Chr. Hogeschool Windesheim, Zwolle HBO-bacheloropleidingen: Bewegingsagogie en Psychomotorische Therapie; vt/dt Leraar Lichamelijke Opvoeding; vt/dt Sport en Bewegen; vt Croho: 34585 + 35025 + 34040 Visitatiedatum: 4 juni 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, november 2008
2/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
3/91
Inhou
Inhoud
4
Deel A: Oderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 10 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
18 20 25 41 45 48 54
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
4/91
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
61 62 63 77 79 91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
5/91
Deel A:
6/91
Oderwerpen
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
7/91
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de geclusterde opleidingen Sport van Christelijke Hogeschool Windesheim heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 4 en 5 juni 2008. Het panel bestond uit: dhr. L.M. Stevens (voorzitter, domeinpanellid); dhr. C.J. Faber (domeinpanellid LO); dhr. R. Boer (domeinpanellid S&B); mw. M.C. van Dam (domeinpanellid BPT); mw. F.I. van Lith (studentpanellid); mw. drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor); dhr. J.R. Koopmans (NQA-auditor jr.). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) telt 16.000 studenten en circa 1400 medewerkers. De school biedt 50 opleidingen aan, waarvan 44 hbo-bachelors.
8/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Hogeschool Windesheim profileert zich als een toonaangevend, breed en innovatief kennisen expertisecentrum dat individuen en mensen in arbeidsorganisaties uitdaagt zich te ontwikkelen tot verantwoordelijke, waardevolle en zelfbewuste professionals, die willen functioneren op hoger professioneel niveau in beroepen en maatschappij. De hogeschool hecht belang aan onderwijs op maat. Uitgangspunten daarbij zijn vraagsturing en competentieleren en een persoonlijk ontwikkelingsplan voor iedere student. In 2002 is Christelijke Hogeschool Windesheim gefuseerd met de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. De hogeschool kiest en handelt vanuit een identiteit die zijn oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. De hogeschool heeft haar 50 opleidingen ondergebracht in tien schools. Eén daarvan is de School of Human Movements & Sports (Calo), waar de bacheloropleidingen Lerearenopleiding Lichamelijke Opvoeding (ALO), Sport en Bewegen (S&B), en Bewegingsagogie en Psychomotorische Therapie (BPT) onder vallen. Alle drie de opleidingen worden in een voltijd variant aangeboden, daarnaast zijn zowel de Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding als Bewegingsagogie en Psychomotorische Therapie ook als deeltijd variant te volgen voor mensen met eerder verworven competenties. In totaal zijn 1308 (2007) studenten ingeschreven aan de School, waarvan er voor BPT 344 (voltijd) en 23 (deeltijd) staan ingeschreven, voor LO zijn dat er 710 (voltijd) en 33 (deeltijd). Tenslotte volgen 198 studenten de (voltijd) opleiding S&B. Er werken 90 docenten in de School met een omvang van 63,26 fte. Daarmee is de student/docentratio (op basis van fte) 20,67:1. In alle programma’s wordt gewerkt met vier onderwijsperioden per jaar van 10 weken. Per periode staat een thema of kenmerkende beroepssituatie centraal. De programma’s staan beschreven in de diverse studiegidsen van de opleiding. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
9/91
4 en 5 juni 2008 Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in september 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in oktober 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
10/91
Oordeelsvorming
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
11/91
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen
BPT vt
BPT dt
LO vt
LO dt
S&B vt
goed
goed
1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor
goed goed
goed goed
voldoend e goed goed
voldoend e goed goed
Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO
Positief
Positief
Positief
Positief
voldoend e goed voldoend e Positief
goed
goed
goed
goed
voldoend e goed
voldoend e goed
voldoend e goed
goed
goed
goed
goed
voldoend e goed voldoend e voldoend e voldoend e Positief
voldoend e goed voldoend e voldoend e voldoend e Positief
voldoend e goed voldoend e voldoend e voldoend e Positief
voldoend e goed voldoend e voldoend e voldoend e Positief
voldoend e voldoend e goed voldoend e voldoend e voldoend e Positief
goed goed goed
goed goed goed
goed goed goed
goed goed goed
Positief
Positief
Positief
Positief
goed goed voldoend e Positief
voldoend e goed
voldoend e goed
voldoend e goed
voldoend e goed
Positief
voldoend e voldoend e Positief
Positief
Positief
Positief
voldoend e voldoend e
voldoend e voldoend e
voldoend e voldoend e
voldoend e voldoend e
voldoend e voldoend e
goed
goed
goed
goed
goed
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
12/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Positief
Positief
Positief
Positief
Positief
goed
goed
voldoend e Positief
voldoend e Positief
voldoend e voldoend e Positief
voldoend e voldoend e Positief
voldoend e voldoend e Positief
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
13/91
Doelstellingen opleiding BPT De facetten 1.1. Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau bachelor en 1.3 Oriëntatie hbobachelor worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1: Doelstellingen opleiding is derhalve zowel voor de voltijdals de deeltijdvariant positief. LO Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen wordt voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. De facetten 1.2 Niveau bachelor en 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1: Doelstellingen opleiding is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant positief. S&B De facetten 1.1. Domeinspecifieke eisen en 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor worden met een voldoende beoordeeld. Facet 1.2 Niveau bachelor wordt met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1: Doelstellingen opleiding is derhalve positief. Programma BPT De facetten 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Beoordeling en toetsing worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. De facetten 2.1 Eisen HBO, 2.2 Relatie doelstellingen, 2.3 Samenhang, 2.5 Instroom worden voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is voldaan. Het oordeel over onderwerp 2: Programma is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant positief. LO De facetten 2.1 Eisen hbo, 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Beoordeling en toetsing worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. De facetten 2.2 Relatie doelstellingen, 2.3 Samenhang, 2.5 Instroom worden voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is voldaan. Het oordeel over onderwerp 2: Programma is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant positief. S&B De facetten 2.1 Eisen hbo, 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma, 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Beoordeling en toetsing worden met een voldoende beoordeeld. De facetten 2.2 Relatie doelstellingen en 2.5 Instroom worden
14/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is voldaan. Het oordeel over onderwerp 2: Programma is derhalve positief. Inzet van personeel BPT De facetten 3.1 Eisen hbo, 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 3: Inzet van personeel is derhalve positief. LO De facetten 3.1 Eisen hbo, 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 3: Inzet van personeel is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant derhalve positief. S&B De facetten 3.1 Eisen hbo en 3.2 Kwantiteit personeel worden met een goed beoordeeld. Facet 3.3 Kwaliteit personeel wordt met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 3: Inzet van personeel is derhalve positief. Voorzieningen BPT Facet 4.1 Materiële voorzieningen wordt voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 4.2 Studiebegeleiding wordt voor de beide varianten met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 4: Voorzieningen is derhalve voor de beide varianten positief. LO Facet 4.1 Materiële voorzieningen wordt voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 4.2 Studiebegeleiding wordt voor de beide varianten met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 4: Voorzieningen is derhalve voor de beide varianten positief. S&B Facet 4.1 Materiële voorzieningen wordt voor de voltijd- en de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 4.2 Studiebegeleiding wordt met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 4: Voorzieningen s derhalve positief. Interne kwaliteitszorg BPT
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
15/91
De facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant positief. LO De facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 5.3 Betrekken van medewerkerts, studenten, alumni en het beroepenveld worden zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5. Interne kwaliteitszorg is derhalve zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant positief. S&B De facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering worden met een voldoende beoordeeld. Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld wordt met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg is derhalve positief. Resultaten BPT Facet 6.1 Resultaten wordt voor de beide varianten met een goed beoordeeld. Facet 6.2 Onderwijsrendement wordt voor de voltijdvariant met een goed beoordeeld en voor de deeltijdvariant eveneens met een goed. Het oordeel over onderwerp 6: Resultaten is derhalve positief. LO Facet 6.1 Resultaten wordt voor de beide varianten met een voldoende beoordeeld. Facet 6.2 Onderwijsrendement wordt voor de voltijdvariant met een goed beoordeeld en voor de deeltijdvariant met een voldoende. Het oordeel over onderwerp 6: Resultaten is derhalve positief. S&B Facet 6.1 Resultaten wordt met een voldoende beoordeeld. Facet 6.2 Onderwijsrendement wordt eveneens met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 6: Resultaten is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat alle twee de voltijdopleidingen en deeltijdopleidingen BPT, LO op de zes onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel over de voltijdvariant en de deeltijdvariant van deze opleidingen positief is.
16/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
De opleiding S&B scoort op alle facetten positief met als gevolg dat het eindoordeel over de opleiding S&B positief is.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
17/91
Deel B:
18/91
Facetten
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
19/91
N.b. In de tekst wordt alleen een onderscheid gemaakt tussen de opleidingen en de varianten, als er verschillen zijn. Indien er geen onderscheid wordt gemaakt in de tekst, zijn er aldus geen verschillen tussen de opleidingen en de varianten.
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
BPT vt goed LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleidingen in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
•
•
Op Schoolniveau zijn tien domeincompetenties geformuleerd, die zijn gerelateerd aan de vijf Dublin descriptoren en de generieke HBO-kwalificaties van Franssen (2001), zo blijkt uit een matrix die is opgenomen in het zelfevaluatierapport. De tien School domeincompetenties zijn beschreven in het Opleidings- en Toetskader School of Human Movement and Sports (oktober 2007) en per opleiding uitgewerkt in de drie opleidingsspecifieke Kerndocumenten. De voor de drie opleidingen specifieke beroepscompetenties zijn gebaseerd op de landelijk vastgestelde beroepsprofielen voor de opleidingen. Voor de opleiding BPT zijn dit de vakverenigingen NVPMT/FVB, voor de opleiding LO de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO) en voor de opleiding S&B de sociale partners (zie verder hieronder). Alle drie de opleidingen hebben een eigen werkveldadviescommissie, waarin het afnemend werkveld van de drie beroepssectoren over de volle breedte is vertegenwoordigd. De commissies worden regelmatig door de opleidingen geraadpleegd, onder andere tijdens de curriculumherziening in 2006. Het nieuwe curriculum is ook besproken met vertegenwoordigers van stageverlenende instituten.
BPT • De tien beroepscompetenties van de opleiding Bewegingsagogie & Psychomotorische Therapie (BPT) zijn beschreven in het Kerndocument opleiding Bewegingsagogie & Psychomotorische Therapie (Afdeling Calo-Windesheim, maart 2008) en gevalideerd en vastgesteld door de vakvereniging NVPMT/FVB.
20/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
De opleiding BPT heeft regelmatig overleg met de opleiding Creatieve Therapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, onder andere over de eindkwalificaties. De opleiding van de HAN is de enige opleiding, die enigszins verwant is aan BPT van Windesheim. Binnen het Europees Platform Psychomotorische Therapie zijn bindende afspraken gemaakt over de gewenste ontwikkelrichting van de opleiding. De opleiding heeft zich hieraan gecommitteerd, aldus voldoen de eindkwalificaties van de opleiding aan de internationale standaarden. Ook participeert de opleiding in een aantal Europese commissies. Een ander voorbeeld van de internationale oriëntatie van de opleiding, was haar betrokkenheid bij het “4th European Congress of Psychomotricity, Crossing Borders”, dat van 21 tot 23 mei plaatsvond in Amsterdam. Een aantal docenten van de opleiding heeft daar een presentatie gegeven over nieuwe ontwikkelingen en onderzoek in het vakgebied. Al met al geldt de opleiding BPT internationaal als toonaangevend, aldus het panel. Het panel is van oordeel dat de opleiding zich duidelijk (internationaal) positioneert door haar leidende rol in de internationale ontwikkelingen.
LO •
•
•
De gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voor de opleidingen leraar lichamelijke opvoeding (LO) zijn vastgesteld door het Alodo (het directeurenoverleg van de zes Academies voor Lichamelijke opvoeding c.q. HBO-bewegingsinstituten). De vakvereniging KVLO heeft een waarnemerszetel in het Alodo en in die functie de eindkwalificaties gelegitimeerd. De opleiding LO van de Calo heeft een stimulerende en sturende rol gespeeld in zowel het proces van het opstellen van beroepscompetentieprofielen als dat van Gemeenschappelijke Opleidingskwalificaties. De opleidingsmanager is – namens het Aloco – lid geweest van de klankbordgroep Beroepscompetentieprofiel voor leraren LO en is nu lid van de werkgroep die zich bezighoudt met de actualisering van het profiel. Een Calo-docent participeert in het Platform MRT van de KVLO en heeft in die hoedanigheid meegewerkt aan het tot stand komen van het Beroepscompetentieprofiel Motorisch Remedial Teacher. De opleiding LO kent volgens de opleiding geen internationaal platform, waarin eindkwalificaties besproken worden. Het panel onderkent dit, maar is van mening dat de opleiding zich op zijn minst binnen Nederland zou moeten profileren. Het panel komt vanwege deze constatering tot het oordeel voldoende.
S&B • De zes opleidingsinstituten hebben op basis van het landelijk door de sociale partner vastgesteld en daarna hebben de zes opleidingsinstituten een gezamenlijk Kwalificatieprofiel opgesteld. • De hierop gebaseerde acht opleidingskwalificaties van de Sportmanager zijn in 2004 vastgesteld door de betrokken sociale partners en verwoord in het Kerndocument Opleiding Sport & Bewegen (april 2008). In een bijlage van dit document, relateert de opleiding de eigen competenties aan de School- domeincompetenties.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
21/91
•
•
De opleiding S&B kent geen internationaal platform. De opleiding heeft desondanks de ambitie om zich meer naar buiten te richten en zich meer maatschappelijk te oriënteren. Het panel heeft echter vastgesteld, dat de opleiding deze ambitie nog niet heeft waargemaakt. Ook heeft het panel geconstateerd, dat de opleiding zich met name in de eerste twee leerjaren nogal specifiek richt op de doelgroep “jeugd”. Dit gaat volgens het panel ten koste van andere doelgroepen. Het management van de opleiding verklaart deze keuze uit het feit dat de jeugd een belangrijk issue van de overheid is. In gesprekken, die het panel had met studenten, is dit aandachtspunt besproken. Uit gesprekken met de docenten kwam naar voren, dat er wel degelijk aandacht is voor andere doelgroepen, bijvoorbeeld tijdens de stages. Het panel komt op basis van het feit dat de opleiding S&B zich niet (duidelijk) profileert ten opzichte van soortgelijke opleidingen in het binnen- of buitenland en zich (te) specifiek richt op de doelgroep jeugd en omdat zij haar ambitie om zich meer maatschappelijk (ook internationaal) te oriënteren en te profileren nog niet heeft waargemaakt, tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 1.2
Niveau bachelor
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De Dublin descriptoren en de tien generieke HBO-kwalificaties en de extra Windesheim competentie zelfsturing zijn leidend geweest voor de tien School domeincompetenties en het hiermee nagestreefde niveau van de opleidingen. • Zoals bij facet 1.1 is vermeld, zijn de domeincompetenties van elk van de drie opleidingen ontleend aan de eigen beroepscompetentieprofielen, die door vakorganisaties en sociale partners zijn opgesteld, gevalideerd en goedgekeurd. • In de afzonderlijke profielen wordt beschreven wat een beginnend beroepsbeoefenaar moet kennen en kunnen. In de beroepsprofielen wordt een onderscheid gemaakt in een aantal taakgebieden, die zorgen voor een rode draad in de opleidingen. De complexiteit van de taakgebieden neemt in de loop van de opleiding toe. • De taakgebieden van de opleiding BPT zijn: Behandeling, Organisatie, Professionele ontwikkeling en Onderwijs en Onderzoek. De opleiding LO onderscheidt de taakgebieden: Verzorgen van lessen bewegingsonderwijs, Functioneren als lid van een vak- of docententeam en Ontwikkelen van een eigen visie en professionaliteit. De opleiding S&B onderscheidt de taakgebieden Stimuleren en sportdeelname,
22/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
Ontwikkelen en organiseren van sport- en bewegingsactiviteiten, Sportbeleidsontwikkeling, Ondersteunen van verenigingen, Werken in en vanuit een eigen organisatie en het Ontwikkelen van de eigen professionaliteit. In een matrix, die is opgenomen in het zelfevaluatierapport zijn de Dublin descriptoren, de generieke HBO-kwalificaties (Commissie Franssen, 2001) en de domeincompetenties (CALO, 2005) aan elkaar gerelateerd. Een voorbeeld hiervan is de Dublin descriptor Kennis en inzicht, die gekoppeld is aan de domeincompetentie 5 van de Calo: “het begeleiden van betrokkenen bij werkveldactiviteiten, de domeincompetentie 10 “reflecteren op eigen ervaringen, de domeincompetentie 7 “het leveren van een bijdrage aan en formuleren en/of uitvoeren van beleid en de domeincompetentie 8 “het opbouwen en onderhouden van externe contacten. In de opleidingsspecifieke Kerndocumenten worden in matrixen de competenties per opleiding gekoppeld aan de Calo-competenties. Een voorbeeld voor de opleiding BPT is de eindkwalificatie “Ontwerpen en arrangeren”, die is gekoppeld aan de Schoolcompetentie 1) Het ontwerpen, ontwikkelen en plannen van bewegingsituatie, 2) Het organiseren en/of begeleiden van bewegingssituaties en 9) Het signaleren en vertalen van trends. Een voorbeeld voor de opleiding LO is de operationalisatie van de Dublin descriptor Leervaardigheden in de kwalificatie “Bezit vaardigheden, die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie met een hoog niveau van autonomie, aan te gaan en de specifieke LO eindkwalificatie uit Competentiecluster 3: “Werken aan mijn eigen ontwikkeling en ik ben mij bewust van mijn kernkwaliteiten als leraar lichamelijke opvoeding” (de GOK kwalificaties is: kritisch reflecteren op eigen functioneren in de school0rganisatie) Een voorbeeld voor de opleiding S&B is de beroepscompetentie 1): Het ontwikkelen, implementeren, verantwoorden, evalueren en bijstellen van strategie en beleid, die is gekoppeld aan de Schoolcompetenties: Het ontwikkelen van strategie en beleid en Sportbeleidsontwikkeling. In afwachting van een voorbeeld van de koppeling van een opleidingscompetentie aan de Dublin descriptoren geeft het panel de opleiding LO nog geen oordeel op dit facet (zie boven).
