Visietekst de klok voor GO! Het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap heeft voor haar scholen een eigen, vernieuwde aanpak en leerlijn kloklezen ontwikkeld. Deze zijn afgeleid uit de doelen kloklezen van het leerplan Wereldoriëntatie en Wiskunde, domein Tijd. Omdat die aanpak afwijkt van wat traditioneel inzake kloklezen wordt onderwezen, ontwikkelde een groep auteurs een aangepast pakket ‘de klok voor GO!’. Dit pakket sluit aan bij de wiskundemethode van Uitgeverij Zwijsen.be, zWISo maar is ook methodeonafhankelijk te gebruiken.
Absolute en relatieve tijdsuitdrukking
Relatieve tijdsuitdrukking
Het pakket omvat de volgende materialen: - Eerste graad • Werkboek graad 1 • Handleiding graad 1 • Kopieerbundel graad 1 - Tweede graad • Werkboek graad 2 • Handleiding graad 2 • Kopieerbundel graad 2 Bij de kopieerbundel wordt een onderscheid gemaakt tussen zWISogebruikers en niet-zWISogebruikers. Deze kopieerbundel bevat extra oefeningen bij de lessen kloklezen, verdiepingsoefeningen voor de sterkere leerlingen, evaluatieformulieren en -opdrachten en kopieer- en oefenkaarten. Bij de kopieerbundel voor de scholen die zWISo gebruiken zijn de kopieerbladen zo gemaakt dat de pagina’s in de kopieermap, de verdiepingsmap en het scheurblok gewoon vervangen kunnen worden door de pagina’s uit de kopieerbundel. Het is essentieel om een goed begrip te hebben van het concept dat achter deze leerlijn zit. Daarom raden we aan om deze visietekst grondig door te nemen. We hebben het achtereenvolgens over absolute en relatieve tijdsuitdrukking, het algemene concept, het belang van dagelijks oefenen, de vernieuwde leerlijn, het benodigde didactisch materiaal, de oefeningen die aan bod moeten komen en de manier van evalueren.
Absolute tijdsuitdrukking
Analoog
Digitaal
kwart voor acht
kwart voor acht
half vier
half vier
7 uur 45 (minuten)
7 uur 45 (minuten)
3 uur 30 (minuten)
3 uur 30 (minuten)
Traditioneel leren kinderen kloklezen door het aantal minuten in verband te brengen met een ander tijdstip (… minuten voor en over het uur, … minuten over en voor het halfuur). Dat is vrij complex en abstract voor kinderen uit de eerste graad van het lager onderwijs. Pas in de tweede graad wordt met behulp van de digitale klok de tijd ook uitgedrukt in het aantal uren en het aantal minuten (bijvoorbeeld 7 uur 45 minuten). Dit is veel eenvoudiger. De manier waarop kloklezen traditioneel in het curriculum is opgenomen is dus niet noodzakelijk de efficiëntste en effectiefste manier. In feite zet de traditie de didactiek op z’n kop door te beginnen met het moeilijke (relatieve tijdsuitdrukking) en te eindigen met het makkelijke (absolute tijdsuitdrukking). Op zich is dat begrijpelijk, gelet op de eeuwenlange traditie van de analoge klok. De digitale klok en de daarbij horende absolute tijdsuitdrukking zijn vrij recente, maar ondertussen wel goed ingeburgerde maatschappelijke ontwikkelingen. Vandaar dat het GO! didactisch wil aansluiten bij deze gewijzigde maatschappelijke situatie.
