. In welke mate duidt het reasoning device ‘de consequenties van het conflict’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Met betrekking tot het reasoning device ‘de oplossingen voor het conflict’: 17. In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op de oplossingen voor het conflict ingegaan? 18. Welke zijn de oplossingen die in de onderzochte artikels voorkomen? 19. In welke mate duidt het reasoning device ‘de oplossing voor het conflict’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Met betrekking tot het law and order en injustice and defiance frame: 20. In welke mate komen de onderzochte frames in de berichtgeving aan bod?
37
3. Onderzoeksresultaten Vooraleer we overgaan naar de rapportering van onze resultaten, willen we eerst nog kort aandacht besteden aan de betrouwbaarheid en de geldigheid van onze analyse. Betrouwbaarheid slaat op de reproduceerbaarheid van het onderzoek. Wij hebben in het vorige hoofdstuk geprobeerd om onze frames zo duidelijk en zo volledig mogelijk te operationaliseren door middel van een frameherkenningsmatrix. De interbetrouwbaarheid stelt op zich geen probleem, aangezien alle analyses door slechts één codeur werden uitgevoerd. De validiteit of geldigheid van onze analyse hebben we getracht te verhogen door uit te leggen welke artikels we selecteren en welke niet. We zullen ook in de bespreking van de resultaten onze statische analyse zo goed mogelijk proberen weergeven. 3.1 Bespreking van framing devices Onderzoeksvraag 1: In welke mate komen de framing devices ‘de labeling van individuen, leiders, groepen’, ‘de labeling van acties’, ‘het gebruik van bronnen’ en ‘de inhoud van foto’s’ in de berichtgeving aan bod? Wat meteen opvalt bij de analyse van de geselecteerde artikels is dat het niet altijd mogelijk is een frame te onderscheiden. Dit komt omdat we ons hadden voorgenomen enkel expliciete verwijzingen naar een frame in ons analyse op te nemen, om te waken over de objectiviteit. Het is ook zo dat we meteen kunnen vaststellen dat sommige frame devices meer voorkomen dan andere. Zoals blijkt uit de tabel kunnen we het frame device ‘gebruik van bronnen’ het vaakst onderscheiden, gevolgd door labeling van acties en labeling van individuen leiders en groepen. Een eerste opmerking die we hierbij kunnen maken is dat labeling van individuen een zeer expliciet Tabel 1: Frequentieverdeling framingtool is. We kunnen dus verwachten dat men, zeker in Framing devices Frame device
Aanwezig
Labeling van 53,2 % individuen, leiders
(33) en
groepen (N=62) Labeling van 72,6% acties (N=62) (45) Het gebruik 88,7 %
westerse media waar neutraliteit en objectiviteit gevestigde waarden zijn, minder snel gebruik zal maken van deze manier van framing. Het gebruik van bronnen bijvoorbeeld, is een meer subtiele manier om de interpretatie van een conflict te bevoordelen. We zien dan ook dat dit framingdevice in onze analyse het vaakst aan bod komt. Algemeen kunnen we stellen dat de frequentiepercentages hoog genoeg zijn om een zinvolle analyse uit te voeren op elk van de te onderscheiden devices.
van bronnen (55) (N=62)
38
3.1.1 Labeling van individuen, leiders, groepen Vertrekkend vanuit de idee dat framesponsors een frame opbouwen en promoten (zie supra), kunnen we stellen dat de creatie van identiteit hiermee nauw samenhangt. Politieke actoren willen ‘de strijd ter interpretatie’ zo goed mogelijk voeren. Dit kan door grondige argumentatie, maar ook door de labeling van de tegenpartij. Idealiter wil men dus aan de hand van gebruikte frames het publiek een tegenstander laten identificeren. Taal heeft de kracht een discursieve gemeenschap te creëren. Een manier om dit te doen is het zogenaamde ‘othering’. Bij othering creëert men, bewust of onbewust, afstand tussen maatschappelijke groepen door hen in ‘wij’ en ‘zij’ termen te identificeren. Het is echter duidelijk dat een woord nooit op zichzelf een positieve of negatieve betekenislading meedraagt. Een connotatie komt enkel te bestaan door interpretatie en gebruik van het publiek. Dit gezegd zijnde, is het vanzelfsprekend dat het analyseren van connotaties in taalgebruik een zeer subjectieve bezigheid is. Toch willen wij analyseren welke labels, gecreëerd door framesponsors, in onze artikels door journalisten werden overgenomen. Onderzoeksvraag 2: Verschilt de labeling van Vlaamse en Franstalige individuen leiders of groepen naargelang de onderzochte kranten? Met deze vraag willen we onderzoeken of de variabele labeling samenhangt met de krant waarin het artikel verschijnt. Deze analyse hebben we statistisch uitgevoerd aan de hand van een Chi²- toets. Het is echter zo dat we bij een eerste analyse onze resultaten niet konden interpreteren omdat er niet aan de beginvoorwaarden was voldaan (maximum 20 % van de cellen mogen een verwachte frequentie kleiner dan 5 hebben én de minimum verwachte frequentie moet groter zijn dan 5). Daarop besloten we twee cellen samen te voegen. ‘Uitsluitend LAO’ en ‘overwegend LAO’ werd ‘totaal LAO’, ‘uitsluitend IAD’ en ‘overwegend IAD’ werd ‘totaal IAD’. Op die manier gingen we in onze analyse van 6 naar 4 kolommen. Ook hier mochten we de Chi²-toets niet interpreteren. Uit deze resultaten kunnen we concluderen dat er voor deze toets mogelijk te weinig cases zitten in onze analyse. De oorzaak kan echter ook zijn dat de frequentie van het framing device ‘labeling van leiders, individuen of groepen’ te laag ligt. We zullen later in onze rapportering op deze beperking terugkomen. Onderzoeksvraag 3: Welke zijn de negatieve en positieve labels die met betrekking tot de twee conflictpartijen in de berichtgeving over BHV voorkomen? De oplossing van deze vraag is kwalitatief. We hebben voor elk artikel genoteerd welke labels in de tekst voorkomen. Door dieper op de labels in te gaan, hopen we een beter inhoudelijk inzicht te bieden in beide frames. Een eerste set negatieve labels die voorkomen wanneer men schrijft over Franstalige politici zijn: ‘Madam Non’, ‘weerbarstig’, ‘stoer’. Deze labels waarmee Franstalige politici worden
39
omschreven, verwijzen naar de idee dat ‘de Franstaligen elke onderhandeling blokkeren’. In een tweede soort van negatieve labeling wordt letterlijk teruggegrepen naar de idee van ‘law and order’ door te verwijzen naar de wetgeving en democratische waarden, bijvoorbeeld door Franstaligen consequent als ‘minderheid’ te beschrijven of door personen te omschrijven als ‘de politieke regels van het spel negerend’. Ten derde kan labeling ook een tegenstander creëren. Dit gebeurt in de onderzochte artikels door te spreken over ‘een front’ of politici te omschrijven als ‘opposanten’. Ten laatste vermelden we ook nog de labels waarmee FDF-voorzitter Olivier Maingain wordt omschreven: ‘pitbull’, ‘provocateur’, ‘stokebrand’ en ‘Vlamingenhater’. Binnen het law and order frame worden Vlaamse politici omschreven in positieve bewoordingen. Zo verwijst een eerste groep van labels naar de solidariteit tussen Vlaamse politici door woorden als ‘broederlijk’, ‘loyaal’,’hondstrouw’, ‘kompaan’. Een tweede vaststelling is de verwijzing naar Vlamingen als ‘de meerderheid’. Een spilfiguur is Yves Leterme die wordt omschreven als ‘triomfator’, ‘stemmenkampioen’, ‘groots overwinnaar’. Over Leterme wordt echter ook gesproken als ‘lijdend voorwerp’ en hij wordt omschreven als ‘vermoeid en zenuwachtig’. Dit past ook in het law and order frame omdat het verwijst naar de ’uitbuiting’ door de Franstaligen. Leterme slaagt niet in zijn opdracht, hoe hard hij ook probeert, omdat de Franstaligen alles blokkeren. Binnen het injustice and defiance frame worden Franstalige politici in positieve bewoordingen vermeld. We vinden in onze artikels slechts twee positieve verwijzingen naar Franstaligen: ‘broederlijk’ en ‘staatsmanschap’. Het is wel zo dat Vlaamse individuen, leiders en groepen in negatieve termen worden omschreven: ‘Pieter De Rem’, ‘stouterik’, geen’echte belg’, ‘bikkelhard’, ‘hasstarrig’, ‘geen verzoener’, ‘radeloos’. Een paar negatieve termen worden ook gebruikt om Yves Leterme te omschrijven: ‘onbekwaam’, ‘armzalige piloot’ en ‘geen staatsman’. We willen hier evenwel een belangrijke opmerking maken. In de geselecteerde artikels werd er een paar keer gebruik gemaakt van de term ‘slechte Vlaming’. Hoewel deze term zeker negatief geladen is, hebben we besloten deze niet te laten meetellen in het injustice en defiance frame. ‘Slechte Vlaming’ verwijst naar het gebrek aan solidariteit tussen Vlamingen en is dus in essentie een begrip dat binnen het law and order frame valt. Onderzoeksvraag 4: In welke mate duidt het framing device ‘de labeling van individuen, leiders, groepen’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Deze onderzoeksvraag kan worden opgelost door een frequentietabel, waarin we kunnen zien welk frame het meest wordt gebruikt in beide kranten. Voor de manier waarop we deze metingen hebben gedaan, verwijzen we naar deel II waarin de operationalisering van elke variabele werd besproken. Graag willen we nog even herhalen dat we ook de frequentie van elke term hebben meegeteld. Drie
40
maal een vermelding van het woord ‘minderheid’, telt dus als 3 indicaties voor het injustice and defiance frame. Op die manier brengen we ook de intensiteit van de framing in rekening.