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
BPT vt goed LO vt goed S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
23/91
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De eindcompetenties en beroepsprofielen van alle drie de opleidingen zijn tot stand gekomen met en ontleend aan het relevante beroepenveld, zo heeft het panel vastgesteld (zie ook facet 1.1 en 1.2). • Alle drie de opleidingen hebben een eigen werkveldadviescommissie, die de opleiding op de hoogte brengt van de meest actuele ontwikkelingen in het werkveld. De beroepenvelden van de opleidingen zijn de laatste jaren sterk aan verandering onderhevig. • Een belangrijke rol in het onderhouden van contacten met het beroepenveld is weggelegd voor de kennisbank van de School: Q-point. Dit bureau verzamelt actief vragen en opdrachten uit het werkveld. Het profileringsaanbod van de opleidingen is mede gebaseerd op deze vragen. • De opleiding BPT heeft naast een veldadviescommissie ook een adviesraad. Deze raad houdt zich specifiek bezig met de strategische koers van de opleiding in relatie tot de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. • De opleiding BPT leidt studenten op voor het beroep van bewegingsagoog en psychomotorisch therapeut. Sectoren, waarin afgestudeerden terecht kunnen komen zijn: de gezondheidszorg (intra-, semi- en extramuraal), instellingen voor verstandelijk gehandicapten, orthopedagogische instellingen/jeugdzorg, instellingen voor speciaal onderwijs en justitiële instellingen. • Binnen de opleiding LO houdt de werkveldadviescommissie zich specifiek bezig met de strategische koers van de opleiding in relatie tot de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. • De opleiding LO leidt studenten op voor het beroep eerstegraads docent lichamelijke opvoeding in het onderwijs variërend van basisonderwijs tot gymnasium en van speciaal onderwijs tot hoger beroepsonderwijs. • De opleiding S&B, die ook een eigen werkveldadviescommissie heeft, leidt studenten op tot sportmanager op strategisch niveau. De belangrijkste taakgebieden zijn: stimulering van sportdeelname, het ontwikkelen en organiseren van sport- en bewegingsactiviteiten, sportbeleidontwikkeling, en adviseren en ondersteunen van sportaanbiedende organisaties. • Het panel stelt ten aanzien van de opleiding S&B vast, dat het beroepsbeeld enigszins onduidelijk is. Dit wordt met name veroorzaakt door het brede karakter van de opleiding en het feit dat zij opleidt voor nogal uiteenlopende functies. De opleiding S&B, zo heeft het panel in de gesprekken met de studenten gehoord, is voor de meeste studenten een antwoord op hun sportbehoefte, zonder dat zij docent willen en hoeven te worden. Enigszins onduidelijk is voor hen echter, wat ze uiteindelijk wel met de opleiding kunnen doen. • In gesprekken met de docenten van de opleiding S&B komt naar voren, dat de studenten graag meer aandacht willen voor de profit-sector. Ook vinden zij dat er (te) weinig aandacht is voor de adviserende rol van de beginnend beroepsprofessional.
24/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
In het vierde jaar komt dit aan bod, maar het panel vindt dit, evenals de studenten onvoldoende en te laat. Doordat de opleiding S&B een (te) breed en daardoor onduidelijk beroepsbeeld heeft en het feit dat de profit-sector en de adviseursrol (te) weinig aanbod komen, komt het panel voor de opleiding S&B tot het oordeel voldoende op dit facet. Overigens heeft de School wel de ambitie om een verheldering van het beroepsprofiel van S&B te realiseren, zo heeft het management het panel laten weten.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
BPT vt goed LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De ontwikkeling van de (beroeps)kennis bij studenten van de School wordt in principe gerealiseerd door middel van een cyclisch proces. Een belangrijk element in de kennisverwerving zijn de beroepsproducten, die het resultaat zijn van opdrachten, die de student uitvoert in zogenoemde kenmerkende beroepssituaties (KBS). • De in de eerdere semesters opgeleverde beroepsproducten, vormen de basis voor de inhoud en de opdrachten, die in het volgende semester aan bod komen. • Bij alle drie de opleidingen spelen de stages een belangrijke rol. De stagedoelen zijn zichtbaar afgeleid van de eindkwalificaties, worden vastgesteld in overleg met het werkveld en zijn verwoord in beroepscompetenties. De complexiteit van de stagecontext en de stagedoelen neemt in de loop van de studie toe. De stages worden ondersteund door de Beroeps Ondersteunende Onderwijseenheden (BOO’s). • 0p Schoolniveau wordt om de relatie met de beroepspraktijk te realiseren, een aantal externe projecten uitgevoerd. Een voorbeeld is het project “Duale vakleerkracht”, dat de opleiding LO uitvoert in samenwerking met de Sportraad Overijssel.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
25/91
• Actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk worden ook door de docenten ingebracht. Immers zij zijn ook voor een deel werkzaam in de beroepspraktijk. • Uit het STO 2007 blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting bij actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Het panel onderschrijft deze uitkomst. • Op Schoolniveau kunnen de opleidingen gebruik maken van Q-point, een studenten projectbureau, dat bemiddelt tussen de student en het werkveld en ten aanzien van de opdrachten, die in de praktijk moeten worden uitgevoerd. • Ook de participatie van enkele docenten in de kenniskring van het lectoraat “Bewegen en Gedragsbeïnvloeding”, draagt er volgens het panel aan bij, dat bij de vormgeving van het onderwijs in voldoende mate wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Onderzoek komt aan bod binnen de Schoolthema’s, in de profileringsruimte en in het pre-master traject (onderdeel van profilering). In de Schoolthema’s leren studenten om te gaan met conceptuele kennis en moeten zij standaardwerken bestuderen. Onderzoek heeft voornamelijk de functie om studenten te leren om zich steeds af te vragen “hoe de werkelijkheid, de praktijk in elkaar zit”. • Onderzoek komt in de opleiding BPT naar voren in een speciale module, die van Methoden en Technieken van Onderzoek. In deze module voeren studenten zelfstandig een onderzoek uit. • Bij de opleiding LO komt onderzoek in zowel het tweede, als het derde en het vierde jaar aan bod, dat wil zeggen, dat studenten een eenvoudig toegepast onderzoek uitvoeren. In de propedeuse binnen de onderwijseenheden Aanbieden van Bewegingsactiviteiten en het Observatiepracticum. Andere voorbeelden zijn dat studenten participeren in het promotieonderzoek omtrent zelf waargenomen competenties van leerlingen in de lessen LO en in de verkennende onderzoeken die vanuit de kenniskring worden geïnitieerd. Het panel is echter van mening dat de aandacht die thans wordt besteed aan onderzoek in de opleiding LO nog te onduidelijk en onvoldoende wordt verantwoord. In het gesprek van het panel met de docenten van deze opleiding kwam naar voren, dat de opleiding “ontwerpend lesgeven” uitdraagt en de student op deze wijze een onderzoekshouding wil meegeven. Het panel is echter van mening, dat studenten onvoldoende leren om op onderzoek gebaseerde resultaten te gebruiken bij het leveren van een bijdrage aan ontwikkelingen in de beroepspraktijk. • Onderzoek neemt bij de opleiding S&B een centrale plaats in en komt op verschillende momenten aan bod. In het derde jaar volgen studenten twee onderwijseenheden Methoden en Technieken van Onderzoek. Ook komt onderzoek aan bod in de onderwijseenheden Integratie van Beleid en Praktijk, ook in het derde jaar en Sport en Bewegen in het vierde jaar en in de scriptie. Onderzoek betreft voornamelijk allerlei vormen van marktonderzoek en beleidsgericht toegepast onderzoek. Het panel concludeert, dat er in de opleiding S&B daadwerkelijk aandacht wordt besteed aan onderzoek en onderzoeksmethodologie. • Het panel heeft, ondanks alle inspanningen van alle drie de opleidingen die worden gepleegd op het terrein van onderzoek in het kader van actuele ontwikkelingen in het vakgebied, vastgesteld dat deze desondanks weinig expliciet in de programma’s is terug te vinden. De lector, die hierbij een belangrijke rol zou kunnen spelen, is verbonden aan
26/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
• •
•
•
•
het centrale niveau van de hogeschool en ook de kenniskring is organisatorisch niet ondergebracht bij de School. Het panel veronderstelt dat de relatie van de opleidingen met de kenniskring hierdoor minder intensief is dan wenselijk en mogelijk is. Het panel heeft het studiemateriaal en de literatuurlijsten van de drie opleidingen bestudeerd. Het materiaal en de literatuurlijst van de opleiding BPT zijn volgens het panel van een goede kwaliteit en een goed niveau. De moduleboeken, de literatuur en de readers zijn up-to-date en in voldoende mate ontleend aan de beroepspraktijk. Dit geldt ook voor de enkele Engelstalige boeken op de literatuurlijst staan. De opleiding LO heeft ervoor gekozen om een aanzienlijk deel van de literatuur in readers te bundelen. Het panel beoordeelt de literatuur als voldoende actueel en aan de beroepspraktijk ontleend. De literatuur is voornamelijk Nederlandstalig. Het panel is van mening dat er wel degelijk relevante internationale literatuur voor deze opleiding voorhanden, die nuttig kan zijn bij het leren ontwikkelen en formuleren van eigen opvattingen over het vakgebied. Het overige studiemateriaal is volgens het panel van voldoende niveau en kwaliteit. Ook van de opleiding S&B heeft het panel het studiemateriaal en de literatuurlijst bestudeerd. De moduleboeken zijn in orde. Over de literatuur van de opleiding S&B is het panel gematigd tevreden. Het panel vindt deze erg toepassingsgericht. Wat weinig gebruik wordt gemaakt van standaardwerken. De opleiding maakt wel volgens het panel in voldoende gebruik van relevante Engelstalige literatuur. Aangezien het panel van mening is, dat in het kader van de kennisontwikkeling van studenten bij de opleidingen LO en S&B te weinig aandacht wordt besteed aan actueel toegepast onderzoek. Tevens heeft het panel over de literatuurlijsten van de opleidingen LO en S&B enige kritische kanttekeningen gemaakt. Het panel komt op basis van deze argumenten voor deze twee opleidingen en varianten tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
27/91
BPT, LO en S&B • De School onderscheidt drie niveaus in het onderwijs: het basis-, het gevorderde- en het bachelorniveau. • De opzet van de programma’s van de drie opleidingen volgt die van Windesheim. Studenten volgen een major van 120 EC (112 EC en 8 EC SLB), een verdiepende minor van 60 EC (56 EC en 4 EC SLB) en één of twee verdiepende of verbredende minors van 28 of 56 EC (respectievelijk 30 EC, waarvan 2 EC SLB of 60 EC, waarvan 4 EC SLB). • De major is geprogrammeerd in het eerste, het tweede, het derde en het zevende semester. De verdiepende minor is geprogrammeerd in het vijfde en het zesde semester en de verbredende minor is geprogrammeerd in het vierde en zevende semester. Elk semester heeft een beroepscomponent: de zogenoemde Kenmerkende Beroepssituatie (KBS), die wordt ondersteund door de Beroeps Ondersteunende Onderwijseenheden (BOO’s) (samen14-18 EC), een Schoolthemacomponent/domeincomponent (7 EC), een Profileringscomponent (3-7 EC) en studieloopbaanbegeleiding (2 EC). • In de gezamenlijke propedeuse lopen studenten een stage op een basisschool en volgen daarnaast lessen methodiek/eigenvaardigheid. De theorie in de propedeuse bereidt studenten voor op de drie afzonderlijke opleidingen en gaat vooral over bewegen (redenen en visie), het lichaam en het beïnvloeden van gedrag. BPT •
•
•
Na de met de andere twee opleidingen gezamenlijke propedeuse start het opleidingsspecifieke BPT-deel. De opleiding BPT kent drie leerroutes. Leerroute A is de standaardroute. In leerroute B is de volgorde van de major en de minors anders. Leerroute C is een variant op leerroute B. In elk jaar van de hoofdfase van de opleiding BPT komen de (eind)stage (zwemstage), sportmix, SIC (Supervisie, Intervisie en Coaching), methodische vaardigheden en het activiteitenpracticum terug. Ook wordt elk jaar theorie behandeld en kiest de student zijn profilering. Tevens worden er jaarlijks twee Schoolthema’s behandeld. In jaar vier kiest de studenten in verband met zijn afstuderen één Schoolthema. Zoals uit het Kerndocument van de opleiding BPT blijkt, is in mei 2007 een aanzet gegeven om de competentieniveaus tot concrete leerdoelen uit te werken voor de competenties: overleggen en samenwerken, reflecteren en positioneren, observeren en analyseren, begeleiden en behandelen, ontwerpen en arrangeren, evalueren en rapporteren en conceptueel en narratief handelen. Voor elk van deze competenties zijn leerdoelen geformuleerd, die in verschillende onderdelen van het 2de, 3de en 4de studiejaar moeten worden behaald. Een voorbeeld hiervan is de competentie “Begeleiden en Behandelen”. De student dient na het tweede jaar in staat te zijn om een werkrelatie met de cliënt aan te gaan. Na het derde jaar moet hij in staat om een werkrelatie aan te gaan met een cliënt, waarbij sprake is van pathologie. Na het vierde jaar kan de student op basis van PMT doelen en afspraken over wederzijdse
28/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
verwachtingen een werkrelatie opbouwen en daarin omgaan met lastig psychopathologisch gedrag van een cliënt en van zijn reacties daarop. LO • Na de gezamenlijke propedeuse, start voor LO het opleidingsspecifieke deel. Ook in deze opleiding komen in elk jaar een stage (groepsstage, lintstage, zwemstage, snuffelstage en eind- of lio-stage), methodiek/eigenvaardigheid, en het didactisch practicum terug. Daarnaast kiest ook de LO- student per jaar twee Schoolthema’s en in jaar vier één Schoolthema. • Deeltijdstudent LO volgen in het eerste jaar een vast programma, daarna wordt een contract opgesteld, waarin een individuele leerweg wordt vastgelegd. Hieraan voorafgaand wordt een assessment afgenomen, waarin de reeds behaalde competenties werden onderzocht. • In het Kerndocument van de opleiding staan de competenties beschreven. Studenten dienen zelf hun leerdoelen te formuleren in relatie tot hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Bij elk van de onderwijseenheden staat in het studentenstatuut Opleiding lichamelijke Opvoeding: curriculumoverzicht/onderwijseenheden , 2007-2008 en aantal leerdoelen geformuleerd. Deze leerdoelen zijn op Blackboard bij de verschillende onderdelen meer concreet uitgewerkt. S&B •
•
