Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.11 - September 2008
-203-
VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
STEVEN VANACKERE VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN
Vraag nr. 257 van 25 juni 2008 van ELSE DE WACHTER
Internetverslaving - Preventie Volgens recente schattingen van het Ministerie van Welzijn zijn 37.000 Belgen verslaafd aan het internet en dan vooral aan gamen, chatten en cyberseks. Het gaat vooral om mensen die in hun vrije tijd 30 uur per week of meer met internet bezig zijn. Als dit wordt afgenomen, krijgen zij dezelfde fysieke en psychische problemen als gokverslaafden. Uit getuigenissen blijkt dat mensen met een dwangmatig internetgebruik amper vier uur per nacht slapen, de rest van de tijd zijn ze online. Internetten komt op de eerste plaats, waardoor vele relaties spaak lopen en men sociaal geïsoleerd geraakt, en dit alles is vaak gekoppeld aan een totaal verlies van het gevoel voor tijd. Velen raken in paniek als hun pc uitvalt. Erger nog, er zijn erbij met zelfmoordneigingen als ze niet op het internet kunnen. In sommige gevallen moeten er kalmeermiddelen ingenomen worden omdat men zich te veel opwindt tijdens het internetten omdat bijvoorbeeld de verwerkingssnelheid van de computer het laat af weten. Ze hebben een sterke behoefte aan steeds nieuwere, snellere computers of software. De gebruikers krijgen vaak last van oververmoeidheid en ontwenningsverschijnselen zoals woede, spanningen of depressie. Ook schuilen er veel wanpraktijken achter het internet. Men komt terecht in een virtuele wereld en vaak kunnen mensen zich achter een vreemde identiteit verschuilen en de dingen zijn meestal niet wat ze lijken. Er zijn ook veel gelijkenissen met pathologisch gokken. 1. Hoe ernstig wordt het probleem van de computerverslaving beleidsmatig ingeschat? Is de ziekte al opgenomen in de officiële lijst van geestesziekten? 2. We worden bestookt door de verschillende providers om internet te nemen tegen “goedkope” tarieven. Is het niet de opdracht van de overheid om de gebruikers – als het moet ook via een reclamespot – te wijzen op het gevaar bij het overmatig gebruik ervan? Worden er initiatieven in die zin genomen? 3. Het gaat dikwijls om een verborgen verslaving. Alleen partners of familieleden kunnen deze problemen herkennen en aankaarten. Welke maatregelen worden er genomen om dit type van verslaving bespreekbaar te maken?
-204-
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.11 - September 2008
Is er een hulptelefoonnummer beschikbaar?
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.11 - September 2008
-205-
STEVEN VANACKERE VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN
ANTWOORD
op vraag nr. 257 van 25 juni 2008 van ELSE DE WACHTER
1.
De meest gebruikte indeling van geestesziekten is de DSM IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Dit systeem heeft geen apart label voor internetverslaving. Het kan eventueel wel worden ingedeeld onder ‘stoornissen van de impulsbeheersing - niet anders omschreven’. Andere stoornissen van de impulsbeheersing zijn o.a. kleptomanie, pyromanie en pathologisch gokken. Er zijn voor internetverslaving of compulsief internetgebruik op dit moment ook geen sluitende diagnostische criteria of gevalideerde screeningsinstrumenten. Niemand twijfelt er aan dat dit een reëel en ernstig probleem is voor de mensen die er last van hebben alsook voor hun omgeving. Maar omdat er nog discussie is over diagnostische criteria, en omdat het probleem nog maar weinig zichtbaar is in registraties, blijft het voorlopig onduidelijk hoe zwaar het doorweegt op bevolkingsniveau. Er is in Vlaanderen ook geen monitoringsysteem zoals in Nederland, dus we beschikken niet over concrete cijfers, enkel over ruwe schattingen. Als we kijken naar de Nederlandse monitoringgegevens, dan zien we dat, terwijl het aantal internetaansluitingen van 2006 naar 2007 aanzienlijk steeg, het percentage jongeren dat compulsief internet gebruikte sterk daalde (van 4.3% in 2006 naar 3% in 2007). (zie ook http://www.ivo.nl/?id=393&PHPSESSID=g1k958gcvp67kl097j8d26jsb4 ). Verklaring zou zijn dat de ouders strenger worden, meer grenzen stellen en beter het internetgebruik van hun kinderen monitoren. Gevolg is wel dat de communicatie daardoor lijkt te verslechteren (jongeren voelen zich niet begrepen en minder serieus genomen). De onderzoekers concluderen dat er nood is aan wetenschappelijk onderbouwde voorlichting voor ouders. Er zijn sterke aanwijzingen dat het stellen van specifieke regels over de inhoud van het internetgebruik compulsief gebruik zou voorkomen. Algemene opvoedingskenmerken (steun en gewoon toezicht) blijken dan weer niet in verband te staan met compulsief gebruik. Hiermee is natuurlijk nog niets gezegd over het gedrag van meerderjarigen die niet onder het toezicht van hun ouders staan.
2.