Tabel 2: Hoe worden leiders, individuen, groepen gelabeld? Frequentie Uitsluitend LAO 16 Overwegend LAO 5 Beide frames komen in 2
Percentage 25,8% 8,1% 3,2%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 6 Overwegend IAD 4 Geen uitspraak 29
9,7% 6,5% 46,8%
N=62 N=62 N=62
mogelijk Ten eerste moeten we opmerken dat dit framing device de laagste frequentie heeft van alle variabelen die we hebben onderzocht (zie Tabel 1). Het is dus zo dat we in 46,8% van de gevallen geen label konden identificeren. Uit bovenstaande frequentietabel blijkt echter wel dat het law and order frame opvallend meer aan bod komt dan het injustice and defiance frame. Artikels waarin enkel wordt gesproken in positieve termen over Vlaamse politici en in negatieve termen over Franstalige politici komen dus het vaakst voor (25,8%). Op de tweede plaats vinden we ‘uitsluitend injustice and defiance frame’ (9,7%), maar het verschil tussen beide is groot genoeg om van een duidelijk verschil te kunnen spreken (3 procentpunten). Conclusie: framing device ‘de labeling van individuen, leiders en groepen’ We kunnen, op basis van het bovenstaande, stellen dat de labeling van personen in berichtgeving over BHV in de onderzochte periode van twee weken meer neigde naar een ondersteuning van de standpunten van de Vlaamse frame sponsors. Vooral de manier waarop Olivier Maingain wordt omschreven, duidt op de aanwezigheid van het law and order frame. Een belangrijke opmerking hierbij is dat we ook de labeling in quotes van politici hebben meegeteld. Wanneer een journalist ervoor kiest een quote of statement van een politicus over te nemen, is dit namelijk de letterlijke overname van de interpretatie van de frame sponsors. Het verschil tussen beide kranten konden we in dit geval niet berekenen. Dit kan liggen aan het feit dat er een te groot verschil is tussen het aantal artikels dat verscheen in De Standaard en Het Nieuwsblad. In de periode van twee weken (1 tot 15 november 2007) verschenen er 40 relevante artikels in De Standaard en slechts 22 in Het Nieuwsblad. Op zich zou dit kunnen wijzen op een verschil in prioriteit dat door beide redacties aan dit onderwerp wordt toegeschreven. Deze vraag ligt echter buiten de doelstellingen van dit onderzoek.
41
3.1.2 Labeling van acties De tweede variabele die we willen bespreken hangt nauw samen met de voorgaande. We willen namelijk op eenzelfde manier analyseren welke taalkundige keuzes worden gemaakt om feiten te beschrijven. Doordat bepaalde woorden negatieve of positieve ladingen meedragen, kunnen we door de analyse in de gebruikte termen waardeoordelen detecteren. Deze subtiele vorm van bias kan wijzen op het voorkomen van één van beide of beide frames. Onderzoeksvraag 5: Verschilt de labeling van acties naargelang de onderzochte kranten? Zoals we in Tabel 1 konden zien, kunnen we deze variabele identificeren in 72,6% van de gevallen. De vraag is nu of er ook een verschil te detecteren is tussen De Standaard en Het Nieuwsblad wat betreft de labeling van acties in berichtgeving over BHV. Voor deze vraag hebben we dezelfde procedure gevolgd als bij onderzoeksvraag 2. Omdat we zonder samenvoeging Chi² niet mochten interpreteren, besloten we twee cellen samen te brengen. ‘Uitsluitend LAO’ en ‘overwegend LAO’ werd ‘totaal LAO’, ‘uitsluitend IAD’ en ‘overwegend IAD’ werd ‘totaal IAD’. Tabel 3: Samenhang tussen labeling van acties en kranten Totaal LAO
LAO=IAD
Totaal IAD
Geen
N
De Standaard Het
27,5% 27,3%
17,5% 18,2%
32,5% 18,2%
uitspraak 22,5% 36,4%
N=40 N=22
Nieuwsblad Geen
27,4%
17,7%
27,4%
27,4%
N= 62
uitspraak p>0,05 χ²= 0,434 Zoals blijkt uit bovenstaande tabel is het significantieniveau te hoog om te stellen dat er samenhang is tussen beide kranten. We aanvaarden dus onze nulhypothese die stelt dat de labeling van acties in De Standaard en Het Nieuwsblad niet significant zal verschillen. De oorzaak hiervan kan liggen in de synergie tussen beide redacties, beheerd door dezelfde eigenaar. Zoals we in een vorig deel echter al vermeldden,werden de meeste artikels licht gewijzigd. Toch kunnen we nu besluiten dat die wijziging geen impact heeft op de labeling van acties. Onderzoeksvraag 6: Welke zijn de negatieve en positieve labels met betrekking tot de acties in berichtgeving over BHV? Om deze vraag op te lossen zijn we kwalitatief te werk gegaan. Tijdens onze analyse hebben we alle negatieve en positieve labels uit de tekst genoteerd. Een eerste categorie van woordgebruik zijn termen
42
die verwijzen naar fysiek geweld of een oorlogssituatie. Deze komen zowel voor wanneer men spreekt over Vlaamse als over Franstalige acties. Zo spreekt men van een ‘oorlogsverklaring’, ‘een loopgravenoorlog’, ‘een gevecht’, ‘een aanval’ en ‘ontmijnen’. Of men beschrijft de situatie alsof er ‘een bom is ontploft’. Vlamingen en Franstaligen ‘staan met getrokken messen tegenover elkaar’ of ‘schieten ze met scherp’ op hun tegenstanders. Negatieve labels voor enkel Franstalige acties zijn ‘uithaal’, ‘gehakketak’, ‘uitlatingen’, ‘aanvaring’ en ‘ruziën’. Dit zijn allemaal termen die de onenigheid tussen de onderhandelaars beklemtonen, met de Franstaligen als ‘ruziestokers’. Binnen het law and order frame worden Vlaamse acties in positieve bewoordingen omschreven; ‘solidariteit’, ‘dialoog’, ‘triomferen’ en ‘eclatante overwinning’ zijn hier enkele voorbeelden van. Binnen het injustice and defiance frame worden Franstalige acties positief benaderd. Hier vonden we echter geen voorbeelden van in de onderzochte artikels, met uitzondering van het woord ‘dialoog’ dat tegelijk ook werd gebruikt om Vlaamse acties te omschrijven. Het is wel zo dat Vlaamse acties in negatieve termen werden omschreven, vaak hadden die te maken met kritiek op tactische wendingen. Zo sprak men bijvoorbeeld vaak over het maken van ‘bochten’ of ‘bochtenwerk’, ‘een krasse wending’,‘dwarsliggen’ of ‘amateurtheater’. Onderzoeksvraag 7: In welke mate duidt het framing device ‘de labeling van acties’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en het injustice and defiance frame? Deze onderzoeksvraag lossen we op door een frequentietabel. Op die manier komen we te weten welke frames en welke gradatie ervan, het meest in onze artikels werden gedetecteerd. Zoals blijkt uit de frequentieverdeling is er een gelijke verdeling bij de labeling van acties in berichtgeving rond BHV. Vaak konden we de twee frames tegelijk detecteren (17,7%). Het LAO frame en het IAD frame kwamen bijna even vaak alleenstaand voor (respectievelijk 17,7% en 16,1%). We kunnen dus stellen dat de meeste berichtgeving wat betreft acties evenwichtig is.