Een vernieuwd algemeen concept De ontwikkeling van de nieuwe leerlijn kloklezen is er gekomen na een grondige analyse van de problemen die heel wat kinderen ondervinden met het traditionele kloklezen. Elke leerkracht van het tweede, derde of vierde leerjaar krijgt ermee te maken: een groeiende
1
groep kinderen slaagt er maar heel moeizaam in het kloklezen onder de knie te krijgen en de frustraties bij het oefenen zijn groot, zowel bij de leerlingen als bij hun leerkrachten. Deze problemen kunnen verschillende oorzaken hebben: - het traditionele onderwijs in kloklezen is nog steeds geënt op de situatie dat er uitsluitend analoge klokken bestonden en houdt onvoldoende rekening met de feitelijke situatie: het digitale kloklezen is de belangrijkste vorm van kloklezen geworden; - men verwacht op te jonge leeftijd de beheersing van abstracte inzichten en complexe vaardigheden; - er wordt begonnen met het moeilijke (relatief decoderen: twintig voor drie) om te eindigen met het gemakkelijke (absoluut decoderen: twee uur veertig); - het lezen als ‘… voor/over het halfuur’ maakt het onnodig ingewikkeld; - vanwege het moeizaam leren decoderen (correct lezen) van de klok is er aanvankelijk te weinig tijd en aandacht voor het wezenlijke van kloklezen, namelijk het juist interpreteren. Vandaar een nieuwe aanpak die steunt op de volgende principes: - het klassieke decoderen van de analoge klok is moeilijk op de leeftijd van zes à zeven jaar: we beginnen met het absoluut lezen van zowel digitale als analoge klokken (de klok altijd lezen als ‘… uur en … minuten’); - kloklezen leert men in de eerste plaats via dagelijkse functionele aandacht, voor een deel door de leerkracht gegenereerd; - kloklezen is een combinatie van decoderen (juist lezen), interpreteren (inschatten, associëren, …) en tijd rekenen/meten. Daaraan verankerd zit tijdsbesef; - wanneer kinderen rijper zijn, meer ervaring hebben met kloklezen, meer tijdsbesef hebben en vooral een beter ruimtelijk-visueel inzicht verworven hebben (zo rond hun achtste jaar), leren we hen ook de traditionele relatieve lezing: … over …, … voor …, half …, kwart voor … en kwart over … Kinderen leren dus uiteindelijk beide lezingen onder de knie te krijgen; - de lezing ‘ … over/voor het halfuur’ wordt weggelaten omdat die alleen tot nog meer verwarring leidt (die vorm van tijdsaanduiding wordt overigens in bijna geen enkele taal gebruikt); - doordat het decoderen in het eerste en tweede leerjaar nauwelijks voor problemen zal zorgen,
2
komt er veel tijd vrij voor het interpreteren; - alle oefeningen waarin wijzers op ‘lege’ klokken moeten worden getekend worden, wegens zinloos en niet functioneel, weggelaten. - we schenken vanaf het tweede leerjaar ook ruim aandacht aan problemen oplossen, waarbij het tijdrekenen (tijd meten) aan bod komt.
Nadruk op dagelijks oefenen Om de doelstellingen van het leerplan te bereiken, is dagelijkse aandacht essentieel. Je kunt in het klasgebeuren heel wat gelegenheden aangrijpen om het kloklezen te oefenen. Hang de klokken goed zichtbaar in de klas en verwijs er heel regelmatig naar, bijvoorbeeld: ‘De speeltijd begint om tien uur dertig, we hebben dus nog vijftien minuten tot de speeltijd.’, … Schenk op die frequente dagelijkse momenten steeds aandacht aan: - het decoderen (correct lezen); - het interpreteren (associëren, betekenis geven, …); - het meten/rekenen op de klok (heel geleidelijk, vanaf het tweede leerjaar). Bij dat dagelijks oefenen hanteer je het best een combinatie van instructie, onderwijsleergesprek en hardop denken.
Instructie Bijvoorbeeld: - Kijk, het is nu precies tien uur. - De kleine wijzer staat nu op …, de grote op … We lezen dit als … - ...
Onderwijsleergesprek (leren in interactie) Bijvoorbeeld: - Hoe laat is het? Hoe weet ik dat? Wie legt dit uit? - …
Hardop denken Bijvoorbeeld: - Het is nu negen uur dertig. We hebben nog tien minuten om aan de taak te werken. Ik moet dus tien bijdoen bij dertig. Dat is veertig. Dan zal het negen uur veertig zijn. - …
In de handleiding bij het pakket ‘de klok voor GO!’ worden bij elke les in de rubriek ‘Vooraf’ aandachtspunten gegeven waaraan je in de periode tussen twee lessen kunt werken ter voorbereiding van de volgende les. Het is dus belangrijk deze rubriek ruim op voorhand te lezen zodat je voldoende tijd hebt om deze voorbereidende activiteiten uit te voeren.
De vernieuwde leerlijn Op de volgende bladzijde staat de leerlijn van het pakket ‘de klok voor GO! van het eerste tot en met het vierde leerjaar. Nieuwe leerstof wordt vermeld bij het desbetreffende leerjaar. Daarnaast kan ook leerstof die in een vorig leerjaar werd aangebracht, herhaald worden. Dit wordt niet expliciet vermeld. Zodra een bepaalde inhoud aan bod is gekomen, worden de daaropvolgende vakken ingekleurd. Als een vak ingekleurd is en er geen tekst in staat betekent dat dat er in dit leerjaar geen nieuwe leerstof in verband met dat onderwerp wordt aangebracht. De leerstof die in een vorig leerjaar werd aangebracht kan in dit leerjaar wel herhaald worden. Als een kader niet ingekleurd is, kwam er nog geen leerstof in verband met die deelcategorie aan bod.
