Viskweek in Zeeland Perspectieven voor de viskweeksector
Hogeschool Zeeland Spring, Centrum voor Duurzaamheid en Water
Anja de Groene Jouke Heringa Stijn Schepens
September 2004
Inhoudsopgave
1. Aanleiding............................................................................................................................................ 1 2.Viskweek in perspectief ........................................................................................................................ 2 2.1. Viskweek wereldwijd ..................................................................................................................... 2 2.2. Viskweek in Nederland ................................................................................................................. 3 2.3. De situatie in Zeeland ................................................................................................................... 4 3. Kansen en bedreigingen van viskweek ............................................................................................... 5 3.1. Financiële aspecten van viskweek ............................................................................................... 5 3.2. Commerciële en imago-aspecten van viskweek .......................................................................... 5 3.3. De houding van de (Zeeuwse) overheid....................................................................................... 7 3.4. Samenvatting................................................................................................................................ 8 4. De Zeeuwse viskwekers aan het woord............................................................................................ 10 4.1. Financiële aspecten van viskweek in Zeeland ........................................................................... 12 4.2. Commerciële en imagoaspecten van viskweek in Zeeland........................................................ 13 4.3. De houding van de (Zeeuwse) overheid..................................................................................... 14 4.4. Kansen en bedreigingen volgens de kwekers ............................................................................ 16 5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 18 5.1. Samenvatting van de interviews ................................................................................................. 18 5.2. Een SWOT-analyse van de viskweeksector in Zeeland............................................................. 19 5.3. Aanbevelingen ............................................................................................................................ 20 6. Geraadpleegde bronnen.................................................................................................................... 21 Bijlagen Bijlage 1 ............................................................................................................................................. 22 Bijlage 2 ............................................................................................................................................. 23 Bijlage 3 ............................................................................................................................................. 24 Bijlage 4 ............................................................................................................................................. 25 Bijlage 5 ............................................................................................................................................. 25
1. Aanleiding Zilte teelten (mariene cultuur/zeecultuur) komen zowel landelijk als provinciaal steeds meer in beeld (LNV 2004). Het gaat dan om gewassen, vissen en schelpdieren. Zeeland wordt in deze discussie genoemd als de provincie bij uitstek voor aquacultuur (o.a. Broodman 2003, Buck Consultants International 2004). In Zeeland zijn op dit moment op het gebied van vis en schelpdieren de logistiek en kennis aanwezig alsmede de benodigde infrastructuur. Ook ruime beschikbaarheid van zout water en voldoende ruimte zijn positieve factoren voor aquacultuur. Bovendien is al een aantal viskwekers actief in Zeeland. Het aan Hogeschool Zeeland verbonden Spring, Centrum voor Duurzaamheid en Water, heeft in het onderzoekprogramma “duurzame polder”, een aantal lijnen uitgezet voor onderzoek en projecten op het gebied van water. Eén daarvan is de kennisontwikkeling en kennistransfer over duurzame zoute aquacultures; de kweek van (combinaties) van zilte organismen (plant en dier). In dat kader heeft een groep studenten van de opleiding Aquatische Ecotechnologie in juli 2004 een rapport uitgebracht over de combinatie van natuurontwikkeling en zilte aquacultures in de Braakman en Hellegatpolder (Spring, Hogeschool Zeeland 2004). Daarnaast is door een student van de opleiding Management, Economie en Recht van Hogeschool Zeeland een onderzoek gedaan naar de perspectieven van viskweek in Zeeland. De volgende vragen stonden daarbij centraal in het onderzoek: Heeft aquacultuur een toekomst in Zeeland? En wat vinden de viskwekers er zelf van? Om een antwoord op deze vragen te krijgen zijn in de eerste helft van 2004 de in Zeeland actieve viskwekers geïnterviewd (Schepens 2004). De interviews hadden vooral betrekking op de sterke en zwakke punten alsmede op de kansen en bedreigingen van de viskweeksector. Dit rapport is een bewerking van het studentenonderzoek naar de toekomst van viskweek in Zeeland en start in het volgende hoofdstuk met de (recente) geschiedenis van viskweek. Daarna komen de kansen en bedreigingen van viskweek in Nederland en Zeeland aan de orde. De opvattingen van de in Zeeland werkzame viskwekers zijn beschreven in hoofdstuk 4. Het laatste hoofdstuk bevat een samenvatting en een serie aanbevelingen aan verschillende partijen in en om de viskweeksector.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
1
2. Viskweek in perspectief Aquacultuur is een verzamelnaam voor het kweken en/of telen van aquatische organismen. De Food and Agricultural Organisation (FAO) van de VN definieert aquacultuur als volgt: ”het kweken van aquatische organismen waarbij enige vorm van menselijk ingrijpen plaatsvindt in het natuurlijk proces van het organisme met het doel de productie te vermeerderen”. Dit vermeerderen gebeurt door het toedienen van voedsel, de bescherming van de productie tegen natuurlijke vijanden en het regelmatig uitzetten en het op voorraad hebben van organismen (LNV 2004). Bij zilte aquacultures gaat het om organismen gekweekt in een zoute omgeving, zoals vis, schelpdieren en zoutminnende planten. In dit rapport wordt alleen ingegaan op het kweken van vis. 2.1. Viskweek wereldwijd Overal ter wereld worden op het moment beperkingen opgelegd aan de vangst van vis. De toegestane vangsthoeveelheden worden verkleind door o.a. het terugdringen van de vlootcapaciteit en/of het aantal toegestane visdagen. Zo is er sinds 1992 een algeheel verbod op het vangen van kabeljauw rond Canada vanwege de instorting van het kabeljauwbestand. Recenter nog zijn de berichten over de inkrimping van de Europese vloot, de omscholing van vissers en de gezamenlijke controle op illegale vangst (Europese Commissie 2002). De reden voor dit soort maatregelen is zonder uitzondering gelegen in de druk die de huidige (zee)visserij uitoefent op de natuurlijke visbestanden en het mariene aquasysteem. Nu het besef algemeen is doorgedrongen dat de zee geen onuitputtelijke bron van voedselvoorziening is, terwijl de vraag naar vis groot en groeiende is, lijkt het kweken van vis de oplossing voor het ontstane tekort. Viskweek is momenteel de snelst groeiende voedselproducerende sector ter wereld. De jaarlijkse groei van kweekvis sinds 1990 bedraagt per jaar meer dan 11% (FAO 2002). De FAO heeft hoge verwachtingen van aquacultuur; omdat viskweek een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan de wereldvoedselvoorziening. Zo verwacht de FAO dat de vraag naar vis de komende 25 jaar met een kwart zal toenemen en dat het verschil tussen vraag en (natuurlijk) aanbod opgevangen kan worden door de viskweeksector. Kweken van vis is niets nieuws onder de zon. Vijfduizend jaar geleden werd in China al karper gekweekt. Ook in de Mayacultuur werden vormen van aquacultuur toegepast. Grootschalige commerciële viskweek wordt echter pas sinds 30 jaar toegepast. In 2000 bedroeg de totale wereldproductie van vis ca 23 miljoen ton. 30% hiervan was afkomstig van kwekerijen (LNV 2004). Overal ter wereld is aquacultuur in opkomst. Azië, met China voorop, is de grootste producent (zie bijlage 1). Maar ook in Amerika en Europa wordt steeds meer vis gekweekt. De grootste producenten binnen de EU zijn Spanje, Frankrijk en Italië (zie bijlage 2). Zalm is één van de meest gekweekte vissen ter wereld; alleen al in Noorwegen zijn er zo’n 1.200 kwekerijen. In 1975 was de productie nihil terwijl er in 2003 één miljoen ton gekweekt werd. Dat is tweehonderd keer de wildvangst. De Noorse zalmkwekerijen telen vooral in open water in kooien of in afgezette fjorden. Deze methode is goedkoop en effectief. Toch heeft vooral deze vorm van kweken op het gebied van duurzaamheid nadelen. Zo gebruikt men in deze kwekerijen veel antibiotica om ziekten te bestrijden en om de roze kleur te krijgen wordt kleurstof gebruikt. Er ontsnappen nog wel eens zalmen die zich dan voortplanten met de wilde soortgenoten. Hierdoor is het nog maar de vraag of er nog wel ‘wilde’ zalmen bestaan. De grote hoeveelheden vis per vierkante kilometer leiden tot overbemesting van de fjorden en het zeewater. De massaliteit waarmee kweekvis wordt gehouden wekt twijfels bij dierenbeschermers over het welzijn van de vissen. In kooien van 70 m³ leven 200.000 vissen, hierdoor zijn vissen soms gestresst en komt het voor dat vissen elkaar aanvallen (Jellema 2003).
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
2
Samengevat wordt het kweken van vis in toenemende mate als perspectiefvol gezien vanwege (Broodman 2003): De afnemende visproductie ten gevolge van de verdere afbouw van visserijinspanningen en verdere verlaging van de toegestane vangsthoeveelheden; De toenemende behoefte van vis als bron van eiwit door een toename van de wereldbevolking en een verschuiving van vlees- naar visconsumptie; De toenemende vraag naar vis als gezond en licht verteerbaar voedsel; De ontwikkeling van nieuwe markten zoals vraaggestuurde ketens waarbij continuïteit van levering en beschikbaarheid een belangrijke rol spelen; De vermeende versheid van kweekvis omdat deze niet zoals versgevangen vis 1 à 2 weken aan boord van het schip ligt; De stabiliteit van de prijs omdat de prijs van wilde vis schommelt omdat de aanvoer niet constant is. 2.2. Viskweek in Nederland In Nederland begon de viskweek in de jaren 70, maar pas sinds 1994 is men het experimenteerstadium ontgroeid en is begonnen met viskweek op grote schaal. De zich zeer snel ontwikkelende bedrijfstak heeft een groei van 1.500 ton in 1990 tot circa 10.000 ton in 2003 meegemaakt. Dit komt overeen met een groei van ruim 14% per jaar (zie figuur 1).
Figuur 1. Ontwikkeling van de viskweekproductie in Nederland (www.minlnv.nl)
In Nederland wordt vooral paling en meerval gekweekt; zoutwatervis in veel mindere mate (zie tabel 1). Tabel 1: Viskweek in Nederland, geschatte productie per soort (2003) (www.minlnv.nl)
De kweek van vis bedraagt 8% van het totale gewicht aan aangevoerde (wilde) vis en garnalen op Nederlandse visafslagen (in 2002). In Nederland vindt respectievelijk 50% en 90% van de Europese paling- en meervalproductie plaats (zie bijlage 3). In deze markt is door goedkope invoer en overproductie rond 1999 een verzadiging ontstaan; inmiddels trekt deze markt weer aan.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
3
Een aantal bedrijven is recent gestart met de kweek van nieuwe soorten vis zoals tilapia, tarbot en tong. Dit is vooral uit commercieel oogpunt interessant omdat dit dure vissoorten zijn en de vraag op de veiling groot is. In Nederland wordt vooral gekweekt in recirculatiesystemen. In deze kapitaal- en kennisintensieve teeltwijze kan ons land beschouwd worden als koploper. Dit systeem controleert continu het watergebruik, nutriëntenbeheer en temperatuur waardoor het kweken geoptimaliseerd wordt. Ook de nadelige aspecten van commerciële viskweek, zoals milieuvervuiling en het ontsnappen van vis, zijn niet of beperkt aan de orde. Recirculatiesystemen maken het mogelijk om overal te kweken, van platteland tot kust. De kweek van zoutwatervis is echter afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende zout oppervlakte- of bronwater. 2.3. De situatie in Zeeland Op dit moment zijn er in Zeeland vier bedrijven die zich bezighouden met het kweken van vis; twee bedrijven kweken paling en twee bedrijven kweken tarbot. Alle vier de bedrijven maken gebruik van recirculatiesystemen. De palingkwekers zijn samen goed voor 200 ton vis. De twee tarbotkwekerijen produceren per jaar gezamenlijk 130 ton en nemen de gehele Nederlandse productie voor hun rekening. Naast viskwekers zit er in Zeeland ook een kwekerij voor zagers (Topsy Baits). Deze kwekerij levert op dit moment vooral nog aan de hengelsport. Daarnaast worden de zagers ook gebruikt als verrijking van het plantaardige voedsel voor kweekvis en garnalen Als men genoeg zagers kan kweken is de viskweeksector minder afhankelijk van de fluctuerende aanvoer van vismeel en visolie die gemaakt worden van wildgevangen vis. Dit brengt twee voordelen met zich mee; er is minder wild gevangen vis nodig voor de productie van vismeel en visolie. En er is sprake van continue aanvoer van voedsel voor de kweekvissen.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
4
3. Kansen en bedreigingen van viskweek De viskweeksector in Nederland is klein; uitgezonderd de kweek van paling en meerval speelt Nederland in Europees en wereldverband een zeer geringe rol. De sector kampt met een aantal problemen die een gewenste ontwikkeling in de weg staan. Deze problemen zijn van financiële aard, commerciële aard en hebben te maken met de houding van de overheid. In de nota Viskweek in Nederland (LNV 2004) worden de kansen en bedreigingen van viskweek in Nederland geschetst. In dit hoofdstuk komen de problemen, kansen en bedreigingen van de viskweeksector aan de orde. 3.1. Financiële aspecten van viskweek Voor het kweken van vis is een behoorlijke hoeveelheid kapitaal nodig. De aanloopkosten zijn hoog. Recirculatiesystemen zijn in verhouding tot traditionele viskweeksystemen, zoals open kooien en doorstroomsystemen, kapitaal- en kennis intensief. Daarnaast moet geïnvesteerd worden in voer, pootgoed, arbeid, gas, water, licht en zijn er bouwkosten. Vis is niet van de één op de ander dag consumptierijp; het kost anderhalf tot twee jaar om vis te kweken van “pootgoed”. Dit betekent dat er in de eerste twee jaar weinig tot geen inkomsten zijn. Wie wil kweken moet de eerste jaren financieel veel vlees op de botten hebben. Een kweker moet rekening houden met de genoemde hoge aanloopkosten en prijsschommelingen van zowel grondstoffen als van het afzetproduct. Deze moeten opgevangen kunnen worden. Er wordt wel gesteld dat het opzetten van een kwekerij zonder financiële steun van de overheid in de eerste jaren niet mogelijk is. Een recent voorbeeld van deze problematiek in Zeeland is het faillissement van Fish Farm Yerseke in februari 2004. In de persberichten over dit bedrijf wordt de te krappe financiële basis van het bedrijf als oorzaak voor het faillissement gezien. Op dit punt wordt een discussie gevoerd over de rol van de overheid. Zo kreeg Fish Farm een lening van de provincie, maar redde het toch niet omdat er niet nogmaals geld beschikbaar was. Banken blijken niet snel geneigd om viskweekbedrijven kapitaal te verstrekken. Zij financieren niet graag levende voorraad vanwege de kwetsbaarheid (ziekte en sterfte). De Nederlandse overheid geeft al jaren subsidies voor milieuvriendelijke systemen. Ook vanuit Brussel worden subsidies verleend voor innovatieve projecten, maar dat is niet voldoende voor het opzetten van een viskwekerij. Hier is onlangs (voorjaar 2004) verandering in gekomen doordat viskwekers in Europa voortaan financiële steun kunnen krijgen voor milieuverbeteringen of andere vernieuwingen. De subsidie moet nieuwe technieken helpen ontwikkelen om bijvoorbeeld de hoeveelheid mest in het afvalwater te verminderen. Ook onderzoek naar de kweek van nieuwe vissoorten is met dit geld mogelijk. Het Europese budget voor viskwekers wordt in mindering gebracht op de subsidie van de gewone vissers. Het gaat hier dus om een verschuiving binnen de zogeheten Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Binnen het FIOV-budget is voor Nederlandse projecten totaal 32 miljoen euro Europese subsidie beschikbaar. De Europese Commissie eist bij de projecten wel steeds dat de Nederlandse overheid meebetaalt. 3.2. Commerciële en imago-aspecten van viskweek Hoewel er een toenemende vraag naar vis als gezond en licht verteerbaar voedsel voorzien wordt, uit zich dat nog niet in (een grote) vraag naar gekweekte vis. De markt voor kweekvis is nog niet goed ontwikkeld. De Zeeuwse tarbotkwekerijen, Seafarm en Zeelandvis hebben dit ervaren; men had het kweken al onder de knie, maar de markt was, en is nog steeds niet gewillig.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
