Verwijderen van een gedeelte van de prostaat via de plasbuis Transurethrale Resectie van de Prostaat (TURP)
Tijdens uw bezoek aan de polikliniek urologie heeft uw uroloog met u gesproken over de wenselijkheid of noodzaak van een prostaatoperatie. In deze informatiefolder kunt u thuis alles nog eens rustig doorlezen. We hebben geprobeerd voor u alle belangrijke informatie zo goed mogelijk op een rijtje te zetten. Het is niet de bedoeling dat deze folder de persoonlijke gesprekken met uw uroloog vervangt. Met problemen of vragen, ook naar aanleiding van deze folder, kunt u altijd bij de uroloog terecht of een afspraak maken bij een van de verpleegkundigen van de polikliniek.
De prostaat De prostaat is een klier ter grootte van een kastanje en bevindt zich rondom de plasbuis onder de blaas (figuur). Aan de voorkant ligt de prostaat tegen het schaambeen aan en aan de achterzijde tegen de endeldarm. Onder de prostaat, dus stroomafwaarts, ligt de sluitspier van de blaas/plasbuis. In de prostaat komen de twee zaadleiders uit, die afkomstig zijn van de bijballen. Buiten de prostaat lopen een tweetal zenuwbundeltjes naar de penis. Deze zenuwen zijn belangrijk voor het optreden van erecties. Normaal is de prostaat ongeveer 15 ml groot, hij kan gedurende het leven groeien tot een volume van 100 ml of zelfs meer. A) blaas B) plasbuis C) zaadbal of testikel D) balzak of scrotum E) bijbal F) endeldarm G) prostaat
2
De functie van de prostaat De prostaat is een klier die vloeistof produceert, het prostaatvocht. Het prostaatvocht komt samen met het zaad (dat in de zaadballen wordt gemaakt) tijdens de zaadlozing naar buiten (sperma) en houdt de zaadcellen in leven tijdens de tocht naar de eicel. Sperma bestaat voor het grootste deel uit zaadvocht en maar voor een klein deel uit zaadcellen. Tijdens de zaadlozing sluit de blaashals zich, waardoor het sperma niet de blaas in gaat en wel via de plasbuis naar buiten komt. Na een prostaatoperatie sluit de blaashals niet meer goed af, waardoor het sperma de blaas ingaat. De ‘TURP’ operatie Bij een TURP operatie wordt een gedeelte van de prostaat (prostaatweefsel) verwijderd. De operatie vindt plaats via de plasbuis. Dit betekent dat u geen uitwendige operatiewond krijgt. Via de plasbuis wordt een scoop ingebracht. Dit is een buisje met daarin een camera waardoor verschillende instrumenten kunnen worden ingebracht (zie afbeelding).
3
Met behulp van een metalen lisje, dat kan worden verhit, wordt het prostaatweefsel stukje voor stukje weggesneden, oftewel wordt de prostaat uitgeschraapt. Vaak wordt de vergelijking gemaakt met het uithollen van een appel met een appelboor. De wand van de prostaat (het kapsel) blijft achter. Alleen het prostaatweefsel dat de plasbuis dichtdrukt, wordt weggehaald. Het prostaatweefsel kan weer aangroeien, maar naar verwachting wordt deze niet meer zo groot dat er opnieuw klachten ontstaan.
Voorbereiding operatie De operatie vindt onder volledige narcose (algehele anesthesie) en/ of ruggenprik (regionale anesthesie) plaats. Hierover kunt u meer lezen in de CWZ folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. Voor de operatie en de anesthesie zijn meestal enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom bezoekt u het spreekuur van de anesthesioloog en heeft u aansluitend een afspraak voor een verpleegkundig intakegesprek. De verpleegkundige geeft u aanvullende informatie over de opname en operatie, doet het ‘opnamegesprek’ en plant in overleg met u de operatiedatum en de controle-afspraak na de operatie. U wordt voor deze ingreep drie dagen opgenomen. In de brochure ‘Opname in het CWZ’ kunt u algemene informatie over de opname lezen. Opname verpleegafdeling B44 Nuchtere opname (beperkt eten en drinken) Als u op de dag van de operatie wordt opgenomen blijft u nuchter volgens de afspraken met de anesthesioloog en de verpleegkundige en bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. U meldt zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling urologie (B44).