43
Tabel 4: Hoe worden acties gelabeld? Frequentie Uitsluitend LAO 11 Overwegend LAO 6 Beide frames komen in 11
Percentage 17,7% 9,7% 17,7%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 10 Overwegend IAD 7 Geen uitspraak 17
16,1% 11,3% 27,4%
N=62 N=62 N=62
mogelijk Conclusie: labeling van acties Uit bovenstaande onderzoeksvragen en resultaten, kunnen we besluiten dat de berichtgeving wat betreft acties in de periode die wij hebben onderzocht vaak beide frames aan bod liet. Toch is het zo dat we in het algemeen moeilijk kunnen spreken van ‘evenwichtige berichtgeving’. Evenwichtig impliceert namelijk dat in hetzelfde artikel verschillende stemmen aan bod komen en verschillende kanten van het verhaal worden blootgelegd. Zoals we kunnen zien is dat inderdaad in 17.7% van de gevallen zo. Het law and order frame en het injustice en defiance frame komen echter ongeveer evenveel keer alleen voor. De neiging bestaat dan om te stellen dat de berichtgeving evenwichtig was. Toch moeten we een onderscheid maken tussen evenwichtigheid binnen een tekst, zoals bedoeld in de oorsponkelijke betekenis, én het evenwicht in een krant tussen het voorkomen van verschillende artikels die elk een eigen frame meedragen. De tweede vorm van evenwichtigheid speelt zich af op abstracter niveau dan de eerste. Beide hebben dan ook andere implicaties. Het is immers zo dat een lezer zelden of nooit alle artikels die over een bepaald onderwerp in een krant verschijnen zal lezen. Ook al zijn de te onderscheiden artikels evenwichtig verdeeld als men ze samenbrengt, de lezer zal nog steeds een beeld krijgen dat biased is. Evenwichtigheid binnen een artikel, zoals in 17,7% van de cases het geval is, zorgt er echter voor dat beide frames tegelijk aan bod komen en dat de interpretatie van het conflict minder onderhevig is aan bias. Een tweede belangrijke nuance die we willen maken, ligt in de interpretatie van het injustice and defiance frame. Kwalitatief kunnen we stellen dat er meestal op een negatieve manier over acties wordt gesproken. Er lijkt een rijkere negatieve dan positieve woordenschat te bestaan om politieke acties te beschrijven. Vooral bij het injustice and defiance frame is dit het geval. Franstaligen worden niet zozeer positief besproken (zie supra), maar Vlamingen wel negatief. De mogelijkheid bestaat dat de kritiek die vanuit de pers wordt geuit op Vlaamse volksvertegenwoordigers, niet zozeer wijst op het
44
bestaan van het injustice and defiance frame, maar inherent is aan het huidige politieke klimaat. Het is namelijk zo dat men, in Het Westen en dus ook in Vlaanderen, er niet voor terugdeinst om kritiek te uiten op de politieke gang van zaken. Het kan dus dat deze negatieve bewoordingen niet zozeer duiden op een ondersteuning van de Franstalige interpretatie van het conflict, maar op een algemeen ongenoegen over de huidige Belgische politiek. 3.1.3 Het gebruik van bronnen Een derde variabele die we onder de loep willen nemen, is het aanhalen van bronnen in de tekst. Dit frame device kan ons aantonen welke frame sponsors het meest worden gebruikt om een tekst te ondersteunen. Het is een belangrijke deeltaak van politici om hun boodschap in de pers aan bod te laten komen. Men kan dus stellen dat een quote of statement in een krant altijd een goede zaak zal zijn voor een politicus, aangezien zo publiciteit wordt gegeven aan hun manier van interpretatie. Onderzoeksvraag 8: Verschilt het gebruik van bronnen naargelang de onderzochte kranten? Het gebruik van bronnen is een frame device dat we in 88,7% van de gevallen kunnen detecteren. Om te onderzoeken of het gebruik verschilt tussen beide kranten gebruiken we de Chi²-toets. Onze analyse mag echter niet worden geïnterpreteerd omdat aan bepaalde voorwaarden niet wordt voldaan. We vermoeden dat het probleem hier ligt aan een lage verwachte frequentie van de waarde ‘beide frames komen in gelijke mate voor’. Er bestaat echter geen mogelijkheid om deze frames samen te voegen aangezien dit inhoudelijk de interpretatie zal verstoren. We komen later op deze beperking terug. Onderzoeksvraag 9: Welke zijn de bronnen die in de berichtgeving over BHV aan bod komen? In onze analyse hebben we voor elk artikel genoteerd welke bronnen worden aangehaald. De persoon aan Franstalige kant die het meest aan bod komt, is Didier Reynders (13 maal geciteerd in 25 artikels), gevolgd door Olivier Maingain (in 11 van de 25 artikels waar Franstalige bronnen werden aangehaald). Joëlle Milquet en Elio Di Rupo zijn ook belangrijke bronnen. Men haalt verder vaak quotes bij prominente Franstaligen zoals Christophe Deborsu, RTBF-journalist, of Beatrice Delvaux, toenmalig hoofdredactrice van Le Soir. Vlaamse bronnen die vaak aan bod komen zijn; Yves Leterme, Kris Peeters, Marino Keulen, Bart De Wever, Herman Van Rompuy, Jo Vandeurzen en Pieter De Crem. Als de mening wordt gevraagd aan een Vlaams expert wordt Paul Van Orshoven, professor publiek recht aan de Katholieke Universiteit Leuven, aangehaald.
