VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
ARTISTIEKE OPLEIDING Derde graad KSO Eerste en tweede leerjaar
Licap D/2002/0279/023 -
september 2002
ALGEMENE INHOUD
LESSENTABEL .............................................................................................................
5
STUDIEPROFIEL .........................................................................................................
7
KUNSTINITIATIE ........................................................................................................
9
ATELIER ARTISTIEKE OPLEIDING ......................................................................
23
Algemene inhoud D/2002/0279/023
3
Artistieke opleiding 3de graad KSO
LESSENTABEL
ARTISTIEKE OPLEIDING
Pedagogische vakbenaming uren/week Basisvorming en fundamenteel gedeelte Totaal 33 33 Godsdienst 2 2 Aardrijkskunde 1 1 Frans 2 2 Geschiedenis 1 1 Lichamelijke opvoeding 2 2 Nederlands 3 3 Wiskunde 2 2 Kunstinitiatie (x) 3 3 Atelier artistieke opleiding (x)
17
17
Complementair gedeelte Maximum
3
3
(x)
Administratieve vakbenaming AV Godsdienst AV Aardrijkskunde AV Frans AV Geschiedenis AV Lichamelijke opvoeding AV Nederlands AV Wiskunde AV Kunstgeschiedenis/ KV Kunstinitiatie KV Beeldende vorming/ KV Kunstambachten/ KV Toegepaste beeldende vorming/ KV Waarnemingstekenen
Leerplan in deze brochure opgenomen.
Lessentabel D/2002/0279/023
5
Artistieke opleiding 3de graad KSO
STUDIEPROFIEL
De studierichting "Artistieke opleiding" richt zich tot leerlingen met een uitgesproken belangstelling voor beeldende kunsten in het algemeen en voor de toegepaste kunstvormen in het bijzonder. Voor sommige leerlingen kan "Artistieke opleiding" een voorbereiding zijn op het hoger kunstonderwijs. Andere leerlingen kunnen het eventueel aanvullen met een specialisatiejaar. Er zal enkel een basisopleiding nagestreefd worden daar een al te professionele aanpak van alle mogelijke kunstvormen een zaak is voor het hoger kunstonderwijs. Onderzoeken, verkennen, experimenteren en creatief zijn dienen een natuurlijke ingesteldheid te zijn om het domein van diverse kunstvormen te ontdekken. Belangrijk bij deze vorming zijn de beeldende en culturele vakken elk met hun eigen vormingswaarde en vormtaal. Zij omvatten ongeveer de helft van het totaal aantal lestijden. De algemene vakken bieden leerinhouden die naast hun eigen vormingswaarde ook een ondersteunende waarde hebben naar de meer specifieke vakken toe.
Algemeen D/2002/0279/023
7
Artistieke opleiding 3de graad KSO
KUNSTINITIATIE Derde graad KSO Eerste leerjaar:3 uur/week Tweede leerjaar: 3 uur/week
D/2002/0279/023
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
9
Artistieke opleiding 3de graad KSO
INHOUD
1
BEGINSITUATIE ........................................................................................
11
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN .........................................................
11
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN ............................................................
11
4 4.1 4.2
LEERINHOUDEN ...................................................................................... Minimumprogramma ................................................................................. Uitbreiding ...................................................................................................
12 12 14
5
DIDACTISCHE WENKEN ........................................................................
15
6
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN ................................................
16
7
EVALUATIE ...............................................................................................
16
8
BIBLIOGRAFIE .........................................................................................
16
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
10
Artistieke opleiding 3de graad KSO
1
BEGINSITUATIE
De leerlingen hebben in de tweede graad op een actieve en creatieve wijze kennis gemaakt met diverse aspecten van de kunst. Daarbuiten zijn ze via de media beïnvloed door de eigentijdse beeld- en muziekcultuur. In de lessen kunstgeschiedenis hebben ze in de tweede graad een chronologisch overzicht en inzicht verworven over de belangrijkste stijlstromingen in de Westerse cultuur vanaf de prehistorie tot en met de gotiek (eerste leerjaar) en van de renaissance tot en met het rococo (tweede leerjaar). Hierbij hebben ze tevens de hoofdvertegenwoordigers leren kennen. In de lessen kunstinitiatie van de twee graad hebben ze de diverse beeldcomponenten met hun inhoud en betekenis leren kennen, aanduiden en toelichten, en dit ondermeer via voorbeelden uit de kunstgeschiedenis. Men dient echter ook rekening te houden met de beginsituatie van de nieuwe leerlingen die in de derde graad kunnen instromen, maar die geen tweede graad kunstonderwijs hebben gevolgd. De leerinhouden kunstgeschiedenis / kunstinitiatie uit de tweede graad kunnen daarom ook in de derde graad, daar waar nodig aangehaald en herhaald worden.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Belangstelling wekken voor de kunst en het kunstgebeuren, bovendien de behoefte doen groeien om met kunst om te gaan. Kunstinitiatie ervaren als verdieping / verrijking van het atelierwerk. Objectief kijken naar kunst en een kunstwerk benaderen. Door waarneming en analyse van de relatie tussen vormgeving en inhoud van een kunstwerk komen tot kunstbeleving. Beheersen van een juiste vakterminologie en creatieve onderzoeksmethode. Situeren van een kunstwerk en/of kunstenaar binnen zijn historische context.
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De waarden van een kunstwerk verder laten ontdekken en leren analyseren. De kennis, analyse en bespreking van de componenten verder uitdiepen (op actieve en creatieve wijze): - wat de onderlinge relatie betreft, - wat de relatie naar de inhoud van het kunstwerk toe betreft. Inzien dat de stijl van een kunstwerk bepaald wordt door diverse componenten. Een methode aanleren en toepassen om een kunstwerk zinvol te analyseren en te bespreken. De leerlingen sensibiliseren voor de culturele actualiteit (tentoonstelling, museum- en/of concertbezoek enz.), creatieve uitingen en atelierwerk.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
11
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Kennis verwerven van de belangrijkste stijlstromingen of '–ismen', en hun vertegenwoordigers in de 19de en 20ste eeuw (en eventueel van vroegere periodes). Deze kennis is aanvullend bedoeld als achtergrond voor het adequaat onderzoek van een kunstwerk.
