Visuele communicatie en geletterdheid op het Gambiaanse platteland Een etnografische studie naar de productie en receptie van multi-semiotische tekens in het linguïstische landschap
Jannet Coppoolse
ii
Visuele communicatie en geletterdheid op het Gambiaanse platteland Een etnografische studie naar de productie en receptie van multi-semiotische tekens in het linguïstische landschap
Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Afstudeerrichting Interculturele Communicatie Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit van Tilburg september 2009 Jannet Coppoolse anr: 193597 Begeleiding:
Drs. Kasper Juffermans Prof. dr. Sjaak Kroon
Tweede lezer:
Prof. dr. Jan Blommaert
iii
iv
Abstract in English
Since a few years research on the linguistic landscape is conducted, but little attention has been paid so far to the linguistic landscape of rural areas. Moreover, hardly any attention has been given to the reception of the linguistic landscape. Therefore, the question in this research is: “How are messages visually communicated in the public space of one village community in The Gambia and which relation is perceived between visual communication and social-cultural and situational factors?” Apart from written texts, other (multi-)semiotic signs have been involved in this research as well. The first part of the research portrays the linguistic landscape of the village Besse and focuses on the domain ‘shops’. The second part of this study gives a qualitative description of the billboards in and around this village. Attention has also been paid to the question who designed the billboards for whom. The third part contains an explorative study on the way billboards and some other (multi-)semiotic signs are perceived by the villagers. From the findings in the different parts of the research it becomes clear that a gap exists between the perception of the billboards by the villagers and the intended messages to pass, mostly sent by national or international institutions. Because sender and receiver function at different scales, miscommunication takes place. A different conclusion to be drawn is that the reception of literacy in rural Gambia can best be placed on a continuum, from perfectly decoding English texts to no interpretation at all. On this continuum, also other modalities than written texts are involved. The position on the scale is related to the level of education obtained and is indirectly connected to sex and age.
v
vi
Samenvatting in het Nederlands
Sinds enkele jaren wordt er onderzoek naar linguïstische landschappen uitgevoerd, maar tot dusverre is er weinig onderzoek gericht op het linguïstische landschap in rurale gebieden. Daarnaast is er nauwelijks onderzoek verricht naar de waarneming van het linguïstische landschap. De vraag die daarom in dit etnografische, beschrijvende onderzoek wordt behandeld, luidt: “Hoe worden boodschappen visueel gecommuniceerd in de publieke ruimte in een dorpsgemeenschap in Gambia en welke verbanden worden waargenomen tussen de visuele communicatie en sociaal-culturele en situationele factoren?” Behalve geschreven teksten, worden ook andere (multi-)semiotische tekens bij dit onderzoek betrokken. In het eerste deel van het onderzoek wordt een beschrijving gegeven van het linguïstische landschap in het dorp Besse, waarbij gefocust wordt op het domein ‘winkels’. In het tweede gedeelte wordt er een kwalitatieve beschrijving gegeven van de billboards in en nabij deze dorpsgemeenschap. Er wordt tevens aandacht besteed aan de vraag wie de billboards hebben opgesteld voor welke doelgroep. Deel drie van het onderzoek behelst een exploratieve studie naar de waarneming van de billboards en enkele andere semiotische tekens door de inwoners van Besse. Uit het onderzoek komt naar voren dat er een kloof bestaat tussen wat het merendeel van de dorpsbewoners van de billboards begrijpt en wat de opstellers ervan, veelal op nationale of internationale schaal functionerend, ermee duidelijk willen maken. Door het functioneren op verschillende schalen is er sprake van miscommunicatie. Een andere te trekken conclusie is, dat de waarneming van geletterdheid in ruraal Gambia het beste op een continuüm kan worden geplaatst, variërend van perfect Engels kunnen decoderen tot niet tot een interpretatie kunnen komen. Ook andere modaliteiten dan geschreven teksten maken deel uit van dit continuüm. De plaats van de inwoners op het continuüm blijkt gelieerd te kunnen worden aan opleidingsniveau en daarmee samenhangend sekse en leeftijd.
vii
Inhoudsopgave Abstract in English ........................................................................................................................................................ v Samenvatting in het Nederlands ...............................................................................................................................vii Voorwoord ..................................................................................................................................................................... x 1
2
3
4
5
6
Inleiding .................................................................................................................................................................. 1 1.1
Aanleiding ...................................................................................................................................................... 1
1.2
Doelstelling .................................................................................................................................................... 1
1.3
Onderzoeksvragen ........................................................................................................................................3
1.4
Inleiding op de etnografische onderzoeksmethode ................................................................................ 8
1.5
Opbouw van de scriptie.............................................................................................................................10
De onderzoekscontext: Gambia en Besse.......................................................................................................11 2.1
Geografie en historie van Gambia ...........................................................................................................11
2.2
Taal, etniciteit en geletterdheid .................................................................................................................13
2.3
Onderzoekssetting: dorpsgemeenschap Besse .......................................................................................16
Winkels als middelpunt van het linguïstische landschap?.............................................................................19 3.1
Op onderzoek uit in winkels .....................................................................................................................20
3.2
Communicatie in winkels ..........................................................................................................................21
3.3
Mondelinge communicatie in de hoofdrol .............................................................................................24
Billboards: welk multimodaal ontwerp van en voor wie? .............................................................................27 4.1
De billboards van Besse en omgeving in kaart gebracht ......................................................................27
4.2
Vorm, inhoud en functie van de billboards ............................................................................................29
4.3
Billboards: (multi-)semiotisch ontwerp op hoog schaalniveau............................................................44
Hoe (on)geletterden lezen: receptie in het linguïstische landschap.............................................................46 5.1
Deelnemers aan het onderzoek ................................................................................................................47
5.2
De receptie van billboards en andere semiotische tekens ....................................................................48
5.3
Een continuüm van interpretatiewijzen ..................................................................................................50
5.4
Het belang van multi-semiotische tekens in Besse ................................................................................59
Een aanzet tot inzicht in de multi-semiotische communicatie in ruraal Gambia .....................................61 6.1
Samengevat ..................................................................................................................................................61
6.2
(Mis)communicatie tussen schalen...........................................................................................................63
6.3
Een continuüm van geletterdheid ............................................................................................................64
6.4
Tot slot .........................................................................................................................................................65
Referenties ....................................................................................................................................................................67 Appendix 1
Billboards en andere semiotische tekens in dorpsgemeenschap Besse en omgeving .........75
Appendix 2
Participanten in het onderzoek ................................................................................................. 115
viii
Lijst van figuren Figuur 0.1 Een ‘beschreven’ mango ........................................................................................................................... x Figuur 2.1 Overzichtskaart Gambia .........................................................................................................................12 Figuur 2.2 Talen in Gambia van de Niger-Congo familie ....................................................................................13 Figuur 3.1 Winkel aan buitenzijde ............................................................................................................................21 Figuur 3.2 Winkel met Arabisch en Latijns schrift ................................................................................................22 Figuur 3.3 Afscheiding tussen klant en winkelier ...................................................................................................23 Figuur 4.1 Twee uiteenlopende voorbeelden van bottom-up tekens .....................................................................31 Figuur 4.2 Materialiteit van billboards .....................................................................................................................33 Figuur 4.3 Billboards: site of necessity en site of luxury ................................................................................................34 Figuur 4.4 Centrale plaats van geschreven tekst, afbeeldingen perifeer geplaatst.............................................36 Figuur 4.5 Billboards zonder afbeeldingen, met veel geschreven tekst ..............................................................37 Figuur 4.6 Voorbeelden van multi-semiotische vormgeving ...............................................................................38 Figuur 4.7 Gebruik van kleur om een boodschap over te brengen.....................................................................39 Figuur 4.8 Gebruik van Arabisch en Chinees schrift in het linguïstische landschap........................................40 Figuur 4.9 Billboards bedoeld voor diverse doelgroepen .....................................................................................42
Lijst van tabellen Tabel 5.1 Participanten in het onderzoek naar interpretatie van billboards en andere tekens........................47 Tabel 5.2 Overzicht van de kenmerken geslacht, opleiding en leeftijd per participant....................................48 Tabel 5.3 Interpretatiewijzen door participanten per getoonde afbeelding .......................................................52 Tabel 5.4 Het aantal keer dat een participant gebruikmaakt van de verschillende interpretatiewijzen .........54
ix
Voorwoord
Zo’n zes jaar geleden verbleef ik een half jaar in Ghana in West-Afrika. Mijn ervaringen daar leidden tot mijn enthousiasme om mijn afstudeeronderzoek voor de studie Interculturele Communicatie in Afrika te laten plaatsvinden. Mijn laatste project in Ghana was het schilderen van een billboard voor een middelbare school op het platteland om deze langs de kant van de weg te plaatsen. Als iemand me toen verteld had dat mijn scriptie enkele jaren later over billboards zou gaan, dan had ik diegene op zijn minst meewarig aangekeken. Ik had eerlijk gezegd niet voor mogelijk gehouden dat een afstudeeronderzoek zo’n onderwerp zou kunnen behelzen. De scriptie die nu voor u ligt, is het bewijs dat een onderzoek naar billboards op het platteland wel degelijk mogelijk is. Met veel plezier heb ik aan deze scriptie gewerkt. Alvorens ons over de billboards op het platteland van Gambia te buigen, wil ik dit onderzoek introduceren door het toelichten van een stukje visuele communicatie en geletterdheid op een, ook in Gambia, minder voor de hand liggende plaats, namelijk op mango’s. Vlak na mijn aankomst in Besse, het dorp waar ik het veldwerk uitvoerde, werden er twee bijzondere mango’s in een boom gevonden. Eén van de twee heb ik met eigen ogen kunnen zien en vast kunnen leggen op de gevoelige plaat. De andere mango was al vergaan (waarschijnlijk gewoon opgegeten) toen ik erover hoorde, maar mijn medeonderzoeker, Kasper Juffermans, heeft de tekst op de mango op tijd over kunnen nemen. De eerste mango stond aan alle kanten volgetekend met hartjes, zoals op de afbeeldingen te zien is.
Figuur 0.1 Een ‘beschreven’ mango
x
De tweede mango deelde de volgende boodschap mede: “Kiss me, kiss me, kiss me… Me and you foreverrrr. I love you soooo much. Kiss me, kiss me, kiss me…” (etcetera) Deze twee mango’s zijn een sprekend voorbeeld van een bericht dat op verschillende manieren kan worden overgebracht. De geschreven tekst en de getekende hartjes vertellen dezelfde boodschap. Bij beide mango’s is er sprake van visuele communicatie, maar in het eerste geval wordt er gebruik gemaakt van symbolen en in het tweede geval van Engelse tekst. Wanneer de twee mango’s bij elkaar hangen, is er sprake van een multimodale boodschap, want er worden twee modaliteiten gecombineerd om een bericht over te brengen. Mocht degene voor wie de boodschap bedoeld is niet kunnen lezen, dan zeggen de symbolen op de eerste mango waarschijnlijk genoeg om de boodschap te kunnen begrijpen. Een dorpsbewoner die kan lezen kan eventueel ingeschakeld worden om de Engelse tekst voor te lezen. Opvallend is het gebruik van het Engels in een gebied waar de mondelinge communicatie grotendeels in het Mandinka, een ‘lokale’ taal geschiedt. Onbekend is wie deze boodschap, die mogelijk geheim was en niet bedoeld voor vreemde ogen, verzonden heeft en of de boodschap aangekomen is bij degene voor wie deze bedoeld was. Als dat bekend zou zijn, dan zou er meer gezegd kunnen worden over hoe het verloop van de communicatie. Dit gehele onderzoek richt zich op visuele communicatie in dorpsgemeenschap Besse, waarbinnen multimodale tekens, de verzonden en de ontvangen boodschappen een belangrijke rol spelen. Er wordt echter niet gefocust op mango’s, maar op de frequenter voorkomende billboards. Mijn dank wil ik hier uitspreken aan iedereen die op welke wijze dan ook betrokken is geweest bij het schrijven van deze scriptie. In de eerste plaats wil ik mijn begeleiders Kasper Juffermans, Sjaak Kroon en Jan Blommaert bedanken voor de raadgevingen en inpiratie die ze mij gaven. Kasper, speciaal bedankt voor jouw toewijding bij dit afstudeerproject. Ik kan zeggen dat ik het getroffen heb! Ook dank aan andere medewerkers en medestudenten die ik in de loop van mijn studie ontmoette en bijdroegen aan een boeiende studietijd. In Gambia wil ik iedereen bedanken die aan het onderzoek heeft meegewerkt of mij belangeloos ontvangen heeft. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar Colley Kunda in Serrekunda en Sonko Kunda in Besse. Zij hebben mij zeer gastvrij onthaald, zoals ik dat alleen in Afrika heb kunnen ervaren. Het veldwerk in Gambia werd financieel ondersteund door een reisbeurs die ik ontving van de Universiteit van Tilburg. Vanuit mijn werk werd ik gedurende ruim drie jaar in staat gesteld werk en studie te combineren. Zonder die steun had ik deze studie niet kunnen voltooien. Hartelijk dank daarvoor! Tot slot een woordje voor mijn familie en vrienden. Ik wil jullie bedanken voor jullie onaflatende steun én begrip tijdens deze studie waaraan ik de afgelopen drieeneenhalf jaar menig uurtje spendeerde. Veel gezelligheid en projecten moesten wijken voor studieactiviteiten. Ik kan nu zeggen dat jullie me een levensverrijkende ervaring hebben gegund. Dank jullie wel!
xi
xii
1 Inleiding
1.1
Aanleiding
Het onderzoek naar het linguïstische landschap, een term geïntroduceerd door Bourhis en Landry (1997) staat pas sinds enkele jaren in de belangstelling. De term verwijst naar talige objecten die de publieke ruimte kenmerken (Ben-Rafael et al., 2006). De laatste jaren heeft onderzoek op dit gebied een hoge vlucht genomen, te zien in publicaties als Gorter (2006) en Shohamy en Gorter (2009). Het onderzoek is tot op heden voornamelijk verricht in stedelijke gebieden zoals Spolsky (2009), Huebner (2009) en Leeman en Modan (2009) aangeven. Dit zijn gebieden waar men veel verschillende geschreven teksten en andere semiotische tekens in de publieke ruimte tegenkomt. In Gambia heeft Juffermans (2008a) onderzoek gedaan naar het linguïstische landschap in urbaan gebied en Kars (2009) in de ‘toeristenbubbel’. Er zijn nauwelijks studies die het rurale linguïstische landschap onderzocht hebben, omdat het landschap relatief weinig gesemiotiseerd is vergeleken bij de stad (Spolsky, 2009). Studies naar het linguïstische landschap in rurale gebieden kunnen echter een zinvolle bijdrage leveren aan de kennis over de sociolinguïstische situatie ter plekke. Al zijn er weinig geschreven teksten en andere semiotische tekens aanwezig, wat er is, is linguïstisch landschap en is daarom een onderzoek waard. Mijn interesse tijdens het veldwerk in ruraal Gambia, ging, naast een beschrijving van het linguïstische landschap, ook uit naar de wijze waarop het linguïstische landschap wordt waargenomen door de voor het merendeel laaggeletterde bevolking. Dit bleek nog een tamelijk onontgonnen onderzoeksterrein te zijn, zoals ook Huebner (2009) en Collins en Slembrouck (2007) aangeven. Aan bovengenoemde facetten in het linguïstische landschaponderzoek wil ik met dit onderzoek mijn bijdrage leveren.
1.2
Doelstelling
Zoals de titel van deze scriptie aangeeft, beoogt dit beschrijvende, sociolinguïstische onderzoek een beeld te geven van visuele communicatie en geletterdheid in ruraal Gambia. Het linguïstische landschap wordt in kaart gebracht, waarbij gefocust wordt op het genre billboards. Billboards kunnen omschreven worden als borden langs de kant van de weg met een informatieve, politieke of commerciële functie, bedoeld voor voorbijgangers. Voor het bestuderen van billboards is gekozen, omdat deze zichtbaar aanwezig zijn in het linguïstische landschap en ze voor een breed publiek bedoeld zijn. Naast billboards worden ook de
1
afwezigheid van geschreven teksten (en de alternatieven daarvoor) rondom winkels beschreven. Het gebruik van semiotische tekens op billboards en rondom winkels blijken op productieniveau tegenhangers van elkaar te zijn en leveren daardoor beide nuttige informatie op voor dit onderzoek. Door het toespitsen van het onderzoek op het genre billboards en het domein winkels, wordt het mogelijk om het gebruik van geletterdheid en andere semiotische tekens in de publieke ruimte van dorpsgemeenschap Besse in Gambia te belichten. Het gebruik van visuele communicatie kan worden gelieerd aan andere sociale processen in de maatschappij. Tevens wordt gekeken naar de talen die hierbij worden gebruikt. De te beantwoorden vraag is hoe de communicatie middels geschreven teksten en andere semiotische tekens plaatsvindt. De opgestelde boodschappen en de manier waarop deze worden waargenomen worden daartoe bestudeerd. Op deze wijze kan inzicht worden verkregen in de afstemming tussen de producten in het linguïstische landschap en de waarneming door de bevolking ter plaatse. Bij de waarneming worden de mate van geletterdheid en enkele sociale kenmerken van de waarnemers betrokken. Dit onderzoek in de publieke ruimte van een dorp kan een aanvulling vormen op de vele onderzoeken naar geletterdheid die zijn uitgevoerd in andere domeinen, zoals scholen (bijvoorbeeld Prinsloo, 2004; Beckman, 2008). Om inzicht te krijgen in de sociolinguïstische situatie is er gebruik gemaakt van de vraag van Fishman in een enigszins aangepaste vorm. Waar het in de vraag van Fishman (1972) gaat om gesproken taal: “Who speaks what language to whom, when and to what end?”, gaat de aandacht in dit onderzoek met name uit naar de visuele communicatie, dat wil zeggen de geschreven taal en andere semiotische tekens. Behalve het leveren van een wetenschappelijke bijdrage, waarbij inwoners van Besse participanten in het onderzoek zijn, beoogt deze studie ook een onderzoek te zijn vóór de inwoners van Besse en vergelijkbare rurale gebieden in Gambia (Cameron et al., 2006). Er wordt niet alleen getracht op ethisch verantwoorde wijze het onderzoek uit te voeren. Er is, zij het op de achtergrond, ook de intentie om een positieve invloed te hebben op de situatie van de inwoners van Besse. Dit komt naar voren in de aanbevelingen die aan het einde van dit verslag worden gedaan. Behalve een onderzoek over en voor inwoners van Besse, is dit ook een onderzoek met inwoners van dit dorp. Er wordt met dorpsleden in dialoog gegaan bij het uitvoeren van het onderzoek (a.w.) om tot kennisconstructie te komen. Het onderzoek sluit aan bij een breder onderzoeksproject opgezet vanuit de Universiteit van Tilburg. Daar houdt met name Kasper Juffermans, die in 2010 verwacht te promoveren, zich bezig met meertaligheid en geletterdheid in Gambia.
2
1.3
Onderzoeksvragen
De algemene onderzoeksvraag die deze studie, voortkomend uit bovenstaande doelstellingen, wil beantwoorden, luidt: Hoe worden boodschappen visueel gecommuniceerd in de publieke ruimte in dorpsgemeenschap Besse in Gambia en welke verbanden worden waargenomen tussen de visuele communicatie en sociaal-culturele en situationele factoren? De begrippen besloten in deze vraag worden in deze paragraaf toegelicht. Deze hoofdvraag kan worden gespecificeerd in drie deelvragen die verder richting geven aan het onderzoek, zijnde: •
Hoe ziet het linguïstische landschap van dorpsgemeenschap Besse er globaal uit?
•
Wie zendt welke visuele boodschap op billboards aan wie, hoe en met welk doel?
•
Hoe worden visuele boodschappen in de publieke ruimte van Besse door inwoners van Besse met verschillende geletterdheidsniveaus en sociale kenmerken waargenomen?
Zij worden in de volgende drie subparagrafen behandeld. Visuele communicatie Hoewel dit onderzoek gericht is op het linguïstische landschap in dorpsgemeenschap Besse, wordt deze term niet in de algemene onderzoeksvraag gebruikt. Er wordt gesproken over ‘visueel gecommuniceerd’ om aan te duiden dat het in dit onderzoek niet alleen gaat om geschreven teksten (dat wil zeggen bestaande uit enkel woorden), wat het ‘linguïstisch’ in de term linguïstisch landschap suggereert, maar ook over andere semiotische tekens die een belangrijk onderdeel uit kunnen maken van de communicatie. Visuele semiotische tekens zijn de betekenisdragende elementen die samen een boodschap tot stand brengen in het linguïstische landschap. Visuele modaliteiten waaraan kan worden gedacht, zijn afbeeldingen en symbolen, gebruikte materialen (Kress en Van Leeuwen, 1996), de plaatsing van tekens in de ruimte (Scollon en Scollon, 2003) en ook geschreven teksten. Geschreven teksten kunnen tevens multimodaal worden gerealiseerd: typografie, kleur, en layout dragen bij aan een multimodale boodschap (Kress en Van Leeuwen, 1996; van Leeuwen, 2005). De verschillende modaliteiten leveren alle een eigen bijdrage aan de betekenis van een boodschap en werken tevens op elkaar in. Om een boodschap zo goed mogelijk weer te geven, dienen alle betekenisdragende elementen daarom in combinatie met elkaar te worden bestudeerd (Kress en Van Leeuwen, 1996; Iedema, 2003; Van Leeuwen, 2005; Malinowski, 2009). De niet-linguïstische modaliteiten dragen niet alleen bij aan het bekrachtigen of het uitbreiden van een boodschap, zoals door Halliday (aangehaald in Van Leeuwen, 2005) wordt gesuggereerd. Iedema (2003) laat zien dat andere modaliteiten geschreven teksten ook kunnen vervangen; dit illustreert hij met een gebruiksaanwijzing. Het verschuiven van het overbrengen van een boodschap door middel van de ene modaliteit naar de andere modaliteit noemt hij ‘resemiotizering’ (a.w.). Dit onderzoek beperken tot een bestudering van linguïstische elementen in het linguïstische landschap van dorpsgemeenschap Besse, zou de realiteit schromelijk tekort doen. Het gaat om de wijze waarop de communicatie verloopt in een dorp
3
waarin veel inwoners ongeletterd zijn. In zo’n gemeenschap is het belang van het betrekken van nietlinguïstische elementen voor de betekenisgeving evident. Communicatie Wat wordt er verstaan onder communicatie? Er zijn veel verschillende definities in omloop in de wetenschap. Volgens Shadid (1997: 53) is communicatie “een proces waaraan minimaal twee actoren deelnemen, die betekenissen uitwisselen via verbale en non-verbale boodschappen.” De actoren betreffen een zender en een ontvanger. De zender verstuurt een, in veel gevallen intentionele, boodschap, die daarna wordt geïnterpreteerd door de ontvanger. Een boodschap bestaat daarbij uit “codes waarmee communicatiepartners hun mededelingen, opdrachten, verzoeken, ideeën of reacties kenbaar maken” (a.w.: 56). Wanneer de zender en ontvanger in dit proces niet dezelfde betekenis aan de gebruikte codes toeschrijven, kunnen er problemen ontstaan in het wederzijdse begrip. Codes kunnen geschreven teksten zijn, maar ook bijvoorbeeld bestaan uit afbeeldingen, symbolen of een combinatie van codes. Door sociale en/of culturele verschillen kunnen er verschillen ontstaan in de codes die men gebruikt om boodschappen over te brengen. In dit onderzoek wordt bestudeerd welke boodschappen door middel van welke (multimodale) codes worden verzonden en hoe deze worden geïnterpreteerd door de ontvangers. Er is niet alleen aandacht voor de opgestelde boodschappen, zoals vaak in studies van het linguïstische landschap het geval is (zie studies in Gorter, 2006), maar ook voor het even belangrijke ontvangen van boodschappen voor het slagen van de communicatie. Publieke ruimte Het begrip ‘publieke ruimte’ heeft betrekking op het geografische gebied dat vrij toegankelijk is voor iedereen. Ben-Rafael (2009) plaatst publieke ruimte tegenover ruimte die privé-eigendom is. Er kan worden gediscussieerd over de grens tussen privé en publieke ruimte. Juffermans (2009a) stelt in een blog “there is no absolute difference between private and public spaces, between private and public signs, only a gradual difference: spaces and signs can be more or less private, more or less public.” Dit is zeker van toepassing op dorpsgemeenschap Besse in Gambia. Een voorbeeld hiervan is een telefoonnummer op de buitenmuur van een woning binnen een compound. Binnen een compound wonen vaak meerdere gezinnen, maar een compound is niet voor iedereen toegankelijk. Is het telefoonnummer dan in een publieke of privé-ruimte geplaatst? Mijns inziens in een semi-publieke ruimte. In Besse kan als concrete publieke ruimte worden gedacht aan de wegen en de ruimte ernaast, waar vrijwel iedereen zich wel eens bevindt. Het is daar zelfs een plaats van ontmoeting: men zit er vaak op houten zitjes onder de bomen. Langs de hoofdweg zijn ook in het oog springende billboards te vinden. De buitenmuren aan de buitenkant van compounds zijn een ander voorbeeld van publieke ruimte, hoewel grenzend aan privéruimte. Hierop zijn soms geschreven teksten en tekens, waarvan het merendeel telefoonnummers, waar te nemen. De winkels in het dorp worden in dit onderzoek ook als publieke ruimte aangemerkt, omdat deze voor iedereen toegankelijk zijn. De publieke ruimte is bij uitstek een plaats waar men een groot publiek
4
kan bereiken (Shohamy, 2006). In deze studie worden vooral de winkels en de billboards aan onderzoek onderworpen. Dorpsgemeenschap Besse in Gambia als de geografische plaats waar dit onderzoek plaatsvond, wordt nader toegelicht in hoofdstuk 2. Sociaal-culturele en situationele factoren Het gebruik van en de waardering voor talen en geletterdheid varieert en dat is van invloed op en wordt beïnvloed door de status, identiteit en kansen van degenen die aan het communicatieproces deelnemen (Basso, 1974; Hymes, 1996). Communicatie is niet waardevrij. De gegevens die dit beschrijvende onderzoek oplevert, worden daarom in verband gebracht met sociaal-culturele en situationele kenmerken in de maatschappij. Sociale kenmerken die in het onderzoek worden betrokken, zijn leeftijd, geslacht en opleiding van degenen die de billboards waarnemen. Daarnaast wordt specifiek gekeken naar visuele communicatie binnen een rurale setting en wordt zo goed mogelijk achterhaald welke instanties de billboards opgesteld hebben. Ook de heersende taalideologieën zijn van belang om de bevindingen in een context te plaatsen. Dit sluit aan bij de new literacy studies, een onderzoekstraditie die er vanuit gaat dat geletterdheid in de sociaal-culturele context geplaatst en bestudeerd dient te worden (o.a. Street, 2000; Baynham, 2004; Prinsloo, 2004). Door geletterdheid in micro-verband te bestuderen, in dit geval visuele communicatie in dorpsgemeenschap Besse, kan er meer worden gezegd over de macro-sociale structuren, bijvoorbeeld over de sociale kansen in de maatschappij (Street, 2000; Collins, 2005). 1.3.1
Eerste subvraag
De eerste subvraag heeft betrekking op de beschrijving van het linguïstische landschap in de publieke ruimte: Hoe ziet het linguïstische landschap van dorpsgemeenschap Besse er globaal uit? Onderzoek naar het linguïstische landschap betrof in een eerder stadium met name het nauwkeurig vastleggen van teksten die men in een specifiek publiek gebied terug kan vinden. Er is veel kwantitatief onderzoek verricht, wat duidelijk zichtbaar wordt in Gorter (2006). Met deze kwantitatieve informatie kunnen onder andere uitspraken worden gedaan over de talige diversiteit in een bepaald gebied. In recente studies wordt de aandacht meer gevestigd op kwalitatief onderzoek, zoals in Shohamy en Gorter (2009) en Jaworski en Thurlow (te verschijnen). Er wordt daarbij meer ingegaan op het leggen van verbanden tussen het gebruik van teksten en de sociaal-culturele context: waarom wordt een bepaalde tekst of taal gebruikt in een specifieke context? Dit onderzoek gaat mee in deze kwalitatieve stroming, passende binnen de new literacy studies. Het linguïstische landschap wordt door Landry en Bourhis (1997: 25) als volgt gedefineerd: “the language of public road signs, advertising billboards, street names, place names, commercial shop signs, and public signs on government buildings … of a given territory, region, or urban agglomeration”. Deze definitie wordt door veel onderzoekers in het veld gehanteerd. Ondanks deze definitie geeft Gorter (2006) in een inleidende tekst van studies naar het linguïstische landschap aan dat er veel wordt gediscussieerd over welke tekens tot het linguïstische landschap behoren. De definitie van Landry en Bourhis suggereert 5
dat het alleen gaat om geschreven teksten (bestaande uit enkel woorden). Dit lijkt erg achterhaald, maar het is niet zo verbazingwekkend wanneer dit zo bedoeld is, daar tot halverwege de jaren tachtig het toespitsen op geschreven teksten gewoon werd gevonden (Iedema, 2003) en niet zozeer gericht was op andere visuele modaliteiten. Geschreven tekst was de meest gebruikte en gewaardeerde vorm om boodschappen over te brengen (Kress en Van Leeuwen, 1996), tenminste in westerse landen. De laatste decennia heeft het gebruik van andere modaliteiten voor betekenisgeving, onder invloed van televisie, computer en internet, een hoge vlucht genomen (Kress en Van Leeuwen, 1996; Iedema, 2003). Siber (2005) illustreert dit in zijn onderzoek: hij laat geschreven teksten uit foto’s weg, waarna de boodschappen nog steeds kunnen worden begrepen. In dit onderzoek worden, zoals in de toelichting op de hoofdvraag aangegeven, ook andere semiotische tekens betrokken, zoals afbeeldingen en symbolen en hun plaats in de ruimte. Deze leveren een belangrijke bijdrage aan de visuele communicatie in de publieke ruimte. Dit is zeker op zijn plaats in de context van het Gambiaanse platteland, waar de geletterdheid laag is en inwoners vooral van andere modaliteiten gebruikmaken dan van geschreven teksten. Het linguïstische landschap in dorpsgemeenschap Besse als geheel wordt in dit onderzoek globaal bestudeerd. Het gaat bij het beantwoorden van de eerste subvraag niet om een uitgebreid kwantitatief onderzoek naar het linguïstische landschap, maar om het schetsen van een context waarbinnen de volgende twee kwalitatieve subvragen kunnen worden geplaatst. Er zal daarbij ook aandacht worden besteed aan de beperkte aanwezigheid van geschreven teksten en andere semiotische tekens rondom winkels. De verkregen informatie over het linguïstische landschap van Besse wordt beschreven in hoofdstuk 3. Deze kan naast de sociaal-culturele en ruimtelijke contextinformatie worden gelegd, zoals die in hoofdstuk 2 wordt behandeld. 1.3.2
Tweede subvraag
De tweede subvraag betreft de communicatie vanaf billboards. Het gaat hier om de door een zender opgestelde boodschap. Het onderzoek is toegespitst op een analyse van billboards, omdat zij een belangrijk onderdeel van het linguïstische landschap van Besse en omgeving beslaan en als geheel kunnen worden onderzocht (het aantal billboards in Besse en omgeving is beperkt). Bovendien kunnen ze door hun prominente aanwezigheid het oog van de lokale inwoners en de passanten niet ontgaan. Andere genres dan billboards, zoals telefoonnummers op huizen en opschriften op kleding, zijn in het kader van de tweede vraag niet geanalyseerd, ondanks dat ze een andere onderzoekbare eenheid vormen. Het binnen deze studie analyseren van alle domeinen en genres binnen het linguïstische landschap van Besse zou ervoor zorgen, dat er onvoldoende op de verschillende deelgebieden kon worden ingegaan. Er is voor gekozen alleen de domeinen winkels en billboards te behandelen. De tweede subvraag luidt: Wie zendt welke visuele boodschap op billboards aan wie, hoe en met welk doel? Deze subvraag is afgeleid van de veel geciteerde vraag van de sociolinguïst Fishman (1972): “Who speaks what language or language variety to whom, when and to what end?” en is daardoor aangepast aan de focus van visuele communicatie in dit onderzoek. In deze subvraag liggen enkele deelvragen besloten, te weten: 6
• Wie communiceren de boodschappen? • Welke boodschappen worden gecommuniceerd en wat is hun functie? • Op welke manier worden boodschappen gecommuniceerd? • Aan wie worden boodschappen gecommuniceerd?. Door deze vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden aan de hand van de gesignaleerde billboards, kan een beschrijving worden gegeven van de inhoud, de vorm en de functie van de billboards van dorpsgemeenschap Besse. Daarnaast gaat het bij deze tweede subvraag ook om het verband tussen taalgebruik (in de zin van visuele multi-semiotische tekens) en sociale en situationele factoren (Kost, 1990). Er kunnen bijvoorbeeld verbanden worden gelegd tussen de vorm en inhoud van visuele boodschappen en de sociaal-culturele kenmerken van de opstellers van de billboards. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van schalen. Een te beantwoorden vraag is bijvoorbeeld: op welke schaal (lokaal, regionaal, nationaal of internationaal) is een billboard opgesteld en welke semiotische tekens worden er in dat geval gebruikt? Aan de andere kant wordt ook aandacht besteed aan de doelgroepen van de billboards: voor wie zijn de billboards eigenlijk bedoeld? Op deze vragen en op de deelvragen van de tweede subvraag wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan. 1.3.3
Derde subvraag
Om meer inzicht te krijgen in de sociolinguïstische situatie in dorpsgemeenschap Besse moet in de tweede subvraag nog de medespeler in de communicatie, de ontvanger, worden betrokken. Voor een vollediger beeld van het verloop van de visuele communicatie, zoals benoemd in de hoofdvraag, dient ook de waarneming van de billboards door de ontvangers en de relatie met hun sociale kenmerken te worden bestudeerd. Daarom is de derde subvraag opgesteld: Hoe worden visuele boodschappen in de publieke ruimte van Besse door inwoners `van Besse met verschillende geletterdheidsniveaus en sociale kenmerken waargenomen? Het gaat in het geval van ‘visuele boodschappen’ wederom om het overbrengen van berichten middels geschreven tekst en/of andere semiotische tekens. Voor het beantwoorden van deze vraag wordt naast het interpreteren van billboards ook aandacht besteed aan het waarnemen van enkele andere objecten in het linguïstische landschap, zoals driedimensionale objecten en telefoonnummers op muren. Door deze in het onderzoek te betrekken kan meer inzicht worden verkregen in de diverse wijzen waarop visuele boodschappen worden geïnterpreteerd. De verschillende mate van geletterdheid onder de dorpsbewoners is, onder andere, van invloed op de waarneming. In statistische gegevens wordt vaak een onderverdeling gemaakt naar geletterden en analfabeten. De werkelijkheid blijkt echter complexer te zijn (zie hiervoor paragraaf 2.2.2). In hoofdstuk 5 wordt daarom nader ingegaan op de functionele geletterdheid onder de inwoners van Besse. Tot slot wordt ook bekeken of er een verband bestaat tussen de wijze van waarnemen van de visuele boodschappen en de sociale kenmerken leeftijd, geslacht en opleiding van de dorpsbewoners. De bevindingen voortkomend uit deze subvraag worden in hoofdstuk 5 behandeld.