5
Viskwekers kunnen hun vis in zijn algemeenheid moeilijk afzetten via de visveilingen. De vissers zien de kwekers eerder als concurrenten dan dat zij hun producten als een aanvulling op het tekort op de vismarkt zien. De onderlinge acceptatie is klein. Het gevolg is dat de kweeksector slechts beperkt gebruik maakt van de sterke visserij-infrastructuur die in Nederland aanwezig is. Veel kwekerijen hebben op dit moment hun eigen nichemarkt. Dit zijn veelal kleine markten waarop in de nabije toekomst geen grotere hoeveelheden afgezet kunnen worden. Zodoende blijven kwekerijen afhankelijk van veelal kleine afnemers. In zijn algemeenheid is de kweeksector door de beperkte omvang niet in staat om in voldoende mate te investeren in marktontwikkeling. De viskweeksector kampt ook met een imagoprobleem; dit heeft te maken met de smaak van gekweekte vis en de kweek- en dodingswijze van gekweekte vissen. Er bestaan verschillende opvattingen over de kwaliteit en smaak van gekweekte vis. Uit diverse smaaktesten uitgevoerd door chef-koks kwam naar voren dat er geen smaakverschil is ten opzichte van ‘wild’ gevangen vis. De uitkomst van sommige smaaktesten was dat gekweekte vis lekkerder werd gevonden dan de ‘wild’ gevangen vis. Het Rathenau Instituut heeft recent een burgeroordeel over veehouderij georganiseerd (Verhue en Verzijden 2003). Aan consumenten is hun oordeel over het kweken van vis gevraagd. Hieruit kwamen als positieve punten naar voren: - Nederlanders vinden het een goede zaak dat vis gekweekt wordt, met als argument dat het de druk op de wildvangst vermindert; - Het is noodzakelijk om aan de toenemende vraag naar vis te voldoen; - Huisvesting en kweekmethoden zijn aanvaardbaar. Als negatief punt werd in het onderzoek de dodingmethoden genoemd. De huisvesting in recirculatiesystemen wordt niet als negatief, maar als aanvaardbaar omschreven. De kwekerijen zijn zich ervan bewust dat het doden van de vissen diervriendelijker moet. Inmiddels is men bezig met het ontwikkelen van nieuwe methoden om paling en meerval te doden. Vanaf 1997 doet het RIVO samen met collega’s uit onder meer Noorwegen, Engeland, Duitsland en Spanje onderzoek naar verschillende methoden om vissen te bedwelmen voordat ze worden gedood. Viskweek wordt vaak geassocieerd met de bio-industrie omdat het om grote hoeveelheden vis per m³ gaat en zoals gezegd de dodingmethoden als dieronvriendelijke gezien worden. Nederland heeft als enig Europees land een lijst opgesteld met daarop dieren die gekweekt mogen worden. Om nieuwe soorten te mogen kweken moet o.a. eerst het dierenwelzijn aangetoond worden. De overheid streeft naar een verbetering van het dierenwelzijn, maar met behoud van de concurrentiepositie; duurzaamheid is belangrijk bij de ontwikkeling van de sector. Er zit veel verschil in de kweekmethode die in Nederland wordt gebruikt en die in de rest van de wereld. De Nederlandse vorm van kweken (recirculatiesystemen) wordt gezien als een duurzame manier van kweken. Het water wordt over het algemeen grotendeels hergebruikt, slechts 10% van de totale inhoud van het recirculatiesysteem wordt per dag na zuivering geloosd in zee, iets wat van de buitenlandse kweek niet gezegd kan worden (zie §2.1). Het imago van de viskweeksector zorgt voor een verschil in opbrengst tussen gekweekte en ‘wilde’ vis. Als bron van neveninkomsten voor kwekers wordt wel gesuggereerd dat bedrijfsrondleidingen of het open stellen van het bedrijf interessant zouden kunnen zijn. Dit zou tegelijkertijd gunstig zijn voor het toeristisch product van een regio (zie ook volgende paragraaf). Het idee van een fietsroute in combinatie met openstelling van bedrijven is op korte termijn een mogelijkheid voor kwekers om extra inkomsten te generen. Profilering van gekweekte vis als ‘eerlijk product’ kan een positief effect hebben op de afzet en kan de acceptatie van consumenten beïnvloeden.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
6
3.3. De houding van de (Zeeuwse) overheid Begin jaren tachtig begon de heer W. Schot als één van de eersten met viskweek in Zeeland. In die tijd hield de provincie zich nauwelijks bezig met viskweek. In het provinciaal sociaal-economisch beleidsplan 1998-2002 staat maar één zin geschreven over aquacultuur: ‘Naast vormen van aquacultuur krijgen bijzondere aandacht de ontwikkeling van nieuwe kweekmethoden (bijvoorbeeld los van de bodem) en vangsttechnieken. Aandachtspunt hierbij is de relatie met andere functies’. In de afgelopen jaren is de aandacht voor aquacultuur bij provinciale en nationale overheden toegenomen. Eind 2003 verscheen de Concept verkenning aquacultuur (Broodman 2003), waarin de stand van zaken in Zeeland op het gebied van aquacultuur staat beschreven. Deze verkenning heeft als bouwsteen gediend voor het nieuwe sociaal economische beleidsplan voor de periode 2005-2008. In de Beslispuntennotitie provinciaal sociaal-economisch beleidsplan 2005-2008 geven Gedeputeerde Staten (GS) van Zeeland aan dat de komende jaren echt werk moet worden gemaakt van het benutten van potenties van aquacultuur. De vernieuwingen moeten worden ingezet omdat visserij en aquacultuur een belangrijk onderdeel vormen van “het product Zeeland”. In de door GS voorgestane dynamiekvariant wordt over visserij en aquacultuur het volgende gesteld: • Krachtige inzet op zilte teelten; • Optimalisering van de versketen; • Product- en teeltinnovaties; • Gezamenlijke visieontwikkeling • Instellen van een coördinatiepunt procedures; • Relatie visserij-toerisme; • Innovaties vangstmethoden/broedverbetering schelpdierencultures; • Innovatiecentrum zeecultuur; • Marine biotechnologie. Om in de dynamiekvariant duurzame economische ontwikkeling te kunnen realiseren worden de volgende maatregelen voorgesteld (BCI 2004). Economie Samen met sector toekomstplan opstellen Inzetten op innovaties in teelten en ketens Versterking relatie met toerisme Ecologie Versnelling procedures voor kanslocaties aquacultuur Eén loketaanpak voor sector Sociaal-cultureel Provincie ondersteunt sector in onderhandelingen met Rijk en EU Om-/bijscholing werknemers De provincie wil krachtig inzetten op de versterking van de relatie aquacultuur en toerisme door in de beleving van toeristen en consumenten een belangrijk deel van de Zeeuwse identiteit te laten zien en proeven. Het aanleggen van “aquacultuurparken” is nog een toekomst beeld, maar kan voor zowel kwekers als een toeristen interessant zijn. Voor kwekers om verschillende kweken te combineren om van elkaars restproducten gebruik te maken en zodoende kosten te besparen. Voor recreanten om op 1 plaats een veelheid van aquacultuur producten bij elkaar te zien. Voorts denkt de provincie met de oprichting van een innovatiecentrum voor zeecultuur de koploperpositie van Zeeland in Nederland rond duurzame kweek en zilte teelten te versterken.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
7
De regelgeving omtrent viskweek is een nationale en Europese zaak; de provincie heeft hierop geen invloed. De meest directe bemoeienis die provincies hebben is die met de plaats waar kwekerijen gebouwd mogen worden. In het integrale omgevingsplan van de provincie Zeeland dat in 2005 uitkomt staat het beleid met betrekking tot de aquacultuursector voor de komende vijf jaar beschreven. Een breed samengestelde werkgroep heeft voor dit nieuwe beleidsplan een advies aan GS uitgebracht over de invulling van het platteland voor de komende jaren. De kern van het advies wordt gevormd door een zogenaamde ‘positieve lijst’ waarop tachtig activiteiten zijn opgenomen die volgens de werkgroep onder voorwaarden toegestaan zouden kunnen worden in het buitengebied. De vestiging van een viskwekerij wordt expliciet genoemd als neventak, dan wel opvolger van een agrarisch bedrijf. Zowel Gedeputeerde Staten als Provinciale Staten hebben dit advies overgenomen en in het nieuwe omgevingsplan worden activiteiten opgenomen die onder voorwaarden toegestaan zijn in het buitengebied. Na verwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen zou er dus geen belemmering meer zijn om de bedrijfsactiviteit viskweek in een gebouw met een voormalige agrarische bestemming te beginnen. De provincie doet meer dan alleen ruimtelijke ordeningszaken als het om viskweek gaat. Zo heeft de provincie geholpen bij het opstarten van twee tarbotkwekerijen; Fish Farm Yerseke kreeg van het Zeeuws participatiefonds een achtergestelde lening van 68.000 euro (Broodman 2003). Ook de nationale overheid toont meer interesse in aquacultuur. In januari 2004 is in Yerseke door minister Veerman het Innovatieplatform Aquacultuur opgericht. De doelstelling van het Innovatieplatform Aquacultuur is om duurzame innovatie binnen de aquacultuur sector te bevorderen. Een goede balans tussen 'people, planet en profit' staat centraal bij de activiteiten die het platform ontwikkelt. Het platform staat voor de ontwikkeling van aquacultuur tot een stabiele, duurzaam producerende bedrijfstak die bijdraagt aan de economische ontwikkeling, zowel op het land als in de kustgebieden. De taken van het platform zijn: •
Het benoemen van kansrijke thema's / speerpunten op het gebied van aquacultuur;
•
Het formuleren van een nationale kennis /onderzoeksagenda aquacultuur en het bevorderen dat de onderwerpen op deze agenda worden gerealiseerd;
•
Het bevorderen van samenwerking binnen de sector en trachten tegenstellingen tussen de sector en andere belangengroeperingen op te lossen;
•
Het zorgdragen aan de totstandkoming van voorbeeldprojecten (onder meer door de inzet van Europese, nationale en regionale / provinciale fondsen);
•
Het signaleren van (beleids-) belemmeringen die innovaties beperken en ervoor zorgen dat deze belemmeringen op de agenda van de betrokken instanties staan.
3.4. Samenvatting In dit hoofdstuk zijn een aantal problemen, kansen en bedreigingen van viskweek in het algemeen en op sommige punten voor Zeeland beschreven. Kort samengevat zijn de volgende punten aan de orde gekomen. Financiële aspecten • Benodigde hoeveelheid (start)kapitaal is relatief hoog (systemen zijn kapitaal- en kennisintensief)
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
8
• • •
Hoge aanloopkosten Europese subsidies zijn mogelijk Prijs ligt onder die van vers gevangen vis
Commerciële en imagoaspecten • Toenemende vraag naar vis • Gebruik van bestaande marktkennis en infrastructuur visserijsector moeilijk • Markt voor kweekvis nog niet goed ontwikkeld • Imago van kweekvis goed op punt van kweekmethode (recirculatiesystemen worden duurzaam geacht), minder goed tot slecht op punt van smaak en dodingmethoden. • Goede potenties voor profilering regionaal product • Aandacht voor versterking van de relatie aquacultuur en toerisme Houding van overheid • Toenemende aandacht van nationale en regionale overheid voor aquacultuur • Zeeland zet sterk in op de ontwikkeling van aquacultuur • Oprichting Innovatieplatform Aquacultuur • Medewerking op gebied ruimtelijke ordening • Indien mogelijk financiering dor overheid. Bovengenoemde punten hebben als leidraad gediend voor het onderzoek onder de viskwekers in Zeeland. In het volgende hoofdstuk wordt daar verslag van gedaan.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
9
4. De Zeeuwse viskwekers aan het woord In de voorgaande hoofdstukken is een beeld geschetst van de ontwikkeling, stand van zaken en het toekomstperspectief van viskweek. Dit is gedaan aan de hand van literatuur en nationale en regionale beleidsstukken. In Zeeland is een aantal viskwekers actief. Het is interessant te weten wat hun mening en ervaring is over de financiële en commerciële aspecten van viskweek en over de houding van de overheid. Daartoe zijn in het voorjaar van 2004 interviews gehouden onder Zeeuwse viskwekers. In totaal zijn zes bedrijven geïnterviewd; deze bedrijven zijn geselecteerd vanwege de betrokkenheid in Nederland of in het buitenland bij de viskweeksector. Vier bedrijven hebben hun activiteiten in Zeeland en twee daarbuiten. Eén van de geïnterviewde bedrijven, Topsy Baits, kweekt geen vis maar zagers. Eigenaar Bert Meijering is geïnterviewd vanwege zijn betrokkenheid bij de discussie over aquacultuur in Zeeland én vanwege de ontwikkeling van voer voor de viskweek. Alle kwekers die benaderd zijn vertelden openhartig en hadden ruim de tijd; elk interview duurde 1,5 á 2 uur. Een volledig verslag van elk interview is te lezen in bijlage 5. In bijlage 4 is de aandachtspuntenlijst die tijdens de interviews is gehanteerd opgenomen. In dit hoofdstuk is dezelfde opbouw gehanteerd als in het vorige hoofdstuk. Maar eerst wordt begonnen met een overzicht van algemene gegevens van de geïnterviewde bedrijven (zie tabel 2 op volgende bladzijde).
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
10
Tabel 2.
Overzicht algemene gegevens van de geïnterviewde viskweekbedrijven
Bedrijf
Topsy Baits
De Bliek
Zeelandvis
Seafarm
Geïnterviewde
Bert Meijering
Jacques de Bliek
Kees Kloet
Adri Bout
Kwekerij gelegen in Produceert Omlooptijd product Rechtsvorm Aantal werknemers Oppervlakte bedrijf Totale productie per jaar Indruk van bedrijfspand
Wilhelminadorp Zager 0,5 jaar B.V. 5 fulltime 17 hectare 170 ton
Turkije Dorade, zeebaars 1,5 jaar B.V.
Yerseke Tarbot 1,5 jaar B.V. 2 full en 2 parttime 3500 m² 75 ton
Kamperland Tarbot, ensis 14 maanden B.V. 1 fulltime
Kleine loods voor verwerking, rest in de buitenlucht. Vismeel, visolie, Alleen bijvoeren Zelf ontwikkeld
Verwerkingsfabriek op land, rest in openlucht, water. Vismeel, visolie Niet bekend Ingehuurd, en van Nutreco
Hyper modern bedrijfspand.
Pompt water uit de Oosterschelde E.v. Ja
Huurt ruimte in de Middellandse Zee E.v. Nee
Soort Voer Voerconversie Benodigde kennis
Watervoorziening Financiering Eigen onderzoek / proeven op bedrijf
1,5 hectare in zee 600 ton
Schot en Zonen/Nijvis Jan Robert Groeneveld
Solea
Bruinisse Paling 18 maanden B.V. 1 fulltime 330 m² 96 ton
IJmuiden Tong 1,5 / 2 jaar B.V. 2 full en 2 parttime 500 m² + - 100 ton
Modern bedrijfspand
Oudere loods
Plastic kas, en een bunker.