4
LEERINHOUDEN
4.1
Minimumprogramma
4.1.1
Beeldcomponenten:
Kennis, analyse en bespreking van de beeldcomponenten die reeds globaal zijn aangereikt in de lessen kunstinitiatie van de tweede graad, worden verder uitgediept. De hieronder vermelde opsomming geeft de componenten weer. Het is echter niet de bedoeling dat alle componenten systematisch aan bod komen. De bespreking van concrete voorbeelden dient te gebeuren met het accent op de 19de, 20ste eeuw en de actuele kunst maar met voldoende ruimte voor andere perioden. Architectuur: - functie en betekenis - materiaal - constructie en bouwprincipe - grondplan - doorsnede - opstand - interieur - kleur - licht - inplanting en relatie met de omgeving - relatie tot de mens: toeschouwer, bezoeker, bewoner - … Beeldhouwkunst: - functie en betekenis - iconografie - materiaal en techniek - grootte - vorm en restvorm - snijlijnen en kruislijnen - beweging - oppervlaktebehandeling - kleur - lichtwerking - plaatsing en relatie tot ruimte, omgeving, architectuur … - relatie tot de mens: toeschouwer … - …
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
12
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Schilderkunst: - functie en betekenis - iconografie - materiaal en techniek - grootte - vorm - compositie - krachtlijnen - ruimtewerking - kleur - licht - oppervlaktebehandeling - plaatsing in en relatie tot ruimte, omgeving, ander werk, architectuur - relatie tot de mens: toeschouwer, participant … - … De relatie tussen de beeldcomponenten onderling in de vormgeving van het kunstwerk wordt verder bestudeerd De specifieke relatie tussen de vormgeving en de inhoud ( betekenis, doelstelling en sfeer) wordt geanalyseerd. 4.1.2
Methoden
Er zijn diverse methoden om op zinvolle wijze kunstwerken te ervaren. Een methode kan zijn: eerste kennismaking met het kunstwerk (beschrijven van wat er te zien is): BEKIJKEN onderzoek van: x een of meer componenten, specifiek voor dat kunstwerk; x en/of de filosofie, achtergrondvisie, tijdsgeest …van de kunstenaar: BEGRIJPEN betekenis, interpretatie en beoordeling van het kunstwerk/ de kunstenaar: BELEVEN Iedere stap van het proces moet kunnen verwoord worden. De verwoording schept immers de mogelijkheid tot het kunnen TOETSEN aan elkaars visie en beleving. De hierboven vermelde leerinhouden (componenten van de beeldtaal & methoden) dienen vooral aangeboden te worden: -
via studie van de kunst van de 19de en 20ste eeuw en de actuele kunst; via het actuele kunstgebeuren ( tentoonstellingen, musea, galerijen, ateliers, veilingen …); als voedingsbodem en verrijking van eigen atelier-werk; als persoonlijke evaluatiemogelijkheid van atelier-werk.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
13
Artistieke opleiding 3de graad KSO
4.1.3
Kennis in verband met de 19de en 20ste eeuwse stijlrichtingen en hun belangrijkste vertegenwoordigers
De hieronder vermelde opsomming van stijlstromingen is niet volledig en enkel bedoeld als leidraad bij de uiteindelijke keuze: x neoclassicisme, x romantiek, x realisme, x impressionisme, x neo-impressionisme, x voorlopers kunst 20ste eeuw, x symbolisme, x architectuur en toegepaste kunsten rond 1900, x expressionisme, x fauvisme, x kubisme, x surrealisme, x abstracte kunst, x kunst na 1945, x actuele kunst x … De betekenis van één kunstenaar: stijlevolutie, werk, invloed, visie, denkproces. Bespreking van één thema (voorstelling, vorm, stijl, materiaal, techniek ...) uitgewerkt door verschillende kunstenaars in verschillende stijlperiodes. 4.2
Uitbreiding
De elementen uit de hiernavolgende opsomming of schematische voorstelling worden als leerinhoud aangewend, wanneer deze kaderen in de eigenheid van een lesonderwerp en eventueel binnen het atelierwerk: -
-
volkskunst, interactie tussen Europese kunst en niet- Europese kunst, verband kunst-reclame, andere kunstdisciplines zoals mode, juweel, meubel, affiche, foto… , componenten en aspecten van de filmtaal en het filmgebeuren (samenstelling en taken van de filmploeg, synopsis, scenario en draaiboek, camerabeweging en opnamehoek, beeldcompositie, kadrering en plans, sfeer, belichting en klank, verhaalstructuur, decor, muziek, kostuum …), componenten en aspecten van de muziektaal (genre, stijl, melodie, ritme, klankkleur, klanksterkte, samenklank, vorm, structuur …), voorbeelden uit de muziekgeschiedenis ter vergelijking met voorbeelden uit de geschiedenis van de beeldende kunsten, functie van de kunst: kunst als spiegel van de tijd en/of signaal in de tijd, …
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
14
Artistieke opleiding 3de graad KSO
5
DIDACTISCHE WENKEN
Naast vakkennis en pedagogische onderlegdheid zijn geestdrift en overtuiging van de leerkracht onmiskenbare kwaliteiten om het vooropgezette doel te bereiken. Het bezielende woord werkt, zeker in dit vak, stimulerend. Aan de basis van elke les ligt de waarneming. Het leerproces geschiedt altijd aan de hand van representatief en kwalitatief beeld- en/of klankmateriaal. Illustratie is conditio sine qua non. In plaats van de leerlingen te overladen met encyclopedische kennis, zal men hen door analyse van representatieve voorbeelden actiever en intenser bij de kunstbeschouwing betrekken. Ontleding en bespreking gebeuren op het niveau van de leerlingen. De leerlingen zullen zoveel mogelijk zelf ontdekken en analyseren, en als het kan zelf aan het woord komen. Wat ze zelf ontdekken zullen ze beter onthouden en gemakkelijker als vaardigheid beheersen. Het onderwijsgesprek verdient bijzondere aandacht; andere werkvormen (vertelvorm, didactische uiteenzetting e.a.) zijn vanzelfsprekend mogelijk. Meer dan eens zal naar dezelfde goed gekozen voorbeelden worden verwezen, om zo door herhaling, door vergelijking en tegenstelling met ander beeldmateriaal de stijlkarakteristieken enz. scherper in profiel te plaatsen. Naast assimilatie van de voorgeschreven leerinhoud zullen de leerlingen in de derde graad ieder persoonlijk de kans krijgen om op een persoonlijke wijze en op hun niveau, een kunstwerk (in onderlinge overeenstemming met de leerkracht en het leerplan) te ontleden via diverse individuele taken en met de nodige differentiatie. Hierbij krijgen ze de kans de aangeleerde methode zelfstandig te beoefenen. Het leerplan is gemeenschappelijk voor alle leerlingen, maar daarbinnen is er ruimte voor differentiëring, zowel binnen een zelfde klas als tussen klassen en scholen. De leerkracht zal erover waken dat de leerlingen de voorgeschreven inhoud kunnen verwerken en zich maximaal kunnen ontplooien. Differentiatie slaat onder andere op een verschil in tempo, keuze en voorbeelden, niveau van evaluatie enz … Didactische hulpmiddelen zijn onmisbaar: werkschrift, audiovisuele middelen, alle mogelijk beeldmateriaal, en in de groots mogelijke mate het directe contact met de kunstwerken zelf. Activatiemiddelen zoals het schetsen van plattegrond, opstand, gewelf, compositieschema, maar ook krachtlijnen; kleuren, lichtdonkerverdelingen en oppervlaktestructuren enz. en/of het samenstellen van een documentatiemap zijn belangrijke hulpmiddelen bij het persoonlijk en creatief verwerken en assimileren van de leerinhoud.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
15
Artistieke opleiding 3de graad KSO
6
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Om de lessen op een pedagogisch verantwoorde manier te kunnen geven, moet de leerkracht beschikken over een eigen lokaal waarin - naast de normale inrichting - de volgende uitrusting absoluut noodzakelijk is: - diaprojector met scherm en aangepaste verduistering, - een klankinstallatie, - videoapparatuur. In de schoolbibliotheek, die vlot toegankelijk is, zijn kunstboeken en tijdschriften met betrekking tot kunst voorradig.