7
1.4
Inleiding op de etnografische onderzoeksmethode
Voor deze studie zijn data verzameld in juni en juli 2008 in en nabij dorpsgemeenschap Besse in Gambia. Er is gekozen voor een etnografische onderzoeksmethode om het sociale gebruik van geletterdheid en andere semiotische tekens in Besse zo goed mogelijk te kunnen exploreren en beschrijven. Het gaat bij dit onderzoek om het vergaren van kennis van de sociale (en complexe) werkelijkheid. Daartoe zijn data verzameld in een natuurlijke situatie, namelijk in het veld. Op die manier kunnen verzamelde data in een context worden geplaatst (Blommaert en Dong, te verschijnen in 2010). Dit onderzoek is ook wel empirisch-interpretatief of kwalitatief van aard te noemen, omdat verschijnselen in de werkelijkheid worden waargenomen, waarna ze worden geïnterpreteerd door de onderzoeker. Dit vraagt om inleving in de onderzochte dorpsbewoners. Het is daarbij van belang om op de eigen rol als onderzoeker te reflecteren. De kennis wordt geconstrueerd vanuit een interactioneel perspectief en interpretaties kunnen daardoor niet anders dan subjectief zijn. In dit onderzoek was het bijvoorbeeld van belang om me bewust te zijn van mijn gebrek aan kennis van de lokale gebruiken en ideeën en het benaderen van de situatie vanuit een westers perspectief. Sociale kenmerken, zoals leeftijd en sekse, kunnen een specifieke rol spelen in welke kennisvergaring wel en niet mogelijk is (Hymes, 1996). Hiervan dient een onderzoeker zich zoveel mogelijk bewust te zijn (Bouwstenenonline, 2008; Boeije, 1995). Mijn sociale kenmerken, onder andere jong, vrouw, blank en Engelssprekend leken geen nadelige invloed te hebben op mijn onderzoeksresultaten. Ik ben hierdoor niet beperkt geweest in de informatie die ik wilde verzamelen. Dit werd mogelijk mede beïnvloed door deep hanging out: de manier waarop ik aanwezig was in het dorp. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 1.4.1 over de veldwerkperiode. Voorafgaande aan de veldwerkperiode werd literatuur bestudeerd om met een voorlopige vraagstelling en een eerste onderzoeksopzet op pad te kunnen. Sensitizing concepts waren linguïstisch landschap, multimodaliteit, new literacy studies, geletterdheid en meertaligheid. Ook werd aandacht besteed aan de etnografische onderzoeksmethodiek en werd kennis vergaard over Gambia. In het onderzoeksveld in Gambia lag de focus op het verzamelen van opschriften en andere semiotische tekens in de publieke ruimte (o.a. billboards en telefoonnummers op huizen) om daarmee het linguïstische landschap te kunnen beschrijven. Tevens was het de bedoeling kennis op te doen over hoe die opschriften er waren gekomen. Omdat ik er, enigszins teleurgesteld, achterkwam dat er relatief weinig opschriften te vinden waren en de opstellers ervan vaak niet achterhaald konden worden, verbreedde het onderzoek zich tot andere domeinen. Tijdens de analyse bleek echter dat er voldoende data voorhanden waren om op theoretisch niveau te kunnen bediscussiëren. Het onderzoek zou daarom, in deze laatst beschreven fase, data-driven onderzoek kunnen worden genoemd. Bij deze inductieve analysemethode wordt bottom-up gewerkt: er is een beschrijving van de complexe, sociale werkelijkheid beschikbaar en deze vormt de insteek voor een theoretische discussie (Boeije, 1995; Blommaert en Dong, te verschijnen in 2010). Dat is ook de reden waarom theoretische concepten in dit verslag worden geïntroduceerd wanneer de data daar om vragen.
8
1.4.1
Veldwerkperiode
Door gedurende zes weken intensief deel te nemen aan het leven in het dorp Besse, was het mogelijk om in contact te komen met de inwoners van Besse. Dit werd vergemakkelijkt doordat ik geïntroduceerd werd door Kasper Juffermans, die eerder veldwerk had gedaan in Besse. Hij had tijdens zijn aanwezigheid aldaar een goede relatie opgebouwd met de inwoners van Besse. Vanuit mijn gastgezin kon ik het leven in het dorp direct om me heen gade slaan en er tevens meteen aan deelnemen. Mijn gastgezin was ervan op de hoogte dat ik voor onderzoek kwam en langzamerhand kwamen steeds meer inwoners van Besse dit te weten. Men vroeg doorgaans niet wat voor onderzoek ik kwam doen of hoe lang ik zou blijven. Tijdens een rondgang door het dorp aan het begin van de veldwerkperiode legde ik de eerste contacten met andere inwoners van Besse en kreeg ik een verdere eerste indruk van het leven in het dorp. Door vanuit het gastgezin zoveel mogelijk deel uit te maken van het gewone dorpsleven en in gesprek te gaan met de lokale inwoners, trachtte ik steeds meer over het dorp en het leven daar te weten te komen. Ik spendeerde vele uren aan gewoon rondhangen in het dorp, zittend bij groepjes dorpsleden in een compound of langs de kant van de weg. Met degenen die niet of nauwelijks in het Engels konden communiceren, probeerde ik veelal contact te maken door woorden en zinnen in het Mandinka te oefenen. Met Engelssprekende dorpsleden was het veelal makkelijker om in contact te komen. Met hen kon ik op een ongedwongen manier gesprekken voeren over diverse onderwerpen en onderwerpen die betrekking hadden op mijn onderzoek. Dit ontwikkelde zich tot enkele vriendschappelijke relaties. Veel Engelssprekende dorpsleden waren, indien niet aan het werk, ook bereid om zonodig te tolken. Doordat ik een aantal weken deel kon uitmaken van één dorpsgemeenschap, was er sprake van deep hanging out (Geertz, 1998). Zodoende was het mogelijk voor de inwoners van het dorp en voor mij om vertrouwd met elkaar te raken en was ik in de mogelijkheid om me grondig te verdiepen in de dorpsgemeenschap en in het perspectief van haar inwoners. Dit in tegenstelling tot de meer oppervlakkige hit-and-run ethnography die tegenwoordig veel voorkomt en waarbij de onderzoeker slechts korte tijd op een plaats verblijft om snel door te kunnen naar een volgende onderzoekssite (Wogan, 2004). Door de opgedane ervaringen in het dorp kon ik mijn bevindingen in een bredere socio-culturele en economische context plaatsen. Enkele wandelingen door Besse en omgeving leverden informatie op met betrekking tot het linguïstische landschap. Gesignaleerde opschriften en andere semiotische tekens werden met behulp van een digitale fotocamera vastgelegd. Foto’s van opschriften en andere tekens uit het linguïstische landschap werden later voorgelegd aan 21 dorpsleden om per afbeelding na te gaan hoe zij deze interpreteerden. Tevens werd enige informatie ingewonnen over leeftijd, opleiding en werk en een indruk verkregen van de mate van geletterdheid. Zowel van de interpretaties als de sociale kenmerken werden notities gemaakt, in enkele gevallen vonden audio-opnames plaats. Ook winkels werden bezocht, onder leiding van enkele leden van mijn gastgezin, om te observeren hoe ze eruit zien, waar ze gelegen zijn en op welke wijze er aankopen worden gedaan. Hierbij zijn foto’s gemaakt van de winkels, binnen en buiten, met specifieke aandacht voor geschreven teksten. Daarnaast zijn korte gesprekken met enkele leden van de bevolking gevoerd over het communiceren in winkels bij het doen van aankopen en de rol van gesproken en 9
geschreven taal daarin. Daarvan zijn veldnotities gemaakt. De gebruikte methodieken worden verder toegelicht aan het begin van de hoofdstukken waarin ook de bevindingen naar voren komen (hoofdstuk 3, 4 en 5). Daar wordt tevens nader ingegaan op de participanten en de wijze waarop de data geanalyseerd zijn.
1.5
Opbouw van de scriptie
Dit onderzoeksverslag is gestart met een inleidend hoofdstuk, waarin de doelstelling, onderzoeksvragen en een inleiding op de methodologie behandeld zijn. Hoofdstuk 2 betreft achtergrondinformatie over Gambia en de specifieke onderzoekssetting, dorpsgemeenschap Besse. Naast algemene informatie, wordt er dieper ingegaan op de talige context. Door de beschikbaarheid van de informatie in dit hoofdstuk, kunnen de bevindingen tegen een bredere sociolinguïstische achtergrond worden geplaatst. De bevindingen van de deelonderzoeken gebaseerd op de drie subvragen worden in drie aparte hoofdstukken beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een globale beschrijving van het linguïstische landschap van Besse gegeven. Opvallend is de beperkte aanwezigheid van geschreven tekst en tekens op en in winkels, waar juist vaak op gefocust wordt in onderzoek naar het linguïstische landschap (o.a. Cenoz en Gorter, 2006; Lou, 2007). Dat heeft geleid tot het nader bestuderen van de communicatie in dit domein. Het onderzoeken van de communicatie in en op winkels biedt inzicht in de wijze waarop boodschappen op lokaal niveau worden gecommuniceerd. Deze informatie draagt bij aan het plaatsen van de gegevens in een bredere sociolinguïstische context. In hoofdstuk 4 wordt het linguïstische landschap in Besse verder onderzocht door uitgebreid in te gaan op een publiek domein waarin relatief veel visuele communicatie en geletterdheid terug te zien is: de billboards en enkele andere semiotische tekens langs de kant van de weg. In hoofdstuk 5 komt aan de orde hoe deze billboards en semiotische tekens worden geïnterpreteerd door inwoners van Besse. Dit geeft inzicht in de wijze waarop de verzonden visuele boodschappen worden ontvangen. Daarbij wordt ook stilgestaan bij de verschillende mate van geletterdheid van inwoners van Besse en de relatie met enkele sociale kenmerken. De specifieke methodieken voor de bevindingen in hoofdstuk 3 tot en met 5 worden aan het begin van elk hoofdstuk beschreven en elk hoofdstuk sluit af met een conclusie. In het afsluitende hoofdstuk 6 worden de bevindingen uit de drie hoofdstukken gecombineerd en worden de conclusies uit het gehele onderzoek getrokken.
10
2 De onderzoekscontext: Gambia en Besse
Onderzoek naar geletterdheid was lange tijd gericht op de te verwerven vaardigheden en de effecten op cognitief gebied en werd onafhankelijk van de context gezien (Jewitt et al., 2003). Pas sinds halverwege de jaren tachtig laten onderzoekers binnen de new literacy studies, zoals Heath (1983), Levine (1986), Street (1984; 2003), Prinsloo en Breier (1996) en Barton en Hamilton (1998), zien dat het bestuderen van geletterdheid, in het geval van dit onderzoek het gebruik van geschreven teksten en andere semiotische tekens, in de bijbehorende context dient te gebeuren. Sociale interacties bevinden zich altijd in een context en worden daardoor mede bepaald (Shadid, 1998). Het gaat daarbij niet alleen om de directe, ‘lokale’ context, maar ook om de nationale en zelfs mondiale context waarin de communicatie plaatsvindt (Blommaert, 2003). Daarom wordt in dit hoofdstuk de context geschetst waarbinnen het sociale gebruik van visuele communicatie gesitueerd is. Om de sociale context te begrijpen is het noodzakelijk om enig inzicht te krijgen in de geografie en de geschiedenis van Gambia. De geografische en historische gegevens relevant voor dit onderzoek worden in paragraaf 2.1 van dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast dragen kennis over de talen in Gambia, het taalen onderwijsbeleid, taalideologieën en de geletterdheid bij aan een kader waarin de onderzochte visuele communicatie kan worden geplaatst. Hierop wordt in paragraaf 2.2 ingegaan. Omdat het veldwerk in een specifiek ruraal gebied in Gambia plaatsvond, wordt in het laatste gedeelte van dit hoofdstuk, paragraaf 2.3, de context op dorpsniveau weergegeven.
2.1
Geografie en historie van Gambia
Gambia is het kleinste land van het Afrikaanse vasteland. Het is gelegen in West-Afrika, aan drie zijden omgeven door Senegal en aan de westzijde grenzend aan de Atlantische oceaan. De kuststrook beslaat zo’n 80 km. Van oost naar west betreft het land een afstand van ongeveer 320 km, van noord naar zuid is de afstand overal minder dan 50 km (Bosatlas, 2008). Om er voor Nederland-kenners een concreter beeld van te schetsen: de oppervlakte van Gambia benadert enigszins de grootte van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg tezamen. De infrastructuur zorgt er echter voor dat een reis van de ene naar 11
de andere kant van het land doorgaans langer duurt dan in Nederland. Niet overal zijn de wegen verhard en ook de vervoersmiddelen verkeren vaak in slechte staat. Gambia wordt door een brede, gelijknamige rivier verdeeld in een noord- en een zuidoever. Er zijn maar enkele plaatsen waar de rivier middels een brug of een veerdienst kan worden overgestoken. Aan beide kanten van de rivier loopt over een groot gedeelte een grote weg van west naar oost (The Gambia Social Studies Atlas, 1995). Een overzichtskaart van Gambia (bron: www.gambia.gm) is weergegeven in figuur 2.1.
Besse Figuur 2.1 Overzichtskaart Gambia Het stedelijke gebied is op de zuidoever bij en nabij de kust gesitueerd en wordt in de volksmond als Kombo aangeduid. Het betreft grofweg het gebied van Banjul tot Brikama. 31% van de iets meer dan 1,7 miljoen tellende bevolking in Gambia woont in de stad (Bosatlas, 2008), met name in Kombo. Hier ligt het zwaartepunt van de economische activiteit in Gambia. De meeste industrie is er gevestigd (The Gambia Social Studies Atlas, 1995). Toeristen vormen sinds het einde van de jaren negentig ook een zeer belangrijke inkomstenbron (Bosatlas, 2008). Zij verblijven doorgaans in het kustgebied, op enkele ecotoeristische plaatsen landinwaarts na (Kars, 2009). Ook zijn er in Kombo de meeste studiemogelijkheden om door te studeren na het lager onderwijs en de meeste (inter)nationale organisaties zijn er gevestigd (Juffermans en McGlynn, te verschijnen). Buiten Kombo, in de rurale gebieden is de grootste bestaansbron de landbouw. Meer dan 80% van de bevolking van Gambia leeft van de landbouw. In Gambia worden met name pinda’s, maar ook veel rijst en graan, geproduceerd. Ook maken katoen en palmolie een deel van de handel uit. Dieren als geiten, schapen, kippen en koeien worden gehouden. De visvangst is een belangrijke activiteit. De opbrengst is voornamelijk bedoeld voor eigen gebruik. Als er een deel over is, dan kan deze worden verhandeld (The Gambia Social Studies Atlas, 1995). Dit geeft een beeld van de armoede die onder de agrarische bevolking heerst. Het BNP is laag in Gambia, 2271 euro per hoofd van de bevolking en de levensverwachting bij de geboorte is 54 jaar (Bosatlas, 2008). Op de Human Development Index staat Gambia op de 160e plaats van 179 landen (UNDP, 2006). Gambia kent een lang koloniaal verleden en is van 1765 tot 1965 door de Engelsen gekolonialiseerd geweest. In de machtsstrijd tussen de Engelsen en de Britten zijn de huidige grenzen van Gambia ontstaan. In de koloniale tijd heeft veel slavenhandel plaatsgevonden (The Gambia Social Studies Atlas, 1995). Het Engels als taal heeft in die tijd zijn intrede gedaan in Gambia. Er kan gesteld worden dat in de
12
tijd van de kolonisatie er al sprake was van globalisering: processen die plaatsvonden binnen het ‘wereld systeem’, die veelal gevoed werden door verdeling van werk en waarbij sprake was van ongelijkheid tussen economische sterke en zwakke regio’s (Wallerstein, 1983; 2001; zoals aangehaald in Blommaert, 2003). Ook had de globalisering zijn invloed op de culturele en politieke integratie. Na de koloniale periode is het Engels als officiële taal behouden gebleven. Het werd de taal van de Gambiaanse elite en werd gezien als superieur aan de ‘lokale’ talen (Prah, 2008). In Gambia speelt voor het huidige gebruik van het Engels de globalisering nog steeds een rol. Het Engels is de taal van de internationale handel, waarmee men verwacht economisch vooruit te komen. Daarnaast zorgen de uitbreiding van elektronische media en transportmogelijkheden (Kress en Van Leeuwen, 1996) voor een verdere toename van processen in het ‘wereld systeem’ en het daarmee gepaard gaande groeiende gebruik van het Engels.
2.2 2.2.1
Taal, etniciteit en geletterdheid Talen in Gambia
‘Lokale’ talen Gambia kan met recht een meertalig land worden genoemd. In Gambia worden ongeveer tien inheemse, ‘lokale’ talen gesproken, in veel gevallen overeenkomstig met de verschillende etnische groepen. De talen zijn niet allemaal sterk aan elkaar verwant. Dit is terug te zien in figuur 2.2, overgenomen uit Juffermans en McGlynn (te verschijnen), gebaseerd op Ethnologue (2005).
Figuur 2.2 Talen in Gambia van de Niger-Congo familie Alle talen behoren tot de Niger-Congo familie. Daarbinnen wordt onderscheid gemaakt naar twee groepen: de Mande-talen en de Atlantic-talen. Van de Mande-talen Bambara, Jahanka en Mandinka wordt gezegd dat ze zeer sterk met elkaar verwant zijn en soms zelfs niet als aparte talen worden onderscheiden. Serahule wordt wel als een aparte taal gezien. Binnen de Atlantic-talen zijn er twee takken: de Senegambiaanse talen Serer, Fula en Wolof en de Bak-talen Balanta, Jola en Manjago. Daarnaast valt 13
onder de Atlantic-talen het Bainunka. Binnen Gambia worden het Wolof, Mandinka, Jola, Fula en Serahule het meest frequent gesproken, overeenstemmend met de vijf grootste etnische groepen. De twee belangrijkste gesproken linguae francae in Gambia zijn Mandinka, wat grofweg op het platteland de voertaal is en Wolof, de lingua franca van Kombo. Vrijwel iedereen is in staat in tenminste één van deze twee talen te communiceren (Juffermans, te verschijnen in 2011). In informele situaties wordt er altijd gebruik gemaakt van lokale talen. Arabisch Een taal die in Gambia ook veelvuldig hoor- en zichtbaar is, is het Arabisch. Het is de taal die voor veel religieuze doeleinden binnen de Islam wordt gebruikt. Volgens de officiële census (GBoS. Housing of Population Census 2003, vermeld in Juffermans en McGlynn, te verschijnen) is in Gambia ongeveer 95% van de bevolking moslim. Het Arabisch wordt voornamelijk gebruikt in de moskee, voor gebeden, voor het lezen van de Koran, voor begroetingen en voor het onderwijzen op Islamitische scholen. Leerlingen op Islamitische madrassa-scholen krijgen Engels als een apart vak onderwezen (Juffermans en McGlynn, te verschijnen). Engels Het Engels, de officiële taal van Gambia, is de taal van de instituten of de offices, zoals Van Camp (2009) het noemt, welke vaak in Kombo gevestigd zijn. Het Engels wordt onder meer gesproken bij de overheid, de NGO’s en in de zorg. Ook wordt het door jonge mensen in het stedelijk gebied gesproken (Juffermans en McGlynn, te verschijnen). Het is bovendien de taal die in het onderwijs overwegend wordt gebruikt. Met het oog op het onderzoek is een korte beschrijving van het reguliere onderwijs in Gambia op zijn plaats. Kinderen starten met onderwijs aan de Lower Basic School (L.B.S.), die klas 1 tot en met 6 omvat. Daarna kunnen ze naar de Upper Basic School (U.B.S.), bestaande uit klas 7 tot en met 9. Voor vervolgonderwijs kunnen de kinderen in de drie jaar durende Senior Secondary School (S.S.S) terecht, van waaruit de overstap naar tertiair onderwijs kan worden gemaakt. Veel kinderen gaan echter niet naar school. In 2004 was het percentage kinderen/jongeren in het primair onderwijs 75%, in het secundair onderwijs 45% en in het tertiair onderwijs 21% (UNDP, 2006). In rurale gebieden liggen deze percentages lager dan in urbane gebieden. Ook het niveau van het onderwijs laat in veel gevallen te wensen over (UNICEF, 2003). In scholen bestaat in het algemeen het beleid om alleen Engels te gebruiken, met uitzondering van de godsdienstlessen en het onderwijs aan de Islamitische scholen. Dit geldt zowel voor de geschreven als de gesproken vorm. Er worden op landelijk niveau stappen ondernomen om ook lokale talen in de lagere klassen van het primaire onderwijs in te voeren, maar dit is tot op heden nog niet gerealiseerd (Juffermans, 2009; McGlynn en Martin, 2009). Het is echter noodzakelijk om lokale talen mondeling in te zetten ter verduidelijking van de lesstof en dit gebeurt regelmatig (Van Camp, 2009). De geschreven taal is echter vanaf de eerste klas in het Engels (McGlynn en Martin, 2009).
14
Het Engels wordt in een beperkt aantal domeinen gebruikt, maar staat in veel gevallen in hoger aanzien dan de ‘lokale’ talen. Het Engels brengt, al vanuit het koloniale verleden, een zeker prestige met zich mee. Het was de taal van de elite en wordt geassocieerd met welvaart en mondialisering (Shohamy, 2006; Prah, 2008). Het Engels kan zodoende ook een symbolische functie dienen (Jaworski en Thurlow, 2009). Het aanzien van het Engels wordt ook in de huidige tijd bestendigd. Voor de beter betaalde banen, zoals de banen in de offices veelal in Kombo gevestigd, is het Engels een vereiste. Door Engels te spreken hoopt men economisch vooruit te kunnen komen. Ook in de toeristische sector, een nieuwe belangrijke inkomstenbron, is het belangrijk om vaardig in het Engels te zijn (Nyanzi et al., 2005). Het is niet verbazingwekkend dat, zoals in veel ‘ontwikkelingslanden’, Engelssprekende jongeren vanuit het platteland naar Kombo trekken. Men gaat er op zoek naar meer welvaart, door een baan buiten de landbouw, in de dienstensector (a.w.). Dit is echter lang niet voor iedereen weggelegd, ondanks de prominente aanwezigheid van het Engels op school. Een groot deel van de bevolking, vooral gevestigd in rurale gebieden, is het Engels niet machtig en communiceert mondeling in een van de lokale voertalen (Prah, 2008). Hier heeft het Engels slechts beperkt weten door te dringen. 2.2.2
Geletterdheid
Voor geschreven communicatie gelden andere normen dan voor mondelinge communicatie in Gambia. In de geschreven communicatie overheerst het Engels als lingua franca. Geschreven teksten in lokale talen zijn schaars aanwezig. Gekoppeld aan religie komt wel het Arabisch als schrijftaal voor. Er bestaat kortom een zeer duidelijke tweedeling tussen gesproken en geschreven talen. Uit de beschreven schooltaalpraktijk in paragraaf 2.2.1 bleek al dat in Gambia geletterdheid voor het overgrote deel gekoppeld is aan de Engelse taal en het formele onderwijssysteem. Goed kunnen lezen en schrijven is vaak equivalent aan een goede Engelse taalvaardigheid. Uitzonderingen hierop vormen het leren lezen en schrijven in het Arabisch op Islamitische madrassa-scholen en het leren schrijven van Mandinka tijdens het volwassenenonderwijs (adult literacy classes). Dit gaat echter om een minderheid. Het betekent dat veel laaggeschoolden niet in staat zijn de overwegend in het Engels geschreven teksten te decoderen. In de rurale gebieden is het aantal ongeletterden relatief hoog vergeleken bij de urbane gebieden (Juffermans, 2006). Volgens de statistieken van de Bosatlas (2008) is het analfabetisme in Gambia onder de bevolking ouder dan 15 jaar 62%, Ethnologue (2009) noemt een percentage van 40%. De vraag die bij deze uiteenlopende percentages kan worden gesteld, is wat men onder ongeletterdheid verstaat. Veel statistieken maken een tweedeling naar geletterd en ongeletterd of analfabeet. Bij het vergelijken van de statistische gegevens blijkt dat er geen eenduidigheid bestaat over wie geletterd of ongeletterd te noemen is. Szwed (1981) geeft aan dat geletterdheid geen absoluut begrip is. Zelfs binnen een persoon kan het per context verschillen in welke mate een individu geletterd te noemen is (Verhoeven, 1997). Blommaert (2004) is van mening dat geletterdheid in een continuüm van volledig geletterd tot volledig ongeletterd geplaatst dient te worden. Met name binnen de new literacy studies pleiten onderzoekers (o.a. Basso, 1974; Szwed, 1981; Levine, 1986; Prinsloo en Breier, 1996; Verhoeven, 1997; 15
Baynham, 2004) voor het bestuderen van de functionele geletterdheid in een specifieke context. Levine (1986: 43) omschrijft functionele geletterdheid als “the possession of, or access to, the competences and information required to accomplish transactions entailing reading and writing which an individual wishes – or is compelled – to engage”. Volgens deze definitie is men functioneel geletterd te noemen, wanneer men binnen een specifieke sociaal-culturele context zodanig kan lezen en schrijven, dat men in maatschappelijk verband naar believen kan functioneren. In hoofdstuk 5 wordt op (functionele) geletterdheid nader ingegaan. 2.2.3
Taal in de publieke ruimte
In dit onderzoek wordt specifiek gefocust op het gebruik van visuele communicatie in de publieke ruimte. Voor de talen die men in de publieke ruimte in Gambia gebruikt is geen taalbeleid ontwikkeld. De gesproken voertaal is vaak een lokale taal, grofweg Wolof in stedelijk gebied en Mandinka in ruraal gebied. Wat betreft de geschreven taal, bijvoorbeeld op winkels of billboards langs de kant van de weg, kunnen opstellers zelf de vormgeving bepalen en de taal te kiezen die men wil. Juffermans en McGlynn (te verschijnen) geven aan dat het Engels in de overgrote meerderheid van de gevallen als geschreven taal in de publieke ruimte terug te zien is. Ook noemen zij het als de taal van de kranten en de taal die terug te zien is op voedingsproducten, die vaak zichtbaar zijn in de publieke ruimte.
2.3
Onderzoekssetting: dorpsgemeenschap Besse
Dorpsgemeenschap Besse is gelegen op de zuidoever, zo’n 60 km vanaf Serekunda in Kombo (zie figuur 2.1). Met de bush-taxi, het plaatselijke openbare vervoer, is het een reis van zo’n twee uur naar Besse als alles voorspoedig verloopt. Besse is een van de dorpen die direct gelegen zijn aan de hoofdweg die van oost naar west loopt. De weg is onlangs opgehoogd, zodat de compounds aan de andere kant van de weg niet meer te zien zijn. Het is de bedoeling dat de weg in de toekomst wordt geasfalteerd. In Besse ligt een kruising naar het dorp Berefet dat zo’n 7 km verderop ligt. Aan de onverharde weg naar Berefet wordt na ongeveer 1 km een zogenaamde eco-lodge zichtbaar, die inmiddels enkele jaren voornamelijk onderdak biedt aan de wegwerkers. Er is daar een generator, waar mobiele telefoons kunnen worden opgeladen. De lodge is als eco-toeristische trekpleister opgericht door een Engelse vrouw en een Gambiaanse jongen uit Besse. Zij is nu echter niet meer betrokken bij deze onderneming. Ongeveer een kilometer ten westen van Besse ligt het dorp Jagil langs de hoofdweg. Door lintbebouwing langs de weg, is er weinig ruimte zonder bebouwing tussen de dorpen. Oostwaarts ligt het dorp Ndemban, hier is een L.B.S en een U.B.S gevestigd. De dichtstbijzijnde grote plaats is Brikama, waar men per bushtaxi naartoe kan reizen. Dit is een rit van ongeveer een uur en dit is voor veel mensen een kostbare reis. Veel inwoners van Besse komen daardoor enkel voor belangrijke zaken, zoals familiale gebeurtenissen, buiten Besse en de naburige omgeving. Iedere familie in Besse heeft wel familieleden die in Kombo wonen.