3
Leerjaar 1 Tijdsbeleving
Conventies
Leerjaar 2 - een minuut - een uur - vijf minuten - tien minuten - dertig minuten
- een seconde - een kwartier - 12 uur - 24 uur
- kleine wijzer: deze wijzer zegt ons het uur (zie getal voor de dubbele punt op een digitale klok) - grote wijzer: deze wijzer zegt ons de minuten (zie getal na de dubbele punt op een digitale klok) - analoge en digitale klok (wijzerklok en cijferklok) - De analoge klok is in twaalf verdeeld. - de draairichting van de wijzers
- Een uur is 60 minuten. - Een halfuur is 30 minuten. - Een dag is 24 uur. - Een dag is tweemaal 12 uur. - indeling per vijf minuten: 5, 10, 15, … , 55 (In eerste instantie kunnen de leerlingen gebruik maken van een klok waarbij deze ijkpunten zijn aangegeven.)
- Een kwartier is vijftien minuten. - over-zone (enkel over het uur) - voor-zone (enkel voor het uur) - Een minuut is 60 seconden. - de secondewijzer
het hele uur en het uur dertig (lezen als … uur dertig)*
- … uur en minuten per vijf in twaalfuursindeling (lezen als bijvoorbeeld tien uur vijfentwintig) - aanzet tot het decoderen in 24-uursindeling
- tot op de minuut in 24-uursindeling (lezen als bijvoorbeeld tien uur zestien) - per vijf minuten over het uur (lezen als bijvoorbeeld 5 over 3) - per vijf minuten voor het uur (lezen als bijvoorbeeld 10 voor 4) - kwart over (lezen als kwart over …) - kwart voor (lezen als kwart voor …) - half (lezen als half …)
tot op de minuut voor en over het uur (lezen als bijvoorbeeld 4 voor 3)
het hele uur en het uur dertig (lezen als … uur dertig)* We beperken ons tot de twaalfuursindeling.
(via informele momenten) tot op de minuut in 24-uursindeling - verschil in uren - verschil in minuten binnen het uur - halfuur en kwartier bijdoen/wegnemen
- verschil in minuten met overschrijding van het uur - halfuur en kwartier bijdoen met overschrijding van het uur - verschil in uren en minuten
Decoderen
Meten
Leerjaar 4
- een minuut - een uur
Analoog
Digitaal
Leerjaar 3
- verschil in uren (twee uur later, drie uur vroeger) - verschil in minuten binnen het uur (per 5 minuten)
* Het hoeft geen bezwaar te zijn dat het getalbegrip tot dertig nog niet helemaal is opgebouwd bij kinderen van het eerste leerjaar. Kinderen zijn meestal voldoende vertrouwd met dit getal. Ze kennen het via kalenders, leeftijden, zone dertig, … Overigens kunnen de meeste kinderen vlot de getallenrij opzeggen tot dertig en meer. Dus ook in die zin is dertig geen onbekende. Bedenk maar dat in de traditionele aanpak kinderen ‘iets over de helft van het volgend uur’ leren en dat is voor een zesjarige veel moeilijker te vatten dan het getal dertig. De leerlijn voor leerjaren 5 en 6 wijkt niet af van de vroegere aanpak. De nadruk ligt hier op meten.
4
Didactisch materiaal voor lessen kloklezen
Decoderen Analoge klokken met als opdracht: Hoe laat is het?
Om volgens deze nieuwe visie op kloklezen te werken is het belangrijk dat er twee klokken (een analoge en een digitale) prominent aanwezig zijn in elke klas vanaf de derde kleuterklas. Deze klokken moeten overal in de klas goed leesbaar zijn. Zeker in de beginfase (derde kleuterklas en eerste en tweede leerjaar) is het aangewezen de klokken naast of onder elkaar te hangen. Zorg ervoor dat de klokken steeds correct en synchroon werken. Het biedt een meerwaarde om gebruik te maken van twee instelbare klokken, een analoge en een digitale, die aan elkaar gekoppeld zijn. Zo’n instructieklokken zijn te vinden op het internet (zie bijvoorbeeld www.rekenweb.nl). Je kunt ze tonen met een beamer of een digitaal bord. Het grote voordeel daarvan is dat de digitale en analoge klok steeds synchroon lopen. Als je bijvoorbeeld de analoge klok een uur later zet, dan verandert ook de tijd op de digitale klok. Zorg zeker ook voor enkele kleine didactische analoge klokken. Vraag eventueel aan de leerlingen op horloges die niet meer werken mee te brengen van thuis. Die klokken kunnen gebruikt worden in duo’s (al dan niet in het hoekenwerk) of in grotere groepen tijdens instructie- en oefenmomenten. In de kopieerbundel vind je een set oefenkaarten waarvan op de voorkant een analoge klok staat afgebeeld en op de achterkant de tijd digitaal staat genoteerd. Deze kaarten kunnen ingezet worden bij het oefenen per twee.