Vismeel, visolie 1.3 Zelf ontwikkeld
Vismeel, visolie 0.9 Zelf ontwikkeld
Vismeel, visolie 1.7 Zelf ontwikkeld
Koopt water uit de Oosterschelde V.v. / e.v./ subsidie Ja
Eigen zoutwaterbron E.v. Ja
Vismeel, visolie 1.4 Begin gehuurd nu zelf bezig met ontwikkelen Eigen zoutwaterbron V.v./ e.v./ subsidie Ja
25 ton
Andries Kamstra
Eigen zoutwaterbron V.v./ subsidie Ja
4.1. Financiële aspecten van viskweek in Zeeland Omdat in diverse publicaties gesteld wordt dat viskweek kapitaal- en kennisintensief is, is aan de viskwekers gevraagd of zij dat bij (de opzet van) hun kwekerij ook ervaren hebben. Gevraagd is hoe hoog de totale kosten van een viskwekerij zijn en hoe de investeringen gefinancierd zijn. Exacte bedragen zijn niet vrijgegeven door de kwekers, de vermelde bedragen zijn indicaties. Hoeveel het nu precies kost om een kwekerij op te zetten is niet duidelijk; wel laten alle kwekers blijken dat er veel geld nodig is om de kwekerij op te zetten én om de eerste anderhalf á twee jaar te financieren. Het voorbeeld dat de vaste activa van een 100 ton kwekerij exclusief gebouw rond de 1.000.000 euro kosten werd meerdere keren gegeven. De kosten van het bedrijfspand en de lopende kosten voor anderhalf á twee jaar komen daar nog bij en liggen veelal hoger dan die van de vaste activa. De financiering van de investeringen is per kweker verschillend. Vrijwel alle kwekers kregen bij de oprichting van de kwekerij een (geringe) subsidie van de overheid, uitgezonderd De Bliek die in Turkije kweekt. Elke kwekerij gebruikte een combinatie van mogelijkheden om de financiering rond te krijgen. De één gebruikte veel meer eigen vermogen of vermogen van de bank dan de ander. De Bliek, Bout en Meijering gebruikten allen hoofdzakelijk eigen vermogen voor de financiering van de kwekerij. Kwekerij Schot is grotendeels door de bank gefinancierd terwijl Solea en Zeelandvis niet of nauwelijks van de bank geleend hebben. Deze ondernemers vonden particuliere investeerders bereid om de kwekerij voor een deel te financieren. Het verschil in financiering kan te maken hebben met de leeftijd van de kwekerij. Schot is reeds 15 jaar geleden begonnen met kweken terwijl Solea en Zeelandvis respectievelijk 1 en 3 jaar oud zijn. Tien jaar geleden waren banken meer bereid te investeren dan nu. Vanwege faillissementen in het verleden zijn banken nu niet meer snel bereid dergelijke innovatieve projecten te financieren. Ook de overheid heeft tot nu toe beginnende bedrijven niet of nauwelijks financieel gesteund; slechts kleine subsidies of leningen zijn tot nu toe verstrekt. Daarbij komt dat veel kwekers subsidie eerder zien als concurrentievervalsing dan als een bijdrage. In Zuid-Europese landen (Spanje en Griekenland) subsidieert de overheid veel meer waardoor daar goedkoper geproduceerd kan worden. Toch vindt men dat de concurrentie uit deze landen niet heel groot is omdat Nederland extra kennis en techniek op het gebied van kweken in huis heeft; dit vormt een compensatie voor goedkope arbeidskrachten in deze landen. Wel is het zo dat er geïnvesteerd moet blijven worden om te kunnen concurreren met de Zuid-Europese landen. De Nederlandse kweeksector wordt gekenmerkt door pioniers die zich deels uit persoonlijke overwegingen bezig houden met het kweken van vis. Niet alleen economisch gewin, maar ook liefde voor de vissen was een reden voor kwekers om een kwekerij te beginnen. Kwekers zeiden unaniem dat het heel belangrijk is om vooraf de financiën goed op orde te hebben, anders dreigt een faillissement. De investeringskosten van een palingkwekerij liggen hoger dan die van andere kwekerijen. Aangegeven werd dat de productiecapaciteit van een palingkwekerij minimaal 200 ton moet zijn om te kunnen concurreren, anders liggen de productiekosten te hoog. De capaciteit van kwekerijen die andere vissoorten in Nederland kweken ligt rond de 100 ton. De minimale productiecapaciteit voor deze soorten om rendabel te produceren is niet bekend. Samenvatting De totale investeringskosten van een 100 ton kwekerij zijn hoog en liggen rond de 2.000.000 euro. De financiering geschiedt met eigen en/of vreemd vermogen, hulp van particuliere investeerders en subsidies. De laatste jaren komen bankkredieten nauwelijks nog voor. Unaniem is men van mening dat het noodzakelijk is om vooraf de financiën goed op orde te hebben Subsidies ziet men als concurrentievervalsend. Toch is te verwachten dat de subsidiemogelijkheden in Nederland zullen toenemen (zie paragraaf 3.1.)
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
12
Men ondervindt concurrentie uit Zuid-Europese landen, maar door de technische voorsprong van Nederland blijft dat beperkt. Om deze voorsprong te behouden blijven investeringen noodzakelijk. 4.2. Commerciële en imagoaspecten van viskweek in Zeeland De overheid ziet mogelijkheden voor de kwekers om gebruik te maken van de marktkennis en infrastructuur van de huidige visserij. Door het afzetten van gekweekte vis via de visveiling zou een grotere markt bereikt kunnen worden. Geen enkele van de ondervraagde viskwekers maakt gebruik van de afzetmogelijkheden die de bestaande visserij in Zeeland biedt en slechts één kweker denkt dat het wel mogelijk is binnen een aantal jaren. Volgens de kwekers komt dit door de cultuur in de visserijsector; deze is heel anders dan die in de kweeksector en afzetten via de visveiling is daarom onmogelijk. Vissers zien de kwekers als concurrenten en willen niet dat er gekweekte vis wordt afgezet via ‘hun’ afzetkanaal. Meerdere kwekers willen graag afzetten via de veiling en hebben dat ook geprobeerd, maar door de houding van de vissers durfden handelaren niet te bieden op gekweekte vis en werd er geen kilo via de veiling verkocht. Kwekers verwachten niet dat deze instelling op korte termijn zal veranderen en hebben daarom zelfstandig naar afzetkanalen gezocht. Velen hebben een eigen ‘nichemarkt’ en weten inmiddels voldoende te verkopen. Restaurants, groothandels en kleine handelaren zijn de voornaamste afnemers op dit moment. Het vinden van afnemers is erg lastig; vooral door het slechte imago is het verkopen van gekweekte vis moeilijk. Potentiële afnemers hebben vooroordelen en zijn bij voorbaat erg terughoudend voor gekweekte vis, terwijl uit verschillende smaaktesten naar voren kwam dat de vis dezelfde smaak had. Maar ook het argument dat gekweekte vis niet duurzaam is omdat kwekers de vissen voeren met voer dat gemaakt wordt van natuurlijke vissoorten draagt bij aan het slechte imago. Alle kwekers voeren hun vissen op dit moment met visolie of vismeel. De kwekers zouden graag een duurzaam alternatief zien voor het traditionele visvoer, mits het economisch haalbaar is. De oplossing is wellicht heel dichtbij in de vorm van zagers. Bert Meijering van Topsy Baits heeft veel onderzoek gedaan en wil op korte termijn zagers als verrijking van conventioneel visvoer aanbieden. Zagers als visvoer is duurzamer dan traditioneel visvoer omdat minder vis gebruikt wordt om het voer te maken. Op dit moment worden zagers al gevoerd aan garnalen en ook Solea voert zagers in de hatcherie. Meijering is zich er van bewust dat de prijs van zagers ongeveer hetzelfde moet zijn dan die van visolie en vismeel, zodat het kan concurreren met visvoer van bijvoorbeeld Nutreco. Meijering wil grote hoeveelheden zagers gaan kweken om de kostprijs te verlagen en gaat daarom een nieuwe grote kwekerij bouwen. Uit een burgeronderzoek van het Rathenau Instituut (zie paragraaf 3.2.) kwam naar voren dat burgers de manier waarop in Nederland de vissen gehouden worden aanvaardbaar vinden, maar dat zij negatief staan tegenover de dodingmethoden. De meest gebruikte dodingmethode is de shock; deze wordt gebruikt bij tarbot en tong. Paling wordt gedood door middel van zout. De kwekers zeggen dat de methoden die nu gebruikt worden diervriendelijker kunnen. De stelling ‘als er een andere dodingmethoden worden gevonden dan kan dat positief zijn voor het imago van de sector’, wordt gedeeld door kwekers. De kwekers zijn bereid om naar alternatieven te zoeken en voor paling en meerval zijn inmiddels nieuwe methoden ontwikkeld. Kloet doet mee aan een onderzoek dat eind zomer 2004 begint om de gevolgen voor de tarbot bij de dodingmethode die nu gebruikt wordt in kaart te brengen. Mocht er een nieuwe methode gevonden worden dan moet deze wel economisch haalbaar zijn, de concurrentiepositie mag niet in gevaar komen.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
13
Een stijging van de verkoop van vis is te verwachten volgens de FAO, maar is op dit moment voor de kweeksector niet merkbaar, uitgezonderd voor paling. Deze vissoort geniet grote populariteit in Duitsland en de vraag naar paling is op dit moment groter dan het aanbod. Er wordt verschillend gedacht over hoe in de toekomst de afzet vergroot kan worden. Contracten afsluiten met grote supermarkten, combineren van ritten met de mosselsector of het zelf rondbrengen van de vis zijn mogelijkheden die genoemd worden. De afzet blijft niet beperkt tot Zeeland; daarvoor is de provincie te klein. In Duitsland, België en Zuid-Europa wordt meer vis geconsumeerd dan in Nederland. In deze landen liggen dan ook groeimogelijkheden. Kwekers waren het er unaniem over eens dat het vermarkten van gekweekte vis niet makkelijk is en dat daarin meer tijd en energie gaat zitten dan vooraf gedacht was. Samenwerking met elkaar om de verkoop te vergroten is er niet; veelal werken de kwekers alleen op het gebied van marketing. Men werkt niet samen om producten te verkopen en alleen De Bliek heeft mensen in dienst die de vis voor hem verkopen. De rest van de bedrijven regelt de verkoop zelf. Op het gebied van kweken is er wel samenwerking. Erg intensief is dat nog niet maar in toenemende mate ziet men de voordelen en wordt er vaker samen gezocht naar het oplossen van problemen. Ook expertise van andere bedrijven en organisaties zoals Syntens en het RIVO wordt door verschillende kwekers gebruikt om de kweek te verbeteren. Het idee om inkomsten te genereren uit openstelling van het bedrijf voor toeristen werd niet positief ontvangen. Unaniem zei men dat het openstellen van het bedrijf onmogelijk is; de dieren schrikken daar te veel van en de tijd die ervoor nodig is kan men beter besteden om de kweek van vissen te verbeteren. Samenvatting Er wordt in Zeeland geen gekweekte vis via de veiling verkocht. Vrijwel alle kwekers denken dat afzetten via de veiling nog op zich zal laten wachten. Er zal eerst een cultuurverandering in de visserijsector plaats moeten vinden wil er wel gekweekte vis afgezet worden via de visveiling. Kwekers merken weinig van de toenemende vraag naar vis. Kwekers hebben hun eigen afzetkanalen gevonden in nichemarkten; vergroten van de afzet zien zij vooral in het buitenland. Het vermarkten van gekweekte vis is moeilijk door het slechte imago (qua smaak en duurzaamheid). Indien betaalbaar willen de kwekers overstappen op duurzamer visvoer en andere dodingmethoden. Inkomsten genereren uit toeristenbezoeken vindt men niet wenselijk. Men ziet geen mogelijkheden de relatie aquacultuur en toerisme te versterken. Samenwerking vindt nauwelijks plaats op het gebied van marketing en verkoop. Alleen op het gebied van het verbeteren van het kweken wordt samengewerkt. Meerdere kwekers gaven aan dat erbij samenwerking voordeel te behalen valt. 4.3. De houding van de (Zeeuwse) overheid Tijdens de interviews zijn de houding, regelgeving en beleid van de provinciale overheid aan de orde gesteld. Ook is tijdens het interview gevraagd wat men in de toekomst verwacht op het gebied van regelgeving en dierenwelzijn. Tenslotte is de mening van de kwekers gevraagd over het Innovatieplatform Aquacultuur. Bij de oprichting van de kwekerijen zijn er geen problemen geweest bij het verkrijgen van de benodigde bouwvergunningen. De kwestie of de kwekerij als een agrarisch of industrieel bedrijf gezien moet worden maakte voor het verkrijgen van een bouwvergunning voor de kwekers niet veel uit. Dat men snel een bouwvergunning kreeg is niet heel verwonderlijk; veel bedrijven kiezen bewust een locatie waar ideale kweekomstandigheden aanwezig zijn en waarvan de verwachting is dat het verkrijgen van een bouwvergunning geen problemen met zich mee zal brengen. Ook als men wil uitbreiden is het krijgen van een vergunning meestal niet moeilijk. Alleen Adri Bout heeft hier veel problemen mee (gehad). Bout startte zijn bedrijf in de Jacobahaven die als bestemming ‘viskweek’ had; na een aantal jaren is de
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
14
bestemming veranderd in ‘buitengebied’. Hierdoor ligt het bedrijf nu in een gebied waar zeer strenge eisen zijn met betrekking tot vergunningen. Omdat Bout wil blijven groeien heeft hij inmiddels juridische stappen ondernomen. Het beleid van de overheid omtrent een lozingsvergunning is niet éénduidig. Bedrijven worden maandelijks bemonsterd, maar doordat lokale overheden de regelgeving omtrent lozing anders interpreteren ontstaan er verschillen. Duidelijke regelgeving van één instantie zou problemen en irritaties kunnen wegnemen. Kwekers zijn over het algemeen niet zo positief over zowel de landelijke, provinciale als de lokale overheden. Zo heeft Nederland op dit moment als enig land in Europa een ‘positieve lijst’ met daarop diersoorten die gekweekt mogen worden. Door het besluit van de landelijke politiek dat in Nederland eerst het dierenwelzijn gewaarborgd moet worden voordat vis gekweekt mag worden is het voor Nederlandse pioniers haast onmogelijk geworden om nieuwe soorten te gaan kweken. Kwekers vinden het goed dat dergelijke dossiers bestaan, maar het opstellen van deze dierenwelzijn dossiers is erg kostbaar. De overheid financiert geen onderzoek naar nieuwe kweeksoorten; voor een individuele kweker is het onbetaalbaar om zo’n onderzoek te starten. Pioniers hebben daardoor in Nederland geen kans. De kwekers vinden dat jammer, ze willen graag groeien en nieuwe soorten gaan kweken om de concurrentie uit het buitenland voor te blijven. Daar kent men dergelijke welzijnsdossiers niet en men is bang dat het buitenland straks vele nieuwe soorten kweekt en Nederland achterblijft. Andries Kamstra vertelde dat als het RIVO vijf jaar later was begonnen met het onderzoek naar de mogelijkheden voor de kweek van tong, het onbetaalbaar was geworden en er waarschijnlijk nooit tong gekweekt zou worden in Nederland. Overigens is het zo dat momenteel de regelgeving zodanig wordt aangepast dat kweek van nieuwe vissoorten met een sterke verwantschap met reeds toegestane soorten wel kan. De overheid suggereert in de media druk bezig te zijn met het verbeteren en bevorderen van de aquacultuursector. De kwekers zijn daar wantrouwig over en willen eerst resultaten zien van de overheid. De inmenging van de overheid kan ook leiden tot (onnodige) regelgeving, en dat is wel het laatste waar deze sector op zit te wachten. Het in januari 2004 geïnstalleerde Innovatieplatform Aquacultuur moet volgens de overheid de sector helpen zich duurzaam te ontwikkelen. Aan de kwekers is gevraagd of zij denken profijt te kunnen hebben van dit platform. Omdat het Innovatieplatform pas opgericht is zal het nog even duren voor er meetbare resultaten zijn. Het algemene beeld van de kwekers kan omschreven worden als ‘gematigd positief ’. Persoonlijk denken ze niet dat ze er veel profijt van zullen hebben, maar voor de sector kan het wel positief werken. Het slechte imago van gekweekte vis is iets waar de kweker zelf te klein voor is om te verbeteren, maar waar het platform wel wat aan kan doen. Op het gebied van regelgeving kan het platform er voor zorgen dat de juiste regelgeving er komt, en ‘onnodige’ regelgeving voorkomen. Niemand heeft bezwaar tegen het verlenen van medewerking aan het platform. Wil het platform echt de steun van de sector hebben, dan zal het zich eerst moeten bewijzen de komende jaren. Veel kwekers zien graag dat het platform zowel de schakel wordt tussen overheid en de kwekers als tussen de kwekers en afnemers. Kwekers hopen dat er toegepast onderzoek wordt gestart/ gestimuleerd, want dat is de sleutel tot succes. Er moet niet alleen overleg worden gepleegd, dat is voor de groei van de sector niet voldoende. Samenvatting In het algemeen zijn er geen problemen met het verkrijgen van een bouwvergunning. Het beleid m.b.t. lozingsvergunningen is niet eenduidig. Kwekers vinden het goed dat er vanuit dierenwelzijnoverwegingen een positieve lijst bestaat, maar omdat de overheid het onderzoek om het welzijn van vissen aan te tonen niet financiert vormt dat een bedreiging voor de sector. Pioniers krijgen in Nederland geen kans en het