Ik heb in het kader van het convenant met de VAD in 2008 opdracht gegeven om te onderzoeken hoe we dit probleem best aanpakken de komende jaren. Hun rapport zal tegen het einde van het jaar klaar zijn. Conclusie is dat er op dit moment verschillende noden zijn, ondermeer op het vlak van: -
epidemiologische gegevens; een duidelijke definiëring van het concept 'internetverslaving'; een analyse van de beschermende- en risicofactoren; gevalideerde screeningsinstrumenten; opbouw van expertise en een structureel netwerk; sensibiliseren van belangrijke doelgroepen en actoren; beschikbaar materiaal (in het bestaande materiaal over internet worden vooral veiligheidsaspecten benadrukt, gezondheidsaspecten worden weinig of niet belicht); een integratie van dit thema in bestaande methodieken en materialen (bvb. drugbeleid op school, de leerlingenbevraging, ...);
-206-
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.11 - September 2008 vorming en deskundigheidsbevordering (zowel preventie als hulpverlening); een aangepaste registratie voor hulpverlening en preventie.
De VAD deed in 2008 ook een bevraging bij verschillende organisaties over hun aanbod op het vlak van problematisch internetgebruik. Organisaties die per mail werden bevraagd waren OCMW’s, JAC’s, CAW’s, CBJ’s, CLB’s, CGG’s en Koepels van mutualiteiten. 102 organisaties stuurden de vragenlijst ingevuld terug. De responsgraad was 19,5%, wat eerder aan de lage kant is. Van de 102 respondenten gaven 13 organisaties aan een aanbod te hebben: 2 CAW's, 5 JAC's, 4 CLB's en 1 OCMW. 25 organisaties geven aan zelf geen aanbod te hebben maar door te verwijzen. Doorverwijzen gebeurt naar VAD, CGG en vrijetijdsinitiatieven. Het aanbod bestaat in twee gevallen uit behandeling (2 CLB's), in twee gevallen uit vorming (JAC en OCMW); alle 13 organisaties met een aanbod geven informatie (2 CAW, 4 CLB's, 5 JAC's, 2 OCMW's); in twee gevallen uit andere initiatieven (uitklaren van probleem). Er zijn op dit moment op Vlaams niveau nog geen plannen om een grootschalige campagne te ontwikkelen die waarschuwt voor de gevaren van overmatig internetgebruik. Ik denk dat dit ook maar zin heeft op voorwaarde dat we iets kunnen aanbieden op het gebied van preventie, diagnose en behandeling. Er zijn tot nu toe ook maar weinig specifieke behandelingen ontwikkeld. Meestal komt het er op neer dat dezelfde behandelingsprincipes worden toegepast als bij andere stoornissen van impulsbeheersing. Uit de weinige ervaringen die er op dat gebied zijn, zien we dat zich ook dezelfde problemen stellen: weinig mensen die zich uit eigen initiatief aanbieden voor behandeling, wanneer ze zich aanbieden is het onder druk van familie of werkgever en nadat het probleem al vergevorderd is, en de therapietrouw is eerder laag. Technologische interventies zouden vanuit preventief oogpunt een oplossing kunnen bieden. Zo zijn er ontwikkelaars van games en van bepaalde sites die ervoor zorgen dat gebruikers een waarschuwing krijgen wanneer ze meer dan een bepaald aantal uren ingelogd zijn, of waarbij men enkel kan inloggen voor een beperkt aantal uren, waarna men automatisch uitgelogd wordt. Problematische gebruikers van internet zouden ook moeten kunnen overschakelen op een internetabonnement met een zeer beperkt downloadvermogen. Anderzijds kan men daarnaast nog steeds naar internetcafés gaan. Bovendien beschikken heel wat mensen over internet op het werk. Toch denk ik dat het een goede zaak is om de aanbieders van internet te sensibiliseren om het aanbod en de mogelijkheden op dit gebied te vergroten. Preventie door aanbodbeperking zal altijd een lastige zaak blijven. Bij andere vormen van verslaving gaat het meestal om gedragingen die men volledig kan laten vallen, omdat ze niet noodzakelijk zijn voor het dagelijks functioneren. Zo is het louter praktisch gezien niet moeilijk om te leven zonder ooit te roken, alcohol te drinken, of te gokken. Het wordt echter wel steeds moeilijker in onze maatschappij om te functioneren zonder computer of internet. 3.
Mensen die vragen hebben over internetverslaving, kunnen in principe momenteel al terecht bij de Druglijn. Maar in de communicatie van de Druglijn wordt aan dit thema zo weinig aandacht besteed, dat waarschijnlijk maar zeer weinig mensen hiervan op de hoogte zijn. Dat vertaalt zich ook in de registratiecijfers: in 2006 kwamen er 11 vragen over internetproblemen, in 2007 waren het er 22. Nu is de Druglijn misschien ook niet het meest aangewezen kanaal om deze mensen te bereiken. Op de website www.hoeveelisteveel.be, die online ging in januari 2008, die onder andere een online zelftest voor internetafhankelijkheid aanbiedt, liggen de cijfers veel hoger. Van 17 januari tot 16 augustus waren er voor de hele site 45.572 bezoeken, 38.373 unieke bezoekers en 146.660 paginaweergaves. De internet-zelftest is de derde meest uitgevoerde van de acht aangeboden tests, met bijna evenveel paginaweergaves als voor cannabis. Op de eerste plaats kwam alcohol
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.11 - September 2008
-207-
(14.848 hits), daarna cannabis (4.963 hits), als derde internet (4.678 hits) als vierde cocaïne (2.798 hits) en als vijfde gokken (1.376 hits).