Vlaams Samenwerkingsverband Dagcentra (VSD) De v.z.w. groepeert en vertegenwoordigt de dagcentra binnen de Bijzondere Jeugdbijstand DAGCENTRA VOOR INTEGRALE GEZINSBEGELEIDING - Profieltekst. Na enkele jaren van experimenteren werden de eerste dagcentra in 1985 van overheidswege erkend en bestonden ze naast residentiële voorzieningen. Tussen de dagcentra onderling is er sinds het ontstaan een permanente uitwisseling gebeurd. De werkvorm ontwikkelde zich gaandeweg en onderging ook invloeden van andere tendensen in het welzijnswerk. Elk dagcentrum is uniek en wil zijn eigenheid en autonomie in denken en handelen vrijwaren. Toch is er eenheid in deze verscheidenheid. Van deze eenheid wil deze tekst de uitdrukking zijn.
1. Maatschappelijke context en beleidskeuze Vanuit onze hedendaagse welvaartsmaatschappij willen we twee opmerkingen maken. Eerst en vooral stellen we vast dat onze samenleving een groep mensen creëert die maatschappelijk zeer kwetsbaar zijn, en daardoor ook kwetsbaarder in hun relatie en in hun opvoedingssituaties worden. Voorts merken we op dat "het moeilijk hebben met je eigen kinderen opvoeden" een maatschappelijk taboe blijft: men gaat er van uit dat iedereen 'goed opvoeden' met de moedermelk heeft meegekregen. Vanuit deze opmerkingen pleiten we in de eerste plaats voor een gezinsbeleid. Alle gezinnen met kinderen zouden ondersteuning en bijstand moeten kunnen krijgen (de conventie voor rechten van het kind voorziet dit trouwens in artikel 18.2). Wanneer er vorm gegeven wordt aan het uitbouwen of ombouwen van de bijstand in opvoedingssituaties dan zou één gedachte centraal moeten staan, namelijk dat het gaat om hulpverlening aan gezinnen. Binnen dit pakket van opvoedingsbijstand dat door de overheid aan de ouders gewaarborgd wordt, kunnen de dagcentra een specifieke plaats innemen. In het gevolg van deze tekst gaan we uitvoerig in op de visie en de werking van de dagcentra die momenteel in Vlaanderen actief zijn.
2. Dagcentra voor integrale gezinsbegeleiding De overtuiging dat cliënten handelingsbekwaam zijn en de gerichtheid op emancipatie (zelfwerkzaamheid,weerbaarheid en participatie) zijn de voornaamste principes voor respectvolle en effectieve hulpverlening. Zorg voor kinderen is slechts zinvol als hun problemen betekenis krijgen in de samenhang met hun gezinnen. Hieruit vloeit voort dat ook de "oplossingen", de uitwegen uit de problemen gezocht moeten worden binnen de gezinscontext en met het oog voor de totale gezinsproblematiek. Vandaar de naam: "dagcentra voor integrale gezinsbegeleiding". 2.1. De doelgroep Vaak wordt een gezin bij een dagcentrum aangemeld omdat 'men' (het gezin, de school, de huisarts, ...) vindt dat er (gedrags-)problemen zijn met een kind. Vaak ziet men daarbij ook de pedagogische onmacht van de ouders. We gaan ervan uit dat dit alles is ingebed in een veelheid van problemen die op een complexe manier op elkaar inwerken. Baartman (1988) schrijft: 'Wat de inhoud betreft, manifesteren de problemen zich niet alleen op het vlak van opvoeding, maar eveneens op andere gezinstaken: het voeren van het huishouden, het verwerven en handhaven van de maatschappelijke positie, de partnerrelatie: het individuele (on)welzijn van de gezinsleden. Meestal zijn meerdere van deze gezinstaken als problematisch te omschrijven. Dit gaat dikwijls zo ver dat de totale gezinssituatie als problematisch beleefd wordt. Al deze stressoren ondermijnen systematisch de draagkracht van het gezin zodat iemand (de ouders) ten einde raad een vraag om hulp laat (laten) horen. De aard van de problematiek kan geregeld omschreven worden als
weerbarstig, complex, chronisch en transgenerationeel." Dit maakt vaak een intensieve begeleiding van de ouders en overige familieleden noodzakelijk en vereist bovendien een rechtstreekse en regelmatige begeleiding van de jongere of het kind. Alhoewel zich een complexe problematiek kan voordoen in gezinnen van elke maatschappelijke klasse, en als zodanig in een dagcentrum begeleid kan worden, heeft de werkvorm op zich een aantal werkinstrumenten die geschikt zijn om aan maatschappelijk kwetsbare gezinnen hulp te verlenen (o.a. het laagdrempelig informeel aanbod aan de gezinnen, delen van ervaringen met de kinderen, bereikbaarheid, ...) 2.2. Integrale begeleiding Gezien het doelpubliek van de dagcentra vaak in heel diverse aspecten van zijn functioneren gelijktijdig bedreigd wordt, werken de dagcentra met een integrale begeleidingsvorm die alle onderdelen van het gezinsfunctioneren kan ondersteunen (dus zowel pedagogisch. als rationeel en sociaal, als financieel en materieel). 