16
Besse telt zo’n 1000 inwoners (gegevens via NGO CCF in Besse, 2008). De dorpsleden wonen in compounds, waarvan er vele langs de hoofdweg liggen, maar ook een aantal daarachter. Er wonen vaak meerdere gezinnen binnen één compound, zogenaamde extended families. Mannen blijven relatief vaak wonen binnen de compound waar ze geboren zijn. Wanneer mannen trouwen, trekt de vrouw erbij in. Het komt regelmatig voor dat een man met meerdere vrouwen getrouwd is. Het zijn vooral de ouderen, vrouwen en kinderen die permanent aanwezig zijn in Besse. Veel jongeren, vooral mannen, verblijven vanwege werk of studie een groot gedeelte van de tijd in Kombo. Tijdens mijn verblijf kreeg ik een indruk van het dagelijks leven in Besse. Veel dorpsleden werken in de landbouw. Men verbouwt voornamelijk pinda’s, rijst en graan. Ook bestaat men van visvangst en veeteelt; men houdt vooral geiten, schapen en kippen. Veel inwoners staan als farmer geregistreerd op hun identiteitskaart. Vooral vrouwen houden zich naast het werk op het land bezig met het huishouden (water halen, wassen, koken) en het opvoeden van de kinderen. Ook van de kinderen wordt verwacht dat ze veel meehelpen op het land en in en rondom het huis. Er is geen elektriciteit aanwezig in Besse (op een aantal compounds na, die in het bezit zijn van een generator). Een geliefde bezigheid is het met elkaar verpozen in de schaduw of als het ’s avonds donker is. Er is dan tijd om allerlei onderwerpen te bespreken, van wereldnieuws tot de laatste roddels. Vaak is er wel iemand die een radio bij zich heeft, waarnaar wordt geluisterd. Programma’s worden in verschillende talen uitgezonden. Voor (jonge) mannen hoort bij het samenzijn vaak ook het bereiden en drinken van ataya, een sterke thee, wat enkele uren in beslag kan nemen. Kranten zijn niet te koop in Besse. In de openbare ruimte heb ik niemand zien lezen in de tijd dat ik er was. Er zijn slechts enkele televisies (werkend op accu’s) in het dorp aanwezig. Een elektronisch apparaat dat sinds ongeveer 2004 wel duidelijk zijn intrede heeft gedaan, is de mobiele telefoon. Hoewel het status met zich meebrengt om een telefoon te hebben, vormt het bezit ervan geen uitzondering binnen Besse. De telefoon wordt gebruikt om mee te bellen, te sms-en (in het Engels) en als zaklantaarn. In Besse zijn enkele instanties gevestigd. Er zijn zeven winkels in het dorp, waar men eenvoudige huis-tuin-en-keukenproducten kan kopen. Veel producten verkoopt men per stuk, zoals sigaretten, om de kosten laag te houden. Er is aan de rand van het dorp een NGO gevestigd, die kinderen in het district sponsort om naar school te kunnen gaan. Aan de andere kant van het dorp bevindt zich een kliniek, waar mensen uit Besse en de directe omgeving voor eerste hulp terecht kunnen. De kliniek is tevens gericht op preventie, bijvoorbeeld van malaria, hiv/aids en tbc. Daarnaast komen zwangere vrouwen en pasgeborenen er maandelijks voor controle. De lingua franca in Besse is Mandinka; ongeveer 95% van de bevolking kan deze taal spreken. Daarnaast worden er ook de ‘lokale’ talen Jola, Fula, Manjago, Wolof, Serahule en Bambara gesproken. De meeste inwoners zijn meertalig (Juffermans, 2006). De geschreven taal is doorgaans Engels of Arabisch. Geschreven Mandinka wordt onderwezen in adult literacy classes, maar in de praktijk wordt hier weinig gebruik van gemaakt. Er zijn weinig inwoners van Besse die aangeven hiermee uit de voeten te kunnen en ook ben ik nauwelijks geschreven Mandinka tegengekomen. Van de andere lokale talen bestaat, voor zover bekend, geen geschreven vorm. Engels wordt slechts gesproken door enkele dorpsleden. Mijn indruk was
17
dat degenen die het Engels vloeiend spreken, het ook kunnen lezen en schrijven. Dit gold bijvoorbeeld voor de leraar, de verpleegkundige en de medewerker van de NGO, allemaal hoger opgeleiden in het dorp. In hun werk maken ze gebruik van het Engels in gesproken en geschreven vorm. Er is een groep die het Engels enigszins kan spreken, maar niet in staat is het in alle gevallen te kunnen lezen of schrijven. De meerderheid van de bevolking kan het Engels noch spreken, noch begrijpen, noch lezen, noch schrijven. Dit gaat in veel gevallen om leden van de bevolking die niet naar school zijn geweest. De meeste schoolgaande kinderen, gaan naar de L.B.S. en de U.B.S in Ndemban, waar het Engels de voertaal is. Ter ondersteuning gebruiken de leraren soms een lokale taal (persoonlijke communicatie leraar Badjie, 2008). Kinderen die in Ndemban onderwijs aan de Islamitische school volgen, zij vormen een minderheid, krijgen ook het Engels als vak onderwezen (persoonlijke communicatie Lamin, 2008). Het krijgen van onderwijs in het Engels, betekent niet automatisch dat een leerling ook het Engels goed beheerst. Er bestaat een kloof tussen het gebruik van een lokale taal als lingua franca thuis (in Besse vaak het Mandinka) en het Engels als lingua franca op school. Veel leerlingen blijken niet in staat om deze overstap naar het Engels vloeiend te maken. Dit heeft vanzelfsprekend ook effect op andere leerprestaties. Mogelijk speelt ook het niveau van het onderwijs hierin mee (Juffermans, 2006). Mijn ervaring was dat de communicatie in het Engels met veel tieners in Besse gebrekkig verliep. Hoe geschreven taal en andere semiotische tekens in de publieke ruimtes van Besse terug te zien zijn en hoe ze worden geïnterpreteerd, wordt beschreven bij de bevindingen in de volgende drie hoofdstukken.
18
3 Winkels als middelpunt van het linguïstische landschap?
Voor er wordt toegespitst op het domein winkels, start dit hoofdstuk met een globale beschrijving van het linguïstische landschap van Besse. Tijdens mijn eerste rondgang door het dorp werd meteen duidelijk dat er weinig linguïstisch landschap in Besse waarneembaar is. Vergeleken bij de stad zijn er weinig geschreven teksten, afbeeldingen en symbolen in de publieke ruimte terug te vinden. Het meest in het oog springend zijn de billboards en enkele andere semiotische tekens langs de kant van de weg, al zijn ook deze niet in grote getalen aanwezig. Iets minder op de voorgrond, maar veelvuldig aanwezig, zijn de telefoonnummers, soms met namen erbij, op de muren van bijna elke compound. Slechts een enkele keer staat er ook een andere geschreven tekst op muren te lezen. Hier dient wel actief naar te worden gezocht. Naast deze ‘statische’ tekens in het linguïstische landschap, is er ‘mobiele geletterdheid’ te ontdekken, zoals op kleding en op voorbij trekkende voertuigen. De passerende voertuigen onttrekken zich echter doorgaans snel aan het zicht, zodat de teksten en symbolen daarop steeds maar heel even onderdeel uitmaken van Besse. Het viel mij op dat winkels, de kliniek en een NGO juist niet herkenbaar zijn door duidelijke tekst of symbolen aan de buitenkant van de gebouwen. Een kijkje in de winkels leverde het inzicht op dat ook daar zeer spaarzaam gebruik gemaakt wordt van geschreven tekst: vijf reclameposters op de deuren van twee van de zeven winkels. Het is er zo donker en de producten staan achter een afrastering zo ver weg, dat deze niet leesbaar zijn. In de bestudering van het linguïstische landschap vervullen opschriften in winkelstraten daarentegen vaak een centrale rol (bijv. Cenoz en Gorter, 2006; Lou, 2007; Juffermans, 2008a) en onderzoek naar het linguïstische landschap in rurale gebieden (met weinig winkels) wordt daardoor niet altijd logisch of zinvol geacht (Thurlow en Jaworski, 2009). Spolsky (2009: 33) laat blijken dat hij de onderzoeksmogelijkheden naar het linguïstische landschap in rurale gebieden erg beperkt vindt: “The common location is inside a city; outside the city, we find a limited class of direction signs and place names, and the roadside billboards often assumed to ruin the landscape”. Sommige onderzoekers doen zelfs de suggestie voor het veranderen van de naam landscapes in cityscapes (o.a. Gorter, 2006), omdat er onvoldoende linguïstisch landschap op het platteland te vinden zou zijn. Obijiofor (1998) beschrijft een vrij strikte scheiding tussen communicatie op het platteland en in de stad in Afrika. In de stad worden
19
meer ‘westerse’ communicatiemiddelen (zoals televisie, kranten, internet en mobiele telefonie) ingezet en op het platteland meer traditionele middelen (c.q. mondelinge communicatie). Dit zou ervoor pleiten om het onderzoek naar linguïstisch landschap inderdaad alleen op urbane gebieden te richten. In het hedendaagse Gambia dringen echter ook de ‘westerse’ communicatiemiddelen door tot op het platteland. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar door de intrede van de mobiele telefonie en de billboards langs de kant van de weg. Stad en platteland staan in verband met elkaar en communicatiemiddelen ‘van buitenaf’ hebben hun invloed op het leven in de dorpsgemeenschap. Het bestuderen van het linguïstische landschap in een rurale setting biedt daardoor juist een interessant perspectief op de communicatie. Daarbij hoeven winkels niet het uitgangspunt te vormen. De beperkte aanwezigheid van semiotische tekens in het linguïstische landschap biedt bovendien de mogelijkheid om een genre, in dit onderzoek billboards, uitgebreid weer te geven (zie Appendix 1) en kwalitatief te bestuderen. Dit staat in tegenstelling tot de veel gemaakte noodzakelijke, al dan niet representatieve selecties in kwantitatieve onderzoeken in urbane gebieden (bijv. Backhaus, 2006; Ben-Rafael et al., 2006). De bevindingen van het onderzoek naar billboards komen in hoofdstuk 4 en 5 aan de orde. Het linguïstische landschap in en rondom winkels verdient in dit onderzoek echter ook een plaats om het inzicht in de sociolinguïstische situatie op lokale schaal te verbreden. Het resterende gedeelte van dit hoofdstuk gaat in op de vraag hoe het linguïstische landschap in en rondom winkels eruit ziet. Welke modaliteiten spelen in de communicatie in winkels een belangrijke rol en hoe ervaren de dorpsbewoners dit? Het biedt mogelijkheden om de bevindingen met betrekking tot de billboards in de volgende hoofdstukken in een ruimer sociaal-cultureel perspectief te plaatsen. In paragraaf 3.1 wordt de methode van onderzoek behandeld. In paragraaf 3.2 worden de bevindingen weergegeven en in paragraaf 3.3 volgt ten slotte de conclusie.
3.1
Op onderzoek uit in winkels
Vergezeld door een dorpsbewoner, Isatou, die in staat was om voor mij te tolken, maakte ik een rondgang langs de zeven winkels die het dorp rijk is. Foto’s werden gemaakt van de binnen- en de buitenkant van de winkels. Er was in het bijzonder aandacht voor geschreven teksten en andere semiotische tekens en deze werden met een digitale camera vastgelegd. Tijdens het bezoek aan de winkels observeerde ik het verloop van transacties. Daarnaast werd een gesprek gevoerd met de verkopers in de winkels over de talen die er gebruikt werden. In veel gevallen kwam ter sprake of de verkoper zelf kon lezen en/of schrijven. Over de gefotografeerde posters bespraken we of de producten waarvoor reclame werd gemaakt ook verkocht werden. Van de verkregen informatie maakte ik achteraf notities. In veel gesprekken met verkopers kreeg ik vertaalhulp van Isatou. Naast het aanwezig zijn in de winkels zelf, sprak ik ook met vier dorpsleden over hoe het aankopen doen volgens hen verloopt. Ook dit noteerde ik in mijn veldnotities. De analyse van de verzamelde gegevens bracht inzicht in de modaliteiten die op lokale schaal, in en rondom winkels,
20
een belangrijke rol spelen. Het gebruik van de verschillende modaliteiten wordt in de volgende paragraaf beschreven.
3.2
Communicatie in winkels
Ik had niet in de gaten dat er zeven winkels in Besse waren tot me dit verteld werd. De winkels vielen mij niet op in het dorpsbeeld (figuur 3.1).
Figuur 3.1 Winkel aan buitenzijde Er zijn geen duidelijke teksten of afbeeldingen te zien aan de buitenkant waaraan de winkels te herkennen zijn. De winkels zien er in mijn ogen in eerste instantie meer uit als een mogelijke ingang van een woning direct langs de kant van de weg. Het zijn wat kleine, donkere ruimtes zonder ramen. Ik werd daarom door mijn gids naar de winkels toegebracht. In de winkels worden producten verkocht die men in het dagelijks leven nodig heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om (houdbare) etenswaren of zaken die men in het huishouden nodig heeft. De producten zijn in het algemeen niet duur. Sigaretten worden bijvoorbeeld per stuk verkocht. De winkels hebben een lokale functie; er zijn geen gespecialiseerde winkels in Besse. Zonder problemen werden de namen van de winkels in het dorp opgenoemd die ik ging bezoeken. Deze bleken doorgaans genoemd te zijn naar de familiecompound waarbij ze zich bevinden, bijvoorbeeld Jaitteh kunda shop en Badjie kunda shop. Wanneer de winkel wordt gehuurd, dan wordt de winkel genoemd naar de naam van de winkelhouder, zoals bijvoorbeeld Amadou Wuri’s shop. De namen zijn echter nergens terug te lezen. Een uitzondering hierop is mogelijk te zien op de muur van de winkel in figuur 3.2., waar ‘Samba Bah’ mogelijk de winkelhouder is. Het bleek dat men weinig waarde hecht aan het schrijven van namen op winkels. Ik vroeg een man uit het dorp hiernaar. Hij gaf als commentaar: 21
The names of the shops are not written down, but you speak about it. The owner is not always able to read (Lamin S, veldnotities juli 2008). In twee winkels vond ik in totaal vijf posters met advertenties in het Engels erop. Het bleek echter dat de producten waarvoor geadverteerd werd in twee van de vijf gevallen niet werden verkocht. Op de muur van een van de winkels vond ik twee teksten in Arabisch schrift: “Er is maar één God, Allah” en “Vrede zij met u” (figuur 3.2). Ook is er een tekst in Latijns schrift te lezen: “Samba Bah Besse”. Dit is mogelijk de naam van de eigenaar van de winkel (met de plaats van de winkel erbij), maar dit kan niet met zekerheid gesteld worden. De naam van de winkel of de eigenaar ervan komt doorgaans niet voor op de buitenkant van winkels in Besse.
Figuur 3.2 Winkel met Arabisch en Latijns schrift Veel van de teksten in en bij de winkels blijken niet als middel te worden gebruikt om reclame te maken. De Arabische tekst heeft geen informatieve functie, maar dient mogelijk om een identiteit uit te drukken. Posters van producten die niet meer worden verkocht dienen mogelijk ter decoratie of men is eenvoudigweg vergeten om ze weg te halen. In de winkels viel het me op dat veel producten te ver weg staan van de klant om te kunnen lezen wat erop staat. Een extra barrière vormt een rooster tussen de klant en de verkoper met zijn producten (figuur 3.3). De meeste producten kunnen daardoor alleen worden bekeken en gelezen door de klant wanneer deze worden aangereikt door de verkoper. De winkelier herkent de producten uiteraard aan de verpakking. Er zijn geen ramen en er is geen elektriciteit in de winkel aanwezig, waardoor het er overdag schemerig is. Het heeft daarom weinig zin om multimodale tekens uit verschillende landen op de verpakking van producten te bestuderen binnen het domein winkels.
22
Deze worden bij het aankopen doen doorgaans niet nauwkeurig bekeken en zijn daardoor irrelevant voor het linguïstische landschap in en rondom winkels. Een kanttekening die hierbij kan worden gemaakt, is dat een verpakking eenmaal bij de consument thuis wel een herkenningsteken kan zijn, zoals dat het ook voor de winkelier was. Er is dan echter geen sprake meer van gebruik in de publieke ruimte.
Figuur 3.3 Afscheiding tussen klant en winkelier Met mijn gids en tevens tolk ging ik in gesprek over de transacties in de winkel. Zij vertelde dat er vooral gebruik wordt gemaakt van lokale talen om over een product te praten: Normally you go to the shop and ask for a product, the shopkeeper shows it to you. You can read about the product you need. If not, the shopkeeper will give you the information about the product (Isatou, veldnotities juli 2008). Sommige dorpsleden kunnen de tekst op de producten lezen, maar hier is geen noodzaak toe. De vier dorpsleden die ik vroeg hoe het aan- en verkopen van producten verloopt op communicatief gebied, gaven onafhankelijk van elkaar aan dat je met de verkoper praat over een product dat je wilt kopen. Tijdens de rondgang langs de winkels bleek dat niet alle verkopers, doorgaans dorpsleden, geletterd en het Engels machtig zijn. Met drie verkopers kon ik in het Engels communiceren, voor de communicatie met de andere vier was een tolk echter noodzakelijk. Zij spraken naar eigen zeggen vaak meerdere lokale talen en/of Arabisch. De teksten op de producten zijn echter niet in lokale talen opgesteld, wel veelal in het Engels. Tijdens mijn observaties in de winkels werd steeds gebruik gemaakt
23
van Mandinka of andere lokale talen als linguae francae en deze talen volstonden volgens degenen die mij informeerden.
3.3
Mondelinge communicatie in de hoofdrol
Samengevat kan worden gesteld, dat er in het domein winkels, als onderdeel van de publieke ruimte in Besse, weinig visuele communicatie aan te pas komt. Winkels in Besse blijken absoluut niet toonaangevend te zijn voor het linguïstische landschap, terwijl dit in steden vaak wel het geval is. Op lokale schaal wordt er nauwelijks gebruik gemaakt van geschreven teksten of afbeeldingen, bijvoorbeeld om reclame voor de winkel of een product te maken. De communicatie verloopt voor het overgrote deel mondeling. De weinige geschreven teksten die gevonden zijn, zoals op posters en op de buitenmuren van de winkels, zijn in het Engels of in het Arabisch opgesteld, niet in een van de lokale talen. De teksten lijken in de meeste gevallen niet tot doel te hebben een product te verkopen, maar zijn mogelijk bedoeld ter decoratie of om een bepaalde identiteit uit te drukken. Ze hebben eerder een symbolische dan een informatieve waarde. Zelfs uit de inrichting van de winkels blijkt dat ze niet ingericht zijn op het lezen van teksten: het is er donker, de producten bevinden zich achter een raster en zijn niet leesbaar voor de koper. Het is nauwelijks mogelijk om teksten en tekens in de winkel te decoderen. De verkopers zijn in sommige gevallen ongeletterd en kunnen geen Engels spreken. De communicatie verloopt mondeling in lokale talen, vooral in het Mandinka. Geen van de gesproken dorpsbewoners hierover geeft aan de communicatie in winkels als een probleem te ervaren. De manier waarop door veel dorpsbewoners boodschappen worden gecommuniceerd in winkels, geeft inzicht in de belangrijke plaats van mondelinge communicatie in de lokale taal/talen in het dagelijks leven. De zeer beperkte rol van geschreven teksten op lokaal niveau komt hieruit naar voren. Dit is overeenkomstig met het belang van mondelinge communicatie in rurale gebieden in Afrika, zoals Obijiofor (1998) dat beschreef. Uit de gegevens kan worden geconcludeerd dat de communicatie in de publieke ruimte van de dorpsgemeenschap, in ieder geval in het domein winkels, voor het overgrote deel gestoeld is op mondelinge communicatie. Het wordt hierdoor duidelijk dat onderzoek naar visuele communicatie op het platteland in Gambia voor een breder sociaal-cultureel inzicht, niet beperkt kan blijven tot de visuele modaliteiten, ook de mondelinge communicatie dient betrokken te worden. Het gaat om een kader waarin alle modaliteiten betrokken zijn, waardoor meer inzicht wordt verkregen in het gebruik en de waardering van de verschillende modaliteiten in relatie tot elkaar (Kress en Van Leeuwen, 1996). Daardoor kan de plaats van de visuele communicatie beter in de sociolinguïstische context worden geplaatst, zoals Basso (1974) ook aangaf. Het betrekken van de verschillende modaliteiten brengt inzicht in communicatieprocessen op lokale schaal. Deze ideeën sluiten nauw aan bij het denkgoed van de new literacy studies (bijvoorbeeld Street, 1984; 2003; Prinsloo en Breier, 1996). De beschreven bevindingen binnen het domein winkels wekken sterk de indruk dat er op lokaal niveau voor veel inwoners van Besse
24
weinig sociale en/of economische noodzaak bestaat tot lezen en schrijven. De bevindingen in de volgende hoofdstukken kunnen tegen deze achtergrond worden geplaatst.
25
26
4 Billboards: welk multimodaal ontwerp van en voor wie?
De billboards langs de kant van de weg vormen het publieke domein waarin visuele communicatie het meest in het oog springt. In dit hoofdstuk wordt een kwalitatieve beschrijving van dit specifieke domein gepresenteerd, alsook is er aandacht voor de opstellers en de doelgroepen van de borden. Als eerste wordt in paragraaf 4.1 de gebruikte methode toegelicht, waarna de bevindingen in paragraaf 4.2 worden besproken. Zowel in paragraaf 4.1 als in paragraaf 4.2 worden concepten toegelicht, die van toepassing zijn op de behandelde data. In paragraaf 4.3 wordt het hoofdstuk afgesloten met een conclusie.
4.1
De billboards van Besse en omgeving in kaart gebracht
Het verzamelen van data vond plaats in het veld, zoals in paragraaf 4.1.1 wordt beschreven. De wijze van analyseren van de billboards in de periode erna wordt uiteengezet in paragraaf 4.1.2. In beide paragrafen worden ook enkele methodologische concepten aangestipt, zoals het semiotische landschap en Hymes’ ethnography of speaking voor het beschrijven en analyseren van geschreven teksten en andere semiotische tekens in het linguïstische landschap. 4.1.1
In het veld
Het meest opvallende gedeelte van het linguïstische landschap in Besse bestaat uit de billboards langs de kant van de grote doorgaande weg die door Besse loopt. Door hun grootte vallen ze daadwerkelijk op in het landschap. Alle billboards langs de kant van de weg zijn met een fotocamera vastgelegd. Omdat het aantal billboards in Besse te laag leek te zijn om verder te analyseren, werd besloten om ook de billboards in de twee direct naastgelegen dorpen, Jagil en Ndemban, en de weg ertussen als beeldmateriaal vast te leggen. Zo is tot een volledige set data gekomen van alle billboards in een specifiek ruraal gebied in Gambia. In totaal werd er een bescheiden aantal billboards gesignaleerd: over een lengte van ongeveer vijf kilometer werden 19 staande billboards gevonden en vier billboards die op de grond lagen. Dat er
27
billboards op de grond lagen, heeft te maken met de wegwerkzaamheden. De borden zijn (nog) niet teruggeplaatst. Naast de billboards werden ook enkele andere semiotische tekens zonder tekst langs de kant van de weg gevonden waarmee een boodschap wordt overgebracht, waaronder een groene vlag. Hoewel deze tekens niet vallen onder de definitie van het linguïstische landschap van Landry en Bourhis (1997: 25), maken ze mijns inziens toch deel uit van het linguïstische landschap, omdat ze betekenisdragende elementen in het landschap zijn. Deze visie sluit aan bij de opvatting van een groeiende groep onderzoekers die aangeeft dat het betrekken van andere semiotische tekens dan alleen geschreven teksten bij het linguïstische landschap nodig is om tot een volledigere beschrijving te komen van de betekenistoekenning via het linguïstische landschap in een specifiek gebied (Kress en van Leeuwen, 1996; Iedema, 2003; Van Leeuwen, 2003; Jaworksi en Thurlow, 2009; Stroud en Mpendukana, 2009; Malinowski, 2009). Sommigen van hen prefereren daarom de term semiotisch landschap boven linguïstisch landschap, onder wie Kress en Van Leeuwen (1996) en Jaworski en Thurlow (2009). De laatste twee onderzoekers definiëren het semiotische landschap als: “any public space with visible inscription made through deliberate human intervention and meaning making” (a.w.: 2). Het is echter mogelijk dat er bij het verzamelen van de gegevens voor dit onderzoek semiotische tekens niet herkend zijn, door het outsider’s perspectief: het niet herkennen van semiotische tekens door een onderzoeker uit een andere cultuur die wel betekenis hebben voor de mensen uit de cultuur zelf. Op een zijweg van de hoofdweg vanuit Besse in de richting van het dorp Berefet werd slechts één billboard waargenomen en bevonden zich geen andere, in mijn ogen, betekenisvolle objecten. Afbeeldingen van de billboards en andere semiotische tekens zijn terug te zien in Appendix 1. In dit hoofdstuk wordt regelmatig naar de afbeeldingen verwezen door middel van in de appendix gebruikte nummers. Daarnaast worden afbeeldingen ter illustratie in de tekst geplaatst, met verwijzing naar hun nummer in de appendix. 4.1.2
Analyse
Bij het nader bestuderen van de billboards diende de sociolinguïstische vraag “wie zendt welke visuele boodschap op billboards aan wie, hoe en met welk doel?” als leidraad. Hiermee werd onderzocht door wie welke boodschap op welke manier verzonden wordt voor welk publiek en waarom om meer inzicht te krijgen in het sociale gebruik van visuele communicatie. Bij de analyse werd gekeken naar de volgende factoren: de vervaardiger(s) van de borden, de gebruikte materialen, de betrokken instanties, de inhoud van de teksten, het gebruik van multimodale tekens en hoe deze zich tot elkaar verhouden, de gebruikte talen, het herkennen van tekens uit andere media, de grootte van de borden en de fysieke of geografische plaatsing van de borden. Hoewel er bij de aanvankelijke analyse geen gebruik gemaakt is van Hymes’ ethnography of speaking (zoals aangehaald in Huebner, 2009) sluit dit onderzoek hier wel grotendeels bij aan. Hymes onderscheidt een reeks factoren waarmee een communicatieve gebeurtenis kan worden beschreven en die een analyse van het linguïstische landschap in een gemeenschap mogelijk maken. De factoren kunnen worden ondergebracht in het ezelsbruggetje SPEAKING: S staat voor situation, setting, 28
scene, P voor participants (speaker, hearer). E voor ends (goals, function). A verwijst naar act sequences (form, content), K naar key, I betreft instrumentalities (channel, medium, forms of speech), N betreft norms (of interaction and interpretation) en G staat voor genre. Al deze factoren komen in dit onderzoek in meerdere of mindere mate aan de orde, afhankelijk van de verkregen informatie in het veld. Door de afwezigheid van de opstellers van de billboards ten tijde van het onderzoek, diende zoveel mogelijk informatie direct uit de billboards te worden afgeleid. Daarnaast werd ook gebruik gemaakt van het internet om informatie te achterhalen over de instantie of instanties die op de borden vermeld stonden. Er werd gezocht via Google. Dit lukte bij vrijwel alle billboards. De geraadpleegde websites zijn weergegeven bij de afbeeldingen in Appendix 1 onder het kopje ‘Achtergrondinformatie’. Daar is ook een beknopte versie van de gevonden informatie terug te lezen. Het zou zinvol zijn om de auteur(s) achter de billboards te kennen, om zo objectief mogelijk te weten te komen waarom een billboard op een bepaalde manier is opgesteld. Daarmee kan vooral meer informatie worden verkregen over de functie van een billboard volgens de opstellers ervan en hoeft er minder aan de eigen interpretatie over te worden gelaten. Meerdere onderzoekers, waaronder Spolsky (2009) en Pennycook (2009) geven aan dat er een grote behoefte bestaat aan onderzoek naar het proces achter het geproduceerde semiotische teken, in dit geval de billboards. Een gesprek met de inhoudelijke ontwerpers van de billboards was hiervoor wellicht het meest ideaal geweest, maar dit was om praktische redenen onmogelijk.
4.2
Vorm, inhoud en functie van de billboards
In de volgende paragrafen zal een antwoord worden geformuleerd op de verschillende deelvragen voortkomende uit de vraag: “wie zendt welke visuele boodschap op billboards aan wie, hoe en met welk doel?”. Daarbij passeren de theoretische concepten top-down, bottom-up, scales, materialiteit, site of necessity, site of luxury, symbolische en informatieve functie, multimodaliteit, audience design en geosemiotiek de revue, wanneer de data daar om vragen. 4.2.1
Wie communiceren de boodschappen?
Eén uitzondering daargelaten leverde zoeken via internet informatie op over alle op de borden getoonde nationale en internationale organisaties. Vrijwel alle borden bleken in meer of mindere mate in nationaal of internationaal verband opgesteld te zijn. Van de 19 borden die overeind stonden, waren er bij 13 NGO’s en/of sponsors, bijvoorbeeld vanuit de overheid, betrokken. Het gaat in alle gevallen om nationale of internationale organisaties. De meeste borden waar sponsors bij betrokken zijn hebben betrekking op het versterken van de agrarische sector, bijvoorbeeld door agrarisch onderwijs te bieden (bijvoorbeeld appendix 1.10) of de juiste middelen te verstrekken aan met name kwetsbare groepen, zoals jongeren en vrouwen (zie appendix 1.1, 1.2, 1.11 en 1.13). In alle gevallen wordt hierbij (financiële) steun vanuit het buitenland geboden. Dit is te zien aan de
29
vermelde
afkortingen
en
symbolen
op
de
borden,
zoals
‘FRB/CWS’,
twee
christelijke
liefdadigheidsorganisaties uit de Verenigde Staten, ‘ADB’, de African Development Bank en ‘Concern Universal’, een van oorsprong Engelse ontwikkelingsorganisatie. Twee borden zijn gericht op het verbeteren van de gezondheidssituatie (appendix 1.7 en 1.15). Hierop staan alleen nationale organisaties vermeld, zoals ‘Bafrow’, een vrouwenrechtenorganisatie in Gambia en ‘NAS’, het national aids secretariat. Twee borden verwezen naar toeristische centra, die in internationaal verband zijn opgezet: ‘Sankiliba Lodge’ (appendix 1.6) en ‘Cultural Camp Ecco’ (appendix 1.8). Twee borden waren afkomstig van concurrerende telefoonmaatschappijen in Besse. ‘Africell’ (appendix 1.4) wordt ondersteund vanuit het buitenland, het is een dochteronderneming van een Libanees telecommunicatiebedrijf en ‘Gamcel’ (appendix 1.5) is de nationale telefoonmaatschappij. Slechts twee borden waren opgesteld door een lokale groep, de ‘Japichum brothers’, die een aquaculture project hebben net buiten Besse (appendix 1.14 en 1.17). Er werd me door een van de dorpsbewoners verteld dat dit een groep lokale jonge mannen is, die veelal in Kombo werken en naar alle waarschijnlijkheid het Engels beheersen (zie paragraaf 2.2 en 2.3). Van deze borden kan niet worden gezegd dat ze opgesteld zijn door mensen die alleen in het rurale district FoniBerefet opereren. Zij hebben een sterke band met Kombo. Er kan worden geconcludeerd dat de meeste borden opgesteld zijn in nationaal of internationaal verband. Top-down en bottom-up Voor het communiceren van boodschappen binnen het linguïstische landschap wordt vaak gebruik gemaakt van het onderscheid top-down en bottom-up. Bij top-down communicatie gaat het om boodschappen die opgesteld zijn door de overheid en publieke instanties. Het taalbeleid in een land is op deze boodschappen veelal van grote invloed. Daar tegenover staat bottom-up: tekens die worden opgesteld door privé-instanties en bedrijven, die veelal minder gebonden zijn aan beleidsregels (bijvoorbeeld Huebner, 2009; Malinowski, 2009; Gorter, 2006). Om de communicatie via billboards in Besse te beschrijven, is het gebruik van deze termen bottomup en top-down mijns inziens niet passend. De categorieën bottom-up en top-down suggereren dat de tekens binnen een categorie met elkaar te vergelijken zijn, maar, zoals ook Huebner (2009) aangeeft, in de praktijk bestaat er veel variatie binnen een categorie en blijken er overlappen tussen de categorieën te bestaan. Een voorbeeld vormen de billboards van de private telefoonmaatschappijen ‘Africell’ (appendix 1.4) en ‘Gamcel’ (appendix 1.5). Volgens de definitie zouden deze als bottom-up tekens moeten worden aangemerkt, want ze zijn opgesteld door bedrijven. In de praktijk worden ze echter vanaf de ‘top’, een hoog ‘niveau’, opgesteld. Het ‘Gamcel’-bord en een telefoonnummer op een huis zijn weergegeven in figuur 4.1. Beide afbeeldingen dienen volgens de definitie als bottom-up tekens aangemerkt te worden, maar ze hebben weinig met elkaar overeenkomstig. Het telefoonnummer op het huis is met houtskool geschreven in ongelijkmatige letters. Het kan makkelijk van de muur verwijderd worden. De letters op het ‘Gamcel’-bord daarentegen zijn gedrukt in verschillende kleuren op een groot formaat bord met een witte
30
achtergrond. Er is ook gespeeld met vormen: in de letter ‘L’ is een zendmast verwerkt om te verwijzen naar het telefoneren.