45
Onderzoeksvraag 10: In welke mate duidt het framing device ‘het gebruik van bronnen’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? We lossen deze vraag op aan de hand van een frequentietabel. We volgen de redenering dat, hoe meer een politicus aan het woord wordt gelaten, hoe sterker zijn of haar interpretatie van het conflict zal worden overgenomen. Om dit op een accurate manier te kunnen meten, hebben we ook rekening gehouden met het aantal maal een bron in één tekst werd vermeld. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, wordt de waarde ‘uitsluitend LAO’ frame (48,4%) het meest gedetecteerd. Dit komt er dus in essentie op neer dat in de meeste artikels die wij hebben onderzocht, enkel Vlaamse bronnen aan bod komen. Op de tweede plaats zien we ‘uitsluitend IAD’ frame (22,6%), dit zijn artikels waarin enkel Franstalige bronnen worden aangehaald. We merken toch op dat het verschil tussen de twee waarden die het hoogst scoren nog altijd zeer groot is. Tabel 5: Welke bronnen komen aan bod? Frequentie Uitsluitend LAO 30 Overwegend LAO 5 Beide frames komen in 3
Percentage 48,4% 8,1% 4,8%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 14 Overwegend IAD 3 Geen uitspraak 7
22.6% 4,8% 11,3%
N=62 N=62 N=62
mogelijk Conclusie: gebruik van bronnen Een eerste opmerking die we kunnen maken bij het gebruik van bronnen, is de disproportionele vertegenwoordiging van Olivier Maingain in het aanhalen van Franstalige bronnen. Zoals boven reeds staat vermeld, wordt de voorzitter van het FDF aan het woord gelaten in 11 van de 25 artikels waarin Franstalige bronnen worden gebruikt. Dit is uitzonderlijk omdat het FDF een relatief kleine partij is. Men zou kunnen stellen dat men er in de Vlaamse pers dus voor kiest om een spreekbuis te zijn voor Olivier Maingain en zijn interpretatie van het conflict publiciteit geeft. Dit is volgens ons echter maar deels het geval. Aangezien het FDF één van de radicaalste partijen is in het hele Franstalige partijlandschap, kan het ook zo zijn dat het frequent gebruik van Maingain als bron, de standpunten polariseert en dus eerder het law and order frame dan het injustice and defiance frame zal ondersteunen. Ten tweede is het zo dat in beide gevallen elitebronnen het vaakst aan bod komen. Aan Franstalige zijde zijn die echter meer mediageoriënteerd. Dit komt omdat men in tijden van communautaire crisis
46
aan metajournalistiek doet, wat erop neerkomt dat in de Vlaams pers artikels zullen verschijnen over hoe de media de crisis interpreteren‘aan de andere kant van de taalgrens’. Zoals hierboven al kort staat vermeld, wordt in De Standaard en Het Nieuwsblad Paul Van Orshoven, professor publiek recht aan de Katholieke Universiteit Leuven aangehaald wanneer het over BHV gaat. Dit kan worden geïnterpreteerd als een letterlijke ondersteuning van het law and order frame, aangezien op die manier wordt verwezen naar de juridische en grondwettelijke argumentatie om het conflict op te lossen. In het algemeen is het dus duidelijk dat het law and order frame bij het gebruik van bronnen primeert, zeker indien we rekening houden met de dubbele interpretatie van het aanhalen van Olivier Maingain als bron. 3.2 Bespreking van de reasoning devices Nadat we elk van de onderzochte frame devices hebben besproken, gaan we nu over naar de rapportering van de reasoning devices. Reasoning devices zijn hulpmiddelen in tekst die een redenering construeren, meestal duiden ze (impliciet of expliciet) een verantwoordelijke aan, leggen ze een aantal gevolgen bloot en stellen ze oplossingen voor. We bespreken er hier drie: de roots/verantwoordelijkheid, de consequenties en de oplossingen voor het conflict. 3.2.1 Verantwoordelijkheid voor het conflict. Zoals uit onze frameherkenningsmatrix (zie supra) blijkt, zal vanuit het law and order frame de verantwoordelijkheid van het conflict worden gelegd bij Franstalige politici. In het injustice and defiance frame komt de oorzaak te liggen bij de Vlaamse volksvertegenwoordigers. Het komt er dus op neer te kijken aan wie de verantwoordelijkheid wordt toegeschreven in de geselecteerde artikels, zo komen we te weten welk frame door de twee Vlaamse kranten wordt ondersteund. Onderzoeksvraag 11: In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op de vraag naar verantwoordelijkheid voor het conflict ingegaan? In de onderzochte artikels konden we in 91,9% (57 teksten) van de gevallen een vermelding van verantwoordelijkheid onderscheiden. Dit reasoning device zal snel tot uiting komen in teksten, omdat de journalist het zich vaak als doelstelling neemt om de gebeurtenissen te verklaren. Een oorzaak duiden en een verantwoordelijke aanstellen liggen dus niet veraf, en zitten dus eigenlijk vervat in de essentiële vorm van een artikel (als antwoord op één van de vijf topische vragen).
47
Onderzoeksvraag 12: Welke zijn de motivaties die bij het toekennen van de verantwoordelijkheid in de onderzochte artikels voorkomen? We
zullen
deze
vraag
kwalitatief
beantwoorden
en
hebben
voor
elk
artikel
waarin
verantwoordelijkheid wordt toegewezen, genoteerd hoe dit precies in de tekst wordt geformuleerd. Binnen het law and order frame zal de verantwoordelijkheid worden gelegd bij Franstaligen of Franstalige politici. We onderscheiden drie patronen van duiding. Ten eerste wordt er verwezen naar persoonlijke vetes om de impasse te verklaren. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we terug in De Standaard van 7 november 2007: “Letermes eclatante overwinning op 10 juni, gehaald met een communautair geladen campagne en gevierd met leeuwengezwaai, stak zo in de ogen van zijn politieke tegenstanders dat er hem sindsdien niets werd gegund” (De Standaard, ’Stemmenkampioen moet eenzaam oplossing forceren’, 7/11/07). Ook de interne spanningen tussen de Franstalige politici worden belicht: ‘Opvallend: terwijl Reynders en PS-voorzitter Di Rupo elkaar ten gepaste tijde in de haren vlogen, deed Joëlle Milquet alle moeite van de wereld om buiten het gehakketak te blijven” (De Standaard, ‘Onderhandelingen kunnen nog dagen of weken stilliggen’, 12/11/07). Een tweede groep van verklaringen valt onder de noemer ‘met Franstaligen kan men onmogelijk onderhandelen’. Dit komt tot uiting door te verwijzen naar de hoge eisen van de Franstalige politici en de eenzijdige stemming te omschrijven als ‘onvermijdelijk’, alsof het conflict nooit op een andere manier zou worden opgelost. Zoals een Ieperse ‘fan van Leterme’ in Het Nieuwsblad stelt ‘ik vermoed dat de Franstaligen geschrokken zullen zijn dat we dit gedurfd hebben, misschien wordt de achterban van Milquet iets toeschietelijker’(Het Nieuwsblad, ‘Ieper hoopt en vreest voor Leterme’, 08/11/07). Ten laatste zijn er ook nog de verwijzingen naar wettelijke of grondwettelijke bepalingen die Franstaligen niet zouden respecteren. Zo verwijst men bij het toekennen van verantwoordelijkheid vaak naar de uitspraak van het Grondwettelijk Hof: ‘arrest van Grondwettelijk Hof mag niet gezien worden als een gewoon advies’,‘de kieskring BHV is in strijd met het gelijkheidsbeginsel’,’er moet een regeling komen die deze discriminatie wegwerkt’ (alle citaten uit De Standaard, ‘BHV oplossen voor verkiezingen’, 14/11/07). Of nog: ‘Niet wij, maar de Franstaligen moeten nu hun verantwoordelijkheid tonen. Er is sprake van een ongelijke behandeling van de kiezers in VlaamsBrabant; die wegwerken is een kwestie van verantwoordelijkheidszin’, reageert Vlaams-Parlementslid Mark Demesmaeker in De Standaard (‘N-VA geeft Leterme beetje ruimte’, 03/11/07). Er wordt echter niet alleen verwezen naar de uitspraak van het Grondwettelijk Hof, maar ook naar de taalwetgeving: ‘de betrokken burgemeesters hebben voor de verkiezingen Franstalige oproepingsbrieven verstuurd, wat in strijd is met de taalwetgeving’ (De Standaard, ‘Minister Keulen zal zelfbeslissen [sic]’, 08/11/07). Bovendien schrijft men vaak ook over de ongrondwettelijkheid van nieuwe verkiezingen en een eventueel referendum over de uitbreiding van Brussel.