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
15
gevaar bestaat dat Nederland achter gaat lopen op andere landen, hetgeen de concurrentiepositie verslechtert. De toenemende aandacht van de overheid voor aquacultuur is voor de kwekers nog niet merkbaar. Ook is het nog wachten op resultaten. De kwekers zijn gematigd positief over het Innovatieplatform Aquacultuur. Zij zien vier taken voor dit platform, nl: het verbeteren van het slechte imago van de viskweeksector, het vormen van een schakel tussen overheid en kwekers en tussen kwekers en afnemers, het starten van onderzoek en het voorkomen van onnodige regelgeving. 4.4. Kansen en bedreigingen volgens de kwekers Aan de kwekers is gevraagd of zij kansen (en/of bedreigingen) zien voor een succesvolle viskweeksector in Zeeland. De overheid kan kansen en bedreigingen in kaart brengen maar het is interessant om te weten welke kansen de kwekers zelf voor de sector zien op korte en langere termijn. De kansen op korte termijn voor de viskweeksector in Zeeland zijn volgens de kwekers gering. Slecht één van de zes kwekers vindt de sector kansrijk, de rest heeft kanttekeningen bij de kansen voor de sector of ziet geen kansen. De bottleneck zit in drie belangrijke aspecten volgens de kwekers, nl. financieel, kennis en de markt. De kweker die over voldoende financiële middelen beschikt, de markt heeft verkend en over kweekkennis beschikt heeft een kans van slagen. En dat is maar voor weinig mensen weggelegd. Verder zijn er op het gebied van de wetgeving vraagtekens, men weet niet helemaal wat er komen gaat en wacht het af. Kennis die nodig is voor het kweken van vis moet door kwekers zelf worden ontwikkeld; deze kennis staat nergens beschreven. In Nederland moet gekweekt worden in recirculatiesystemen. Deze systemen zijn in verhouding duurder dan de doorstroomsystemen die elders in Europa worden gebruikt. Om te kunnen concurreren moet er zo efficiënt mogelijk gekweekt worden. Kennis over het zo efficiënt mogelijk kweken van vis is essentieel. Alle kwekers gaven aan dat in het begin de kweek moeizaam verliep en dat men nu nog steeds bezig is met het verbeteren van het kweken. Veel problemen zijn nog niet opgelost. De kansen voor de toekomst hangen grotendeels af van de overheid. De meeste kwekers gaven aan dat als het Innovatieplatform het imago positief kan beïnvloeden, de markt flink kan groeien. Vooral de vraag naar de duurdere vissoorten als tarbot en tong, waar de consument nu nog redelijk huiverig voor is, kan stijgen. De markt voor paling is positief en volgens de eigenaar van Solea zijn er over drie tot vijf jaar voldoende kansen voor meerdere tongkwekerijen in Nederland. Verder zijn er kansen voor de mossel- en kokkelsector in de vorm van hangcultuur in Zeeland. Adri Bout en Bert Meijering willen beiden graag meer ruimte voor deze sectoren. Voor de toekomst zien de kwekers mogelijkheden op het gebied van het combineren van kweken. Combinaties van viskweek met kokkel-, zilte- of mosselkweek kunnen volgens hen in de toekomst een mogelijkheid zijn. De overheid moet meer onderzoek doen naar dit soort combinaties. Samenvatting De kansen voor viskweek zijn op korte termijn gering. Viskwekers moeten over voldoende financiën beschikken, de markt moet goed van te voren onderzocht worden en kennis moet in voldoende mate aanwezig zijn. Aan deze eisen kunnen maar weinig mensen voldoen. Kansen liggen vooral in de palingkweek en op termijn in de tongkweek en in de combinatie van viskweek met kokkel- en mosselteelt en met andere zilte teelten.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
16
Tabel 3. Kansen voor teelt van vis in Zeeland op middellange termijn (10 jaar)
Paling
Tarbot
Zeebaars
Tong
Kabeljauw
Kweektechniek
Bekend
Bekend
Bekend
In ontwikkeling (Noorwegen)
Markt
Grote markt met beperkte groei Redelijk groot (binnen- en buitenland)
Geringe markt met groeimogelijkheden (via vismijnen) Redelijk groot (buitenland)
Beperkt
In ontwikkeling (binnen 4 jaar beschikbaar) Groot
Klein
Klein
Kosten
Glasaal (pootvis) prijs blijft hoog
Investeringen en lopende kosten zijn hoog
Investeringen en lopende kosten zijn hoog
Investeringen en lopende kosten zijn hoog
Duurzaamheid aspecten
• Visvoer is voornamelijk vismeel uit wildvang • Kansen voor schakelen van teelten • Milieubelasti ng gering (recirculaties ystemen
• Visvoer is voornamelijk vismeel uit wildvang • Kansen voor schakelen van teelten • Milieubelasting gering (recirculatiesyste men)
• Visvoer is voornamelijk vismeel uit wildvang • Milieubelasting gering (recirculatiesyst emen
??
Concurrentie
Groot (vis groeit in warmere streken veel sneller) Hoog (in vergelijking met het buitenland) Milieubelasti ng hoog (open teelten)
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
Groot
17
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Hoofdstuk 1 is gestart met de constatering dat Zeeland wordt gezien als de provincie bij uitstek voor de toekomst van aquacultuur. Op provinciaal niveau wordt momenteel een sociaal economisch beleidsplan opgesteld voor de periode 2005-2008. In de Beslispuntennotitie provinciaal sociaal-economisch beleidsplan 2005-2008 wordt door Gedeputeerde Staten gesteld dat in de komende jaren echt werk gemaakt moet worden van het benutten van de potenties van aquacultuur. De vernieuwingen moeten worden ingezet omdat visserij en aquacultuur een belangrijk onderdeel vormen van het “product Zeeland”. Er zijn in Zeeland een aantal viskwekers actief; het is van belang om hun kennis en ervaringen te weten om op grond daarvan de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van de viskweeksector te schetsen. In dit rapport is verslag gedaan van de resultaten van interviews bij viskwekers die in het voorjaar van 2004 gehouden zijn. Dit hoofdstuk begint met een samenvatting van de resultaten van de interviews, gevolgd door een zogenaamde SWOTanalyse. De laatste paragraaf bevat een aantal aanbevelingen. 5.1. Samenvatting van de interviews Financiële aspecten van viskweek De totale investeringskosten van een 100 ton kwekerij zijn hoog en liggen rond de 2.000.000 euro. De financiering geschiedt met eigen en/of vreemd vermogen, hulp van particuliere investeerders en subsidies. De laatste jaren komen bankkredieten nauwelijks nog voor. Unaniem is men van mening dat het noodzakelijk is om vooraf de financiën goed op orde te hebben Subsidies ziet men als concurrentievervalsend. Toch is te verwachten dat de subsidiemogelijkheden in Nederland zullen toenemen (zie paragraaf 3.1.) Men ondervindt concurrentie uit Zuid-Europese landen, maar door de technische voorsprong van Nederland blijft dat beperkt. Om deze voorsprong te behouden blijven investeringen noodzakelijk. Commerciële en imago-aspecten van viskweek Er wordt in Zeeland geen gekweekte vis via de veiling verkocht. Vrijwel alle kwekers denken dat afzetten via de veiling nog op zich zal laten wachten. Er zal eerst een cultuurverandering in de visserijsector plaats moeten vinden wil er wel gekweekte vis afgezet worden via de visveiling. Kwekers merken weinig van de toenemende vraag naar vis. Kwekers hebben hun eigen afzetkanalen gevonden in nichemarkten; vergroten van de afzet zien zij vooral in het buitenland. Het vermarkten van gekweekte vis moeilijk door het slechte imago (qua smaak en duurzaamheid). Indien betaalbaar willen de kwekers overstappen op duurzamer visvoer en andere dodingmethoden. Inkomsten genereren uit toeristenbezoeken vindt men niet wenselijk. Men ziet geen mogelijkheden de relatie aquacultuur en toerisme te versterken. Samenwerking vindt nauwelijks plaats op het gebied van marketing en verkoop. Alleen op het gebied van het verbeteren van het kweken wordt samengewerkt. Meerdere kwekers gaven aan dat erbij samenwerking voordeel te behalen valt. De houding van de (Zeeuwse) overheid In het algemeen zijn er geen problemen met het verkrijgen van een bouwvergunning. Het beleid m.b.t. lozingsvergunningen is niet eenduidig. Kwekers vinden het goed dat er vanuit dierenwelzijnoverwegingen een positieve lijst bestaat, maar omdat de overheid het onderzoek om het welzijn van vissen aan te tonen niet financiert vormt dat een bedreiging voor de sector. Pioniers krijgen in Nederland geen kans en het gevaar bestaat dat Nederland achter gaat lopen op andere landen, hetgeen de concurrentiepositie verslechtert. De toenemende aandacht van de overheid voor aquacultuur is voor de kwekers nog niet merkbaar. Ook is het nog wachten op resultaten.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
18
De kwekers zijn gematigd positief over het Innovatieplatform Aquacultuur. Zij zien vier taken voor dit platform, nl: het verbeteren van het slechte imago van de viskweeksector, het vormen van een schakel tussen overheid en kwekers en tussen kwekers en afnemers, het starten van onderzoek en het voorkomen van onnodige regelgeving. Kansen en bedreigingen voor de sector volgens de kwekers De kansen voor viskweek zijn op korte termijn gering. Viskwekers moeten over voldoende financiën beschikken, de markt moet goed van te voren onderzocht worden en kennis moet in voldoende mate aanwezig zijn. Aan deze eisen kunnen maar weinig mensen voldoen. Kansen liggen vooral in de palingkweek en op termijn in de tongkweek en in de combinatie van viskweek met kokkel- en mosselteelt en met zilte teelten.
5.2. Een SWOT-analyse van de viskweeksector in Zeeland Op grond van de punten uit de vorige paragraaf kunnen als sterke en zwakke punten en kansen en bedreigingen de volgende genoemd worden. Sterke punten • Technische voorsprong (ook qua kennis) van viskweeksector op Zuid-Europese landen • Samenwerking op gebied van kennis van kweekmethoden • Gebruik van (duurzame) recirculatiesystemen Zwakke punten • Hoge investerings- en aanloopkosten • Geen samenwerking op gebied van marketing en verkoop • Geen goed ontwikkelde afzetkanalen (nichemarkten) • Toegepaste dodingmethoden • Visvoer is niet duurzaam • Geen mogelijkheden voor extra inkomsten uit toerisme Kansen • Subsidiemogelijkheden (EU) nemen toe • Positieve aandacht voor met plannen voor beleid van provinciale overheid • Innovatieplatform Aquacultuur • Uitbreiding palingteelt en in de toekomst tong • Mogelijkheden combinatieteelt met zilte gewassen en kokkels en mosselen Bedreigingen • Concurrentie uit Zuid-Europese landen • Cultuur visserijsector • Imago gekweekte vis (smaak) • Concurrentie uit andere landen bij kweek nieuwe soorten (positieve lijst in Nederland) De lijst met zwakke punten bevat een aantal zaken die door de sector zelf aangepakt kunnen worden en deels ook al de aandacht van de sector hebben. Zo wordt onderzoek naar alternatieve dodingmethoden uitgevoerd en is men bezig met alternatieven voor het huidige visvoer. Over deze initiatieven zou de sector meer moeten communiceren om zo het imago van een duurzame sector te verbeteren wat nu al een sterk punt is wat kweekmethoden betreft (recirculatiesystemen). Hierbij zou het Innovatieplatform Aquacultuur een rol kunnen spelen. De kwekers zouden zelf stappen kunnen ondernemen om meer samen te werken op het gebied van marketing en verkoop. Dit kan leiden tot beter ontwikkelde afzetkanalen. Op deze wijze kan de bedreiging van de cultuur van de visserijsector omgeboden worden in een kans van gezamenlijke marktbewerking.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
19
De viskweeksector zou de kansen van subsidie en positieve aandacht van de provinciale overheid moeten benutten om de sector succesvoller te maken. Hierbij kan geprofiteerd worden van het sterke punt van technische kennis De opvattingen over de combinatie aquacultuur-toerisme zouden wellicht in het licht van provinciale aandacht herzien moeten worden zodat de kansen daarvoor meer benut worden. Viskwekers geven weliswaar aan liever geen recreanten op hun terrein te willen vanwege de extra belasting en schrikreacties bij de schuwe vis. Toch kunnen recreanten een belangrijke factor zijn voor het vergroten van de afzetmarkt en het kweken van meer begrip voor de viskweeksector. Wellicht kunnen op een paar plaatsen in Zeeland de aquacultuur producten en hun kweek (inclusief paling en tarbot) voor toeristen zichtbaar gemaakt worden. 5.3 Aanbevelingen Voor de viskweeksector • Duurzaamheid van sector verbeteren door alternatieve dodingmethoden en visvoer te gebruiken. • Communiceren over duurzaamheid sector • Meer samenwerking op gebied van marketing en verkoop • Aandacht voor positieve effecten relatie toeristische sector. • Initiatieven nemen voor combinatieteelten (zilte gewassen, mosselen en kokkels) • Indien mogelijk gebruik maken van subsidiestromen voor sector Voor de provinciale overheid • Ondersteuning sector bij verbetering imago kweekvis; promoten Zeeuws product • Ondersteuning (financieel en/of organisatorisch) van combinatieteelten • Meer overleg met sector en kennis van sector gebruiken bij beleidsnota’s • Idem voor relatie met toerisme • Eén loketaanpak voor sector • Verbeteren samenwerking tussen afnemers en kwekers, te beginnen bij de visveiling. Voor het Innovatieplatform Aquacultuur • Verbeteren van het imago van de viskweeksector • Vormen van een schakel tussen overheid en kwekers • Vormen van een schakel tussen kwekers en afnemers • Onderzoek uitzetten naar innovatieve viskweekprojecten • Voorkomen van onnodige regelgeving
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
20
6. Geraadpleegde bronnen Literatuur Broodman J. (2003), Concept verkenning aquacultuur. De stand van zaken betreffende aquacultuur in Zeeland, provincie Zeeland, Middelburg Buck Consultants International (BCI) (2004), Ruimte maken voor Kansen. PSEBonderzoek, Nijmegen Dijk T. (2004), Lief doden met gas stroom en hamer, in Bionieuws Huibers I. (2004), Geen nieuwbouw zagerskwekerij, PZC, Vlissingen Jellema M. (2003), Viskweek, de bio-industrie voor vissen, Gezond Idee LNV, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (2004), Viskweek in Nederland, Den Haag "Natuurontwikkeling in combinatie met zilte aquacultures, verkennende ontwerpstudie voor de Braakman- en Hellegatpolder", Vlissingen juli 2004 (3e jaarsstudenten Aquatische Ecotechnologie Provincie Zeeland (1998), Provinciaal Economisch Beleidsplan, Middelburg Provincie Zeeland (2003), Startnotitie Provinciaal Economisch Beleidsplan, Middelburg Schepens, A. (2004), Viskweek. Kansen en bedreigingen van viskweek in Zeeland, interne afstudeerscriptie Hogeschool Zeeland Stichting Toekomstbeeld en Techniek, (2004), Zee in zicht, zilte waarden duurzaam benut, Den Haag Verhue D. en Verzijden D. (2003), Burgeroordelen over de veehouderij, Rathenau Instituut, Den Haag De Volkskrant (2003), Vis gaat de koe achterna Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) (2003), Zeeuwse kweek zoutwatervis heeft toekomst PZC (2003), Goede kansen voor aquacultuur PZC (2004), Tarbotkweker Fish Farm failliet PZC, (2004), Aan luchtfietserij geen behoefte Zwieten P.A.M. (1998), Kansen en bedreigingen voor aquacultuur in Nederland, NRLO Nederland, Den Haag Websites www.minlnv.nl www.rathenau.nl www.fao.org www.europa.eu.int/comm/fisheries www.agro.nl/nrlo/ www.topsybaits.com www.tarbot.nl www.seafarm-holland.com www.nijvis.nl www.nutreco.com
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
21
Bijlagen Bijlage 1 Grootste producenten ter wereld van aquacultuur in het jaar 2001.1
Bangladesh
1361 687
Zuid-Korea
683 668
Thailand
2653 724
Indonesie
2700 1076 2098 1220
Philipijnen
5005
Japan
1313 2833 2202
India
33871 34209
China 0
5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 40000
Hoeveelheid x1000 kg
1
Waarde x 1000 €
http://europa.eu.int/comm/fisheries/doc_et_publ/liste_publi/facts/pcp04_nl.pdf Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
22
Bijlage 2
Percentage van het totaal in de Europese Unie geproduceerde aquacultuur producten per land (2001).2
30 25
%
20 15 10 5
B O elgi os e te nr ij Zw k ed Po en rt ug Fi al n D en lan em d ar k N ed en er l D and ui ts la n Ie d rl G a ri ek n d en la n E ng d el an d It Fr alie an kr ijk Sp an je
-
2
http://www.europa.eu.int/comm/fisheries/doc_et_publ/liste_publi/facts/pcp04_nl.pdf
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
23
Bijlage 3
Percentage van het totaal in de Europese Unie geproduceerde paling
Zweden 4% Denenmarken 43%
Belgie 2%
Nederland 51%
Grafiek in % van de vier landen waar de meeste paling gekweekt werd in 2002.