App. 1.3 Telefoonnummer op huis
App. 1.5 Gamcel
Figuur 4.1 Twee uiteenlopende voorbeelden van bottom-up tekens De tweedeling bottom-up en top-down suggereert wat mij betreft een te eenvoudige weergave van de werkelijkheid. Een andere kanttekening met betrekking tot bottom-up communicatie, betreft de richting van bottom-up. Men zou verwachten dat het hier gaat om tekens opgesteld op een ‘laag niveau’ die gericht zijn op een ‘hoog niveau’, zoals de tekens van een ‘hoog niveau’ gericht zijn op een ‘laag niveau’. In de praktijk gaat het echter niet om ‘verticale’ communicatie, maar om ‘horizontale’ communicatie: de bottom-up tekens zijn met name bestemd voor waarnemers die op hetzelfde ‘lage niveau’ fungeren (Kallen, 2008, aangehaald in Jaworski en Thurlow, 2009). Om tot een beschrijving van het linguïstische landschap te komen, lijkt het betrekken van scales me een betere manier om het taalgebruik in een context te bestuderen dan het gebruikmaken van de dichotomie top-down en bottom-up. Door middel van scales kan de complexe werkelijkheid mijns inziens beter benaderd worden. Scales In de sociale theorie en de sociale geografie is scales een veel gebruikte term die betrekking heeft op hiërarchische ordeningsprocessen (Blommaert, 2007). Dit begrip kan ook worden gebruikt binnen sociolinguïstisch onderzoek (o.a. Blommaert, 2003; 2007; Blommaert et al., 2005; Reh, 2004; Collins en Slembrouck, 2007). Scale, verder aan te duiden met schaal, kan worden uitgelegd als de verschillende hiërarchische niveaus waarop taal wordt gebruikt en van waaruit sociolinguïstische processen plaatsvinden. Blommaert (2003) noemt daarbij globaal (macro) en lokaal (micro) als uiterste schalen. Er wordt met schaal een hiërarchische sociale ordening en daaraan verbonden macht aangeduid, die terug te zien is in linguïstische, of in dit onderzoek semiotische, processen. De ene linguïstisch-semiotische vorm wordt in
31
veel gevallen als beter of slechter bestempeld dan een andere, afhankelijk van de plaats in de hiërarchie. Daarmee komen taalideologieën tot uitdrukking. Het taalgebruik in de verschillende schalen is echter niet statisch en beïnvloedt elkaar, waarbij het taalgebruik van een hogere schaal vaak een grotere invloed heeft op een lagere schaal dan andersom (Blommaert 2003; 2007). Een mogelijke rangordening van schalen is internationaal of globaal, nationaal, regionaal of districtsniveau, lokaal. Niet elk individu participeert op elk niveau. De inhoudelijke vormgevers van de billboards bevinden zich in veel gevallen op een hoge schaal, bij instanties die op nationaal of internationaal niveau functioneren. Binnen deze schalen worden billboards inhoudelijk vormgegeven, uitgaande van binnen de schaal geldende ideologieën. Omdat er niet met de opstellers van de billboards kon worden gesproken, ontbreekt hierover helaas informatie uit de eerste hand en kan de functie van billboards niet met zekerheid worden vastgesteld zoals door de opstellers bedoeld. Op de genoemde hoge schaal van de opstellers wordt overwegend gebruik gemaakt van Engels (zoals in paragraaf 2.2 werd beschreven) en weinig van andere semiotische tekens. Degenen voor wie de boodschappen op de billboards worden opgesteld, de waarnemers, bevinden zich echter veelal op een andere, lagere schaal, waar andere semiotische processen als norm gelden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de mondelinge communicatie in het Mandinka of een andere lokale taal in winkels, die op lokaal niveau plaatsvindt (zie hoofdstuk 3). Materialiteit De gebruikte technologieën en materialen voor het vervaardigen van de borden zijn specifieke aspecten die informatie kunnen opleveren over het productieproces en de betekenis van de borden (Kress en Van Leeuwen, 1996). Het is mogelijk dat inwoners van het district Foni-Berefet een rol hebben gespeeld bij het opstellen van veel borden (bijvoorbeeld appendix 1.2, 1.10 en 1.11), maar zij nemen in veel gevallen geen besluit over de inhoud van de borden. Als voorbeeld kan worden genoemd het bord van ‘PSIP Jagil’ (appendix 1.2) in figuur 4.2. Als gekeken wordt naar de vervaardiging van het bord, dan zou hieraan meegewerkt kunnen zijn door inwoners uit het district. Er is gebruik gemaakt van materialen die lokaal voorhanden zijn, met name ijzer en hout. Letters zijn met de hand of met een mal geschreven. Er is gebruik gemaakt van vier kleuren verf: zwart, rood, blauw en groen. De laatste drie kleuren zijn de kleuren van de Gambiaanse vlag. Er zijn roestplekken op het bord te zien, wat een verouderde indruk geeft. Het uiterlijk van dit bord staat in tegenstelling tot het bord van ‘Africell’, ook in figuur 4.2, waarbij gebruik wordt gemaakt van gedrukte letters op een doek dat over een metalen frame gespannen wordt, een techniek die in ruraal gebied niet mogelijk is. Hieruit blijkt dat het bord niet op lokale schaal is vervaardigd, maar waarschijnlijk in Kombo, op nationale schaal. Er wordt gebruik gemaakt van diverse kleuren en kleurschakeringen. De blauwe kleur op de achtergrond wordt naar boven toe steeds lichter. Ook wordt er gebruik gemaakt van verschillende lettertypes, soms met schaduweffecten. Het gedrukte doek maakt ongetwijfeld een moderne indruk op de inwoners van Besse en dient daardoor een symbolische functie. Uit de materialiteit van de borden komt informatie naar voren over wie de borden
32
opgesteld hebben en waar dat is gebeurd. Dit geeft informatie over de schaal waarop het bord vervaardigd is. In figuur 4.2 wordt de uiteenlopende materialiteit van de borden van ‘Africell’ en ‘PSIP Jagil’ weergegeven door ze naast elkaar te plaatsen.
App. 1.4 Africell
App. 1.2 PSIP Jagil
Figuur 4.2 Materialiteit van billboards Een voorbeeld van een samenwerking in het vervaardigen van billboards is zeer waarschijnlijk het bord van de nationale vrouwenrechtenorganisatie Bafrow in figuur 4.3, die meerdere standplaatsen in Gambia heeft. Het bord ligt waarschijnlijk op de grond door de werkzaamheden die aan de aangrenzende weg worden gedaan (zie paragraaf 2.3). Door het liggen op de grond ziet het metalen bord er mogelijk extra snel verouderd uit. De tekst op het bord vormt, op de laatste regel na, mooi één geheel. De laatste regel geeft informatie die alleen op dit bord op deze plaats van toepassing is. Er staat een pijl met ‘7 km’ erin en daarnaast de plaats ‘Berefet’. Deze aanduidingen zijn met een ander lettertype en andere verf vervaardigd dan de regels erboven. Ook past het nog maar net op het bord. Vermoedelijk is pas later bedacht dat de pijl met 7 km en de plaats Berefet informatief zouden kunnen zijn. Toen het bord vervaardigd werd, was waarschijnlijk nog niet duidelijk waar het kwam te staan. Het bord bestaat uit metaal met daarop met een mal geverfde letters en sterren, waarbij alleen gebruik gemaakt is van de kleuren rood en blauw. Voor de vrouw die erbij geschilderd is, is bruine verf gebruikt. De materialen van het bord bestaan uit materialen die lokaal voorhanden zijn en veelvuldig worden gebruikt voor billboards. Dit bord zou daarom ook op lokale schaal vervaardigd kunnen zijn, maar dat is niet noodzakelijkerwijs zo. Het bord is een voorbeeld van een niet-luxe bord, gemaakt van de lokaal beschikbare materialen en technieken. De materialen en technieken zijn gebruikt uit economische noodzaak, binnen een site of necessity, in termen van Stroud en Mpendukana (2009).
33
App. 1.7 Bafrow Berefet
App. 1.6 Sankiliba Lodge
Figuur 4.3 Billboards: site of necessity en site of luxury Het bord van Sankiliba Lodge in figuur 4.3 drukt juist luxe uit door zijn materialiteit en gebruikte techniek. De letters op het bord van Sankiliba Lodge zijn niet met verf vormgegeven, maar vervaardigd door de letters uit een stuk hout te snijden. Het gebruik van een stuk hout op deze manier is waarschijnlijk kostbaar en wordt binnen een site of luxury, een plaats waar men een relatief groot bedrag te besteden heeft, geproduceerd (Stroud en Mpendukana, 2009). Het snijden van letters uit hout is waarschijnlijk gebruikt om voor toeristen authenticiteit uit te drukken, daar men deze techniek in Gambia niet gebruikt voor de eigen bevolking. Het heeft dan, naast een informatieve functie, namelijk het aanduiden van een toeristische lokatie, ook een symbolische functie. De opdracht voor het maken van het bord is hoogst waarschijnlijk gegeven door de (voormalige) buitenlandse eigenaar van de lodge en is mogelijk lokaal uitgevoerd. 4.2.2
Welke boodschappen worden gecommuniceerd en wat is hun functie?
Er zijn volgens Landry en Bourhis (1997) twee typen functies te onderscheiden. Semiotische tekens kunnen volgens hen een informatieve en een symbolische functie dienen. Bij de informatieve functie kan als voorbeeld worden gedacht aan een tekst op een bord om de aanwezigheid van een instantie aan te duiden. De symbolische functie kan bijvoorbeeld dienen om status of identiteit aan te duiden door de aanwezigheid van tekst in een bepaalde taal, het gebruik van een bepaald materiaal of specifieke kleuren. In één billboard kunnen meerdere informatieve en/of symbolische functies aanwezig zijn. Wanneer de borden globaal worden bekeken, dan blijkt dat in veel gevallen de borden een informatieve functie hebben: de aanwezigheid van een bepaalde instantie wordt door middel van Engelse tekst weergegeven (o.a. appendix 1.1, 1.2, 1.15 en 1.17). De telefoonmaatschappijen maken in het Engels reclame voor hun product (appendix 1.4 en 1.5). Deze borden hebben allemaal een sterke informatieve functie. Dat er van het Engels gebruik wordt gemaakt, is eenvoudig verklaarbaar: het is de overkoepelende taal van alle etnische groepen in Gambia, het is de taal in het onderwijs en het is de geschreven lingua franca. Opstellers zouden ervan uit kunnen gaan, dat deze taal door iedereen wordt begrepen (ook al
34
strookt dit niet met de realiteit) en vinden het daardoor logisch om Engels te gebruiken. Er is dan een zuiver praktisch motief om het Engels te gebruiken. Als eerste voorbeeld van een symbolische functie kunnen de uitgesneden houten letters op het bord van ‘Sankiliba Lodge’ worden genoemd (zie figuur 4.3), dat zowel een informatieve als symbolische functie dient. Uit dit voorbeeld komt de overlap tussen vorm en inhoud naar voren: de woorden hebben een bepaalde informatieve inhoud, maar door de uit hout gesneden letters dragen ze nog meer betekenis uit. Zowel vorm en inhoud dragen samen bij aan de boodschap die wordt overgebracht en aan de functie die de boodschap vervult. Om deze reden is het niet mogelijk om alleen naar de geschreven tekst te kijken voor de boodschap die wordt gecommuniceerd. Voor de betekenistoekenning moet ook worden gekeken naar bijvoorbeeld het gebruik van kleuren en andere talen, welke in het volgende gedeelte van dit hoofdstuk aan de orde komen. Al deze multi-semiotische tekens dragen bij aan de betekenis van een billboard. 4.2.3
Op welke manier worden boodschappen gecommuniceerd?
Multimodaliteit Voor het overbrengen van een visuele boodschap kan tegelijkertijd gebruik worden gemaakt van verschillende modaliteiten, waaronder geschreven woorden, afbeeldingen, symbolen en materialen, zoals in paragraaf 1.3 werd beschreven. Op bijna alle billboards wordt gebruik gemaakt van een combinatie van geschreven tekst en afbeeldingen. Ook vindt er variatie in lettergrootte, lettertype en kleur plaats. Van de meeste borden kan worden gezegd dat woorden een belangrijkere plaats innemen dan afbeeldingen en symbolen. Dit is te zien aan de verhouding tussen de hoeveelheid woorden, de afbeeldingen en de symbolen, maar ook aan de plaats die de verschillende modaliteiten innemen (Scollon en Scollon, 2003). In veel gevallen wordt de geschreven tekst centraal op het bord geplaatst en bevinden de afbeeldingen en symbolen zich in de periferie. Dit is bijvoorbeeld goed zichtbaar in het bord van ‘Bafrow Ndemban’ (appendix 1.15) en het bord van ‘SMILE Irrigation Technologies’ (appendix 1.11), beide te zien in figuur 4.4. Het bord van ‘Bafrow Ndemban’ wordt grotendeels in beslag genomen door geschreven tekst. Behalve de slogan Baluu niima in het Mandinka, te vertalen als ‘gezond leven’, is de tekst in het Engels opgesteld. Er is sprake van een groot lettertype, zeker ten opzichte van de geplaatste symbolen en afkortingen op het bord. De geschreven tekst staat centraal op het bord en voor de symbolen en afkortingen is perifeer, aan de linker- en rechterkant van het bord, een kleine plek gereserveerd. Ook op het bord van ‘SMILE Irrigation Technologies’ staat de geschreven tekst in het midden van het bord en op het kleine bordje middenonder wat tussen de staanders geplaatst is. Op het grote bord is echter de linkeren rechterkant geheel gereserveerd voor afbeeldingen, die vergezeld worden door kleine tekstballonnen. De afbeeldingen en tekstballonnen geven weer wat er binnen het project gebeurt. Voor beide borden in figuur 4.4 lijkt te gelden dat er vooraf goed naar de indeling van het bord is gekeken: alles past goed op de borden. Het centraal plaatsen van de geschreven teksten lijkt een bewuste keuze.
35
App. 1.15 Bafrow Ndemban
App. 1.11 SMILE Irrigation Technologies
Figuur 4.4 Centrale plaats van geschreven tekst, afbeeldingen perifeer geplaatst Er zijn binnen dit onderzoek geen billboards zonder woorden gevonden. Wel zijn er billboards zonder afbeeldingen of symbolen gevonden. Op drie billboards (appendix 1.6, 1.14 en 1.17) wordt er uitsluitend gebruik gemaakt van woorden, niet van afbeeldingen of symbolen. Deze behoren aan de (van oorsprong) toeristische Sankiliba Lodge (zie figuur 4.3) en de uit het Foni-Berefet district afkomstige groep Japichum brothers’ (beide afbeeldingen in figuur 4.5). De borden van de Japichum brothers zijn beide volledig in het Engels opgesteld. “Ndemban Japichum” staat voor de buurt waar de Japichum brothers gevestigd zijn en deze plaats is gelegen in het district “Foni Berefet” in “Western Region”. Op de borden van de Japichum brothers is grassroots literacy (Blommaert, 2004) te herkennen. In het woord “association” is een lexicale fout zichtbaar. Op het ene bord, bevestigd aan een boom, staat een spelfout: “assoccation”. Op het andere bord is een verbetering zichtbaar: de tweede ‘C’ is later in een ‘I’ veranderd. Daardoor is er veel ruimte ontstaan tussen de ‘I’ en de ‘A’ en zou het om twee losse woorden kunnen gaan. Ook het e-mailadres laat duidelijke tekens van grassroots literacy zien: het e-mailadres past niet op een regel. Het ‘@’-teken wordt daardoor boven het adres (foutief als ‘A’ tussen haakjes) gezet en het adres loopt linksonder op het bord door. Daarbij ontbreekt interpunctie. Het is puzzelen hoe het emailadres correct weergegeven wordt, indien men de Japichum brothers wil mailen. De conventies voor het schrijven van e-mailadressen komen hier niet tot uitdrukking. Grassroots literacy is een interessant begrip om in het onderzoek naar linguïstische landschappen te betrekken. Ook op andere billboards binnen dit onderzoek kan grassroots literacy herkend worden. Het is echter een veelomvattend onderwerp en daarom wordt hier in dit onderzoek niet verder op ingegaan.
36
App. 1.14 Japichum brothers I
App. 1.17 Japichum brothers II
Figuur 4.5 Billboards zonder afbeeldingen, met veel geschreven tekst Twee duidelijke voorbeelden van het combineren van woorden en symbolen zijn de billboards van de telefoonmaatschappijen ‘Gamcel’ en ‘Africell’, weergegeven in figuur 4.6. Deze bedrijven groeien snel, zijn sterk concurrerend en stellen een groot budget beschikbaar voor reclamecampagnes. De billboards bestaan grotendeels uit tekst in het Engels, maar gebruiken ook een vast logo om de herkenbaarheid te vergroten. In de naam ‘Africell’ is een mobiele telefoon met een antenne in de ‘I’ verwerkt met ‘zendstralen’ in de kleuren van de Gambiaanse vlag er omheen. Gamcel maakt van de ‘L’ een zendmast als link naar de mobiele telefonie. Daarnaast wordt er bij beide maatschappijen gebruik gemaakt van een vast kleurschema en vaste lettertypes. Dit is een duidelijk voorbeeld van bewuste gebruikmaking van multimodaliteit: woorden, lettertype, afbeeldingen en kleuren zorgen voor herkenbaarheid. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat de logo’s, kleuren en lettertypes niet alleen op billboards worden gebruikt, maar ook op andere plaatsen, waardoor een nog grotere herkenbaarheid wordt bewerkstelligd. Hierbij kan worden gedacht aan de kaartjes die worden gebruikt om het beltegoed op te waarderen, posters bij verkooppunten of websites. Jewitt en Kress (2003) pleiten voor het bestuderen van alle mogelijke modaliteiten (bijvoorbeeld op radio, tv, in kranten, op kleding, op flyers) die bijdragen aan de betekenistoekenning, om een volledig beeld te krijgen van een bepaalde communicatieve gebeurtenis.
37
App. 1.4 Africell
App. 1.5 Gamcel
Figuur 4.6 Voorbeelden van multi-semiotische vormgeving Het terug laten komen van slogans, logo’s, kleurschema’s en lettertypes in andere media bij de andere onderzochte billboards in Besse is echter zeer beperkt vergeleken bij de manier waarop Gamcel en Africell dit doen. Deze reclamebillboards en bijbehorende ander semiotische tekens vormen een mooi voorbeeld hoe gebruik kan worden gemaakt van multimodaliteit om een boodschap aan een groot (deels ongeletterd) publiek over te brengen. Enkele van de weinige voorbeelden waar dit ook gebeurt, is bij de APRC, de grootste nationale partij, die veelvuldig gebruik maakt van de kleur groen als herkenningsteken, onder andere op partijkleding en op vlaggen, zichtbaar in figuur 4.7. De vlag is geplaatst bij een compound, waarmee men laat zien aanhanger te zijn van de APRC. Deze zijn regelmatig te zien langs de kant van de weg. Ook de ‘APRC-kleding’ wordt regelmatig gedragen in het dagelijks leven. De man op de foto is de alkalo, de ‘burgemeester’ van Besse. Het is onbekend of hij altijd ‘APRC-kleding’ draagt. Op zijn kleding is naast de kleur groen, ook een foto van de president en zijn vrouw afgebeeld en is de naam van de partij “Alliance for Patriotic Reorientation and Construction” meerdere keren afgedrukt. In de kleinere gedrukte rondjes op de kleding staan een boom en gereedschappen om het land mee te bewerken afgebeeld, die ook symbool staan voor de APRC. In het geval van de kleding is er duidelijk sprake van multi-semiotisch ontwerp om naar de APRC te verwijzen.
38
App. 1.19 APRC kleding
App. 1.18 APRC vlag
Figuur 4.7 Gebruik van kleur om een boodschap over te brengen Kress en Van Leeuwen (1996) noemen kleur als belangrijk betekenisdragend element in de visuele communicatie. Kleur wordt vaak gebruikt om een identiteit mee uit te drukken, zoals bijvoorbeeld bij het gebruik van de kleuren van de vlag. Engels en andere talen Alle billboards zijn, zoals eerder opgemerkt, geheel of grotendeels in het Engels opgesteld. De borden van de lokale Japichum brothers zijn zelfs volledig in het Engels weergegeven, zonder gebruik te maken van andere semiotische tekens. Een uitgebreide analyse van de meertaligheid op borden zoals Reh (2004) die heeft uitgevoerd, is daardoor niet mogelijk. Zij onderzocht in de stad Lira, in Uganda, hoe meertaligheid op billboards wordt vormgegeven. Ze maakt een onderscheid naar “duplicating” (een tekst wordt in meerdere talen herhaald), “complementary” (de informatie in de verschillende talen is aanvullend), “overlapping” en “fragmentary”. Naast het Engels werden enkele andere talen gesignaleerd, welke hieronder kort worden toegelicht. Op twee borden (appendix 1.7 en 1.15) was naast Engels de slogan Baluu niimaa (wat ‘gezond leven’ betekent) in het Mandinka te lezen. Deze borden waren opgesteld door ‘Bafrow’, een organisatie die onder andere lessen verzorgt voor volwassenen in het leren lezen en schrijven van Mandinka. Mogelijk heeft de Mandinka tekst een informatieve functie, hij kan echter ook gericht zijn op het uitdrukken van een eigen identiteit en vervult dan een symbolische functie. Twee andere talen naast het Engels in het linguïstische
39
landschap waren het Arabisch, op het bord van en bij ‘Ansar Islamic School’ en het Chinees op het bord van ‘Taiwan Technical Mission’ bij een landbouwproject. Ze zijn weergegeven in figuur 4.8.
App. 1.16 Ansar Islamic school
App. 1.12 Taiwan Technical Mission
Figuur 4.8 Gebruik van Arabisch en Chinees schrift in het linguïstische landschap Het Arabisch vervult waarschijnlijk enerzijds een informatieve functie, om te verwijzen naar de school en anderzijds een symbolische functie, om te laten zien dat het hier gaat om een school met een Islamitische identiteit. De manier waarop het Latijnse en Arabische schrift naast elkaar weergegeven zijn, suggereert dat beide teksten hetzelfde vertellen. De Chinese karakters, die groter afgdrukt zijn dan de Engelse tekst, vervullen vooral een symbolische functie, daar de inwoners van Besse deze taal niet machtig zijn. Waarschijnlijk zijn Chinese karakters gebruikt om een eigen identiteit uit te drukken. Daarnaast wijzen de karakters op de aanwezigheid van Taiwanezen in dit district. Voor eventuele Taiwanese bezoekers hebben de karakters wel een informatieve functie. Bij navraag bij kennissen die het Arabisch of Chinees machtig zijn blijkt, dat er zowel bij het bord met het Arabische schrift als bij het bord met het Chinese schrift een nauwkeurige vertaling naar het Engels is gegeven. Dit leek ook al op te maken uit het ontwerp van de borden: de Engelse vertaling is direct naast de Arabische tekst geplaatst en directe onder de Chinese tekens. Het plaatsen van de Engelse vertalingen kan duiden op het belang dat wordt gehecht aan het overbrengen van informatie, aangezien het Engels de geschreven lingua franca in Gambia is. 4.2.4
Aan wie worden boodschappen gecommuniceerd?
Audience design Bell (1997) betoogt in zijn audience design framework op basis van verricht onderzoek naar de stijl van nieuwslezers op de radio dat de verzender van een boodschap zijn spreekstijl aanpast aan de ontvanger van de boodschap. De gekozen spreekstijl wordt met name bepaald door het publiek waarop deze gericht is. Dit geldt volgens hem niet alleen voor spreekstijl, maar ook voor andere modaliteiten die bij kunnen dragen aan het succesvol overbrengen van een boodschap: “audience design also applies to all codes and repertoires within a speech community, including the switch from one complete language to another in
40
bilingual situations” (Bell, 1997: 245). Het beoogde publiek is bepalend voor de manier waarop een boodschap wordt vormgegeven. Dit sluit aan bij de accomodatietheorie van Giles en Powesland (1997) die er vanuit gaan dat de verzender van de boodschap zich wat betreft spreekstijl aanpast aan de ontvanger van de boodschap om zijn goedkeuring te krijgen (of zich bewust niet aanpast om afstand te creëren). Vanuit dit standpunt kan er worden gekeken voor wie de verzenders de (multimodale) boodschappen op billboards waarschijnlijk bedoeld hebben. Voor een antwoord op deze vraag kan gebruik gemaakt worden van een geosemiotische analyse, een studieterrein ontwikkeld door Scollon en Scollon (2003). Zij bepalen (een deel van) de betekenis van een multi-semiotisch teken, zoals een billboard, door naar de geografische plaatsing te kijken. Bij hun geosemiotische analyses kijken Scollon en Scollon (2003) naar de keuze van de taal en andere semiotische tekens, de inscriptie of compositie van de tekens (bijvoorbeeld op een billboard) en de geografische plaatsing. Deze drie aspecten kunnen tevens inzicht bieden in de doelgroep van de borden. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de geografische plaatsing, de grootte van de billboards en de lettertekens en het voorkomen van geschreven teksten en andere semiotische tekens. De paragraaf sluit af met een toelichting op enkele specifieke billboards. Geografische plaatsing Wanneer naar de geografische plaatsing van de billboards wordt gekeken, valt op dat de borden vrijwel allemaal geplaatst zijn langs de grote weg op de zuidoever van de rivier Gambia. Er werd slechts één bord gesignaleerd op een zijweg van de hoofdweg. Het lijk erop dat de borden in eerste instantie niet bedoeld zijn voor de dorpsbewoners, maar voor de passanten in auto’s en bussen op hun route landinwaarts. Een groot aantal borden is daadwerkelijk alleen te lezen voor voorbijgangers die landinwaarts trekken, vanuit Kombo naar het oosten. Eenzelfde bord tevens neerzetten voor reizigers die uit de andere richting, het oosten, komen, gebeurt maar één enkele keer. De borden zijn veelal door instanties in Kombo vormgegeven, waardoor men het mogelijk logisch acht om het bord met de boodschap richting Kombo te plaatsen. Grootte Er zijn meer aanwijzingen dat de billboards voor het voorbij snellend verkeer en mensen van buiten het dorp bestemd zijn. De grootte van de borden (vanaf een geschatte 30 × 100 cm tot 200 × 300 cm) doet vermoeden dat de borden in ieder geval bedoeld zijn voor snelle passanten op de hoofdweg. De borden zijn groter dan voor de wandelende voorbijganger nodig is. Ook de lettergrootte is zodanig dat de meeste geschreven teksten vanuit een auto duidelijk leesbaar zijn. Ontegenzeggelijk blijven de billboards een belangrijk deel uitmaken van het linguïstisch landschap van Besse en omgeving en worden ze waargenomen door de inwoners.
41
Voorkomen van geschreven teksten en andere semiotische tekens Zoals eerder vermeld, zijn de billboards vaak door nationale en internationale instanties, op een hoge schaal, opgesteld en wordt op de borden veelvuldig gebruik gemaakt van Engelse tekst om de aanwezigheid van een instantie weer te geven. Van andere semiotische tekens, zoals afbeeldingen en symbolen, wordt zeer spaarzaam gebruik gemaakt. Dit wordt zichtbaar in figuur 4.9, waar de borden van van ‘AFET Community Vegetable Garden’ en van ‘SJFFC Agric Training Center’ te zien zijn. De informatie op deze borden is waarschijnlijk bedoeld voor iedereen die betrokken is bij de organisatie. Dit kunnen bijvoorbeeld sponsors zijn, die op een hoge schaal functioneren en het Engels beheersen (zie paragraaf 2.2), maar ook lokale inwoners, die zich op een andere, lagere schaal bevinden en van de diensten van de instanties gebruikmaken. Op deze lagere schaal wordt op een andere manier gecommuniceerd (zoals in hoofdstuk 3 uiteengezet werd) en zijn velen niet in staat tot het lezen van Engelse tekst (zie paragraaf 2.2). Het participeren op verschillende schalen heeft tot gevolg dat niet iedereen een billboard op dezelfde manier decodeert. In dit geval lijkt er, te zien aan het grote aandeel van Engelse tekst op de billboards en het spaarzame gebruik van andere semiotische tekens, in eerste instantie afgestemd te zijn op de waarnemers die op hoge schaal functioneren.
App. 1.1 AFET Community Vegetable Garden
App. 1.10 SJFFC Agric Training Center
Figuur 4.9 Billboards bedoeld voor diverse doelgroepen Billboards voor welk publiek? Uit het bord van ‘Taiwan Technical Mission’, weergegeven in figuur 4.8, blijkt dat het overbrengen van boodschappen via billboards niet alleen gericht is op de lokale of nationale bevolking: de Chinese tekst en de Taiwanese vlag, prominent aanwezig op het billboard, dienen waarschijnlijk als markers van Taiwanese aanwezigheid en vervullen zodoende een symbolische functie. Dit doet enigszins denken aan het in stand houden van Chinatown in Washington D.C., waar tegenwoordig niet veel Chinezen meer wonen, via het gebruik van Chinese tekens (Lou, 2007). Ook daar dienen Chinese tekens als markers van aanwezigheid in het linguïstische landschap, zij het op een veel grotere schaal dan in dit onderzoek. Een aparte categorie vormen de borden van de concurrerende telefoonmaatschappijen, Africell en Gamcel (zie figuur 4.6). De functie van deze borden is reclame maken. Er wordt naast het gebruik van 42
Engelse tekst ook veel gebruik gemaakt van afbeeldingen, logo’s, kleurschema’s en lettertypes, wat kan duiden op gerichtheid op een breed publiek van zowel geletterden als ongeletterden. Het allergrootste gefotografeerde billboard binnen dit onderzoek is van Africell, ongeveer 200 × 300 cm en het staat ook vrij hoog vanaf de grond, zo’n twee meter. Het betreft hier duidelijk gerichtheid op voorbijsnellende passanten. Omdat ook in Besse mobiele telefonie aan de orde van de dag is, zal de reclame ondanks de afmetingen ook voor de inwoners bedoeld zijn. Door het ontwerp van de borden, waarbij veelvuldig gebruik gemaakt werd van afbeeldingen en symbolen, zoals in paragraaf 4.2.3 werd besproken, komt ook de gerichtheid op niet-lezend publiek, veelal op een lokale schaal functionerend, naar voren. De lokale Japichum brothers hebben twee borden in Besse en omgeving opgesteld (figuur 4.6). Het ene bord, bevestigd aan een boom, is vermoedelijk vervaardigd om hun bestaan en aanwezigheid op die plaats aan te duiden. Het andere bord doet hetzelfde, maar vermeldt daarbij ook bereikbaarheid door middel van telefoonnummers en e-mailadressen. Daarbij wordt, naast de plaats, ook aangegeven in welk district de Japichum brothers zich bevinden. Het wordt hierdoor duidelijk dat met de borden een breder publiek wordt beoogd dan de bevolking van Besse en omgeving. Het bord is volledig in het Engels opgesteld, maar dat wil niet zeggen dat het bord niet voor de grotendeels ongeletterde lokale bevolking bedoeld is. Het gaat hier om een instantie die met name lokaal opereert. Voor het volledig in het Engels opstellen van dit bord kunnen verschillende redenen bestaan. Ten eerste is het Engels in Gambia de standaard voor geschreven taal. Hoewel de Japichum brothers hadden kunnen kiezen voor het (deels) gebruiken van het geschreven Mandinka, hebben ze dit niet gedaan. Door wat Bourdieu ‘habitus’ noemt (Blommaert, 2007), hebben de opstellers mogelijk niet nagedacht over een andere manier om een bord vorm te geven. Habitus kan hier worden uitgelegd als geïnternaliseerde gebruiken die richting geven aan sociale acties (Hult, 2009), in dit geval het opstellen van een billboard door de lokale Japichum brothers. Dit zou een plausibele verklaring vormen voor het eentalige bord: Engels is de officiële taal in Gambia en de taal van het onderwijs. Het gebruik van het sociaal, politiek en economisch dominante Engels wordt, ook op lokaal niveau, vanzelfsprekend geacht. Bourdieu noemt het de legitimate language (Stroud, 2002). Buurland Senegal toont aan dat de koloniale dominante taal, in Senegal Frans, niet meer de overheersende taal hoeft te zijn. Het (geschreven) Frans moet in Dakar gedeeltelijk plaatsmaken voor het urban-Wolof, doordat binnen de grote informele sector het economische belang van Wolof toeneemt (Swigart, 2001). In ruraal Gambia daarentegen lijkt hier, op grond van de bevindingen, geen sprake van te zijn. Een laatste mogelijke reden voor het uitsluitend gebruikmaken van het Engels is dat men ervan uitgaat dat door middel van collaboratieve geletterdheid (zie paragraaf 5.3.3 voor uitleg) de boodschap over wordt gebracht binnen de gemeenschap. Ondanks dat het bord volledig in het Engels is opgesteld en geen gebruikmaakt van het Mandinka of andere semiotische tekens, lijkt het bord door zijn functie mede bedoeld voor de lokale bevolking. Nadere informatie van de opstellers van de borden zou nodig zijn om te achterhalen waarom zij hun billboards op deze wijze hebben opgesteld.