48
Binnen het injustice and defiance frame, zullen Franstalige politici de verantwoordelijkheid van het conflict bij hun Vlaamse tegenstanders proberen te leggen. Ook hier kunnen we enkele terugkerende oorzaken onderscheiden. Ten eerste wordt de roots van de crisis gelegd bij de onkunde of de onmacht van Yves Leterme om de onderhandelingen te sturen. Zo schrijft Het Nieuwsblad op 7 november 2007: ‘Door zijn gebrek aan autoriteit bij de Franstaligen kan hij niet anders dan zijn opdracht aan de koning terug te geven’ (Het Nieuwsblad, ‘Ontknoping om 14.30 uur’, 07/11/07). Of zoals Maingain stelt in De Standaard van 8 november 2007: ‘Voor mij is het duidelijk dat de formateur zijn eigen partij niet in de hand had. Het is CD&V dat [sic] de banaan heeft gegooid, niet wij. En het is hún formateur die erover uitgegleden is’ (De Standaard, ‘CD&V gooit zelf Banaan’, 08/11/07). Vaak verwijst men er ook naar dat de voorstellen die Leterme doet om tot een onderhandelde oplossing te komen, niet consistent of concreet genoeg zijn. Ten tweede wordt de verantwoordelijkheid voor het conflict vaak gelegd bij Vlaamse politici omdat ze een minderheid zouden discrimineren en de rechten van de Franstaligen niet zouden respecteren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een quote van Melchior Wathelet, Franstalig Kamerlid, ‘Als deze stemming kan over zo'n gevoelig onderwerp, dan betekent dit dat één gemeenschap louter vanwege het feit dat ze met meer is, alles door de strot kan duwen van de andere gemeenschap. Wat wil je nog meer? Mogen we dan geen minimum aan respect vragen? (De Standaard, ‘Zelfs Madam Non’ zegt niet ‘Non’ tegen oranje-blauw’, 08/11/07). Men spreekt ook over een stemming van ‘gemeenschap tegen gemeenschap’ en over ‘ het recht van de sterkste’ dat de Vlamingen door deze stemming hebben laten gelden. Ten derde wordt er ook aan Vlaamse zijde gefocust op interne conflicten, zo schrijft men over Leterme in De Standaard ‘het succes hangt af van de mate waarin hij Bart De Wever en de N-VA in de hand kan houden’ (De Standaard, ‘Kris Peeters wijst ‘dictaten’ af’, 02/07/07). Verder wordt er ook veel aandacht besteed aan de relaties en de‘een crisis’ in het kartel CD&V-N-VA. Onderzoeksvraag 13: In welke mate duidt het reasoning device ‘de verantwoordelijkheid voor het conflict’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Om deze vraag accuraat te beantwoorden, werken we met een frequentietabel. We zien dat de waarde ‘uitsluitend LAO’ de hoogste score (29%) heeft. Toch is de spreiding vrij evenwichtig. De waarden ‘beide frames komen in gelijke mate aan bod’ en ‘uitsluitend IAD’ komen even vaak voor (25,8 %).
49
Tabel 6: Aan wie wordt verantwoordelijkheid toegeschreven? Frequentie Uitsluitend LAO 18 Overwegend LAO 5 Beide frames komen in 16
Percentage 29,0% 8,1% 25,8%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 16 Overwegend IAD 2 Geen uitspraak 5
25,8% 3,2% 8,1%
N=62 N=62 N=62
mogelijk Conclusie: roots/verantwoordelijkheid voor acties Het is dus zo dat in de artikels die wij analyseren, de verantwoordelijkheid voor het conflict in de meeste gevallen wordt gelegd bij Franstaligen of Franstalige politici. Toch is ook een groot deel van de berichtgeving evenwichtig. En wordt er door de Vlaamse pers zelfs verantwoordelijkheid gelegd bij Vlaamse politici. Hierbij kunnen we dezelfde opmerking vermelden die we een paar alinea’s geleden ook konden maken. Het is immers de vraag of het leggen van de verantwoordelijkheid bij Vlaamse politici ook werkelijk een ondersteuning is van het injustice and defiance frame, of gewoon past in het heersende klimaat van ongenoegen over de politiek in het algemeen. Zelfs wanneer het duidelijk is dat aan een bepaald frame de voorkeur wordt gegeven, gaan de framesponsors ervan dus niet vrijuit. Men kan dus stellen dat ook hier het law and order frame nooit in een absolute en oncompromitterende vorm zal voorkomen. Daarvoor zijn de journalistieke standaarden te ingeburgerd, of is het ongenoegen over politiek te groot. 3.2.2 Consequenties van acties Aan de hand van dit reasoning device willen we te weten komen welke gevolgen van het conflict worden vermeld, en meer specifiek; op wie deze betrekking hebben. We kunnen immers verwachten dat frame sponsors de gevolgen van hun beleidsacties zullen proberen verkopen aan het publiek. Dit wil zeggen dat de gevolgen van een actie bij voorkeur positief moeten worden geframed bij de eigen achterban, en negatief voor de tegenstanders. De situatie is echter omgekeerd wanneer men de gevolgen van een conflict of crisis wil kaderen. Dan komt het erop neer om de gevolgen van de huidige situatie zo negatief mogelijk te portretteren voor de eigen achterban én te laten uitschijnen dat de tegenpartij van de huidige situatie profiteert. Op die manier kan men steun vinden voor verandering. Deze gedachtegang hebben we zo goed als mogelijk proberen te vertalen naar een meetinstrument. Wanneer er dus negatieve gevolgen met betrekking tot Vlaming worden vermeld, beschouwen we dit als indicatie voor het law and order frame. Worden er negatieve gevolgen voor
50
Franstaligen vermeld, dat duidt dit op het voorkomen van het injustice and defiance frame. Het omgekeerde is waar voor positieve gevolgen. Onderzoeksvraag 14: In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op consequenties van het conflict ingegaan? Van de 62 artikels die we in onze analyse hebben betrokken, werden er in 48 teksten consequenties vermeld. Dit komt neer op een percentage van 77,4. De frequentie van dit reasoning device ligt dus vrij hoog. Dit is opnieuw niet zo verwonderlijk, aangezien een antwoord op deze vraag als essentiële bouwsteen van een tekst wordt beschouwd. Onderzoeksvraag 15: Welke zijn de consequenties die in de onderzochte artikels voorkomen? Deze vraag zullen we kwalitatief beantwoorden. We hebben voor elke onderzochte tekst de vermelde gevolgen genoteerd. De gevolgen die het meest worden vermeld zijn negatief, wat niet zo verbazingwekkend is omdat het onderwerp samenhangt met een regeringscrisis. Negatieve consequenties met betrekking tot Vlamingen die worden vermeld zijn; een politieke impasse, de kans op een staatshervorming die kleiner wordt, Leterme die ontslag zal moeten nemen, het einde van de oranje-blauwe coalitie, ‘het Vlaamse front aan diggelen’, een belangenconflict of alarmbelprocedure zorgt ervoor dat het nog jaren zal duren vooraleer BHV werkelijk zal worden gesplitst, toekomstige verkiezingen zullen niet rechtsgeldig zijn,een uitzichtloze formatie. Deze negatieve gevolgen kunnen in werkelijkheid ook betrekking hebben op Franstaligen, toch worden ze enkel vermeld in relatie tot Vlamingen. Binnen het law and order frame zal de huidige situatie voor Franstaligen als positief worden geframed bijvoorbeeld ‘BHV is voor ettelijke maanden van de baan’ en ‘Reynders maakt nu kans op premierschap’. Binnen het injustice and defiance frame worden er negatieve gevolgen voor de Franstaligen vermeld: een politieke impasse, het einde van België, het ontstaan van een zeer groot wantrouwen tegenover politiek, de vertraging van onderhandelingen, toekomstige verkiezingen zijn ongrondwettelijk. Er werd slechts één positieve gevolg vermeld voor Vlamingen, met name ‘de Vlaamse oppositie won elk scenario’ nadat de stemming in de Kamercommissie was doorgegaan maar feitelijk niets veranderde aan het conflict.