3
3
www.europa.eu.int/comm/fisheries Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
24
Bijlage 4
aandachtspuntenlijst interviews
Onderzoek kansen en bedreigingen van viskweek in Zeeland Aandachtspunten Algemeen • aard bedrijf (product/dienst, hoeveelheden vis) • start bedrijf • rechtsvorm • aantal werknemers • hoe/waarom bedrijf gestart • oppervlakte bedrijf • benodigde kennis/ervaring kweken van vis Financieel • financiering kwekerij (e.v., lening bij bank, lening overheid, subsidies, ander ) • leasing apparatuur • economische gebruiksduur apparatuur • investeringen - kosten recirculatiesysteem / bassin - voerkosten - gas, water, licht - personeelskosten - bouwkosten - inkoopkosten, pootgoed • onderhoudsgevoeligheid apparatuur + continuïteit bedrijfsvoering tijdens onderhoud • omlooptijd pootgoed • opbrengst verwerkt product / eventuele alternatieve verwerking • break-even punt • concurrentie lage lonen landen Marketing • huidige afnemers + nieuwe afzetmogelijkheden • marktverkenning/onderzoek • imago viskweek • marktperspectieven • mogelijkheden voor vergroting afzet Zeeland • promotie • productverbetering • productverbreding (andere, verwante activiteiten) • opbrengst per kg • samenwerking met collega`s • samenwerking bestaande visserij en haar infrastructuur • samenwerking organisaties en (onderzoek)instellingen Houding van de overheid • medewerking overheid bij oprichting (vergunning, financieel) • mogelijke toekomstige ondersteuning overheid en/of andere instanties • houding overheid (actief/passief) • verwachtingen op gebied van regelgeving, vergunning, dierenwelzijn, etc. Tenslotte • Innovatieplatform Aquacultuur (verwachting / profijt, algemeen en voor uw bedrijf) • eventuele medewerking Innovatieplatform • uw toekomstbeeld voor Zeeland • kansen en bedreigingen voor de viskweek in Zeeland Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
25
Bijlage 5 Weergave interviews Inleiding In deze bijlage zijn de interviews beschreven die in het voorjaar 2004 zijn afgenomen met de directeuren van zes viskwekerijen. Tijdens de interviews is ingegaan op drie aspecten, te weten financiën, marketing en de houding van de overheid (zie ook bijlage 4). Tevens is naar de meningen van de kwekers gevraagd met betrekking tot de kansen en bedreigingen van viskweek in Zeeland. Alle interviews zijn afgenomen door Anja de Groene, Jouke Heringa en Stijn Schepens en geautoriseerd door de geïnterviewden.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
26
1
Topsy Baits
Locatie:
Oosthavendijk 1a Wilhelminadorp Rechtsvorm: B.V. Produceert: Zeezagers Geïnterviewde: Bert Meijering, managing director. Algemeen In 1982 begon Bert Meijering te experimenteren met het kweken van zeezagers (Nereis virens) in het laboratorium van Rijkswaterstaat aan de Edisonweg. Omdat het spitten van zagers in de Zeeuwse Delta aan banden werd gelegd zag Meijering een markt voor de zagers die door vissers gebruikt worden als aas. In 1985 was het idee zo gegroeid dat hij begon met het commercieel kweken van zeezagers in Aagtekerke. De eerste jaren waren zwaar, er was weinig bekend over het kweken van zeezagers. Alles moest zelf uitgevonden worden, van zaaien tot oogsten. Maar niet alleen het kweken en oogsten bleek lastig, ook de afzet was moeilijk. ‘Gekweekte zagers smaken anders, vissen bijten dan niet’ was het algemene beeld. Gaandeweg zag men dat dit niet het geval was en groeide de vraag naar gekweekte zeezagers vanwege een groot tekort aan goed aas. Door de stijgende vraag en onvoldoende groeimogelijkheden in Aagtekerke verhuisde Topsy Baits in 1990 naar de huidige locatie in Wilhelminadorp. Daar mocht meer Oosterschelde water opgepompt worden om de doorstroombassins van zoutwater te voorzien. Meijering bouwde met eigen vermogen telkens wat bij, wanneer niet aan de vraag voldaan kon worden. De techniek van het zaaien en oogsten is in de loop der jaren sterk verbeterd, en ook vermeerdering heeft Meijering sinds twee jaar in de vingers. Topsy Baits is nu op een punt dat levering het hele jaar door gegarandeerd kan worden. Zo is Topsy Baits uitgegroeid van een éénmansbedrijf met een paar bassins, naar een B.V. met zesennegentig bassins met een totale oppervlakte van 17 hectare. Topsy Baits heeft een joint venture afgesloten met Normandie Appats en Cobra Baits, wat resulteerde in een grote kwekerij in Port Talbot, Wales genaamd Dragon Baits (50 hectare). Naast produceren voor de locale aasmarkt is men hier bezig met onderzoek naar het verwerken van zagers tot visvoer, 50 % van de ontwikkelingskosten worden gesubsidieerd door het WDA (Welsh Development Agency) in Wales. De resultaten zijn veel belovend, en Meijering heeft het voer voor de rijping van vissen beschermd met een wereldwijd patent. Ook een patent op het substraatloos kweken van kokkels is aangevraagd. Naast de aasmarkt levert Topsy Baits sinds 1999 zagers aan garnalen hatcheries over de hele wereld. De zagers bevatten eiwitten die ouderdieren nodig hebben om eieren af te zetten. Deze afzet blijft groeien, reeds 15 tot 20% van de productie gaat naar hatcheries in Mexico, Brunei en Venezuela. Deze ontwikkeling in samenwerking met de ontwikkeling van visvoer zorgt voor een explosieve groei in de vraag naar zagers. Financieel Om aan de groeiende vraag naar zagers als voer voor de garnalen hatcheries te voldoen is Topsy Baits bezig met het ontwikkelen van een nieuwe kwekerij van 60 hectare groot in Zeeland. De locatie is zo goed als bekend en fase 1a waarvan de investeringskosten rond de 2.000.000 euro liggen gaat spoedig van start. Was de oude kwekerij nog geheel opgezet met eigen vermogen, nu krijgt Topsy Baits voor de opzet van de nieuwe kwekerij een subsidie van 100.000 euro van Vitaal Platteland, en ook het Viof (Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij) in Den Haag verleent misschien een subsidie. Uiteindelijk denkt men dat 20% van de kosten voor de nieuwe kwekerij gefinancierd wordt door de provincie en overheid. Naast deze innovatieve plannen gaat de huidige kwekerij gewoon door, hieronder een overzicht van een aantal kosten op jaarbasis. 1 2 3 4 5 6 7
Bouwkosten (één doorstroombassin) Voerkosten (50 tot 75 ton per jaar x 800 euro per ton) Gas (krijgt gas van boer in de omgeving) Water (pompt tussen de 300 en 400m³ per uur op) Elektriciteit Inkoopkosten pootgoed Personeelskosten Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
20.000 euro 40.000 / 60.000 euro 0 euro 0 euro 500.000 kwu per jaar 0 euro 5 fulltimers
27
Ad 4:
Voor de lozing van het gebruikte water in de Oosterschelde betaalt Topsy Baits per ton voer wat verbruikt wordt een x aantal v.e’s (vuil equivalenten).
Ad 5:
Dit verbruik zal echter dalen, Meijering heeft inmiddels het beluchtingsysteem uitgerust met frequentieregelaars. Een besparing van 50% moet mogelijk zijn.
Ad 6:
Meijering heeft inmiddels de techniek van vermeerdering onder de knie, waardoor hij niet meer afhankelijk is van vangst uit het wild.
Kengetallen 1 2 3
Levensduur (één bassin) Opbrengst (dichtheid van 300 / 400 zagers per m²) Omlooptijd (aantal keer dat gezaaid/geoogst wordt)
20 jaar 10.000 kg per hectare 2 maal per jaar
Ad 1: Tijdens onderhoud aan bassins kan gewoon doorgegaan worden met kweken. Ad 3: In het voorjaar, (maart, april) en najaar (september, oktober) kan gezaaid worden. Opbrengst zeezagers 1 2
Opbrengst (per kilo verwerkt tot aas) Opbrengst (per kilo verwerkt tot voer)
20 euro 5 euro of lager
Marketing De levering van zagers voor de hengelsport is een niche markt, en toetreding is moeilijk. Topsy Baits is inmiddels internationaal bekend, productpromotie doen ze niet echt meer, klanten weten zelf Topsy Baits te vinden. Ze staan nog wel op beurzen of doen mee aan een seminar, maar dat kan niet vergeleken worden met promoten. De mogelijkheden om te groeien worden vooral wereldwijd gezien. De grote garnalen hatcheries in Amerika tonen interesse wat zou kunnen lijden tot een enorme marktvergroting. Topsy Baits gaat grote investeringen doen en probeert zo een deel van de markt van visvoer / garnalenvoer in handen te krijgen. Topsy Baits en Dragon Baits hebben jaren ontwikkeld en vele geheimen van de zagers bloot gelegd. Vanzelfsprekend blijven deze geheimen binnen het bedrijf, en wordt concurrentie niet op prijs gesteld. In Nederland is er dan ook geen concurrentie. Bert Meijering is innovatief, een bedenker en een doener. Als er een idee ontstaat dan begint hij te experimenteren en komt hij er gaandeweg achter of het wel of niet werkt. Meijering experimenteert volop met de mogelijkheden die er zijn met zijn afvalwater (er kokkels of mosselen in kweken). Ook experimenteert hij met het anders voeren van zijn zagers. Meijering zou graag een duurzamere oplossing willen voor het huidige visvoer wat afkomstig is van Coppens en wat bestaat uit vismeel en visolie. Enkele alternatieve voermethoden zijn al uitgevoerd, maar de methoden zijn nog te duur om een alternatief te bieden. Samenwerking met het Rivo of andere instellingen ziet Meijering niet zitten, ”die onderzoeken veel tegen hoge kosten, maar pilots blijven veelal uit”, zegt hij. Gebruik maken van de infrastructuur in de bestaande visserij doet Meijering wel, al is het beperkt. Zo laat hij vrachtwagens die vanuit Yerseke naar Noorwegen rijden zijn zagers meenemen, maar verder is de infrastructuur van Yerseke voor Meijering niet belangrijk.