43
Resumerend Het belichten van diverse billboards in Besse en omgeving laat zien dat billboards in eerste instantie bedoeld zijn voor de voorbijsnellende passanten op de hoofdweg en in tweede instantie voor de bevolking ter plaatse. Bell (1997) geeft in zijn model aan dat er bij meerdere ontvangers van een boodschap in meerdere of mindere mate rekening wordt gehouden met de verschillende ontvangers, afhankelijk van hoe belangrijk ze worden gevonden. Dit is van invloed op de mate waarin er sprake is van audience design voor specifieke groepen ontvangers. Dit lijkt ook in Besse het geval te zijn: er wordt veel rekening gehouden met voorbijsnellende passanten ervan uitgaande dat ze Engels tekst kunnen lezen en weinig met lokale inwoners, die in veel gevallen niet geletterd zijn en hun directe waarneming vooral op afbeeldingen baseren. Een uitzondering hierop vormen de multi-semiotische billboards van de telefoonmaatschappijen. Met hun reclame willen ze een zo breed mogelijk publiek bereiken, om daarmee klanten te winnen. Dit doen ze onder andere door op billboards niet alleen gebruik te maken van (voornamelijk) Engelse teksten, maar ook symbolen, afbeeldingen en kleurschema’s veelvuldig weer te geven (Juffermans, te verschijnen in 2011). Dit zijn duidelijke voorbeelden van multimodaal ontwerp gericht op een divers publiek in Gambia.
4.3
Billboards: (multi-)semiotisch ontwerp op hoog schaalniveau
Ondanks de lage frequentie van visuele communicatie in de rurale gemeenschap Besse, dragen de bevindingen toch bij aan inzicht in de communicatieve situatie in Besse. Daarnaast leveren de bevindingen informatie op over de interactie tussen visuele modaliteiten en sociale factoren in Besse en in de wijdere context. Hierdoor wordt meer inzicht verkregen in de linguïstische en sociale krachten die in de maatschappij op elkaar inwerken. De billboards die in Besse en de twee naburige dorpen te vinden zijn, hebben voornamelijk inhoudelijk vorm gekregen op nationale of internationale (in het geval van ontwikkelingsorganisaties) schaal. In sommige gevallen zijn de borden hoogst waarschijnlijk (deels) lokaal vervaardigd, te zien aan de gebruikte materialen en toegevoegde tekens en woorden, maar de inbreng op het niveau van de inhoud blijft grotendeels afwezig. Het Engels blijkt het dominante medium op de billboards, gelijk aan de taal die de norm is op (inter)nationaal niveau. Het wordt als standaard schrijftaal gezien. Van andere talen wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Indien wel, dan vervullen ze vaak een symbolische functie. Ook symbolen en afbeeldingen staan niet op de voorgrond vergeleken bij de geschreven tekst. Ze vervangen in veel gevallen niet de woorden, maar vormen een aanvulling. Er zijn geen borden waargenomen alleen met afbeeldingen of symbolen en zonder tekst. De concurrerende telefoonmaatschappijen maken bewust veelvuldig gebruik van multimodale middelen. Zij gebruiken symbolen in hun logo, bepaalde kleuren en lettertypes om herkend te worden. Deze zijn ook terug te vinden in andere media, zoals op opwaardeerkaarten. Wanneer gekeken wordt naar alle bestudeerde billboards in het onderzoek, dan bestaan er nauwelijks verbanden tussen de gebruikte slogans, lettertypes, kleurschema’s en logo’s op billboards en in andere media. In Besse zijn er hier ook weinig mogelijkheden voor, omdat er weinig drukwerk en televisies aanwezig zijn. De billboards in Besse en omgeving kunnen 44
voor het merendeel als een losstaand medium worden gezien, niet ingebed in andere media. Een kanttekening die hierbij kan worden geplaatst, is dat gesproken lokale talen niet als medium betrokken zijn in het onderzoek. Een opvallende waarneming is dat de borden van de uit het district afkomstige groep Japichum brothers volledig in het Engels opgesteld zijn en geen gebruikmaken van afbeeldingen. Dit kan als een bevestiging worden gezien van Engelse tekst als gangbaar medium op billboards. Billboards lijken een ‘overgewaaid’ verschijnsel te zijn uit Kombo, vanaf een hogere schaal, niet iets dat vanuit de dorpsgemeenschap zelf komt. Dit werd ook duidelijk in het vorige hoofdstuk door de zeer beperkte aanwezigheid van het linguïstische landschap rondom winkels en hoe daar boodschappen worden overgedragen. De borden lijken in eerste instantie bedoeld voor passanten op de doorgaande weg en pas in tweede instantie voor de inwoners van Besse en omgeving. Dit is met name zichtbaar door de grootte en de plaats van veel billboards en het veelvuldig gebruik van Engelse tekst en weinig andere semiotische tekens. Alleen de telefoonmaatschappijen, die ten doel hebben een zo groot mogelijk publiek te bereiken en grote budgetten beschikbaar stellen voor reclamecampagnes, spelen door middel van multimodaliteit duidelijk in op de waarneming door de inwoners van Besse. De wijzen waarop de inwoners van Besse billboards en andere tekens waarnemen, worden in het volgende hoofdstuk beschreven.
45
5 Hoe (on)geletterden lezen: receptie in het linguïstische landschap
Waar het in het vorige hoofdstuk ging om het verzenden van boodschappen middels geschreven tekst en symbolen in de publieke ruimte, draait het in dit hoofdstuk om het ontvangen van die boodschappen door de inwoners van Besse. Om de vraag “hoe worden boodschappen visueel gecommuniceerd in dorpsgemeenschap Besse?” te beantwoorden, is het zinvol om te weten hoe verzonden boodschappen worden waargenomen door de ontvanger. Het ontvangen van een boodschap is, zoals eerder gesteld, een wezenlijk onderdeel van communicatie (Shadid, 1997). Wanneer de intentie van de verzonden boodschap en de waarneming ervan door de ontvanger bekend is, kan worden nagegaan of de communicatie succesvol verloopt. Er zijn nog relatief weinig studies verricht naar het waarnemen van semiotische tekens in het linguïstische landschap. Een voorbeeld is het onderzoek van Collins en Slembrouck (2007), waarin zij onderzoek doen naar de interpretaties van specifieke tekens in het linguïstische landschap in Gent (België) door mensen met een verschillende sociaal-culturele achtergrond. Garvin (te verschijnen in 2010) is bezig met een soortgelijk onderzoek in Memphis, Tennessee in de Verenigde Staten. De nadruk in het onderzoek naar het linguïstische landschap ligt in het algemeen echter op de verzonden boodschappen (Huebner, 2009). In dit hoofdstuk wordt daarom verder gepionierd in het bestuderen van de waarneming van het linguïstische landschap. Er wordt in deze explorerende studie gefocust op het waarnemen van de billboards en enkele andere semiotische tekens in het linguïstische landschap. Op welke wijze komen inwoners van Besse tot een interpretatie van deze tekens langs de kant van de weg? Daarnaast wordt bekeken of de wijze van interpreteren in verband kan worden gebracht met de sociale kenmerken leeftijd, geslacht en opleiding van de aan het onderzoek deelnemende lokale inwoners. In de volgende paragraaf wordt een beeld geschetst van de participanten. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de gebruikte methodiek om te achterhalen hoe de participanten de billboards en andere semiotische tekens interpreteren. De bevindingen komen in paragraaf 5.3 aan de orde en er wordt in paragraaf 5.4 afgesloten met een conclusie.
46
5.1
Deelnemers aan het onderzoek
Omdat er verschillende (functionele) geletterdheidsniveaus tussen individuen bestaan (bijvoorbeeld Levine, 1986; Verhoeven, 1997; Blommaert, 2004) en ik aanneem dat dit een belangrijk criterium is voor de wijze waarop billboards en tekens worden waargenomen, is getracht dorpsbewoners met wat dit betreft verschillende niveaus te benaderen. Aanvankelijk werd onderscheid gemaakt in drie groepen: ‘geletterd’, ‘ongeletterd’ en een groep ‘er tussenin’, bijvoorbeeld met deelnemers die alleen spellend kunnen lezen. Dit was gebaseerd op het feit dat er tussen geletterd en ongeletterd een grijs gebied bestaat (o.a. Szwed, 1981; Verhoeven, 1997; Juffermans, 2009). Voor elke groep werd gepland om zeven dorpsleden te benaderen als deelnemers in het onderzoek, om een indruk te krijgen van hun waarneming van billboards en tekens. Een groep van 21 deelnemers leek bovendien haalbaar om te onderzoeken in het korte tijdsbestek van de veldwerkperiode. Enkele dorpsleden hielpen mij voor elke categorie een aantal participanten te vinden. Ook benaderde ik zelf Engelssprekende dorpsleden. Ik verdeelde ze over de volgens mij op dat moment passende categorieën. Uiteindelijk vond ik 21 participanten bereid om mee te werken aan het onderzoek: 5 participanten in de groep ‘geletterd’, 9 participanten in de groep ‘ongeletterd’ en 7 participanten in de groep ‘er tussenin’. Eén ‘geletterde’ deelnemer, is na analyse buiten het onderzoek gelaten, omdat haar antwoorden op de vragen in het onderzoek voor mij te onduidelijk waren om te interpreteren. De participanten zijn weergegeven in tabel tabel 5.1. Elke deelnemer heeft een specifieke lettercijfercombinatie gekregen om te gebruiken in tabellen. Tabel 5.1 Participanten in het onderzoek naar interpretatie van billboards en andere tekens A A1 A2 A3 A4
Geletterd Almameh Abdoulie S. Sarjo Abubacar
B B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7
Er tussenin Manyima Baba L. Fatou Fanta Sainey Yahya
C C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9
Ongeletterd Mero Lamin Sirah Malang Ismaela Famara Abdoulie B. Wuyeh Isatou
Ik vroeg degenen die meewerkten aan het onderzoek in de meeste gevallen naar hun leeftijd, opleiding en werk. Ook maakte ik rondom en tijdens de afname een inschatting van de Engelse taalvaardigheid van de participanten, met name wat betreft de mondelinge communicatie en het lezen. De beschikbare gegevens zijn in Appendix 2 weergegeven. In tabel 5.2, zijn de kenmerken sekse, opleiding en leeftijd, gebaseerd op de beschrijving van de participanten in Appendix 2, op een rij gezet. ‘HO’ staat voor hoger opgeleid, dat wil zeggen dat de participant minimaal Senior Secondary School volgt of een vergelijkbare opleiding aan de Arabische school. ‘MO’ geeft een middelbare opleiding aan, waarbij maximaal onderwijs is gevolgd tot en met de Upper Basic School. ‘LO’ staat voor lager opgeleid, er is dan enkele jaren lager onderwijs gevolgd, tot en met de fourth grade.
47
Tabel 5.2 Overzicht van de kenmerken geslacht, opleiding en leeftijd per participant Participant A1 Almameh A2 Abdoulie S. A3 Sarjo A4 Abubacar B1 Manyima B2 Baba B3 L. B4 Fatou B5 Fanta B6 Sainey B7 Yahya C1 Mero C2 Lamin C3 Sirah C4 Malang C5 Ismaela C6 Famara C7 Abdoulie B. C8 Wuyeh C9 Isatou
5.2
Sekse man man man man vrouw man man vrouw vrouw man man man man vrouw man vrouw man man man vrouw
Opleiding HO HO HO HO HO HO – Islamitische school LO – Islamitische school LO MO MO MO geen HO – Islamitische school geen HO – Islamitische school geen LO geen geen geen
Leeftijd 26 28 21 17 17 23 29 25 14 15 15 -16 70 34 -35 60+ 42 85 27 -28 20 47 40
De receptie van billboards en andere semiotische tekens
In deze paragraaf wordt de methode van dit deelonderzoek toegelicht. Van de gefotografeerde billboards en andere tekens langs de kant van de weg, werden er 22 geselecteerd om voor te leggen aan de deelnemers aan het onderzoek. De selectie werd gemaakt op basis van verschillen tussen de borden en tekens. Van billboards die veel overeenkomsten bevatten, werd er maar één geselecteerd. Dit werd gedaan vanuit de gedachte dat het ondervragen over alle billboards en tekens waarschijnlijk te lang zou duren en het vermoedelijk maar beperkt nieuwe informatie zou opleveren, relevant voor dit onderzoek. Er werden ook tekens zonder tekst, die wel onderdeel uitmaakten van het semiotische landschap, bij betrokken, om een indruk te krijgen van de manier waarop de meest uiteenlopende visuele modaliteiten in Besse werden waargenomen. Van de foto’s werd een zwart-witte A5 print gemaakt om voor te leggen aan de deelnemers. Drie afbeeldingen zijn buiten het onderzoek gelaten, omdat de gefotografeerde billboards of andere tekens door de zwart-wit afdruk niet goed zichtbaar bleken te zijn. Er bleven 19 afbeeldingen over, waarmee in de analyse verder gewerkt is. Tijdens het onderzoek werden de 22 afbeeldingen één voor één aan één participant tegelijk getoond. De vraag die ik bij elke afbeelding stelde was: “What does it tell you?” en in sommige gevallen: “How do you see/know that?”. De tweede vraag stelde ik wanneer het onduidelijk was hoe men tot het antwoord op de eerste vraag kwam. Op deze manier waren de participanten erg vrij in wat ze over de afbeelding vertelden en hoe ze tot hun interpretatie kwamen. Bij degenen die geen Engels konden spreken, zocht ik iemand die voor mij wilde tolken. De tolk was in alle gevallen een familielid of goede
48
bekende van degene bij wie ik het onderzoek afnam. Controle van de vertaling die de tolk gaf, vond niet plaats. Van de antwoorden maakte ik aantekeningen. Ik schreef zo letterlijk mogelijk het antwoord op de achterzijde van het papier met de afbeelding. Het lukte echter niet om wat er gezegd werd volledig uit te schrijven, waardoor ik genoodzaakt was steekwoorden en samenvattingen te gebruiken. Hierdoor is er informatie verloren gegaan. Bij drie participanten heb ik naast aantekeningen ook audio-opnames gemaakt. In alle drie de gevallen ging het om participanten die vloeiend Engels konden lezen (Almameh, A1; Abdoulie S, A2 en Sarjo, A3). Voor het uitvoeren van de analyse is alle verkregen informatie per afbeelding in een schema gezet (zie Appendix 1). Per afbeelding is per participant aangegeven wat zijn of haar reactie was. In een kolom ernaast is aangegeven op welke wijze de participant het billboard of teken volgens de onderzoeker geïnterpreteerd heeft. De wijze van interpreteren is in grote mate gebaseerd op de genoteerde reactie van de participant. In sommige gevallen gebruikte de participant meerdere interpretatiewijzen om te kunnen benoemen waar het billboard of teken voor stond. Informatie die de onderzoeker heeft op basis van observaties, bijvoorbeeld met betrekking tot taalvaardigheid van de participant, spelen echter ook mee in de beoordeling van de interpretatiewijze. Uit sommige notities is niet met zekerheid op te maken hoe men tot een bepaalde waarneming gekomen is. Deze interpretatiewijzen staan tussen haakjes vermeld. De beschreven en verwerkte interpretatiewijzen bevatten duidelijk subjectieve componenten. Er is een zo uitgebreid mogelijke indeling gemaakt van de wijzen waarop een boodschap geïnterpreteerd kan worden. Een andere onderzoeker had mogelijk andere accenten gelegd. Daarnaast zijn de reacties per item niet in alle gevallen duidelijk. Dit wordt mede beïnvloed door persoonlijke factoren, die bepalen hoe een participant reageert. Ook de cultureel verschillende afkomst van de onderzoeker kan een rol spelen in de waarnemingen die worden genoteerd. Daarbij kan worden gedacht aan de invloed die de onderzoeker op de participant heeft of de manier waarop de onderzoeker reacties van de deelnemer waarneemt. Een mogelijk voorbeeld is dat de onderzoeker meer zou kunnen doorvragen bij een deelnemer die zich teruggetrokken gedraagt. Door de culturele verschillen echter, is het voor de onderzoeker moeilijk om het gedrag juist te interpreteren en in te schatten in hoeverre kan worden doorgevraagd zonder op weerstand te stuiten. Daarnaast is in het geval van tolken niet duidelijk in hoeverre een juiste vertaling wordt gegeven. Het doel van de verzamelde gegevens is dan ook niet om exacte aantallen te verzamelen en berekeningen mee uit te voeren, maar om een indicatie te geven van de manier waarop de billboards en tekens in Besse worden waargenomen. Dat is uit het geheel van de data op te maken. Op basis van de verzamelde gegevens (vermeld in Appendix 1) werden de deelnemers vervolgens ingedeeld op een continuüm betreffende de wijze waarop ze billboards en andere tekens waarnemen. Uit het continuüm kon tevens een verdere indruk worden gevormd van de mate van geletterdheid. Dit continuüm werd opgesteld aan de hand van de reacties die de participanten in het onderzoek gegeven hadden. Uit de reacties kwamen 12 interpretatiewijzen naar voren die op een schaal gezet werden, van ‘perfect geschreven Engels decoderen’ tot ‘reactie: ik weet het niet’. De interpretatiewijzen werden als volgt benoemd:
49
1. geschreven boodschap in het Engels perfect kunnen decoderen 2. met enkele leesfouten lezen 3. spellend lezen / moeizaam lezen 4. alleen nummers lezen 5. een woordbeeld herkennen (bijvoorbeeld een plaatsnaam) 6. afbeelding / symbool ‘lezen’ 7. ontwerp van tekst / telefoonnummer herkennen 8. bord als geheel herkennen 9. voorgezegd (daardoor bestaat onduidelijkheid over de interpretatie van de participant zelf) 10. herkenning door achtergrond achter de foto 11. verkeerde interpretatie (door gokken) 12. geen interpretatie, reactie: ‘ik weet het niet’ De ‘geschreven boodschap in het Engels perfect kunnen decoderen’ wordt vaak gezien als elite-languagevariety literacy (Blommaert, 2004) en staat daarom op het uiterste van het continuüm. Binnen de Common European Framework of Reference for Languages (2009) behoort het perfect kunnen decoderen tot het hoogste taalniveau dat bereikt kan worden. Het CEFR is een kader waarmee in Europa de taalbeheersing van tweede taalleerders vastgesteld kan worden. Het Engels is daarnaast de taal die in Gambia als lingua franca dient voor geschreven teksten. Per afbeelding werd van elke deelnemer de wijze aangegeven waarop het billboard waargenomen was (zie Appendix 1 en tabel 5.3). Per deelnemer werd ten slotte weergegeven hoe vaak van de verschillende interpretatiewijzen gebruik gemaakt was over de hele afname. Dit is weergegeven in tabel 5.4. Uit de verzamelde gegevens en overzichten kon worden afgeleid wat voor die participant een gangbare manier was om tot een interpretatie van billboards en tekens te komen. Ook konden de participanten uit Besse wat betreft hun waarneming worden vergeleken. Per afbeelding kon er specifiek worden gekeken naar de invloed van de aanwezige semiotische tekens op de interpretatiewijzen van de dorpsbewoners. Door het betrekken van sociale kenmerken van de participanten uit tabel 5.2 bij de interpretatiewijzen, kon er een verband worden gelegd tussen waarneming, geletterdheidsniveau en sociale kenmerken. Ten slotte konden de interpretatiewijzen naast het linguïstische landschap van Besse worden gelegd, zoals het in hoofdstuk 3 en 4 beschreven werd.
5.3
Een continuüm van interpretatiewijzen
De bevindingen worden besproken aan de hand van twee tabellen die in kaart brengen op welke wijze de billboards en andere semiotische tekens waargenomen zijn door de deelnemers. Ook worden er geobserveerde verschijnselen beschreven die niet in de tabellen weer te geven zijn. Tot slot wordt de wijze
50
van interpreteren in verband gebracht met de sociale kenmerken leeftijd, geslacht en opleiding van de participanten. 5.3.1
Interpretatiewijzen op een schaal
De manier waarop de ondervraagde dorpsleden billboards en andere semiotische tekens interpreteren staat weergegeven in tabel 5.3. De wijzen van interpretatie zijn terug te vinden op de horizontale as. Het geeft informatie over hoe semiotische tekens door dorpsbewoners in Besse worden waargenomen en welke semiotische tekens daarbij van belang zijn. De wijzen van interpretatie vormen als het ware een denkbeeldig continuüm: van Engels perfect kunnen decoderen aan de ene kant naar de reactie ‘ik weet het niet’ aan de andere kant. Op de verticale as staan de afbeeldingen, zoals in Appendix 1 getoond, die tijdens het onderzoek aan de participanten voorgelegd zijn. De deelnemers zijn aangegeven met de lettercijfercombinatie die ook in de andere tabellen in dit hoofdstuk en in Appendix 1 terug te vinden is. De vetgedrukte en dubbele lijnen markeren de grove, te onderscheiden categorieën wat betreft interpretatiewijze. De stippellijn geeft juist een overlap tussen twee interpretatiewijzen aan. Wanneer het niet zeker is hoe tot een waarneming gekomen is, dan staat de vermoedelijke wijze van interpretatie (op basis van observaties en door wijzen van interpretatie bij andere items) tussen haakjes vermeld. Een asterisk duidt aan dat er op meerdere manieren tot een waarneming is gekomen. De verschillende wijzen van interpretatie staan dan in de tabel vermeld. Ook bestaat er soms overlap op het continuüm van interpretatiewijzen, bijvoorbeeld bij kolom 6, 7 en 8, waardoor het niet duidelijk is in welke kolom de reactie van de participant past. Een opmerking over de deelneemster Manyima (B1): zij heeft op de laatste vier afbeeldingen geen reactie gegeven, daarom staan haar interpretatiewijzen daar niet vermeld. Op basis van tabel 5.3 zijn in tabel 5.4 optelsommen gemaakt van de wijzen waarop elke participant de verschillende afbeeldingen geïnterpreteerd heeft. Op de horizontale as bevinden zich wederom de wijzen van interpretatie in een denkbeeldig continuüm. Op de verticale as staan de participanten vermeld. Net als in tabel 5.3 zijn de lijnen om dezelfde redenen op een verschillende manier weergegeven. Door de optelling van interpretatiewijzen wordt duidelijk welk type interpretatie per participant domineert, dit is in de tabel grijs gemarkeerd. Per participant zijn de interpretatiewijzen gemarkeerd die veel voorkomen in verhouding tot andere interpretatiewijzen. Vaak betreft dit interpretatiewijzen binnen één categorie, maar in sommige gevallen betreft dit meerdere categorieën, bijvoorbeeld in het geval van Sainey (B6) en Wuyeh (C8). De markeringen zijn louter bedoeld om een beeld te schetsen van de overheersende interpretatiewijzen, niet om verdere berekeningen mee uit te voeren. De plek van de participanten op het continuüm wordt door de markeringen duidelijk. Ook komt naar voren hoe de participanten zich wat betreft wijzen van interpretatie tot elkaar verhouden.
51
Tabel 5.3 Interpretatiewijzen door participanten per getoonde afbeelding 1 Perfect Engels decoderen
2 Enkele leesfout
3 Spellend / moeizaam lezen
A1 A2 A3 A4
B1 B2*
B2* B5* B6*
A1 A2 A3 (A4)
B1* B2*
B1* B2* B7
3 Telefoonnummer op muur 4 Africell
A1 A2 A3 A4 B2 B6
B1
B4 B7
A1 A2 A3 A4
(B1) (B2)
5 Gamcel
A1 A2 A3 A4 B1 B2
6 Sankiliba Lodge
A1 A2 A3 A4 B1 B2
7 Bafrow Berefet
A1 A2 A3 (A4)*
B1 B2*
8 Cultural Camp Ecco 9 Camara Kunda
A1 A2 A3 A4 A1 A2 A3 A4 B1 B2
(B1) B2
Interpretatie door:
Afbeelding: 1 AFET Community Vegetable Gardeb 2 PSIP Jagil
4 Alleen nummers lezen
5 Woordbeeld herkennen, bv. plaatsnaam
6 Afbeelding / symbool ‘lezen’
7 Ontwerp van geschreven tekst of ontwerp van tel. nr.
8 Ontwerp / bord als geheel herkennen
9 Voorgezegd
10 Achtergrond achter foto herkennen
B5* B6*
C6
B3 B5 C2 C4 C6 C7
B5
11 Verkeerde interpretatie (gegokt)
12 Reactie ‘ik weet het niet’
C6
B3 B4 B7 C1 C2 C3 C4 C5 C7 C8 C9 B3 B4 B6 C1 C2 C3 C5 C7 C8 C9 C1 C3 C9
C4
C5 C8
B4* B7* C8*
B3 B4* B5* B6* B7* C2* C4* C6* C7* C8* B3* B4* B5* B6* (B7) C2* C4* C6* C7* (C8) (C9)
B5*
B6 (B7)
A4* B2* B4 B5* (B7) C1 C2 C6* (B3)*
B4* B5* B6* B7* C2* C6* C7* C8*
C4*
C1 C3 C5 C9
B3* B4* B5* C2* C4* C6* C7*
B6* C2*
C1 C3 C5
B3* B5 B6 (B7) (C2) C4* (C6) B5* C6*
B3* C4*
(B3)*
(B3)* B4 C2 (C4)
B4 B5 B6 C4 (B7)
B4 C1 C3 C5 C7 C8 C9 C4
B3 B6 C3 C5 C7 C8 C9 C5 C6
B5 C1 C3 C6 C7 C8 C9 B3 C1 C2 C3 C5 C7 C8 C9
10 SJFFC Agric A1 A2 A3* Training Center A4*
B2
11 SMILE Irrigation Technologies 12 Taiwan Technical Mission
(B1) B2*
A1 A2 A3 A4 A1 A2 A3 A4
B7*
B6
B2 B7*
B6
B3* C2*
B4* C2*
13 Ndemban A1 A2 A3 Women’s (A4) B1 Vegetable Farm 14 Japichum A1 A3 (A4) brothers I
B2
15 Bafrow Ndemban
A1 A2 A3 (A4) B2
B1*
B6
16 Ansar Islamic school
A1 A2 A3 (A4)
B2
B5*
B3 B4 B5* (B7) (C6)
17 Japichum brothers II 18 APRC vlag
A1 A2 A3 A4
B6
B3 B4 B5 B7 C6 C7 C8*
19 APRC kleding
A2
B5* B7
A3* A4* B3* B7* C2* C4 C6 C7 C8 B2* B3 B4 B7 C1 (C2) C3 C5 (C9) B1 B3 B4* B5 B7* C4 C5 C6* C7 C8 B3 B5* (C4*) C5 C6 C7 C8
B1 B2*
(B2)
B2* B6
C8*
C2
B1* B3 B4 C4
Alle participanten A1 A2* A3* B2* B4 C3*
C4
A2* A3* (A4) B2* B3 B5 B6 B7 C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9
B4
B5 B6 C1 C3 C5 C9
C4 C6
B5 C7 C8
C2*
C6*
C1 C3 C9
B4
C4*
B6 C1 C2 C3 C9
C4
B3 B4 B5 B7 C1 C3 C5 C6 C7 C8 C9 B5 B7 C1 C2 C3 C5 C6 C7 C8 C9 B6 C1 C2 C3 C5 C7 C8 C9 C1 C2 C3 C4 C5 C9
Tabel 5.4 Het aantal keer dat een participant gebruikmaakt van de verschillende interpretatiewijzen Interpretatie door:
Participant: Almameh(A1) Abdoulie S (A2) Sarjo (A3) Abubacar (A4) Manyima (B1) Baba (B2) L (B3) Fatou (B4) Fanta (B5) Sainey (B6) Yahya (B7) Mero (C1) Lamin (C2) Sirah (C3) Malang (C4) Ismaela (C5) Famara (C6) Abdoulie B (C7) Wuyeh (C8) Isatou (C9)
1 Perfect Engels decoderen
17 16 17 10 (4) 4 (1) 5
2 Enkele leesfout
3 Spellend / moeizaam lezen
4 Alleen nummers lezen
5 Woordbeeld herkennen, bv. plaatsnaam
1
4 (2) 6 (1)
2 4 (1) 1 2 4
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 7 1 (1)
6 Afbeelding / symbool ‘lezen’ (overlap met volgende kolom) 2 2 2 3 2 4 6 (1) 8 7 3 5 (2) 3 5 (1) 3 6 (1) 4 8 5 4 (1) 1 (2)