7
EVALUATIE
De eindevaluatie wordt voorafgegaan door tussentijdse evaluaties gedurende het schooljaar. Zij maken als permanente begeleidingen deel uit van het leerproces. De eindevaluatie geeft dan informatie over de mate waarin de leerling geëvolueerd is en de vooropgestelde doelstellingen bereikt heeft, zodat de leraar in samenspraak met de klassenraad adviserend kan optreden op het einde van het schooljaar. Deze evaluaties moeten beantwoorden aan de algemene doelstellingen en de leerplandoelstellingen of een deel ervan. De nadruk ligt ook bij evaluatie op de waarneming. Toetsen gebeuren zoals het leerproces zelf, zoveel mogelijk aan de hand van representatief beeld/klankmateriaal. Naast toetsen kan evaluatie ook slaan op actieve werkvormen: - een persoonlijk werk, zoals het onderzoek van een bepaalde stijl (of een fragment ervan), van een kunstenaar of van een bepaald kunstwerk uitgaande van de gegeven lessen; - een presentatie (niet noodzakelijk gesproken) van een stijl, een kunstenaar of een kunstwerk; - een documentatiemap aangelegd door de leerling, met beeldmateriaal. Het kan nooit de bedoeling zijn louter feiten/data/kenmerken/namen te kunnen opsommen. Bij het peilen naar inzicht is de gevolgde redenering belangrijker dan de feitelijke correctheid.
8
BIBLIOGRAFIE
- ARTS, Th., VAN DEN BOOGAERD R. e.a., Zienderogen kunst, dl. 3, Den Bosch, Malmberg, 1983, 175 blz. - BR, N., Beeldende kunsten in de 19de eeuw, Het Spectrum, Utrecht, 1991, 229 blz. - BÄR, N., Nieuw handboek voor de kunstgeschiedenis. Kunst van 1900 tot 1945, De Bilt, Cantecleer, 1984, 192 blz. - BÄR, N., Nieuw handboek voor de kunstgeschiedenis. Kunst na 1945, De Bilt, Cantecleer, 1982, 150 blz. - BÄR, N., Zicht op kunst, Educaboek, Culemborg, 1985. Kunstinitiatie D/2002/0279/023
16
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- BERGER J. e.a., Anders zien, SUN, Nijmegen, 1974, 162 blz. - BOMBRICH, E.H., Eeuwige schoonheid, Gaade/Unieboek, Houten, 1996, 688 blz. - BONGARD, W., Is de moderne kunst corrupt?, Gaade, Den Haag, z.j., 191 blz. - BRAND, J., e.a., Architectuur en verbeelding, Waanders, Zwolle, 1989, 317 blz. - BRITT, D. (red.), Moderne kunst. Van Impressionisme tot Postmodernisme, Atrium, Alphen aan de Rijn, 1994, 416 blz. - COLLINS, J., e.a., De schildertechnieken van deze eeuw. Dertig beroemde kunstenaars in close up. De Bilt, Cantecleer, 1983, 190 blz. - CUMMING R., Kijken en zien, Meulenhoff, Amsterdam, 1982, 62 blz. - CUMMING, R., Kunst uit de doeken. - DENVIR, B., Het Impressionisme. De kunstenaars en hun werk, Lisse, Zuid, 1992, 424 blz. - DE SUTTER, H., Kunst in de 19de en 20ste eeuw, Van den Broele, Brugge, 1979, 60 blz. - DE VISSER, A., Hardop kijken, SUN, Nijmegen, 1986, 144 blz. - DE VISSER, A., Kunst met voetnoten. Inhoud en betekenis in de beeldende kunst, SUN, Nijmegen, 1989, 144 blz. - DE VISSER, A., De tweede helft. Beeldende kunst na 1945, SUN-Kritak, 1997, 430 blz. - DE JONG C., Schilderijen zien, Het Spectrum, Utrecht, 1966, 200 blz. - DOERNER M., Schilderkunst, materiaal en techniek, Gaade, Amerongen, 1981, 455 blz. - DUNLOPP, J., Kunst die de wereld schokte. Zeven opzienbarende kunsttentoonstellingen 1868-1937, Bussum, De Haan, 1972. - EGMOND J., DE POEL K., Kunstbeschouwing, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1985 (3), 192 blz. - ELIAS, J.S.W., Geschiedenis van de Europese beeldhouwkunst, Prisma, Utrecht, 1966, 279 blz. - FRAMPTON, K., Moderne architectuur. Een kritische geschiedenis, SUN, Nijmegen, 1988, 444 blz. - GETTINGS, F., De kunst van het kijken, Gaade, Amerongen, 1985, 96 blz.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
17
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- GOLDSCHMIDT, E., Sinds 45, 3 delen. Brugge, Desclee-Debrouwer, 1970/1973, 304 blz./304 blz./208 blz. - GOMBRICH, E.H., Eeuwige schoonheid, Bussum, De Haan, 546 blz. - HAFTMANN, W., Schilderkunst in de 20ste eeuw, Lemniscaat, Rotterdam, 1977, 416 blz. - HARRIS, N., De geschiedenis van het impressionisme, Zutphen, Alphen a/d Rijn, 1980, 319 blz. - HAUSER, A., Sociale geschiedenis van de kunst, SUN, Nijmegen, 1975, 686 blz. - HIBBARD, H., Hoogtepunten van de beeldhouwkunst, Amsterdam Brussel, Elsevier, 1978, 239 blz. - HOMMES, E., Prisma van de kunst. Circa 2000 begrippen van a tot z verklaard, Het Spectrum, Utrecht, 1990, 287 blz. - HUGHES, R., Kritisch, in vredesnaam kritisch. Over kunst en kunstenaars. Leuven, Kritak, 1990, 308 blz. - HUGHES, R., De schok van het nieuwe. Kunst in het tijdperk van verandering, Veen, Leuven, Davidsfonds, Utrecht, 1991, 424 blz. - HUNTER, S., e.a., 100 jaar moderne kunst. Van postimpressionisme tot heden, Amsterdamboek, Amsterdam, 1977, 351 blz. - ITTEN, J., Kunst en kleur, De Bilt, Cantecleer, 1973, 157 blz. - JAEGER, S., Stijlengids, De Bilt, Cantecleer, 1985, 150 blz. - JANSON, H.W., Wereldgeschiedenis van de kunst, Bussum, De Haan, 1991, 824 blz. - JANSON, H.W., De geschiedenis van de schilderkunst, Bentveld, Aerdenhout Landshoff, 1977, 768 blz. - JENCKS, Ch., Modern Movements in Architecture, Anchor Press, USA, 1973, 432 blz. - KAPPELMAYR, B. (red.), Geïllustreerd handboek van de kunst, De Hoeve, Alphen a/d Rijn, 1995, 480 blz. - KOPPERS, P. e.a., Goed bekeken, De Bilt, Cantecleer, 1985, 114 blz. - LEINZ, G., Moderne kunst zien en begrijpen, Kon. Smeets, Weert, 1987, 380 blz. - LUCIE-SMITH, E., Kunst nu. Kunst vanaf 1960, Thot, 1 Bussum, 996, 512 blz. - LUCIE-SMITH, E., Moderne kunst van abstract expressionisme tot postmodernisme, Agon, Amsterdam, 1990, 552 blz. Kunstinitiatie D/2002/0279/023