51
Onderzoeksvraag 16: In welke mate duidt het reasoning device ‘de consequenties van het conflict’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? We hebben in elk artikel geteld hoeveel consequenties van het conflict worden vermeld. De verhouding tussen positieve en negatieve gevolgen bepaalt dan welke waarde aan dit artikel wordt toegekend. Tabel 7: Welke gevolgen worden vermeld? Frequentie Uitsluitend LAO 21 Overwegend LAO 5 Beide frames komen in 19
Percentage 33,9% 8,1% 30,6%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 3 Overwegend IAD 0 Geen uitspraak 14
4,8% 0% 22,6%
N=62 N=62 N=62
mogelijk Zoals blijkt uit bovenstaande tabel, komt ook hier het LAO frame het vaakst aan bod(33,9%). De waarde ‘beide frames komen in gelijke mate aan bod’ herkennen we in 30,6% van de gevallen. Dit wijst op een vrij evenwichtige berichtgeving wat de consequenties van het conflict BHV betreft. Conclusie: consequenties van acties De gevolgen die in de artikels voor het conflict worden vermeld, zijn meestal negatief en vaag geformuleerd. Dit laatste komt naar alle waarschijnlijkheid doordat het hier gaat over een symbolisch conflict, met weinig concrete gevolgen voor het dagelijkse leven van burgers. De vermelde gevolgen blijven dus beperkt tot beschrijvingen als ‘de soufflé zakt in elkaar’ (De Standaard, ‘Kris Peeters wijst ‘dictaten’ af, 02/11/07). Hierdoor blijkt het moeilijk de operationalisering van Deprez (2008) op deze case toe te passen. De gevolgen worden in de tekst namelijk vaak niet expliciet vermeld. Als we naar de resultaten kijken, zien we echter wel dat een groot deel van de gevolgen die worden vermeld betrekking hebben op zowel Vlamingen als Franstaligen. De impasse, de regeringscrisis en het wantrouwen tegenover de politieke elite zijn dus gevolgen die de hele Belgische bevolking treffen en dat wordt ook in Vlaamse kranten op die manier geframed.
52
3.2.3 Oplossingen voor het conflict Uit onze frameherkenningsmatrix (zie supra) blijkt dat Franstaligen voorstander zijn van een splitsing als er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder de uitbreiding van Brussel, de creatie van een federale kieskring of de benoeming van de burgemeesters in de faciliteitengemeenten. De Vlamingen echter, willen een verticale splitsing zonder toegevingen. Liefst onderhandeld, maar als dat niet lukt, eenzijdig. Wij willen nu nagaan welke van deze oplossingen worden vermeld in de berichtgeving over dit conflict. We blijven bij de idee dat frame sponsors zullen trachten hun oplossing zo veel mogelijk te promoten. Hoe vaker een bepaalde oplossing wordt vermeld, hoe hoger de indicatie dat een bepaald frame wordt ondersteund. Onderzoeksvraag 17: In welke mate wordt in de onderzochte berichtgeving op de oplossingen voor het conflict ingegaan? Uit onze frequentietabel blijkt dat in 64,5% van de onderzochte artikels oplossingen worden vermeld. Als we dit cijfer vergelijken met de twee bovenstaande reasoning devices, dan is dit een vrij laag percentage. Dit kan worden verklaard doordat het een vrij ingewikkeld conflict is en een oplossing niet voor de hand ligt. Het is niet duidelijk wat de uitkomst van het conflict zal zijn, dus berichtgeving daarover blijft dan ook zeer vaag. Onderzoeksvraag 18: Welke zijn de oplossingen de in de onderzochte artikels voorkomen? De oplossingen voor het conflict die in het artikel worden vermeld, worden zeer vaak weergegeven door quotes. Zo laat men politici hun oplossing formuleren en kan men verschillende voorstellen tegenover elkaar plaatsen. Een zeer mooi voorbeeld dat tevens ook perfect aansluit bij onze herkenningsmatrix, zijn de quotes in een artikel in De Standaard van 8 november 2007. Hierin wordt Bart De Wever aan het woord gelaten die stelt: ‘Het is tijd om de democratie haar werk te laten doen. In de commissie zijn de Vlamingen in de meerderheid, laat ons maar stemmen. Alle Vlaamse partijen zitten op die lijn'. Ook Joëlle Milquet wordt gequote in hetzelfde artikel: 'We moeten het respect voor elkaar bewaren, voort onderhandelen en die stemming uitstellen’ (Beide quotes uit De Standaard, ‘7/11, hoogspanning in de wetstraat’, 8/11/07). De oplossingen die in het artikel voorkomen zijn echter steeds zeer vaag en worden niet vermeld als absolute uitkomst, maar als eis van de ene of de andere partij. Vaak komt het erop neer dat de Vlamingen een onderhandelde splitsing willen zonder toegevingen, maar overgaan tot een eenzijdige splitsing omdat er geen schot in de zaak komt. De oplossingen die dan worden geformuleerd door de Franstalige politici bestaan er dan in om voorwaarden te stellen aan die eis.
53
Onderzoeksvraag 19: In welke mate duidt het reasoning device ‘de oplossing voor het conflict’ op de al dan niet aanwezigheid van het law and order en injustice and defiance frame? Uit de onderstaande frequentietabel blijkt dat de waarde ‘geen uitspraak mogelijk’ de hoogste frequentie (35,5%) kent binnen deze variabele. We hebben dit enkele alinea’s terug al verklaard door de complexiteit van het conflict. Tabel 8: Welke oplossingen worden vermeld? Frequentie Uitsluitend LAO 12 Overwegend LAO 2 Beide frames komen in 16
Percentage 19,4% 3,2% 25,8%
N N=62 N=62 N=62
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 7 Overwegend IAD 3 Geen uitspraak 22
11,3% 4,8% 35,5%
N=62 N=62 N=62
mogelijk De waarde die vervolgens het meest voorkomt is ‘beide frames komen in gelijke mate aan bod’ met 25,8%. In één vierde van de artikels worden dus evenveel oplossingen vermeld die door elk van de framesponsors naar voor worden geschoven. Conclusie: oplossingen voor het conflict We kunnen stellen dat dit laatste reasoning device het meest evenwichtig voorkomt in de onderzochte artikels. Naar onze mening kunnen we dit verklaren doordat de oplossingen meestal worden opgenomen in de vorm van een opsomming van de eisen van één of beide partijen. Evenwichtige journalistiek is in essentie dit: elk standpunt in het verhaal evenveel aandacht geven. Wanneer men de eisen opsomt, moet deze norm dus zeer expliciet worden toegepast. Indien met bijvoorbeeld enkel de eisen van de Vlamingen zou opsommen zonder vermelding te maken van wat de Franstaligen voorstellen, dan zou men dit beschouwen als een zeer sterke vorm van bias. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de gevolgen van acties, wordt bij deze variabele de evenwichtigheid meer belangrijk geacht.