7 Ontwerp van tekst of ontwerp van tel. nr.
8 Ontwerp / bord als geheel herkennen
9 10 Voorgezegd Achtergrond achter foto herkennen
11 Verkeerde interpretatie (gegokt)
12 Reactie ‘ik weet het niet’
1 (1)
4 (1) 5 7 3 2 (2) 2 (1) 3 1 4 (2) 3 3
2 (1) 2
1 1
1 1 1 4 1 3 (1) 1 1 1 1
1
1
1
1
1 1
4 4
5 3 4 5 2 15 8 16 2 12 2 10 10 15
Een eerste bevinding die uit tabel 5.2 kan worden opgemaakt, is dat tussen perfect Engels kunnen decoderen en niet tot een interpretatie kunnen komen veel gradaties bestaan. Het zou te eenvoudig en te ongenuanceerd zijn om de participanten in twee of drie categorieën in te delen en interpretaties alleen op geschreven tekst te baseren. Tussen perfect Engels kunnen decoderen en niet tot een interpretatie kunnen komen ligt bijvoorbeeld spellend kunnen lezen, nummers kunnen lezen of woordbeelden kunnen herkennen. Net als binnen het CEFR (2009), kan er kortom een verschillende mate van geletterdheid worden onderscheiden. De scheidslijnen tussen de aanvankelijke categorieën ‘geletterd’, ‘er tussenin’ en ‘ongeletterd’ blijken niet goed te trekken te zijn. In het verdere onderzoek wordt daarom geen gebruik meer gemaakt van de drie in tabel 5.1 vermelde categorieën. Deze indeling is alleen nog terug te zien in de code die de participanten hebben gekregen. Wanneer tabel 5.2 wordt geanalyseerd, blijkt wel dat er een tweedeling bestaat tussen participanten die hun interpretatie alleen op symbolen en afbeeldingen baseren (in kolom 6, 7 en 8) en participanten die voor hun interpretatie met name van geschreven teksten gebruikmaken (in kolom 1, 2 en 3). Een derde te onderscheiden categorie is een groep die in veel gevallen niet tot een eigen interpretatie komt (in kolom 9, 10 en 12). Deze verdeling is in tabel 5.2 en 5.3 weergegeven door middel van vetgedrukte verticale lijnen. De interpretaties in kolom 4 en 5 vormen wat mij betreft een tussenvariant van interpretaties gebaseerd op geschreven teksten en interpretaties gebaseerd op symbolen en/of afbeeldingen. Er is een extra dubbele lijn tussen kolom 4 en 5 getekend, omdat dit twee geheel verschillende wijzen van interpretatie betreft. Kolom 11 is buiten beschouwing gelaten, want deze kolom geeft geen informatie over de wijze van interpretatie. Slechts enkele deelnemers, te weten Sainey (B6), Lamin (C2), Abdoulie B (C7) en Wuyeh (C8) bevinden zich tussen twee categorieën in. Wanneer naar de dorpsgemeenschap als geheel wordt gekeken, dan past de grootste groep van de bevolking bij degenen die hun interpretatie op symbolen en afbeeldingen baseren of die helemaal niet tot een eigen interpretatie komen. Daarbij moet in gedachten worden gehouden dat aanvankelijk een indeling is gemaakt van vier ‘geletterden’, negen ‘ongeletterden’ en een groep van zeven ‘er tussenin’. In werkelijkheid ligt de verhouding anders, waarbij er minder ‘geletterden’ mogen worden verwacht. Naar deze groep ‘geletterden’ moest in Besse bewust worden gezocht. Er kan daarom over de hele bevolking van Besse een nog groter aandeel van interpretatie op basis van symbolen en/of afbeeldingen of niet tot een interpretatie kunnen komen worden verwacht. In tabel 5.3 wordt binnen het continuüm een nieuwe driedeling zichtbaar van de participanten ten opzichte van de aanvankelijke driedeling aan het begin van het onderzoek. De participanten die als ‘geletterd’ te boek stonden, blijken in de praktijk inderdaad veelal gebruik te maken van geschreven tekst voor hun interpretaties. Ook enkele participanten die als ‘er tussenin’ te boek stonden, blijken hun interpretaties grotendeels op tekst te baseren: Manyima (B1) en Baba (B2). De meeste van de groep ‘er tussenin’ baseren hun interpretaties echter op afbeeldingen en symbolen. Een uitzondering vormt Sainey (B6), die regelmatig interpretaties geeft op basis van het herkennen van woordbeelden (bijv. plaatsnamen). Bij de aanvankelijke groep ‘ongeletterden’ valt op dat ongeveer de helft van de participanten interpreteert door gebruikmaking van symbolen en/of afbeeldingen en de andere helft doorgaans helemaal niet tot een 55
interpretatie komt in het platte vlak. Er kan nu, binnen het continuüm, een nieuwe, zij het grove, driedeling gecreëerd worden van (i) een relatief kleine groep die interpreteert op basis van geschreven teksten, (ii) een relatief grote groep die gebruikmaakt van afbeeldingen en symbolen voor interpretatie en (iii) nog een relatief grote groep die vaak of helemaal niet tot interpretatie komt. Hieruit blijkt dat voor de waarneming van het linguïstische landschap gekeken dient te worden naar de visuele multimodale boodschappen. Alleen kijken naar geletterdheid en geschreven teksten voor de betekenistoekenning zou de multimodale werkelijkheid tekort doen (Malinowski, 2009; Kress en Van Leeuwen, 1996) en is inmiddels, in ieder geval binnen dit onderzoek, achterhaald. Het zou geen volledige weergave van de werkelijkheid betekenen en geen realistisch beeld opleveren van de wijzen van interpretatie in Besse. 5.3.2
(Multi-)semiotische tekens van invloed op interpretatie
Bovenstaande nieuwe driedeling in ogenschouw genomen, is het niet verbazingwekkend dat afbeeldingen met veel tekst en weinig andere semiotische tekens slechts door een klein gedeelte van de deelnemers worden begrepen. Een groot deel van de deelnemers geeft aan niet te weten waar de afbeeldingen voor staan (bijvoorbeeld afbeelding 1 ‘AFET’en 14 ‘Japichum brothers’ in tabel 5.3). Driedimensionale semiotische tekens daarentegen waarbij geschreven tekst geen of een minimale rol speelt (bijvoorbeeld de ‘APRC vlag’ en de ‘APRC kleding’, afbeelding 18 en 19), worden door alle deelnemers met de juiste instantie geassocieerd. De boodschap komt zonder tekst goed over. Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden, dat de getoonde driedimensionale tekens allebei verwijzen naar de grote nationale partij en daardoor erg bekend zijn onder de bevolking. Hoe andere driedimensionale tekens waargenomen zouden worden, is niet bekend. Een groot deel van de multimodale afbeeldingen in het onderzoek bestaat zowel uit tekst als afbeeldingen en/of symbolen. Het is afhankelijk van de wijze waarop de semiotische tekens anders dan geschreven tekst worden gebruikt, in hoeverre ze bijdragen aan de begrijpelijkheid voor de niet-lezende bevolking. Bij het bord van ‘Africell’ (appendix 1.4) bijvoorbeeld, waarbij een telefoon verwerkt in de letter ‘I’ te zien is, weten vrijwel alle participanten te vertellen waarnaar dit bord verwijst. Bij het bord ‘Taiwan Technical Mission’ (appendix 1.12) worden twee vlaggen getoond, maar veel participanten kunnen niet zeggen waarnaar dit bord verwijst. De inhoud van semiotische tekens anders dan tekst die op de borden worden gezet, beïnvloedt of het bord wordt geïnterpreteerd zoals door de opsteller (waarschijnlijk) bedoeld is. Er bestaat een verschil tussen afbeeldingen complementair aan tekst en afbeeldingen ter vervanging van tekst, respectievelijk vergelijkbaar met “complementary” en “duplicating” zoals Reh (2004) dit aangeeft voor het gebruik van meertalige teksten. Dat verschil is van grote invloed op de interpretatie door de niet-lezende participanten. In Besse en omgeving vertolken de gebruikte symbolen en afbeeldingen in veel gevallen de boodschap die met tekst wordt overgebracht niet of niet volledig. Veel deelnemers die zich bij de interpretatie niet op geschreven tekst baseren, weten daardoor vaak niet of slechts gedeeltelijk waar een bord voor staat. Wat niet uit de nieuwe driedeling blijkt maar wel gesignaleerd is, is dat een aantal deelnemers (zie bijvoorbeeld in tabel 5.3 afbeelding 3, kolom 4) wel nummers en telefoonnummers kan lezen, maar niet of 56
nauwelijks in staat is Engelse teksten te lezen. Ook zijn er participanten, zoals Fanta (B5), Sainey (B6) en Yahya (B7), die alleen of bijna alleen plaatsnamen kunnen lezen (zie bijvoorbeeld in tabel 5.3 afbeelding 11, kolom 5). Ze herkennen dan het woordbeeld, als een soort symbool, dat bij een plaatsnaam hoort. Kortom, een groep deelnemers is niet in staat geschreven tekst te lezen, met uitzondering van getallen en geschreven plaatsnamen die veel voorkomen. Een tot nu toe weinig belicht onderwerp is het lezen van andere talen dan het Engels. Het Arabische schrift (zie appendix 1.16 ‘Ansar Islamic school’) wordt door geen van de deelnemers voorgelezen, het wordt wel door participanten herkend, bijvoorbeeld door L (B3), Fatou (B4) en Fanta (B5) en regelmatig geassocieerd met de Islam. Het begrip van het Arabische schrift onder de participanten is laag, hoewel sommigen onderwijs hebben gevolgd op een Islamitische school. Het Arabische schrift heeft meer een symbolische dan een informatieve waarde. Voor de slogan ‘Baluu niima’ geldt ook dat het vooral een symbolische waarde heeft. De slogan in het Mandinka, die vaak op borden van Bafrow te zien is (bijvoorbeeld appendix 1.15), wordt slechts door één van de deelnemers, die hun reacties baseren op andere semiotische tekens dan Engelse tekst, begrepen. Deze participant, Sainey (B6), interpreteert veel afbeeldingen op basis van het herkennen van een woordbeeld. Het blijkt dat het schrijven van Mandinka op billboards, de lingua franca van de mondelinge communicatie in Besse, er niet of nauwelijks voor zorgt dat meer dorpsleden het bord kunnen lezen. Het schrijven in de dominante gesproken taal in Besse levert niet meer begrip van billboards op dan het schrijven in het Engels. Degenen die in het Engels kunnen lezen, kunnen de Mandinka tekst ook lezen. Voor hen kan de slogan in het Mandinka vooral een symbolische waarde hebben, bijvoorbeeld het erkennen van de ‘eigen’ taal en de daaraan verbonden identiteit door deze ook als schrijftaal te gebruiken. 5.3.3
Collaboratieve geletterdheid
Tijdens de afname van het onderzoek, werden enkele verschijnselen met betrekking tot de interpretatie geobserveerd, die niet in de tabellen terug te vinden zijn. Bij het afnemen van het onderzoek waren er in veel gevallen anderen in de buurt, die bereid waren de deelnemer te helpen, wanneer diegene er wat betreft de interpretatie niet uitkwam, bijvoorbeeld vanwege een geschreven tekst die de deelnemer niet kon lezen. Men leek zich er ook niet voor te schamen om teksten niet te kunnen lezen. Eén participant gaf regelmatig tijdens het onderzoek aan dat hij het geen probleem vond dat hij niet kon lezen. Er bleek geen stigma te bestaan met betrekking tot ongeletterdheid. Een ander gaf hetzelfde aan en voegde er aan toe: “no time to read” en “others help in writing” (Lamin, 2 juli 2008). Hij wordt door degenen die het wel kunnen geholpen met lezen en schrijven. Daar kan een wederdienst tegenover staan, zoals een dak repareren. Lamin heeft geen tijd om te leren lezen. Hij heeft op deze manier toch toegang tot geletterdheid en is daardoor functioneel geletterd te noemen. In het geval van via een ander persoon toegang krijgen tot geschreven informatie is er sprake van collaboratieve geletterdheid (Levine, 1986; Juffermans, 2009). De geletterde leest een tekst aan een ongeletterde voor. Dit functioneert klaarblijkelijk goed binnen de informele economie van Besse. 57
5.3.4
Landmarks?
In sommige gevallen merkte ik dat de billboards bekend waren bij de deelnemers. Ondanks dat een deelnemer een bord met een bepaalde tekst niet kon lezen, wist men toch waar het voor stond, zelfs als afbeeldingen en symbolen ontbraken (bijvoorbeeld appendix 1.6 ‘Sankiliba Lodge’ ). Iemand anders moet dan een keer verteld hebben wat het bord aangeeft, waarna dit is onthouden door de participant. Hier is ook collaboratieve geletterdheid in te herkennen. Van zulk soort borden kan worden gezegd dat voor die participant het bord als geheel en in een bepaalde context geplaatst naar een bepaalde instantie of activiteit verwijst, wat binnen de geosemiotiek onderwerp van studie is (Scollon en Scollon, 2003). Omdat het aantal borden in Besse en omgeving niet groot is, zou het goed mogelijk zijn dat men deze informatie kan onthouden. Dat dit niet voor alle borden in Besse geldt, blijkt uit het feit dat men lang niet van alle borden de betekenis weet, ondanks herkenbare afbeeldingen (bijvoorbeeld appendix 1.12 waar twee vlaggen worden getoond). De interpretatie van de meeste borden werd gebaseerd op de semiotische tekens die de deelnemers in het onderzoek te zien kregen. 5.3.5
Sociale factoren en receptie
De wijzen van interpretatie in tabel 5.3 en 5.4 en de informatie over de participanten, overzichtelijk weergegeven in tabel 5.2, kunnen nu naast elkaar worden gelegd. Wie zijn degenen die zich op het continuüm van interpretatiewijzen bevinden? Bestaat er een verband tussen de plek op het continuüm en andere factoren zoals sociale klasse, leeftijd en geslacht? Enkele grove tendensen worden zichtbaar. Hierin wordt meegenomen dat het gaat om een relatief kleine onderzoeksgroep en dat er ruim twee keer zoveel mannen als vrouwen bij het onderzoek betrokken waren. De bevindingen zijn daardoor slechts globaal. De categorie die interpretaties met name op teksten baseert is in het algemeen hoger opgeleid, jong (onder de 30 jaar) en man. Degenen van nu 35+, die hoger opgeleid zijn aan de Islamitische school, toen daar nog weinig tijd besteed werd aan het Engels, zijn in de meeste gevallen niet in staat hun interpretaties op geschreven tekst te baseren. De categorie die vaak aangeeft helemaal niet tot een interpretatie te kunnen komen, bestaat relatief vaak uit oudere dorpsbewoners (40+) zonder opleiding, zowel mannen als vrouwen. Zij baseren hun interpretaties vaak ook niet op symbolen en/of afbeeldingen op billboards, hoewel degenen met enige opleiding dit vaak wel doen. Tussen de twee bovengenoemde categorieën valt een groep met ongeveer evenveel mannen als vrouwen met kennis vanuit het lager onderwijs die met name informatie haalt uit symbolen en afbeeldingen om tot een interpretatie te komen, niet uit de geschreven tekst. Het is opvallend dat zij geschreven teksten niet of weinig als interpretatiemiddel gebruiken, hoewel zij dit wel onderwezen hebben gekregen in het lager onderwijs. In onderzoek van Cook (2009) in Zuid-Afrika komt heel duidelijk de kloof tussen school- en privétaal naar voren. Het Setswana waar in de schoolsituatie aan wordt vastgehouden, sluit niet aan bij het Setswana dat buiten de school wordt gesproken. Beckman (2008) constateert in haar onderzoek in Namibië dat lezen en schrijven op school een belangrijke activiteit is, maar dat er buiten school weinig 58
gebruik van wordt gemaakt. Prinsloo (2004) komt tot vergelijkbare bevindingen: hij constateert bij een groep schoolkinderen in Zuid-Afrika ook een kloof tussen ‘schoolgeletterdheid’ en het gebruik van geletterdheid gecombineerd met andere modaliteiten in andere domeinen, bijvoorbeeld in het openbare leven in de dorpsgemeenschap. Buiten school wordt er weinig gebruik gemaakt van de op school geleerde geschreven taal en worden ook andere modaliteiten betrokken bij de communicatie. In al deze studies blijken geletterdheid en het gebruik van andere semiotische tekens op school en in het dorp niet naadloos in elkaar over te lopen. De kloof tussen het gebruik van geletterdheid op school en privé kan tevens veroorzaakt of in stand worden gehouden door afwezigheid van economische noodzaak om geletterdheid in het dagelijks leven te integreren (een boer in Besse geeft bijvoorbeeld aan dat hij voor zijn werk geen geschreven teksten nodig heeft – mondelinge communicatie, juli 2008). Daarnaast kan ook een gebrekkig onderwijssysteem helpen om de kloof in stand te houden, doordat veel kinderen überhaupt niet in staat zijn om goed te leren lezen en schrijven (Juffermans, 2006). Wanneer de data, gepresenteerd in tabel 5.2, vanuit een (semi-)longitudinaal perspectief bekeken worden, blijkt wel dat jongeren vaker onderwijs volgen dan dat ouderen dat hebben gedaan. In tegenstelling tot ouderen leren daardoor veel jongeren tegenwoordig lezen, wat ze bij hun interpretatie kunnen betrekken. Er is dus een stijgende lijn te herkennen in het aantal inwoners van Besse dat onderwijs volgt en interpretaties kan baseren op geschreven teksten of, in ieder geval, op afbeeldingen en symbolen zoals uit het onderzoek blijkt. Het kenmerk opleidingsniveau is kortom een belangrijke factor voor de manier waarop billboards en andere tekens worden geïnterpreteerd. Er lijkt ook een verband te bestaan tussen leeftijd, sekse en het onderwijs dat genoten is.
5.4
Het belang van multi-semiotische tekens in Besse
Het bestuderen van de receptie van semiotische tekens in het linguïstische landschap door dorpsbewoners in Besse, bood inzicht in de manieren waarop de verzonden boodschappen worden waargenomen. Er blijken veel gradaties te bestaan in de wijze waarop het linguïstische landschap wordt waargenomen, variërend van perfect Engels kunnen decoderen tot niet tot een interpretatie kunnen komen. In dit onderzoek werden twaalf verschillende manieren op een denkbeeldig continuüm onderscheiden om tot een interpretatie te komen. Deze twaalf categorieën zijn, voor verdere verwerking van de gegevens, grofweg terug te brengen tot drie grote categorieën: (i) een groep die vloeiend Engels kan lezen, (ii) een groep die op basis van afbeeldingen en symbolen tot een interpretatie komt en (iii) een groep die helemaal niet tot een interpretatie komt op basis van geschreven tekst, afbeeldingen en symbolen. Daarnaast bestaat er een kleine groep die zijn interpretaties ook baseert op het herkennen van nummers en woordbeelden (van bijvoorbeeld plaatsnamen). De zojuist geschetste driedeling is een andere en meer genuanceerde indeling dan de indeling waar aanvankelijk, aan het begin van het onderzoek, mee gewerkt werd. Die bestond uit de verdeling ‘geletterd’, ‘ongeletterd’ en ‘er tussenin’. Ook is deze driedeling binnen het continuüm zinvol voor het leggen van verbanden met sociale kenmerken van de participanten. De 59
verschillende wijzen van interpreteren bevestigen tevens het belang van het gebruik van multimodaliteit bij het communiceren van boodschappen. Hoe van multimodale tekens gebruik wordt gemaakt, aanvullend aan tekst of vervangend, is uiteindelijk van invloed op de begrijpelijkheid van de semiotische tekens. Het gebruik van andere talen ten slotte, zoals het Arabisch, Chinees en Mandinka, blijkt met name een symbolische functie te vervullen. Wanneer gekeken wordt naar de verhouding tussen het interpreteren van billboards en de sociale kenmerken opleiding, leeftijd en sekse van de dorpsbewoners, dan valt op dat het allemaal jonge hoger opgeleiden zijn, op één na allemaal mannen, die de tekst op de billboards kunnen lezen. Dit zijn ook vaak degenen die naar Kombo trekken om te studeren of te werken en voor wie kunnen lezen en schrijven een professionele en economische noodzaak is. Weinigen van hen blijven op het platteland. Degenen die nooit naar school zijn geweest, doorgaans oudere dorpsbewoners (40+), komen vaak niet tot een interpretatie van de billboards. Degenen die hun interpretatie op symbolen en afbeeldingen baseren hebben in de meeste gevallen enige jaren onderwijs genoten. Hieruit blijkt dat voor veel dorpsbewoners de geschreven teksten op de borden bij de interpretatie weinig waarde hebben, interpretaties worden vaker op symbolen en afbeeldingen gebaseerd. De niet-lezende bevolking is wel in staat de betekenis van geschreven teksten te achterhalen door gebruik te maken van collaboratieve geletterdheid.
60
6 Een
aanzet
tot
inzicht in de multi-semiotische
communicatie in ruraal Gambia
In dit afsluitende hoofdstuk wordt in paragraaf 6.1 een samenvatting van het onderzoek gegeven. Paragraaf 6.2 en 6.3 geven de conclusies uit dit onderzoek weer. Hieruit volgen enkele aanbevelingen en ideeën voor vervolgonderzoek, waarmee in paragraaf 6.4 wordt afgesloten.
6.1
Samengevat
Het idee voor dit etnografisch onderzoek naar visuele communicatie in ruraal Gambia, een gebied met een grote talige diversiteit, is geboren uit het onderzoek dat naar linguïstische landschappen verricht is. Door zowel de zender als de ontvanger te betrekken in deze onderzoekssetting (beiden nodig om communicatie tot stand te brengen), leverde het onderzoek niet alleen een kwalitatieve beschrijving op van het linguïstische landschap, maar bood het ook inzicht in de waarneming ervan. Deze gegevens konden worden gelieerd aan andere sociaal-culturele factoren in de maatschappij. Het onderzoek werd uitgevoerd in een rurale onderzoekssite, waar eerder nauwelijks onderzoek naar het linguïstische landschap verricht is. Enerzijds liet dit onderzoek zien dat er mogelijkheden bestaan voor onderzoek naar het linguïstische landschap in een rurale omgeving, anderzijds bood het informatie over de omgang met het linguïstische landschap, zowel door de opstellers als de waarnemers ervan, in een gebied waar de bevolking grotendeels als ongeletterd wordt aangemerkt. De hoofdvraag in dit onderzoek luidde: “Hoe worden boodschappen visueel gecommuniceerd in de publieke ruimte in dorpsgemeenschap Besse in Gambia en welke verbanden worden waargenomen tussen de visuele communicatie en sociaal-culturele en situationele factoren?” Deze hoofdvraag werd onderverdeeld in drie subvragen die in drie deelstudies behandeld werden. In de eerste deelstudie werd in antwoord op de subvraag “Hoe zit het linguïstisch landschap van dorpsgemeenschap Besse er globaal uit?” een globale beschrijving gegeven van het linguïstische landschap in de publieke ruimte, met een toespitsing op de zeer beperkte aanwezigheid van visuele communicatie in 61
het domein winkels. In veel studies naar het linguïstische landschap zijn opschriften op winkels het centrale aandachtspunt. In Besse verlopen de transacties in winkels echter grotendeels mondeling, in lokale talen. Er zijn nauwelijks geschreven of gedrukte teksten in en rondom de winkels aanwezig er er is daardoor ook weinig noodzaak tot kunnen lezen of schrijven. Kennis van de communicatie in winkels biedt meer inzicht in het communicatieproces op de lokale schaal. Ook toont het bestuderen van de communicatie in winkels aan, dat het voor het begrijpen van communicatie nodig is alle modaliteiten in beschouwing te nemen, om zo de complexe sociale werkelijkheid zo goed mogelijk weer te kunnen geven. De andere twee deelstudies focusten beide op het genre billboards, omdat billboards het meest zichtbaar aanwezig zijn in het linguïstische landschap. Het tweede deelonderzoek betrof het verzenden van boodschappen via billboards aan de hand van de vraag “Wie zendt welke visuele boodschap op billboards aan wie, hoe en met welk doel?”. Hiervoor zijn alle billboards langs de kant van de weg met een fotocamera vastgelegd en geanalyseerd op hun vorm, inhoud en functie. Daarbij was het noodzakelijk zowel de geschreven teksten als de andere semiotische tekens, zoals afbeeldingen, symbolen, kleuren en gebruikte materialen te bestuderen, omdat alle modaliteiten betekenisdragende elementen kunnen bevatten. Het bleek dat de overgrote meerderheid van de borden vormgegeven was door nationale of internationale instanties, opererend op een hoge schaal, in de meeste gevallen vanuit Kombo. Het geschreven Engels bleek het dominante medium voor het verzenden van boodschappen. Alleen de telefoonmaatschappijen, die een breed publiek willen bereiken en een flink budget te besteden hebben aan reclamecampagnes, maakten additioneel bewust gebruik van andere modaliteiten, zoals afbeeldingen, logo’s, kleurschema’s, lettertypes en symbolen. Deze laten zij tevens terugkomen in andere media, zoals beltegoedkaarten en affiches, wat de herkenbaarheid vergroot. Aan de plaats en grootte van de billboards en aan de grootte van de lettertekens op de borden is te zien, dat de billboards in eerste instantie bedoeld lijken te zijn voor het voorbijrijdende verkeer op de hoofdweg en in tweede instantie voor de inwoners van de dorpsgemeenschap. Het audience design was in de eerste plaats gericht op het voorbijreizende publiek en pas in de tweede plaats op de inwoners ter plekke, wat van invloed is op de vormgeving van de borden. Het derde deelonderzoek betrof de waarneming van billboards en enkele andere semiotische tekens langs de kant van de weg. Er werd een antwoord gezocht op de vraag “Hoe worden visuele boodschappen in de publieke ruimte van Besse door de inwoners met verschillende geletterdheidsniveaus en sociale kenmerken waargenomen?”. Daartoe zijn 20 dorpsbewoners met diverse geletterdheidsniveaus en sociale kenmerken gevraagd hoe ze billboards en enkele andere semiotische tekens interpreteerden en hoe ze tot deze interpretatie gekomen waren. Er zijn elf verschillende interpretatiewijzen waargenomen van perfect Engels kunnen decoderen tot helemaal niet tot een interpretatie kunnen komen, die op een denkbeeldig continuüm geplaatst zijn. De interpretatiewijzen zijn vervolgens onderverdeeld in drie duidelijk onderscheidbare categorieën die met sociale kenmerken verbonden konden worden: (i) een kleine groep die vloeiend Engels kan lezen (met name jonge mannen met een hoge opleiding), (ii) een grote groep die op basis van symbolen en afbeeldingen tot een interpretatie komt (dorpsleden die enkele jaren onderwijs hebben genoten, zowel mannen als vrouwen) en (iii) nog een grote groep die helemaal niet tot een 62
interpretatie komt (met name 40-plussers zonder opleiding). Daarnaast is er een kleine groep die nummers en woordbeelden kan herkennen. Op basis van interpretatiewijzen kwam naar voren dat het gebruik van het geschreven Engels als medium voor veel inwoners van Besse niet volstaat om tot een eigen interpretatie te komen. Andere semiotische tekens blijken van groot belang voor de interpretatiewijze. Wanneer naar de interpretatiewijze van billboards in semi-longitudinaal perspectief gekeken wordt, dan blijkt dat er een toename waarneembaar is in het aantal dorpsbewoners dat geschreven teksten of symbolen en afbeeldingen kan decoderen. Dit hangt samen met een toename van het aantal inwoners dat onderwijs gevolgd heeft. Talen anders dan het Engels, bijvoorbeeld Mandinka of Arabisch, blijken doorgaans niet gelezen te worden, maar een symbolische functie te vervullen. Een andere wijze om tot een interpretatie te komen van de billboards, blijkt het gebruikmaken van collaboratieve geletterdheid: via een andere dorpsbewoner wordt achterhaald welke geschreven tekst er op het billboard staat. Wanneer de drie verschillende deelstudies worden gecombineerd, ontstaat er meer inzicht in de wijze waarop de actoren in de communicatie op elkaar afgestemd zijn. De communicatiewijzen, de schalen waarop de actoren participeren en hun sociaal-culturele kenmerken kunnen aan elkaar worden gelieerd. Dit geeft niet alleen inzicht in micro-sociolinguïstische processen, maar het geeft ook informatie over macro-sociale structuren in de maatschappij. De conclusies en aanbevelingen die uit het onderzoek voortkomen, worden in het resterende gedeelte van deze scriptie behandeld.
6.2
(Mis)communicatie tussen schalen
Een eerste te trekken conclusie uit dit onderzoek is, dat er bij het opstellen van billboards in eerste instantie is afgestemd op het voorbijsnellende verkeer. De billboards zijn niet, of pas in tweede instantie, afgestemd op de inwoners van Besse: er bestaat een kloof tussen wat het merendeel van de lokale bevolking van de borden begrijpt en wat de nationale en/of internationale organisaties, die veelal de inhoud van de borden bepalen, ermee duidelijk willen maken. Er is hier sprake van een ontmoeting tussen actoren op verschillende schalen (Blommaert, 2003), waartussen de communicatie gebrekkig verloopt. De ontvangers van de boodschappen, inwoners van Besse, functioneren veelal op lokale schaal. Zij communiceren met name door middel van mondelinge communicatie en door het decoderen van andere semiotische tekens dan tekst. Dit blijkt onder andere uit het verloop van de communicatie in winkels: hierin schittert geschreven tekst door afwezigheid. Men ervaart hierbij echter geen problemen. Wanneer er toch een keer een tekst gelezen dient te worden, bijvoorbeeld een brief zoals in Juffermans (2008b), dan wordt er gebruik gemaakt van collaboratieve geletterdheid: via een ander persoon toegang krijgen tot geschreven informatie. Er is daardoor weinig noodzaak tot geletterdheid onder veel inwoners van Besse. Het wordt ook economische onaantrekkelijk gevonden: de voordelen van kunnen lezen en schrijven wegen niet op tegen de lasten c.q. de tijd die het kost om het te leren. De meeste inwoners van Besse hebben in hun werk, veelal als boer, niet of nauwelijks met geschreven taal te maken. Ook hieruit blijkt de prominente plaats van de mondelinge communicatie. Mogelijk versterkt de opkomst van de mobiele 63
telefonie het gebrek aan behoefte om te leren lezen of schrijven verder (Juffermans, 2008b). Het gaat hier uiteraard om een generalisatie. Opgemerkt dient te worden, dat er ook inwoners in Besse zijn die op een hogere schaal functioneren of daartoe ambities hebben. Zij zijn juist wel gemotiveerd om hun schrijf- en leesvaardigheid op een hoger peil te brengen. De manier waarop in het algemeen in het dorp gecommuniceerd wordt, staat in contrast met de manier waarop de verzenders van de boodschappen op billboards hun boodschap overbrengen. Zij functioneren in het algemeen op een hogere schaal. Het gaat vaak om nationale en internationale organisaties, die veelal gebruik maken van geschreven (Engelse) taal en weinig nadruk leggen op andere modaliteiten dan geschreven tekst. Wanneer afbeeldingen of symbolen worden gebruikt, dan betreft dit vaak geen vervanging van de tekst en staan deze ook niet centraal. Wanneer een enkele keer gebruik wordt gemaakt van andere talen, zoals het Arabisch of een lokale taal, dan vervullen deze voornamelijk een symbolische functie. Ze vormen geen vervanging voor de Engelse tekst. Mogelijk gaan de opstellers er vanuit dat het Engels in heel Gambia op voldoende niveau wordt onderwezen en zien zij het als een gemeenschappelijke, neutrale taal die door alle etnische groepen, ook in de rurale gebieden, wordt begrepen (Juffermans, 2006). Een andere mogelijke verklaring voor het veelvuldige gebruik van het Engels in vergelijking met andere, ‘lokale’ talen is ‘habitus’, een begrip geïntroduceerd door Bourdieu: men staat niet stil bij de taal die men op de borden gebruikt. Het gebruik van het Engels is geïnternaliseerd en geen bewuste keuze. Een laatste mogelijkheid is dat de opstellers ervan uitgaan dat door collaboratieve geletterdheid een groot publiek op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van de borden. Samengevat kan worden gesteld, dat voor de communicatie tussen de veelal op (inter)nationale schaal functionerende zenders, en de op lokaal niveau functionerende ontvangers, klaarblijkelijk andere normen gelden voor het communiceren van boodschappen, bewust dan wel onbewust. Dit leidt tot andere, of in veel gevallen zelfs geen, interpretaties van de ontvangers dan bedoeld door de verzenders. Hieruit blijkt het belang van het betrekken van schalen bij het bestuderen van communicatieprocessen.
6.3
Een continuüm van geletterdheid
Een tweede conclusie, voortkomend uit het onderzoek, is dat het niet mogelijk is om dorpsbewoners van Besse onder te verdelen in een dichotomie van geletterd en ongeletterd. Men kan zich afvragen wat er onder geletterd en ongeletterd wordt verstaan. In werkelijkheid dienen inwoners van Besse te worden ingedeeld op een continuüm, dat ook hun vaardigheid in het decoderen van de multimodale tekens in ogenschouw neemt. Andere semiotische tekens, zoals kleur, vormgeving en materiaal zijn mede bepalend voor de interpretatie van een boodschap. Geschreven tekst kan daarom niet geïsoleerd worden bestudeerd, maar dient in de multimodale context te worden geplaatst. Dit wordt met name duidelijk in rurale gebieden in ‘ontwikkelingslanden’ als Besse, waar lezen en schrijven geen gemeengoed zijn (in tegenstelling tot westerse landen) en men zich met name op andere semiotische tekens richt voor interpretatie. Het blijkt dat er meer genuanceerd gekeken zou kunnen worden naar geletterdheid en het 64
gebruik van geletterdheid dient daarbij in een sociaal-culturele context te worden geplaatst. Het bestuderen van functionele geletterdheid, waaronder bijvoorbeeld collaboratieve geletterdheid kan worden geplaatst, biedt daarbij een interessant perspectief.
6.4
Tot slot
Op basis van bovenstaande conclusies, kunnen enkele aanbevelingen worden gedaan om de visuele communicatie een grotere kans van slagen te geven in het (deels ongeletterde) Besse en vergelijkbare rurale gebieden in Gambia. In de eerste plaats zou het wenselijk zijn dat opstellers meer aandacht besteden aan andere semiotische tekens dan tekst, waaronder het gebruik van afbeeldingen, symbolen, driedimensionale objecten en mondelinge communicatie om bijvoorbeeld reclame te maken. Daarbij kunnen verschillende media worden ingezet en naar elkaar verwijzen om de herkenbaarheid te bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn de reclames van telefoonmaatschappijen. In de tweede plaats kan aan een geheel andere oplossing worden gedacht om zender en ontvanger beter op elkaar af te stemmen: het zodanig verbeteren van het onderwijssysteem, dat meer Gambianen in staat worden gesteld om Engelse teksten te decoderen, ook buiten de schoolsetting. Vervolgonderzoek kan nieuwe inzichten toevoegen. Door het ontwerp- en productieproces achter de opgestelde billboards te achterhalen, kan meer informatie worden verkregen waarom de billboards op een bepaalde manier vormgegeven zijn. Voor een meer volledige beschrijving van de complexe sociale (communicatieve) werkelijkheid in de dorpsgemeenschap zou daarnaast ook onderzoek naar communicatie binnen andere domeinen en genres kunnen worden gedaan. Daarbij zou naast de visuele modaliteiten ook de mondelinge communicatie betrokken kunnen worden voor een beter begrip van communicatieprocessen.
65
66
Referenties
Backhaus, Peter. 2006. Multilingualism in Tokyo: A look into the linguistic landscape. Linguistic Landscape: A New Approach to Multilingualism, ed. Durk Gorter, 52-66. Clevedon: Multilingual Matters. Barton, David en Mary Hamilton. 1998. Local literacies: Reading and Writing in one Community. London: Routledge. Basso, Keith H. 1974. The ethnography of writing. Explorations in the Ethnography of Speaking, eds. Richard Bauman en Joel Sherzer, 425-432. Cambridge: Cambridge University Press. Baynham, Mike. 2004. Ethnographies of literacy: Introduction. Language and Education 18, 4: 285-290. Beckman, Danielle Marie. 2008. Growing Roots and Wings: A Language and Literacy Case Study in Namibia. Masterscriptie Language and Communication. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Bell, Allan. 1997. Language style as audience design. Sociolinguistics: A Reader and Coursebook, eds. Nikolas Coupland en Adam Jaworski, 240-250. Basingstoke: Palgrave. Ben-Rafael, Eliezer. 2009. A sociological approach to the study linguistic landscapes. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds. Elena Shohamy en Durk Gorter, 40-54. New York: Routledge. Ben-Rafael, Eliezer, Elana Shohamy, Muhammed Hasan Amara en Nira Trumper-Hecht. 2006. Linguistic landscape as symbolic construction of the public space: The case of Israel. Linguistic Landscape: A New Approach to Multilingualism, ed. Durk Gorter, 7-30. Clevedon: Multilingual Matters. Blommaert, Jan. 2003. Commentary: A sociolinguistics of globalisation. Journal of Sociolinguistics 7, 4: 607623. Blommaert, Jan. 2004. Grassroots historiography and the problem of voice: Tshibumba’s Histoire du Zaïre. Journal of Linguistic Anthropology, 14, 1: 6-23. Blommaert, Jan. 2007. Sociolinguistic scales. Intercultural Pragmatics 4, 1: 1-19. Blommaert, Jan, James Collins en Stef Slembrouck. 2005. Spaces of multilingualism. Language and Communication 25: 197-216. Blommaert, Jan en Jie Dong. 2010, in press. Ethnographic Fieldwork: A Beginner’s Guide. Clevedon: Multilingual Matters.
