Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
pagina
2
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
In opdracht van: Opgesteld door: Datum: Versie:
Werkgroep bermgrond Waterschap Zeeuwse Eilanden 22 november 2005 definitief
Betrokken organisaties: gemeente Borsele gemeente Goes gemeente Hulst gemeente Kapelle gemeente Middelburg gemeente Noord-Beveland gemeente Reimerswaal gemeente Schouwen-Duiveland gemeente Sluis gemeente Terneuzen gemeente Tholen gemeente Veere gemeente Vlissingen provincie Zeeland, directie Ruimte, Milieu en Water provincie Zeeland, directie Infrastructuur en Vervoer Rijkswaterstaat Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Waterschap Zeeuwse Eilanden
pagina
3
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
pagina
4
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
Inhoudsopgave 1
Inleiding ........................................................................................................................... 7 1.1 Inleiding ................................................................................................................. 7 1.2 Kader ..................................................................................................................... 8 1.3 Doelstelling ............................................................................................................ 8 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................. 10
2
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart........................................................................ 11 2.1 Historie van wegverhardingen ................................................................................ 11 2.1.1 Historie van wegverhardingen Waterschappen [lit. 6 en 7] ....................... 11 2.1.2 Historie van wegverhardingen gemeentelijke wegen ................................ 17 2.1.3 Historie van wegverhardingen Provincie Zeeland directie I & V [lit. 8]....... 18 2.1.4 Historie van wegverhardingen Rijkswaterstaat [lit. 9] ................................ 18
3
Opstellen bodemkwaliteitskaart........................................................................................ 21 3.1 Concept zones ....................................................................................................... 21 3.2 Vaststelling zonediepte .......................................................................................... 21 3.2.1 Chemische kwaliteit depotbemonsteringen............................................... 21 3.2.2 Chemische kwaliteit per bodemlaag ......................................................... 21 3.2.3 Vergelijking onderzoeksresultaten ............................................................ 22
4
Toetsing conceptzonering ................................................................................................ 23 4.1 Bestaande resultaten ............................................................................................. 23 4.1.1 Waterschappen en gemeenten................................................................. 23 4.1.2 Provincie Zeeland, directie I & V............................................................... 23 4.1.3 Rijkswaterstaat ......................................................................................... 23 4.2 Aanvullend bodemonderzoek ................................................................................. 23 4.2.1 Waterschappen en gemeenten................................................................. 23 4.2.2 Provincie Zeeland, directie I & V............................................................... 24 4.2.3 Rijkswaterstaat ......................................................................................... 24 4.3 Wijze van bemonstering ......................................................................................... 24
5
Karakteriseren van deelgebieden en weergeven.............................................................. 25 5.1 Karakteriseren van de kwaliteit per homogeen deelgebied..................................... 25 5.2 Resultaten definitieve zonering .............................................................................. 26 5.3 Weergeven van resultaten in de bodemkwaliteitskaart ........................................... 27
6
Bodembeheerplan............................................................................................................ 29 6.1 Stappenplan grondverzet ....................................................................................... 29 6.2 Uitgangspunten bodembeheerplan......................................................................... 32 6.3 Grondverzet binnen het beheersgebied “wegbermen”............................................ 33 6.3.1 Hergebruik van bermgrond binnen de zones ............................................ 33 6.3.2 Hergebruik van grond afkomstig van buiten de zones .............................. 33 6.4 Hergebruik van bermgrond buiten de keten............................................................ 34
7
Literatuur.......................................................................................................................... 35
pagina
5
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor wegbermen in de provincie Zeeland
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9:
Analyseresultaten verkennend bodemonderzoek wegbermen langs waterschapswegen 1997 Analyseresultaten partijkeuringen waterschappen Vergelijking analyseresultaten insitu-onderzoek en partijkeuringen Overzicht monsternamelocaties Werkwijze en resultaten zoneringsberekeningen Bodemzoneringskaart op basis van het gemiddelde (schaal 1: 250.000) Toetsingswaarden voor hergebruik grond van buiten de keten Definitielijst voor bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan Meldingsformulier
pagina
6
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Inleiding
1 Inleiding 1.1
Inleiding
Door de werkgroep bermgrond is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan opgesteld voor alle wegbermen in de provincie Zeeland. Voor het veld- en laboratoriumwerk is door de wegbeheerders opdracht gegeven aan Laboratorium Zeeuwse Waterschappen om het aanvullend onderzoek uit te voeren. De werkgroep bermgrond bestaat uit vertegenwoordigers van: • Provincie Zeeland, directie Ruimte Milieu en Water (trekker); • Waterschap Zeeuwse Eilanden; • Waterschap Zeeuws-Vlaanderen; • Rijkswaterstaat; • Provincie Zeeland, directie Infrastructuur en Vervoer; • werkgroep bodem Walcheren, Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland; • samenwerkingsverband Zuid-Beveland en Tholen; • samenwerkingsverband Zeeuwsch-Vlaanderen. De onderhavige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan zijn opgesteld in samenspraak met alle deelnemers en alle bevoegde gezagen. In Zeeland wordt in verband met de verkeersveiligheid veel grondverzet gepleegd aan de wegbermen. Wanneer een bodemkwaliteitskaart van het gebied voorhanden is, is het niet noodzakelijk dat iedere te hergebruiken partij bermgrond conform het Bouwstoffenbesluit onderzocht wordt. Dit brengt een grote kostenbesparing met zich mee. Naast het financiële voordeel levert de bodemkwaliteitskaart het voordeel op dat de bermgrond binnen het gebied van de bodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden. Per 1 juli 1999 is Actief Bodembeheer [lit. 5] verankerd in het Bouwstoffenbesluit (Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, Staatscourant 1995, nr. 567 [lit. 2]) door middel van de Vrijstellingsregeling grondverzet [lit. 1]. In het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet is een interim-richtlijn ‘Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaart in het kader van de vrijstellingsregeling grondverzet’ (verder interim-richtlijn genoemd) opgesteld [lit. 4]. De bodemkwaliteitskaart bestaat conform de interim-richtlijn uit twee delen: 1. De bodemkwaliteitskaart: het opstellen van de bodemkwaliteitskaart; 2. Het bodembeheerplan: het toepassen van de bodemkwaliteitskaart. Het Bouwstoffenbesluit biedt de mogelijkheid om verontreinigde grond toe te passen in “werken”. Een werk is een civieltechnisch werk met een tijdelijk karakter. Met name twee verplichtingen uit het Bouwstoffenbesluit vormen een belemmering van het hergebruik van (licht) verontreinigde grond als bodem, te weten: 1. de grond mag niet met de bodem vermengd worden; 2. de grond moet terugneembaar zijn. De Vrijstellingsregeling grondverzet neemt deze belemmeringen weg door onder voorwaarden vrijstelling te verlenen voor deze verplichtingen uit het Bouwstoffenbesluit. De Vrijstellingsregeling grondverzet stelt als voorwaarden voor de vrijstelling: 1. het gebruik van de grond moet plaatsvinden in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de interim-richtlijn; 2. de toe te passen grond moet van gelijkwaardige of betere kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem;
pagina
7
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Inleiding
3. er moet melding van het gebruik worden gedaan bij burgemeester en wethouders (B&W) van de betreffende gemeente. De meldingsplicht rust op de eigenaar van de grond waarop de verontreinigde grond wordt hergebruikt. Is aan deze voorwaarden voldaan dan is de Vrijstellingsregeling grondverzet van toepassing en kan verontreinigde grond worden hergebruikt buiten werken. De Ministeriële vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden (MVR) [lit. 3] is net als het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet per 1 juli 1999 in werking getreden. De Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden biedt een zekere versoepeling van de normering. Grond die aan de eisen voldoet van de vrijstellingsregeling is multifunctioneel toepasbaar. De voor het opstellen van deze bodemkwaliteitskaart relevante regelingen betreffen: 1. voor PAK en EOX hoeft bij de bepaling van de samenstellingswaarde voor schone grond geen bodemtypecorrectie te worden uitgevoerd wanneer het percentage organisch stof lager is dan 10; 2. voor EOX wordt als toetsingswaarde 0,3 mg/kg d.s. gehanteerd; 3. voor PAK wordt als toetsingswaarde 1,0 mg/kg.d.s. gehanteerd. 1.2
Kader
De werkgroep, en hiermee het bevoegde gezag, heeft aangegeven dat de op te stellen bodemkwaliteitskaart voor wegbermen opgesteld moet worden conform de interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. 1.3
Doelstelling
De doelstelling is het vervaardigen van een bodemkwaliteitskaart voor wegbermen (0 tot 0,5 mmv) conform de interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten en het opstellen van een bodembeheerplan voor alle wegbermen in de Provincie Zeeland. De bodemkwaliteitskaart is niet van toepassing op de aanleg van nieuwe wegen. Zonodig is hiervoor in overleg met het bevoegd gezag maatwerk vereist. Allereerst moet duidelijk worden wat de werkgroep onder een weg verstaat. Hiervoor is de definitie aangehouden van de Wegenverordening Zeeland: Een weg is een voor openbare verkeersdoeleinden bestemde strook grond met daarop tenminste één verkeersbaan, al dan niet voor beperkt gebruik, met inbegrip van de daarin gelegen kunstwerken en andere daartoe behorende voorzieningen. Het begrip weg is in de verordening zodanig omschreven dat taluds, bermen en bermsloten daar per definitie onder vallen. Bij andere daartoe behorende voorzieningen valt te denken aan invoeg- en uitrijstroken, vlucht- en parkeerstroken, parkeerhavens, bushaltes, beplanting, geluidsschermen, wegverlichting etc. Om duidelijkheid te krijgen over wat er onder bermgrond wordt verstaan, is er een definitie opgesteld waar alle wegbeheerders mee uit de voeten kunnen. Bermgrond is de grond vanaf de rand van de wegverharding van de weg tot aan de insteek van de sloot of tot aan de voet van de dijk/grondwal of tot aan de kruin van de dijk (bij een dijkweg) tot 50 cm onder het maaiveld. Indien er geen sloot aanwezig is, wordt hiervoor een arbitraire afstand van 10 meter aangehouden (6 meter voor gemeentelijke wegbermen) vanaf de rand van de wegverharding van de weg. Indien een fietspad langs de weg aanwezig is, is de wegberm het gedeelte vanaf de rand van het asfalt van de weg tot aan de rand van het asfalt van het fietspad en het gedeelte vanaf de rand van het asfalt tot aan de insteek van de sloot. Op de tekeningen op de volgende pagina worden de bovenstaande termen verduidelijkt:
pagina
8
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
rand van het asfalt
Inleiding
insteek
waterkant
talud
Wegberm
Kruin dijk rand van het asfalt
voet dijk/grondwal
Wegberm
rand van het asfalt van de weg
rand van het asfalt van het fietspad
wegberm
Stoeprand tussen weg en berm
talud
wegberm
rand van het asfalt van het fietspad
wegberm
fietspad
wegberm
talud
pagina
9
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
1.4
Inleiding
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 tot en met 5 wordt de bodemkwaliteitskaart besproken en in hoofdstuk 6 wordt het bodembeheerplan beschreven.