Na de gezamenlijke propedeuse start het opleidingsspecifieke deel van de opleiding S&B. In elk jaar van de hoofdfase zijn bij S&B stages georganiseerd: de oriënterende en verdiepende beroepsstage en de strategische en sporttechnische managementstage, de practica sport en bewegen, theoretische vakken in relatie met beleid en management & organisatie, en theorie met betrekking tot onderzoek (niet in jaar twee). Daarnaast wordt in jaar twee en jaar vier algemene vaktheorie behandeld. Ook bij S&B kiest de student jaarlijks twee Schoolthema’s en in het vierde jaar één Schoolthema. In het Kerndocument van de opleiding staan in bijlage 6 bij elk van de onderdelen de leerdoel van het programma beschreven en de hiermee beoogde eindkwalificaties. Een voorbeeld hiervan is Practicum 1 met als leerdoelen” het kunnen organiseren van sporten bewegingsactiviteiten in verschillende contexten en voor verschillende doelgroepen” en “in staat zijn om activiteiten aan te passen aan de doelgroep en de context met als beoogde eindkwalificaties”. De hiermee beoogde eindkwalificatie is “het Organiseren en Begeleiden van sport- en bewegingsactiviteiten”.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
BPT vt goed LO vt goed S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt goed
Criterium:
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
29/91
-
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • •
•
•
•
•
•
De belangrijkste samenbindende factor in de gezamenlijke propedeuse is de “body of knowledge”. De postpropedeutische fase van alle drie de opleidingen kenmerkt zich door een cyclische opbouw. In elk semester wordt voortgebouwd op de in de eerdere semesters verworven kennis en beroepscompetenties, die steeds geïntegreerd worden behandeld. De context waarin dit gebeurt, wordt in de loop van de opleidingen steeds complexer en de mate van zelfsturing van de studenten neemt toe. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de mate, waarin de student verantwoording moet afleggen over zijn eigen leerproces. Binnen de School worden in het curriculum een aantal leerlijnen onderscheiden: de integrale leerlijn, de reflectieve leerlijn, de conceptuele leerlijn en de lijn van vaardigheden. Deze leerlijnen worden geïntegreerd in de beroepsleerlijn, de Schoolthemalijn, de profileringslijn en de studieloopbaanbegeleiding. De leerlijnen kunnen worden beschouwd als een clustering van samenhangende opleidingsactiviteiten. De leerlijnen, clusters van samenhangende opleidingsactiviteiten, zorgen voor samenhang in de programma’s. In de hoofdfase kiezen studenten elk semester een Schoolthema en een profilering. In de Schoolthema’s dienen studenten een relatie te leggen met hun eigen beroepsontwikkeling. Naast de Schoolthema’s worden opleidingsoverstijgende onderwijseenheden aangeboden, die op thematische wijze handelen over een specifiek perspectief op het beïnvloeden van bewegingsgedrag. Deelnemers aan de Schoolthema’s kunnen uit elk van de drie opleidingen en/of leerjaren afkomstig zijn. De profilering stelt studenten in de gelegenheid om de eigen beroepscompetenties, kennis en vaardigheden te verdiepen of juist te verbreden naar andere vakinhouden en kennisgebieden, zodat de samenhang van de programma’s wordt versterkt. Ook kan de student ervoor kiezen de Profilering op te vullen met een extra ‘maatschappelijke’ stage. Keuzes dienen door de student gemotiveerd te worden en worden beschreven in het POP, dat ter goedkeuring wordt aangeboden aan de SLB'er. Horizontale samenhang wordt gerealiseerd, doordat er in elk semester een Kenmerkende Beroepssituatie (KBS) centraal staat, die wordt ondersteund door Beroeps Ondersteunende Onderwijseenheden (BOO). Dit kunnen zowel practica als theorievakken zijn. De gezamenlijke opleidingscommissie (binnen de School curriculumcommissie genoemd) ziet toe op de samenhang van de onderwijsprogramma’s. En vaksecties bewaken de inhoudelijke samenhang van de programma’s. Uit de STO 2007 evaluaties, blijkt dat de BPT studenten tevreden zijn over de samenhang: 78%. De studenten LO zijn ook tevreden zijn over de samenhang: 85%. De studenten S&B zijn blijkens dit onderzoek iets minder tevreden over de samenhang:
30/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
61%. In het gesprek van het panel met de S&B studenten kwam naar voren dat voor deze studenten de samenhang tussen de praktijk (het sporten) en de theorie onduidelijk is. Het panel komt op basis van de resultaten van het STO 2007 en op basis van her gesprek over de samenhang van het programma voor de opleiding S&B tot het oordeel voldoende.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
31/91
Facet 2.4
Studielast
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • Het programma van de voltijdopleidingen is verdeeld in semesters van 30 EC. Dit geldt ook voor de deeltijdopleiding LO. • Het aantal contacturen per week is in het eerste jaar 25 (binnenschools) en 2 (buitenschools). In jaar twee neemt het aantal binnenschoolse contacturen af tot 16 en in jaar vier tot 14. • Aan het eind van elke semesterperiode is een tentamenperiode gepland. Er zijn twee toetsmomenten per jaar per onderwijseenheid. • Studenten BPT vertelden het panel dat zij veel uren bezig zijn men hun opleiding en dat deze uren veelal binnen het Instituut worden doorgebracht. Studenten LO hebben in de gesprekken met het panel aangegeven, dat zij gemiddeld 40 uur aan hun studie besteden. Zij zijn in het eerste jaar 5 dagen per week op school. In het tweede jaar is dit gereduceerd tot 2 dagen. In het eerste jaar zijn en in het eerste semester van het tweede jaar zijn 24 contacturen geprogrammeerd. In het tweede jaar komen hier vier uur voor de stage bij. De deeltijdvariant LO kent één contactdag per week, die bestaat uit twee uur SLB/intervisie/supervisie, drie uur kernprogramma en twee uur verdiepend programma. Daarnaast is er één stagedag, die na/voorbesproken wordt tijdens de SLBuren. In het gesprek van het panel met de studenten S&B, hebben zij aangegeven, dat het af en toe hard werken is. Over het algemeen maken zij veel uren. Bij de stages is dit minder. • De studievoortgang is een belangrijk onderdeel van de SLB. In toenemende mate ligt de verantwoordelijkheid van de organisatie van de SLB bij de student. Studenten die in het eerste en/of tweede jaar zijn vertraagd, worden uitgenodigd voor een gesprek. Zowel in het eerste als tweede jaar van inschrijving kan bij een achterblijvende studievoortgang een Bindend Negatief Studieadvies worden gegeven. De norm is na één jaar minder dan 45 EC en na twee jaar minder dan 60 EC. • Om de studievoortgang zo weinig mogelijk te belemmeren, voert de School een beleid, waarbij zo min mogelijk instapeisen per onderwijseenheid aan de studenten worden gesteld. • In de gesprekken met het panel, gaven de studenten van alle drie de opleidingen aan dat zij de opbouw per blok en de verdeling van de studielast niet evenwichtig vinden.
32/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
•
Aan het begin van het blok is de hoeveelheid theorie en daardoor de studielast (te) groot in vergelijking met het eind van het blok. Ook uit het STO 2007 blijkt, dat studenten gematigd tevreden zijn over de spreiding van de studielast over het jaar. Echter, studenten vinden de opleiding wel te doen in de tijd, die daarvoor staat, zo hebben studenten het panel laten weten. De opleidingen publiceren in het kader van de studievoortgang de lesroosters via publicatieborden en Portaal, evenals de wijzigingen daarin en de tentamenroosters. Via Portaal kunnen studenten op ieder gewenst moment de actuele stand van zaken ten aanzien van afgeronde onderwijseenheden raadplegen. Studenten van alle drie de opleidingen ervaren Humane Biologie als een struikelvak. Dit betreft voornamelijk die studenten, die geen exact pakket hebben gehad tijdens hun vooropleiding. Studenten LO hebben nog een tweede struikelvak genoemd, namelijk Fysiologie. Vanwege het feit dat de studenten van alle drie de opleidingen de spreiding van de studielast over de onderwijseenheden niet goed vinden en vanwege het feit dat Humane Biologie voor de studenten van alle drie de opleidingen een struikelvak is en Fysiologie voor de studenten LO, komt het panel voor alle drie de opleidingen voor alle varianten tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.5
Instroom
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De School werkt met een instellingsfixus, die is afgestemd op de marktbehoefte in de werkvelden en de organisatorisch-facilitaire mogelijkheden van de School. • De gemeenschappelijk instroomeisen staan beschreven in het OER. Studenten dienen in het bezit te zijn van havo- of vwo-diploma. Hierbij worden geen eisen gesteld aan de vakkenpakketten of profielen. Andere mogelijk instroomeisen zijn een diploma middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. Studenten met een vwo-diploma kunnen vrijstellingen aanvragen voor één of meer onderwijsonderdelen op basisniveau, indien zij aannemelijk kunnen maken dat zij beschikken over de relevante competenties, c.q. de kennis, vaardigheden en inzichten, zo wordt in het OER vermeld. Dit geldt eveneens voor studenten die in het bezit zijn van een WEB-diploma.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
33/91
•
•
•
•
•
• •
•
Van belang is verder dat afgestudeerden in de toekomstige beroepsuitoefening verschillende bewegingsactiviteiten op maat (agogisch dan wel therapeutisch) moeten kunnen aanbieden aan de verschillende doelgroepen. Afgestudeerden moeten hierin actief kunnen participeren. Tengevolge hiervan is het noodzakelijk dat studenten beschikken over een behoorlijk niveau van eigen bewegingsvaardigheid. Alleen indien studenten beschikken over een voldoende bewegingsvaardigheden worden zij toegelaten. Toelatingseisen voor de deeltijdopleiding LO zijn: in het bezit zijn van een getuigschrift van de opleiding Sport en Bewegen (niveau 4, MBO) of Sport en Bewegen (niveau 5: onder andere Sport en Bewegen aan een HBO-instituut), een lerarenopleiding hbo of wo of een een hbo-opleiding Psychomotorische Therapie (School of Human Movement and Sports). Mensen die in het bezit zijn van een getuigschrift van een andere hbo- of woopleiding met aantoonbare relevante werkervaring op het gebied van sport & bewegen (leiding- en/of training geven) kunnen ook worden toegelaten tot de opleiding. De kandidaat-student volgt een assesmentprocedure. Hierin wordt gekeken naar het praktijkniveau, het ingeleverde portfolio en wordt een casus gemaakt. Indien noodzakelijk moet een capaciteitstest worden gedaan. Ook een sportmedische keuring maakt deel uit van de toelatingsprocedure. Voor de deeltijd BPT geldt een werk- of stage-eis. In de folder wordt dit omschreven als ervaring in het actief aanbieden van bewegingsactiviteiten in 'speciale beweegcontexten'. Dat wil zeggen dat de student naast de studie werkt of stage loopt en dat in die werksituatie voor het beroep PMT’er relevante werkervaring wordt opgedaan. De student dient daartoe een door de werkgever ondertekende verklaring in te leveren. De kandidaat-student doet een intake bij de coördinator van de deeltijdopleiding. Tijdens de intake wordt gekeken naar het praktijkniveau, de werkervaring en wordt een casus gemaakt. Indien noodzakelijk moet een capaciteitstest worden gedaan. Ook een sportmedische keuring maakt deel uit van de toelatingsprocedure. Daarnaast moet de student in het bezit zijn van een getuigschrift van één van de volgende opleidingen: Sport en Bewegen (niveau 4 MBO); een lerarenopleiding op een hbo- of wo-nivea (bijv. Pabo met aantekening), een hbo-opleiding Lichamelijke Opvoeding (School of Human Movement and Sports). Ook diegenen die in het bezit zijn van een getuigschrift van een andere hbo- of wo-opleiding in de richting van de sociaal of mens gerichte opleidingen, met aantoonbare relevante (werk)ervaring in het actief aanbieden van bewegingsactiviteiten in 'speciale beweegcontexten' kunnen worden toegelaten. De School kent een driejarige leerweg voor studenten met een getuigschrift van een opleiding mbo-SB, de propedeuse van de lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding of de opleiding S&B of BPT of een aanverwante hbo-opleiding, zoals de Pabo, Fysiotherapie, SPH of LVO; een propedeuse van een aanverwante wo-opleiding, zoals FBW; een propedeuse van een andere ALO of verwante andere opleiding. Deze studenten dienen het assessmenttraject met goed/ruim voldoende resultaat te hebben afgerond. De assessmentsprocedures worden uitgevoerd door het Assessment Development Center (ADC).
34/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
• •
De toekenning van plaatsing is ook beschreven in het OER. Studenten kunnen behalve in het eerste jaar, ook instromen in het tweede jaar van één van de opleidingen of in de deeltijdopleidingen BPT en LO. Ook de EVC-procedure hiervoor staat beschreven in het OER.
•
Om de aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen, worden open dagen georganiseerd, vindt een praktijkkeuring en decentrale selectie plaats en wordt een module Sport en Bewegen verzorgd. Ook in het (regionaal) overlegplatform mbo/SB – Calo wordt de afstemming van het programma en de kwalificaties tussen mbo en hbo besproken en vastgelegd. Het panel vindt dat de School laat zien, dat zij door de hierboven genoemde acties er alles aan doet om de inhoudelijke aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen. De instroomvoorwaarden en de toelatingsprocedure voor deeltijdstudenten staan beschreven in de brochures en op de website. De School werkt voor de voltijdvarianten van de opleidingen niet met vrijstellingen. Wel kunnen studenten de docenten om een extra verdieping vragen, als ze denken de stof al goed te beheersen. Uit het Eerstejaarsonderzoek 2007 blijkt dat de eerstejaars studenten positief zijn over de aansluiting van de binnen de School gehanteerde pedagogisch-didactische benadering op hun vooropleiding. De meeste instromers hebben een havo-diploma en zijn in het Studiehuis al gewend geraakt aan het zelfstandig werken. Uit de Aansluitingsmonitor 2006-2007 blijkt, dat de studenten van de School ruim voldoende tot zeer goed scoren wat betreft de aansluiting bij de leerstof, de vereiste basisvaardigheden, de eisen die worden gesteld aan het zelfstandig leren en het kunnen werken in groepen. Het panel concludeert op basis van deze gegevens dat de aansluiting qua vorm goed verloopt. Om de instroom van S&B kandidaat-studenten te bevorderen, is in februari 2007 een pilot gestart voor mbo-SB studenten. In de keuzeruimte binnen hun opleiding kunnen zij alvast onderwijspakketten volgen om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op hun vervolgstudie in het hbo. In februari 2008 is de pilot uitgebreid naar de opleidingen LO en BPT. Ten tijde van de visitatie waren er nog geen resultaten van de pilot. Hogeschool Windesheim heeft in september 2006 de Code of conduct ondertekend.
