Verwijderen van een blaastumor via de plasbuis Transurethrale resectie van een blaastumor (TURT)
Tijdens uw bezoek aan de polikliniek urologie heeft uw behandelend (assistent) uroloog met u besproken dat er een tumor in de blaas aanwezig is en over de noodzaak van een operatie. Deze informatiefolder kunt u thuis nog eens rustig doorlezen. We hebben geprobeerd voor u alle belangrijke informatie zo goed mogelijk op een rijtje te zetten. Het is niet de bedoeling dat deze folder de persoonlijke gesprekken met uw uroloog vervangt. Met problemen of vragen, ook naar aanleiding van deze folder, kunt u altijd bij hem terecht of een afspraak maken bij een van de verpleegkundigen die aan de polikliniek urologie zijn verbonden.
Wat is een blaastumor? Het begrip blaastumor staat voor alle ruimte-innemende processen die uitgaan van de blaaswand. Tumor is een ander woord voor gezwel. Een gezwel kan goedaardig of kwaadaardig zijn. Een blaastumor is echter altijd kwaadaardig. Het kwaadaardige weefsel kan vrij onschuldig zijn, maar kan ook agressief en meer uitgebreid zijn. De patholoog kan hierover na een onderzoek zekerheid geven. De mate van kwaadaardigheid bepaalt welke verdere behandelingen eventueel noodzakelijk zijn. Een blaastumor kan onderscheiden worden in twee soorten: De oppervlakkig groeiende blaastumor De tumor bevindt zich op de binnenbekleding, het blaasslijmvlies, van de blaas en is niet ingegroeid in de spierwand van de blaas. De oppervlakkig groeiende tumor wordt ook wel poliep genoemd en heeft de vorm van een paddestoel, met een steeltje vanuit de blaaswand. De invasief groeiende blaastumor De tumor is doorgegroeid in de blaasspier of in ander omringend weefsel. Een blaastumor openbaart zich meestal doordat zich bloed in de urine bevindt. Vaak houdt het bloeden na een tijdje op. Dit lijkt een 2
goed teken, maar dat is het niet. De tumor groeit door ondanks dat het bloeden gestopt is. Zolang de tumor oppervlakkig is, kan deze meestal eenvoudig verwijderd worden. Dit soort oppervlakkige tumoren keren echter vaak terug. Daarom is het noodzakelijk de blaas over een langere periode (soms levenslang) regelmatig te controleren. Invasief groeiende tumoren zijn moeilijker te behandelen. Dan is verdere behandeling noodzakelijk om de tumor in zijn geheel te kunnen verwijderen. Dit kan door middel van een operatieve verwijdering van de blaas en/of soms een bestraling. Mocht er bij u een invasief groeiende tumor zijn geconstateerd, dan bespreekt uw arts de verdere gang van zaken met u. Voor allebei de soorten tumoren geldt dat behandeling altijd noodzakelijk is. De tumor kan namelijk een grotere omvang krijgen, bloedingen veroorzaken en als de tumor oppervlakkig is kan deze invasief worden.
TURT Behandeling - Wat is een TURT ? De afkorting TURT staat voor ‘transurethrale resectie blaasttumor’. Bij een transurethrale resectie van een blaastumor vindt de operatie via de plasbuis (urethra) plaats en wordt de tumor weggesneden (resectie) met behulp van een klein, metalen lisje waar stroom doorheen gaat. Deze operatie vindt plaats via een kijkbuis. De kijkbuis wordt in de plasbuis gebracht, en is aangesloten op een camera. De (assistent) uroloog kan via een monitor de operatie uitvoeren. Door deze kijkbuis wordt dan het metalen lisje gevoerd. Het operatiegebied is op de monitor sterk 3
vergroot, waardoor de ingreep heel nauwkeurig kan worden uitgevoerd.
Voorbereiding operatie De operatie vindt onder volledige narcose (algehele anesthesie) en/ of ruggenprik (regionale anesthesie) plaats. Hierover kunt u meer lezen in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. Voor de operatie en de anesthesie zijn meestal enige voor-bereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom bezoekt u het spreekuur van de anesthesioloog. De afspraak bij de anesthesie wordt gekoppeld aan een afspraak op het urologisch verpleegkundig spreekuur. U wordt geinformeerd door een gespecialiseerd verpleegkundige die bepaalde taken van de uroloog overneemt. De gespecialiseerde verpleegkundige geeft u aanvullende informatie rondom de opname en operatie, doet het ‘opnamegesprek’ en plant in overleg met u de operatiedatum. Verblijf U wordt voor deze ingreep twee tot drie dagen in het ziekenhuis opgenomen. In de brochure ‘Opname in het CWZ’ kunt u algemene informatie over de opname lezen.