54
3.3 Bespreking van het law and order en injustice and defiance frame Onderzoeksvraag 20: In welke mate komen de onderzochte frames in de berichtgeving aan bod? Bij deze laatste onderzoeksvraag, willen we een overzicht bieden van de framing van het conflict, voor alle framing devices en reasoning devices samen. Hoewel het nu al duidelijk is welk frame het meest zal voorkomen, moeten we hier toch een nuance maken. Geen enkel artikel dat wij hebben onderzocht, wees in de richting van één enkel frame. Niet binnen één variabele en zeker niet tussen de verschillende devices. Zo kon het dat voor de variabele ‘labeling van acties’ hoog werd gescoord op het law and order frame, maar in hetzelfde artikel de waarde ‘overwegende IAD’ het hoogst scoorde bij het gebruik van bronnen. Onderstaande frequentietabel moet dus met de nodige terughoudendheid worden geïnterpreteerd. Tabel 9: Totale frequenties van alle waarden Frequentie Uitsluitend LAO 108 Overwegend LAO 28 Beide frames komen in 67
Percentage 29,0% 7,6% 18,0%
N N=372 N=372 N=372
gelijke mate aan bod Uitsluitend IAD 56 Overwegend IAD 19 Geen uitspraak 94
15,0% 5,1% 25,3%
N=372 N=372 N=372
mogelijk (N is hier groter omdat we om deze berekening te maken, voor elk device alle artikels als nieuwe eenheden hebben beschouwd. 6 devices x 62 artikels= N van 372) Zoals dus blijkt, scoort de waarde ‘uitsluitend LAO’ het hoogst (29%) wanneer men alle frame en reasoning devices in acht neemt. Het is dus inderdaad zo dat aan de Vlaamse interpretatie van het conflict voorkeur werd gegeven in de Vlaamse kranten die wij onderzochten. De frequentie van de waarde ‘uitsluitend IAD frame’ is 48% lager dan ‘uitsluitend LAD frame’.
55
4. Besluit Uit de rapportering van onze resultaten, kunnen we besluiten dat het law and order frame het vaakst voorkomt in berichtgeving over BHV. Voor elk van de devices afzonderlijk komt de waarde ‘uitsluitend LAO’ steeds het meest voor. Met uitzondering van het bronnengebruik, waar de waarde ‘uitsluitend LAO’ even hoog scoort als de waarde ‘beide frames komen in gelijk mate aan bod’. Dit wil zeggen dat we dus kunnen concluderen dat de Vlaamse pers inderdaad een voorkeur geeft aan de Vlaamse interpretatie van het verhaal. Toch scoort ook de waarde ‘uitsluitend IAD’ vaak vrij hoog. Het kan dus perfect dat twee frames naast elkaar bestaan, zij het met een verschillende intensiteit, dit noemen Simon & Xenos (2000) een ‘bivalent framesysteem’. Er zijn twee belangrijke beperkingen in ons onderzoek. Ten eerste is het zo dat in werkelijkheid de ‘Vlaamse interpretatie’ van het verhaal niet slechts één visie omkadert. Voor de uitvoering van dit onderzoek hebben wij geprobeerd om deze interpretatie zo bondig en compleet mogelijk samen te vatten. Dit kan er echter voor hebben gezorgd dat deze interpretatie zeer abstract werd en de ‘Vlaamse visie’ werd veralgemeend. Zo zijn er uiteraard verschillen tussen Vlaamse partijen onderling die in dit onderzoek niet aan bod komen. Het is ook niet zo dat alle Vlamingen of alle Franstaligen de wijze van interpretatie van hun frame sponsors per definitie overnemen. In het kader van ons onderzoek, en om onze hypothese te kunnen testen, was het echter nodig om deze nuances tijdelijk aan kant te schuiven. Een tweede beperking die we in bovenstaande alinea’s al kort even hebben aangehaald, is dat het vaak niet mogelijk is een verschil te meten tussen kranten. Met uitzondering van de variabele ‘labeling van acties’. De oorzaak hiervan kan zijn dat het aantal artikels in het algemeen te laag ligt, of dat het verschil in aantal teksten per krant te hoog was. De onderzoeksperiode vergroten kan hiervoor een oplossing zijn, hoewel we dan de kans maken het ‘critical discourse moment’ (Chilton,1987) te mislopen. Toch kunnen we stellen dat ons onderzoek een hypothese bevestigt die vaak wordt aangenomen maar niet dikwijls wordt gemeten: de Vlaamse pers vertelt het Vlaamse verhaal. Of deze framing in berichtgeving een bewuste strategie is, laten we hier buiten beschouwing en is voer voor volgend onderzoek. De resultaten wijzen er ons echter meteen op: de berichtgeving is niet zo zwart-wit als die vaak wordt aangenomen. Ook al primeert het law and order frame, toch wordt er ruimte gelaten voor de Franstalige interpretatie van het verhaal.
56
Bibliografie Boeken en tijdschriften An, S.K. & Gower, K.K. (2009). How do the news media frame crises: A content analysis of crisis news coverage. Public Relations Review, 35, 107-112. Bennett, L.W. (2007). News, the politics of illusion. New York (NY.): Pearson-Longman. Cappella, J.N. & Jamieson, K.H. (1997). Spiral of cynicism. The press and the public good. New York (NY): Oxford University Press. De Bens, E. & Raeymaeckers, K. (2007). De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen. Leuven: Uitgeverij LannooCampus. D’Haenens, L. & de Lange, M. (2001). Framing of asylum seekers in Dutch regional newspapers. Media, Culture & Society, 23(6), 847-860. Deprez, A. (2008). Internationale conflictberichtgeving in de Vlaamse geschreven pers : een longitudinale framing- en representatieanalyse van de Eerste en Tweede Intifada. Niet-gepubliceerde dissertatie, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Deprez,A. & Raeymaeckers,K. (2010). Framing the first and second intifada : a longitudinal quantitative research design applied to the Flemish press. European Journal of Communication, 25 (1), 3-23. Durham, F.D. (1998). News Frames as social narratives: TWA flight 800. Journal of Communication, 48(4), 100-117 Edelman, M. (1988). Constructing the political spectacle. Chicago en London: University of Chicago Press. Edelman, M. (2001). The Politics of misinformation. Cambridge: Cambridge University Press. Entman, R.M. (1991). Framing US coverage of international news: Contrasts in the narratives of the KAL and Iran air incidents. Journal of Communication, 41(4), 6-12. Entman, R.M. (2004). Projections of power: Framing news, public opinion and U.S. foreign policy. Chicago (Ill.): University of Chicago press. Entman, R.M. (2007). Framing bias: Media in the distribution of power. Journal of Communication, 57(1), 163-173. Entman, R.M. (2008). Theorizing mediated public diplomacy: The U.S. case. International Journal of Press / Politics, 13(2), 87-102. Fahmy, S. & Kim, D. (2008). Picturing the Iraq war: Constructing the image of war in the British and U.S. press. International Communication Gazette, 70(6), 443-462. Galtung, J. & Ruge, M. H. (1965). The structure of foreign news: the presentation of the Congo, Cuba and Cyprus crises in four Norwegian newspapers. Journal of Peace Research, 2(1), 64-90. Gamson, W.A. & Modigliani, A. (1989). Media discourse and public opinion on nuclear power: A constructionist approach. American Journal of Sociology, 95(1), 1-37.
57
Gamson, W.A. (1992). Talking politics. New York (NY.): Cambridge University Press. Giboa, E. (ed.) (2002) Media and conflict: framing issues, making policy, shaping opinions. Ardsley (NY): Transnational Publishers Inc. Gitlin, T. (1980). The whole world is watching. Berkeley: University of California Press. Golan, G.j., Johnson, T.J. & Wanta.W. (Eds.) (2009). International media communication in a global age. New York (NY.): Routledge. Iyengar, S. (1987). Television news and citizen’s explanations of national affairs. The American Political Science Review, 81(3), 815-832. Iyengar, S. (1991). Is anyone responsible? How television frames political issues. Chicago (Ill.): University of Chicago Press. Jasperson, A.E., Shah, D.V., Watts, M., Faber, R.J. & Fan, D.P. (1998). Framing and the public agenda: Media effects on the importance of the federal budget deficit. Political Communication, 15(2), 205-224. Karen, S. & Johnson, C. (2005). News narratives and news framing: Constructing political reality. Lanham (Md.): Rowmann & Littlefield. Kolmer, C. & Semetko, H.A. (2009). Framing the Iraq war: Perspectives from American, U.K., Czech, German, South African and Al-Jazeera News. American Behavioral Scientist, 52(5), 643-656. Lawrence, R. (2000). Game-framing the issues: Tracking the strategy frame in public policy news. Political Communication,17(2), 93- 114. Martin, C.R. & Oshagan, H. (1997). Disciplining the workforce: The news media frame a General Motors plant closing. Communication Research, 24, 669-697. McQuail, D. (2005). Mass communication theory (5nd ed.). New Delhi, Thousand Oaks, London: Sage Publications. Neuman, W.R., Just M.R. & Crigler N.A. (1992). News and the construction of political meaning. Chicago, London: The University of Chicago Press. Pan, Z. & Kosicki, G. (1993). Framing analysis: an approach to news discourse. Political Communication, 10, 59-79. Reese, S.D., Ghandy, O.H. & Grant, A.E. (eds.) (2001). Framing public life: perspectives on Media and our understanding of the social world. Mahwah (NJ.), London : Lawrence Erlbaum Associates. Scheufele, D.A. (1999). Framing as a theory of media effects. Journal of Communication, 49 (1), 103122. Schwalbe, C.B., Silcock, W.B. & Keith, S. (2008). Visual framing of the early weeks of the U.S.-led invasion of Iraq: Applying the master war narrative to electronic and print images. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 52(3), 448-465. Semetko, H.A. & Valkenburg, P.M. (2000). Framing European politics: A content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50(2), 93-109.