Inoefenen zWISogebruikers kunnen deze bundel ‘de klok voor GO!’ integreren in de methode. Bovenaan de leerlingen de leerkrachtmaterialen wordt steeds het lesnummer en het blok aangegeven. De lessen kloklezen in zWISo kunnen dus gewoon vervangen worden door de lessen in het pakket ‘de klok voor GO!’. Gebruikers van een andere wiskundemethode kunnen de lessen kloklezen in hun huidige methode vervangen door deze lessen. Bij het oefenen (ook als je zelf nog extra oefeningen wilt ontwikkelen) zal het altijd gaan om een combinatie van drie types oefeningen: oefeningen op decoderen, interpreteren en meten.
Soorten klokken: - uuraangave: van veel tot geen info op de klok: alle uren, de uren 3, 6, 9, 12 en geen uuraangave - de minutenaangave: van weinig tot geen info: per 5, de minuten per 10, 00-15-30-45 en geen minutenaangave Mogelijke opdrachten: - analoge en digitale klokken verbinden - multiple choice: Hoe laat is het? Kies uit … - invullen door verder aan te vullen (Het is vijf uur ... of 5 : ...) - de tijd digitaal noteren (10 : 25) - …
Interpreteren Mogelijke opdrachten: - Associëren van vaste activiteiten met mogelijke uren: enkele klokken en tekeningen of activiteiten geven en de leerlingen deze laten verbinden. - Is dit voor of na de middag (dag/nacht)? - uren in de juiste volgorde zetten - Op tijd of te laat? (Wie is op tijd?, Ik ben om … thuis, kan ik dat programma nog zien?, …) - Wie staat het vroegst op? - …
Meten Opdrachten in verband met rekenen met tijd kunnen als zuivere rekenopdracht gegeven worden of in de vorm van een op te lossen probleem of vraagstuk. Het oplossen van problemen waarbij tijd gelezen, geïnterpreteerd en berekend moet worden is de rijkste vorm. Het beste is zoveel mogelijk uit te gaan van situaties uit de leefwereld van de kinderen en gebruik te maken van (semi-)authentieke documenten (uurregelingen, tv-bladen, …). Mogelijke opdrachten: - Wat duurt het langst? - Hoe lang nog tot …? Hoe lang al sinds …? - Hoeveel tijd tussen twee tijdstippen? - Hoe laat is het over x tijd? - Hoe laat was het x minuten/uren eerder? - …
5
Evaluatie Het is gebruikelijk dat men om te evalueren kinderen vraagt ‘lege’ klokken in te vullen. Er nog van afgezien dat dit voor leerlingen van de eerste graad dikwijls een moeilijke fijnmotorische opdracht is, is de relevantie ervan zeer gering. Wil je weten of leerlingen een klok juist aflezen, dan kan je hen dat het best gewoon vragen. Controleren of de analoge klok juist gelezen wordt kan ook door de digitale klok te laten invullen. In de evaluatie houden we ook rekening met de drie niveaus: - Kunnen de kinderen correct decoderen? - Kunnen de kinderen bepaalde uuraangaven betekenis geven? (associëren met activiteiten, rangschikken, inschatten, …) - Kunnen de kinderen rekenen/meten met tijd? (hoe lang nog tot …, hoe lang al voorbij …, hoe laat is het over …, hoe laat was het …geleden, ...). Met het evalueren van rekenen met tijd beginnen we pas heel voorzichtig in het tweede leerjaar. In de kopieerbundel ‘de klok voor GO!’ vind je de zWISo-toetsen waarbij de oefeningen rond kloklezen zijn aangepast aan de nieuwe leerlijn Tijd van het GO!. Voor de evaluatie kan ook gebruik gemaakt worden van standaardopdrachten zoals hierboven beschreven.
6