67
Boeije, Hennie. 1995. Kwalitatief onderzoek. Onderzoeksmethoden, eds. Harm ’t Hart, Hennie Boeije en Joop Hox, 253-289. Amsterdam: Boom Onderwijs. Bosatlas. 2008. Landendocumentatie Gambia. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Online versie: www.bosatlas.nl. Bouwstenenonline. 2008. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Online versie: www.studion.fss.uu.nl/Bouwstenenonline/2b3kwalitatiefenkwantitatief. Cameron, Deborah, Elizabeth Frazer, Penelope Harvey, Ben Rampton en Kay Richardson. 2006. Power/knowledge: The politics of social science. The Discourse Reader, eds. Adam Jaworski en Nikolas Coupland, 132-145. London: Routledge. Council of Europe. 1998. Common European Framework of Reference for Languages. Strasbourg: Council of Europe. Online versie: www.coe.int. Cenoz, Jasone en Durk Gorter. 2006. Linguistic landscape and minority languages. Linguistic Landscape: A New Approach to Multilingualism, ed. Durk Gorter, 67-80. Clevedon: Multilingual Matters. Collins, James. 1995. Literacy and literacies. Annual Review of Anthropology 24: 75-93. Collins, James. 2005. Literacy practices in sociocultural perspective. Elsevier Encyclopedia of Language and Linguistics, 2nd Ed. Summer 2005: 246-255. Collins, James en Stef Slembrouck. 2006 “You don’t know what they translate”: Language contact, institutional procedure, and literacy practice in neighborhood health clinics in urban Flanders. Journal of Linguistic Anthropology, 16, 2: 249-268. Collins, James en Stef Slembrouck. 2007. Reading shop windows in globalized neighborhoods: Multilingual literacy practices and indexicality. Journal of Literacy Research 39, 3: 335-356. Cook, Susan E. 2009. Street Setswana vs. school Setswana: Language policies and the forging of identities in South African classrooms. The Languages of Africa and the Diaspora: Educating for Language Awareness, eds. JoAnne Kleifgen en George C. Bond, 96-116. Bristol: Multilingual Matters. Ethnologue. 2005. Ethnologue: Languages of the World, 15th Edition, ed. Raymond G. Gordon, Jr. Dallas: SIL International, online versie: www.ethnologue.com. Ethnologue. 2009. Ethnologue: Languages of the World, 16th Edition, ed. M. Paul Lewis. Dallas: SIL International, online versie: www.ethnologue.com. Fishman, Joshua A. 1972. The relationship between micro- and macro-sociolinguistics in the study of who speaks what language to whom and when. Sociolinguistics: Selected Readings, eds. J. B. Pride en Janet Holmes, 15-32. London: Penguin Books. Garvin, Rebecca Todd. Te verschijnen in 2010. Responses to the Linguistic Landscape in Memphis, Tennessee: Perceptions of Public Spaces in Transition. Indiana: Indiana University of Pennsylvania. Geertz, Clifford. 1998. Deep hanging out. New York Review of Books 45, 16: 69-72. Geografische kaart Gambia. Online versie: www.gambia.gm. Giles, Howard en Peter Powesland. 1997. Accomodation theory. Sociolinguistics: A Reader and Coursebook, eds. Nikolas Coupland en Adam Jaworski, 232-239. Basingstoke: Palgrave. 68
Gorter, Durk, ed. 2006. Linguistic Landscape: A New Approach to Multilingualism. Clevedon: Multilingual Matters. Gorter, Durk. 2006. Introduction: The study of the linguistic landscape as a new approach to multilingualism. Linguistic Landscape: A New Approach to Multilingualism, ed. Durk Gorter, 1-6. Clevedon: Multilingual Matters. Heath, Shirley Brice. 1983. Ways with Words. Cambridge: Cambridge University Press. Huebner, Thom. 2009. A framework for the linguistic analysis of linguistic landscapes. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds. Elena Shohamy en Durk Gorter, 70-87. New York: Routledge. Hult, Francis M. 2009. Language ecology and linguistic landscape analysis. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds. Elena Shohamy en Durk Gorter, 88-104. New York: Routledge. Hymes, Dell. 1996. Ethnography, Linguistics, Narrative Inequality: Toward an Understanding of Voice. London: Taylor & Francis. Iedema, Rick. 2003. Multimodality, resemiotization: Extending the analysis of discourse as multisemiotic practice. Visual Communication 2, 1, 29-57. Jaworski, Adam en Crispin Thurlow. Te verschijnen. Introducing semiotic landscapes. Semiotic Landscapes: Image, Text, Space, eds. Adam Jaworski en Crispin Thurlow, 1-38. London: Continuum. Jewitt, Carey en Gunther Kress. 2003. Multimodal Literacy. New York: Peter Lang. Jewitt, Carey, Theo van Leeuwen, Ron Scollon en Teal Triggs. 2003. Editorial. Visual Communication 2, 5: 5-6. Juffermans, Kasper. 2006. English and Literacy Practices in The Gambia: Sociolinguistic Investigations in Education, Media and Public Life. Masterthesis Afrikaanse talen en culturen. Gent: Universiteit Gent. Juffermans, Kasper. 2008a. Local emplacement and global identities in signboard and billboard literacies in urban Gambia. Explorations into Language Use in Africa, ed. Augustin Simo Bobda, 197-219. Bern: Peter Lang. Juffermans, Kasper. 2008b. The ethnography of multilingualism and the language of literacy in The Gambia. Paper gepresenteerd op de Mediating Multilingualism: Meaning and Modalities Conference, Jyväskylä, Finland, 2-5 juni 2008. Juffermans, Kasper. 2009a. Public horizons, 23 maart 2009. Blogspot Linguistic landscape. Online versie: linguisticlandscape.blogspot. Juffermans, Kasper. 2009b. How to write if you cannot write: Collaborative literacy in a Gambian village. Low-Educated Adult Second Language and Literacy Acquisition: Proceedings of the 4th Symposium, Antwerp 2008, eds. Ineke van de Craats en Jeanne Kurvers, 222-233. Utrecht: LOT. Juffermans, Kasper. Te verschijnen in 2011. Multimodality, local languages, audiences: Commercial creativity in the Gambian linguistic landscape. Sociolinguistic Studies. Special Issue over Power and Agency in Multilingual Practices, eds. Ad Backus en Massimiliano Spotti. Juffermans, Kasper en Caroline McGlynn. Te verschijnen. A linguistic and sociolinguistic profile of The Gambia. Sociolinguistic Studies, Special Issue on Language shift in West Africa, ed. Herbert Igboanusi. 69
Kars, Hilde. 2009. De Taal van het Toerisme: Een Etnografisch Onderzoek naar het Linguïstisch Landschap van de ‘Toeristenbubbel’ in Gambia. Masterscriptie Interculturele Communicatie. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Kost, Heleen. 1990. Prisma van de Taal. Utrecht: Prisma. Kress, Gunther en Theo van Leeuwen. 1996. Reading Images: The Grammar of Visual Design. London: Routledge. Landry, Rodrigue en Richard Y. Bourhis. 1997. Linguistic landscape and ethnolinguistic vitality. Journal of Language and Social Psychology 16, 1: 23-49. Leeman, Jennifer en Gabriella Modan. 2009. Commodified language in Chinatown: A contextualised approach to linguistic landscape. Journal of Sociolinguistics 13, 3: 332-362. Levine, Kenneth. 1986. The Social Context of Literacy. London: Routledge. Lou, Jia. 2007. Revitalizing Chinatown into a heterotopia: A geosemiotic analysis of shop signs in Washington D.C.'s Chinatown. Space and Culture 10, 2: 170-194. Malinowski, David. 2009. Authorship in the linguistic landscape. A multimodal-performative view. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds. Elana Shohamy en Durk Gorter, 107-125. New York: Routledge. McGlynn, Caroline en Peter Martin. 2009. ‘No vernacular’: Tensions in language choice in a sexual health lesson in The Gambia. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 12, 2: 137-155. Nyanzi, Stella, Ousman Rosenberg-Jallow, Ousman Bah en Susan Nyanzi. 2005. Big black organs and old white gold: Embodied racial myths in sexual relationships of Gambian bumsters. Culture, Health and Sexuality 7, 6: 557-569. Obijiofor, Levi. 1998. Future of communication in Africa’s development. Futures, 30, 2/3: 161-174. Pennycook, Alastair. 2009. Linguistic landscapes and the transgressive semiotics of graffiti. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds. Elana Shohamy en Durk Gorter, 302-312. New York: Routledge. Prah, Kwesi Kwaa. 2008. African languages in a globalising world. Open Space, 2, 3: 19-23. Prinsloo, Mastin. 2004. Literacy is child’s play: Making sense in Khwezi Park. Language and Education 18, 4: 291-304. Prinsloo, Mastin en Mignonne Breier, eds. 1996. The Social Uses of Literacy: Theory and Practice in Contemporary South Africa. Amsterdam: Sached Books. Reh, Mechtild. 2004. Multilingual writing: A reader-oriented typology – with examples form Lira Municipality (Uganda). International Journal of the Sociology of Language 170, 1: 1-41. Scollon, Ron en Suzie Wong Scollon. 2003. Discourses in Place: Language in the Material World. London: Routledge. Shadid, Wasif. A.1998. Grondslagen van Interculturele Communicatie: Studieveld en Werkterrein. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Shohamy, Elana. 2006. Language Policy: Hidden Agendas and New Approaches. London: Routledge. 70
Shohamy, Elana en Durk Gorter, eds. 2009. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery. New York: Routledge. Siber, Matt. 2005. Visual literacy in the public space. Visual Communication 4, 1: 5-20. Spolsky, Bernard. 2009. Prolegomena to a sociolinguistic theory of public signage. Linguistic Landscape: Expanding the Scenery, eds Elana Shohamy en Durk Gorter, 25-39. New York: Routledge. Street, Brian. 1984. Literacy in Theory and Practice. Cambridge: Cambridge University Press. Street, Brian. 2000. Literacy events and literacy practices: Theory and practice in the New Literacy Studies. Multilingual Literacies: Reading and Writing Different Worlds eds. Marilyn Martin-Jones en Kathryn Jones, 17-29. Amsterdam: Benjamins. Street, Brian. 2003. What’s “new” in New Literacy Studies? Critical approaches to literacy in theory and practice. Current issues in Comparative Education 5, 2: 77-91. Stroud, Christopher. 2002. Framing Bourdieu socioculturally: Alternative forms of linguistic legitimacy in postcolonial Mozambique. Multilingua 21, 2/3: 247-273. Stroud, Christopher en Sibonile Mpendukana. 2009. Towards a material ethnography of linguistic landscape: Multilingualism, mobility and space in a South African township. Journal of Sociolinguistics 13, 3: 363-386. Swigart, Leigh. 2001. The limits of legitimacy: Language ideology and shift in contemporary Senegal. Journal of Linguistic Anthropology, 10, 1: 90-130. Szwed, John F. 1981. The etnography of literacy. Writing: The Nature, Development and Teaching of Written Communication. Volume 1, Variation in Writing: Functional and Linguistic-Cultural Differences, ed. Marcia Farr Whiteman, 13-23. Hillsdale: Lawrence Erlbaum. The Gambia Social Studies Atlas. 1995. Fully Revised Second Edition. Basingstoke: Macmillan Education. UNDP. 2006. Human Development Report 2006. Beyond Scarcity: Power, Poverty and the Global Water Crisis. New York: United Nations Development Program. Online versie: hdr.undp.org. UNDP. 2008. Statistical Update, Gambia, the Human Development Index: Going Beyond Income. New York: United Nations Development Program. Online versie: hdr.undp.org. UNICEF. 2003. The Gambia Millennium Development Goals Report 2003. Banjul: United Nations The Gambia. Online versie: www.gm.undp.org. Van Camp, Kirsten. 2009. Opvattingen over Taal en Onderwijs in een Postkoloniale Staat: een LinguïstischEtnografisch Onderzoek. Case Study: Gambia. Masterproef Afrikaanse talen en culturen. Gent: Universiteit Gent. Van Leeuwen, Theo. 2005. Multimodality, genre and design. Discourse in Action: Introducing Mediated Discourse Analysis, eds. Sigrid Norris en Rodney H. Jones, 73-93. London: Routledge. Verhoeven, Ludo. 1997. Functional literacy. Encyclopedia of Language and Education. Volume 2: Literacy, eds. Viv Edwards en David Corson, 127-132. Dordrecht: Kluwer. Wogan, Peter. 2004. Deep hanging out: Reflections on fieldwork and multisited Andean ethnography. Identities: Global Studies in Culture and Power, 11, 1: 129-139. 71
72
Appendices
73
74
Appendix 1
Billboards en andere semiotische tekens in
dorpsgemeenschap Besse en omgeving
In deze appendix worden de afbeeldingen betrokken bij het onderzoek weergegeven. Per afbeelding wordt kort achtergrondinformatie weergegeven over de betrokken instanties, die met behulp van zoeken via Google achterhaald is. De geraadpleegde websites zijn daarbij weergegeven. Bij elke afbeelding is een tabel gevoegd waarin wordt weergegeven hoe de deelnemers aan het onderzoek een billboard geïnterpreteerd hebben. De interpretatie zoals weergegeven in de veldnotities of overgenomen van een audio-opname is te lezen in de tweede kolom. Tussen aanhalingstekens worden de deelnemers geciteerd. Mijn opmerkingen, overgenomen uit de veldnotities, staan in het Nederlands weergegeven. Zonodig is cursief tussen haakjes uitleg toegevoegd. Wanneer het gaat om een audio-opname, is dit aangegeven bij de respons. In de derde kolom is met een getal de plaats op het continuüm van interpretatiewijzen weergegeven. Wanneer er bij mij twijfel bestaat over de interpretatiewijze, is deze tussen haakjes geplaatst. De getallen verwijzen, zoals ook in hoofdstuk 5 aangegeven, naar de volgende interpretatiewijzen: 1. geschreven boodschap in het Engels perfect kunnen decoderen 2. met enkele leesfouten lezen 3. spellend lezen / moeizaam lezen 4. alleen nummers lezen 5. een woordbeeld herkennen (bijvoorbeeld een plaatsnaam) 6. afbeelding / symbool ‘lezen’ 7. ontwerp van tekst / telefoonnummer herkennen 8. bord als geheel herkennen 9. voorgezegd (daardoor bestaat onduidelijkheid over de interpretatie van de participant zelf) 10. herkenning door achtergrond achter de foto 11. verkeerde interpretatie (door gokken) 12. geen interpretatie, reactie: ‘ik weet het niet’ Deze getallen zijn ook terug te vinden in tabel 5.3 en 5.4, waar de plaats van de participanten op het continuüm te zien is.
75
Appendix 1.1
AFET Community Vegetable Garden
Achtergrondinformatie AFET staat voor Association of Farmers, Educators and Traders, een instantie die de sociaaleconomische ontwikkeling van kwetsbare groepen wil bevorderen. FRB staat voor Foods Resource Bank en CWS voor Church World Service, beide Christelijke liefdadigheidsinstellingen uit de Verenigde Staten. Geraadpleegde websites: www.fao.org/world/gambia en www.reliefweb.int.
76
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
A1 Almameh “Vegetable garden in Jagil.” Hij kent de afkortingen niet. A2 Abdoulie S “Association of farmers, extension and training. Work with vegetable garden, to improve seeds and markets.” A3 Sarjo Opname: “Signboard villagers or those on the main road passing by, direction on the main board, it’s the village Jagil”. Hij weet niet waar AFET voor staat. Hij leest het billboard voor. Hij kent ook de andere afkortingen niet. A4 Abubacar Hij legt uit waar AFET voor staat: “Association of Farmers, Education, Traders. About agrics.” B1 Manyima “AFET is about growing crops.” Ze kan het lezen, maar ze heeft moeite met het woord ‘sponsor’. B2 Baba De afkortingen AFET, FRB en CWS kent hij niet. Hij kent het billboard ook niet. Hij leest het, maar het is enigszins lastig voor hem. Hij doet moeite, maar herkent de naam ‘Jagil’ niet. B3 L Hij kan het niet lezen, hij weet niet waar het bord over gaat. Hij noemt het geen probleem dat hij niet kan lezen. B4 Fatou Weet niet waar het bord voor staat. B5 Fanta Ze leest “Jagil village”. Spellend lezen, het gaat moeizaam. B6 Sainey Hij leest “Jagil village”, de rest is te moeilijk. B7 Yahya Hij kan het niet lezen, hij weet niet waar het bord voor staat. C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. C2 Lamin Weet niet waar het bord voor staat. C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. C4 Malang Weet niet waar het bord voor staat. C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. C6 Famara “Speed of the car and name of the village where you can relax”. Hij noemt de naam Jagil echter niet. C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. C8 Wuyeh “I don’t know” C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat.
77
Interpretatiewijze 1 1 1 1 2 2/3 12 12 3/5 3/5 12 12 12 12 12 12 11 12 12 12
Appendix 1.2
Peri-urban Smallholder Improvement Project Jagil (PSIP Jagil)
Achtergrondinformatie GOTG staat voor Government of The Gambia en ADB voor African Development Bank, een internationale bank die tot doel heeft de armoede in Afrika te verminderen. Het Peri-Urban Smallholder Improvement Project (PSIP) is gericht op het verminderen van de armoede door dit landbouwproject voor jongeren en vrouwen te financieren. Het PSIP project vindt plaats in rurale gebieden in het westen van Gambia, zowel op de noord- als op de zuidoever. Geraadpleegde websites: www.afdb.org en www.statehouse.gm.
78
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
A1 Almameh
“African Development Bank and Government of The Gambia. It’s a joint project: small projects in the provinces on agriculture normally.” A2 Abdoulie S “Helping women to improve gardening: building markets.” A3 Sarjo Opname: “This too is in Jagil. I think this too is about gardening. It’s to improve the gardening in rural centers.” ADB staat volgens hem voor African Development Bank “to help farmers in rural areas to improve farming”. GOTG kent hij niet. A4 Aboub S Hij zegt vlot waar het bord voor staat. Genoteerd in veldnotities staat: “Agriculture, animals, poultry.” B1 Manyima Ze leest: “Development of s-t-a-t-e [spellend lezen] of agriculture products smallest hold… important project p-s-i-p [spellend lezen]”. Daarna voegt ze toe: “It’s for training how to breed the cattle” en “No, Bafrow is not there” B2 Baba Hij doet moeite om het bord te lezen. Hij maakt enkele leesfouten, hij kan niet in eigen woorden vertellen waar het bord naar verwijst. B3 L “I cannot read this, don’t what this is about. No problem that I cannot read.” B4 Fatou Weet niet waar het bord voor staat. B5 Fanta Ze ziet aan de achtergrond dat het een billboard in Jagil is. B6 Sainey “I don’t know.” B7 Yahya Leest de eerste twee regels, de rest is te moeilijk. C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. C2 Lamin Weet niet waar het bord voor staat. C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. C4 Malang “Bafrow.” C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. C6 Famara “Gambian something.” Wijst daarbij naar het ontwerp boven GOTG. C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. C8 Wuyeh “I don’t know.” C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat.
79
Interpretatiewijze 1 1 1
(1) 2/3 2/3 12 12 10 12 3 12 12 12 11 12 6 12 12 12
Appendix 1.3
Telefoonnummer op muur
Achtergrondinformatie Er is hier een telefoonnummer op een muur te zien met de naam ‘Ousainou Bah’ eronder genoteerd. De foto is genomen in Bah Kunda, dat is de compound van de familie Bah.
80
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
A1 Almameh “Telephone number on the wall, belongs to Ousainou Bah.” A2 Abdoulie S Opname: “That’s a telephone number. That one is from a house. Sometimes we have no place to record [onverstaanbaar] like the rural community. You can ask a child who goes to school to read the telephonenumber on the wall. If there’s no name, you can recognize it.” A3 Sarjo Opname: “It’s a name of a person and a telephone number. Maybe he has a business and people can take this telephone number if they want to call him. People put telephone numbers on the wall so that they will not forget.” Sarjo schrijft telefoonnummers op in zijn ‘di’ [diary]. A4 Abubacar Leest het telefoonnummer en de naam voor. “Children write it.” B1 Manyima “Telephone number of Ousman Bah.” Wanneer ik haar vraag om het over te lezen zegt ze “Ousainou.” B2 Baba “Number of Ousainou Bah.” B3 L Hij kan het nummer lezen en hij weet dat het een telefoonnummer is. B4 Fatou Ze spelt de letters, daarna weet ze wat er staat: “Telephone number of Ousainou.” B5 Fanta “7447619, it’s a telephone number.” B6 Sainey “Ousain Bah, a telephone number of Africell.” Hij leest voor wat er staat. B7 Yahya “Africell number.” Ousainou is te moeilijk voor hem om te lezen. “Bah” leest hij wel voor. C1 mero Weet niet wat er staat. C2 Lamin Hij leest het nummer, niet de woorden. C3 Sirah Weet niet wat er staat. C4 Malang Hij leest het telefoonnummer voor, zegt dat het laatste getal een 9 is. Wanneer ik hem vraag of het een telefoonnummer is, twijfelt hij. C5 Ismaela “It’s a telephone number.” Ze kan het nummer niet voorlezen. C6 Famara “7447619, a telephone number.” C7 Abdoulie B “It’s telephone number.” Hij leest het nummer voor. C8 Wuyeh Hij ziet dat het een telefoonnummer is. C9 Isatou Weet niet wat er staat.
81
Interpretatiewijze 1 1
1
1 2 1 4 3 4 1 3 12 4 12 4 7 4 4 7 12
Appendix 1.4
Africell
Achtergrondinformatie Africell is één van de drie (inmiddels vier) mobiele telefoonmaatschappijen in Gambia. Africell heeft ook een afdeling in Sierra Leone en maakt deel uit van een Libanese holding. Op de eigen website www.africell.gm wordt aangegeven dat ze marktleider zijn als provider van mobiele telefonie: “This rarely seen market share was achieved through an aggressive and innovative marketing strategy that positioned Africell as number one in terms of share of mind and share of voice.” Geraadpleegde websites: www.africell.gm en www.wikipedia.org/wiki/Africell.
82
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “Africell gives their latest promotional campaign, it’s a GSM company.” 1 A2 Abdoulie S Opname: “Africell, one GSM company.” 1 A3 Sarjo Opname: “They are the main these things, communication centers. Africell, is 1 a mobile company.” Hij legt het ‘spel’ uit om een prijs te winnen: “The more you buy, the higher the chance you win. It is for ten months. Every month they give one million.” Hij leest de tekst voor. A4 Abubacar “It’s Africell, responsible for SIM-cards.” 1 B1 Manyima “Africell.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (2) B2 Baba “Buy a card and win maybe 10 million dalasi.” (2) B3 L “It’s Africell, because of the sign.” 6 B4 Fatou “Africell, because of the design, 10 million.” 6/7 B5 Fanta “Africell, because of the design.” 6/7 B6 Sainey “Africell.” [Geen andere gegevens genoteerd.] 6/7 B7 Yahya “Africell, ten million.” 6/7 C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin Hij kan het niet voorlezen op Africell na, want dat herkent hij aan het 6/7 design. C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Gamcel, because of the sign.” 6/11 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Africell, because of design.” 6/7 C7 Abdoulie B “Africell, because of design.” 6/7 C8 Wuyeh “Africell, one million. I have a telephone line.” 6/7 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
83
Appendix 1.5
Gamcel
Achtergrondinformatie Gamcel is de enige nationale provider van mobiele telefonie in Gambia. De slogan van Gamcel is dan ook “Your National GSM Operator.” Geraadpleegde website: www.gamcel.gm.
84
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
A1 Almameh A2 Abdoulie S A3 Sarjo
“The national GSM company, signboard designed by Gamcel.” “Gamcel.” Opname: “Gamcel, mobile company, first mobile company in this country.” A4 Abubacar “Gamcel.” B1 Manyima “Gamcel.” B2 Baba “Gamcel.” B3 L “Gamcel, because of the sign.” B4 Fatou “Gamcel, because of design.” B5 Fanta “Gamcel.” Te zien aan het ontwerp. B6 Sainey “Africell.” B7 Yahya “Gamcel.” [Geen andere gegevens genoteerd.] C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. C2 Lamin Hij kan het niet voorlezen op Gamcel na, want dat herkent hij aan het design. C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. C4 Malang “Africell, because of the sign”. C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. C6 Famara “Gamcel.” Te zien aan het ontwerp. C7 Abdoulie B “Gamcel.” Te zien aan het ontwerp. C8 Wuyeh “Gamcel.” [Geen andere gegevens genoteerd.] C9 Isatou
“Gamcel.” [Geen andere gegevens genoteerd.]
85
Interpretatiewijze 1 1 1 1 1 1 6/7 6/7 6/7 6/11 (6) 12 6/7 12 6/11 12 6/7 6/7 (6) (6)
Appendix 1.6
Sankiliba Lodge
Achtergrondinformatie Het bord verwijst naar een (van oorsprong) toeristische verblijfplaats op 800 m vanaf de hoofdweg, richting Berefet. Het gaat om een eco-lodge volgens de Bradt Travel Guide. Er staan zo’n zes tot tien vakantiehuisjes in de vorm van een ronde hut. Het is opgezet door een vrouw uit Groot-Brittannie, maar zij werkt er nu niet meer. Er verblijven nu wegwerkers in alle hutten op een of twee na, die voor eventuele toeristen zijn gereserveerd. De lodge ziet er wat verwaarloosd uit. Geraadpleegde website: www.bradt-travelguides.com.
86
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “The sign telling travellers ‘Welcome to Sankiliba Lodge’, a lodge in Besse.” 1 A2 Abdoulie S Opname: “Welcome to Sankiliba lodge.” 1 A3 Sarjo Opname: “It’s a lodge in Besse here. This board is telling you where the lodge 1 is, the direction. There’s no arrow here, but there’s a junction where they put this. [Pijl is op print niet goed te zien.] A4 Abubacar “Lodge in this village.” 1 B1 Manyima Leest voor wat er staat. 1 B2 Baba Leest voor wat er staat. 1 B3 L Door het ontwerp weet hij dat het om Sankiliba Lodge gaat. 7/8 B4 Fatou Weet niet waar het bord voor staat. 12 B5 Fanta Ze weet uit haar hoofd wat er op het bord staat. 7 B6 Sainey “Welcome to Sankiliba Lodge.” Hij weet uit zijn hoofd wat er op het bord 7 staat en kan het daardoor ook lezen. B7 Yahya “Welcome to Sankiliba Lodge.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (7) C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “Less than 1 km from here. South-African people work on the road, stay in (7) the lodge. Work for 5 or 6 years on the road, rent the lodge.” Er zijn geen andere gasten volgens hem. [Geen andere gegevens genoteerd.] C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Sankiliba lodge, because of the design.” 7/8 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Lodge.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (7) C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
87
Appendix 1.7
Bafrow Berefet
Achtergrondinformatie Bafrow staat voor Foundation for Research on Womens Health Productivity and the Environment. Het is een vrouwenrechtenorganisatie, actief in rurale gebieden in Gambia. Bafrow is gericht op het versterken van de positie van vrouwen. Dit wordt bereikt door vrouwen kennis en vaardigheden over te brengen. Er worden bijvoorbeeld micro-kredieten verstrekt en adult literacy classes gehouden. Ook is de organisatie gericht op de gezondheid van vrouwen en kinderen. De organisatie richt zich onder andere op uitbannen van vrouwenbesnijdenis. Bafrow is een NGO, het bestuur vindt grotendeels plaats in Gambia, daarnaast zijn ook sponsoren vanuit het buitenland betrokken. Geraadpleegde websites: www.wow.gm/africa/gambia en www.stopfgmc.org.
88
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “Organization for women and children and campaign against female genital 1 mutilation. They have a clinic for consultation, they give advice about birthpacing, so that women not give birth every year.” A2 Abdoulie S Opname: “Small women clinic. Bafrow. Baluu niima is Mandinka. Is better 1 life project.” Wanneer ik vraag waarom de tekst in het Mandinka is, is zijn reactie: “Bafrow does a literacy class, so now there are some women who can read and write this adult literacy something. Those who cannot speak in English, can read in Mandinka. For better understanding when English is not clear.” A3 Sarjo Opname: “Bafrow, they are here to help women. In living and in health.” 1 A4 Aboub S “NGO Bafrow.” Hij wijst naar het ontwerp. “They abandon circumcision.” (1) B1 Manyima “Bafrow”. Het gaat volgens haar om vrouwenbesnijdenis. Leest “Will 2 women’s children, baluu niima project. Is Mandinka, I cannot read it.” B2 Baba “Bafrow”. Hij ziet dit aan het ontwerp en leest het voor: van “project” 2/6 maakt hij “produced”. Hij weet dat het in Berefet is, hij weet dit. B3 L Weet niet waar het bord voor staat. 12 B4 Fatou “Bafrow, because of ‘this woman’.” Ze wijst daarbij naar de afgebeelde 6 vrouw. B5 Fanta “Bafrow, because of the design.” 6/7 B6 Sainey “I don’t know.” 12 B7 Yahya “Bafrow.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (6) C1 mero Ze weet dat het Bafrow is, door de afbeelding van de vrouw. 6 C2 Lamin “Bafrow, because of the picture of the woman.” 6 C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang Voorgezegd door menigte. 9 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Bafrow, because of the design.” 6/7 C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
89
Appendix 1.8
Cultural Camp Ecco
Achtergrondinformatie ECCO staat voor Education Through Culture and Communication Organisation. Het is een internationale NGO, opgezet vanuit Groot-Brittannië en Gambia. De organisatie is gericht op het promoten en het behouden van lokale culturen. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het opzetten van accomodaties waar culturele kampen kunnen worden gehouden, waar men onder andere traditionele muziek en dans kan leren. Deze kampen zijn bedoeld voor studenten uit Europa, maar ook voor de bevolking uit de nabije omgeving. Een aantal inwoners van Berefet en Besse zijn werkzaam bij de accommodatie in Berefet. ECCO werkt samen met de overheids- en privé-instanties, lokale gemeenschappen en Europese culturele instellingen en sponsoren. Geraadpleegde websites: www.ecco.gm en www.asset-gambia.com. 90
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “Cultural camp for ecotourism, ecocamp. European students who come for 1 cultural affairs, to see how the culture here looks like. There’s a group that normally makes performance, like dancing.” A2 Abdoulie S Opname: “Jom Bong Ban Tang Cultural Camp Ecco.” 1 A3 Sarjo Opname: “A club. They make cultural things, it’s in Foni Berefet. Ecco, it’s 1 an abbreviation, I don’t know it.” A4 Abubacar “Berefet lodge”. Hij weet niet waar “ecco” voor staat, als ik hiernaar vraag. 1 B1 Manyima “It’s a lodge.” (2) B2 Baba “Place in Berefet. It’s a lodge.” Alleen het woord “ecco” moet hij spellen. 2 Hij weet de betekenis van dat woord niet. B3 L “It’s a sign for Berefet.” Hij weet niet waar het voor staat. (6/7/8) B4 Fatou “Jom Bong Ban Tang lodge Berefet, because of design.” 8 B5 Fanta “I don’t know.” 12 B6 Sainey “Berefet.” De rest kan hij niet lezen. 5 B7 Yahya “Berefet.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (5) C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “Jom Bong Ban Tang, a nickname for Berefet.” Wanneer ik hem vraag waar 8 ‘ecco’voor staat, zegt hij: “Ecotourism. You can go there for tourism: 30-40 people, they have 15 rooms can come there, stay 1 or 2 weeks. Many people of Berefet are working there, day and night, 6,5 km, is far.” C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Berefet lodge.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (8) C5 Ismaela Ze herkent de achtergrond: de werkplek van de blacksmith. 10 C6 Famara “I don’t know” 12 C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
91
Appendix 1.9
Camara Kunda
Achtergrondinformatie De tekst “Wellcome to Camara Kunda” staat op een buitenmuur van ‘Camara Kunda’, de compound van de familie Camara in Besse. Het is onbekend is wie deze tekst geschreven heeft en hoe lang de tekst al op de muur staat. Het gaat bij deze foto om de tekst, niet om de nummers die er omheen staan genoteerd.