pagina
10
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
2 Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart Het project is, zoals besproken in de werkgroep bermgrond, conform de ‘interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten’ uitgevoerd. De mogelijke aanpak is aan de hand van de volgende stappen beschreven: • De basis van het opstellen van een bodemkwaliteitskaart bestaat uit een historisch onderzoek (paragraaf 2.1). Op basis van ontstaansgeschiedenis, het bodemgebruik en de wijze van onderhoud zijn binnen het beheersgebied conceptzones (kaarteenheden/gebieden) onderscheiden op basis van fysische eigenschappen van de bodem, het bodemgebruik, het onderhoud van de wegen (paragraaf 3.1) en is de zonediepte vastgesteld (paragraaf 3.2); • Vervolgens zijn per conceptzone de aanwezige gegevens (van bodemonderzoeken die bij de wegbeheerders aanwezig zijn) vastgesteld. Op basis van deze gegevens wordt de strategie voor aanvullend bodemonderzoek bepaald (paragraaf 4.1 en 4.2); • De bestaande en de nieuwe gegevens zijn separaat bewerkt en verwerkt in de bodemkwaliteitskaart. Per conceptzone zijn verschillende statistische kentallen berekend voor verschillende stoffen. De kwaliteit van de conceptzones is berekend. Vervolgens is de zone-indeling getoetst op ruimtelijke samenhang en vergelijkbaarheid. Dit heeft geleid tot een definitieve zone-indeling (paragraaf 5.1 en 5.2). 2.1
Historie van wegverhardingen
In het historisch onderzoek is een inventarisatie gemaakt van historische gegevens die van belang kunnen zijn voor de gebiedseigen bodemkwaliteit. Voor de wegbermen is, per wegbeheerder, gekeken naar de volgende factoren die mogelijk bepalend zijn voor de kwaliteit van de wegbermen: aanlegmethode van de wegverhardingen; onderhoudsmethoden van de wegen; onderhoudsmethoden van de wegbermen; etmaalintensiteit over de provinciale en rijkswegen. Calamiteiten, zoals ongelukken met (vracht)auto’s, zijn niet meegenomen als bepalende factor omdat eventuele verontreinigingen altijd direct zijn afgegraven. 2.1.1 Historie van wegverhardingen Waterschappen [lit. 6 en 7] Al in 1466 was er in Zeeland sprake van een ‘strate’, welke verhard was met klinkers. Aan het eind van de 16e eeuw waren reeds enkele hoofdwegen verhard. Toen in het begin van de 19e eeuw steeds meer doorgaande wegen verhard werden, werden enkel keien en klinkers als verharding toegepast. Waar keien te duur waren, kwamen klinkers. Tussen 1804 en 1840 werd ruim 1200 kilometer rijkswegen beklinkerd. Vanaf ongeveer 1840 werd de grindweg aangelegd, met name voor de niet al te drukke, landelijke wegen. Ze waren goedkoper in aanleg, maar duurder in onderhoud. De klinkerwegen werden zelden opnieuw bestraat, terwijl eenmaal per jaar een beetje grind op de grindwegen gereden werd. Op Schouwen-Duiveland is tussen 1850 en 1860 door de polder Schouwen een weg verhard met schelpen en grind. Deze buitengewoon kostbare uitgave werd door de Commissie voor de grindwegen verantwoord, doordat in geval van nood snel dijkmaterialen over deze weg moesten. Anders dan andere waterschappen in Zeeland wilde de polder Schouwen sinds 1795 eigenlijk niets meer met het wegenonderhoud te maken hebben. Alleen de wegen op de dijken werden door de polder verhard. De aangelegde grindweg in de polder was een eerste aanzet in een uitgebreid verhardingsprogramma.
pagina
11
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
De Provinciale Staten probeerden tegemoet te komen in de kosten die waterschappen en gemeenten aan het wegenonderhoud kwijt waren. In 1852 werd geld verstrekt voor de aanleg van klinker- en grindwegen. In totaal is 132 km klinkerverharding aangelegd. Deze was verdeeld, zoals aangegeven in de onderstaande tabel. Tot 1910 bleven de Provinciale Staten de aanleg van verharde wegen financieren. Tabel 1: Aangelegde klinker- en grindwegen in 1852
Walcheren Tholen / Sint Philipsland Noord en Zuid-Beveland West Zeeuwsch-Vlaanderen Oost Zeeuwsch-Vlaanderen
Klinkerwegen (el) Grindwegen (el) 57.546 38.368 9.382 30.959 45.111 47.310 9.196 18.552 38.892
Grindwegen zijn uiteindelijk op grote schaal toegepast in de 19e eeuw. Ook puinwegen zag men vaak. Sinds de 2e helft van de 19e eeuw kregen veel wegen een verharding met steenslag; deze waren beter geschikt voor snelle motorvoertuigen. Deze wegen werden, alleen in Zeeland, “macadamwegen” genoemd. Voor de verharding werden in Zeeland stukgeslagen porfier, grès of slakken gebruikt. Deze verhardingen worden als potentieel verdachte locaties gezien. Op Zuid Beveland was het waterschap De Breede Watering bewesten Yerseke erg vooruitstrevend en had het grootste aantal grindwegen van alle Zeeuwse Waterschappen. In 1912 had De Breede Watering bewesten Yerseke maar liefst 92 km van zijn polderwegen begrind. In 1920 / 1930 zijn in Zeeland veel grindwegen omgevormd tot steenslagwegen, omdat bij het toenemende snelverkeer de grindwegen mankementen gingen vertonen. De grindlaag werd bij de omvorming als fundering gebruikt en onder profiel gebracht. Daarna is de grindlaag overdekt met een laag steenslag, welke werd vastgewalst met een kleihoudend middel. Dit is langzamerhand vervangen door teer en daarna door teerhoudend asfalt. Tijdens deze ontwikkelingen rondom de grindwegen, werd er geen onderhoud gepleegd aan de klinkerwegen. In 1930 was ongeveer de helft van de rijkswegen van een klinkerverharding voorzien. In Zeeuwsch-Vlaanderen en Noord-Beveland zijn in de jaren ’20 al teerwegen aangelegd, maar men had nog geen ervaring hoe deze wegen zich zouden houden onder druk van de boerenkarren. Het grote voorbeeld voor veel waterschappen en polderbesturen werd opnieuw waterschap De Breede Watering bewesten Yerseke. Daar was men al sinds 1910 bezig met het teren van wegen met hete koolteer, als een van de weinige waterschappen van Zeeland. Vooral de kostenbesparing bij de veel duurzamer asfaltwegen werd een doorslaggevend argument in de discussie voor of tegen klinkerwegen. Omstreeks 1930 kon de wegensituatie in Zeeland als volgt omschreven worden: Walcheren valt op door de vele klinkerwegen, ZeeuwschVlaanderen valt op door de vele keiwegen en de rest van Zeeland bevatte overwegend veel grind- en steenslagwegen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog zijn de klinkerwegen bepalend geweest voor Walcheren. In de twintiger jaren kwamen in Nederland emulsies van teer en petroleumasfalt op de markt. Sinds 1923 werd in heel Nederland spramex gebruikt – een petroleumasfalt – dat goed gebruikt kon worden als oppervlaktebehandelingmiddel. Naderhand kwamen de asfaltemulsies op de markt.