2.3. Situering in de Bijzondere Jeugdbijstand Men kan de opvang van kinderen typeren als semi-residentieel. De gezinswerking daarentegen heeft alle kenmerken van een intensieve ambulante begeleiding, zoals deze ook geboden wordt door de later opgerichte ambulante thuisbegeleidingsdiensten. De eigenheid van de werkvorm dagcentra moet gezien worden in de geïntegreerde combinatie van methodieken, namelijk begeleidingsmethodieken gericht op gezinnen gecombineerd met methodieken gericht op het kind, de jongere. 2.4. Instap Enkel het Comité voor Bijzondere jeugdzorg (verder Comité) en de Jeugdrechter (verder JRB) zijn bevoegd om het dagcentrum in te schakelen. Leerkrachten, PMS-medewerkers, gezinnen zelf enz,... moeten zich dus richten tot hoger vermelde officiële verwijzers. Het is noodzakelijk dat tijdens de 'instap-procedure' de plaats en de rol van Comité of Jeugdrechtbank uitvoerig wordt toegelicht. Wanneer ouders een vraag stellen om hulp bij de opvoeding van hun kinderen, is het de consulent die het verloop van de hulpverlening coördineert. Het is deze consulent die hen doorverwijst naar de hulpverleningsvorm die het beste hij hun vraagstelling aansluit. Er kan voor een dagcentrum gekozen worden: • Als het kind als ingangspoort tot de problematiek belangrijk is. De lezing dat het kind het probleem vormt, wordt aanvaard. In de begeleiding zullen voor het probleemgedrag gaandeweg nieuwe betekenissen worden gezocht. • Als de draagkracht van het gezin te klein is geworden voor de problematiek. Door beperkte opvang van het kind wordt de zorg van ouders tijdelijk en beperkt gedeeld. • Als de opvang van het kind een meerwaarde betekent binnen de begeleiding. Aparte en intensieve aandacht voor het kind kunnen noodzakelijk zijn (verwerken van bepaalde ervaringen, aanleren van sociale vaardigheden, huiswerkbegeleiding, ...).
3. Begeleidingsaanbod De essentie van het begeleidingsaanhod bestaat uit het werken met het gezin en de gezinscontext in combinatie met de opvang van één of meer jongeren uit dit gezin. Een begeleiding zal gelukt zijn wanneer het gezinsfunctioneren dermate veranderd is dat het gezin opnieuw zelfstandig zijn problemen kan oplossen, of wanneer het gezin ermee akkoord gaat dat een andere begeleidingsvorm een betere oplossing voor het probleem biedt. Vanuit deze doelstellingen worden een aantal middelen gehanteerd. We maken een onderscheid tussen middelen die essentieel zijn voor alle begeleidingen en een aantal extra-inzetbare middelen die ingezet kunnen worden, afhankelijk van behoeften van gezinnen en van de aard van de problemen. De essentiële middelen zijn de gezinsbegeleiding en de naschoolse begeleiding van het kind. Extrainzetbare middelen voor het gezin zijn de ouder- en gezinswerking, en netwerkhantering. De extrainzetbare middelen voor de kinderen zijn de buitenhuisbegeleiding, de samenwerking met de school, en de vakantiekampen. 3.1. Essentiële middelen 3.1.1. Begeleiding van gezinnen Wanneer een gezin in een dagcentrum terechtkomt, is het de begeleider van het dagcentrum die met hen op weg gaat. Het is belangrijk dat bij de 'instap' zowel de ouders als de consulent hun vraag en hun verwachtingen duidelijk formuleren en dat er samen gekeken wordt hoe het dagcentrum hieraan kan beantwoorden. Ouders weten dat wij als begeleiders ook met onze maatschappelijke bril naar hen kijken. Soms hebben we zelfs uitdrukkelijk die opdracht gekregen van de consulent. Wat wij kunnen doen is voortdurend 'heen en weer varen' tussen de belangen van de ouders en de belangen van de maatschappij. Deze 'brugfunctie' is essentieel in de begeleiding. Begeleidingen vinden normaal plaats in het gezin. Er kan ook met verschillende settings worden gewerkt. Daarbij kunnen ruimere familiale netwerken betrokken worden. Waar mogelijk wordt contact genomen met de niet-aanwezige ouder. Een begeleiding die aansluit op de normen en cultuur van een gezin betekent niet dat grenzeloos wordt meegegaan met de visie van het gezin. De begeleiding zoekt naar uitsluiting met het oog op het verstrekken van de potentieel gezonde elementen in het gezinsfunctioneren. Dit is een traag proces waarbij vanuit een emancipatorische benadering gewerkt kan worden rond volgende grote thema's: opnemen van opvoedingsverantwoordelijkheden en bevorderen van ontwikkelingskansen, verbeteren van de relaties tussen de gezinsleden én van de relatie tussen het gezin en de buitenwereld, verminderen van praktische en materiële belemmeringen. 3.1.2. Begeleiding van kinderen in het dagcentrum Deze is erop gericht een betrouwbare relatie aan te gaan om aldus een ruimte te creëren waarbinnen groei en ontwikkeling meer kansen krijgen. Individuele begeleiding en groepswerking dienen hetzelfde doel. Concreet merken we heel wat voordelen aan de combinatie van leefgroepwerk en van individuele begeleiding binnen het dagcentrum, en dit zowel naar (begeleiding van) de jongere individueel als naar (de begeleiding van) de jongere in zijn context. Kinderbegeleiding individueel en in groep bestrijkt veel thema's.