4
U start met antibiotica om de kans op een infectie te verkleinen. Tijdens de opname op de afdeling wordt bekeken of het bloedverlies vanuit de prostaatholte goed onder controle is. Opname dag vóór de operatie Als er meer voorbereidingen voor de operatie nodig zijn of als u zelf deze voorkeur heeft aangegeven wordt u de dag vóór de operatie opgenomen U bent eventueel gestopt met bloedverdunnende medicijnen zoals afgesproken met uw behandelend arts. U meldt zich op de afgesproken tijd op de afdeling B44.
De operatiedag Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Wanneer u een gebitsprothese en/of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tijdens de operatie draagt u een operatiejasje. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus. U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel. Gedurende de operatie moeten uw benen in beensteunen liggen. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. Kort na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Als u goed wakker bent (na narcose) en als het gevoel in de benen terug begint te komen (na een ruggenprik) gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling B44. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme en de urineproductie. Pijn Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige. Zie hiervoor ook de ‘Pijnmeting’ in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. 5
Blaaskatheter Direct na de operatie heeft u een katheter in de blaas. Dit is een slangetje via de plasbuis dat ervoor zorgt dat de urine uit de blaas kan lopen. U hoeft dan niet zelf te plassen. De katheter zorgt voor ontlasting van het inwendige wondgebied. De katheter kan de blaaswand irriteren en dat kan u het gevoel geven dat u moet plassen en/of kan pijnklachten geven aan de top van de penis (eikel). Dit wordt ‘blaaskramp’ genoemd. Als u deze klacht ervaart, moet u dit met uw verpleegkundige bespreken. Zij kan u hiervoor medicijnen geven. Blaaskramp Blaaskramp kan ook ontstaan als de urine niet of niet goed kan weglopen via de katheter. De blaas raakt dan te vol. Dit kan ontstaan doordat er een bloedstolsel in de katheter zit waardoor deze verstopt raakt. Door de katheter en de blaas te spoelen wordt de katheter weer doorgankelijk. Dit doet de verpleegkundige. Urine De urine kan na de operatie nog bloederig zijn. De uroloog kan ervoor kiezen om een continu spoelsysteem aan te sluiten op de katheter via de plasbuis. Dit zorgt ervoor dat de prostaatholte plaatselijk wordt gespoeld en voorkomt de vorming van stolsels in de blaas en prostaatholte. De spoeling stopt als de urine helder van kleur is. Het kan zijn dat u naast de katheter via de plasbuis, ook een katheter via de buik (boven het schaambeen) in de blaas heeft (suprapubische katheter). Dit kan noodzakelijk zijn als uitgebreider spoelen via het continu spoelsysteem wenselijk is. Infuus U heeft een infuus in uw hand of arm. Omdat u tijdens en vaak ook na de operatie nog bloed verliest, is het belangrijk om dit vochtverlies aan te vullen door middel van het infuus. U mag kort na de operatie weer beginnen met eten en drinken.
6
De eerste dag na de operatie • De eerste dag na de operatie helpt de verpleegkundige u bij uw lichamelijke verzorging. • Het infuus wordt verwijderd. • Het naaldje blijft nog zitten in afwachting van de bloeduitslagen. • U mag weer lopen. De verpleegkundige kan een beenzakje aan sluiten op de katheter, zodat u meer bewegingsvrijheid heeft. • Er wordt bloed afgenomen om de hoeveelheid rode bloedcellen (ijzergehalte) te controleren. Als dit onvoldoende blijkt zal een bloedtransfusie worden gegeven. Meestal is dit echter niet nodig. • Het is belangrijk dat u de eerste dagen na de ingreep niet teveel druk hoeft te zetten tijdens de ontlasting. Persen veroorzaakt druk in het prostaatgebied. Hierdoor kan de prostaat gaan bloeden. Om harde ontlasting te voorkomen krijgt u medicijnen als Importal of Movicolon. De tweede dag na de operatie De tweede dag na de operatie wordt de katheter verwijderd als de kleur van de urine helder is. U gaat weer zelf plassen. In het begin kan het plassen een branderig gevoel geven. Door goed te drinken (ongeveer 2 liter) spoelt u de blaas en verdwijnen deze klachten meestal snel. Over de dag verdeeld zal drie maal een residumeting worden gedaan. Hiervoor moet u eerst zelf uitplassen. Daarna wordt met behulp van een echo gekeken of u de blaas goed leegplast. Als u een suprapubische katheter (via de buik) heeft, wordt dit slangetje opengezet om te kijken hoeveel urine er achter blijft. Als deze waarden goed zijn (wenselijk is minder dan 100 ml) mag de eventuele buikkatheter worden verwijderd. Het gaatje in de buik heeft tijd nodig om volledig dicht te groeien (enkele uren). Omdat er nog urine uit het gaatje kan lekken, wordt er een opvangzakje of verband geplakt om uw kleding te beschermen. Als alles goed gaat mag u op de ochtend van de derde dag met ontslag.