pagina
12
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
Vanaf 1930 zijn in Zeeland reeds diverse wegen geteerd. Dit gebeurde nog heel simpel door het wegoppervlak te bestrijken met teer. In 1938 had waterschap De Breede Watering bewesten Yerseke ca. 42 kilometer teerwegen. De verhardingsbreedte van de wegen was 3 meter. Aanvankelijk dekte men de teer af met zand, maar dit bleek onder zware druk te slap. Later ging men split aanbrengen. De ontwikkeling van de wegverhardingen is gekoppeld aan maatschappelijke problemen. Niet alleen het belang van betere, sterkere en gladdere wegen voor het toenemend gemotoriseerd verkeer rechtvaardigde de wegenaanleg, maar ook sociale en hygiënische motieven speelden een rol en rechtvaardigden het gebruik van bepaalde verhardingsmaterialen. Voor de asfaltwegen deed men een beroep op het nationalistische argument dat alleen producten van eigen bodem gebruikt werden. Asfalt was een bijproduct van de olieraffinaderijen en de asfaltbereiding kon dus als Nederlandse activiteit worden aangemerkt en verschafte aan veel Nederlanders werk. Intussen studeerde men verder op de beste en minst kostbare vorm van wegverharding. Via de Polderbond liet men regelmatig deskundigen komen om hun visie over de kwaliteit van verschillende verhardingstechnieken te geven. Ook de Vereeniging voor Bitumeuze Wegconstructies vergaderde af en toe in Zeeland en veel technici van polders en waterschappen kwamen de lezingen beluisteren. Rijkswaterstaat heeft – via het hoofd district wegentechniek ir. G.J. van den Broek – van meet af aan een grote invloed uitgeoefend op de kwaliteitseisen voor het asfaltmengsel. Men heeft actief deelgenomen in de discussies over asfaltmengsels, bitumeuze kwaliteiten en hechtingsproblemen. Vooral een grof dicht asfaltbeton heeft zich in Nederland onder invloed van Rijkswaterstaat tot een specifiek Nederlands systeem ontwikkeld, dat zich in verschillende opzichten van de in het buitenland toegepaste mengsels onderscheidde. Een belangrijk punt hierbij was de kwaliteit van het asfaltmengsel; er werden in Nederland hoge eisen gesteld aan het bitumen dat voor asfaltbeton werd gebruikt. Door een rijk asfalteus bitumen te kiezen, kon men een duurzame en toch ook stroeve constructie maken. Verder heeft Rijkswaterstaat voorschriften gemaakt voor het vastleggen van de eisen voor zand en vulstof, zodat men een vrijwel constant bitumengehalte kreeg. Dit genormaliseerde product werd hierdoor buitengewoon betrouwbaar en bedrijfszeker. In de Tweede Wereldoorlog werden geen ingrijpende veranderingen doorgevoerd; er was nauwelijks geld voor bestrating, er waren geen bitumeuze materialen, geen wegenteer, geen asfaltpreparaten. Het enige dat de wegbeheerders konden doen was ‘lappen’: scheuren dichten en kuilen vullen met puin of asfaltgranulaat. Na verloop van tijd lukt ook dit niet meer, omdat de slijtlaag gewoon versleten was. Na de oorlog nam de mechanisatie in snel tempo toe. Op de modderige polderwegen leverden de zware machines onoverkomelijke problemen op. De wegbeheerders zaten met onoverkomelijke problemen hoe ze aan de benodigde gelden voor onderhoud en verbetering moesten komen. Zowel de Unie van Waterschappen als de Stichting voor de Landbouw wendden zich tot de minister met het verzoek een afzonderlijke commissie voor de waterschapswegen in te stellen. De minister weigerde dit. Op Walcheren was het einde van de ellende in zicht. De inundatie van 1944 had het gehele eiland – met uitzondering van de oude dorpskernen en de hoge binnenstad van Middelburg - onder water gezet en na de droogmaking in 1945 waren de herstelplannen in snel tempo op tafel gekomen. Op 2 augustus 1945 werd de Snelcommissie Walcheren in het leven geroepen. De opdracht was dat binnen ongeveer 8 maanden de commissie een plan moest opstellen dat kon dienen als grondslag voor de herverkaveling van het geïnundeerde Walcheren, voor het herstel van het landschap en de recreatiemogelijkheden en voor de verbetering van verkeer en industrie. In dit plan waren uiteindelijk ideeën over wegen, waterlopen, bebouwing, recreatie en landschap opgenomen. pagina
13
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
Om landschappelijke, maar vooral om financiële redenen wilde men zoveel mogelijk het oude tracé van de wegen volgen. Verder vond men dat de hoofdverkeerswegen als het even kon door de dorpskernen geleid moesten worden. Een positief punt bij de gedachtegang over een betere structuur voor het wegennet op Walcheren was dat men er unaniem van overtuigd was dat het oude wegennet van voor de inundatie ronduit slecht was. Zowel de verdeling over het eiland als de kwaliteit van de wegen was volstrekt ontoereikend. Met veel zorg heeft de commissie een nieuw en uitgebreider tertiair wegennet opgezet, met belangrijke diagonaalverbindingen en een goede aansluiting van de tertiaire wegen onderling, zodat meer doorgaande routes ontstonden. De commissie pleitte nog voor klinkerwegen, omdat die de vorm van bestrating beter bij het oude Walcherse landschap zou aansluiten dan asfalt- of teerwegen. Uiteindelijk heeft men daar toch niet voor gekozen. Asfaltwegen hadden de toekomst en ook voor Walcheren koos men voor een goede toekomst. Op 6 juni 1952 berichtte de Herverkavelingcommissie Walcheren het college van Gedeputeerde Staten dat men zover was dat de wegen in het verkavelingblok overgedragen konden worden. Nog niet duidelijk was toen aan wie. Vroeger was het zo dat de verschillende gemeenten en de polder Walcheren stukjes weg onderhielden. Men achtte het aanbevelenswaardig om het beheer en onderhoud aan één lichaam over te dragen. Uiteindelijk vond men een onconventionele oplossing: het oprichten van een wegschap, dat als juridische organisatiestructuur de vorm van een waterschap gebruikte. Het werd dus het Wegschap Walcheren, met als doel de verzorging van het openbare wegennet op Walcheren; aanleg, beheer en onderhoud en in toenemende mate ook de verbetering van de wegen. Het wegschap was goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1953. Bij de oprichting kreeg het Wegschap ongeveer 340 kilometer wegen onder zijn hoede. Het net van verharde wegen was aanzienlijk groter dan vroeger, omdat veel onverharde weggetjes door de ruilverkaveling wel verhard waren. In totaal waren er 9 wegen die het wegschap niet in de toenmalige staat over wilde nemen. Een belangrijk punt was dat de herverkavelingcommissie een wegbreedte van 3 meter voldoende vond voor het landbouwverkeer, terwijl het wegschap al aan zag komen dat dit onvoldoende was. Al snel bleken de smalle wegen en de onverharde wegen niet meer de landbouwvoertuigen te kunnen bevatten, laat staan de verkeersdrukte. De landbouw kreeg steeds zwaardere en grotere machines, zodat het passeren van bijvoorbeeld een dorsmachine op de weg alleen kon door in de wegberm te duiken. Zeker met de toegenomen recreatie, bleken de plattelandswegen absoluut niet berekend op het drukke verkeer. Het wegschap repareerde – evenals de waterschappen – de kapotte wegbermen en vulde steeds weer de gaten langs de weg aan met hoogovenslakken, asfaltgranulaat en puin. De eerste jaren na de oprichting had het wegschap veel werk om die smalle herverkavelingwegen te verbreden tot minstens 4 meter. Ieder jaar teerde men – evenals de waterschappen wegen en dekte men de vloeibare wegenteer met grind af. Snoeien en onderhoud van het groen in de wegbermen werden permanent een zware post voor de weg- en waterschappen. Reeds vanaf de jaren vijftig werd gesproeid tegen distels, omdat men krachtens de distelverordening verplicht was tot bestrijding. In 1991 is hieraan een eind gekomen doordat er een convenant is aangegaan met de waterschappen en de provincie, waarin de betrokken partijen zich vastlegden op het niet-chemisch bestrijden van de akkerdistel. Dit was maatschappelijk gezien niet meer aanvaardbaar. Door de droge zomer van 1960 ontstonden veel bermbranden. Op meer dan 185 plaatsen op Walcheren liepen de bermbranden uit de hand, waardoor ongeveer 9000 m2 wegbeplanting beschadigd of vernield werd. Ook in de rest van Zeeland liepen vele bermbranden uit de hand, waardoor ook daar veel wegbeplanting beschadigd werd. pagina