Houding van de overheid Op de vraag wat Meijering vindt van de houding van de overheid was zijn antwoord kort: “positief”. Meijering wordt niet tegengewerkt door de overheid, en hij zegt dat de procedures gevolgd worden zoals normaal en daar geen problemen mee te hebben. Als is op dit moment nog wel één minpunt, Meijering is nog niet zeker over het bestemmingsplan. Is het kweken van zagers een agrarische bezigheid, dan is er geen probleem, is het een industriële bezigheid dan moet het bestemmingsplan veranderd worden en kan er vertraging ontstaan. Het nieuwe Innovatieplatform Aquacultuur is voor Topsy Baits niet heel erg interessant omdat het zich op de lokale markt richt. Meijering vindt het uit persoonlijke interesse wel interessant om op de hoogte
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
28
gehouden te worden van de ontwikkelingen rondom het platform, en zal ook zijn medewerking willen verlenen. Kansen ziet Meijering niet voor de viskweek in Zeeland. De markt is te klein en de afzet is een te groot probleem. De concurrentie van lage lonen landen is te groot .Verder is zijn mening dat recirculatiesystemen niet duurzaam zijn vanwege het grote energieverbruik, men moet meer kijken naar de mogelijkheden voor doorstroombassins in de buitenlucht. Volgens Meijering kunnen bepaalde vissoorten zowel de winter als zomer overleven, het levende bewijs zit bij hem in de bassins. Ook de kweek van schelpdieren moet meer benut worden, geef meer ruimte aan de hangcultures en aan de kokkelsector, ook in het buitengebied moet men de sector toestaan.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
29
2
De Bliek
Locatie:
Oudelandseweg 22 Terneuzen Rechtsvorm: B.V. Produceert: Zeebaars en Dorade Geïnterviewde: Jacques de Bliek, project deelnemer Algemeen Jacques de Bliek is mede-eigenaar van een viskwekerij in Turkije. In 1998 is de kwekerij van start gegaan met het kweken van zeebaars en dorade aan de zuidwestkust van Turkije, en in 1999 waren er de eerste resultaten. Men kweekt in kooien in open water, dezelfde methode als bij de zalmkweek. De kwekerij heeft een oppervlakte van 1,5 hectare wat een opbrengst van 600 ton per jaar oplevert. De rede van het kweken in Turkije en niet in Nederland is vooral het klimaat. De natuurlijke omstandigheden zijn in het Middellandse Zeegebied ideaal voor het kweken van vis. Financieel Omdat een lening of subsidie van de overheid in Turkije niet mogelijk is, in tegenstelling tot landen als Griekenland, moet alles met eigen vermogen gefinancierd worden. De verschillende deelnemers investeerden allen veel geld om de kwekerij op te zetten. Vooral in het water ligt heel veel geld, (boten, netten, kooien en huur van waterpercelen). Een indicatie van de hoge aanloopkosten; pootgoed kost 0,10 euro per stuk, de Bliek heeft drie tot vijf miljoen stuks per keer nodig om de kooien te vullen. Voer- en onderhoudskosten zijn hoog. Onderhoud aan de netten en kooien is essentieel om ontsnapping te voorkomen, zo heeft de Bliek drie duikers fulltime in dienst die zorgen voor het onderhoud aan de kooien en netten onderwater. Een groot probleem bij viskweek is dat naast de enorme investeringen die je moet doen voordat je kunt beginnen, het nog eens ongeveer ander half jaar duurt voordat je de eerste vissen kan verkopen. Ook deze ander half jaar moeten vooruit gefinancierd worden. Een voordeel van het kweken in Turkije zijn de natuurlijke omstandigheden, net als in de rest van het Middellandse Zee gebied is de temperatuur van het water constant hoog. Deze constante hoge temperatuur en de aanwezigheid van voldoende vers water zijn factoren waaronder dorade en zeebaars snel groeien en waarom de Bliek daar is begonnen. De opbrengst van zeebaars en dorade is vier á vijf euro per kilo. Dat lijkt veel, maar de prijs van deze soorten lag in 1999 op het dubbele. Ook in Spanje, Portugal en Griekenland is men veel zeebaars en dorade gaan kweken, hierdoor ontstond een overproductie en is de prijs in 4 jaar gehalveerd. In deze landen kan men voor de opzet van een kwekerij bij de overheid een lening afsluiten tegen een heel lage rente, hierdoor liggen de productiekosten lager. Dit is ook de reden volgens de Bliek waarom viskweek in Nederland geen kans heeft. De natuurlijke omstandigheden, goedkope grond en subsidies zijn factoren die in Nederland niet aanwezig, maar wel essentieel zijn. De personeelskosten in Turkije zijn niet lager dan in Nederland, de efficiëntie van het personeel ligt lager dan in Nederland waardoor er meer personeel nodig is in vergelijking met Nederland. Ook de Bliek heeft last van concurrentie, men heeft nu het idee om het hele proces van kweken tot verwerken verder te mechaniseren, om de productiekosten te verlagen, maar dat betekent wel dat er wederom veel geïnvesteerd moet worden. De recirculatiesystemen vindt de Bliek te klein en te duur. Er is weinig concurrentie in baars en dorade van lage lonen landen omdat transport duur is. Dat kan voor andere vissoorten anders liggen. Marketing Een van de deelnemers aan het project is eigenaar van een groothandel, via hem wordt een deel van de productie afgezet. Verdere afzet wordt geregeld via een bedrijf in Nederland dat voor de Bliek bedrijven benadert om zo de afzet te vergroten. Eenmaal een bestelling geplaatst, wordt de vis binnen één dag verpakt en gaat het direct op transport naar Nederland. Vooral supermarkten en de vishandel zijn afnemers vanwege de constante prijs en aanvoer. Afzetten via een visveiling doet men niet, er is geen vraag naar gekweekte vis op de veiling, de handelaren zijn niet bereid gekweekte vis te kopen. Ook samenwerking met collega’s is niet aan de orde. Omdat men zelf geen kennis heeft op het gebied van viskweek wordt alle kennis ingehuurd.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
30
Aan productverbetering wordt aandacht besteed door aankoop van fries (heel kleine vis van twee gram) van goede kwaliteit, selectie bij aankoop en gebruik van veevoer van goede kwaliteit. Daarnaast is goede vakmanschap en netheid van belang zodat sprake is van een schone leefomgeving en goede leefomstandigheden voor de vis. De fabrikanten van visvoer zijn consequent bezig met productverbetering waarvan de kwekers gebruik maken. Uit voorzorg komt elke week een veearts langs die het water en de vissen controleert op eventuele ziektes. Productverbreding is lastig, de Bliek ziet niets in de kweek van mosselen in Turkije en een ander soort kweken zorgt weer voor andere moeilijkheden en nieuwe investeringen. Houding van de overheid Omdat de kwekerij gevestigd is in Turkije heeft de Bliek alleen met die regelgeving te maken en komt dit punt niet aan de orde. Wel was de Bliek persoonlijk geïnteresseerd in het innovatieplatform. Voor de kwekerij valt er niet veel voordeel uit te halen, maar de Bliek discussieert graag mee. Op de vraag wat de kansen en bedreigingen voor Zeeland zijn gaf de Bliek het volgende antwoord. Zeebaars en Zeebrasem kunnen niet gekweekt worden in Zeeland. De investeringskosten hier liggen hoger dan die in Spanje en Griekenland, waardoor concurreren niet mogelijk is. De bedrijven die nu vis kweken kunnen overleven zolang ze hun niche markt behouden, hun kweekproces optimaliseren en gebruik maken van goede marketing. De kweek van paling, waar Nederland sterk in is zou nog kunnen groeien. Nederland is te klein om te concurreren met andere landen. Er is een kleine ruimte op het gebied van wetgeving in Nederland, in andere landen is de regelgeving veelal soepeler. Lonen zijn hoger, al ligt het werktempo in Nederland wel hoger. De grondprijs is hoger. De benodigde recirculatiesystemen zijn te klein en te duur. De natuurlijke omstandigheden zijn niet geschikt.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
31
3
Zeelandvis
Locatie:
Krab 12 Yerseke Rechtsvorm: B.V. Produceert: Tarbot Geïnterviewde: Kees Kloet
Algemeen Men zegt wel eens, ‘alle begin is moeilijk’, daar kan Kees Kloet over meepraten. Kees Kloet heeft gestudeerd in Wageningen bij de leerstoelgroep Visteelt en Visserij en is werkzaam geweest als verkoper van recirculatiesystemen. Kloet had de nodige kennis in huis voordat hij het plan kreeg om te beginnen met de kweek van tarbot. Waarom tarbot? Het is een dure vis die steeds schaarser wordt op de markt, technische haalbaarheid was bewezen, pootgoed voorradig en Kloet had ervaring met recirculatiesystemen voor paling. Al vindt hij dat de kweek van paling helemaal niet te vergelijken is met de kweek van tarbot. Viskweek is een financieel moeilijke sector vanwege vele faillissementen. Het kostte een hoop moeite om de financiering van de kwekerij rond te krijgen, maar in augustus 2000 kon men beginnen met de bouw van de kwekerij, genaamd Fish Farm. De 3500 m² tellende bedrijfshal, met een kweekoppervlakte van 1900 m² is gevestigd op het ‘natte’ industrieterrein ‘Olzendepolder’ te Yerseke. Deze locatie is heel bewust gekozen. De infrastructuur van dit bedrijventerrein is uniek in Nederland. Aanvoer van Oosterscheldewater is hier via een speciaal aangelegde pijpleiding mogelijk. De door Kloet zelf ontworpen kwekerij was in 2001 gereed, en de eerste tarbot ging de bassins in. Samen met een mede-eigenaar en één man personeel werd begonnen met het opkweken van het pootgoed. Het proces van pootgoed naar volwassen tarbot duurt ongeveer achttien tot vierentwintig maanden, en het streven was om honderd ton per jaar te kweken. Één afnemer was gevonden die de gehele productie wou kopen. Na achttien maanden werden de eerste tarbotten afgeleverd. Twee maanden na de eerste levering liep de afname van de enige afnemer terug, en had Kloet een groot probleem. Vanaf toen moest Kloet veel tijd steken in het zelf verkopen van zijn product. En dat viel niet mee. Afgelopen jaar heeft Kloet met veel moeite een eigen niche markt opgebouwd. Naast afzetproblemen had Kloet meer tegenslagen: 1 Zuivering; het Oosterschelde water wordt voor- en nagezuiverd. Zowel bij de voor- als nazuivering waren meer problemen dan verwacht waardoor extra investeringen nodig waren om deze op te lossen. Nog steeds is het probleem niet verholpen en zijn er verbeteringen mogelijk 2 De groeisnelheid van de vissen daalt na anderhalf jaar, om onverklaarbare redenen willen de vissen niet meer zo hard groeien als voorheen, daardoor wordt het streven van honderd ton per jaar niet gehaald. Men zit nu op een productie van rond de vijfenzeventig ton per jaar. Door al deze problemen ging Fish Farm begin 2004 failliet. Fish Farm kon een aantal nieuwe investeerder vinden waardoor het een doorstart kon maken onder de naam Zeelandvis. “Ondanks de kennis, valt er nog veel te ontdekken, het blijft pionieren, kennis is de bottleneck ‘’, zei Kloet. Financieel Kees Kloet heeft heel wat moeite moeten doen om de financiering rond te krijgen. Een aantal particuliere financiers zitten in het project. Maar ook een subsidie uit Brussel (10% van de totale investeringskosten), een banklening en een achtergestelde lening van het Zeeuws participatiefonds (4%) waren geldschieters. Met dit geld kon het ontwerp van Kloet gebouwd worden, veel geld van de totale bouwkosten (60 tot 70%) ging zitten in de pompen en zuiveringsinstallaties, maar ook uitgaven aan elektra, leidingen en de bakken waren hoog. Leasing van dit soort specialistische apparatuur is niet mogelijk. Zoutwater kan snel corrosie aan systemen veroorzaken. Daarom zijn zoveel mogelijk onderdelen van plastic of roestvrij staal. De bewegende onderdelen zoals pompen zijn van gietijzer, en omdat die 24 uur per dag draaien krijgt het zout geen kans om ze aan te tasten. De exacte levensduur van de apparatuur is moeilijk te zeggen, daarvoor gaan het nog te kort mee. De lopende kosten van Zeelandvis zijn in procenten van de omzet ongeveer: Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
32
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Voerkosten Inkoopkosten pootgoed Gas / elektriciteit Arbeidskosten Huur pand kwekerij + erfpacht Huur pand verwerking + materiaal Inkoop water + lozingsheffing Chemicaliën Personeelskosten
15% 15% 8 / 10% 18% 10 / 12% 5 / 10% 5% 4 / 5% twee eigenaren en twee werknemers
Ad1:
Het voer komt uit Frankrijk en wordt geleverd in zes verschillende maten, de maat van de vis bepaalt de grote van de korrel. De voerconversie ligt op 1.3. Bij 75 ton komt het totaal dan op 97,5 ton voer per jaar. Het is traditioneel voer wat bestaat uit vismeel en visolie.
Ad2:
Elke drie maanden komt er nieuw pootgoed uit Frankrijk binnen, wat de eerste zes weken in ‘quarantaine’ wordt gehouden om eventueel meegebrachte ziektes buiten het systeem te houden.
De markt is als volgt verdeeld: 1 Spanje met 80% van het totaal gekweekt gewicht 2 Frankrijk met 15% van het totaal gekweekt gewicht 3 Duitsland, Noorwegen, Wales en Nederland samen met 5% Systemen 1 Doorstroomsysteem: Spanje en Frankrijk 2 Recirculatiesysteem: Frankrijk, Wales, Noorwegen, Wales en Nederland Marketing Toen de enige afnemer van Zeelandvis weg viel en men hard opzoek moest naar een andere kwam men erachter dat het heel moeilijk is. Het imago van viskweek is nog steeds slecht. Horeca en groothandels zeggen bij voorbaat al dat ze geen interesse hebben, en dat terwijl chef-koks tijdens een blinde smaakproef de gekweekte vis niet eens herkende. De enige manier om toch klanten te winnen is door tarbot bij potentiële klanten achter te laten en na een week terug te bellen met de vraag of ze het geprobeerd hebben. En dan zijn veel mensen opeens een stuk enthousiaster. Kloet is ook nog nooit een klant verloren. De huidige verdeling is: groothandels (90%) en de betere restaurants (10%). Om de afzet te vergroten wil Kloet nieuwe klanten werven in Nederland en België en die met een leasebus zelf dagelijks / wekelijks te bevoorraden. Om nieuwe klanten goed voor te lichten is Kloet een brochure aan het ontwikkelen met daarin allen informatie over Zeelandvis en de tarbot. Ook wil Kloet chef-koks uitnodigen op het bedrijf zodat men kan zien hoe het kweken werkt. Om aan de wensen van de consument te voldoen is de tarbot in zes verschillende grootte leverbaar, van vijf ons tot enkele kilo’s. Voor elke maat geldt een andere prijs. Ondanks dat klanten tevreden zijn over het product brengt een kilo gekweekte tarbot nog steeds minder op dan een kilo ‘wilde’ tarbot. De wereldwijde verdeling tussen kweek en wildvang is ongeveer 50% 50%, maar de wildvangst daalt. Er zijn dus wel groeimogelijkheden, maar dan moet de cultuur veranderen en dat gaat langzaam. Mensen zijn terughoudend wanneer men hoort dat het om gekweekte vis gaat en afzet via de visveiling is onmogelijk. De vissers zien de kwekers als concurrent waardoor de handelaren niet ‘durven’ te bieden op gekweekte tarbot. En zolang ‘wilde’ tarbot nog volop aanwezig is zal die mentaliteit niet veranderen. Concurrentie uit Zuid-Europa weerlegt Kloet. De lonen in landen als Spanje verschillen niet heel erg veel meer met die in Nederland. Spanje beschikt wel over goedkopere systemen (doorstroom) maar die hebben ook grote problemen. Vorige zomer nog was het water veel te warm, en omdat men geen koelinstallaties heeft stagneerde de groei van veel vissen. Samenwerking met collega’s was er een paar jaar geleden niet, maar Kloet ziet een verandering. Er wordt steeds meer samengewerkt om de problemen waarmee elke kweker kampt, zoals het minder snel groeien na twee jaar, op te lossen. Zo is er contact met een kweker in Frankrijk en met Adrie Bout (eigenaar Seafarm). Eind van de zomer begint een onderzoek naar het optimaliseren van de systemen en het verbeteren van de productie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Rivo, aquaplan Niva uit Noorwegen, een universiteit uit Portugal en verschillende kwekerijen. 50% van de kosten wordt betaald door Brussel en 50% door de andere deelnemers.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
33
Houding van de overheid Bij de oprichting van Fish Farm waren gemeente en rijkswaterstaat soepel met het verlenen van de vergunningen. Olzendepolder is speciaal aangelegd voor dit soort activiteiten en omdat er voldoende plek was (en nog is) kon men daar gelijk beginnen. Verder is Kloet niet echt te spreken over de overheid. Al 4 jaar wordt lozing van afvalwater in de Oosterschelde gedoogd omdat de overheid geen idee heeft wie verantwoordelijk is voor een lozingvergunning. De Nederlandse regering heeft als enige in Europa een lijst gemaakt met daarop dieren die gekweekt mogen worden. Wil iemand een nieuw soort kweken dan moet er eerst uitvoerig onderzoek gedaan worden en moet men het welzijn van de dieren aantonen. Nederland is het enige land op dit moment dat een dergelijke lijst bezit, maar meer landen in Europa denken erover om Nederland te volgen. Onder dierenwelzijn wordt het volgende verstaan: dieren moeten vrij van dorst en honger zijn, vrij van alle ongemakken, vrij van pijn, angst, stress, letsel en ziektes en vrij zijn om natuurlijk gedrag te vertonen. Deze onderzoeken kosten al gauw 100.000 euro, iets wat een pionier niet kan betalen. Ook de bestaande viskweek zal verder in het nauw komen. Door de groeiende belangstelling groeit het aantal regels waar men zich aan moet houden. Subsidies voor de ontwikkeling en opbouw van de kweeksector zijn al tien jaar beschikbaar in Brussel. Nederland heeft tot ongeveer drie jaar geleden nooit gebruik gemaakt van deze subsidies. Hierdoor is een achterstand ontstaan die moeilijk in te halen is.
