FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Verwachtingen over de drugvrije afdeling: gedetineerden aan het woord
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00806720) (De Schutter Astrid) Academiejaar 2013-2014
Promotor : Prof. dr. Freya Vander Laenen
Commissarissen : Prof. dr. Wouter Vanderplasschen Lic. Ben Heylen
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende, De Schutter Astrid (00806720) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 9/08/2014
Handtekening: Astrid De Schutter
„In gevangenissen wordt een hoog percentage aangetroffen van mensen die met de meest ernstige vormen van druggebruik en de grootste verslavingsproblemen te kampen hebben. Alle gevangenisdirecties dienen maatregelen te ontwikkelen om de betreffende problemen aan te pakken en deze zo optimaal mogelijk te richten op het doorbreken van de cyclus van drugverslaving en criminaliteit.” Mike Trace, voorzitter van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving
VOORWOORD
Allereerst gaat een woord van dank uit naar mijn promotor, prof. dr. Freya Vander Laenen, voor haar tijd en de snelle en constructieve kritieken die zij gaf doorheen de totstandkoming van deze masterproef. Daarnaast wil ik ook prof. dr. Wouter Vanderplasschen en lic. Ben Heylen bedanken voor hun interesse in deze masterproef en het optreden als commissaris ervan. Vervolgens dienen ook dhr. Bart Van Den Langenbergh en mevr. Kim Lee hier vermeld te worden, wiens ondersteuning en vlotte medewerking onmisbaar was om de uitvoering van dit onderzoek tot een goed einde te brengen. Verder wil ik mijn vader (Rudy) en stiefmoeder (Kim) bedanken voor de morele en financiële steun die mij heeft gebracht tot waar ik vandaag sta. Een welgemeende dank u wel aan mijn grootouders. Mijn oma (Marie-Louise), maar speciaal mijn peter (Louis), die steeds het belang van goede schoolresultaten benadrukte en op wiens onvoorwaardelijke steun ik steeds heb kunnen rekenen. Ook mijn fantastische ‘crimivrienden’ verdienen hier een moment van aandacht, voor de troostende woorden, de verkwikkende koffies en de occasionele (en broodnodige) ‘reality check’. Bedankt aan de vele lezers van mijn masterproef voor hun bereidheid mij een kritische blik op deze verhandeling te verschaffen. En last but not least, de 20 respondenten van het Penitentiair Complex Brugge voor hun enthousiaste en bereidwillige medewerking aan mijn onderzoek.
I|Pagina
INHOUDSTAFEL
VOORWOORD ............................................................................................................................................................................. I INHOUDSTAFEL .................................................................................................................................................................... II LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN .............................................................................................................. V INLEIDING .................................................................................................................................................................................. 1 HOOFDSTUK 1: NOOD AAN DRUGHULPVERLENING INTRA MUROS? ....................................... 7 1.
Aard en omvang van het druggebruik ......................................................................................................... 7 1.1
Europa .................................................................................................................................................................... 7
1.2
België ...................................................................................................................................................................... 8
2.
Druggebruik en criminaliteit ............................................................................................................................. 9
3.
Verschillende aspecten van het druggebruik..........................................................................................10 3.1
Medische aspecten.........................................................................................................................................11
3.2
Psychische aspecten......................................................................................................................................12
3.3
Relationele aspecten ....................................................................................................................................13
4.
Drughulpverlening aan gedetineerden: het aanbod in de Belgische gevangenissen .....15
5.
Besluit .............................................................................................................................................................................18
HOOFDSTUK 2: DE DRUGVRIJE AFDELING .....................................................................................................20 1.
2.
3.
Wat is een drugvrije afdeling? .........................................................................................................................20 1.1
Kenmerken van een drugvrije afdeling ...........................................................................................21
1.2
‘Modified therapeutic communities’ ...................................................................................................22
1.3
D-side.....................................................................................................................................................................23
De effectiviteit van een DVA: What works? ..............................................................................................26 2.1
Succesfactoren voor een drugvrije afdeling ..................................................................................26
2.2
Effectiviteitsonderzoek ...............................................................................................................................27
Ervaringen op de drugvrije afdeling ............................................................................................................31 3.1
Ervaringen en verwachtingen van gedetineerden .....................................................................31 II | P a g i n a
3.2 4.