Verwerking van problemen, sociale vaardigheden verwerven, van gedachten wisselen over het dagelijkse leven, spelen, feesten, ... zijn enkele onderwerpen. Huiswerkbegeleiding krijgt eveneens veel aandacht. Zonder de taak van de leerkracht te willen overnemen is er, in samenspraak met de ouders, een opvolging van het schoolwerk mogelijk. Kinderbegeleiding is ondersteunend voor ouders. Het dagcentrum neemt tijdelijk en dus beperkt de zorg voor het kind over. Hierdoor kan de stress voor het gezin verminderen, terwijl de opvoedingsverantwoordelijkheid toch bij de ouders blijft. Begeleiding in een dagcentrum is geen uithuisplaatsing. De opvang is altijd een noodoplossing en tegelijkertijd ingrijpend. Toch wordt de dagcentrumopvang als minder ingrijpend ervaren dan een buitenhuisplaatsing. Qua structuur en organisatie kan de werking van het dagcentrum soepeler aansluiten op het gezinsleven. In het dagcentrum kan het kind iets leren voor zichzelf. Naar het dagcentrum komen heeft als belangrijk doel aan kinderen de kans te geven om plezier te hebben. Bekeken vanuit het oogpunt van het kind kan de stress van het dagelijks leven aanzienlijk afnemen door enkele uren of tijdens vakantiedagen te kunnen verblijven in een veilige, gestructureerde en voorspelbare omgeving. Het kind kan deelnemen aan zinvolle activiteiten waarbij het zichzelf en zijn talenten kan ontdekken. Het besef iets te kunnen, iemand te zijn, ligt aan de basis van een gezonde ontwikkeling. Het kind brengt zijn familie mee en vormt de link met de gezinsbegeleiding. Kinderbegeleiding richt zich nadrukkelijk tot het kind als individu in een welbepaalde context. Het delen van opvoedingservaringen geeft belangrijke informatie over het gezinssysteem, terwijl een kind ook een individu is met eigen, specifieke rechten en behoeften aan ontwikkeling. Dagcentrumbegeleiding kan voor bepaalde kinderen (levens)noodzakelijk zijn. Voor het kind in een zondebokpositie is het noodzakelijk dat het een andere rol krijgt, indien het zich goed wil ontwikkelen. Via de huiswerk- en de schoolbegeleiding kan het dagcentrum andere schooloriëntaties helpen zoeken. Een onaangepast onderwijs kan het verdere leven zwaar hypothekeren. Verder biedt het dagcentrum voor kinderen die in grote armoede leven tijdelijk een oplossing voor het gebrek aan basisvoorzieningen en dit in het vooruitzicht van het vinden van een meer duurzame oplossing. Ten slotte is het ook mogelijk ernstige verwaarlozing en mishandeling mee op te merken en te herkennen. Het dagcentrum vertegenwoordigt in deze extreme gevallen de samenleving die aan gezinnen toont wat kan en niet kan voor de ontwikkeling van de kinderen. 3.2. Extra-inzetbare middelen t.a.v. gezinnen 3.2.1. Ouder- en gezinswerking Groepswerk met ouders en/of gezinnen is een aanvullende mogelijkheid om vanuit een andere invalshoek dan de rechtstreekse hulpvraag mensen samen te brengen en te werken aan een vertrouwensband. De doelgroep bestaat uit alle volwassenen die de ouderrol opnemen. Dus ook nieuwe partners zijn welkom. Eén voorbeeld zijn de thematische ouderbijeenkomsten die gaan informeren ("wat doen we met luizen", "de werking van het O.C.M.W.",...) tot moedergroepen,