18
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- LUTZELER, H., Verklarend kunstwoordenboek, Gaade, Amerongen, 1982, 202 blz. - MEKKINK, M. e.a., Kunst van nu. Encyclopedisch overzicht vanaf 1970, Leiden, 1995, 336 blz. - MULLER, W., VOGEL, G., Sesam atlas van de bouwkunst, deel 2, Bosch en Keuning, Baarn, 1976 & 1983, 600 blz. - NICOLAUS, K., Het schilderij: materiaal techniek behoud, De Bilt, Cantecleer, 1981, 263 blz. - NORWICH J.J., Geschiedenis van de bouwkunst, Atrium, Alphen aan de Rijn, 1986, 287 blz. - PAWLIK, J., e.a., Beeldende Kunst. Begrippen en lexicon, Brugge, Orion Nijmegen, Gottmer, 1978, 358 blz. - PEVSNER, N., Europese architectuur, deel 2,, A. Donker, Rotterdam, 19791984 (34), 258 en 290 blz. - PIPER, D., e.a., Encyclopedie van de schilder en de beeldhouwkunst, 2 delen. Utrecht, Veen, Antwerpen, Reflex, 1986, 471 blz.491 blz. - RASMUSSEN, R., Architectuur beleven, Staatsuitgeverij, 's Gravenhage, 1983, 252 blz. - READ, H., Kunst zien en begrijpen, UtrechtAntwerpen, Het Spectrum, 1962, 170 blz. - READ, H., Moderne beeldhouwkunst, Gaade, Den Haag, 1964, 312 blz. - READ, H., Moderne schilderkunst, Gaade, Den Haag, 1959, 376 blz. - RISEBERO, B., Architectuur. Vijftien eeuwen bouwkunst van de Westerse beschaving, Ploegsma, Amsterdam, 1990, 288 blz. - Schilderkunst van A tot Z. Geschiedenis van de schilderkunst van oorsprong tot heden. Lisse, Rebo, 1997, 766 blz. - SCHOOLMEESTERS, A., Inleiding tot de moderne kunst, Acco, Leuven, 1983, 275 blz. - STANGOS, N., e.a., De kernbegrippen van de moderne kunst, Meulenhoff, Amsterdam, 1985, 360 blz. - STUBBE, A., Algemene kunstleer, Heideland, Hasselt, 1960, 156 blz. - VAN DEN AKKER, L.J., Kunsthistorisch overzicht, 2 delen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984 & 1985, 96 en 207 blz. - VAN DER LINDEN, F., De grafische technieken, De Bilt, Cantecleer, 1979, 224 blz.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
19
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- VAN RHEEDEN, H. (red.), Kunstgeschiedenis in het onderwijs, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, 321 blz. - VAN DER LINDEN, F., De grafische technieken, De Bilt, Cantecleer, 1979, 224 blz. - VAN LAARHOVEN, J., Van Prehistorisch tot Postmodern, SUN, Nijmegen, 1993, 216 blz. - VAN LEEUWEN, F., Een goede eeuw kunst. Kijken naar de Modernen van omstreeks 1850 tot heden, VRT Instructieve Omroep, Brussel, 1989. - VENTURA, P., Beroemde schilders. Ontdek de wereld achter het schilderij, Lannoo, Tielt, 1983, 160 blz. - VRIEND J.J., Stijlen in de bouwkunst, AmsterdamAntwerpen, Kosmos, 1979, 82 blz. - WATKIN, D., De Westerse architectuur. Een geschiedenis, SUN, Nijmegen, 1994, 591 blz. Muziek - ANDRIESSEN, P., Muzikale exploiraties, deel 5, De Monte, Leuven, De Sikkel, Antwerpen. - ANDRIESSEN, P., Muziek zien, 2 delen, Artis Historia, Brussel. - BERENDT, J.E., Jazz van New Orleans tot Cool, Het Spectrum, Antwerpen. - BOSSUYT, I., Beknopt overzicht van de muziekgeschiedenis, Acco, Leuven. - BOSSUYT, I., Muziekgeschiedenis, 4 delen, Acco, Leuven. - BOEREBOOM, M., Handboek van de muziekgeschiedenis, 4 delen, De Nederlandsche. - BROECKX, J.L., Grondslagen van de muziekgeschiedenis, Metropolis, Antwerpen. - DEFOORT, A., Muziek, muziek, Lannoo, Tielt. - DEFOORT, A., Esthetica: beeld - muziek, Den gulden Engel, Antwerpen, 1993. - DERAEDT, P., Muziekgeschiedenis met luisteroefeningen, Vanden Broele, Brugge, 1977. - EECKHOUT, A., Muzikale exploiraties, Notenboom, Bierbeek, 1981. - FORDHAM, J., Jazz: geschiedenis, instrumenten, musici, platen, Gaade/Unieboek, Houten, 1994.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
20
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- GAMMOND, P., Encyclopedie van de klassieke muziek: praktische inleiding in de wereld van de muziek, Atrium, Alphen aan de Rijn, 1992. - GOULDING, P.H., Klassieke muziek: de 50 bekendste componisten en 1 000 van hun beroemdste werken, Bigot & Van Rossum, Baarn, 1994. - HAMBURG, O., Muziekgeschiedenis in voorbeelden, Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen. - HEIDINGA, M., Muziek, weten wat je hoort, Infoboek NV, Nijgh & Van Ditmar, Meerhout. - HOET, SUYKERBUYK, EVERTSE, Da Capo, Plantijn, Deurne, 1989. - KNOCKAERT, Y., Muziekgeschiedenis, 2 delen, De Garve, Brugge. - KRIEKEMANS, H., Algemene muziekcultuur in drie delen, Libri Musicae, Wolvertem, 1919. - KRUITHOF, J. e.a., Mijlpalen van de muziek, 3 delen, Harenberg, Brussel. - MARTIN, G., Popmuziek, Het Spectrum, Antwerpen/Utrecht. - RASCH, R., Lexicon klassieke muziek, Kosmos, Utrecht, 1993. - ROBIJNS, J. e.a., Algemene Muziekencyclopedie, 10 delen, Bosh en Keuning, Baarn. - SABBE, H., All that music!, Een antropologie van de Westerse muziekcultuur, Acco, Leuven. - STORMS, G., Pop in de klas, Servire, Katwijk, 1982. - WUYTACK, J., SCHOLLAERT, P., Actief muziek beluisteren, De Monte, Leuven. Tijdschriften - Adem, driemaandelijks tijdschrift voor muziekcultuur, Lemmensinstituut, Leuven. - Arsis, driemaandelijks muziekpedagogisch tijdschrift, VLMO, Hasselt. - Kunst en cultuur, maandblad van het paleis voor Schonen Kunsten, Brussel. - Muziek en woord, VRT, Brussel. - Ouverture, tijdschrift voor muziekpedagogie, Leuven.