Ervaringen en verwachtingen van partners werkzaam binnen D-side .......................... 34
Besluit ............................................................................................................................................................................ 34
HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE .......................................................................................................................... 37 1.
De onderzoekssetting: Penitentiair Complex Brugge........................................................................ 37
2.
Onderzoeksdoelstellingen .................................................................................................................................. 37
3.
Onderzoeksvragen .................................................................................................................................................. 38 3.1
Wat zijn de algemene ervaringen van gedetineerden binnen een drugvrije
afdeling? ............................................................................................................................................................................ 38 3.2
Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling
van het Penitentiair Complex Brugge, en wat zijn de verwachtingen van gedetineerden, over een drugvrije afdeling, die buiten de DVA verblijven?............................ 39 3.3
Welke invloed van druggebruik, detentie en een verblijf op de DVA wordt
door de gedetineerden ervaren op hun familiale en sociale relaties?........................................... 40 4.
Onderzoeksstrategie .............................................................................................................................................. 40
5.
Onderzoeksmethode .............................................................................................................................................. 41 5.1
Het interview ................................................................................................................................................... 41
5.2
Steekproef .......................................................................................................................................................... 42
5.3
Selectie van de respondenten................................................................................................................. 43
5.4
Werving van de respondenten............................................................................................................... 44
5.5
Ethische aspecten .......................................................................................................................................... 45
5.6
Validiteit en betrouwbaarheid ............................................................................................................... 46
6.
Verloop van het onderzoek................................................................................................................................ 47
7.
Data-analyse ............................................................................................................................................................... 48
8.
Beperkingen van het onderzoek ..................................................................................................................... 48
9.
Besluit ............................................................................................................................................................................ 49
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN ................................................................................................................................... 51 1.
Gedetineerden binnen D-side ........................................................................................................................... 51 1.1
Kenmerken van de respondenten ....................................................................................................... 51
1.2
Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling
van het penitentiair complex Brugge? ............................................................................................................ 54
III | P a g i n a
1.3
Welke invloed van druggebruik, detentie en een verblijf op de DVA wordt
door de gedetineerden ervaren op hun familiale en sociale relaties? ...........................................62 1.4 2.
Besluit ...................................................................................................................................................................64
Gedetineerden buiten D-side .............................................................................................................................67 2.1
Kenmerken van de respondenten ........................................................................................................67
2.2
Wat zijn de verwachtingen van gedetineerden, over een drugvrije afdeling, die
buiten de DVA verblijven?.......................................................................................................................................71 2.3
Welke invloed van druggebruik en detentie wordt door de gedetineerden