14
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
Ook de ontwikkeling van fietspaden viel onder het beleid van de weg- en waterschappen. In 1961 werd het eerste tegelpad vervangen door asfalt. Losliggende tegels waren een gevaar voor de verkeersveiligheid en veroorzaakten veel ongelukken. Vooral fietspaden in de kuststrook waren gewild. In de jaren tachtig werd de roep om fietspaden alleen maar sterker. Men richtte zich steeds vaker op aparte fietspaden; niet alleen voor de recreatie maar ook voor de verkeersveiligheid. De onveiligheid nam hand over hand toe omdat er veel te grote verschillen in snelheid op één smalle weg waren. Dringend was dan ook de wens om meer fietspaden aan te leggen. De kantonniers verzorgden vanaf de jaren zestig de wegen, repareerden ieder gaatje in wegen, fietspaden en vulden bermen aan of schaafden ze af, aanvankelijk met een platte schop. Zij controleerden of er gaten in de weg zaten en of er teveel hemelwater op het wegdek stond. Scheuren in de wegen werden gerepareerd door het uithakken van de gescheurde deklaag en het volstoppen van het gat met teergrind. Over het algemeen werden wegen gemaakt door op een fundering een spreidlaag aan te brengen en die af te dichten met een oppervlaktebehandeling. Op sommige wegen was de oppervlaktebehandeling geheel versleten en daardoor waren de wegen extra kwetsbaar. Hierdoor traden verzakkingen op. Een ander probleem werd de steeds toenemende zware belasting van de wegen. Diverse wegen waren in de oorlog versterkt met puin dat afkomstig was van de bombardementen. Op het cunet van de oude aarden wegen werd een puinlaag gevleid en daarover werd geasfalteerd. De puinfundering was echter niet voldoende. Op Walcheren ruïneerden ook de dijkversterkingen die voor de polder Walcheren door Rijkswaterstaat uitgevoerd werden de wegen. Maar liefst 75% van de plattelandswegen van Walcheren had de status van B-weg, tegen 10% in de rest van Zeeland. Het wegschap had dus een probleem. Zware transporten met dijkmaterialen gingen over smalle en slappe B-wegen naar Ritthem. Ook de opkomst van het haventerrein Zuid-Sloe betekende een stroom van zware transporten zonder dat de wegen aangepast waren. Verder zijn er in de herverkaveling veel wegen aangelegd op grond waar tot dan toe geen wegen hadden gelegen. De grond was dus nog niet voldoende gezet. Op zo’n zwak gefundeerde weg met een flexibele kleiondergrond veroorzaakte een bietenwagen direct scheuren in het asfalt. Intussen hadden diverse overheden wel zicht op het probleem. De kapotte wegen op Walcheren spraken wat dat betreft een duidelijke taal. Een aanpassing van alle wegen aan de moderne eisen vonden de wegbeheerders in de jaren zeventig echter niet haalbaar. Als oplossing om de draagkracht te vergroten was het mogelijk om meerdere lagen asfalt over elkaar aan te brengen, die naar behoefte een dikte hadden van 10 tot 20 cm of soms zelfs nog wel meer. In 1978 werd door alle wegbeheerders in Zeeland besloten dat de B-wegen versterkt moesten worden. De Suikerunie had besloten om alle bieten per as naar de fabriek zouden moeten worden aangevoerd. Ongeveer 300 kilometer B-wegen zou aangepakt moeten worden. Hieronder viel ook het plan om de klinkerwegen van asfalt te voorzien. In principe werden de B-wegen alleen versterkt en niet verbreed. Hiervoor was echter geen geld. Zeeland kreeg slechts 4,8% uit de landelijke pot. Ondertussen was de situatie op sommige wegen onhoudbaar geworden. Vrijwel alle wegen hadden een reconstructie nodig: een versterking en een verbreding van de verharding. Ook voor de klinkerwegen was de situatie zorgelijk. Het onderhoud werd vooruit geschoven, maar op een gegeven moment kon dit niet meer. De kleiachtige ondergrond op Walcheren en Tholen zorgde na 3 opeenvolgende jaren van droogte in 1969 voor een groot probleem. De ondergrond veroorzaakte grote verschillen in inklinking. Scheuren, verzakkingen en golvingen teisterden het wegdek. pagina
15
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
In 1995 was het opnieuw een rampzalige zomer. Forse scheuren ontstonden in het asfalt. Door de langdurige hitte was de bodem erg droog geworden. Wegen die toch al inklonken, zakten verder in door de droogte en het zware verkeer. De wegen van de weg- en waterschappen hadden er meer last van dan de provinciale wegen. Provinciale wegen hadden een dikkere constructie en bestonden uit een laag grindasfaltbeton, een laag open asfaltbeton en een deklaag. Bij de plattelandswegen ontbrak de tussenlaag. Over die wegen kwam ook minder vrachtverkeer en daarom hadden ze niet zo’n zware constructie nodig. Echter de kleiachtige ondergrond op Schouwen-Duiveland, Walcheren en Tholen bleken toch een probleem te geven. Omstreeks 1975 - 1980 is er een actie gestart om de nog bestaande klinkerwegen te behouden. In heel Zeeland lagen nog 345 stukjes niet-geasfalteerde wegen. Een groot deel hiervan was verhard met klinkers. Onverharde wegen kwamen bijna niet meer voor. De meeste stukjes nietgeasfalteerde wegen telde Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen met 101 stukjes, gevolgd door WestZeeuwsch-Vlaanderen met 84 stukjes. Zuid-Beveland had 81 niet-geasfalteerde stukjes weg waaronder 13 groene dijken -, Noord-Beveland 16, Tholen en Sint Philipsland 15, SchouwenDuiveland 30 en Walcheren 38, waaronder 31 klinkerwegen. Deze 31 klinkerwegen op Walcheren hadden een lengte van 45 kilometer, maar in 1980 resteerde er slechts nog 3 kilometer. Deze ligt er momenteel nog. Op splitsingen van geasfalteerde wegen is vaak nog een restant van de oorspronkelijke bestrating te zien. De afgelopen 30 jaar is maar liefst 90% van de polderwegen geasfalteerd. Tot 1990 is door de weg- en waterschappen gebruik gemaakt van teerhoudend asfalt, voornamelijk uit financieel oogpunt. Ondanks de problemen op de B-wegen, ging het beheer en onderhoud aan de doorgaande wegen door. In 1980 legde het wegschap de eerste snelheidsremmers in Zeeland aan in Grijpskerke en Oostkapelle. Als één van de eerste wegbeheerders in Zeeland heeft het wegschap betonwegen aangelegd. Halverwege de jaren tachtig kwam er een bestedingsbeperking voor de wegen, terwijl men toch een goed wegennet wilde. De bezuinigingen dwongen de technische dienst tot creativiteit; betonwegen konden de uitkomst zijn. Het voordeel van een betonweg is dat de onderhoudskosten 40% lager zijn dan bij asfaltwegen, dat de weg zeker 30 tot 40 jaar meegaat en het rijgemak groot is. Op een betonlaag hoeft namelijk geen slijtlaag aangebracht te worden, die om de paar jaar vervangen moet worden. In 1986 zijn de eerste betonwegen door het wegschap aangelegd. In 1988 werden ook andere experimenten toegepast. Twee wegen zijn gereconstrueerd met een nieuwe recyclingmethode. Het koud hergebruik van het teerasfalt en het funderingsmateriaal was een Franse methode: in één werkgang werd het oude verhardings- en funderingsmateriaal gefreesd, gemengd met cement en weer gespreid en geprofileerd. Na verdichting met een wals was het resultaat een gebonden steenfundering van hoogwaardige kwaliteit. Die gebonden fundering kon afgedekt worden met één laag asfaltbeton of een dubbele slijtlaag. Na deze geslaagde proef werd deze methode overgenomen door de overige wegbeheerders van Zeeland. Na de fusie van de vier waterschappen boven de Westerschelde en het wegschap Walcheren is het onderhoud van de wegen binnen de bebouwde kom terug naar de gemeenten gegaan. Het waterschap Zeeuwse Eilanden is per 1 januari 1996 een feit. In Zeeuwsch-Vlaanderen kan in wegonderhoud het volgende onderscheid gemaakt worden. In het gebied van het vroegere waterschap Hulster Ambacht komen meer wegen voor met wegenteer dan in de gebieden van de vroegere waterschappen De Drie Ambachten en Het Vrije van Sluis. Er is in het wegeninformatiesysteem echter nooit geregistreerd welke wegen zonder wegenteer zijn aangelegd, waardoor er vanuit gegaan wordt dat alle bitumineuze wegen vergelijkbaar zijn.