• • •
•
•
•
Facet 2.6
Duur
BPT vt voldaan LO vt voldaan S&B vt voldaan
BPT dt voldaan LO dt voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
35/91
BPT, LO en S&B • Alle drie de opleidingen hebben een omvang van 240 EC, waarvan 120 EC is gereserveerd voor de major en 120 EC voor de minors. • De deeltijdprogramma’s van de opleidingen BPT en LO omvatten eveneens 240 EC. Kandidaat-studenten van de deeltijdopleidingen, die voldoen aan de toelatingscriteria kunnen 60 EC aan vrijstellingen krijgen.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
Het in de School gehanteerde didactisch concept staat beschreven in het Opleidingsen Toetskader School of Human Movement & Sports (OTK, 2007) en is nader uitgewerkt in het voor elke opleiding afzonderlijke Kerndocument. Belangrijke uitgangspunten van het didactisch concept zijn het competentiegericht en vraaggestuurd opleiden. De School wil een leerproces bij studenten stimuleren, dat gestuurd wordt door zowel persoonlijke leervragen, als door vragen vanuit de samenleving, het beroepenveld en de School zelf. Om deze vragen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen is een onderwijsmodel gekozen, dat is opgebouwd uit drie componenten: de beroeps-, domein- en profileringscomponent. o Beroepscomponent. Deze component komt aan bod binnen de Kenmerkende Beroepssituaties. Het werken aan leerwerkopdrachten binnen deze beroepssituaties stelt de studenten in staat de voor het beroep relevante competenties te ontwikkelen. Alle beroepssituaties tezamen zijn dekkend voor het beroep, waarvoor de student wordt opgeleid. De leerwerkopdrachten (inclusief stages) worden ondersteund door onderwijs in beroepsspecifieke kennis en vaardigheden (Beroeps Ondersteunende Onderwijseenheden). o Domeincomponent. Deze component komt met name aan bod binnen de Schoolthema’s. Deze thematisch geordende onderwijseenheden rondom relevante kennisgebieden zijn gericht op het kunnen beïnvloeden van bewegingsgedrag. De student volgt minimaal in het 2de, 3de en 4de leerjaar 5 Schoolthema’s van 7 EC, die aansluiten bij het POP van de student. o Profileringscomponent. Deze component omvat 7 EC en bestaat uit losse cursussen, practica, trainingen en dergelijke, die studenten ondersteuning bieden
36/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
bij het uitvoeren van de leerwerkopdrachten. Projecten of extra leerwerkopdrachten (bijvoorbeeld extra stage) kunnen onderdeel zijn van de profilering. Leerwerkopdrachten die worden uitgevoerd binnen de Beroepscomponent zijn afgeleid van beroepstaken, die worden uitgevoerd in een Kenmerkende Beroeps Situatie en zijn gericht op het realiseren van (toetsbare) beroepsproducten. Leerwerkopdrachten kunnen bestaan uit een stage (stageopdracht), projectonderwijs (bijvoorbeeld. Segmentteam), integrale opdrachten of een casus. Het onderwijs in kennis en vaardigheden, die nodig zijn om de leerwerkopdracht (beroepstaak) te kunnen uitvoeren bestaat uit hoor- en werkcolleges, intervisie, (vaardigheids) training, practica, zelfstudie, e-learning et cetera. Het competentiegerichte onderwijs moet nog verder ontwikkeld worden, zo heeft het management het panel laten weten. Ook de docenten zijn van mening dat de implementatie van het competentiegerichte onderwijs nog niet is voltooid. De opleiding BPT hanteert veel praktische werkvormen, zo heeft het panel vastgesteld. Studenten BPT hebben het panel verteld, dat zij hebben moeten wennen aan de vernieuwingen in het curriculum van 2006 en deze niet altijd als een vooruitgang hebben ervaren. Zij missen bepaalde vakken, die ofwel zijn geschrapt of samen zijn gevoegd met andere vakken (hiervoor in de plaats zijn de Schoolthema’s geïntroduceerd). Studenten zien in deze thema’s thans steeds meer niveau en diepgang en ervaren dit als een verbetering. De studenten LO hebben het panel laten weten, dat zij de vernieuwingen in het curriculum als positief ervaren. Met name de keuzes die zij nu kunnen maken door middel van de Profilering en de Schoolthema’s vinden zij prettig. Uit het STO 2007 blijkt dat het merendeel van de studenten tevreden is over de afwisseling van werkvormen. De School heeft met 80% de hoogste score van Windesheim op deze vraag. De deeltijdstudenten LO hebben het panel laten weten, dat zij meer behoefte hebben aan het ontwikkelen van eigen vaardigheden en het kunnen beoordelen van deze vaardigheden. De studenten S&B vertelden het panel, dat de vernieuwingen in het curriculum voor hen een vooruitgang zijn geweest. Net als de LO studenten, waarderen zij de keuzes die zij kunnen maken binnen de Profilering en Schoolthema’s. De S&B studenten vinden verder, dat er teveel tijd is ingeruimd voor sporten. Met name de eerstejaars Thans zijn er twee contacturen theorie per week. De studenten zouden meer theorie wenselijk vinden. Het panel is van mening dat de afstemming tussen de vormgeving en inhoud van de competentiegerichte curricula binnen alle drie de opleidingen nog niet optimaal is, omdat het competentiegerichte onderwijs nog verder moet worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Het is het panel opgevallen, dat ook de docenten er “nog niet klaar voor zijn”. Zij blijken vooralsnog voor een deel hun eigen vertrouwde leerprincipes te hanteren. Deze houding heeft zijn weerslag op de studenten, zo heeft het panel op basis van de gesprekken met de studenten geconstateerd. Het panel beoordeelt dit facet voor alle drie de opleidingen en varianten daarom met een voldoende.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
37/91
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
38/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • Het toetsbeleid van de School is vastgelegd in het document Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports (OTK, 2007). De verantwoordelijkheden van de toetscommissie zijn vastgelegd in Opdrachtomschrijving Toetscommissie, 2007. De commissie heeft voornamelijk een adviserende en initiërende rol. De kwaliteitsborging van de toetsen is de verantwoordelijkheid van de opleidingsteams en de vaksecties. Toetsen komen tot stand door intercollegiale consultatie. Het management is van mening, dat de toetsen nog niet in voldoende mate voldoen aan de eisen, die competentiegericht onderwijs hieraan stelt en is van mening dat er nog te weinig uniformiteit in de toetsen zit. Bovendien hebben nog niet alle toetsen een integraal karakter. Studenten zijn hierdoor volgens het management niet altijd tevreden over de aansluiting van de toetsen op de stof. Het panel heeft geconstateerd dat het management er hard aan werkt om deze “knelpunten” op te lossen en de toetsen, zowel qua inhoud als vorm beter te laten aansluiten bij het competentiegerichte curriculum en de doelstellingen van de opleidingen. • De binnen de School gebruikte toetsvormen zijn: schriftelijke tentamens (MC, essay), praktijktoetsen, digitale toetsen, opdrachten, presentaties, portfolio, logboek, (reflectie)verslagen, en assessments. • Gemaakte toetsen kunnen altijd door studenten worden ingekeken en indien zij dat wensen worden nabesproken. Bij de beoordeling van stages en (integrale) opdrachten is het geven van feedback standaard. • De beoordelingscriteria voor de (integrale) opdrachten, (reflectie)verslagen, afstudeerprojecten, scripties en stages liggen vast in studiehandleidingen, stagehandleidingen, scriptie- en stagebeoordelingsformulieren. De criteria hiervoor zijn volgens het panel herkenbaar afgeleid van de beroeps- en competentieprofielen. De meeste toetsen zijn summatief van aard. • Assessments worden door twee assessoren afgenomen en zijn een onderdeel van de SLB en dienen ter ondersteuning van het leerproces. Het panel heeft een aantal assessments bekeken en is hier positief over. • Stages worden beoordeeld door de stagebegeleidende docent, die zijn oordeel echter mede baseert op het oordeel van de stagebegeleider en de stageproducten en stageverslagen van de student. Ook wordt gebruik gemaakt van ‘zelfbeoordeling’ door de student en soms van een 360 graden feedback. • In alle drie de opleidingen wordt gewerkt met portfolio’s. Hierin worden de hierboven genoemde producten verzameld. • Bij de beoordeling van scripties zijn doorgaans twee personen betrokken. In veel gevallen is één van hen een vertegenwoordiger uit het werkveld of een stagebegeleider. Indien er geen werkveldvertegenwoordiger beschikbaar is, wordt in het geval van een onvoldoende een “second opinion” aan een mededocent gevraagd.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
39/91
•
• •
•
•
•
De beoordelingscriteria zijn beschreven in de Afstudeerhandleidingen. Werkveldvertegenwoordigers zijn betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten. De kwaliteitsborging van de toetsing gebeurt behalve door toezicht van de toetscommissie door de opleidingsteams en de (vak)secties. Uit het STO 2007 blijkt, dat studenten van de School tevreden zijn over de wijze waarop de toetsing aansluit bij het onderwijs en de wijze waarop vooraf wordt aangegeven waarop beoordeeld wordt. Studenten zijn echter ontevreden over het op tijd bekendmaken van de toetsresultaten. Zowel de studenten als de docenten BPT hebben aangegeven dat er met betrekking tot de toetsing in het competentiegerichte curriculum nog enige slagen gemaakt moeten worden. Het toetsen van competenties is lastig en een vak apart, dat nog niet door alle docenten binnen de opleiding wordt beheerst. Het panel heeft toetsen, werkstukken en dergelijke van de opleiding BPT bestudeerd en beoordeelt deze als van een goede kwaliteit. De lat ligt hoog bij de beoordeling. Uit de porfolio’s, waarin toetsen zijn opgenomen, is het panel duidelijk geworden hoe cursisten zich in de loop van de opleiding zich tot echte professionals ontwikkelen. Ook heeft het panel toetsen van de opleiding LO bestudeerd en vindt deze in het algemeen van een goed niveau. Het panel heeft geconstateerd, dat er veel intercollegiale consultatie met betrekking tot de toetsen binnen de opleiding LO plaatsvindt. De toetsen krijgen steeds meer een integraal karakter. Het panel heeft ook portfolio’s bestudeerd en concludeert dat ook deze er goed uitzien, alhoewel ook de portfolio’s nog verder ontwikkeld moeten worden. De kwaliteit van de digitale toetsen is in orde. Dit geldt ook voor de beoordeling ervan.
S&B •
Het panel heeft toetsen en andere producten, zoals portfolio’s en stageverslagen van de S&B studenten bestudeerd constateert het panel dat er aanzienlijke verschillen zijn in de kwaliteit van de producten. Ook in de beoordeling van de producten heeft het panel variatie geconstateerd.
BPT, LO en S&B •
Het panel heeft geconstateerd dat het toetsbeleid binnen de School, evenals het competentiegerichte curriculum nog volop in ontwikkeling zijn. De integrale toetsen en de portfolio’s moeten nog beter ontwikkeld worden, zo oordeelt het panel. Het panel beoordeelt dit facet voor alle varianten van de drie opleidingen dientengevolge met een voldoende.
40/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
•
• •
•
Docenten van alle drie de opleidingen zijn actief in de beroepspraktijk. Het docentencorps van de opleiding S&B is opgebouwd uit docenten met relevante en elkaar aanvullende opleidingsachtergrond en werkervaring. Thans zijn er vijftien docenten, die in vaste dienst zijn, die ook werkzaam in de praktijk. Van de opleiding PMT zijn dit er 5 van de 30, van de opleiding LO zijn dit er 7 van de 30. Van de opleiding S&B zijn dit er 3 van de 11. Tot deze groep van in totaal 71 docenten worden die docenten gerekend, die op basis van hun onderwijsbevoegdheid ook in het onderwijs zouden kunnen werken. Indien ook de overige docenten worden meegerekend bestaat het docententeam uit in totaal 99 docenten. Docenten onderhouden contact met de beroepspraktijk door het verzorgen van projectonderwijs in samenwerking met het werkveld, het geven van gastcolleges, het begeleiden van stages en afstudeeropdrachten, het volgen van profileringcursussen en studiedagen, participatie in redacties van relevante tijdschriften, het bezoeken van landelijke studiedagen en symposia. Ook participeert een aantal docenten in de kenniskring van het lectoraat “Bewegen en Gedragsbeïnvloeding”. Van S&B zijn dat er drie, van BPT vijf en van LO eveneens vijf. Resultaten van het binnen deze kenniskring verrichte toegepaste onderzoek wordt geïmplementeerd in de onderwijsprogramma’s van de opleidingen. Alhoewel dit volgens het panel te weinig gebeurt. Naast de reguliere docenten zorgen ook gastdocenten voor inbreng van actualiteit in de programma’s. In het projectenbudget van de School is 1 fte formatie opgenomen voor zogenaamde ‘vrije spelers’. Vijf docenten kunnen flexibel worden ingezet ten aanzien van activiteiten die te maken hebben met “ondernemen”. Sinds een aantal jaren wordt projectmatig gewerkt met segmentteams, waarbij een multidisciplinaire aanpak het uitgangspunt is. Werkveld- en opleidingsbetrokkenen denken gezamenlijk na over problemen, die zich in het werkveld en opleiding voordoen. Ook de stage-instellingen spelen voor alle drie de opleidingen een belangrijke rol bij de kennisuitwisseling tussen docenten, studenten en werkveld. Naast bezoeken aan de
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
41/91
• • •
•
•
•
•
stage-instellingen organiseren de opleidingen één à twee keer per jaar een overleg met stagebegeleiders uit het werkveld. Alle drie de opleidingen hebben een eigen veldadviescommissie. In 2006/2007 is Q-point binnen de School geformaliseerd, een studentenprojectbureau, dat zich bezighoudt met “schakelen en makelen” tussen de studenten en het werkveld. Ook is de School is in 2001 gestart met het projectbureau LINK. Dit bureau is een schakel tussen de opleidingen en de verschillende werkvelden. Het bureau ondersteunt bij het inhoudelijk vormgeven aan maatschappelijke dienstverlening en onderzoek. Ook worden er, in afstemming met de betrokken werkvelden, projecten opgezet waarin nieuwe kennis ontwikkeld kan worden, zoals in het Ambulatorium en met de digitale versie van ‘Bewegen Samen Regelen’. Alle drie de opleidingen onderhouden contacten met diverse Europese landen voor docent- en studentuitwisselingen. Tijdens deze uitwisselingen nemen de ontwikkelingen in de beroepspraktijk In Nederland en het buitenland een belangrijke plaats in. In de gesprekken van het panel met de alumni en het werkveld gaven de gesprekspartners aan, dat de docenten thans meer dan voorheen naar buiten treden en gericht zijn op ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Zij tonen thans meer maatschappelijke betrokkenheid. Binnen de opleiding BPT is met het werkveld het Ambulatorium “De Praktijk” ontwikkeld. Hier kunnen studenten onder supervisie van docenten behandelingen uitvoeren, voor zowel psychomotorische therapie als bewegingsagogie. Uit het STO 2007 blijkt dat meer dan 90% van de studenten tevreden is over de kennis van docenten over de beroepspraktijk. In de HBO-Monitor 2006 krijgt de praktijkkennis en -ervaring van de docenten van de BPT alumni een 8,1, van de LO-alumni een 8,1 en van de S&B alumni een 7,0.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • Windesheim is in 2003 gestart met de uitvoering van het Windesheim Organisatie Ontwikkelplan (WOOP) en wil zich hiermee profileren als een competentiegerichte en vraaggestuurde hogeschool. In dit kader is 6 fte beschikbaar gesteld voor de facilitering van het onderwijsvernieuwingsproject. Deze facilitering is deels betaald uit hogeschoolmiddelen, deels uit WOOP-gelden en deels uit Schoolmiddelen. In het
42/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
• •
•
•
introducerende gesprek met het management van de School en de opleidingen kwam naar voren, dat de uitvoering van een nieuw Organisatie Ontwikkelplan voor de School is opgeschort, met name omdat de ontwikkelslag al voor het hele curriculum is gemaakt, en verder is dan die in andere Schools. De Calo zou te veel last kunnen krijgen van uitvoeringsproblemen op hogeschoolniveau, onder andere op het gebied van de centrale roostering en studentenuitwisseling. De in 2007 nieuw aangestelde Schooldirecteur wil zich ook eerst beter kunnen oriënteren binnen de School. Het panel is van mening dat dit een zinvolle beslissing is geweest. De School hanteert als norm voor de docent/studentratio van 1:27. Gemiddeld komt de gerealiseerde ratio van de drie opleidingen neer op 1:24,6. Het ziekteverzuim binnen de School is thans 3,8%. Het streefcijfer van Windesheim is 3,5%. Het verzuim in de periode 2004-2007 bedroeg 2,9%. Een verklaring voor het relatief hoge percentage in 2007 is de langdurige ziekte van vier medewerkers, waarvan bij drie de ziekte niet werk gerelateerd was. Elke drie jaar wordt de KWOA-scan uitgevoerd om inzicht te krijgen in de tevredenheid van de medewerkers, onder andere over de werkdruk. Uit de in 2005 uitgevoerde evaluatie blijkt dat de medewerkers een behoorlijke werkdruk ervaren. Het panel heeft in de gesprekken met de docenten geen klachten over de werkdruk gehoord. Uit het STO 2007 blijkt dat een ruime meerderheid van de studenten van de School tevreden is over de bereikbaarheid van de docenten. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat alumni BPT de bereikbaarheid van docenten met een 6,1 waarderen. Alumni LO geven hiervoor een 7,4 en die S&B een 6,7.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
BPT vt goed LO vt goed S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • •
De School heeft de procedures voor werving en selectie van haar personeel direct gerelateerd aan het Personeelsplan en de gewenst personeelskwalificaties. In het functiehuis wordt een onderscheid gemaakt tussen A-, B- en hogeschool hoofddocenten. A-docenten kunnen, als aan de betreffende kwalificatie wordt voldaan, doorgroeien naar B-functies en docenten in B-functies naar de functie van hogeschool hoofddocent. Echter, vanwege de beschikbaarheid van formatie is er maar in beperkte mate de mogelijkheid om door te stromen naar de functie van hogeschool hoofddocent. De School beschikt momenteel over 51 A-docenten, 40 B-docenten en 3 hogeschool
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
43/91
•
• •
•
•
• •
•
hoofddocenten. In fte’s uitgerukt: 26 (46%) A-docenten, 28 (49%) B-docenten en 3 (5%) hogeschool hoofddocenten. De School voert een personeelsbeleid, waarin taakgerichtheid en persoonlijke ontwikkeling centrale thema’s zijn. Er zijn twee tot drie keer per jaar plannings-, voortgangs- en waarderingsgesprekken tussen de medewerker en de direct leidinggevende. In de gesprekken worden afspraken gemaakt over de te verrichten taken en de gewenste persoonlijke ontwikkeling van de medewerker. Vrijwel elke docent beschikt over een didactische bevoegdheid. Nieuw personeel dient op korte termijn hierover te beschikken. In het cursusjaar 2008-2009 wordt de cursus Competentiegericht Opleiden aangeboden. Er is 50.000 euro beschikbaar voor (gezamenlijke) scholing, daarnaast is er 59 euro per docent gereserveerd voor (individuele) scholing. De Calo’ers leveren een bijdrage aan de Corporate Academy (een interne scholingsfunctie binnen Windesheim). Deskundigheidsbevordering, met name op het gebied van begeleiding van studenten, wordt verzorgd door een extern bureau in de vorm van een tweetal cursussen kernreflectie. In vervolg hierop is er een coachingstraject. Andere voorbeelden van scholingsmogelijkheden zijn: o Schoolbreed: een cursus kernreflectie, een cursus coaching, en scholing en certificering van SLB’ers. o Opleidingsbreed: een jaarlijkse tweedaagse studiebijeenkomst (zowel onderwijskundige als vakinhoudelijke onderwerpen). Viermaal per jaar is er een opleidingsteamoverleg. o Op Individueel niveau: expliciete aandacht voor scholing binnen het POP, stimulans om professionele of wetenschappelijke master te halen (ondersteuning in tijd en geld) evenals promotie trajecten, en een verplichte didactische scholing voor docenten die geen onderwijsbevoegdheid bezitten. Het management van de School heeft er bewust voor gekozen om geen centraal (opgelegd) scholingsbeleid te voeren. Dit past volgens het management niet in de visie van de School: “scholing kun je niet vanuit het centrale niveau plannen en redigeren”. Het panel vindt het een mooi streven, om de scholing “van onderaf” te laten komen, maar vraagt zich wel af of scholing en professionalisering van de docenten dan wel voldoende is geborgd. Uit de gesprekken van het panel met de docenten kwam naar voren dat zij onlangs een cursus kernreflectie en SLB hebben gevolgd. Ook gaven zij aan elkaar te coachen. Voor docenten is een financiële vergoeding voor de aanschaf van vakliteratuur opgenomen in de secundaire arbeidsvoorwaarden. Uit evaluaties valt af te lezen dat 90% van de studenten tevreden is over de didactische kwaliteiten van de docenten. Ook de resultaten van de HBO-Monitor 2006 zijn met ruime zevens voor alle opleidingen goed te noemen. Van de in totaal 99 aan de School verbonden docenten hebben er 33 een academische opleiding en zes docenten hebben een professionele master afgerond. Twee docenten volgen thans een wo-bachelor opleiding en vier docenten werken aan een promotietraject.