ervaren op hun familiale en sociale relaties en hoe zou een DVA hierop kunnen inwerken? ...........................................................................................................................................................................75 2.4 3.
Besluit ...................................................................................................................................................................78
Besluit: Een vergelijking: binnen versus buiten DVA ........................................................................80
HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE ...........................................................................................................................................82 1.
Relatie detentie – gebruik ...................................................................................................................................82
2.
Motivaties, voor- en nadelen van een DVA...............................................................................................82
3.
Familie en vrienden................................................................................................................................................86
CONCLUSIE ..............................................................................................................................................................................88
BIBLIOGRAFIE ........................................................................................................................................................................97
BIJLAGEN ...................................................................................................................................................................................VI BIJLAGE 1: Interviews ..................................................................................................................................................VII BIJLAGE 2: Informed Consent ................................................................................................................................. IX BIJLAGE 3: Codeerschema’s......................................................................................................................................... X
IV | P a g i n a
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
DG EPI
Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen
DVA
Drugvrije Afdeling
M1
Mannen 1: afdeling langgestraften
M2
Mannen 2: afdeling kortgestraften
PCB
Penitentiair Complex Brugge
PSD
Psychosociale Dienst
SURB
Strafuitvoeringsrechtbank
TG
Therapeutische Gemeenschap
TVP
Terugvalpreventie
UV
Uitgaansvergunning
V|Pagina
INLEIDING
Probleemstelling In België kreeg het onderwerp ‘drughulpverlening aan gedetineerden’ eerder dit jaar veel media-aandacht naar aanleiding van het programma ‘Alloo in de vrouwengevangenis’, waarin een jonge vrouw die, omwille van feiten die ze naar aanleiding van haar drugproblematiek had gepleegd, een gevangenisstraf opgelegd had gekregen en zelfmoord pleegde in haar cel. Onmiddellijk weerklonk de stelling dat druggebruikers niet in de gevangenis thuis horen en nood hebben aan een aangepaste drugbehandeling. Druggebruik tijdens detentie is echter geen nieuw fenomeen. Reeds in de jaren twintig van de vorige eeuw werd door Vervaeck de aanwezigheid van druggebruikers in de Belgische gevangenissen gemeld. In 1972 werd ook het gebruik van heroïne intra muros ontdekt en sindsdien blijven de cijfers van druggebruik binnen de gevangenismuren stijgen (1976: 3%, 1982: 6,5%, 1989: 19,5% en 35,8% in 1993). Sinds de jaren negentig neemt het percentage druggebruikende gedetineerden indrukwekkende proporties aan (Todts, 2009). Het aantal gedetineerden dat ooit in zijn/ haar leven één of andere vorm van illegale verdovende middelen heeft gebruikt, bedraagt op dit moment ongeveer 66%. Daarnaast geeft 30% tot 34% aan tijdens detentie drugs te gebruiken (Van Malderen, 2011; Deprez et al., 2011). Ook op Europees niveau geeft ongeveer één gedetineerde op drie aan ooit drugs gebruikt te hebben tijdens zijn/ haar detentie (EMCDDA, 2012). Voor deze aanwezigheid van verhoogd middelenmisbruik in de gevangenis kunnen drie theoretische verklaringen worden gegeven. Een eerste verklaring betreft het deprivatiemodel waarbij er vertrokken wordt vanuit de vaststelling dat gedetineerden allerlei
deprivaties
ondergaan
(zoals
het
verlies
van
vrijheid
en
bepaalde
keuzemogelijkheden; Snacken, 2013). De laatste jaren zijn hier echter nog verschillende andere deprivaties, die in principe vermijdbaar zijn, bijgekomen zoals overbevolking en verouderde en vervuilde inrichtingen. Als resultaat van deze deprivaties vertonen vrijwel alle gedetineerden uiteindelijk depressieve symptomen en drievierden van de gedetineerden kampen met psychosomatische aandoeningen (Blaauw et al., 1998). Zoals later in deze masterproef zal besproken worden, is druggebruik één van de wijzen waarop 1|Pagina