koffiekransen en kook- en naainamiddagen. Een andere vorm is de recreatieve, informele, gezinswerking. Hierbij denken we aan uitstappen, samen eten en feesten, een bezoekdag op kamp. Alle activiteiten bieden de ervaring dat het plezierig is om als gezin samen tijd door te brengen. 3.2.2. Netwerkhantering Netwerkhantering in het dagcentrumwerk situeert zich op twee niveaus. Nadat we deze beschreven hebben bekijken we specifiek de samenwerking met scholen, omdat die in de meeste begeleidingen aan bod komt. 3.2.2.1. Samenwerking met andere diensten Binnen de dagcentrumbegeleiding ervaren we hoe belangrijk het is om tegelijkertijd op verschillende levensdomeinen te werken (o.m. pedagogisch, psychosociaal, relationeel, materieel, financieel, administratief, ...) en dit in nauwe aansluiting hij de vraag en het tempo van het gezin. De veelheid aan probleemdomeinen impliceert veelal dat meerdere hulpverleners bij een gezin betrokken zijn en/of dienen betrokken te worden. De coördinatie van deze meervoudige hulp is van niet te onderschatten belang en wordt vaak door het dagcentrum opgenomen. 3.2.2.2. Het gezin en zijn leefomgeving Tijdens het proces van dagcentrumbegeleiding en in de nazorg gaat heel wat aandacht naar het activeren van een netwerk van hulpbronnen in en rond het gezin. 3.2.2.3. Samenwerking met scholen Schoolbegeleiding is een belangrijke troef van het dagcentrum, zeker wanneer het maatschappelijk kwetsbare gezinnen betreft die worden aangemeld. Om de schoolproblematiek van kinderen uit deze gezinnen aan te pakken is niet enkel revalidatie in schooltaken nodig. Het gaat veel verder. Zowel het gezin als de school hebben een eigen 'aandeel' in de gekende missing link waardoor leerlingen uit kansarme gezinnen minder aan de bak komen. Als we voor de maatschappelijk kwetsbare gezinnen dus een en ander willen verbeteren moeten we consequent zijn en op beide terreinen werken. In deze context dient de begeleider van kansarme leerlingen en hun gezinnen een brugfunctie op te nemen tussen gezin en school. Als dagcentrum hebben we, zowel in het concrete begeleidingswerk als in de structurele aanpak, heel wat mogelijkheden. 3.3. Extra-inzetbare middelen t.a.v. kinderen 3.3.1. Begeleiding van buitenhuisactiviteiten Buitenhuisactiviteiten voor jongeren kunnen voor het gezin momenten van rust betekenen terwijl ze anderzijds het kind de kans geven op het maken van vrienden en het vinden van identificatie- en steunfiguren, naast andere positieve effecten op fysiek, mentaal en sociaal gebied. 3.3.2. Samenwerking met scholen Een goede school- en studiekeuze, het bijwerken van leerachterstanden, het werken aan een positief leer- en opvoedingsklimaat, ... zijn onderwerpen waaraan het dagcentrum in een brugfunctie een bijdrage kan leveren. 3.3.3. Vakantiekampen
Dagcentra kunnen ervoor opteren om met de kindergroep "op kamp" te gaan. De begeleiders trekken er met de groep voor een aantal dagen op uit. Gedurende deze tijd wordt er intensief met elkaar geleefd. Er is vooral ruimte voor ontspanning en rust. Ze kunnen stoom afblazen en nieuwe energie opdoen, eigen grenzen ontdekken én verleggen.
4. Het V.S.D. Deze tekst is een ingekorte versie van de door het VSD opgemaakte nota "Dagcentra voor Integrale Gezinsbegeleiding". U kunt de integrale versie steeds verkrijgen tegen kostprijs bij ons secretariaat. Het VSD (Vlaams Samenwerkingsverband Dagcentra) groepeert en vertegenwoordigt de dagcentra binnen de Bijzondere Jeugdbijstand en dit met uitzondering van slechts enkele dagcentra. Het VSD is als VZW een ledenorganisatie en heeft als belangrijkste doelstelling de samenwerking tussen de dagcentra te organiseren, op beleidsniveau de dagcentra vertegenwoordigen, en de kwaliteit van het dagcentrumwerk optimaliseren. Het VSD is bereikbaar op volgend adres: Blinde Rodenbachstraat 23 te 8800 Roeselare - tel. 051/22.21.44 - fax 051/24.34.79