Opname verpleegafdeling B44 / nuchtere opname Als u op de dag van de operatie wordt opgenomen blijft u nuchter volgens de afspraken en bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. U meldt zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling urologie (B44). Opname dag vóór de operatie Als er meer voorbereidingen voor de operatie nodig zijn, of als u zelf deze voorkeur heeft aangegeven, wordt u de dag vóór de operatie opgenomen. U bent eventueel gestopt met bloedverdunnende medicijnen. U meldt zich op de afgesproken tijd op de afdeling (B44)
4
De operatiedag Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicatie voor de anesthesie (premedicatie). Wanneer u een gebitsprothese en/of contactlenzen draagt, moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tijdens de operatie draagt u een operatiejasje dat u nu vast aantrekt. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatie-afdeling. Vervolgens krijgt u een infuus. U gaat naar de operatiekamer en schuift u op de operatietafel. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. De TURT U ligt op uw rug met uw benen in de beensteunen. Allereerst wordt een hol instrument in de plasbuis gebracht om de binnenkant van de blaas te bekijken. Daarna wordt via dit holle instrument het stalen lisje in de blaas gebracht, waarna er elektrische stroom door het lisje wordt geleid. Vervolgens wordt met behulp van het lisje de tumor laag voor laag weggehaald tot het gezonde blaasslijmvliesweefsel is bereikt. Bij het weghalen ontstaat een inwendige wond in de blaas. De blaas wordt voortdurend tot ontplooiing gebracht door een spoelvloeistof in de blaas te brengen. Tussendoor wordt de blaas steeds geleegd waarbij de losgemaakte deeltjes van de tumor mee naar buiten komen. Kleine bloedinkjes zijn meestal dicht te schroeien met het stalen lisje. Na verwijdering van de tumor wordt de blaas nogmaals goed gespoeld. Er wordt een blaaskatheter (een dun slangetje) achtergelaten in de blaas omdat de urine na de operatie meestal bloederig is. Het verwijderde weefsel wordt in het laboratorium verder onderzocht (PA-onderzoek). De uitslag hiervan krijgt u na ongeveer twee weken tijdens de controle-afspraak op de polikliniek.
5
Risico’s en complicaties • Tijdens de operatie kan er een gaatje in de blaas ontstaan (perforatie). De spoelvloeistof die tijdens de operatie wordt gebruikt kan dan buiten de blaas komen. Om verdere lekkage te voorkomen wordt de operatie daarom beëindigd. Een klein gaatje in de blaaswand sluit vanzelf, bij een grotere opening is soms een open buikoperatie nodig om het weggelekte vocht te verwijderen en de opening dicht te maken. Deze complicatie komt echter zelden voor. • Na de operatie kan een bloeding in de blaas optreden met mogelijk bloedverlies en stolselvorming tot gevolg. Meestal stopt zo’n bloeding spontaan na het toedienen van spoelvloeistof via de blaaskatheter. Soms is het nodig opnieuw de blaas te spoelen en de bloeding te stoppen. Dit gebeurt onder narcose of met een ruggenprik. • Een operatie aan de blaas kan een urineweginfectie tot gevolg hebben, die gepaard gaat met koorts. Meestal kan een infectie goed worden behandeld met antibiotica. • Nog weken na de operatie kan een ontsteking optreden, die zich bij mannen soms uit als een bijbalontsteking. Normaal gesproken is zo’n ontsteking goed te behandelen met antibiotica. • Bij mannen is het mogelijk dat er langere tijd na de operatie een vernauwing van de plasbuis ontstaat ten gevolge van littekenvorming door gebruik van operatiemateriaal (scoop). Soms is een nieuwe operatieve ingreep noodzakelijk om deze vernauwing op te heffen. Kort na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Als u wakker bent, gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling B44. Controles Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, polsslag en urineproductie.