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
21
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Reeksen Dover Collection (Dover Publications, Inc.: New York). Drempelreeks (Zeist, Het Vrij Geestesleven). Geschiedenis van de schilderkunst, 27 delen. Utrecht (Het Spectrum). Grote ontmoetingen. Kunsthistorische monografieën (Brugge, Orion). Privé-domein (Amsterdam, Arbeiderspers). World of Art (Thames and Hudson). Reeksen van de uitgeverijen Taschen (Deurne, Boeken Diogenes), Könemann, Atrium/Terrail. Dossiers van de Vereniging van Vlaamse Leerkrachten (VVL)
Kunstinitiatie D/2002/0279/023
22
Artistieke opleiding 3de graad KSO
ATELIER ARTISTIEKE OPLEIDING Derde graad KSO Eerste leerjaar:17 uur/week Tweede leerjaar: 17 uur/week
D/2002/0279/023
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
23
Artistieke opleiding 3de graad KSO
INHOUD
1
LEERLINGENPROFIEL - BEGINSITUATIE .......................................
25
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN .........................................................
25
3 3.1 3.2 3.3 3.4
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN ................... Beeldende vormgeving ................................................................................ Grafische vormgeving ................................................................................. Ruimtelijke vormgeving .............................................................................. Waarnemingstekenen ..................................................................................
26 26 27 28 29
4
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ........................................
31
5
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN ................................................
32
6
EVALUATIE ...............................................................................................
32
7
BIBLIOGRAFIE .........................................................................................
33
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
24
Artistieke opleiding 3de graad KSO
1
LEERLINGENPROFIEL - BEGINSITUATIE
De leerlingen kiezen voor "Artistieke opleiding" omdat het inhoudelijke aanbod en de geest aansluiten bij hun persoonlijkheidsstructuur en hun interesses. Sommige leerlingen volgden in de tweede graad reeds de studierichting "Artistieke opleiding" of komen uit een andere KSO-richting. Anderen doorlopen niet de volledige cyclus en komen vanuit ASO- of TSO-studierichtingen in "Artistieke opleiding" terecht. Het is dan ook een zeer heterogene groep. Van hen mag worden verwacht dat zij belangstelling hebben voor kunst in het algemeen en voor toegepaste kunsten in het bijzonder en dat zij voldoende artistiek gemotiveerd zijn. De leerlingen die in de tweede graad geen KSO-studierichting gevolgd hebben zullen wellicht onvoldoende teken- en technische vaardigheid bezitten, minder inzicht hebben in de beeldvorming en beperkter zijn in hun creatieve en expressieve mogelijkheden. Individuele begeleiding, differentiatie en eventueel ook inhaallessen kunnen hierbij tegemoet komen aan de opgelopen achterstand.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Leerlingen kunnen: Beeldtaal aanwenden in functie van een objectieve of subjectieve beeldende expressie. De verworvenheden en inzichten vanuit de tweede graad verder onderzoeken en toepassen op een zelfstandige wijze. Een persoonlijke beeldtaal ontwikkelen. Een persoonlijk standpunt innemen ten opzichte van een gegeven. Attent zijn op de manier van benaderen, op de evolutie van het werk, de metamorfose, de eigen inbreng en de beleving van betrokkenheid en relatie met het onderwerp. Op een efficiënte, artistieke en persoonlijke wijze vorm geven aan informatie en dit binnen de grenzen van de opdracht of het project. Originaliteit en waarachtigheid aanvoelen en herkennen in een beeldend werk. Technische vaardigheden en kennis van grondstoffen, materialen en technieken kiezen en aanwenden in functie van het gegeven en van een optimale expressie. Verworven leerinhouden van de verschillende ateliers en van Kunstinitiatie adequaat integreren in het eigen werk. Efficiënte werkmethodes ontwikkelen. Zich documenteren en bezitten een efficiënte onderzoeksmethode.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
25
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Het eigen werk verbaal voorstellen en verantwoorden. Eigen werk en dat van anderen ervaren, opnemen, beleven, betekenis geven, kritisch bekijken en bevragen. Groeien naar zelfstandigheid via opdrachten waarbinnen geleidelijk naar een meer persoonlijke werkorganisatie gestreefd wordt.