pagina
16
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
Aan het onderhoud van de wegen is feitelijk na alle fusies van waterschappen niets veranderd; indien noodzakelijk wordt een nieuwe deklaag op de bestaande wegen aangebracht. De nieuwe dek- enn slijtlaag bestaat sinds 1990 uit niet teerhoudend asfalt, dat op de bestaande teerhoudende wegen wordt aangelegd. De reden hiervoor heeft duidelijk een financiële oorzaak: het afvoeren van het gefreesde asfalt en het funderingsmateriaal is dermate duur dat men ervoor gekozen heeft om het teerhoudend asfalt te laten zitten en hierdoor meer kilometer weglengte kan onderhouden. Nieuwe wegen worden door de waterschappen niet aangelegd. Slechts één weg is in het gebied van waterschap Zeeuwse Eilanden door een reconstructie een niet teerhoudende weg (Hogelandseweg te Walcheren), maar uit een in-situ onderzoek is gebleken dat deze wegberm als categorie 1 beoordeeld dient te worden. Overzicht verhardingen Waterschappen in 2004:
Waterschap Zeeuwse Eilanden
Waterschap Zeeuws-Vlaanderen
Asfaltwegen Betonwegen Elementenwegen Half verharde wegen Onverharde wegen
2009 km 63 km 53 km 110 km 25 km
1128 km 2 km 20 km 161 km 42 km
Totaal
2260 km
1353 km
Verder blijkt de wijze van afgraven en aanvullen van de bermen in alle gebieden hetzelfde. De (berm)grond wordt een aantal jaar in depot gezet, zodat eventuele vegetatie afsterft waarna de grond hergebruikt kan worden. Bij het in depot zetten van de afgegraven grond is nooit onderscheid gemaakt in het type wegverharding, waardoor er vermenging plaats heeft gevonden. Voor het aanvullen van de wegbermen wordt door waterschap Zeeuwse Eilanden sinds april 2001 vooraf een partijbemonstering uitgevoerd om na te gaan welke kwaliteit bermgrond wordt aangebracht. Voor april 2001 werden de bermen aangevuld met grond waarvan de kwaliteit niet bekend was. Waterschap Zeeuws-Vlaanderen is in januari 2004 begonnen met het onderzoeken van de depots met bermgrond. Door de aanleg van elektriciteits-, telefoon- en televisiekabels wordt door de diverse bedrijven regelmatig in de berm gegraven om kabels te vervangen of om extra kabels aan te leggen. Ook voor de aanleg en het onderhoud van rioleringbuizen wordt regelmatig in de berm gegraven. Door deze werkzaamheden wordt er regelmatig in de berm geroerd. 2.1.2 Historie van wegverhardingen gemeentelijke wegen Reeds in de 15e eeuw zijn in de dorpen en steden wegen met klinkerverhardingen aangelegd. Pas in de 19e eeuw zijn wegen aangelegd met een asfaltverharding en in enkele gevallen met een betonverharding. Na de jaren 70 is men begonnen met de aanleg van rondwegen in grotere steden, waarbij een wegberm naast de verharding is aangelegd. Een deel van de waterschaps- en provinciale wegen loopt door binnen de gemeentegrenzen. Hierdoor zijn deze trajecten op dezelfde wijze en in dezelfde periode aangelegd als de waterschapswegen. Bij navraag is eveneens gebleken dat in sommige gevallen de gemeenten eigenaar zijn geworden van waterschapswegen of van provinciale wegen, waarbij het waterschap in enkele gevallen nog verantwoordelijk is voor het onderhoud. Dit is dan afgesproken bij de overdracht van de wegen. Doordat de gemeenten niet altijd de opdracht gegeven hebben tot de aanleg van de wegen, of omdat men de wegen overgedragen heeft gekregen, is niet bekend of er wegen aanwezig zijn
pagina
17
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
die aangelegd zijn zonder wegenteer. Aangenomen is daarom dat alle wegen wegenteer bevatten en worden hierna asfaltwegen genoemd. Het onderhoud van deze wegbermen geschied op dezelfde wijze als bij het waterschap. Eventuele gaten in de wegbermen werden aangevuld met schone grond. Vroeger werden de bermen gemaaid met een gewone maaimachine en werd het onkruid bestreden met chemische bestrijdingsmiddelen. Door ecologisch maaien is dit niet meer nodig. De gemeenten passen geen bestrijdingsmiddelen meer toe in wegbermen als onkruidbestrijding, maar onbekend is wanneer men gestopt is met spuiten. 2.1.3 Historie van wegverhardingen Provincie Zeeland directie I & V [lit. 8] Door de provincie Zeeland zijn direct na de oorlog (vanaf ca. 1947) de eerste wegen aangelegd. In totaal heeft men nu 460 kilometer wegen in eigendom en beheer door de gehele provincie. In eerste instantie zijn door de provinciale waterstaat wegen aangelegd met een verhardings- en funderingslaag van puin en slakken of klinkers met hierover een bitumineuze laag of klinkerverharding. De bitumineuze laag bestond uit een laag grindasfaltbeton en een laag open asfaltbeton. De door de provinciale waterstaat toegepaste bitumenconstructies waren van begin af aan teervrij. Later zijn hierover deklagen aangebracht om de constructie dikker en dus ook sterker te maken, bestaande uit grind, open of dicht asfaltbeton. De huidige directie Infrastructuur en Vervoer voert nu het asfaltonderhoud uit door de gehele provincie, waarbij uiteraard geen teerhoudende producten worden toegepast. Het provinciale wegennet is ingedeeld naar de verkeersplanologische functie, waarbij gekeken is naar de rol van de weg in het totale netwerk. Bij deze categorisering is onderscheid gemaakt naar verkeer met een herkomst of bestemming buiten Zeeland, verkeer dat binnen Zeeland blijft maar van het ene naar het andere gebied rijdt en verkeer dat zich geheel afwikkelt binnen een samenhangend verkeersgebied. In Zeeland zijn de wegen ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Tevens is er een wegennet in verblijfsgebieden. Als gekeken wordt naar de verkeersintensiteit kan geconcludeerd worden dat deze over provinciale wegen varieert van 400 tot ca. 10000 verkeersbewegingen per weg over het gehele jaar. Het bermonderhoud van deze bitumineuze wegen bestaat uit het afgraven van de bermen indien deze onvoldoende afvoermogelijkheden hebben voor het overtollige water. Eventuele onvolmaakte bermen langs de wegen worden momenteel aangevuld met schone grond. Voor 1998 werden deze onvolmaaktheden aangevuld met vrijgekomen bermgrond, indien dit beschikbaar was. Verder wordt er eveneens onderhoud gepleegd aan de bermen door het ecologisch maaien van de bermen. Vroeger werden de bermen gemaaid met een gewone maaimachine en werd het onkruid bestreden met chemische bestrijdingsmiddelen. Door ecologisch maaien is dit niet meer nodig. De provincie past dan ook sinds 1990 geen bestrijdingsmiddelen meer toe in wegbermen als onkruidbestrijding. De provinciale wegen lopen eveneens door een aantal bebouwde kommen. In het stedelijk gebied bestaan de wegen hoofdzakelijk uit beton. Omdat langs deze wegen geen wegbermen aanwezig zijn, worden deze wegen in de op te stellen bodemkwaliteitskaart uitgesloten. 2.1.4 Historie van wegverhardingen Rijkswaterstaat [lit. 9] Door Rijkswaterstaat directie Zeeland zijn bijna alle wegen na de oorlog aangelegd. Reeds vanaf de aanleg van de eerste wegen is geen teerhoudend asfalt gebruikt. In de funderingslaag zijn zand en keien of klinkers en na 1990 zand en steenfundering 0/40 (of silex) toegepast. Slechts pagina
18
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
in enkele gevallen zijn slakken toegepast. Bovenop de funderingslaag zijn één of meerdere lagen asfaltbeton aangebracht, al dan niet met een deklaag. Alleen van de N61 is bekend dat het stuk weg van Stoppeldijkveer naar Terhole in 1932 is aangelegd met een spreidlaag over een fundering van hoogovenslakken en een zandlaag. In 1953 is deze weg gereconstrueerd en is de voorgenoemde spreidlaag vervangen door een niet teerhoudende asfaltlaag. Van de N59 zijn bijna geen gegevens bekend, omdat deze overgenomen zijn van de provincie. Wel is bekend dat van Zierikzee tot Serooskerke teerhoudend asfalt is gebruikt door de provincie, maar dat hierop een laag van 6 cm asfalt ligt die niet teerhoudend is. Voor zover bekend, zijn er geen betonwegen aangelegd door Rijkswaterstaat directie Zeeland. De verkeersintensiteit over rijkswegen varieert van ca. 5000 tot ca. 38000 verkeersbewegingen per weg over het gehele jaar. Langs de wegen worden de bermen afgegraven als er onvoldoende waterberging is. Kleine gaten in de wegbermen worden aangevuld met schone grond. Om grote gaten aan te vullen langs de weg wordt geen puin of slakken gebruikt, maar doorgroeiblokken. Langs de N57 zijn bochten bekend waarin puin of slakken toegepast zijn als halfverharding. Vroeger werden hiervoor tegels gebruikt. Om onkruid te bestrijden is tot en met 2001 Round-up in verdunde vorm gebruikt. Nu wordt select-spray gebruikt om de vluchtstroken van ZOAB te behandelen. Verder zijn er enkele calamiteiten (ongevallen) uit het verleden bekend, maar de bermen zijn altijd geheel ontgraven en aangevuld met schone grond. Vorig jaar zijn er enkele kleine bermbranden geweest, maar deze zijn altijd direct geblust. Grote bermbranden zijn niet bekend bij de dienstkringen.
pagina
19
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Werkwijze opstellen bodemkwaliteitskaart
pagina
20
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
3
Opstellen bodemkwaliteitskaart
3.1
Concept zones
Opstellen bodemkwaliteitskaart
Op basis van de in paragraaf 2.1.1 tot en met paragraaf 2.1.3 beschreven algemene historische ontwikkelingen op gebied van aanleg, onderhoud en gebruik kunnen de wegbermen op voorhand worden ingedeeld in zones die een naar verwachting vergelijkbare bodemkwaliteit hebben. Daarbij is de volgende indeling gemaakt: • • • • • 3.2
elementenwegen waterschappen en gemeenten; asfaltwegen waterschappen en gemeenten; betonwegen waterschappen; bitumineuze wegen provincie; bitumineuze wegen rijkswaterstaat.