7
Wat u thuis kunt verwachten Voor de eerste 6 weken na de operatie mag u: • geen alcohol drinken • geen zware lichamelijke arbeid verrichten • niet fietsen • niet te hard persen bij ontlasting • geen zaadlozing krijgen Na zes tot acht weken is de wond in de plasbuis genezen. Het is belangrijk dat u veel blijft drinken, ongeveer twee liter per dag, om de blaas goed te spoelen. U kunt in de eerste weken tot de eerste maanden nog wat bloed verliezen in de urine. Dat is normaal na de operatie.
Uitslag weefselonderzoek Het verwijderde prostaatweefsel, wordt na de operatie, altijd door de patholoog nagekeken onder de microscoop. De uitslag van het weefsel is na twee weken bekend. Als er afwijkingen zijn, wordt er eerder contact met u opgenomen. De uitslag wordt ook met u besproken tijdens de eerste controleafspraak. Kunnen er complicaties optreden bij een TURP operatie? Bij elke ingreep, hoe klein ook, kunnen er problemen optreden. Deze complicaties kunnen bestaan uit een infectie of een nabloeding. Lange termijn gevolgen van de operatie De belangrijkste lange termijn gevolgen van een TURP operatie zijn de volgende: In het begin kan het moeilijker voor u zijn om de urine op te houden als u aandrang krijgt om te plassen. Soms kan de urine vanzelf weglopen. Dit gaat doorgaans weer snel over. Dit heeft te maken met de genezing en zwelling van de inwendige wond. Het is belangrijk om een aantal weken af te wachten hoe deze klacht zich verder ontwikkelt. Het kan enige tijd duren voordat het ophouden van de plas perfect lukt doordat de sluitspier, die 8
stroomafwaarts van de prostaat ligt, de tijd moet hebben om te wennen aan de ferme straal urine die nu weer langs stroomt. U kunt oefeningen doen om de bekkenbodem te versterken, om zo een betere controle over het aandranggevoel te krijgen. Een instructie voor deze oefeningen krijgt u op de verpleegafdeling. Als de klachten desondanks langer blijven bestaan, kunnen eventueel medicijnen worden voorgeschreven. Ook bestaat de kans dat bij een zaadlozing het zaad de verkeerde kant op gaat, namelijk naar de blaas. U plast het zaad uit. We spreken dan van een ‘droog klaarkomen’. Uw behandelend (assistent) uroloog bespreekt voorafgaand aan de ingreep met u de kans op het ontstaan van deze klachten.
Werkhervatting Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw specialist. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en zo ja, welke. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening of behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen uw specialist en uw bedrijfsarts Controle Er is voor u een controleafspraak gemaakt, bij de (assistent) uroloog 8 weken na uw operatie.
9
Eerder contact opnemen dan de controleafspraak Neemt u tot de eerste poliklinische controle na ontslag uit het ziekenhuis contact op bij: • hevige pijnklachten die niet verdwijnen met gebruik van de voorgeschreven pijnstillers of met vier maal daags- om de zes uurtwee tabletten paracetamol van 500mg. • hevig bloedverlies en het plassen van grote bloedstolsels • plotseling niet meer kunnen plassen • koorts boven de 38,5° C of langer dan 24 uur vanaf 38° C. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek urologie (024) 365 8255. Buiten kantooruren belt u met de verpleegafdeling urologie (024) 365 78 00.
Vragen Uw behandelend uroloog bespreekt met u de verdere gang van zaken na de operatie. Als u nog vragen heeft over de operatie en de gevolgen ervan dan kunt u deze samen met uw partner/directe naaste bespreken met uw behandelend arts of uw verpleegkundige. Bericht van verhindering Bent u op het afgesproken tijdstip voor poliklinisch onderzoek of opname verhinderd, bel dan zo snel mogelijk de polikliniek urologie. Er kan dan nog een andere patiënt in uw plaats komen en met u maken wij een nieuwe afspraak.
10
11
Adres en telefoonnummer Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek urologie B28 Telefoon (024) 365 82 55 (op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur) Verpleegafdeling urologie B44 Telefoon (024) 365 78 00
12
G538-H / 01-14
Website: www.urologie.cwz.nl