44/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
•
•
Het panel beoordeelt de kwaliteit van de BPT docenten als goed. Er is in de afgelopen jaren sprake van een verjonging. Het panel heeft het docententeam als enthousiast en ambitieus ervaren. De helft van de BPT docenten is academisch geschoold. De docenten werken er hard aan om in externe (internationale) netwerken te gaan participeren. Ook het docententeam van de opleidingen LO heeft het panel als enthousiast ervaren. Het panel heeft ten aanzien van dit docententeam vastgesteld dat zij hun “know-how” over het uitvoeren van toegepast onderzoek meer expliciet zouden moeten gebruiken bij de begeleiding van studenten, die een onderzoek uitvoeren. In het gesprek van het panel met de studenten kwam naar voren dat zij de betrokkenheid en aandacht van hun docenten erg waarderen. Zij voelen zich collegiaal behandeld. Het werkveld gaf in het gesprek met het panel aan, dat de docenten initiatiefrijk en sociaal zijn. Ze zijn alert op de omgeving en kunnen goed de verschillen van studenten herkennen. Daarnaast kunnen de docenten (als opleiding) goed de competenties ‘bovenhalen’ van de studenten, aldus het werkveld. Het panel vindt de docenten S&B (te veel) naar binnen gericht en vindt tevens hun kennis van marketing en ondernemerschap, twee belangrijke aspecten van de opleiding S&B, enigszins mager. Studenten S&B toonden zich tijdens het gesprek met het panel tevreden over de kennis van de docenten en hun omgang met de docenten. Zij zijn open en behulpzaam en in staat om je “naar een hoger niveau te tillen”, aldus de S&B studenten. Uit het gesprek van het panel met de alumni en het werkveld van S&B blijkt, dat ook zij de docenten inhoudelijk sterk betrokken vinden. Zij zijn echter wel in hoofdzaak gericht op het (theorie) onderwijs en minder op de sport. Door de kanttekening met betrekking tot de kennis van docenten S&B over marketing en ondernemerschap beoordeelt het panel dit facet voor de opleiding S&B (voltijd) met een voldoende.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
De drie opleidingen zijn gehuisvest op de campus van de hogeschool, waarbinnen de een eigen afdeling heeft. Doordat het gebouw nogal verouderd is, voldoet het volgens
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
45/91
•
•
•
•
• •
• •
• •
eigen maatstaven van de School niet meer aan de eisen van competentiegericht onderwijs. Gewerkt wordt thans aan nieuwbouw, die echter pas in 2012-2014 gerealiseerd zal zijn. Tot die tijd is er geld vrijgemaakt om de uitstraling van de huidige locatie op te frissen. De materiële voorzieningen zijn, voor zover het gebouw het toelaat, zoveel mogelijk afgestemd op de onderwijsvisie van de opleidingen: er zijn theorielokalen, kleinere groepsruimtes, buitenaccommodaties, praktijkruimtes. Er is een uitleendepot waar alle relevante materialen voor sport- en beweegsituaties beschikbaar zijn. Afsluitbare projectkamers zijn er niet, deze passen volgens het management niet in de ideologie van de opleiding. Tijdens de rondleiding, die het panel heeft gekregen, heeft het management het panel verteld, dat de locatie ontworpen is voor ongeveer 600 studenten. Momenteel is het dubbele aantal studenten op de locatie gehuisvest, met als gevolg een nogal drukke, onrustige sfeer. Inmiddels is het gebouw gedeeltelijk geherstructureerd, zo heeft het panel na afloop van het bezoek vernomen. Door het verplaatsen van de wanden is er zijn er twee theorielokalen bijgekomen en 120 vierkante meter aan werkplekken voor studenten. Ook is het bedrijfsbureau vergroot van 70 naar 90 vierkante meter. Deze ruimte was van de Pabo. Docenten met een aanstelling groter dan 0,6 fte hebben een vaste werkplek en een laptop. Andere docenten, die vanwege de aard van hun werkzaamheden een laptop nodig hebben, kunnen hierover ook beschikken. Docenten met een kleinere aanstelling dan 0,6 fte kunnen gebruik maken van flexplekken. Er zijn ruimtes waar docenten hun studenten kunnen ontvangen. Dit kan tevens op het ‘Calo-lesplein’, waar diverse werkplekken voor zowel studenten als docenten zijn gecreëerd. Zowel medewerkers als studenten werken in een digitale omgeving met Portal/Intranet en Blackboard. Ook thuis kunnen zij gebruik maken van deze digitale werkomgeving. In de nieuwe moderne mediatheek, die in een ander gebouw is gehuisvest, zijn internationale en nationale publicaties beschikbaar. Afstudeeronderzoeken zijn digitaal beschikbaar. Het panel is tevreden over de mediatheekvoorzieningen, waarin ook mogelijkheden zijn tot het bewerken van video- en beeldmateriaal (ten behoeve van bewegingslessen). Het ICTO-office (een bureau voor ICT-toepassingen in het onderwijs) is een krachtige ontwikkelplek, die digitale toetsen met beelden van bewegingssituaties mogelijk maakt. Het panel heeft vernomen, dat een aantal sportvelden is vervangen door parkeerplaatsen. De velden komen met de nieuwbouw in 2012 weer terug. Enkele maanden na het visitatiebezoek heeft het panel gehoord, dat er per 1 september 2008 op 250 meter loopafstand en nieuw kunstgrasveld is opgeleverd. Er zijn er zes nieuwe werpkooien geplaatst. Studenten vertelde het panel dat het gebouw veel te warm is. Een goede klimaatbeheersing ontbreekt. Dit geldt ook voor de computerzalen. Uit het STO 2007 blijkt dat studenten het meest tevreden zijn over de mediatheek, de restauratieve voorzieningen en de studentenadministratie bij de eigen opleiding.
46/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
• •
Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs 2008 blijkt dat het onderdeel Gebouwen een 7,4 scoort en het onderdeel Faciliteiten een 6,9. Concluderend is het panel van mening dat de onderwijslocatie tijdens de bezoekdagen niet toereikend was voor het huidige aantal studenten, dat het gebouw geen goede klimaatbeheersing had en voldoende sportvelden ontbraken. Echter, op basis van een aantal voornemens om deze knelpunten binnen afzienbare tijd op te lossen, komt het panel voor de drie opleidingen en de bijbehorende varianten tot het oordeel voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt voldoende LO dt goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
•
•
•
•
In 2004-2005 is een projectgroep van start gegaan, die de SLB vorm en inhoud moest geven binnen het nieuwe competentiegerichte curriculum. De activiteiten zijn beschreven in het Visiedocument Studieloopbaanbegeleiding (2006) en een handleiding voor docenten. In 2005-2006 heeft dezelfde projectgroep vorm gegeven aan het portfolio. Het is een pro-actief format, dat ingezet kan worden bij SLB. In datzelfde jaar zijn alle opleiders, maar met name SLB’ers, geïnformeerd over de nieuwe onderwijsstructuur en de plaats van SLB in het curriculum. Wekelijks zijn twee uur SLB ingeroosterd. Deze kunnen door de SLB'er op verschillende wijze worden ingevuld: individuele gesprekken, intervisiebijeenkomsten in kleine groepen of klassikale bijeenkomsten. In de bufferweken worden voortgangsgesprekken gevoerd aan de hand van het door de student opgestelde POP en portfolio. Er zijn 49 SLB’ers werkzaam binnen de School. Inmiddels zijn 22 SLB’ers getraind en gecertificeerd in coachingsvaardigheden. Er lopen trajecten om ook de overige SLB’ers te certificeren. Er is een SLB-coördinator aanwezig, die zowel de landelijke als de Windesheim ontwikkelingen volgt. Te denken valt aan bijvoorbeeld de begeleiding van allochtone studenten. Hoe kun je hen zo goed mogelijk begeleiden en ervoor zorgen dat je hen een blijvend facilitair leerklimaat biedt. Ook inventariseert de SLB-coördinator de scholingsbehoefte en zet hij professionaliseringstrajecten uit. Indien nodig verwijst de
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
47/91
•
•
•
•
SLB'er door naar de decaan, studentenpsycholoog en/of het studentenpastoraat van de school. In de gesprekken met het panel toonden de studenten zich tevreden over de studiebegeleiding. Ook uit de semesterevaluaties blijkt dat studenten erg tevreden zijn over SLB en uit het STO 2007 blijkt dat de ruime meerderheid van de studenten hierover tevreden is. Informatie naar studenten over de inhoud van de studie, algemene randvoorwaardelijke informatie en informatie over de studievoortgang worden verspreid via Blackboard en publicatieborden. Over het tijdig bekendmaken van de roosters zijn de studenten matig tevreden. Tijdens het gesprek met het panel heeft een student BPT van de deeltijdvariant laten weten, dat de informatievoorziening voor verbetering vatbaar is. De studenten LO geven in de gesprekken met het panel aan, dat zij tevreden zijn over de informatievoorziening. Het panel komt op basis van de kanttekening ten aanzien van de deeltijdvariant van de opleiding BPT tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criterium: - De opleidingen worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De procedures, die in de School worden toegepast in het kader van de kwaliteitszorg zijn beschreven in het Handboek integraal Kwaliteitszorgsysteem Calo (september 2007). Gewerkt wordt volgens de PDCA-cyclus, die vaak doorlopen wordt in korte verbetercycli. In het Handboek wordt in een overzicht een onderscheid gemaakt in de aandachtsgebieden Management, Onderwijskwaliteit en Ondersteunende processen. Deze aandachtsgebieden worden onderscheiden in een aantal deelgebieden. Bij elk deelgebied staat aangegeven welk instrument wordt gebruikt, de betrokkenen, het (streef)doel, het uitvoeringsniveau en de frequentie van afname. • Evaluaties worden op verschillende niveaus uitgevoerd: op (inter)nationaal niveau (de accreditatie door de NVAO), de Keuzegids Hoger Onderwijs, de Elsevier enquête het Studenttevredenheidsonderzoek (STO). Op hogeschoolniveau worden de volgende instrumenten gebruikt: de interne audit, de KWOA-scan, het imago-onderzoek, het
48/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
onderzoek open dag en voorlichtingsdagen, het eerstejaarsonderzoek, de aansluitingsmonitor en het onderzoek naar de medewerkertevredenheid. En tot slot wordt er geëvalueerd op opleidingsniveau: de semester-, moduul-, stage-, schoolthemaen propedeuse-evaluaties. Deeltijdstudenten worden afzonderlijk bevraagd. Ook nemen de opleidingen studiestakers- en docentenenquêtes af. De kwaliteit van de stageplaats wordt geëvalueerd door middel van een intakegesprek met het stageverlenende bedrijf. Het panel is van mening dat de School voldoende evaluatie-instrumenten gebruikt. In het Handboek zijn op Schoolniveau resultaatindicatoren voor een aantal resultaatgebieden, c.q. aandachtsgebieden geformuleerd. Prestatie-indicatoren zijn geformuleerd voor respectievelijk de studenten, het personeel en de bedrijfsvoering. Die voor de studenten betreffen indicatoren voor het rendement, de studieduur en de uitval. Voorbeelden van prestatie-indicatoren voor het personeel zijn de docent/studentratio, het budget voor scholingskosten en het ziekteverzuim. Voorbeelden van indicatoren voor de bedrijfsvoering zijn de innovatieve investeringen en het percentage marktgerichte activiteiten. In het overzicht wordt bij elk(e) evaluatie(instrument) het strategische doel en het operationele doel beschreven. Voor de studentevaluaties en de alumni-enquête zijn dit kwantitatieve operationele streefdoelen, voor de docentevaluaties kwalitatieve operationele streefdoelen en voor de alumni-enquêtes is zowel een operationeel doel geformuleerd, als ook enkele kwantitatieve streefdoelen. Voor de digitale studentevaluaties is het strategische doel van de evaluaties: “het verbeteren van de onderwijskwaliteit”. Het operationele doel van deze evaluaties is dat 75% van de studenten tevreden moet zijn op alle onderdelen. Het strategische doel van de docentevaluaties is “het verbeteren van de onderwijskwaliteit”. Het operationele doel van deze evaluaties is eveneens kwantitatief “docenten moeten tevreden zijn met de onderwijsinhoud en de organisatie”. De strategische doelen van de alumni-enquêtes zijn:”het verbeteren van de onderwijskwaliteit, het relatiebeheer en de alumniactiviteiten. De operationele doelen van de alumni-enquêtes zijn zowel kwantitatief: “80% tevredenheid over onderwijskwaliteit”, als kwalitatief: “het in kaart brengen van huidige en mogelijke nieuwe relaties en de behoeftes en wensen van de alumni”. De uitkomsten van de evaluaties worden altijd aan de betrokkenen gerapporteerd, dat wil zeggen aan de kernteams van de opleidingen, opleidingsmanagers en/of (onderwijs)commissies, de studenten. Het panel heeft tijdens de bezoekdagen diverse evaluatierapporten bestudeerd en vond de weergave ervan een enigszins onoverzichtelijke indruk maken, terwijl de opzet van de evaluaties er op papier goed uitzien. Ook heeft het panel zich geen duidelijk beeld kunnen vormen van de wijze, waarop de streefdoelen voor de verschillende resultaatgebieden worden gehanteerd. Op basis van de laatste twee argumenten komt het panel voor de drie opleidingen en de varianten tot het oordeel voldoende.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
49/91
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt voldoende LO dt voldoende
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
50/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • Zoals beschreven bij facet 5.1 werkt de School in het kader van de kwaliteitszorg met de PDCA-cyclus. In de beschrijving van de cyclus is opgenomen wie verantwoordelijk is voor welke actie. Indien het management dit nodig acht, worden naar aanleiding van evaluatieresultaten verbetermaatregelen genomen. • Eén van de resultaten van de vorige visitatie was, dat de opleidingen meer planmatig en systematisch beleid zouden moeten voeren ten aanzien van de kwaliteitszorg. Deze aanbeveling is opgepakt door het proces van kwaliteitsverbetering van het onderwijs in te bedden in de beleidscyclus van Windesheim, zo vermeldt het zelfevaluatierapport. Hierdoor heeft het verbeterbeleid van de School een meer structureel karakter gekregen. Belangrijke instrumenten hierbij zijn de interne audit en de KWAO-scan. Echter, zoals het panel al constateerde bij facet 5.1 werkt de PDCA-cyclus in de praktijk nog niet vlekkeloos. • Ook hebben de opleidingen na de vorige visitatie het beleid rondom toetsen onder de loep genomen. De School heeft dientengevolge Schoolbreed portfolio’s ingevoerd. Daarnaast worden assessments afgenomen. • Een derde verbeteractie naar aanleiding van de vorige visitatie is de aandacht die wordt besteed aan de wetenschappelijke oriëntatie. Er zijn meer wetenschappelijk onderlegde docenten aangetrokken en onderzoek maakt deel uit van de afstudeerprogramma’s van de opleidingen. Echter, ook ten aanzien van deze verbeteractie, heeft het panel geconstateerd dat het resultaat nog niet optimaal is. Het panel vindt dat de docenten meer geschoold zouden moeten worden in wetenschappelijke kennis en vaardigheden en het begeleiden van studenten bij het doen van onderzoek. • Naast de verbeteracties, die de opleiding heeft genomen naar aanleiding van de vorige visitatie, noemt de opleiding in het zelfevaluatierapport een aantal lopende verbeteracties. Deze zijn beschreven in het Activiteitenplan 2008. De curriculumcommissie (de gemeenschappelijke opleidingscommissie) heeft de taak om deze acties te formuleren. • Een voorbeeld van zo’n verbeteractie is, dat er in het nieuwe curriculum in de propedeuse een beroepsspecifieke dag is ingevoerd. Dit bevredigt de behoefte van studenten naar meer aandacht voor de beroepspraktijk in het eerste jaar. • Studenten gaven in de gesprekken met het panel aan, dat zij in het algemeen tevreden zijn over de verbeteringen, die naar aanleiding van de resultaten van de enquêtes worden genomen. Als voorbeeld noemen zij dat de invoering van de Schoolthema’s.