6
Blaaskatheter Na de operatie heeft u een blaaskatheter voor het afvoeren van urine. Als de urine na de operatie erg bloederig is, wordt een continu blaasspoeling aangesloten op de katheter. Dit zorgt ervoor dat het bloed uit de blaas wordt weggespoeld. De katheter wordt de ochtend na de operatie verwijderd als de urine helder is. Zonodig spoelt de verpleegkundige de katheter door als deze door het bloedverlies verstopt raakt en geeft u een medicijn tegen blaaskrampen. Infuus Direct na de operatie heeft u een infuus in uw arm of hand. Het infuus wordt verwijderd als het eten en drinken goed gaat en uw bloeddruk en pols stabiel zijn. Pijnstilling Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige. Zij zal u, in overleg met de zaalarts, de pijnmediactie aanpassen. Voor uw herstel is het belangrijk dat u optimale pijnstilling heeft. Hierover leest u meer in het kopje ‘Pijnmeting’ van de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’.
Blaasspoeling met cytostatica Uit onderzoek is gebleken dat, na verwijdering van de tumoren/ gezwellen, deze in ongeveer 60 tot 70% van de gevallen terugkomen. Dit noemt men een recidief. Om de kans op een recidief te verlagen, is een aanvullende behandeling nodig; blaasspoeling met cytostatica. Cytostatica hebben een remmende werking op de celdeling en dus ook op kankercellen. Daardoor keert de tumor niet meer terug of duurt het langer voordat deze terugkeert. Als na de operatie binnen 24 uur de eerste cytostatica spoeling in de blaas wordt gebracht, kan vermindering van het risico op recidief met ongeveer 50% worden bereikt. Tijdens de operatie heeft u een blaaskatheter gekregen, waardoor 7
de spoeling wordt ingebracht. Het aantal spoelingen per patiënt varieert en wordt bepaald aan de hand van de soort en de grootte van de tumor. De uroloog zal het aantal spoelingen met u bespreken. Vaak zijn verdere spoelingen niet nodig. In enkele gevallen kan er na de operatie geen spoeling worden aangebracht. Bijvoorbeeld als bij het wegschrapen van het tumorweefsel de blaaswand beschadigd is en er door een gaatje (blaasperforatie) spoelvloeistof in de buikholte kan lopen.
Bijwerkingen van cytostatica Aangezien de cytostatica ook van invloed is op de gezonde cellen van het blaasslijmvlies kunnen er bijwerkingen optreden. Na het stoppen van de behandeling herstelt het slijmvlies zich en verdwijnen de klachten meestal. De bijwerkingen die u van het cytostaticum epirubicine kunt krijgen zijn: • bloed bij de urine; • roodgekleurde urine; • pijnlijke plasdrang; • pijn in de onderbuik; • griepachtige verschijnselen en koorts. De bijwerkingen die u van het cytostaticum mitomycine kunt krijgen zijn: • bloed bij de urine; • pijnlijke plasdrang; • pijn in de onderbuik; • allergische huidreacties. Houden deze klachten langer dan één dag aan, neemt u dan contact op met de polikliniek urologie (binnen kantooruren) of de verpleegafdeling urologie (buiten kantooruren).
Na de behandeling De spoelvloeistof dient minimaal één uur in de blaas te worden gehouden. De verpleegkundige op de afdeling zorgt hiervoor. Als u 8
na het inbrengen van de spoeling pijnklachten krijgt in de blaasstreek of dringend moet plassen, dan kunt u de verpleegkundige waarschuwen. Zij zal bekijken wat hiertegen gedaan kan worden. Ontslag Voordat u naar huis gaat, is de verblijfskatheter door de verpleegkundige verwijderd en moet u geplast hebben. In de urine zijn nog tot 48 uur resten cytostatica aanwezig. In het ziekenhuis zullen de verpleegkundige hiervoor een aantal maatregelen treffen, zoals het werken met handschoenen.