Tenslotte Kloet is betrokken bij onderzoek naar de dodingmethode van tarbot. De methode die nu gebruikt wordt, ‘shock’, is op dit moment de beste mogelijkheid. Omdat er heel weinig bekent is over eventuele stress bij de dieren heeft Europa geld beschikbaar gesteld voor onderzoek. Kloet is betrokken bij dit onderzoek. Het Innovatieplatform Aquacultuur kan er voor zorgen dat viskweek meer publiciteit krijgt wat het beeld van de consument positief kan beïnvloeden. Kloet heeft verder weinig vertrouwen in het platform zijn beeld is dat er veel gepraat zal worden en dat resultaten uit zullen blijven. Al deze punten maken Kloet sceptisch over de kansen voor viskweek in Zeeland. Uit eigen ervaring weet hij dat je erg veel geld moet hebben, veel kennis en een goede markt. En al deze punten zijn moeilijk te verkrijgen. Voor een derde tarbotkweker is op dit moment dan ook geen ruimte, de markt is daar volgens Kloet te klein voor.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
34
4
Seafarm
Locatie:
Jacobahaven 4 Kamperland Rechtsvorm: B.V. Produceert: Tarbot en mesheften Geïnterviewde: Adri Bout Algemeen Adri Bout had al een poos het idee om wat te gaan doen met viskweek, hij was visser , maar wou aan wal graag wat opbouwen. Hij volgde eerst een cursus om het kweken te leren. Toen Bout in 1995 er bij toeval achter kwam dat de Jacobahaven als bestemming viskweek had huurde hij een stuk grond en begonnen ze met het kweken van Tarbot. Om risico’s te spreiden, maar vooral uit hobby, kwam daar al snel Zeebaars bij. Toen bleek dat drie verschillende soorten wel moeilijk was in het sturen hebben ze dorade eruit gedaan en begon Bout in 1996 naast het kweken van Tarbot en Zeebaars met het opvissen van messchelpen. Bout zag een markt en hij heeft na proeven met zijn eigen Noordzeekotter de stap genomen. Hij kocht een trawler in het buitenland, en begon met vissen. In het begin ging het rampzalig en kostte het veel meer geld dan dat het opleverde. De provincie beloofde een subsidie maar heeft het nooit uitbetaald. In 2002 besloot hij met zeebaars te stoppen, dit omdat hij niet mocht uitbreiden en hij gedwongen werd door de regelgeving te voldoen aan de arbeidsomstandigheden die pasten bij de groei van het bedrijf. Nu had Bout een Noordzeekotter, een messchelpenboot en een tarbotkwekerij. Het werd teveel om zowel de kotter als de kwekerij draaiende te houden waarop Bout besloot zijn viskotter met vergunningen te verkopen.Vanaf toen ging Bout zich geheel richten op de kwekerij en de messchelpen. Het gebouw was niet ingericht voor zowel de verwerking van de messchelpen als het kweken van tarbot. Uitbreiding was noodzaak, maar tot zijn verbazing was het bestemmingsplan veranderd van viskweek naar buitengebied en kreeg hij geen toestemming om uit te breiden. Om de ontwikkeling van het bedrijf niet te belemmeren besloot Bout om vervolgens het gehele pand van binnen leeg te halen en het opnieuw in te richten. Om ruimte te besparen werd de zuivering voor de viskweek ondergronds gebouwd en ging hij experimenteren met het kweken in lagen. Inmiddels heeft Bout wel toestemming gekregen om uit te breiden, mits binnen grenzen. Het maximaal toegestane wordt op dit moment bijgebouwd. Het bedrijf telt inmiddels 15 werknemers waarvan één voor de kwekerij en tien voor de verwerking van de messchelpen drie aan boord en één in Spanje. De benodigde kennis die nodig is voor het kweken is zelf opgebouwd, “maar we ontwikkelen ons nog elke dag”, aldus Bout. Seafarm kweekt op het moment 25 ton tarbot en verwerkt 300 ton messchelpen per jaar. De verhouding tarbot / messchelpen met betrekking tot de omzet is 20% / 80%. Een voordeel wat Bout heeft is de diversificatie binnen zijn bedrijf. Het rendement zit in het delen van kosten en diensten, één kantoor één telefoon één vrachtwagen één opslag één directeur etc. Zodoende heeft hij deels met de opbrengsten uit de messchelpen en deels met eigen vermogen de tegenslagen in de kwekerij kunnen verwerken. Bout heeft ideeën om de diversiteit te vergroten, “er zijn nog genoeg mogelijkheden, zoals hangcultuur, tweede vissoort kweken of een terras”. Financieel Bij de oprichting van Seafarm werd het grootste deel door Bout en Schot uit eigen vermogen betaald, daarnaast kreeg men een subsidie van de overheid. “Maar subsidie is niet meer dan een duwtje in de rug bij de oprichting, het is een fractie van de totale kosten”, volgens Bout. De investeringen die je de eerste jaren moet maken zijn vele malen hoger dan de opbrengsten. Naast grote investeringen moet je ook ruim 24 maanden wachten op de eerste opbrengsten. Bout is altijd bereid geweest veel te investeren uit liefde voor het vak. Investeerders of banken zijn niet snel bereid geld te investeren, zij willen snel resultaten zien en dividend ontvangen. Maar bij viskweek is resultaat pas na enkele jaren zichtbaar. Seafarm bestaat al acht jaar, maar pas de laatste twee jaar stijgt de afzet van de gekweekte vis snel en kan men beginnen met iets te verdienen met de investeringen, de investeringen zelf kunnen nooit meer terug verdienen worden, daar is het bedrag te hoog voor. Het is vooral het pionieren en het investeren waardoor de lopende kosten zijn verlaagd.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
35
1
2 3
4
5
Seafarm beschikt over een zeer geavanceerde ondergrondse zuiveringsinstallatie, gebouwd door Colsen, die meer capaciteit heeft dan momenteel nodig is. Bout heeft geen last van verstoppingen en hoeft het systeem niet schoon te maken. Door het zeer schone afvalwater heeft Bout toestemming van rijkswaterstaat om het te lozen in de Oosterschelde tegen lage kosten. Seafarm beschikt over een eigen zoutwaterbron. Hieraan zitten meerdere voordelen; 1 Praktisch geen voorzuivering, in de bron zit geen wier en ander ongedierte dat wel in het oppervlaktewater zit. 2 Het zoute water heeft een zeer constante temperatuur, verwarmen of afkoelen is nauwelijks nodig, enkel het toedienen van zuurstof is een handeling die gedaan moet worden. De voerconversie bij Seafarm ligt op 0,9. Dit is aanzienlijk minder dan bij andere bedrijven, wat scheelt in de voerkosten. Maar ook produceren de vissen minder mest, waardoor er minder gezuiverd hoeft te worden. Inkoop van het pootgoed doet Seafarm samen met Zeelandvis om kosten te besparen.
Bij Seafarm is de tarbotkwekerij niet de core business. Hoewel Seafarm begonnen is met viskweek komt inmiddels 80% van de omzet van de messchelpen. In Nederland zijn er maar twee bedrijven die messchelpen opvissen en verkopen en Seafarm heeft een unieke opzuigmethode zelf ontwikkeld en beschermd met een octrooi. Er is een constante vraag en weinig concurrentie. In Nederland eten we geen messchelpen, maar in landen als Spanje, Italië en Portugal is het een delicatesse. De messchelpen gaan via Yerseke dagelijks op transport naar het Middellandse Zeegebied. Na het opvissen liggen de messchelpen binnen 24 uur op alle markten van Spanje en Italië. Marketing Seafarm heeft voor de afzet van zijn tarbot een eigen niche markt. Men levert levende tarbot per eigen auto af bij Aziatische restaurants in Nederland. De tarbotten moeten leven wanneer ze afgeleverd worden en niet groter zijn dan één kilogram. Levend omdat Aziaten het anders niet eten en niet meer dan één kilogram omdat het anders niet op het bord past. Maar er zijn meer mogelijkheden; samenwerken en diversiteit zijn sleutelwoorden. Restaurants willen graag bevoorraad worden door één vrachtwagen die alles levert wat is besteld. Op Neeltje Jans, wat naast Seafarm ligt, worden mosselen gekweekt. Er zijn gesprekken cq plannen om de vrachtwagens met beide producten langs restaurants te laten rijden. Maar de markt is moeilijk, afnemers zijn niet zomaar gevonden en via de visveiling is afzetten onmogelijk. Bout is jaren lang zelf visser geweest en kent de cultuur in de visserij als geen ander. Het is nu nog onmogelijk om ook maar één ons gekweekte vis af te zetten via de visveiling, het zijn twee compleet verschillende werelden. Deze handel wil de vis heel goedkoop inkopen om er veel aan te verdienen. Het imago van gekweekte vis is slecht. De vooroordelen bij mensen zijn groot en niet te veranderen, Seafarm heeft wel eens hun vis neergezet als ‘Zeeuws Product’, maar dat had geen effect. Om zijn productie te verbeteren is Bout nog altijd aan het pionieren met verlichting, voer, water en dichtheid. Naast deze proeven in de kwekerij werkt hij intensief samen met Syntens, Colson en het Rivo om vraagstukken met betrekking tot energiebesparing en waterzuivering op te lossen, want er zijn nog zoveel verbeteringen realiseerbaar. Concurrentie uit het buitenland (Zuid-Europa) is er wel, maar de extra kennis en techniek vormt de compensatie met deze landen. We zullen wel goedkoper moeten produceren om de aansluiting niet te missen. Er is veel vraag naar vis maar wel tegen een goedkopere prijs. Inkopen van het pootgoed uit Frankrijk doet Seafarm samen met Zeelandvis, maar van intensieve samenwerking is geen sprake. Houding van de overheid Bij de oprichting van Seafarm in 1995 was alles goed geregeld (bestemmingsplan, vergunningen en een subsidie). Bout werd dan ook goed geholpen door de gemeente en de provincie. Maar inmiddels is het bestemmingsplan gewijzigd (van viskweek naar buitengebied) en nu mag Bout eigenlijk niks meer. Uitbreiding van het gebouw mag niet (of binnen strenge grenzen) en hij gaat nu procedures voeren om toch door te kunnen. Hangcultuur mosselen in de baai voor het bedrijf mag niet en een terras is ook niet toegestaan. Erg positief is Bout dan ook niet meer over de provinciale en landelijke overheid, aanvraag van een vergunning duurt lang of wordt afgekeurd. Vanuit Den Haag begrijpt men er helemaal niets van, uitbreiden mag niet maar men geeft wel 33 vergunningen meer uit voor Messchelpenvisserij, waarschijnlijk om deze bestanden compleet uit te roeien. De overheid suggereert
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
36
in de media actief bezig te zijn met aquacultuur, maar daadwerkelijke uitvoering in de praktijk blijft tot op heden uit. Over het Innovatieplatform is Bout ook niet erg positief, maar de tijd zal het leren. Het liefst ziet Bout dat het platform de schakel wordt tussen overheid en ondernemers en tussen afnemers en ondernemers. Toekomst voor de viskweek in Zeeland ziet Bout wel. “Een breed pakket van gekweekte vis, dat zou mooi zijn”. Bout is dan ook blij met Zeelandvis in de buurt, diversificatie is belangrijk. Kanttekening hierbij is wel dat er marktgericht gekweekt moet worden. Er zullen veel meer viskwekerijen moeten komen om een speler op de markt te worden, dit zou de markt positie verbeteren, de kritische massa is nu veel te laag. Er zijn nog soorten vis die geschikt zijn voor het kweken maar waar nog niemand mee begonnen is in Nederland. Eerst moet de markt verkend worden en moet je over voldoende geld beschikken, anders red je het niet. Ook voor bestaande soorten ziet Bout meer mogelijkheden, mits de markt maar verkend is.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
37
5
Firma Schot en Zonen
Locatie:
Dorpsweg 37 Bruinisse Rechtsvorm: B.V. Produceert: Paling Geïnterviewde: Jan Robert Groeneveld
Algemeen In 1988 bouwde Dhr Schot een 7 ton kwekerij, omdat de hoeveelheid paling die opgevist werd uit het Grevelingenmeer achteruit liep. Door de deltawerken kon er nog maar weinig glasaal het Grevelingen in komen. De kweek van paling liep voorspoedig waardoor dit al snel de core business werd. Werd de kotter waarmee men viste eerst nog verhuurd, inmiddels zijn de visrechten en de boot verkocht en is men alleen nog actief in het kweken van paling. De kwekerij bleef groeien en in 1995 werd Nijvis B.V. in Nijmegen overgenomen door de heren Elenbaas, van Dijk en Schot. Vanaf toen was de grootte van de onderneming belangrijk. In de loop der jaren heeft Nijvis dan ook meerdere kwekerijen overgenomen en is op dit moment één van de grootste palingkweker in Nederland, zodoende heeft Nijvis kunnen overleven, kleine kwekerijen overleefden het niet. Nijvis B.V. bestaat inmiddels uit zes kwekerijen en één rokerij. De eigen kwekerij van Schot in Bruinisse heeft een capaciteit van 100 ton per jaar, met een oppervlakte van 330 m² en één fulltime werknemer. Kennis over het kweken van paling werd in het begin verkregen via cursussen, systeembouwer of de voerleverancier. Inmiddels heeft men het kweken onder de knie en doet men zelf experimenten om de productie te verbeteren. Financieel De bouw van de kwekerij werd zoveel mogelijk gefinancierd door de bank. Daarnaast ontving Schot ook subsidie en er werd eigen vermogen gebruikt. ‘De bank kan beter opdraaien als het fout gaat dan dat je al je eigen geld kwijt bent’, zei Groeneveld. Maar de financiering is veelal het probleem in de sector, je moet heel veel investeren en vreemd vermogen is niet snel voor handen. “Subsidies is meer concurrentievervalsing dan steun” vindt Groeneveld, “het geld belandt vaker in de verkeerde handen dan in de goede”. De totale kosten van een kwekerij zijn erg groot, voor een sleutelklare 100 ton palingkwekerij betaal je tegenwoordig al gauw één miljoen euro, en je moet groter zijn dan 200 ton, anders overleef je het niet in de palingsector. Financieel moet je dus ruim zitten. Enkele lopende kosten in % van de omzet (720.000 euro) zijn 1 Voer (150.000 euro) 2 Pootgoed (275 kilo x 550 +330 : 2 ) 3 Elektriciteit (48000 euro) 4 Water 5 Zuurstof (0,50 euro per kilo) 6 Arbeid (+- 36000 euro) 7 Zuiveringsheffing ( tussen 25000 en 50000 euro)
21% 17% 7% 0% 6% 5% 3,5 / 7%
Ad 1:Het voer bestaat uit traditioneel vismeel en visolie en is afkomstig van Nutreco. De voerconversie bij Schot ligt op 1,4. Men verbruikt per jaar ongeveer 130 ton voer. Ad 2:Omdat men nog niet paling zelf kan laten voortplanten is men afhankelijk van wild gevangen glasaal. In Nederland is dit haast niet mogelijk vanwege het afsluiten van vele zoetwater rivieren en dus wordt het geïmporteerd uit Italië, Spanje, Portugal en Frankrijk. Kostte pootgoed zes maanden geleden nog 330 euro per kilo, inmiddels is dit 550 euro per kilo. Deze enorme stijging komt door glasaal export naar China. Door jarenlange overbevissing in China is glasaal daar erg schaars geworden en moet het geïmporteerd worden uit Europa. Het % is dan ook niet meer dan een momentopname. Ad 3:De hoge energierekening komt omdat het water uit de zoutwaterbron verwarmt moet worden. De ideale temperatuur voor het kweken van paling ligt rond de 24°C, dus er wordt veel gestookt.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
38