gedetineerden het leven in de gevangenis draaglijker willen maken en hun depressieve gevoelens trachten aan te pakken. Het importmodel is een tweede gehanteerde theoretische verklaring voor de aanwezigheid van drugs in gevangenissen en stelt dat vooral de individuele eigenschappen van de gedetineerden een rol spelen, eerder dan de gevangeniscontext (Snacken, 2013). Hierbij kan gesteld worden dat er meer drugs in de gevangenis circuleren omdat er meer druggebruikers in de gevangenis zitten (Todts, 2009). Een recenter ontwikkeld model, nl. het ‘administrative control model’, aanvaardt zowel het deprivatie- als het importmodel, maar legt hierbij vooral de nadruk op de rol van de gevangenisautoriteiten en hun gevoerde beleid binnen de instelling die een invloed kunnen hebben op het druggebruik intra muros (Todts, 2009). De relatie tussen gedetineerden en het bewakingspersoneel speelt een essentiële rol in het reduceren van het druggebruik van de gedetineerden (Stevens, 1997). De relatie tussen druggebruik en criminaliteit is reeds geruime tijd het voorwerp van onderzoek, maar er is geen sprake van een eenduidige oorzaak-gevolgrelatie (Bennett & holloway, 2009). Er werd wel een significant verband vastgesteld tussen beide. Druggebruikers geven aan vaker betrokken te zijn bij illegale activiteiten (Shewan & Davies, 2000) en lopen een verhoogde kans om een gevangenisstraf opgelegd te krijgen (EMCDDA, 2012). Het terugdringen van druggebruik doet dan ook de individuele criminaliteitsgraad dalen (Pollack, Reuter, & Sevigny, 2011) en het aanbieden van penitentiaire drughulpverlening kan hierbij een preventiestrategie voor recidive uitmaken. Druggebruik werkt op verschillende aspecten van het leven van de druggebruiker in, zoals zijn financiële situatie, huisvesting, vrije tijd en zijn relaties met vrienden en familie (De Wree, Pauwels, Colman, & De Ruyver; 2009). In deze masterproef zal de focus liggen op de ervaren invloed van een drugvrije afdeling (DVA) op de relaties van de gedetineerden met vrienden en familie. Een goede band met (niet-gebruikende) familie en vrienden kan ertoe leiden dat men minder snel tot druggebruik verleid zal worden en zo ook minder snel over zal gaan tot het plegen van druggerelateerde criminaliteit (Hirschi, 1969). Belgisch doctoraatsonderzoek wijst verder ook uit dat er een significant 2|Pagina
verband bestaat tussen het ervaren van familiale strain en het gebruik van illegale drugs tijdens detentie (Vandam, De Ruyver, & Vander Beken, 2010). Steunend op de bovenstaande bevindingen werden in België verschillende initiatieven opgestart om druggebruikende delinquenten gedurende hun justitieel traject de kans te geven door te stromen naar de drughulpverlening (o.a. het proefzorgproject en de drugbehandelingskamer; De Ruyver, Colman, De Wree, Vander Laenen, Reynders, van Liempt, & De Pauw, 2008). Ook tijdens hun detentie zelf kunnen de gedetineerden een beroep doen op drughulpverleningsinitiatieven, waar ook de drugvrije afdeling in Brugge onderdeel van uitmaakt (FOD Justitie, 2011). Een drugvrije afdeling (DVA) is geen onbekend concept binnen de internationale literatuur en komt wijdverspreid voor in Europa, de Verenigde Staten en Australië. Een drugvrije afdeling is echter geen eenduidig concept en wordt in verschillende landen, en binnen verschillende gevangenissen, op verschillende manieren ingevuld. Hierbij varieert men van het louter aanbieden van een drugvrije detentie tot een intensieve behandelingsvorm bestaande uit de implementatie van een aangepaste therapeutische gemeenschap (TG) of ‘Modified therapeutic communities’ (Rodas, Bode, & Dolan, 2011). Een drugvrije therapeutische gemeenschap binnen de gevangenismuren is één van de meest onderzochte vormen van penitentiaire drughulpinterventies. Dit is een gevolg van het feit dat TG’s één van de weinige interventies zijn die binnen de Amerikaanse gevangenissen toegelaten worden (Todts, 2009). Lipton en Pearson (1999) waren de eersten die aan de hand van een meta-analytisch onderzoek tot de conclusie kwamen dat drugvrije TG’s één van de meest effectieve vormen van penitentiaire drughulpverlening zijn, wat betreft het terugdringen van recidive (Lipton & Pearson, 1999). Hierna bleven therapeutische gemeenschappen binnen de gevangenis veelvuldig het onderwerp van effectstudies. Deze onderzoeken concluderen dat vooral retentie en adequate nazorg essentiële succesfactoren zijn voor een effectieve recidivevermindering (Vanderplasschen et al., 2013; Martin et al., 1999; Malivert et al., 2012; Wexler et al., 1999). In België werd in 2009 een drugvrije afdeling (D-side) opgericht binnen het Penitentiair Complex Brugge (PCB). Deze afdeling opereert afzonderlijk van de rest van de gevangenis en richt zich tot het aanbieden van een drugvrije detentie aan de 3|Pagina
gedetineerden die er verblijven. Van een therapeutisch karakter, in de strikte zin van het woord, is hier echter geen sprake (Expertinterview A, 2013). Naar aanleiding van het vijfjarig bestaan van de afdeling en de plannen van de gevangenisdirectie om deze afdeling uit te breiden en de huidige capaciteit ervan te verdubbelen, leek het het uitgelezen moment de gedetineerden van het PCB te bevragen naar hun ervaringen en verwachtingen omtrent een drugvrije afdeling. Dit in de hoop op deze wijze bij te kunnen dragen aan de optimalisering van deze afdeling. Er is echter nog maar weinig onderzoek gedaan naar de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden omtrent een drugvrije afdeling. Het is dan ook in de eerste plaats de doelstelling van deze masterproef om tegemoet te komen aan deze lacune in de literatuur.