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN
3.1
Beeldende vormgeving
3.1.1
Leerplandoelstellingen.
Leerlingen kunnen: Het verworven inzicht in de relatie tussen de beeldende middelen, beeldende materialen en beeldende technieken vanuit de tweede graad verder uitdiepen. De beeldende middelen, materialen en technieken tot een organisch geheel verwerken. De beeldende middelen, materialen en technieken in relatie brengen tot de inhoud. Verworven esthetische begrippen in onderlinge relatie brengen en in eigen werk integreren. Ontwikkelen hun verbeeldingskracht, de mogelijkheid tot beeldende expressie en technische vaardigheden. Zelfstandig en op een creatieve wijze kiezen welke beeldtaal, beeldende techniek en beeldend materiaal gebruikt worden bij het vormgeven aan een persoonlijke visie of boodschap. Beeldtaal zien als een geheel van tekens met een bepaalde betekenis in relatie tot elkaar en tot de inhoud. Zelfstandig en bewust relaties leggen tussen beeldende middelen en inhoud en vanuit dit inzicht met beeldende middelen omgaan. Inzien welke rol de subjectiviteit speelt in de benadering van beeldend werk (eigen gemoedstoestand, culturele bagage, technisch inzicht ...) 3.1.2
Leerinhouden.
Beeldende elementen: - compositie - vorm - kleur - … Beeldende materialen Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
26
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Beeldende technieken (Zie hiervoor ook naar het leerplan Artistieke opleiding van de tweede graad) 3.2
Grafische vormgeving
3.2.1
Leerplandoelstellingen
Leerlingen kunnen: Optimaal gebruikmaken van eigen uitdrukkingsmogelijkheden en ze gericht gebruiken in grafische opdrachten. De beeldende middelen efficiënt gebruiken in functie van een grafische opdracht. Diverse technieken ontdekken en toepassen, eigen aan de grafische wereld. De verbondenheid ontdekken tussen techniek, beeld en boodschap in een werk. Een opdracht analyseren aan de hand van de gegeven briefing. Een idee of gedachte visueel maken via schetsen, roughs. Een schets omzetten naar een afgewerkt product. Een opdracht persoonlijk verwerken. 3.2.2
Leerinhouden
Het gebruik van letters, woorden, tekst, beelden en illustraties in een grafische, beeldende en/of ruimtelijke vormgeving. Kleurgebruik in functie van grafische toepassingen. Typografie/lay-out: - lettertypes - relatie letter-beeld, letter-vorm, letter-inhoud, letter-kleur, letter-sfeer, … - functioneel gebruik van letters als beeldend, grafisch, communicatief element in diverse toepassingen. Beeld / Illustratie: - creatie van grafische beelden, illustraties … vanuit de beeldende middelen en gebruikmakend van de meest diverse technieken en materialen. - verwerken, manipuleren en toepassen van illustraties - zelf tekenen van illustraties
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
27
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Uitvoeringstechnieken: - drukvoorbereiding - beletteringstechnieken - display’s - zeefdruk - fotografie - … Computerinitiatie: - de computer als expressiemiddel - ontdekken, aanleren en gebruiken van de mogelijkheden van programma’s - van schets tot nettekening - mogelijkheden van scans, digitale fotografie, internet en andere aanverwante technieken ervaren 3.3
Ruimtelijke vormgeving
Het vastleggen van doelstellingen en het bepalen van leerinhouden voor het atelier ruimtelijke vormgeving veronderstelt een voorafgaandelijke duiding naar het toepassingsveld, dit omwille van de noodzakelijke relatie tussen de doelstellingen, leerinhouden en de specifieke toepassing. We onderzoeken het toepassingsgebied ruimtelijke vormgeving in de breedste zin van het woord. Het is niet de bedoeling om alle leerinhouden met betrekking toe de beeldende technieken en materialen aan bod te laten komen. Er dient een keuze gemaakt te worden rekening houdend met de aard van de opdracht of het project, de mogelijkheden van de leerling en de voorhanden zijnde accommodatie van de school. 3.3.1
Leerplandoelstellingen
De leerlingen kunnen: De beeldende middelen gebruiken en de juiste keuze maken in functie van een ruimtelijke opdracht. Door kennis en onderzoek, de verbondenheid ontdekken tussen techniek en boodschap in eigen werk en dat van anderen en streven naar perfect samensmelten van beide elementen in het scheppingsproces. Het ruimtelijk aspect onderzoeken en toepassen. Een relatie leggen tussen: - ruimtelijke vormgeving en de inhoud ( functionaliteit dient geconfronteerd met een artistiek verantwoorde vormgeving en expressie); - het uitwerken van de opdracht en de uitvoeringskosten; - het aspect tijd, de te kiezen technieken, de materialen, de dragers en de inhoud. Een opdracht of project op een methodische wijze ontwerpen en/of realiseren. De verworven werkstappen toepassen in uiteenlopende ruimtelijke opdrachten en met diverse technieken, materialen en dragers.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
28
Artistieke opleiding 3de graad KSO
3.3.2
Leerinhouden
De leerinhouden staan in functie van de keuze van de opdrachten of projecten. Ze worden inzichtelijk verworven via het onderzoeks-, vormgevings-, en uitvoeringsproces. Ruimtelijke opdrachten in de zo ruim mogelijke zin van het woord onderzoeken en toepassen. De opdrachten zijn gekoppeld aan een functioneel gegeven in relatie met een inhoudelijk aspect. De verschillende toepassingsgebieden waarnaar het vak zich richt zijn: - vrije ruimtelijke vormgeving, - installaties, - juweelontwerp, - mode, - publiciteit, - product-design, - interieurinrichting, - etalage, - decor, - … De opdrachten worden opgebouwd aan de hand van verschillende beeldende middelen gaande van zeer eenvoudig elementair tot meer uitgebreid en vormelijk of ruimtelijk ingewikkelder. De gebruikte materialen en technieken zullen vaak eigen zijn aan het functioneel en inhoudelijk karakter van de verschillende opdrachten. Hierbij is de betrachting om zo veel mogelijk verschillende materialen en technieken aan bod te laten komen, zonder dat dit echter een doel op zich wordt. In de derde graad is het aangewezen dat de leerlingen de gebruikte materialen en technieken zelf bepalen in functie van de eigen functionele en inhoudelijke interpretatie ten overstaan van de opdrachten. 3.4