•
Het panel heeft geconstateerd, dat er indien nodig verbeteracties worden genomen. Echter, de schriftelijke verslaglegging hierover schiet enigszins te kort. Ook is het panel niet duidelijk geworden op welke wijze de streefdoelen worden gebruikt. Verder heeft het panel vastgesteld dat een aantal verbeteracties, die de School naar aanleiding van de resultaten van de vorige visitatie heeft genomen, nog niet zijn afgerond. Het panel geeft op basis van deze argumenten een voldoende oordeel op dit facet.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
51/91
52/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
BPT vt goed LO vt goed S&B vt goed
BPT dt goed LO dt goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B •
•
•
•
•
Medewerkers en docenten van de drie opleidingen worden betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan de docentenevaluaties, de studentenpanels en aan de KWOA scan (medewerkertevredenheid). Tevens participeren zij in de deelraad en de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan diverse evaluaties, zoals de semesterevaluaties, de Keuzegids Hoger Onderwijs, de Aansluitingsmonitor en het STO en door deelname aan de studentenpanels, de deelraad en het GOC. In de gesprekken van het panel met de studenten is naar voren gekomen, dat studenten niet erg gemotiveerd zijn om de enquêtes, die zij via de e-mail ontvangen in te vullen. Het panel veronderstelt dat dit een verklaring zou kunnen zijn voor de doorgaans lage respons op de enquêtes. Desondanks toonden de studenten zich in de gesprekken met het panel tevreden over hun betrokkenheid bij de kwaliteitszorg. Alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg door de alumnidag en door deelname aan de veldadviescommissies. Ook zijn zij betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan een alumni-enquête, de HBO-Monitor en het Startbekwaamhedenonderzoek. Het werkveld van de drie opleidingen wordt betrokken bij de kwaliteitszorg door hun deelname aan werkveldevaluaties, de werkveldadviescommissies en door hun contacten met stagecoördinatoren. De School organiseert 2 à 3 maal per jaar een bijeenkomst voor werkveldvertegenwoordigers. Het werkveld is tevreden over hun betrokkenheid bij de kwaliteitszorg. Het panel heeft in de gesprekken met leden van de werkveldadviescommissies geconstateerd, dat zij inderdaad actief betrokken zijn bij de opleidingen. De opleiding BPT heeft als enige van de drie opleidingen naast de werkveldadviescommissie een Raad van Advies (RvA), die meedenkt over verdere ontwikkeling van de opleiding. Het panel heeft het protocol van de RvA bestudeerd en beoordeelt dit als in orde. Het werkveld van de opleiding S&B heeft het panel verteld, dat zij veel zien van hun invloed op veranderingen van het curriculum. Het werkveld van LO is specifiek betrokken bij de opleiding door deelname aan Q-point.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
53/91
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
BPT vt goed LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De afstudeerfase begint in alle drie de opleidingen al in het derde jaar. Hierin wordt een eindassessment afgenomen, waarin de student moet aantonen in welke mate hij de beroepscompetenties in verschillende contexten beheerst en welke ontwikkelpunten er nog liggen voor het afstudeerjaar. • De opleidingen hebben het proces van afstuderen beschreven in een “eigen” Afstudeernota. Het panel vindt de kwaliteit ervan wisselend. Met name die van de opleiding S&B vindt het panel aan de magere kant (zie verder hieronder). • Voor alle drie de opleidingen geldt, dat bij de beoordeling van de eindstage/de eindopdracht de stagebegeleider opdrachtgever van de stageverlenende/ opdrachtverlenende organisatie een adviserende rol hebben. Hiervoor zijn (stage)beoordelingsformulieren beschikbaar. Vertegenwoordigers uit het werkveld worden uitgenodigd voor het bijwonen van referaten. • Aan stages of opdrachten, die in het buitenland worden uitgevoerd, worden dezelfde eisen gesteld en gelden dezelfde beoordelingscriteria. Ook voor de deeltijdopleidingen zijn dezelfde eisen van toepassing. BPT •
•
•
Studenten van de opleiding BPT voeren een eindopdracht uit, waarbij theorie en praktijk moeten worden geïntegreerd. Zowel in het geschreven product, als in de mondelinge toelichting hierop, als tijdens het referaat dat de student houdt, moet hij aantonen dat hij conceptueel denken en praktisch handelen met elkaar kan verbinden. Het afstudeerproces, alsmede de eisen ten aanzien van het afstuderen en de beoordelingscriteria zijn opgenomen in de Afstudeernota BTP. Deeltijdstudenten volgen hetzelfde afstudeertraject als de voltijd studenten. Het bachelorniveau van de afgestudeerden BPT wordt uiteindelijk vastgesteld door de werkplaats “Methodisch en therapeutisch practicum”, de eindstage, de afstudeeropdracht en de SLB. Het panel heeft voorafgaand aan het bezoek tien afstudeerwerken van de opleiding BPT bestudeerd en is positief over het niveau ervan. De vraagstelling/probleemstelling
54/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
• •
is in het algemeen relevant en de keuze van de literatuur en de wijze waarop deze wordt gebruikt is in het algemeen ook in orde. Het panel geeft aan alle producten, op één na, dezelfde beoordelingen als de begeleiders van de opleidingen. Eén product zou door het panel lager beoordeeld zijn dan door de opleiding is gedaan, voornamelijk vanwege de onderbouwing van de conclusies en de gebruikte literatuur. Alle bestudeerde scripties van de opleiding BPT voldoen volgens het panel aan het hbo-niveau. Voor twee scripties geldt dit net, met name omdat deze studenten wat weinig blijk geven van een goede beheersing van kennis. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk door de BPT-alumni met een 7,1 wordt gewaardeerd. De werkveldvertegenwoordigers van de opleiding BPT, met wie het panel heeft gesproken waren zeer tevreden over de afgestudeerden. Het zijn enthousiaste, deskundige en betrokken professionals, die er meestal goed in slagen om in multidisciplinaire teams hun bijdrage aan diagnostiek en behandeling voor het voetlicht te brengen. In de (geestelijke) gezondheidszorg van nu is dat volgens het panel geen eenvoudige opgave. Ook de BPT alumni zijn tevreden. De opleiding heeft hen goed toegerust voor de complexe behandelpraktijk. Een enkeling vond zichzelf bij het afstuderen wat te jong en heeft, na het afstuderen, een jaar gereisd om levenservaring op te doen.
LO • Studenten LO moeten in het eerste semester van het vierde jaar hun visie op het vak verantwoorden, door een opdracht uit te voeren, waarin het didactisch practicum, atletiek en zwemmen geïntegreerd aan bod komen. Deze opdracht mondt uit in een schriftelijke verslag en een mondelinge presentatie. In het tweede semester van het vierde jaar maakt de student LO een werkstuk ‘zorg voor onderwijs op maat’. Dit is een geïntegreerd project over zorgverbreding, spel en turnen en mondt uit in een schriftelijk werkstuk inclusief een presentatie. Het afstudeerproces en de eisen, die hieraan worden gesteld, alsmede de beoordelingscriteria zijn opgenomen in de Afstudeernota LO (maart 2008). • De deeltijdstudenten LO schrijven een scriptie, waarbij de voorwaarden en beoordeling vergelijkbaar zijn met die van de reguliere opleiding. Daarnaast zijn er per periode periodeopdrachten, waarin de student een geïntegreerde opdracht maakt waarin een bepaald thema wordt gekoppeld aan de stagecontext. • Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk door de LO-alumni met een 7,7 wordt gewaardeerd. • Ook van de afgestudeerden LO heeft het panel tien eindproducten bestudeerd. Het panel is van oordeel dat het in een aantal producten ontbreekt aan het juiste gebruik van onderzoeksmethodologie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wijze waarop de vraagstelling is uitgewerkt. Mede hierdoor zijn in een aantal producten de conclusies niet goed uitgewerkt (zie ook facet 3.3). De beoordelingen die het panel aan de scripties heeft gegeven, zijn steeds een cijfer lager dan die van de begeleiders van de opleiding.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
55/91
• • •
Het werkveld van LO vindt de afgestudeerde studenten LO kritische professionals. Ook bezitten zij de kwaliteit om goed op zichzelf te reflecteren. De alumni van de opleiding LO voelen zich startbekwaam na het afronden van de opleiding, zo hebben zij het panel laten weten. Het panel komt met name op basis van haar opmerkingen betreffende het gebruik van onderzoeksmethodologie in een aantal afstudeerwerken van LO voor zowel de voltijd als de deeltijdvariant tot het oordeel voldoende op dit facet.
S&B •
Studenten S&B voeren in het vierde studiejaar een opdracht uit bij een externe opdrachtgever en schrijven er een scriptie over. Tijdens de afstudeerfase volgen de studenten ook het moduul Sport, Bewegen en Samenleving. Dit moduul wordt afgesloten met een tentamen. Het hele afstudeerproces is opgenomen in de Afstudeernota S&B (april 2008).
•
Bij het assessment aan het einde van het vierde studiejaar wordt ook het werkveld uitgenodigd. Het panel heeft tien scripties van afgestudeerden S&B bestudeerd en is hier redelijk positief over. Een aantal producten mist diepgang in de conclusies. In één product is onvoldoende literatuur gebruikt. In alle gevallen vond het panel de beoordelingen van de opleiding aan de hoge kant. De alumni en het werkveld geven in gesprekken met het panel aan dat zij weinig kennis hebben van politiek bestuurlijke verhoudingen. Dit onderdeel vinden zij te weinig terugkomen in het programma. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk door de S&B-alumni met een 6,9 wordt gewaardeerd. Het panel is van mening dat de wetenschappelijke oriëntatie in de afstudeerwerken S&B aan de magere kant is. Uit het gesprek van het panel met het werkveldvertegenwoordigers kwam naar voren dat zij het niveau van de afgestudeerden erg wisselend vinden. De werkveldvertegenwoordigers noemen ook de kennis van politiek bestuurlijke verhoudingen aan de magere kant. Op basis van deze kanttekeningen, komt het panel voor de opleiding S&B tot het oordeel voldoende op dit facet.
•
• • •
•
BPT, LO en S&B •
In 2006-2007 heeft de School een werkveldonderzoek laten uitvoeren naar het niveau van afgestudeerden (Steenbergen, De School of Human Movement & Sports gericht op de toekomst). Hieruit bleek dat het niveau van de afgestudeerden als voldoende werd beoordeeld.
56/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Facet 6.2
Onderwijsrendement
BPT vt voldoende LO vt voldoende S&B vt voldoende
BPT dt goed LO dt voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BPT, LO en S&B • De School hanteert als streefcijfer voor de studieduur van voltijdafstudeerders 4,5 jaar en als streefcijfer voor studiestakers 1,3 jaar. Zij sluit met deze streefcijfers aan bij het beleid van de hogeschool. Voor wat betreft de streefnormen voor het propedeuserendement en afstudeerrendement hanteert de School de gemiddelden van Windesheim. • In de onderstaande tabellen worden overzichten gegeven van cijfers voor de voltijdopleidingen van respectievelijk Windesheim, de Calo en de opleidingen LO, BPT en S&B. • Tabel 1 geeft het gerealiseerde propedeuserendement na twee jaar van de cohorten 2001 tot en met 2005 (in percentages). Tabel 2 geeft het afstudeerrendement na vijf jaar van de cohorten 1999 tot en met 2002 (in percentages). Tabel 3 geeft de gemiddelde studieduur van studiestakers van de cohorten 2000 tot en met 2005 (in jaren) en tabel 4 de gemiddelde studieduur van gediplomeerden van de cohorten 2002 tot en met 2002 (in jaren). Boven de tabellen worden de streefcijfers genoemd. Tabel 1. Propedeuserendement na twee jaar (vt), (%) Streefcijfer: gemiddelden van Windesheim (cursief) 2001 2002 2003 Windesheim 57,0% 55,0% 50,0% Calo 71,8 75,9 66,3 LO 70,0 74,4 69,0 BPT 80,3 88,3 70,9 S&B 64,8 60,0 59,0 Tabel 2. Afstudeerrendement na vijf jaar (vt) (%) Streefcijfer: gemiddelden van Windesheim (cursief) 1999 2000 2001 Windesheim 50% 43,0% 47,0% Calo 56,4 57,0 55,1 LO 64,6 65,6 58,4 BPT 65,0 62,5 60,7
2004 53,0% 69,2 65,7 77,8 64,0
2005 51,1% 47,5 45,9 60,3 36,4
2002 45,9% 59,5 67,9 68,8
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
57/91
S&B
39,5
42,9
46,3
Tabel 3. Studieduur studiestakers in jaren, per cohort (vt) Streefnorm: 1,3 jaar 2000 2001 2002 Windesheim 1,5 1,4 1,5 Calo 1,4 1,6 1,8 LO 1,7 1,7 2,0 BPT 1,5 1,7 1,7 S&B 0,9 1,5 1,6
41,7
2003 1,4 1,7 1,5 1,8 1,8
2004 1,5 1,9 2,2 1,7 1,7
2005 1,6 1,7 1,6 2,1 1,5
Tabel 4. Studieduur gediplomeerden in jaren, per cohort (vt) Streefnorm: 4,5 jaar
Windesheim Calo LO BPT S&B •
•
•
•
•
•
2000 4,1 3,9 4,4 4,2 3,0
2001 4,2 4,1 4,2 4,1 4,0
2002 4,2 4,1 4,5 3,6 4,1
Tabel 1 laat zien, dat de propedeuserendementen van de cohorten 2001 tot en met 2004 voor alle drie de opleidingen (vt) boven de Windesheim gemiddelden liggen. Van de opleidingen LO en S&B liggen deze voor 2005 onder het Windesheim gemiddelde. Tabel 2 laat zien dat voor de cohorten 1999 tot en met 2002 de afstudeerrendementen van de cohorten 1999 tot en met 2002 voor de opleidingen LO (vt) en BPT (vt) boven de Windesheim gemiddelden liggen. De cohorten 1999, 2000 en 2002 van de opleiding S&B (vt) ligt net onder het Windesheim gemiddelde. Tabel 3 laat zien dat voor de cohorten 2000 tot en met 2005 de streefnorm voor studiestakers van alle drie de opleidingen (voltijd) (uitgezonderd cohort 2000 van de opleiding S&B, voltijd) niet wordt gerealiseerd. Tabel 4 tot slot, laat zien dat de streefnorm voor de studieduur van gediplomeerden van 4,5 jaar voor de cohorten 2000 tot en met 2002 voor alle drie de opleidingen (vt) wordt gerealiseerd. Het panel komt vanwege de niet gerealiseerde streefnorm voor studiestakers tot het oordeel voldoende op dit facet voor de voltijdvariant van alle drie de opleidingen. Het panel is van oordeel dat studenten (te) laat in de studie uitvallen. Het panel vraagt zich af of er in de propedeuse wel goed geselecteerd wordt om dit tegen te gaan. De beide deeltijdtrajecten van respectievelijk de opleiding BPT en LO zijn gestart in 2004 en hebben een zeer beperkte instroom van studenten. Voor de deeltijdopleiding LO start er eens in de twee jaar een nieuwe groep studenten. Van deze opleiding waren van de 17 in 2005 gestarte groep 14 afgestudeerd. Drie studenten zijn nog bezig.
58/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
•
Van de deeltijdopleiding BPT was in 2004 het rendement na drie jaar 85,5%, in 2005 na drie jaar 66,7% en in 2006 na drie jaar 100%. In 2006 wordt tweejaarlijks met een nieuwe groep gestart.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
59/91
•
•
•
In verband met de kleine aantallen deeltijdstudenten en het feit dat het om diverse trajecten gaat, zijn er geen streefcijfers voorhanden. Het panel heeft hier begrip voor. Wel is er een streefcijfer voor de studieduur van gediplomeerden, namelijk 3,5 jaar. Uit de door de Calo aangeleverde trajecten blijkt dat vanaf de cohorten 2004 de streefnorm voor de Calo als geheel wordt gerealiseerd. Ook voor het percentage deeltijduitvallers is geen streefnorm gerealiseerd. Uit de door de Calo aangeleverde cijfers blijkt, dat er1 BPT student van cohort 2004 stopte en in 2005 waren dat er 2. De studieduur van studiestakers BPT was in 2004 0,8 jaar en in 2005 0,8 jaar. Het panel komt op basis van de tot op heden zeer schaars beschikbare gegevens over de rendementen, de studieduur van uitvallers en afgestudeerden van de deeltijdstudenten van de opleiding LO tot het oordeel voldoende op dit facet.
60/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Deel C:
Bijlagen
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
61/91
Bijlage 1:
62/91
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
63/91
64/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
65/91
66/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
67/91
68/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
69/91
70/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Cluster drie sportopleidingen: Sport en bewegen, Bewegingsagogie en Psychomotorische Therapie en Opleiding tot leraar VO 1e graad lichamelijke opvoeding, Christelijke Hogeschool Windesheim
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer J.R. Koopmans
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
X
Panellid student: Mevrouw F. van Lith
X
Panellid: Mevrouw drs. M.C. van Dam
X
Panellid: De heer drs. R. Boer
Panellid: De heer drs. C.J. Faber
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid: De heer prof. dr. L. Stevens em.