Methodologie Zoals reeds werd aangehaald is onderzoek naar de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden omtrent een drugvrije afdeling slechts in beperkte mate aanwezig. Dit onderzoek heeft tot doelstelling aan deze lacune in de literatuur tegemoet te komen en inzicht te krijgen in de verwachtingen en ervaringen van gedetineerden over een drugvrije afdeling in een gevangenis. Dit zal gebeuren door na te gaan wat de ervaren effectiviteit is van het DVA-model in het PCB door de gedetineerden die er verblijven, inzake het reduceren van hun druggebruik en het verbeteren van sociale en familiale relaties en wat zij nu net van zo’n drugvrije afdeling verwachten. Ook worden gedetineerden, die buiten de drugvrije afdeling verblijven, bevraagd over hun verwachtingen en noden omtrent een drugvrije afdeling. In deze masterproef wordt getracht een antwoord te geven op drie centrale onderzoeksvragen. Een eerste onderzoeksvraag luidt: ‘Wat zijn de ervaringen van gedetineerden in een drugvrije afdeling?’ De tweede onderzoeksvraag stelt: ‘Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden in de drugvrije afdeling van het PCB en wat zijn de verwachtingen van gedetineerden over een DVA, die buiten de DVA verblijven?’ Deze onderzoeksvraag wordt verder opgedeeld in drie subvragen: ‘In hoeverre rapporteren de gedetineerden die verblijven op de drugvrije afdeling volledig drugvrij te leven? Wat zijn de sterke en zwakke punten van de DVA? Aan welke kenmerken zou een drugvrije 4|Pagina
afdeling moeten voldoen om effectief te kunnen zijn inzake het reduceren van hun druggebruik?’ Ten slotte, een derde centrale onderzoeksvraag: ‘Welke invloed heeft druggebruik, detentie en een verblijf op de DVA gehad op de sociale en familiale relaties van de gedetineerden?’ Om tot de beantwoording van deze onderzoeksvragen te komen werd gekozen voor een literatuurstudie, aangevuld met een kwalitatief empirisch onderzoek. Dit onderzoek werd gevoerd door middel van de afname van semi-gestructureerde interviews. De onderzoekspopulatie zijn de gedetineerden die verblijven in de gevangenis van Brugge, zowel diegenen die verblijven binnen de DVA, als de gedetineerden buiten de drugvrije afdeling. De selectie van de respondenten gebeurde aan de hand van een strategische steekproeftrekking en de selectiecriteria die hierbij gehanteerd werden, waren: het hebben van een drugproblematiek en de soort gebruikte drug.
Opbouw van de masterproef In het eerste hoofdstuk van deze masterproef worden verschillende punten aangehaald die de noodzaak aan drughulpverlening intra muros illustreren. De aard en omvang van druggebruik in Europa en België worden hierbij besproken, alsook de relatie tussen druggebruik en criminaliteit. Druggebruik heeft een doorwerking op verschillende aspecten, zowel op medisch, psychisch als op relationeel vlak. Ten slotte worden de verschillende drughulpverleningsinitiatieven (zoals het Centraal Aanmeldingspunt (CAP), substitutiebehandeling, B.Leave, enz.) die binnen verschillende Belgische gevangenissen werden opgestart, besproken. Het tweede hoofdstuk handelt over het concept van een drugvrije afdeling. Een drugvrije afdeling bevat enkele typische kenmerken, maar kan desalniettemin verschillen van land tot land en zelfs van gevangenis tot gevangenis. In de internationale literatuur wordt vooral aandacht geschonken aan de ‘modified therapeutic communities’ die als eerste besproken zullen worden, waarna specifiek de aandacht wordt gevestigd op de drugvrije afdeling van het Penitentiair Complex Brugge (PCB), D-side. In dit hoofdstuk wordt ook de effectiviteit van een drugvrije afdeling besproken. Ten eerste worden de verschillende succesfactoren voor een effectieve, drugvrije afdeling aangehaald, waarna enkele belangrijke effectiviteitsonderzoeken worden besproken. Ten slotte worden ook enkele 5|Pagina
onderzoeken naar de ervaringen en verwachtingen van zowel de gedetineerden als het gevangenispersoneel, werkzaam binnen een DVA, meegegeven. Het methodologische opzet van dit onderzoek wordt besproken in hoofdstuk drie. Hier wordt ten eerste de onderzoekssetting, nl. het Penitentiair Complex Brugge, gekaderd. Paragraaf twee vermeldt de onderzoeksdoelstellingen en in punt drie worden de onderzoeksvragen
verder
geduid.