92
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “Normally written by young people, who want to express their writing. They 1 are proud of being able to write. And also telling ‘this is Camara Kunda’.” A2 Abdoulie S Hij leest het, maar de tekst voor hem is niet duidelijk op de getoonde kopie: 1 “Welcome to.” A3 Sarjo Opname: “It’s a compound telling you ‘Welcome to Camara Kunda’, so that 1 people know this is Camara Kunda.” A4 Abubacar “Know people’s compound.” [Geen andere gegevens genoteerd.] 1 B1 Manyima Waarom schrijven mensen deze tekst op, vroeg ik haar. Ze antwoordde: “To 1 know which compound this is.” Ze denkt dat de meest mensen deze tekst kunnen lezen. B2 Baba “To let know: this is my place.” 1 B3 L “Tabula.” [Hij herkent de tekst niet, ook al staat deze bij de buren op de muur.] 12 B4 Fatou “Telephone numbers. Welcome to Camara Kunda, because of the design.” 7 B5 Fanta “Welcome to Camara Kunda.” [Fanta woont daar, tekst is bekend.] 7 B6 Sainey “Welcome to Camara Kunda.” [Sainey woont daar, tekst is bekend.] 7 B7 Yahya “Welcome to Camara Kunda.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (7) C1 mero Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C2 Lamin Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C3 Sirah Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C4 Malang “Welcome to Camara Kunda.” [Malang woont daar, tekst is bekend.] 7 C5 Ismaela Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C6 Famara “Berefet primary school.” 11 C7 Abdoulie B Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar de tekst voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar de tekst voor staat. 12
93
Appendix 1.10 SJFFC Agric Training Center
Achtergrondinformatie SJFFC staat voor Saint Joseph Family Farm Center. LIFE is een afkorting voor Livelihood Improvement through Institutional Strengthening, Food Security and Environmental Management. De organisatie heeft tot doel jongeren op te leiden om in de agrarische sector een goed bestaan op te kunnen bouwen. SJFFC heeft meerdere projecten verspreid over de rurale gebieden in de ‘Western Region’, dit is het westelijke gebied op de zuidoever. De hoofdvestiging van SJFFC is in Bwiam, ook een plaats in de Western Region, gevestigd. SJFFC is een Christelijke organisatie die samenwerkt met Concern Universal, een van oorsprong Engelse NGO, die veel financiële steun geeft. Geraadpleegde websites: www.foodsresourcebank.org, www.observer.gm en www.concernuniversal.org.
94
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh “Agricultural training.” Hij kent de afkortingen niet. “It’s a Christian 1 organisation.” A2 Abdoulie S Opname: “SJFF is Saint Joseph family farm project. St. Joseph Family, they 1 are the pioneers of this project. They are the soul founders of this project. The agricultural training center, that’s the training center in Besse here. LIF is local initiated fund. It’s European Union funded.” A3 Sarjo Opname: “This is about agric center. They are training people about 1/6 agriculture. This one is found in Besse, it’s an annexe. Maybe the main one is in Bwiam. They train maybe young leavers from school. They have no work and they are not going to school. They left school. Some missionary order. They invite them to the school and learn more about agriculture. Established in 2005 and 2006. EU is European Union, they are the ones who are supporting the project. Crosses/arrows are the Christian symbols.” A4 Abubacar Hij legt uit waar SJFFC voor staat. Het gaat over het houden van “poultry”, 1/6 “they train people”. Hij kent de symbolen op het bord. B1 Manyima [Geen gegevens genoteerd.] B2 Baba Hij weet dat het om een “agricultural training centre” gaat. Hij weet de 2 betekenis van het kruis, EU and annexe niet. B3 L Hij herkent het bord, associeert het met “poultry.” Hij kan het niet lezen. 6/8 Het kruis staat voor “agricultural training”, de sticker van EU voor “breeding cattle.” B4 Fatou “Bafrow Ndemban.” Ze kent de symbolen niet. 11 B5 Fanta Weet niet waar het bord voor staat. 12 B6 Sainey “I don’t know.” 12 B7 Yahya “Red cross”, te zien aan het kruis. Hij leest: “Life project Besse”, de rest is 3/6 te moeilijk. C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “Training centre for farmers, garden, bush centre.” Van het kruis zegt hij 6/8 dat het een “Catholic symbol” is. C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang Met betrekking tot het kruis zegt hij: “Jesus”, over het symbool van de EU 6 zegt hij: “tilo.” [Dat is Mandinka voor ‘zon’.] C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Red cross.” Hij wijst naar het kruis. 6 C7 Abdoulie B “Red cross, like hospital,” zegt hij over het kruis. 6 C8 Wuyeh “Catholic church.” Wijst naar het kruis. 6 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
95
Appendix 1.11 SMILE Irrigation Technologies
Achtergrondinformatie De Smallholder Irrigation for Livelihood Enhancement (SMILE) legt zich toe op irrigatiesystemen, zo ook in deze tuin waar zo’n 120 vrouwen werken. SMILE is opgezet vanuit Concern Universal en werkt samen met St. Joseph Family Farm. Concern Universal wordt gesponsord door de overheid, bedrijven en liefdadigheidsinstellingen van over de hele wereld. In Gambia is een kantoor gevestigd voor de organisatie van de projecten in Gambia, zoals SMILE. Geraadpleegde websites: www.foodsresourcebank.org en www.concernuniversal.org
96
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
A1 Almameh
irrigation technologies, garden in Ndemban. Opname: “This is a signboard trying to tell the community I think this is created by Concern Universal. It’s an NGO, that is based in The Gambia, also has branches in subregions, like Casamance, Guinee-Bissau, telling the community about irrigation technology. The garden is a partnership between St. Joseph Family Farm and Concern Universal. It’s a project, it’s an NGO, also based in Foni, Bwiam, that’s where their headquarter is. They are also engaged in this farming and also poultry and other agricultural ventures in The Gambia.” Ik vraag hem of hij weet waar SMILE voor staat. Hij antwoordt: “No, it’s a family farm by Concern Universal.” A2 Abdoulie S Opname: “SMILE project, another dairy project. It’s irrigation technologies demonstration garden in Ndemban [hij leest het voor]. SJFF is a co-funder in this project and then also these Chinese people as well, ambassador of China.” Hij weet niet waar SMILE voor staat. A3 Sarjo Opname: This is Smile, it’s a company, they are helping gardening. A4 Abubacar “Concern Universal is their motto, St. Joseph Family Farm sponsors.” B1 Manyima “It is the garden.” B2 Baba “Ït is the garden. It’s about the garden in Ndemban that gives info about irrigation.” Het is te moeilijk om ‘irrigation’ te lezen, maar hij herkent de afbeeldingen. B3 L “Four pictures, it is the garden.” B4 Fatou “Garden in Ndemban.” Ze wijst de afbeeldingen aan. B5 Fanta “No idea.” B6 Sainey “In Ndemban.” Verder weet hij het niet. B7 Yahya “Garden, because of the pictures.” C1 mero Ze herkent de afbeeldingen. C2 Lamin Hij kijkt naar de afbeeldingen, naar de verschillende plaatjes. C3 Sirah “Ndemban garden.” Ze herkent de afbeeldingen, ze komt er regelmatig langs. C4 Malang “Bafrow.” C5 Ismaela “Irrigation.” Dit ziet ze aan de afbeeldingen. C6 Famara “Making of the wall.” C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. C9 Isatou “Garden.”
97
Interpretatiewijze 1
1
1 1 (2) 2/6 6 6 12 5 6 6 (6) 6 11 6 11 12 12 (6)
Appendix 1.12 Taiwan Technical Mission
Achtergrondinformatie Taiwan ICDF staat voor “Taiwan International Cooperation and Development Fund.” Deze organisatie staat onder de auspiciën van de Taiwanese ambassade in Banjul. Het bord staat net als het bord van SMILE bij de ingang van de tuin. ICDF levert een technische bijdrage aan het tuinproject. Het is niet bekend wat voor bijdrage exact wordt geleverd. Er is sprake van een samenwerking met de Gambiaanse ‘department of state voor agriculture’. Het Engels is een nauwkeurige vertaling van de Chinese karakters op het bord. Geraadpleegde websites: www.wow.gm.
98
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: “This also is a joint project between the republic of The Gambia 1 and Taiwan. Cooperation between these two coutries to venture in agriculture. In Ndemban.” A2 Abdoulie S Leest het bord eerst voor. Opname: “Taiwan Embassy is a co-funder in this 1 (SMILE) project. It’s a collaboration between Taiwan and The Gambia.” A3 Sarjo Hij leest de Engelse tekst op het billboard voor. Opname: “It is two 1 countries, it is Taiwan and Gambia. Taiwan, they are helping Gambia, agriculture, particularly in this gardening. Found in rural areas here.” Ik vraag hem hoe hij weet dat het over agriculture gaat. Hij antwoordt: “Because of ‘state for agriculture’. This is Taiwanese writing, maybe this has the same meaning as this.” A4 Abubacar Hij zegt dat het gaat over een samenwerking tussen Taiwan and The 1 Gambia gaat. Hij leest het bord voor. B1 Manyima Ze herkent de vlaggen. Ze kan de Chinese tekens niet lezen. 6 B2 Baba Het zijn moeilijk woorden, het kost veel tijd om het te lezen. Hij leest: 3 “Occepation: department of state for agriculture”. B3 L Hij herkent de vlag van Gambia en de vlag van China. Hij twijfelt bij de 6 Chinese vlag. B4 Fatou “Gambian flag, garden.” 6/8 B5 Fanta “Flag of The Gambia.” 6 B6 Sainey Hij leest het woord “Gambia”. 5 B7 Yahya “Taiwanese and Gambian flag.” Hij leest: “Taiwan and Gambia”, dit duurt 3/6 even. C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “They work there from Besse. Banana farm, limono, mandarine, fruits and 8/10 plants. Also plants.” C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Gambian and Chinese flag.” 6 C5 Ismaela “Gambian flag.” 6 C6 Famara “Flag of The Gambia and Senegal.” 6/11 C7 Abdoulie B “Flag here” en wijst naar de vlag van Gambia. 6 C8 Wuyeh “Flag of The Gambia.” 6 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
99
Appendix 1.13 Ndemban Women’s Vegetable Farm
Achtergrondinformatie Deze afbeelding staat op enkele meters afstand van het bord van Taiwan Technical Mission, zie appendix 1.12. Het bord staat bij dezelfde tuin en laat ook de samenwerking tussen Taiwan en Gambia zien. Het gaat zeer waarschijnlijk om hetzelfde project. Het bord is wel op een andere manier vervaardigd (o.a. geverfde letters in plaats van gedrukte letters) en is waarschijnlijk op een ander moment geplaatst.
100
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: “This billboard also is a garden. It’s a billboard that is showing a 1 garden project in Ndemban. Built by the Taiwanese government.” A2 Abdoulie S Opname: “Ndemban women’s vegetable farm. Friendship from Taiwan.” 1 A3 Sarjo Opname: “It’s a vegetable farm in Ndemban. Friendship from Taiwan. It’s a 1 Taiwanese flag. Taiwan and Gambia, they are in partnership. That is shaking hands.” A4 Abubacar “China sponsors people of Ndemban.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (1) B1 Manyima “It is also the garden. It says: “Ndembans women’s vegetable farm.” 1 B2 Baba Hij leest voor wat er op het bord staat. Alleen met het woord “friendship” 2 heeft hij moeite. B3 L “Sign of hands and flags. It’s the garden.” 5/6 B4 Fatou “Garden”, ze ziet dit aan de achtergrond, achter het billboard. 10 B5 Fanta Ze leest: “Ndemban and flag”. 6 B6 Sainey Weet niet waar het bord voor staat. 12 B7 Yahya Hij leest: “Ndemban.” 5 C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin Weet niet waar het bord voor staat. 12 C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Future in your hands.” (6)/11 C5 Ismaela “Gambian flag.” 6 C6 Famara “Flag of here and give hands.” 6 C7 Abdoulie B “Flag of here.” 6 C8 Wuyeh “Flag of Gambia.” 6 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
101
Appendix 1.14 Japichum brothers I
Achtergrondinformatie Geen informatie op internet gevonden. Uit de interpretaties van de participanten, ook in appendix 1.17, wordt wel enigszins duidelijk wat de ‘Japichum brothers’ doen. Ze zijn gevestigd in Ndemban Japichum, dat is een deel van Ndemban, in het Foni Berefet district.
102
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: “This other billboard is the association of Japicum brothers. 1 Japichum is another small community in Ndemban. People come together and form an association for agriculture. So I think this is one of their signs of their agricultural land.” Hij maakt geen opmerking over de schrijffout in ‘assoccation’, wat ‘association’ zou moeten zijn. A2 Abdoulie S Opname: This is “Japichum brothers agricultural project association. A 2 brother association in Ndemban that are interested in agricultural activities, so this is the signboard.” Hij leest ‘agriculture’ in plaats van ‘aquaculture’ en hij maakt geen opmerking over de schrijffout in ‘assoccation’. A3 Sarjo Opname: “It’s a forest. They form a group, Japichum brothers.” Hij leest het 1 bord correct voor [ook hij maakt geen opmerking over de schrijffout in ‘assoccation’.] “This project is located in Ndemban, Japichum. There are some men, they maintain a forest.” A4 Abubacar “Disabled man has a fishpool. SJFFC is helping.” [Geen andere gegevens (1) genoteerd.] B1 Manyima Ze leest de tekst voor met veel leesfouten. De eerste twee regels zijn volgens 3 haar de naam van het bos. B2 Baba “Ndemban Foni Berefet”, de rest is erg moeilijk voor hem om te lezen. 3/5 B3 L “ I don’t know.” 12 B4 Fatou Weet niet waar het bord voor staat. 12 B5 Fanta “I don’t know.” 12 B6 Sainey Hij leest: “Ndemban” en “Berefet”. 5 B7 Yahya Weet niet waar het bord voor staat. 12 C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “A forest or bush. Kasila community forest. Joining together Besse, Berefet 8 and Ndemban. Noka Badji in Besse is the leader of the project. They cut wood there, they work there.” C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Japichum Ndemban, because of the tree.” [De boom op de achtergrond.] 10 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “I don’t know.” 12 C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
103
Appendix 1.15 Bafrow Ndemban
Achtergrondinformatie NAS staat voor National Aids Secretaria en coördineert de hiv/aids programma’s in Gambia. Het NAS ontvangt financiële steun vanuit het buitenland, bijvoorbeeld van de Wereld Bank. De organisatie Bafrow werd al toegelicht in appendix 1.7. Geraadpleegde website: www.dgmarket.com
104
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: “This billboard have been jointly placed here by Bafrow and NAS. 1 Bafrow is an organization that is there to sensitize women, mostly on this female genital mutilation. NAS is the National Aids Secretariat. So they put this signboard here as sort of message to the community: ‘Fight against aids/ hiv for better life’. This Baluu niima is a Mandinka word, meaning better life.” A2 Abdoulie S Hij leest letterlijk voor wat er op het bord staat, op de afkortingen bij de 1 symbolen na en zegt dat dit bord op een eerder getoond bord lijkt [appendix 1.7]. A3 Sarjo Opname: “It’s Bafrow, because of the Mandinka. Baluu niima means ‘living 1 good’. They are always using this expression. As I said by the other picture of Bafrow. They are fighting hiv and aids. NAS is the National Aids Secretary. It’s an association for fighting against Aids.” A4 Abubacar “Bafrow.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (1) B1 Manyima “Bafrow”. Dit weet ze door de gebruikte symbolen en door de geschreven 2/6 woorden. Ze leest met spelfouten. “They are fighting against hiv/aids.” B2 Baba Hij leest het snel, ook de woorden in het Mandinka. “Baluu niimaa” 1 betekent volgens hem “good living. It’s the name of the project. NAS is the national aids secretariat” B3 L “Bafrow”. Hij ziet het aan het symbool an de linkerkant van het bord. 6 B4 Fatou “Bafrow, because of the design with the stars.” 6 B5 Fanta “I don’t know.” 12 B6 Sainey “Baluu Niima and Ndemban.” 5 B7 Yahya “I don’t know.” 12 C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin Weet niet waar het bord voor staat. 12 C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Bafrow, because of the NAS sign.” 6 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “I don’t know.” 12 C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
105
Appendix 1.16 Ansar Islamic School
Achtergrondinformatie Dit bord staat aan de kant van de weg bij de Islamitische school. De indeling van het bord doet vermoeden dat er in het Arabisch exact hetzelfde staat geschreven als in het Engels. Bij navraag blijkt dit inderdaad te kloppen. Via internet was er geen relevante informatie in het Engels vindbaar.
106
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Hij leest voor wat er in het Engels op het bord staat. Opname: “This 1 billboard is Ansar Islamic School. I think this signboard tries to tell you this particular school, the name of this particular school, which is in Ndemban Jola. This is Ansar Islamic School. And you can see the other text is in Arabic. Reading exactly what is in English. Actually as you see, they have tried to make it an opposite.” A2 Abdoulie S Opname: “Ansar Islamic school: funded by Arabs. Ansar is the name of the 1 one who funded. Translation is in Arabic. It’s a subschool of Kombo.” A3 Sarjo Opname: “It’s a school in Ndemban Jola. It’s Islamic school.” Hij kan geen 1 Arabisch lezen. Hij zat niet op de Islamitische school. A4 Abubacar Hij kent geen Arabisch, het is vertaald. [Geen andere gegevens genoteerd.] (1) B1 Manyima [Geen gegevens beschikbaar.] B2 Baba Hij heeft moeite met het lezen van het woord ‘association’. “It’s the school 2 in Ndemban Jola. The association is in Serekunda.” Hij kan beide talen lezen, hij vindt het Arabisch makkelijker. B3 L “Islamic school and Islamic writing.” 7 B4 Fatou “Arabic.” 7 B5 Fanta “It’s Arabic.” Ze leest voor: “Ndemban Jola Village.” 5/7 B6 Sainey Weet niet waar het bord voor staat. 12 B7 Yahya “Islamic school.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (7) C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin “No idea.” 12 C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang “Arabic school.” Hij herkent het bord. 8 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Arabic school.” [Geen andere gegevens genoteerd.] (7) C7 Abdoulie B Weet niet waar het bord voor staat. 12 C8 Wuyeh Weet niet waar het bord voor staat. 12 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
107
Appendix 1.17 Japichum brothers II
Achtergrondinformatie Dit bord lijkt op het bord opgenomen in appendix 1.14. Een verschil is dat op dit bord ook telefoonnummers en een e-mailadres zijn opgenomen en gebruik is gemaakt van enkele kleuren. Er is een bericht naar het getoonde e-mailadres verzonden, maar tot dusverre heb ik geen reactie ontvangen.
108
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: This billboards reads the Japichum brothers agricultural [er staat 1 echter aquaculture op het bord] project association. It’s like the previous one we saw. It’s an agricultural venture where young people they bring themselves together. Make sure they involve themselves … [onverstaanbaar]. It’s a sign of participation. A message they pass us by, so … [onverstaanbaar].” Ik vraag hem waarom het om ‘young brothers’ gaat. Hij vertelt dat jonge mannen naar de stad gaan en af en toe terugkomen naar het platteland, vooral in het regenseizoen. Ze organiseren zich dan in groepen, waar ze eerder ook al bij waren. Of ze hebben een eigen stuk land, of wanneer ze dan voor iemand werken, vragen ze geld. Veel jonge mensen wonen nu in Kombo, komen terug om te helpen op het land. A2 Abdoulie S Hij leest het hardop voor. Opname: “Same one as the other picture [appendix 1 1.14].” A3 Sarjo Opname: “They wrote it and put their e-mailaddress. If you want to know 1 more you can e-mail them.” A4 Abubacar “As the other board [appendix 1.14], now also telephone numbers and 1 email.” B1 Manyima [Geen gegevens beschikbaar.] B2 Baba Het bovenste gedeelte van het bord is te moeilijk voor hem om te lezen. (3) Vanaf Ndemban kan hij het voorlezen. “Kassia is a forest in Mandinka. An e-mailaddress is there.” B3 L “Telephone numbers.” 7 B4 Fatou “Telephone numbers.” 7 B5 Fanta “Telephone numbers.” 7 B6 Sainey Hij leest: “Berefet.” 5 B7 Yahya “Africell and Gamcel numbers.” 7 C1 mero Weet niet waar het bord voor staat. 12 C2 Lamin Weet niet waar het bord voor staat. 12 C3 Sirah Weet niet waar het bord voor staat. 12 C4 Malang Weet niet waar het bord voor staat. 12 C5 Ismaela Weet niet waar het bord voor staat. 12 C6 Famara “Telephone numbers.” 7 C7 Abdoulie B Hij herkent telefoonnummers nadat ik vraag of hij ze ziet. 7 C8 Wuyeh “Telephone numbers.” Hij leest ze voor. 4/7 C9 Isatou Weet niet waar het bord voor staat. 12
109
Appendix 1.18 APRC vlag
Achtergrondinformatie De groene vlag, aan een bamboestok bevestigd, staat voor een compound, langs de kant van de weg. Groen is de kleur van de veruit grootste nationale partij APRC, voluit Alliance for Patriotic Reorientation and Construction. De partij is sinds een staatsgreep in 1994 aan de macht, tot 1996 nog AFPRC (Armed Forces Provisional Ruling Council) geheten. Sinds de coup staat de partij onder leiding van Yahya Jammeh. Hij is bij de verkiezingen steeds voor een vijfjarige termijn herkozen als president van Gambia. Geraadpleegde websites: www.africanelections.tripod.com
110
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: Normally in the Gambia if you see this, your mind goes to this 6 ruling APRC government. These are flags when they support us and symbolize it [onverstaanbaar]. They just place it at their corridors or in front of their compounds. The kind of showing they are loving and belonging to the party.” A2 Abdoulie S “Flag of the party.” 6 A3 Sarjo Opname: “That is the flag of the present president of the country.” 6 A4 Abubacar “APRC.” 6 B1 Manyima [Geen gegevens beschikbaar.] B2 Baba “It’s the chief’s place.” 6 B3 L “Flag of president.” 6 B4 Fatou “Flag, because the chief is there.” 6 B5 Fanta “Yahya Jammeh.” 6 B6 Sainey “APRC.” 6 B7 Yahya “APRC flag.” 6 C1 mero APRC flag.” 6 C2 Lamin “APRC”. 6 C3 Sirah “It’s the flag of the president’s party.” 6 C4 Malang “APRC flag.” 6 C5 Ismaela “president’s flag.” 6 C6 Famara “flag APRC.” 6 C7 Abdoulie B “Yahya Jammeh!” 6 C8 Wuyeh “APRC.” 6 C9 Isatou “APRC flag.” 6
111
Appendix 1.19 APRC kleding
Achtergrondinformatie Op de afbeelding is de alkalo, vergelijkbaar met een burgemeester, in APRC-kleding te zien. Hij is een belangrijk lokaal politicus. Alkalo is een erfelijke titel. Bakary Badjie, de alkalo op deze afbeelding, is een nazaat van de stichters van het dorp. De kleding die hij aan heeft, maar ook andere groene kleding met partijsymbolen en afbeeldingen van de president, worden door meerdere APRC aanhangers gedragen. Het is kledij die je regelmatig tegenkomt in het dagelijks leven.
112
Interpretatie participanten
Respondent
Respons
Interpretatiewijze A1 Almameh Opname: “This is the village alkalo. He’s called, mister Bakary Badji. You can 6/8 see that he is wearing the ruling APRC outfit. On the clothes you can see the picture of the president and his wife, the first lady. Also, you see the palmtree, the hoe, partysymbols. APRC is the Alliance for Patriotic Reorientation and Construction.” A2 Abdoulie S Opname: “The alkalo, the head of the village.” Over het dragen van de kleren 6/8 zegt hij: “They express themselves and they advertise. I have to wear such things that you know what’s your mind on [onverstaanbaar] aware of influence that text can have.” A3 Sarjo Opname: “This one is the alkalo. The clothes is the president’s clothes. It’s 6/8 the picture of the president and his wife. So the people are taking this, to dress, when there’s an occasion. Like the inauguration of the president.” A4 Abubacar “Ruler of the village.” (8) B1 Manyima [Geen gegevens beschikbaar.] B2 Baba “Because he’s a member of the APRC he wears this.” Door de foto op zijn 6/8 buik, weet hij dat het van de APRC is. Hij noemt de UDP, NRP en APRC als de drie grote partijden van Gambia. B3 L “Alkalo, the president’s clothes.” 8 B4 Fatou “APRC, because of green and white colours.” 6 B5 Fanta “Yahya Jammeh, APRC.” 8 B6 Sainey “APRC T-shirt, alkalo.” 8 B7 Yahya “APRC clothes.” 8 C1 mero “President’s clothes.” 8 C2 Lamin “APRC T-shirt, alkalo. ” 8 C3 Sirah “Alkalo, head of the village, president’s colours on clothes.” 6/8 C4 Malang “Alkalo, APRC clothes, I’m an APRC supporter.” 8 C5 Ismaela “Alkalo, president’s clothes, ruler of the village, same age.” 8 C6 Famara “Alkalo, president’s clothes.” 8 C7 Abdoulie B “President’s clothes.” 8 C8 Wuyeh “APRC.” 8 C9 Isatou “APRC clothes.” 8
113
114
Appendix 2
Participanten in het onderzoek
De gegevens leeftijd, sekse, burgerlijke staat, opleiding, werk en indruk van Engelse taalvaardigheid zijn per participant weergegeven. Van de Engelse taalvaardigheid maakte ik rondom en tijdens de afname een inschatting, met name wat betreft de mondelinge communicatie en het lezen. Leeftijden zijn gebaseerd op wat de deelnemers vertelden. Wanneer er geen informatie over de leeftijd voorhanden was, is er een inschatting gemaakt. De gegevens zijn van juli 2008. Almameh (A1)
Leeftijd: 26 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: Volgde SSS (Senior Secondary School, een Engelse school) en een technische school in Kanifing/Banjul, een school met een goede reputatie. Hij wil in Europa of Amerika doorstuderen, maar het lukt hem tot nu toe niet om daar een plaats te bemachtigen. Hij woont nu het grootste gedeelte van de tijd in Kombo, maar komt uit Besse. Werk: technisch werk bij GRTS, transmissiedienst voor radio en tv, in Abuko. Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt, begrijpt, schrijft en leest ‘goed’ Engels. Abdoulie S (A2)
Leeftijd: 28 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: na SSS, Engelse school, nog de opleiding rural development studies gevolgd om in een dorpsgemeenschap te kunnen werken als ‘ontwikkelingswerker’. Werk: CCF-worker, runt de lokale afdeling van een internationale NGO in regio Foni Berefet. Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt, begrijpt, schrijft en leest ‘goed’ Engels.
115
Sarjo (A3)
Leeftijd: 21 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: heeft de twelfth grade SSS science aan een Engelse school afgerond. Hij wil verpleegkundige worden, daarom wil hij aan een opleiding voor verpleegkundige starten. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt, begrijpt en leest ‘goed’ Engels. Abubacar (A4)
Leeftijd: 17 jaar (inschatting). Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: volgt SSS aan een Engelse school. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt goed Engels, tolkt voor mij tijdens dit onderzoek. Manyima (B1)
Leeftijd: 17 jaar. Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: heeft de ninth grade afgerond, gaat volgend jaar naar de SSS, een Engelse school. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt vrij goed Engels. Baba (B2)
Leeftijd: 23 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: tenth grade van de Arabische school afgerond. Volgend jaar gaat hij naar de eleventh grade. Hij wil verpleegkundige worden. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: spreekt en begrijpt het Engels vrij goed. Overige informatie: Hij is lid van het Rode Kruis, daar heeft hij Engels nodig. Op school heeft hij Engels als een hoofdvak. Hij schrijft brieven in het Engels, vertelde hij. Het Arabisch noemt hij zijn eerste taal om te lezen en te schrijven.
116
L (B3)
Leeftijd: 29 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: Arabische school, tot de third grade. Werk: boer en bakker (van tapalapa, het lokale brood). Indruk van Engelse taalvaardigheid: hij zegt hierover: “English small: speaking, not writing, Wolof small, Fula too much, Mandinka speaking…”. Ik kan redelijk met hem in het Engels communiceren over dingen in het dagelijks leven. N.B. Hij wordt in dit onderzoek aangeduid als L, omdat op deze wijze ook naar hem wordt verwezen in Juffermans (2009). Daar komt uitgebreid aan de orde hoe L met geletterdheid omgaat. Fatou (B4)
Leeftijd: 25 jaar. Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: weduwe, 5 kinderen. Opleiding: tot de fourth grade in ‘Ndemban primary school’, een Engelse school. Ze is tot haar 15e jaar naar school geweest. Ze is gestopt met school toen ze getrouwd is. Werk: huishoudelijk werk. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan enkele woorden met haar in het Engels wisselen. Fanta (B5)
Leeftijd: 14 jaar. Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: ze gaat volgend jaar naar de seventh grade van een Engelse school. Ze wil uiteindelijk naar de twelfth grade gaan. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan enigszins met haar communiceren in het Engels over dingen in het dagelijks leven. Ze geeft aan dat ze probeert Engels te lezen en te schrijven door geschreven teksten te kopiëren.
117
Sainey (B6)
Leeftijd: 15 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: hij gaat naar de sixth grade van een Engelse school. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan eenvoudige gesprekken met hem in het Engels voeren. Yahya (B7)
Leeftijd: 15 of 16 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: ongehuwd. Opleiding: hij gaat naar de fifth grade van de Engelse school in Ndemban. Hij wil na de twelfth grade naar een school voor computer training. Werk: Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan redelijk met hem communiceren in het Engels. Mero (C1)
Leeftijd: ongeveer 70 jaar, volgens haar dochter Isatou, die als tolk optreedt. Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: weduwe. Opleiding: geen. Werk: boerin. Indruk van Engelse taalvaardigheid: Isatou vertelt dat haar moeder geen woorden of nummers kan lezen of schrijven. Haar moeder heeft geen tijd om deel te nemen aan adult literacy classes, waar wordt geleerd om in het Mandinka te schrijven. Ik kan alleen via een tolk met Mero communiceren.
118
Lamin (C2)
Leeftijd: 34 of 35 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: tot 1988 is hij naar een Arabische school geweest, dus ongeveer tot zijn 15e jaar. Hij heeft daar geleerd om te lezen en te schrijven in het Arabisch. Over Arabisch spreken zegt hij: “I can speak Arabic, but small”. Tegenwoordig leren kinderen in de Arabisch school Engels en Arabisch, volgens hem, maar dat was in zijn tijd niet zo. Werk: ‘carpenter’. Bij navraag houdt dit in: “making roofs, doors, windows, beds, benches”. Indruk van Engelse taalvaardigheid: Lamin zegt dat hij nummers kan lezen, maar geen woorden. Hij heeft geen tijd om te lezen: “no time with me”, verklaart hij. Anderen helpen hem bij het schrijven. Ik kan redelijk hem met hem in het Engels communiceren over zaken in het dagelijks leven. Sirah (C3)
Leeftijd: 60+ (exacte leeftijd onbekend). Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: weduwe en overgrootmoeder. Opleiding: geen. Werk: boerin. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan alleen via een tolk met Sirah communiceren. Ze geeft aan niet te kunnen lezen of schrijven. Malang (C4)
Leeftijd: 42 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: Hij heeft op de Arabische middelbare school afgerond. Hij heeft geen Engels in school gehad. Werk: boer. Indruk van Engelse taalvaardigheid: Ik kan redelijk met hem in het Engels communiceren over zaken in het dagelijkse leven. Ismaela (C5)
Leeftijd: ongeveer 85 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: geen. Werk: boer. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan alleen via een tolk met hem communiceren. 119
Famara (C6)
Leeftijd: 27 of 28 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: heeft de fourth grade van de Engelse school in 1991 afgerond. Is met school gestopt door een gebrek aan financiële middelen. Werk: bakker (van tapalapa, het lokale brood) en boer. Naar eigen zeggen ook het maken van “cars and houses”. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan redelijk met hem in het Engels communiceren over zaken in het dagelijkse leven. Abdoulie B (C7)
Leeftijd: 20 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: alleenstaand. Opleiding: geen (geeft hij aan). Werk: boer. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan alleen via een tolk met hem communiceren. Wuyeh (C8)
Leeftijd: 47 jaar. Sekse: man. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: geen. Werk: maken en verkopen van artcrafts voor toeristen. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan redelijk goed met hem in het Engels communiceren. Hij geeft aan niet te kunnen lezen of schrijven. Isatou (C9)
Leeftijd: ongeveer 40 jaar. Sekse: vrouw. Burgerlijke staat: gehuwd. Opleiding: geen. Werk: boerin. Indruk van Engelse taalvaardigheid: ik kan alleen via een tolk met haar communiceren. Ze geeft aan niet te kunnen spreken, schrijven en lezen in het Engels. 120
121