Vaststelling zonediepte
In de loop van de jaren is er in de wegbermen veel geroerd (zie paragraaf 2.1.1 tot en met 2.1.3) door het leggen en vervangen van kabels, het afgraven en weer aanvullen van de bermgrond. Om na te gaan welke zonediepte aangehouden kan worden voor de bodemkwaliteitskaart is door waterschap Zeeuwse Eilanden gekeken naar de chemische kwaliteit van de wegbermen insitu en de afgegraven bermgrond in depot. 3.2.1 Chemische kwaliteit depotbemonsteringen Alle wegbeheerders graven jaarlijks wegbermen af. Hiervoor wordt gekeken welke wegbermen opgehoogd zijn door aanwas van o.a. landbouwgrond. De aanwas van de berm wordt ontgraven, waarbij de berm van de rand van het asfalt aflopend naar de sloot wordt afgegraven. De diepte varieert dan meestal van enkele centimeters ter plaatse van het asfalt tot 30 of 40 cm ter plaatse van de sloot. De bermgrond wordt na het afgraven in een depot opgeslagen om te rijpen (het verteren van de graszoden). Hierbij werd tot 2004 geen rekening gehouden met het type wegverharding, maar alle vrijkomende bermgrond werd per wegbeheerder in een depot opgeslagen. Vanaf 2001 zijn de waterschappen de bermgrond gaan bemonsteren om deze grond in een werk te kunnen verwerken of in een berm als aanvulgrond te kunnen gebruiken. De resultaten van de depotbemonsteringen zijn bijgevoegd als bijlage 2. Uit de resultaten blijkt dat de bermgrond in depot licht verontreinigd is met PAK en minerale olie. 3.2.2 Chemische kwaliteit per bodemlaag In 1997 is door waterschap Zeeuwse Eilanden een in-situ onderzoek uitgevoerd naar de chemische verontreinigingen in de wegbermen. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën wegen (op basis van verkeersintensiteit) en in bemonsteringsdiepten. Alle wegbermen zijn onderzocht over een traject van 0 – 10 cm-mv en 10 – 50 cm-mv. In totaal zijn er 17 verschillende wegbermen onderzocht over het gehele beheergebied, te weten 3 wegen op Schouwen Duiveland, 3 wegen op Noord-Beveland, 3 wegen op Walcheren, 3 wegen op Tholen en 5 wegen op Zuid-Beveland. Uit dit onderzoek is gebleken dat het PAK-gehalte in 11 monsters hoger is in het onderste traject van de bodem en in 6 monsters PAK lager in het onderste traject. Tevens is gebleken dat het gehalte aan minerale olie in 9 monsters hoger is in het onderste traject, in 3 monsters gelijk is in pagina
21
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Opstellen bodemkwaliteitskaart
beide trajecten en in 5 monsters lager in het onderste traject. De analyseresultaten zijn bijgevoegd als bijlage 1. 3.2.3 Vergelijking onderzoeksresultaten De gemiddelde concentraties van de chemische stoffen van het insitu onderzoek zijn per gebied vergeleken met de resultaten uit de depotbemonsteringen. De resultaten van de vergelijking is bijgevoegd als bijlage 3. Uit de vergelijking blijkt voor het PAK-gehalte het volgende: in 3 van de 5 gebieden is het gehalte in de depots hoger dan in het bodemtraject 0 - 10 cm-mv in 4 van de 5 gebieden is het gehalte in de depots lager dan in het bodemtraject 10 - 50 cm-mv Uit de vergelijking blijkt voor het gehalte aan minerale olie het volgende: in 1 van de 5 gebieden is het gehalte in de depots hoger dan in het bodemtraject 0 - 10 cm-mv in 3 van de 5 gebieden is het gehalte in de depots lager dan in het bodemtraject 10 - 50 cm-mv Hieruit volgt dat in de wegberm geen onderscheid is te maken tussen de beide dieptetrajecten 0 – 10 cm-mv en 10 – 50 cm-mv. Tevens volgt uit de vergelijking van beide bodemdiepten dat de concentraties van de bermgrond in het depot voor het ene gebied hoger uitvalt ten opzichte van de beide bodemtrajecten en voor het andere gebied lager uitvalt. Conclusie: Op basis van de bovengenoemde resultaten en vergelijkingen blijkt dat er geen verschil is in de chemische kwaliteit van de wegbermen over de twee dieptetrajecten en dat de resultaten overeenkomen met de depotbemonsteringen. Op basis van deze vergelijking en het feit dat er voor kabelwerkzaamheden veel in de berm is geroerd, is door de werkgroep geadviseerd om de zonediepte vast te stellen op 50 cm (0-0,5 m-mv).
pagina
22
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
4 4.1
Toetsing conceptzonering
Toetsing conceptzonering Bestaande resultaten
4.1.1 Waterschappen en gemeenten Van waterschap Zeeuws-Vlaanderen zijn bijna geen gegevens bekend; alleen van de waterschapswegen langs de N58 tussen Breskens en Roofack zijn gegevens beschikbaar waaruit blijkt dat de wegbermen beoordeeld moeten worden als licht verontreinigd (asfaltwegen). Waterschap Zeeuwse Eilanden is in het bezit van analyseresultaten van 5 elementenwegen, 5 betonwegen en 24 asfaltwegen. Op basis van deze resultaten worden de bermen van de elementenwegen beoordeeld als schone grond en de beton- en asfaltwegen als licht verontreinigd. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de bermen van de betonwegen minder verontreinigd zijn als die van de asfaltwegen. Uit de analyseresultaten is verder gebleken dat alle wegbermen als schoon beoordeeld moeten worden voor zowel zware metalen als voor de bestrijdingsmiddelen. PAK en minerale olie zijn de kritische parameters. Van de gemeentelijke wegbermen zijn bijna geen gegevens bekend; alleen van de gemeente Veere zijn gegevens bekend van 2 in-situ onderzoeken langs asfaltwegen en van de gemeente Terneuzen zijn gegevens bekend van een partijkeuring. Op basis van de analyseresultaten moeten beide wegbermen en de depotgrond beoordeeld worden als licht verontreinigd. 4.1.2 Provincie Zeeland, directie I & V Van de provincie Zeeland zijn weinig gegevens bekend over de kwaliteit van de wegbermen. Uit twee depotbemonsteringen van bermgrond is gebleken dat de afgegraven grond als schone grond beoordeeld moet worden. Verder is er nog een rapport beschikbaar over de kwaliteit van de bermgrond langs de N254, waarbij in-situ 24 grepen genomen zijn over 5,4 km weglengte. Uit dit onderzoek blijkt dat de bermgrond als licht verontreinigd aangemerkt moet worden. In dit geval is PAK de kritische parameter. 4.1.3 Rijkswaterstaat Door de diverse dienstkringen zijn in totaal 7 onderzoeksrapporten ter beschikking gesteld. Uit alle analyseresultaten van deze onderzoeksrapporten blijken verschillen in samenstelling van de kwaliteit van de wegbermen. Dit kan veroorzaakt worden door het verschil in bemonsteringsstrategie. In nagenoeg alle gevallen moet de bermgrond beoordeeld worden als licht verontreinigd. 4.2
Aanvullend bodemonderzoek
4.2.1 Waterschappen en gemeenten Per historische zone dienen de resultaten van 20 mengmonsters beschikbaar te zijn voor het bepalen van de zonekwaliteit. Bij het vaststellen van het aantal aan te leveren monsters per waterschap is gekeken naar de verhouding van de weglengtes per wegverharding van de beide waterschappen. Er zijn reeds analyseresultaten van wegbermen van 25 asfaltwegen, 5 betonwegen en 5 elementenwegen.
pagina
23
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Toetsing conceptzonering
Ter onderbouwing van de aanname dat de gemeentelijke wegbermen van vergelijkbare kwaliteit zijn met de waterschapswegbemen, worden er in totaal 20 gemeentelijke wegbermen onderzocht. Voor het aanvullend onderzoek wordt de volgende indeling aangehouden: Gemeenten Asfaltwegen Betonwegen Elementenwegen
Waterschap Zeeuwse Eilanden
15 5
13 9
Waterschap Zeeuws Vlaanderen 6 2 6
4.2.2 Provincie Zeeland, directie I & V Van de provincie Zeeland was slechts 1 bitumineuze weg bemonsterd. Er worden over de gehele provincie aanvullend nog 19 bitumineuze wegen onderzocht. 4.2.3 Rijkswaterstaat In totaal waren er reeds 7 wegbermen onderzocht. Er worden over de gehele provincie nog 13 wegen aanvullend onderzocht. 4.3
Wijze van bemonstering
Bij het aanvullend bodemonderzoek wordt per weg de bovenste 50 cm van de wegberm onderzocht over lengte van 1 kilometer door middel van 10 grepen. Van deze grepen wordt een mengmonster samengesteld voor analytisch onderzoek op lutum- en organisch stofgehalte en de parameters van het NEN pakket grond.