Ad 4:Schot heeft de beschikking over een eigen zoutwaterbron. Men hoeft het water niet voor te zuiveren, alleen het toevoegen van zuurstof en verwarmen is nodig om water van goede kweekkwaliteit te krijgen, net als Seafarm. Per dag ververst Schot 40 kuub van zijn water, dat is ongeveer 10%. Een groot nadeel aan zout water is dat alles aan corrosie onderheven is. Pompen gaan niet langer dan vijf jaar mee. Zoveel mogelijk ijzeren onderdelen worden dan ook vervangen door plastic. Ad 6:De personeelskosten liggen bij Schot hoger dan bij andere kwekerijen. Ging men vroeger uit van twee werknemers per honderd ton kwekerij, inmiddels zijn twee werknemers voor kwekerij van tweehonderd ton voldoende. Één werknemer per kwekerij is onmogelijk, er moet 24 uur per dag het hele jaar door iemand beschikbaar zijn. Ad 7:Een grote zuiveringsinstallatie heeft Schot op het moment niet nodig, want hij heeft een vergunning om al zijn afvalwater te lozen in het riool. Mocht hij in de toekomst verder groeien dan zal hij wel een zuivering moeten realiseren. Op dit moment zijn de kosten van een zuiveringsinstallatie hoger dan de kosten van het lozen. Stond Schot een jaar geleden nog bijna op het punt om het palingkweken te vervangen voor tarbot vanwege hevige concurrentie uit andere Europese landen, inmiddels is er een groot tekort ontstaan. Het laatste jaar zijn grote kwekerijen in Italië en Denemarken failliet gegaan. Concurrentie uit China is er niet omdat ze hun vis niet mogen verkopen in Europa. Groeneveld voegde nog toe: ‘Naast een financieel sterke basis zijn er twee essentiële aspecten, je moet beschikken over kennis van kweken en over liefde voor je vak, anders kom je er niet’ Marketing Als het glasaal in de kweekbassins zit duurt het ongeveer 18 maanden voor ze verder verwerkt kunnen worden. Schot verkoopt zijn paling levend voor 8 euro de kilo, en levert bijna elke 14 dagen. Per jaar wordt 90 ton verkocht als paling en 5% per jaar wordt verkocht als pootgoed. Het meeste van het pootgoed gaat naar Duitsland om daar uitgezet te worden in de natuur. Binnen de Nijvis groep wordt er veel gedaan om paling op meerdere manieren te presenteren. Kant en klaar verpakt, in hele dunne plakjes voor op toast en gerookt zijn enkele voorbeelden. Huidige afnemers van Schot zijn: kleine lokale rokerijen, handelaren en Nijvis in Nijmegen, hier wordt een deel van de inkoop en verkoop geregeld. Onderzoek doet Schot zelf niet veel omdat de capaciteit van de kwekerij gering is, maar de organisatie Nijvis doet wel onderzoek naar betere kweekmethodes en verwerking van de paling. Als er nieuwe technieken ontwikkeld worden profiteert iedereen daarvan. . Op het moment ziet het er erg goed uit voor Schot, de vraag naar paling is groot en het imago van gekweekte paling is niet slecht. Zowel de consument als de handelaren zien inmiddels de voordelen van gekweekte paling. Veel palingvissers die eerst nog tegen gekweekte paling waren zijn nu gematigd positief over gekweekte paling vanwege de continuïteit en de kwaliteit. Maar ondanks de groeiende vraag is Schot bezig met diversificatie, er wordt sinds twee jaar op het terrein gepionierd met het kweken van tarbot. De resultaten hiervan zijn positief genoeg om er mee door te gaan. Plannen voor een kwekerij zijn er, en procedures zijn reeds in gang gezet. Als Schot andere vissoorten gaat kweken dan ziet hij geen problemen qua afzet. Afzet via de vismijn of huidige afnemers moet mogelijk zijn. Zelf vervoeren van het product zal hij nooit doen, “je kan beter wat meer kweken dan twee dagen per week hier en daar een paar kilo langs brengen bij klanten”, is zijn mening. Er gaan teveel kosten in zitten wat niet opweegt tegen de baten. Van intensieve samenwerking bij de kweek van tarbot is geen sprake, overleg met andere tarbot kwekers zoals K. Kloet is er wel. Binnen Nijvis is de samenwerking wel groot, maar dan gaat het over palingkweek. Houding van de overheid De mening over de overheid is positief. De gemeente was correct en vlot bij de verlening van de benodigde vergunningen( bouw en lozing), zowel bij de oprichting als bij de uitbreiding. Maar actief met aquacultuur is de overheid niet, eerder passief. Tot nu toe was het vooral Schot zelf die langs ging bij de overheid, en niet andersom. Wij (Anja, Jouke en ik) waren één van de eerste die bij Schot langs kwamen als niet kwekers om eens te praten over de kweeksector. Groeneveld vertelde dat het grootste deel van de paling nog gedood wordt doormiddel van shock of door het in zout te leggen. Echter over eventuele regelgeving op het gebied van welzijn maakt Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
39
Groeneveld zich geen zorgen, omdat hij zijn vis alleen levens verkoopt. Groeneveld zelf had nog niks vernomen van het innovatieplatform, maar na enige uitleg waren de verwachtingen ervan niet heel groot. De toekomst moet het uitwijzen. Op de vraag of Groeneveld kansen ziet voor viskweek in Zeeland antwoordde hij volmondig: “JA, vooral zeevis daar liggen mogelijkheden”. De grote hoeveelheid aan zout water en de beschikbare ruimte maken Zeeland ideaal voor de kweek van zeevis. Net als bij paling is de markt voor zeevis erg groot, maar moet men nog wennen en uiteindelijk zal het negatieve imago ook verdwijnen, verwacht hij.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
40
6
Solea
Locatie: Rechtsvorm: Produceert: Geïnterviewde:
IJmuiden B.V. Tong Andries Kamstra
Algemeen Jaren heeft men in het Rivo de kweek van tong bestudeerd en geprobeerd. Één van de onderzoekers die werkzaam was bij het Rivo en jaren aan het project heeft meegewerkt is Andries Kamstra. Hij heeft begin dit jaar de stap gemaakt en is begonnen met de commerciële kweek van tong. In een met plastic overdekte kas van 500 m² is een recirculatiesysteem aangelegd. Samen met twee fulltime werknemers en twee parttimers is het doel om het gehele tracé (van pootgoed tot volwassen tongen) in dit systeem te kweken. Het opkweken van de kleine tongetjes tot volwassenen duurt ongeveer twee jaar, en men streeft naar een productie van honderd ton per jaar. Door de toenemende problemen met de visquota is de huidige vraag naar tong groter dan wat er nu beschikbaar is. Hier ligt een goede marktkans. Ook de hoge prijs per kilo maakt het rendabel om tong te kweken. Zodoende kan men ondanks de hoge kosten (arbeid, systeem, grond) een succesvol bedrijf runnen aldus Kamstra. De kennis die nodig is om succesvol tong te kweken is heel moeilijk te verkrijgen. Solea heeft veel geïnvesteerd in het ontwikkelen van de benodigde kennis voor het kweken van tong. Deze kennis is daarmee niet direct beschikbaar voor derden, kennis en ervaring is nu eenmaal het belangrijkste bij het kweken van vis, zonder kennis en ervaring ben je nergens. Financieel De kwekerij is gefinancierd door een zevental bedrijven, instellingen, particulieren en de overheid. Hierbij moet je denken aan Economische Zaken, United Fish Auctions uit Stellendam, een locale retailer en een vastgoedhandelaar. Daarnaast ontving Solea ook een kleine locale subsidie. Kamstra is blij dat hij niet naar de bank hoefde voor geld, want het is erg lastig om geld te lenen omdat banken niet graag levende voorraad willen financieren, vanwege ziekte en of sterfte. Kamstra voegde toe dat financiering via banken of het Ministerie van Landbouw niet altijd nodig is, ‘buurten’ bij Economische Zaken kan meer resultaat opleveren. Het grote geld in Brussel is voor Nederland niet snel haalbaar omdat dat geld via cofinanciering van het Ministerie van Landbouw moet komen. Omdat die cofinanciering uitblijft, komt er niet veel geld uit Brussel. Andere landen maken veel meer gebruik van subsidies, dus moet je wel subsidies aanvragen, “anders ben je een dief van je eigen portemonnee”, zei Kamstra. Subsidies omschrijft Kamstra dan ook eerder als concurrentievervalsing vanwege de grote verschillen van subsidies binnen Europa. Veel onderdelen van het recirculatiesysteem zijn van plastic, waardoor de economische gebruiksduur levenslang is. Draaiende onderdelen van ijzer of gietijzer gaan vijf tot tien jaar mee. Pompen gaan niet langer dan vijf jaar mee, dan zijn ze zodanig aangetast door het zout dat ze vervangen dienen te worden. Tijdens onderhoudswerkzaamheden hoeft de productie niet stil te liggen, continuïteit is er. Tong kweken is nog uniek in Europa. Solea is de enige in Nederland, en ook in Europa zijn er maar een paar bedrijven die het als nevenactiviteit doen. Maar er zijn al veel bedrijven die op het vinkentouw zitten en graag met het kweken van tong willen beginnen. Naast de financiering en het hebben van een kwekerij is er nog een essentieel onderdeel wat het kweken van vis tot een succes kan maken, namelijk kennis. Die kan en mag nooit onderschat worden en je kan er nooit genoeg van hebben. Verbeteringen zijn altijd mogelijk en je kan nooit denken dat je er al bent. Kamstra weet ook dat het kweken van tong nog lang niet optimaal is en blijft werken aan zijn kennis. Een indicatie van de totale investeringskosten en belangrijke lopende kosten op jaarbasis. 1 Bouwkosten van de activa exclusief gebouw 1.000.000 euro 2 Voerkosten (100 ton x 1 euro de kilo x 1.7) 170.000 euro 3 Water 0 euro 4 Elektriciteit 100 kw per 100 ton kweek
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
41
5 6 7 8
Inkoopkosten pootgoed Personeelskosten Omlooptijd pootgoed Opbrengst per kilo
0 euro 3 fulltimers, 2 parttimers twee jaar + - 10 euro
Ad 2:De voerconversie bij Solea ligt op 1,7. Dit betekent dat men voor 1 kilo vis 1,7 kilo voer nodig heeft. Het voer dat Solea gebruikt bestaat uit vismeel en visolie en is afkomstig van Nutreco. Zagers worden gebruikt als voer in de hatcherie. Ad 3:Solea beschikt over een eigen zoutwaterbron. Zodoende hoeft men geen water in te kopen en is er geen voorzuivering. Toevoegen van zuurstof is wel noodzakelijk, Solea beschikt daarvoor over een eigen zuurstofreactor. Ad 4:100 kw per 100 ton kweek is een standaard benadering voor het verbruik van elektriciteit. Per kilo gekweekte vis komt dat neer op een paar dubbeltjes. Ad 5:Solea beschikt over volwassen geslachtsrijpe tongen die van het Rivo afkomstig zijn. De eieren en het zaad van de volwassen vangt Kamstra, waarna het opkweken begint. Zodoende hoeft Solea geen pootgoed in te kopen. Ad 8:Deze opbrengst is een grove schatting. Solea is pas net begonnen, en het duurt nog anderhalf jaar voordat de eerste vis verkocht zal worden. Harde gegevens zijn er nog niet. Men is niet van plan de verwerking van de producten op zich te nemen. In IJmuiden zitten veel verwerkende bedrijven en men denkt eraan om daar de verwerking te laten doen. Kamstra is van mening dat je je alleen moet concentreren op het kweken van vis omdat dat al genoeg problemen met zich meebrengt en dat je niet meer activiteiten moet hebben die je aandacht van het kweken af halen. Kamstra is niet van plan zelf vis te brengen naar afnemers, ook diversificatie of verwerking van tot consumptietong is hij niet van plan. De kweek geeft al genoeg problemen. Belangrijke aanvulling op deze gegevens is dat de totale kosten die twee jaar lang betaald moeten worden voordat de eerste opbrengsten er zijn hoger liggen dan de totale kosten van de vaste activa. Marketing Solea heeft op het moment nog geen afnemers, ze hebben immers nog geen volwassen tong. Dat neemt niet weg dat Solea nu al actief aan het zoeken is naar mogelijke afnemers. Kamstra is zich er van bewust dat vooral het vermarkten van de vis een heet hang ijzer is waar in het verleden veel bedrijven zich in vergist hebben. Naast vermarkten is ook de prijs per kilo belangrijk, een prijs net onder de dagprijs moet een reële prijs zijn, rond de 10 euro moet mogelijk zijn. Door middel van het afsluiten van contracten met supermarkten en groothandels verwacht Kamstra voldoende vis te vermarkten. Afzet via de vismijn ziet hij nu nog niet gebeuren, die markt is nog afgeschermd. De cultuur binnen de veiling moet eerst veranderen en dat kan nog wel even duren. Kamstra ziet wel goede perspectieven voor gekweekte tong. De vraag naar tong is vele malen groter dan die van bijvoorbeeld tarbot. Vooral de markt in het buitenland is groot. 90% verwacht hij af te zetten in landen als Frankrijk, Italië en Spanje. Verwerken en distribueren via een lokaal bedrijf, zodat men zelf niet hoeft te vervoeren is de methode, vindt Kamstra. Men wil alles in eigen handen houden en afzetkanalen gaan variëren, om zo min mogelijk risico te lopen. “Leren van de fouten uit het verleden”, zei Kamstra. Productverbreding is nog lang niet aan de orde. Eerst moet zelfstandig de economische haalbaarheid voor langere periode bewezen zijn voor men aan diversificatie of integratie denkt. Het idee van een aquacultuurpark waar alle kweken samen op één terrein met elkaar samenwerken zal dus nog lang op zich laten wachten. Samenwerken met collega’s, daar ziet Kamstra wel potentie in, en dat doet hij ook. Naast samenkomen op bijeenkomsten om te praten over de sector heeft Solea ook collega`s geconsulteerd om hem te adviseren op allerlei gebieden. Kamstra is zelf werkzaam geweest bij het Rivo, één van de onderzoeksinstellingen in Nederland. Solea is het resultaat van een jarenlange studie bij het Rivo, het is dan ook logisch dat Kamstra hier nog steeds mee samenwerkt. Maar ook met Wageningen, stagiaires van diverse studies en de universiteit van Utrecht werkt hij samen. Voor Solea is het onderzoeksnetwerk belangrijk omdat er Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
42
voor de kweek van tong nog veel verbeteringen mogelijk zijn. Doormiddel van onderzoek hoopt Kamstra daar op te anticiperen. Houding van de overheid Door de jarenlange ervaring bij het Rivo met de overheid heeft Kamstra geen problemen met de aanvraag van vergunningen. Hij weet precies hoe alles gedaan moet worden en heeft daar zijn voordeel mee gedaan. Kamstra is wel van mening dat de overheid te weinig doet op het gebied van aquacultuur. Door strenge regelgeving wordt de ontwikkeling van nieuwe kweeksoorten erg moeilijk. Nadat tong-, tarboten palingkweek bewezen is verwacht Kamstra niet dat er nog nieuwe soorten bij komen. De ontwikkelingskosten voor nieuwe soorten zijn inmiddels zo hoog, dat een individueel bedrijf dat niet kan betalen. De overheid zou een voorbeeld moeten geven door middel van het starten van offensief onderzoek. Het Ministerie van Landbouw doet op dit moment door geldgebrek aan defensief onderzoek. Kamstra ziet liever offensief onderzoek om de concurrentie van andere EU landen voor te blijven en dan kan er ook meer subsidie aangevraagd worden in Brussel. Tenslotte Over het innovatieplatform is Kamstra gematigd positief. Het platform kan best het één en ander betekenen voor de sector, maar net als bij het Ministerie van Landbouw verwacht Kamstra voor het platform financiële problemen. Veel geld zit in Brussel, maar dat wordt als maar minder. Nederland is te laat met het aanvragen van subsidie, we hebben de boot net gemist. “Toch is de boot nog niet helemaal voorbij”, aldus Kamstra en ziet hij nog wel kansen voor de sector in Zeeland, al liggen die zeker niet voor het oprapen. Ideeën moeten met een compleet businessplan onderbouwt worden en de markt moet goed worden onderzocht. Als je dan ook voldoende kennis op het gebied van kweken hebt kan je succesvol participeren in de sector. Zo kan over vijf tot tien jaar tong een interessante aanvulling zijn voor de sector in Zeeland.
Viskweek in Zeeland: perspectieven voor de viskweeksector
43