58
Semetko, H.A. (2009). Media and public diplomacy in times of war and crisis. American Behavioral Scientist, 52 (5), 639-642. Simon, A. & Xenos, M. (2000). Media framing and effective public deliberation. Political Communication, 17 (4), 363-376. Tankard. J.W. (2001). The empirical approach to the study of media framing. In S.D. Reese, O.H. Gandy & A.E. Grant (Eds.). Framing public life (pp. 95-106). Mahwah (NJ.): Lawrence Erlbaum. Tuchman, G. (1978). Making News: a study in the construction of reality. New York (NY.): The Free Press. Vreese, C.H.de, (2005). News framing: theory and typology. Information Design Journal, 13(1), 5362. Wolfsveld, G. (1997). Media and political conflict: news from the Middle East. Cambridge: University Press. Wolfsveld, G. (2001). The news media and The Second Intifada. some initial lessons. Press/Politics, 6 (4), 113-118. Kranten Albers, A. & Winckelman, W. (2007, 3 november). N-VA geeft Leterme beetje ruimte. De Standaard, 1. Albers, I (2007, 8 november). Zelfs ‘Madam Non’ zegt niet ‘Non’ tegen oranje-blauw. De Standaard, 7. Albers, I. (2007, 11 november). Stemmenkampioen moet eenzaam oplossing forceren. De Standaard, 4. Albers, I. (2007, 12 november). ‘Onderhandelingen kunnen nog dagen of weken stilliggen’. De Standaard, 5. BBR. & WOV. (2007, 8 november). ‘7/11, hoogspanning in de wetstraat’. De Standaard, 4. Belga (2007, 8 november). Minister Keulen zal zelfbeslissen [sic]. De Standaard, 10. B. (2010, 14 april). B-H-V: Communautaire perikelen sinds juni 2007. De Morgen. Ontknoping om 14.30 uur (2007, 7 november). Het Nieuwsblad, 3. Otte, A. (2007, 2 november). Kris Peeters wijst ‘dictaten’ af. De Standaard, 1. Samyn, S. (2007, 14 november). ‘BHV oplossen oplossen vóór verkiezingen'. De Standaard, 8. WOV. (2007, 8 november). ‘CD&V gooit zelf banaan’. De Standaard, 3.
59
Bijlage 1: registratieformulier framingonderzoek BHV in Vlaamse geschreven pers Krant: o De Standaard o Het Nieuwsblad Titel van het artikel: Datum van de krant waarin het artikel verschenen is: DEEL I: FRAMING DEVICES 1. LABELS INDIVIDUEN, LEIDERS,GROEPEN 1.a) Omschrijving Franstalige individuen/leiders/groepen in negatieve bewoordingen o Niet van toepassing o Vijand/vijandig o Minderheid o Gevaarlijk o Saboteurs o Radicaal o Stoer o Madam ‘Non’ o 1.b) Omschrijving Vlaamse individuen/leiders/groepen in positieve bewoordingen o Niet van toepassing o Militant/militante o Meerderheid o Beweging o Standvastig o 1. a) Omschrijving van Franstalige individuen/leiders/groepen in positieve bewoordingen o Niet van toepassing o Militant/militante o Beweging o Standvastig o 1.b) Omschrijving Vlaamse individuen/leiders/groepen in negatieve bewoordingen
60
o Niet van toepassing o Vijand/vijandig o Gevaarlijk o Saboteurs o Radicaal o Stoer o Geen verzoener o Geen ‘echte Belg’ o VERHOUDING INDIVIDUEN, LEIDERS, GROEPEN: o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
2. LABELS ACTIES 2.a) Omschrijving Franstalige acties in negatieve bewoordingen o Niet van toepassing o Complot o Provocatie o Actie o Bochtenwerk o Onwettig o Incident o Vijandig o Irrationeel, ingegeven door emotie o
61
2.b) Omschrijving Vlaamse acties in positieve bewoordingen o Niet van toepassing o Verdediging o Solidariteit o Eendracht o Tussenkomst o Dialoog o 2.a) Omschrijving Franstalige acties in positieve bewoordingen o Niet van toepassing o Verdediging o Solidariteit o Eendracht o Tussenkomst o Dialoog o 2.b) Omschrijving Vlaamse acties in negatieve bewoordingen o Niet van toepassing o Complot o Provocatie o Actie o Incident o Bochtenwerk o Onwettig o Vijandig o Irrationeel, ingegeven door emotie o Bezetting o
62
VERHOUDING ACTIES: o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
3. BRONNEN Vlaamse bronnen: o Niet van toepassing Aantal: Franstalige bronnen: o Niet van toepassing Aantal: VERHOUDING BRONNEN o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
DEEL II: REASONING DEVICES 1. ROOTS/VERANTWOORDELIJKHEID ABSTRACT niveau (duiding van het conflict) o Franstaligen, want : o met hen kan men onmogelijk onderhandelen o respecteren de wetten en juridische uitspraken niet o
63
Noteer hoe in de tekst precies wordt verwezen:
o Vlamingen, want: o zij willen onafhankelijkheid o discrimineren een minderheid, respecteren de rechten van de Franstaligen niet o Noteer hoe in de tekst precies wordt verwezen:
CONCREET niveau (duiding van de actie) o Franstaligen of Franstalige politici, want: Noteer hoe in de tekst precies wordt verwezen:
o Vlamingen of Vlaamse politici, want: -
64
Noteer hoe in de test precies wordt verwezen:
VERHOUDING ROOTS o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
2. CONSEQUENTIES Welke gevolgen worden in het artikel aangehaald + op wie hebben ze betrekking? Negatieve gevolgen met betrekking tot Vlamingen : Positieve gevolgen met betrekking tot Franstaligen: Negatieve gevolgen met betrekking tot Walen : Positieve gevolgen met betrekking tot Vlamingen : -
65
VERHOUDING CONSEQUENTIES o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
3. OPLOSSINGEN Welke oplossingen komen in het artikel aan bod? o Oplossingen die passen binnen het LAO-frame: o Onderhandelde verticale splitsing van het kiesarrondissement o Eenzijdige splitsing o Vlaamse onafhankelijkheid o Noteer hoe in de tekst precies wordt verwezen:
o Oplossingen die passen binnen het IAD-frame: o Splitsing mits uitbreiding van Brussel o Invoeren van federale kieskring o Terugkeren naar arrondissementele kieskring o
66
Noteer hoe in de tekst precies wordt verwezen:
VERHOUDING OPLOSSINGEN o 1.Uitsluitend LAO-frame o
2. Overwegend LAO –frame
o
3. Beide frames komen in gelijke mate aan bod
o
4. Uitsluitend IAD-frame
o
5. Overwegend IAD-frame
o
88. Geen uitspraken mogelijk
67