pagina
24
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed Karakteriseren van deelgebieden en weergeven
5 Karakteriseren van deelgebieden en weergeven 5.1
Karakteriseren van de kwaliteit per homogeen deelgebied
Alle gegevens zijn ruimtelijk (en statistisch) geanalyseerd (zie bijlage 5). De locaties die voor dit onderzoek gebruikt zijn, zijn weergegeven in bijlage 4. Bij de statistische berekeningen is er vanuit gegaan dat zones van vergelijkbare kwaliteit samengevoegd kunnen worden. Om de achtergrondwaarde te karakteriseren, kunnen verschillende statistische kengetallen gebruikt worden. De interim-richtlijn gaat uit van het 95-percentiel en het gemiddelde als kengetallen. De volgende statistische parameters zijn, zoals in bijlage 5 is aangegeven, bepaald (inclusief humus en lutum): • het gemiddelde; • de mediaan; • het 25-percentiel; • het 75-percentiel; • het 80-percentiel; • het 95-percentiel; • de uitbijterwaarde (waarnemingen boven deze waarde zijn mogelijk een uitbijter); • het minimum; • het maximum. Bij het berekenen van de statistische parameters zijn gegevens onder de detectielimiet conform de interim-richtlijn vervangen door 0,7 maal de detectiegrens. Vervolgens is een uitbijteranalyse uitgevoerd. Uitbijters zijn extreme waarnemingen die een onevenredige grote invloed hebben op kengetallen als het gemiddelde en het 95-percentiel. Naast de bovengenoemde statistische parameters zijn alle waarden getoetst aan de streef- en interventiewaarden. In de onderstaande tabel worden de gemiddelde waarden per conceptzone weergegeven, welke omgerekend zijn naar standaard bodem. Conceptzone elementenwegen (13 waarnermingen) asfaltwegen (49 waarnemingen) betonwegen (20 waarnemingen) bitumineuze wegen prov. (19 waarnemingen) bitumineuze wegen rws. (20 waarnemingen)
As
Cd
Cr
Cu
Hg
Pb
Ni
Zn
PAK
min.olie
10,47
0,36
51,97
18,47
0,13
40,80
21,28
89,15
1,91
85,14
13,82
0,35
40,70
21,74
0,12
54,72
20,01
102,4
10,33
252,7
12,87
0,37
41,85
19,59
0,09
44,84
17,09
91,07
9,63
131,6
11,38
0,29
32,19
15,21
0,09
40,59
15,38
86,76
3,53
108,4
11,30
0,44
29,64
17,27
0,09
51,53
13,68
92,45
2,12
151,18
In totaal zijn 3 analyseresultaten als uitbijter niet meegenomen in de database. Reden hiervoor is dat het PAK-gehalte de interventiewaarde overschrijdt. Bij een visuele inspectie ter plaatse van de twee van deze wegbermen is tevens gebleken dat dit waarschijnlijk veroorzaakt wordt door de asfaltresten in de berm. Bij de derde wegberm is dit waarschijnlijk veroorzaakt door een bermbrand, waarvan de restanten nog visueel waarneembaar waren. Noot: de redenen zijn in tegenspraak met historisch onderzoek en de betreffende bermen zijn derhalve alsnog afgegraven.
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de wegbermen van de bitumineuze wegen van provincie Zeeland en Rijkswaterstaat en de wegbermen van de beton- en asfaltwegen voor de kritische parameters (minerale olie en PAK) gekarakteriseerd kunnen worden als licht verontreinigd op basis van de gemiddelde waarde. Tevens blijkt uit de tabel dat de wegbermen van de elementenwegen als schoon beoordeeld worden volgens de ministeriële vrijstellingsregeling. pagina
25
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed Karakteriseren van deelgebieden en weergeven
Door de werkgroep is geadviseerd om alleen de elementenwegen als aparte zone te definiëren. De overige wegen worden als één zone gedefinieerd. Dit heeft geleid tot de onderstaande samenvoeging van de conceptzones. Zone: Elementenwegen Overige wegen
Bestaat uit de conceptzones: Elementenwegen waterschappen en gemeenten Asfaltwegen waterschappen en gemeenten Betonwegen waterschappen Bitumineuze wegen provincie Bitumineuze wegen rijkswaterstaat
Na het samenvoegen van de datasets van de conceptzones zijn opnieuw de statische kentallen berekend. Dit heeft geleid tot de onderstaande uitkomsten: Conceptzone elementenwegen (13 waarnermingen) overige wegen (107 waarnemingen)
As
Cd
Cr
Cu
Hg
Pb
Ni
Zn
PAK
min.olie
10,47
0,36
51,97
18,47
0,13
40,80
21,28
89,15
1,91
85,14
16,37
0,43
51,87
19,98
0,15
59,45
21,04
97,07
7,20
185,5
In de zone ‘elementenwegen ’ ligt het aantal analyseresultaten onder het in de interim-richtlijn gestelde criterium van minimaal 20 monsters. Omdat er echter een gering aantal kilometers elementenverharding aanwezig is (ten opzichte van het aantal kilometers in de zone ‘overige wegen’) heeft de werkgroep voorgesteld om hiervan een aparte zone te maken. 5.2
Resultaten definitieve zonering
De bodemkwaliteitskaart “wegbermen” bestaat uit twee bodemkwaliteitszones, namelijk de zone ‘elementenwegen’ en de zone ‘overige wegen’. Binnen beide zones geldt één dieptetraject: bovengrond (0 – 0,5 m-mv). In de onderstaande tabel is de karakterisering van de bodemkwaliteit van beide zones weergegeven. In bijlage 5 zijn alle statistische kengetallen opgenomen.
parameter Arseen Cadmium Chroom Koper Kwik Lood Nikkel Zink PAK Minerale olie EOX Lutum Organisch stof
Zone ‘elementenwegen’ gemiddelde 10,47 0,36 51,97 18,47 0,13 40,80 21,28 89,15 1,91 85,14 0,19 6,87 3,75
toetsing <S <S <S <S <S <S <S <S < T (MVR) < T (MVR) <S
Zone ‘overige wegen’ gemiddelde 16,37 0,43 51,87 19,98 0,15 59,45 21,04 97,07 7,20 185,5 0,37 11,89 3,91
toetsing <S <S <S <S <S <S <S <S
Noot: bovengenoemde gemiddelde waarden (in mg/kg.ds) zijn omgerekend naar standaard bodem (lutum=25 en humus=10).
Kritische parameters: minerale olie en PAK De bovengrond van de zone ‘elementenwegen’ is schoon volgens de ministeriële vrijstellingsregeling voor PAK en minerale olie. De bovengrond in de zone ‘overige wegen’ is licht verontreinigd voor de parameters PAK en minerale olie op basis van het gemiddelde: de streefwaarde wordt zodanig overschreden dat de pagina
26
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed Karakteriseren van deelgebieden en weergeven
kwaliteit van de grond niet meer binnen de criteria van de ministeriële vrijstelling ligt. Het gemiddelde gehalte aan EOX voldoet aan de criteria van de ministeriële vrijstelling, waardoor PAK en minerale olie de kritische parameters zijn. Conclusie: De wegbermen binnen de provincie Zeeland worden op basis van de kritische parameters PAK en minerale olie in 2 zones verdeeld, te weten de zone ‘elementenwegen’ en de zone ‘overige wegen’. 5.3
Weergeven van resultaten in de bodemkwaliteitskaart
Conform de interim-richtlijn wordt de bodemkwaliteitszone gekarakteriseerd op basis van de gemiddelde waarde voor de stof die tot indeling tot de hoogste klasse leidt. De bodemkwaliteitskaart wordt weergegeven in bijlage 6. Aan de zone ‘elementenwegen’ is de kleur donker blauw gegeven. De zone ‘overige wegen’ is conform de interim-richtlijn in de kleur groen weergegeven.
pagina
27
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed Karakteriseren van deelgebieden en weergeven
pagina
28
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Bodembeheerplan
6 Bodembeheerplan Het bodembeheerplan in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet beschrijft het beleid voor het toepassen van bermgrond op basis van de bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de gehele provincie Zeeland. Gevallen waarin dit bodembeheerplan niet voorziet, zullen per geval worden beoordeeld door het desbetreffend bevoegd gezag. 6.1
Stappenplan grondverzet
In deze paragraaf wordt het stappenplan besproken. Voor het toepassen van bermgrond moeten vier stappen worden doorlopen. Afhankelijk van de uitkomsten van deze stappen zijn mogelijk vervolgstappen nodig. Deze stappen zijn uitgewerkt in het onderstaande stroomschema. De ruiten in het figuur geven keuzes aan in het proces. De blokken geven de acties aan in het proces. Per stap is vervolgens aangegeven wat er moet worden gedaan en welke eisen hieraan worden gesteld. In de paragrafen 6.2 en 6.3 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden voor het toepassen van bermgrond. Stroomschema stappenplan grondverzet: Stap 2: Melden bij bevoegd gezag, start werkzaamheden
Stap 1: Werkgebied definiëren. Type wegberm bepalen
Stap 3: Tijdens werk Zintuiglijk afwijkende waarnemingen?
ja
Werk staken, melden bij bevoegd gezag. Situatie ernstig?
B: Spoor WBB ja
nee nee
A: Grond in depot plaatsen en bemonsteren
Stap4: Werkzaamheden uitvoeren
ja
Voldoet de grond aan zonekwaliteit? Bijlage 7
nee
Grond afvoeren of einde werk
pagina
29
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Bodembeheerplan
Stappenplan Stap 1: Werkgebied definiëren De eerste stap is het werkgebied van het grondverzet te definiëren. Bepaald moet worden op welke wegbermen grondverzet plaats gaat vinden. Met andere woorden: welke wegbermen dienen aangevuld en of ontgraven te worden en in welke zone. Middels een vooronderzoek dient het type wegberm te worden bepaald. Stap 2: Melden bij bevoegd gezag Het hergebruik van grond dient op zorgvuldige wijze plaats te vinden. Om dit te waarborgen geldt een aantal regels van procedurele aard: melding bij het bevoegd gezag; registratie. Het voorgenomen toepassen van grond in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet dient minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering of de start van het werk te worden gemeld bij het bevoegd gezag. Hierbij dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: tijdstip waarop de grond wordt aangebracht; de plaats waar de grond gebruikt zal worden; het doel van het grondwerk; de kwaliteit van de ontvangende bodem; de plaats van herkomst, hoeveelheid en kwaliteit van de grond. Voor de melding is een formulier opgesteld. Dit is bijgevoegd in bijlage 9. Beoordeling melding en registratie door het bevoegd gezag Het bevoegd gezag beoordeelt de melding. Indien de verstrekte gegevens naar het oordeel van het bevoegd gezag onduidelijk, onvolledig of anderszins niet toereikend zijn kan deze nadere gegevens van de melder verlangen. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de registratie van de meldingen. Indien binnen de periode van 5 werkdagen geen negatief bericht van het bevoegd gezag ontvangen is, kunnen de werkzaamheden gestart worden. Handhaving Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de handhaving van het grondstromenbeleid. Geldigheid regeling Bij het niet naleven van deze regeling vervalt de vrijstelling van het Bouwstoffenbesluit en blijft dit besluit, inclusief alle daar op van toepassing zijnde handhavingsmogelijkheden en eventuele sancties, onverminderd van kracht. Stap 3: Zintuiglijk afwijkende waarnemingen Wanneer tijdens de werkzaamheden zintuiglijk verontreiniging van de grond wordt waargenomen, zoals afwijkende geuren en bodemvreemde bijmengingen van bijvoorbeeld koolas of asbest, moeten de werkzaamheden onmiddellijk worden gestaakt en dient direct contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag. Tevens dient een schriftelijke melding plaats te vinden.