Waarnemingstekenen
3.4.1
Leerplandoelstellingen
De leerlingen kunnen: Verworven basisprincipes omtrent waarneming en voorstelling uit de tweede graad verder onderzoeken en toepassen met een hogere moeilijkheidsgraad. Een complexere realiteit weergeven door verworven inzicht in de beeldende middelen. Waarnemen, bewust en gericht kijken, observeren, situeren en ordenen van de ons omringende wereld. Een object of een geheel van objecten herleiden tot hun basisconstructievormen. Ruimte- en diepteweergave ontwikkelen. Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
29
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Kleuren zien, ontleden en weergeven. De verworven leerinhouden vakoverschrijdend aanwenden in het geheel van de eigen beeldtaal en kunnen gebruiken in het toegepast en vrij beeldend werk. De leerlingen bezitten een persoonlijke manier van opmerken, noteren, schetsen en tekenen. 3.4.2
Leerinhouden
Bij waarnemingstekenen dienen de leerinhouden te worden aangebracht via thema’s die worden gekozen uit: - voorwerpen/stilleven, - fauna, - flora, - menselijke figuur, - architectuur/interieur, - landschap, - … Weergave vanuit het inzicht in de beeldende middelen met specifieke aandacht voor: - vorm: organische vormen, anorganische vormen - compositie: ordening binnen het werkvlak van · geïsoleerde elementen · gegroepeerde elementen - basisconstructie: constructieve opbouw via notitie van · richtingen · beweging · ritme · verhoudingen - ruimte: ruimtewerking, ruimte-illusie door · planvorming · volumesuggestie · lichtwerking · licht en schaduwweergave · kleur- en toonwaarden · perspectief · structuur / textuur / materiesuggestie Onderzoek via uiteenlopende beeldende materialen en technieken en door middel van diverse soorten weergaven zoals: - schetsen - uitgewerkte tekeningen - notitieschetsen - bewegingsschetsen - illustratietekeningen - presentatietekeningen - …
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
30
Artistieke opleiding 3de graad KSO
4
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
De leerstofafbakening is geen strak te volgen schema. Het laat ruimte voor: - een dynamische aanpak door de leraar, - voor een samenspraak tussen leraar en leerling, - voor een samenhang tussen de vakken. De inhouden van het atelier artistieke opleiding steunen op verworvenheden en inzichten vanuit de tweede graad. Voor die leerlingen die de nodige voorkennis onvoldoende bezitten kunnen individuele begeleiding, differentiatie en/of het aanbieden van inhaallessen een hulp zijn. De beeldende elementen, materialen en technieken staan steeds in relatie met elkaar en met de inhoud. Ze worden niet systematisch behandeld, maar komen aan bod naar graad van belangrijkheid en moeilijkheidsgraad binnen opdrachten, thema’s en projecten. Het ritme en de intensiteit van verdere uitdieping hangen af van de individuele evolutie en interesse van de leerling. Zowel de tweedimensionale als driedimensionale vormgeving worden onderzocht. De opdrachten worden zoveel mogelijk als geïntegreerde atelierprojecten aangebracht waarbij er een samenwerking is tussen grafische vormgeving, ruimtelijke vormgeving, beeldende vormgeving en waarnemingstekenen. Dit is een goede voorbereiding op de geïntegreerde proef van het tweede jaar van de derde graad. Naast het doceren als didactische werkvorm dient nadruk gelegd te worden op het zelf ontdekken en onderzoeken door de leerling. Een mogelijke invalshoek om de opdrachten te benaderen verloopt volgens het ontwerpmodel van B. Archer. De leerlingen kunnen volgens dit model op een methodische wijze ontwerpen en/of de opdrachten realiseren: 1 Briefing: opdracht analyseren naar doelgroep, inhoud, uitvoeringskosten, techniek, deadline, … 2 Informatieronde: brainstorming, documenteren, … 3 Ideeschetsen: voorstudies met constructieve tekeningen en 3-dimensionale ontwerpmodellen. 4 Uitdieping van de opdracht: inhoudelijk, creatief, artistiek, technisch, materiaalbepaling, … 5 Presentatie: grafisch en/of 3-dimensionaal, verschillende tekentechnieken en 3-dimensionale technieken. 6 Evaluatie: verband opdracht, verantwoording, bijsturing. Begrippen als assertiviteit en verbale vaardigheid komen hier aan bod. 7 Eventuele uitvoeringsfase: planning, werkschema, aanschaf materialen, uitvoering en afwerking. Om dit methodisch werken en denken te bevorderen houden de leerlingen een werkschrift bij waarin alle ontwerpen, inspiratiebronnen, teksten, verwijzingen, enz. tot een organisch geheel samensmelten. Dit werkschrift zal ook de schakel zijn tussen de student en de verschillende leraars.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
31
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Inzichten kunnen verruimd worden via: - verwijzing naar andere vakken - verwijzing naar de realiteit ( bedrijfsbezoek of bezoek aan ontwerpbureau, beurzen, …) - actualisering van de inhoud - bezoek aan een tentoonstelling - studie-uitstap - aanleggen van persoonlijke presentatiemap - presentatie en bespreking van eigen werk - … De lessenroosters zullen zo ingevuld worden dat de lessen optimaal gegroepeerd worden. Dit laat toe dat bezoeken aan musea, tentoonstelling, beurzen en … gemakkelijker kunnen georganiseerd worden en dat het atelierwerk vlot kan verlopen.