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
X
X
X
X
X X
X
X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid de heer prof.dr. L. Stevens em. De heer Stevens is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij is intensief betrokken geweest bij voorbereiding en vormgeving van overheidsbeleid ten dienste van kinderen met leer- en gedragsproblemen. Daarnaast publiceerde hij nationaal en internationaal over de kwaliteit van leraar-leerlinginteractie en adaptief onderwijs. In dit verband is hij een veelgevraagd spreker en veel van zijn bevindingen zijn inmiddels geïntegreerd in bestaand onderzoek. Na zijn emeritaat als hoogleraar richtte de heer Stevens met enkele geestverwanten het NIVOZ op, een denktank die via de takken onderzoek, opleiding en forum een veelvormige onderwijspraktijk als perspectief heeft en bij wil dragen aan het maatschappelijke gesprek over onderwijs. De heer Stevens is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
71/91
Opleiding: 1961 – 1968 1975
Pedagogiek, Rijksuniversiteit van Utrecht (RUU) Promotie aan de RUU
Werkervaring: 1968 – 1974 Wetenschappelijk medewerker bij de subfaculteit Pedagogische en Andragogische Wetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen 1975 – 1981 Lector en wetenschappelijk hoofdmedewerker, RUU 1976 Priorsfield Fellowship aan de Birmingham University, UK 1976 – 1979 Docent aan de M.O.-opleiding Pedagogiek te Tilburg 1981 Decaan van de subfaculteit Pedagogische en Andragogische Wetenschappen 1981 – 2002 Gewoon hoogleraar orthopedagogiek, RUU 1983 Inaugurele rede 1983 – 1996 Leider Orthopedagogisch Project Afstemming (OPA) 1984 – 1989 Adviseur t.b.v. het Ministerie van Onderwijs 1999 – 2004 Leider project Schoolethos 2002 Emeritaat 2003 Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw 2003 – heden Directeur NIVOZ
Panellid de heer drs. C.J. Faber De heer Faber is ingezet als panellid vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid, alsmede vanwege zijn internationale deskundigheid. De heer Faber is twee keer lid geweest van een auditteam binnen een onderwijs(advies)organisatie, hij is onderwijsdeskundig door zijn ervaring als leraar, ontwikkelaar en adviseur in verschillende werkvelden van het onderwijs. Op dit moment is hij vooral adviseur en trainer/coach binnen het HBO. Als zelfstandig adviseur werkt hij tevens voor het MBO en VO. Domeindeskundig is de heer Faber door zijn ervaring in het bewegingsonderwijs; hij is 9 jaar leraar lichamelijke opvoeding geweest en heeft ongeveer 20 jaar als ontwikkelaar, adviseur en schrijver gewerkt binnen de wereld van de lichamelijke opvoeding. Internationale deskundigheid heeft de heer Faber door het geven van gastcolleges in Litauwen en door het uitvoeren van een project met betrekking tot bewegingsonderwijs op Aruba. Voor deze visitatie is de heer Faber aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1964 – 1969 1969 – 1973 1973 – 1982 2000 – 2004
HBS-A, Emmeloord Academie Lichamelijke Opvoeding Groningen Onderwijskunde, Rijksuniversiteit Groningen Supervisiekunde, Hanzehogeschool Groningen (registratie LVSB) Uiteenlopende scholingen op het terrein van kwaliteitszorg, (team)coaching, supervisie, (kern)reflectie
Werkervaring: 1973 – 1982 Leraar lichamelijke opvoeding, MAVO Surhuisterveen 1975 – 1978 Student assistent Research Instituut voor Onderwijs in het Noorden, Groningen, project Bewegingsonderwijs en Kommunikatie (BOK) 1982 – 1984 Onderzoeker Vrije Universiteit, Amsterdam, onderzoek sportopleidingsfilosofie
72/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
1974 – 1994 1984 – 2004
Free-lance medewerker (NOC-)NSF, Den Haag/Papendal, opleidingsontwikkeling Medewerker Instituut voor Leerplanontwikkeling, Enschede, o.a. als projectleider Bewegingsonderwijs Voortgezet Onderwijs en medewerker kwaliteitszorg 1998 – 2001 Project Jeugd in Beweging, coördinator onderwijs 2004 – heden Kees Faber, Coaching en supervisie 2004 – heden Medewerker professionalisering Hanzehogeschool Groningen, met name bij Instituut voor Sportstudies Diversen: Bestuursfuncties: - Bestuurlijke ervaring op het terrein van cultuur en zorg. Publicaties: - Aantal boeken en artikelen op het terrein van bewegingsonderwijs en sport. - Bijdrage over Nederland aan een internationale publicatie over kwaliteitszorg binnen het voortgezet onderwijs.
-
Kwaliteitshandboek CHESS voor jeugdsportplannen. Boek over het ontwikkelen van opleidingsmateriaal. Vrolijk boekje over strategische keuzes van SLO Bijdrage aan verhalenboekje over Instituut voor Sportstudies
Internationale ervaring: - Bezoeken en bijdragen aan diverse internationale congressen op het terrein van lichamelijke opvoeding en sport. - Project bewegingsonderwijs op Aruba. - Medewerker voor Nederland aan SEQuALS, Europees project Kwaliteitszorg in scholen.
-
Gastcolleges aan Universiteit in Kaunas, Litouwen.
Panellid de heer drs. R. Boer De heer Boer is ingezet als panellid vanwege zijn expertise op het gebied van sport en bewegingswetenschappen en zijn onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring als projectmedewerker aan een hogeschool in het kader van opleidingen op het gebied van gezondheid, en sport- en bewegingswetenschap. Hij heeft meer dan tien jaar ervaring in sport en daarmee samenhangende deelgebieden, zowel theoretisch als in de praktijk. Voor deze visitatie is de heer Boer individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1982 – 1988 1988 – 1995 1995
V.W.O. in Wageningen Bewegingswetenschappen aan de V.U. te Amsterdam; afstudeerrichting: Psychologie m.b.t. bewegen; nevenrichting: Gezondheidskunde Doctoraalaantekening Sportpsychologie
Cursussen: 1993 1994 1995
Mentale training en begeleiding Mentale training en begeleiding van teamsporters Sport en coaching
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
73/91
1995 2001 2000 – 2001 2003 2004 – 2005
Voortgezette docenten scholing Toetsing en assessment Physical Rehabilitation trainer A-B Summerschool ‘Werken met Ketens en Netwerken’ Projectmanagement voor Projectleiders (IPMA-certificaat)
Werkervaring: 1995 – 1997 Maken voorlichtingsvideo voor ouders van getalenteerde kinderen i.h.k.v. het project talentherkenning & ontwikkeling van het NOC*NSF (sector Sport en Ontwikkeling). 1995 – 1997 Organisatorische leiding over de intervisiegroep van de Vereniging Sport Psychologie Nederland (onder toezicht NOC*NSF). 1995 – 1997 Extern deskundige NOC*NSF. Lid van projectgroep (sector Topsport) voor leidraad mentale training en begeleiding nationale teamsportselecties 1996 – 2003 Medeoprichter, vennoot van V.O.F. Chiron; dienstverlening op het terrein van prestatieverbetering, advisering, begeleiding, training en coaching op het gebied van sport, studie, werk en algemene ontwikkeling 1998 – 2002 HAN Projectmedewerker met als doel onderzoeken van mogelijkheden te starten met een nieuwe hbo-opleiding Sport Gezondheid en Management (SGM), daarna ontwikkeling van deze opleiding en start in 2002 – 2003 1998 – 2001 HAN Projectmedewerker Preventieve Gezondheidszorg en Gezondheidsbevordering, gericht op het zodanig vernieuwen van de paramedische opleidingen dat preventie expliciet en modelmatig een rol speelt 1998 – 2002 HAN, faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij, manager van een kennisknooppunt waar opleiding en werkveld elkaar ontmoeten 2000 – 2001 Trainer-coach hoofdklasse korfbalteam Oost Arnhem 2002 – 2005 Senior Beleidsmedewerker bij het Ministerie van VWS. Werkzaam bij de directie Sport, afdeling Breedtesport 2002 – 2006 Trainer-coach 1e selectie korfballeague team Blauw Wit Amsterdam. 2005 – 2006 Manager Implementatie en professionaliseringscentrum van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen 2006 – heden Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen, Sectormanager en lid MT, trekker van het project Nationaal Actieplan Sport en Bewegen
Panellid mevrouw drs. M.C. van Dam Mevrouw Van Dam is ingezet als panellid vanwege haar expertise in de psychologie en haar onderwijsdeskundigheid. Vanuit haar ervaring als hoofd afdeling nascholing bij een opleidingsorganisatie in de Geestelijke Gezondheidszorg heeft zij gedegen kennis van talloze vormen van (psycho-)therapie en bewegingstherapie, daarnaast beschikt zij door haar ervaring als docent tevens over onderwijsdeskundigheid. Mevrouw Van Dam heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 – 1979 1991 – 1993 Tot heden
74/91
Universitaire opleiding Klinische Psychologie Universiteit Utrecht Tweejarige postdoctorale leergang Opleidingskunde Talloze kortere en langere nascholingscursussen.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Werkervaring: 1975 – 1980 Docentschap Psychologie bij de opleiding tot B-verpleegkundige van de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder (nu Altrecht) 1976 – 1980 Docentschap Psychologie bij de opleiding Verpleegkunde aan het VU Ziekenhuis 1980 – 1985 Psycholoog bij een behandelafdeling voor jong volwassenen van de Willem Arntz Hoeve 1985 – 1986 Psycholoog bij een afdeling voor ouderenzorg 1986 – 1987 Coördinator van een opnameafdeling. 1987 – 1994 Hoofd afdeling nascholing RINO Noord-Holland 1994 – heden Directeur RINO Noord-Holland, Instelling voor Nascholing en Opleiding in de Geestelijke Gezondheidszorg te Amsterdam. Zie: www.rino.nl Diversen: • Bestuurservaring bij Vrouwengezondheidszorgcentrum Aletta in Utrecht • Internationale ervaring in diverse Europese projecten t.b.v. de ontwikkeling en implementatie van onderwijsprogramma’s op het gebied van de geestelijk gezondheidszorg/psychiatrie en huisartsenzorg, bijvoorbeeld in Tsjechië en Roemenie • Tevens actief in Europese trajecten gericht op het ontwikkelen van curricula op het gebied van rehabilitatie en casemanagement.
Panellid student mevrouw F.I. van Lith Mevrouw Van Lith is in dit panel ingezet als studentpanellid. Zij is laatstejaars student 1e graads leraren opleiding Lichamelijke Opvoeding aan de Fontys Sporthogeschool te Tilburg en is lid van de opleidingscommissie en kwaliteitskring. Mevrouw Van Lith is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Van Lith individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1998 – 2004 2006 2004 – heden
VWO, Profiel Natuur en Gezondheid Sportmassage 1e graad Leraren Opleiding LO, afstuderen juli 2008
Werkervaring 2004 – heden Opleidingscommissie FSH 2004 – heden Kwaliteitscommissie FSH 2005 – 2007 Tutor Probleem Gestuurd Onderwijs FSH 2005 Stage Basisschool ‘de Cocon’ te Tilburg 2006 Stage Basisschool ‘de Sporckt’ te Tilburg 2006 Stage Middelbare School ‘Theresialyceum’ 2007 Stage Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen 2008 Afstudeerstage Bewegingsonderwijs realiseren op basis- en middelbare school in Ghana
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
75/91
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senior-adviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 – 1977 1985 – 2002 2002 – 2004 2004 – heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
Panellid NQA de heer J.R. Koopmans Panellid de heer Koopmans heeft in 2008 de opleiding Facility Management aan de Hanzehogeschool Groningen afgerond. Met zijn Bachelor Degree of Business Administration is hij begin 2008 als junior auditor bij NQA begonnen. Hij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding: 1992 – 1996 1996 – 1998 1998 – 2002 2004 – 2008
Mavo Mbo Levenmiddelentechnologie (nu Mbo Voeding) Mbo Informatie en Communicatie Technologie HBO Facility Management
Werkervaring: 2007 Novon Schoonmaak, Managementstage bedrijfsbureau (assistant to the manager) 2007 Alysis Zorggroep, afstudeerstage facilitair bedrijf (advies m.b.t. klanttevredenheid) 2008 – heden NQA, junior auditor
76/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatiedatum: 4 juni 2008 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
13.00 – 13.30 Ontvangst - lokaal A-131 Toelichting door opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
13.30 – 16.30 Materiaalbestudering - lokaal A-131
(Visitatiepanel)
16.30 – 17.30 Gesprek met Opleidingsmanagement – lokaal A-131
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 Overleg panel – lokaal A-131
(Visitatiepanel)
18.00
Vertrek panel
Visitatiedatum: 5 juni 2008 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
9.00 - 9.15
Ontvangst lokaal A-131
(Visitatiepanel)
9.15 - 9.45
Gesprek met studenten (jaar 1 t/m 4) – lokaal A-131 Algemene thema’s
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
9.45 - 10.15
Gesprek met studenten Opleiding 1 – LO Lokaal A-131
Gesprek met studenten Opleiding 2 BPT Lokaal A-132
Gesprek met studenten Opleiding 3 – S&B Lokaal A-163
10.15 - 10.30 Pauze 10.30 - 11.00 Gesprek met docenten - lokaal A-131 Algemene thema’s
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/ stagebegeleiding), varianten etc.
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
77/91
Tijdstip
Programmaonderdeel
11.00 - 11.30 Gesprek met docenten Opleiding 1 – LO Lokaal A-131
Gesprek met docenten Opleiding 2 – BPT Lokaal A-132
Deelnemers Gesprek met docenten Opl. 3 – S&B Lokaal A-163
12.00 - 12.30 Rondleiding door drs. A. Donkers in de hogeschool/ Bestudering documenten
Deel van het panel
12.30 - 13.15 Lunchpauze in lokaal A-163 (A-131 is ook mogelijk)
Panel
13.15 - 13.45 Bestudering documenten
Panel
13.45 - 14.30 Gesprek met werkveld en alumni Opleiding 1 – LO Lokaal A-131
Gesprek met werkveld en alumni Opleiding 2 – BPT Lokaal A-132
Gesprek met werkveld en alumni Opleiding 3 – S&B Lokaal A-163
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.30 - 17.00 Eventuele extra gesprekken – lokaal A-131 Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 - 17.30 Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding Lokaal A-131
Opleidingsmanagement
17.30 - 18.00 Afsluitend paneloverleg Lokaal A-131
(Visitatiepanel)
78/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Missie Windesheim • Windesheim Organisatie Ontwikkelingsplan (WOOP), Instellingsplan Windesheim, 2007–2012 • Contouren van het nieuwe onderwijs, februari 2005, een uitgave in het kader van WOOP • Roeters, A. (april 2007). Facts en figures – presentatie in het kader van het onderwijsdebat Missie Calo • OOP, Missie Calo, School of Human Movement & SPorts, 2001 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding • Windesheim, Windesheim Onderwijs Standaarden. Versie 4.4.4, 2007 • Kuijpers, M.A.C.T., Loopbaanontwikkeling – onderzoek naar competenties, 2003 • NVPMT, Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, beroepsprofiel 2007–2008 • FVB, Federatie Vaktherapeutische Beroepen, kader beroepsprofielen vaktherapeutische beroepen, 2007 • KVLO, Koninklijke vereniging voor Leraren in de Lichamelijke Opvoeding, beroepscompetentieprofielen, 2005 • Sociale parnters van de sport, Beroepen en beroepscompetentieprofielen sportmanagement, CBE Consultants, 2005 • Opleidings- en Toetskader, School of Human Movement & Sports, 2007 Onderwerp 2 Programma • Windesheim, Windesheim Onderwijs Standaarden. Versie 4.4.4, 2007 • Opleidings- en Toetskader, School of Human Movement & Sports, 2007 • Ontwikkelgids School of Human Movement & Sports, 2005 • Kerndocument Opleiding BPT, 2007 • Kerndocument Opleiding S&B, 2007 • Kerndocument Opleiding LO, 2007 Onderwerp 3 Inzet van personeel • ‘Resultaat en ontwikkeling van medewerkers’. Het personeelsevaluatiesysteem- en beloningsbeleid van Windesheim, 2002 • Aanscherping personeelsevaluatiebeleid, 2006 • Resultaatgericht werken en persoonlijke ontwikkeling, personeelsevaluatiebeleid bij Windesheim, 2007–2008 • Werken met competenties. Competentiewoordenboek Windesheim, 2005 • Ziekte overkomt je, verzuim is een keuze. Verzuimbeleid Windesheim, 2004 • Arbo beleidsplan 2003–2005: ‘kwaliteit van werken en leren bij Windesheim’. • Inzet van de KWOA-scan in de periode 2008–2011 • Leren op 1, diverse brochures en boekjes van de Corporate Academy/dienst P&O • Organisatie Ontwikkelplan, School of Human Movement & Sports, Concept • Organisatiestructuur School of Human Movement & Sports, 2007
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
79/91
Onderwerp 4 Voorzieningen • Windesheim, Instellingsplan 2007–2012 • Kuijpers, M.A.C.T., Loopbaanontwikkeling – onderzoek naar competenties, 2003 • Windesheim. Studentenstatuut – opleidingsdeel, studiejaar 2007 -2008 • Windesheim, Windesheim Onderwijs Standaarden. Versie 4.4.4, 2007 Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg • Windesheim. Kwaliteitszorg Beleidsmatig verankerd 2007–2010 (werknotitie) • Windesheim. Windesheim organisatie ontwikkelplan, 2004 • Stevens Consultancy. Integratie Planning en Control en kwaliteitszorg – een plan van aanpak, 2007 • Kwaliteitskaarten Windesheim voor Schools en Diensten, 2007 • Kleinpast, J., Interactieve digitale communicatie, 2007 • Akker, A. & Maas, van der, L., Integrale Kwaliteitszorg Calo, School of Human Movement & Sports, 2007 Onderwerp 6 Resultaten • Kennispraktijk Steenbergen, De School of Human Movement & Sports gericht op de toekomst, 2007 • HBO-Monitor 2006
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 3
Onderwerp 4 Onderwerp 5
Onderwerp 6
80/91
Sleuteldocumenten per onderwerp • Opleidings- en Toetskader, School of Human Movement & Sports, 2007 • Kerndocument Opleiding BPT, 2007 • Kerndocument Opleiding LO, 2007 • Kerndocument Opleiding S&B, 2007 • Kerndocument Opleiding BPT, 2007 • Kerndocument Opleiding LO, 2007 • Kerndocument Opleiding S&B, 2007 • Onderwijs- en Examenreglement 2007 – 2008 • Opleidings- en Toetskader, School of Human Movement & Sports, 2007 • Activiteitenplan 2007 – 2008 • C.V.’s docenten • Werken met competenties. Competentiewoordenboek Windesheim, 2005 • Visiedocument Studieloopbaanbegeleiding • Beleidsnotitie ICTO-beleid • Integrale kwaliteitszorg Calo, School of Human Movement & Sports • Activiteitenplan 2007 – 2008 • Ontwikkelgids School Human Movement & Sports, 2005 • Afstudeernota S&B, 2007 • Afstudeernota LO, 2007 • Afstudeernota BPT, 2007 • Kerngegevens studentaantallen & onderwijsrendement, 2008
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Volgnummer argument 1.