pagina
30
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Bodembeheerplan
Indien tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is, zijn er op aanwijzing van het bevoegd gezag twee mogelijkheden: A: Geringe afwijkingen. De partij grond dient in depot te worden gezet. Door middel van monstername en analyses moet de kwaliteit van de betreffende partij grond dan worden vastgesteld conform partijkeuring. Hierbij dienen de analyses volgens STERLAB te worden uitgevoerd. De hergebruikgrond moet voldoen aan de gemiddelde zonekwaliteit vermenigvuldigd met een acceptatiefactor. De toepassing van deze acceptatiefactor staat in bijlage 7, evenals een tabel met de gehanteerde toetsingswaarden voor toe te passen grond. B: Indien er vermoedelijk sprake is van een interventiewaarde overschrijding of “ernstig geval”, dient het traject te worden gevolgd van de Wet bodembescherming. Stap 4: Uitvoering van het grondverzet De uitvoerder van het grondverzet moet de kwaliteit van de te verwerken en verwerkte grond tijdens de werkzaamheden kunnen aantonen, door een kopie van de melding te overleggen. Indien een handhaver vraagt naar de kwaliteit van de te verwerken en verwerkte grond moet de uitvoerder dit kunnen aantonen door een kopie van de melding te overleggen.
pagina
31
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
6.2
Bodembeheerplan
Uitgangspunten bodembeheerplan
De uitgangspunten van het bodembeheerplan, die in deze paragraaf worden behandeld, hebben tot een grondstromenmatrix geleid (zie hieronder). De praktische toepassing van de grondstromenmatrix is in paragraaf 6.3 uitgewerkt. In de grondstromenmatrix wordt uitgegaan van de zones die zijn vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart (hoofdstuk 5). Grondstromenmatrix : Zone van herkomst
1
2 Overige wegen
Elementenwegen
Zone ontvangende bodem
1 Elementenwegen (o.a. klinkers) 2 Overige wegen
A A
B A
Legenda: Minimaal bewijsmiddel A Geen B Partijkeuring
Kwaliteitseis N.v.t. Zonekwaliteit ontvangende bodem
Onderzoek ontvangende bodem Nee Nee
Toelichting grondstromenmatrix: Op de verticale as van de matrix staan de zones weergegeven als herkomstzone (de zone waarin de bermgrond vrijkomt). Op de horizontale as zijn de zones weergegeven als bestemmingszone (de zone waarin de bermgrond wordt toegepast). Elke combinatie van herkomst- en bestemmingszone wordt gerepresenteerd door een vakje met een letter (A - B) en een kleurcodering. Onder de figuur staat per letter/kleur aangegeven welke voorwaarden gelden bij het grondverzet van de herkomst- naar de bestemmingszone. Afhankelijk van de herkomst kan de bermgrond vrij binnen het beheersgebied “wegbermen” worden toegepast of dient eerst de kwaliteit van de vrijkomende bermgrond te worden bepaald door middel van een partijkeuring. In dit laatste geval dienen de analyseresultaten van de partijkeuring te worden getoetst aan het toetsingskader zoals vermeld in bijlage 7. Hergebruik is alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de toetsingscriteria in bijlage 7.
pagina
32
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Bodembeheerplan
Uitgangspunten: De wegbeheerders hanteren de volgende uitgangspunten: Als achtergrondwaarde wordt het gemiddelde gehanteerd; In geval van toepassing van grond afkomstig van buiten de keten dient bij de melding altijd een door het bevoegd gezag goedgekeurde kwaliteitsverklaring te worden overlegd. Toepassing van deze grond is alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de toetsingscriteria in bijlage 7; De algemene regels van het Bouwstoffenbesluit voor het toepassen van grond blijven van toepassing. Partijkeuring: Het aantonen van de kwaliteit van de her te gebruiken grond moet worden uitgevoerd conform partijkeuring in depot, het NEN 5740 – combinatieprotocol of een door het bevoegd gezag goedgekeurd overig bewijsmiddel. De analyses moeten volgens STERLAB worden uitgevoerd. Bepalen toetsingswaarden: In bijlage 7 zijn de toetsingswaarden opgenomen voor alle zones, waarbij de waarden zijn weergegeven voor een standaard bodem (lutum=25 en humus=10). Deze waarden zijn berekend op basis van achtergrondwaarden, welke in bijlage 4 staan weergegeven. Voor de achtergrondwaarde is het gemiddelde gehanteerd van de gecorrigeerde waarden voor een standaard bodem. Voor het berekenen van de toetsingswaarden is uitgegaan van de achtergrondwaarde maal een acceptatiefactor. 6.3
Grondverzet binnen het beheersgebied “wegbermen”
In deze paragraaf zijn de mogelijkheden voor grondverzet van bermgrond binnen de provincie Zeeland uitgewerkt. Deze mogelijkheden komen terug in het stappenplan, te hanteren bij grondverzet (paragraaf 6.1). 6.3.1 Hergebruik van bermgrond binnen de zones Wanneer men grondverzet wil plegen binnen de zones “elementenwegen” en “overige wegen” in de provincie Zeeland, dan kan men gebruik maken van de grondstromenmatrix. Als uit het vooronderzoek blijkt, dat de grond afkomstig is van een elementenweg binnen de zone, dan kan deze vrij worden toegepast in beide wegbermzones. Grond afkomstig van overige wegen kan vrij worden toegepast langs gelijkwaardige wegen, maar niet langs elementenwegen. Voordat grondverzet plaats vindt, dient een melding te worden gedaan (zie stap 2). 6.3.2 Hergebruik van grond afkomstig van buiten de zones Grond afkomstig van buiten het beheersgebied kan binnen het beheersgebied worden toegepast, voor zover de gemiddelde kwaliteit van de grond vergelijkbaar of beter is dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. De meldingsprocedure dient te geschieden zoals omschreven in stap 2 van het stroomschema voor grondverzet. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden dienen stap 3 en 4 te worden gevolgd. Het aantonen van de kwaliteit van de her te gebruiken grond moet worden uitgevoerd conform partijkeuring in depot, het NEN 5740 – combinatieprotocol of een door het bevoegd gezag goedgekeurd overig bewijsmiddel. De analyses moeten volgens STERLAB worden uitgevoerd.
pagina
33
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
Bodembeheerplan
De hergebruiksgrond moet voldoen aan de toetsingswaarden (zie bijlage 7). Schone grond is vrij toepasbaar. De rapportage hiervan dient bij de melding te worden gevoegd, inclusief de toetsing aan de toetsingswaarden. Het bevoegd gezag kan eventueel als overig bewijsmiddel een bodemkwaliteitskaart accepteren van het gebied waarvan de grond afkomstig is. Deze acceptatie moet schriftelijk bij het bevoegd gezag worden aangevraagd en dient bij de melding te worden gevoegd. In het laatste geval mag de grond niet afkomstig zijn van een voor bodemverontreiniging verdachte locatie. 6.4 Hergebruik van bermgrond buiten de keten In de bodemkwaliteitskaart wegbermen is de algemene bodemkwaliteit vastgesteld voor de wegbermen in geheel de provincie Zeeland. Andere bevoegde gezagen kunnen de bodemkwaliteitskaart van het gebied accepteren als bewijsmiddel voor de kwaliteit van bermgrond afkomstig uit het beheersgebied van de kaart. Het is voor elk bevoegd gezag echter niet verplicht om de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel te accepteren. In geval van toepassing binnen het beheersgebied van een andere bodemkwaliteitskaart gelden de toepassingsregels van desbetreffend bodembeheerplan.
pagina
34
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen provinciebreed
7 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Literatuur
Literatuur Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; 10 september 1999. Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; 17 december 1998. Interim-richtlijn Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet; bijlage 1 van de nota “Grond grondig bekeken”, ministerie van VROM, juni 1999. Grond, grondig bekeken: verantwoord omgaan met schone en verontreinigde grond; IPO, VNG, Ministerie van LNV en Ministerie van VROM, augustus 1999. Klinkende wegen, historie van wegschap Walcheren; mevr. ing. M. Kool, 2001 Memo Waterschap Zeeuws-Vlaanderen over bermbeheer en historie wegverhardingen, september 2003 Memo provincie Zeeland directie Infrastructuur en Vervoer over bermbeheer en historie wegverhardingen, september 2003 Memo Rijkswaterstaat over bermbeheer en historie wegverhardingen, september 2003
pagina
35