5
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
De diverse toepassingsvelden van de kunstvakken veronderstellen een aangepaste werkruimte met een aangepaste accommodatie om efficiënt te kunnen werken. De werkruimte dient uitgerust te zijn voor teken-, schilder-, grafisch- en ruimelijk werk: - degelijke werktafels - schildersezels of in de hoogte verstelbare tafels - stromend water met spoelbak - voldoende licht - richtbare kunstverlichting om studieobjecten te belichten - mogelijkheden om werk ten toon te stellen - ICT mogelijkheden In functie van de gekozen leerinhouden kunnen beschikken over een: zaag, boor, nietpistool, schuurmachine, slijpschijf, werkbank, decoupeerzaag, lasmateriaal, diaprojector met scherm, overheadprojector, … In de schoolbibliotheek zijn kunstboeken en tijdschriften met betrekking tot de beeldende kunsten, architectuur en toegepaste beeldende kunsten voorradig. Er moet ook voldoende bergruimte zijn.
6
EVALUATIE
De evaluatie maakt onverbreekbaar deel uit van het vormingsproces van de leerling. Geen enkel leerproces is immers mogelijk zonder een degelijk gefundeerde en constructieve evaluatie. Evaluatie dient dus niet om zomaar iets te constateren (slagen of mislukken), maar veel meer om de leerling bewust te maken van zijn mogelijkheden, van zijn fouten en van de wijzen waarop hij zichzelf en zijn resultaten kan laten evolueren. Op de eerste plaats is er de permanente individuele evaluatie. Dit gebeurt door het constant observeren, toetsen en remediëren van de leerling tijdens de opdrachten.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
32
Artistieke opleiding 3de graad KSO
Concreet betekent dit een permanent evalueren van: - de relatie opdracht - werkproces van de leerling, - het artistieke zelfbewustzijn, - de technische vakbekwaamheid, - de zelfstandigheid en het kunnen nemen van verantwoordelijkheid. Het dient dus in elk geval een onderzoek te zijn naar en door de relatie opdracht-leerling en mag zeker niet slechts een beoordeling van het product-resultaat beogen. Naast de individuele evaluatie dient zeker ook het ateliergesprek ruim aan bod te komen. Meer nog dan in de 2de graad immers kan het ateliergesprek hier als instrument voor evaluatie gebruikt worden door het vakoverschrijdend aspect ervan. Het ateliergesprek is een onderling toetsen van verwachtingen in verband met de opdracht, het individu, de groep, de atelierleraars, de maatschappij. De atelierleraars zorgen ervoor dat deze vorm van evaluatie gebeurt als een confrontatie binnen en in een gesprek. Tevens wordt er duidelijk gewezen op de vorderingen en de eventuele tekortkomingen wat betreft de technische vaardigheden, de verbeelding, de emotionele betrokkenheid, het engagement en het verstandelijk inzicht. Daarnaast dienen er ook regelmatig tussentijdse (periodieke) evaluaties te gebeuren door het volledige team atelierleraren. In het 2de leerjaar van de 3de graad komt daar uiteraard het evalueren van de geïntegreerde proef bij, waarbij het team wordt aangevuld met externe juryleden. Dit in voorbereiding van de uiteindelijke eindevaluatie. Deze eindevaluatie zal met bepaalde zekerheid uitspraak moeten kunnen doen over de toekomstmogelijkheden van de leerling en kan ook oriënterende facetten bevatten naar verdere studies in hoger onderwijs, specialisatiejaren, …
7
BIBLIOGRAFIE
- BOWDEN, J., BAZLEY, M., The arts and Crafts of papier maché, Reed International Books Limited, London, 1990. - CHING, F.D.K., Form, Space and order. - DOERNER, M., Schilderkunst, Amerongen, W. Gaade, 1977. - EISSEN, K., Presenting Architectural Designs:Three-dimentional visualisation techniques. - EVERS, I., Het complete papierboek, De Bilt, Cantecleer. - GERRITSEN, F., Het fenomeen kleur, De Bilt, Cantecleer, 1978. - HONEYBONE, I., Grafiek info: creatief met karton, Kluwer. - ITTEN, J., Kunst en kleur, De Bilt, Cantecleer, 1985. - ITTEN, J., Beeldende kunst in beeld, De Bilt, Cantecleer, 1990.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
33
Artistieke opleiding 3de graad KSO
- ITTEN, J., Beeldende vormleer, De Bilt, Cantecleer 1982. - ITTEN, J., Kleurenleer, De Bilt, Cantecleer, 1971. - KOST, S., Papiertechnieken, De Bilt, Cantecleer. - MARTIN, J., Schetsen: technieken en materialen, Librero. - MULHERIN, J., Graphic design workshop: Presentatietechnieken voor de grafisch ontwerper. - MURPHY, J. & ROWE, M., Graphic design workshop: Het ontwerpen van merken en logo’s, Gaade. - QUISTON, L.Mc., KITTS, B., Grahic design: Bronnenboek, Gaade. - SMEETS, R., Ornament, symbool en teken, De Bilt, Cantecleer. - STEFFENS, H., Reclame in vorm, Wolters–Noordhoff, Groningen, 1989. - VERSTOCKT, M., De genesis van de vorm: van chaos tot geometrie, De Bilt, Cantecleer. - ZELANSKI, P., FISHER, M.P., Kleur: principe, theorie en toepassing, Gaade. Tijdschriften - Abitare: S.p.A., Corso Monforte 15, 20122 Milano, Italy. - Archis: Architectuur - Stedebouw - Beeldende Kunst, Kluwer Editorial, Santvoortbeeklaan 21-25, b 2100 Deurne. - Art Aurea: Das Magasine für angewandte Kunst und Design, Ebner Verlag GmbH & co., KG Karlstrasse 37, D 89073 ULM (Donau). - Domus dossier: Editoriale Domus, Subscription Department, P.o. box 13080, 20130 Milano, Italy. - Kwintessens: Vlaams tijdschrift voor kunstambacht en vormgeving, VIZO, Bisschoffsheimlaan 23-25, Brussel. - Ottagono: Industrial Design Quarterly, CO.P.IN.A., Via Melzi D’Eril 26, 20154 Milano, Italy.
Atelier artistieke opleiding D/2002/0279/023
34
Artistieke opleiding 3de graad KSO