2.
3.
4. 5. 6. 7. Volgnummer argument 1.
2.
3.
Document • NVPMT Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, concept beroepsprofiel 2007/2008 • KVLO Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Leraren in de Lichamelijke Opvoeding, beroepscompetentieprofiel, 2005 • Sociale partners van de sport. Beroepen en beroepscompetentieprofielen sportmanagement. CBE consultants, 2004 • ALODO. Academies voor Lichamelijke Opvoeding Directeuren Overleg, Gemeenschappelijke Opleidingskwalificaties voor de Lerarenopleiding aan ALO’s en Sporthogescholen in Nederland, 2005. • ALODO. Overleg van directeuren van de sporthogescholen, -instituten en academie, Kwalificatieprofiel sportmanager, 2007. • Notulen HAN-CALO/BPT • Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007* • Kerndocument BPT, 2007* • Kerndocument LO, 2007* • Kerndocument S&B, 2007* • Notulen VAC’s, 2006 en 2007 • Notulen platform Mbo/SB - Calo • Notulen internationaal platform PMT • Notulen Platform bewegen en hulpverlenen Document • NVPMT. Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, concept beroepsprofiel 2007/2008 • KVLO. Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Leraren in de Lichamelijke Opvoeding, beroepscompetentieprofiel, 2005 • Sociale partners van de sport. Beroepen en beroepscompetentieprofielen sportmanagement. CBE consultants, 2004 • ALODO. Academies voor Lichamelijke Opvoeding Directeuren Overleg, Gemeenschappelijke Opleidingskwalificaties voor de Lerarenopleiding aan ALO’s en Sporthogescholen in Nederland, 2005. • ALODO. Overleg van directeuren van de sporthogescholen, -instituten en academie, Kwalificatieprofiel sportmanager, 2007. • Kerndocument BPT, 2007* • Kerndocument LO, 2007* • Kerndocument S&B, 2007* • Kerndocument BPT, 2007* • Kerndocument LO, 2007* • Kerndocument S&B, 2007* • Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007*
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Vindplaats
Gehele document, specifiek Hst 3 en 4
Vindplaats
5.2
81/91
82/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Volgnummer argument 1. 2. 3. 4.
Volgnummer argument 1. 3. 4. 5.
6. 7. 9. Volgnumme r argument 1.
3. 5.
Volgnumme r argument 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Document • • • • •
Vindplaats
Profileringsboek Q-point Overzicht van de genoemde thema ‘s C.V.’s van docenten HBO-Monitor 2006 De School of Human Movement & Sports, gericht op de toekomst, Bureau Steenbergen, 2007
Document • Opleidings- en toetskader School of Human Movement & Sports, 2007* • Literatuurlijsten • Notulen stagebegeleidingsbijeenkomsten • C.V.’s van docenten • Kerndocument BPT, 2007* • Kerndocument LO, 2007* • Kerndocument S&B, 2007* • Beleidsnotitie Toegepast Onderzoek School of Human Movement & Sports • Overzicht leden kenniskring • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 Document
Kerndocument BPT, 2007* Kerndocument LO, 2007* Kerndocument S&B, 2007* Opleidings- en Toetskader, School of Human Movement & Sports, 2007* • HBO-Monitor 2006, Management Summary leraar voortgezet onderwijs eerste graads • HBO-Monitor 2006, Management Summary sector HGZO • • • •
Document
• Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007* • Schoolthema en Profilering • Idem • Beschrijving organisatiestructuur • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 • Organigram Calo • Semesterevaluaties
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Vindplaats 5.1
Vindplaats
5.2
Vindplaats
Hst 6
83/91
Volgnumme r argument 1. 2. 7. 8. Volgnumme r argument 2. 3.
Document
• Windesheim (2007). Windesheim Onderwijs Standaarden. Versie 4.4.4. • Overzicht contacttijd • Verschillende onderzoeken uitgevoerd door het bureau kwaliteitszorg • Student Tevredenheidsonderzoek, 2007 Document
4.
• • • • • • •
5. 6.
• •
7.
• • • •
8. Volgnumme r argument 1.
2.
Volgnumme r argument 1. 2.
84/91
Vindplaats
•
OER 2007 – 2008* Selecterende keuring Decentrale selectie LOB-opdrachten 07-08 Startschot Taakomschrijving tutoraat Instroomprocedure Calo voor Mbo-SB cursusjaar 2008-2009 Instroomprocedure deeltijd BPT en LO Eerstejaarsonderzoek 2007, School of Human Movement & Sports Management summary STO 2007 Opleidingsbijlage BPT. Aansluitingsmonitor 2006 – 2007 Opleidingsbijlage LO. Aansluitingsmonitor 2006 – 2007 Opleidingsbijlage S&B. Aansluitingsmonitor 2006 - 2007 Keuzegids Hoger Onderwijs 2006 - 2007
Document
• • • • • •
Vindplaats
hfdst. 1 en bijlagen
Vindplaats
Onderwijs- en Examenregeling 2007 - 2008* Kerndocument BPT, 2007* Kerndocment LO, 2007* Kerndocument S&B, 2007* Rendementscijfers Windesheim Kerngegevens studentaantallen & onderwijsrendement, 2008
Document
• Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007* • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 • Semesterevaluaties School of Human Movement & Sports
Vindplaats
6.2 en 6.3
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Volgnumme r argument 1. 5. 9. 10. 11. 12.
Volgnumme r argument 1. 2. 3. 6. 11. 15. 17. 18. Volgnumme r argument 1. 3. 7. 11. 12. 13. Volgnumme r argument 1. 2. 4.
6. 7. 8. 9.
Document
• Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007* • Diverse studiehandleidingen • • • • •
Vindplaats
7.1
Opdrachtomschrijving toetscommissie, 2007 Toelatingsprocedure deeltijd Studenttevredenheidsonderzoek 2007 Eerstejaarsonderzoek Windesheim 2007 Diverse evaluaties uitgevoerd door het Bureau Kwaliteitszorg
Document
Vindplaats
Docenten cv’s* Overzicht inzet en taakbelasting, 2007 - 2008 Evaluatie en verslaglegging segmentteams, 207 concept Organisatie Ontwikkel Plan, 2007* Imago onderzoek DMC Studenttevredenheidsonderzoek 2007 De School of Human Movement & Sports, gericht op de toekomst, Bureau Steenbergen, 2007 • HBO-Monitor 2006 • • • • • • •
Document
Vindplaats
• Kerngegevens, studentaantallen & onderwijsrendement, 2008 • Windesheim Organisatie Ontwikkel Plan, 2004 • Ziekte overkomt je, verzuim is een keuze, 2004 • KWOA-scan 2005* • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 • HBO-Monitor 2006 Document
• Overzicht inzet en taakbelasting, 2007 - 2008 • Scholingsplan • Resultaat en ontwikkeling van medewerkers, het PEbeleid van Windesheim, 2002 • Werken met competenties. Competentiewoordenboek Windesheim, 2005 • De School of Human Movement & Sports, gericht op de toekomst, Bureau Steenbergen, 2007 • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 • HBO-Monitor 2006 • Keuzegids Hoger Onderwijs
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Vindplaats
Pagina’s 81, 91 en 101
85/91
Volgnumme r argument 3. 4. 6. 9. 10. 11. 12. Volgnumme r argument 1. 2. 3. 5. 7. 11. 12. Volgnumme r argument 1.
2. 4. 5.
Volgnumme r argument 1.
2.
86/91
Document
• Samenvatting bevindingen INK audit juni 2007 • Beleidsnotitie ICTO-beleid* • Bezettingsgraad accomodatie, G. van Driel en C. Teunis • Keuzegids Hoger Onderwijs 2008 • Studenttevredenheidsonderzoek 2007 • Semesterevaluaties • Fasering nieuwbouw G. van Driel, 2007 Document
• • • • • • • •
Vindplaats
pagina 12
Vindplaats (pagina, paragraaf, passage etc.)
Visiedocument Studieloopbaanbegeleiding* Onderwijsprogramma’s per opleiding Portfolio Calo ZóCalo! Interne professionalisering idem idem Semesterevaluaties Studenttevredenheidsonderzoek 2007
Document
• Draaiboek interne audits Windesheim 2007 – 2009 • Integrale kwaliteitszorg Calo, School of Human Movements & Sports, 2007* • Integrale kwaliteitszorg Calo, School of Human Movements & Sports, 2007* • Bureau kwaliteitszorg evaluatie Schoolthema 20062007 semester 1 en Schoolthema evaluatie semester 2 • Studiegids profilering School of Human Movement & Sports Document
• Ontwikkelgids School of Human Movement & Sports, 2005* • Interne Audit Calo 2003, juni 2004 • Interne Audit Calo 2007, mei 2007 • Activiteitenplan 2007 – 2008* • KWOA-scan Calo, december 2005 • Managementsamenvatting Studenttevredenheidsonderzoek, 2007 • Overzicht werkzaamheden curriculumcommissie 2006 – 2007 • Kwaliteit beleidsmatig verankerd, 2005 • Ontwikkelgids School of Human Movement & Sports, 2005*
Vindplaats
Pagina 7
H-schijf kwaliteitszorg Pagina 3 t/m 14
Vindplaats
Pagina 9 e.v. Pagina 5 t/m 8 Pagina 5 t/m 7 Pagina 7 Pagina 3 en 4
Hoofdstuk 4
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
3.
• Integrale kwaliteitszorg Calo, School of Human Movements & Sports, 2007*
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Hoofdstuk 5 en 6
87/91
Volgnumme r argument 1. 2. 3.
4. 5. Volgnumme r argument 3
8 9 Volgnumme r argument 1. 2.
Document
• Opleidings- en Toetskader School of Human Movement & Sports, 2007 • Notulen Raad van Advies, opleiding BPT, 2007 • De School of Human Movement & Sports, gericht op de toekomst, Bureau Steenbergen, 2007 • Scholingsaanbod Q Point en LINK • Projectenoverzicht bureau LINK, 2007 • Notulen strategisch overleg, januari 2008 • Uitnodiging Lustrumviering en Gordijnlezing, 2007 Document
Vindplaats
Hst 2 en 3
Vindplaats
Afstudeernota LO* Afstudeernota BPT* Afstudeernota S&B* De School of Human Movement & Sports, gericht op de toekomst, Bureau Steenbergen, 2007 • HBO-Monitor 2006 • • • •
Document
Vindplaats
• Kerngegevens studentaantallen & onderwijsrendement, 2008* • Kerngegevens studentaantallen & onderwijsrendement, 2008*
Onderwijsproducten ter inzage Boeken en CD-roms die gebruikt worden bij de opleidingen, van propedeuse tot hoofdfase Readers, Moduulbeschrijvingen en uitwerkingen van Blackboard Uitgewerkte opdrachten van propedeuse- en hoofdfasestudenten Scripties en beoordelingen van scripties Informatiebrochures en materiaal welke gebruikt worden tijdens voorlichtingsbijeenkomsten en opendagen om nieuwe studenten te werven. Informatie van Respo international Informatie over Bewegen Samen Regelen Daarnaast stonden er de volgende ordners met inhoud, die gemaakt zijn in juni 2007 voor de interne audit. Ordner 1 – KIC, MDV en Onderzoek 1. Projectbeschrijving projectgroep Kennis en Innovatie Centrum 2. Visiedocument Maatschappelijke Dienstverlening 3. Segmentteams als krachtige leer-werkplek in het werkveld 4. Adviesnota 2005 externe bedrijfsvoering 5. Beleidsnotitie Toegepast onderzoek 6. Projectenbureau LINK – Bestedingsplan ontwikkelingsgelden 07-08 Ordner 2 – Kwaliteitszorg en competentieprofielen 7. Kwaliteitszorg, studenten onderwijs evalutatie 8. Competent aan de slag: BPT-competenties en hun assessement 9. Basisdocument Opleiding Sport en Bewegen 10. Beroepen en beroepscompetentieprofielen sportmanagement 11. Kwalificatieprofiel Sportmanager
88/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
12. Beroepscompetentieprofiel Operationeel Sportmanager (I) 13. Beroepscompetentieprofiel Sportmanager (II) 14. Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voor de lerarenopleidingen aan ALO’s 15. Verdeling van de competenties over major en de minoren Ordner 3 – OER en overige studentinformatie 16. Studentenstatuut 2006-2007 17. Overzicht onderwijseenheden per opleiding en/of fase 18. Boekenlijsten 19. Beschrijvingen onderwijseenheden 20. Schoolthema-studiegids, studentversie 21. Profilering o de SHMS (Calo) 22. Informatie gegeven aan studenten Ordner 4 – op weg naar een domein 23. Studiedagen april 2006 24. Ontwikkelgids Calo maart 2006 25. Domeinontwikkeling 2005-2006 april 2005 26. Studiedagen december 2005 27. Nieuwsbrief medewerkers november 2004 28. Programma studiedag november 2004 29. Werkboek studiedag november 2004 Ordner 5 – overdrachtsdossier 30. Overdrachtsdossier, begeleidend schrijven 31. Brief CvB aan MT Calo 32. Concept Activiteitenplan (2006)-2007 “Kort en Goed” 33. Budgetbrief 2007 34. Formatieplan 2007-2008 35. Projectenportefeuille 2006-2007 36. Tijdlijn 37. OOP ‘Innovatief in bewegen’ 38. Quickscan en advies 39. Ontwikkelgids 40. Offerte marktonderzoek 41. Projecten LINK (met FEZ) 42. Analyse diverse onderzoeken kwaliteit en Imago 43. Verslag jaargesprek 44. Management informatie GSA 45. Voortgangsrapportage 46. Tabel onderwijstijd 47. Resultaten enquete KWAO-scan Ordner 6 – SLB en didactische scholing 48. Studieloopbaanbegeleiding , docentenhandleiding 49. Sudieloopbaanbegeleiding; organisatie, plaats en theorie van studieloopbaanbegeleiding 50. Beroepsprofiel van de SLB’er op de Calo 51. Cursushandleiding voor de SLB’er 52. Voorbeeld van een PAP 53. Studieloopbaanbegeleiding SLB voor docenten mbt BPT-studenten 54. Planningen en docentenhandleidingen domeintrekkers Ordner 7 – toetsbeleid 55. Handboek beoordeling 56. Notitie assessement 57. Onderzoek Humaan-Biologische vakken – competentie gericht opleiden 58. Analyse toetsen SOS, OES Ordner 8 – Zer, interne audit en INK 59. Rapport visitatiecommissie: Kwaliteit in Beweging , oktober 2003 60. Interne Audit, september 2004 61. Managementletter, december 2003 62. Stand van zaken notitie opleiding Sport en Bewegen, december 2005
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
89/91
90/91
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA – visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim: Cluster Sport, hbo-bachelor
91/91