Tips voor na de operatie (48 uur na inbrengen cytostatica) • Mannen dienen zittend te urineren; • Na gebruik twee maal het toilet doorspoelen met toiletdeksel naar beneden; • Bij morsen van urine het toilet huishoudelijk schoonmaken; • De handen en geslachtsdelen zorgvuldig reinigen met veel water. • Bij bevuiling van kleding en beddengoed deze eerst in de wasmachine spoelen op het koude programma. Daarna het gewone wasprogramma draaien. Op deze manier hoeft u geen extra maatregelen te treffen voor uzelf en uw gezinsleden. • Geslachtgemeenschap is toegestaan, behalve op de dag van de spoeling en de dag erna. Wij adviseren u om een condoom te gebruiken gedurende de periode van de spoelingen. Controle Om het effect van de behandeling te beoordelen, bekijkt de uroloog de binnenkant van de blaas (cystoscopie). De eerste cystoscopie wordt gedaan drie tot vier maanden na de ingreep. De eerste dag na de operatie Om te zorgen voor een goede urineafvoer en om de blaas eventueel te kunnen spoelen, blijft de katheter tenminste 1 dag zitten. Als de urine weer helder gekleurd is, meestal na één dag, kan de katheter 9
verwijderd worden.Om te voorkomen dat het bloed in de blaas gaat stollen, is het belangrijk dat u veel drinkt. Na het verwijderen van de blaaskatheter kunt u een schrijnend gevoel hebben in de plasbuis. Het plassen gaat vaak samen met meer aandrang en u zult waarschijnlijk vaker naar het toilet moeten. Dit normaliseert in de loop van enkele weken. De urine kan soms nog bloederig zijn, wat niet verontrustend is. Probeer persen bij de ontlasting te voorkomen. Om uw stoelgang makkelijk te laten verlopen, kan de arts eventueel medicijnen voorschrijven.
Naar huis Naar verwachting gaat u op de eerste dag na de operatie rond 10.00 uur naar huis. U kunt naar huis als: • U geen koorts heeft; • U zichzelf goed kunt verzorgen; • U weer gezonde eetlust heeft; • U goed kunt plassen; • U normale ontlasting heeft; • De ontslagpapieren in orde zijn; • U weet wanneer en hoe u een arts of verpleegkundige kunt bereiken. Wat u thuis kunt verwachten? Om te voorkomen dat het bloed in de blaas gaat stollen, is het belangrijk dat u veel drinkt en persen bij de ontlasting probeert te voorkomen. De eerste twee weken na de operatie mag u wel autorijden, maar niet fietsen, niet zwaar tillen, geen zwaar huishoudelijk werk doen (zoals stofzuigen), en niet baden of zwemmen in openbare gelegenheden. Na twee weken kunt u deze activiteiten weer langzaam opbouwen. Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw specialist. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en zo ja, welke.
10
Contact opnemen Neemt u tot de eerste poliklinische controle na ontslag uit het ziekenhuis contact op als: • U plotseling hevige of aanhoudende buikpijn heeft welke met de voorgeschreven pijnstillers of met vier maal daags- om de zes uur- twee tabletten paracetamol van 500 mg. niet verdwijnt; • Bij hevig bloedverlies en het plassen van grote bloedstolsels; • Als u plotseling niet meer kunt plassen; • U kort na de operatie koorts heeft boven de 38,5 C of langer dan 24 uur vanaf 38° C. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek urologie (024) 365 8255. Buiten kantooruren belt u met de verpleegafdeling urologie (024) 365 78 00.
Uitslag weefselonderzoek Het verwijderde weefsel, wordt na de operatie altijd door de patholoog nagekeken. De uitslag is ongeveer twee weken na de ingreep bekend. U heeft dan een afspraak met uw arts op de polikliniek. Naar aanleiding van het resultaat van het weefselonderzoek bespreekt uw arts met u of vervolgonderzoek en/ of extra behandeling noodzakelijk is. Omdat de kans dat een blaastumor terugkeert vrij groot is, zal uw blaas regelmatig worden onderzocht. Tijdens deze controlemomenten wordt een scopie verricht waarbij de binnenzijde van de blaas opnieuw wordt beoordeeld. Deze controlemomenten vinden afwisselend bij de (assistent) uroloog en de nurse practitioner plaats. Vragen? Uw behandelend (assistent) uroloog bespreekt met u de verder gang van zaken na de operatie. Een behandeling in verband met kanker is een ingrijpende gebeurtenis voor u en uw naasten. Het is dan ook vanzelfsprekend dat u vragen heeft over de behandeling en de gevolgen ervan. Bespreek dit samen met uw partner/directe naaste met uw behandelend arts of uw verpleegkundige. 11
Bericht van verhindering Bent u op het afgesproken tijdstip voor poliklinisch onderzoek of opname verhinderd, bel dan zo snel mogelijk de polikliniek urologie. Er kan dan nog een andere patiënt in uw plaats komen.
Adres en Telefoonnummer Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek urologie B28 Telefoon (024) 365 82 55 (op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur) Verpleegafdeling Urologie B44 Telefoon (024) 365 78 00
12
G538-C / 01-14
Website: www.urologie.cwz.nl