Vervolgens
worden
de
gehanteerde
onderzoeksstrategie en de onderzoeksmethode besproken. Ten slotte wordt het verloop van het onderzoek gerapporteerd en de wijze waarop de data geanalyseerd werden. De resultaten van het onderzoek, gevoerd in het kader van deze masterproef, worden gerapporteerd in hoofdstuk vier. In het eerste luik van dit hoofdstuk worden de resultaten van de bevraging van de gedetineerden die binnen D-side verblijven, besproken waarbij er ten eerste aandacht wordt geschonken aan enkele kenmerken van de
respondenten,
waarna
de
resultaten
worden
gerapporteerd
per
gestelde
onderzoeksvraag. Het tweede luik handelt over de gedetineerden die buiten de drugvrije afdeling van het PCB verblijven, waarbij de resultaten eveneens weergegeven worden per gestelde onderzoeksvraag. Ten slotte wordt een vergelijking gemaakt tussen de resultaten van de bevraagde gedetineerden binnen en buiten D-side. Hoofdstuk vijf bevat het discussiegedeelte van deze masterproef waarin een verklaring wordt gezocht voor de belangrijkste bevindingen uit het gevoerde onderzoek en een terugkoppeling wordt gemaakt naar de gevonden literatuur omtrent dit onderwerp. Ten slotte wordt een algemeen besluit geformuleerd waarin nog enkele aanbevelingen worden gedaan.
6|Pagina
HOOFDSTUK 1: NOOD AAN DRUGHULPVERLENING INTRA MUROS? De laatste decennia is er een groeiende aandacht voor drughulpverlening binnen de gevangenismuren (Strang et al., 2006), en terecht, daar in België ongeveer één op drie gedetineerden drugs gebruikt tijdens detentie. Achtereenvolgens worden in dit hoofdstuk de aard en omvang van het druggebruik binnen een penitentiaire context, de relatie druggebruik – criminaliteit en de verschillende aspecten van druggebruik toegelicht. Deze aspecten worden onderverdeeld in medische, psychische en relationele aspecten. Elk van deze punten illustreert het feit dat druggebruik intra muros een actueel en omvattend probleem is en ingrijpen noodzakelijk is. Ten slotte wordt ook het drughulpverleningsaanbod binnen de Belgische gevangenissen besproken.
1. Aard en omvang van het druggebruik
1.1 Europa
Druggebruik, inclusief druggerelateerde problemen, is geen ongewoon fenomeen binnen de gevangenispopulatie. Er wordt geschat dat ongeveer de helft van de Europese gedetineerden op een bepaald punt in hun leven illegale drugs gebruikt hebben. 10% tot 25% van de Europese gevangenispopulatie kreeg een gevangenisstraf opgelegd omwille van druggerelateerde feiten, bezit of verkoop van illegale verdovende middelen (EMCDDA, 2012). Het percentage van personen die reeds ervaring hebben met het gebruik van illegale verdovende middelen ligt veel hoger binnen de gevangenispopulatie, waar de percentages variëren van 16% in Roemenië, tot 76% in Engeland, Wales en Nederland, dan in de vrije samenleving (Ibid, 2012; Vandam, 2009). 20% tot 40% van de gedetineerden geeft aan ooit drugs gebruikt te hebben in de gevangenis. Cannabis is de meest gebruikte drug intra muros, gevolgd door cocaïne en heroïne (Ibid, 2012). Vooral 7|Pagina
wat betreft het gebruik van heroïne zijn er grote verschillen vast te stellen in vergelijking met de algemene populatie. Dit kan verklaard worden door het feit dat intra muros vooral dempende middelen worden gebruikt daar het gebruik van opwekkende middelen moeilijk controleerbaar is, zowel voor gedetineerden als gevangenispersoneel (EMCDDA, 2012). Wat betreft injecterend druggebruik1 variëren de cijfers van de Europese gedetineerden tussen de 2% in België en 31% in Luxemburg, waar het percentage injecterende druggebruikers onder de algemene Europese populatie slechts geschat wordt op 0,3% (EMCDDA, 2012).
1.2 België
Het prevalentiepercentage van het gebruik van illegale verdovende substanties, zowel voor als tijdens detentie, bedraagt voor de Belgische gedetineerden 60% tot 66%. 30% tot 34% van de gedetineerden geeft aan drugs te gebruiken tijdens hun huidige detentie. Met een prevalentiepercentage van 27% tot 32% is cannabis, in overeenstemming met de bevindingen op Europees niveau, de meest gebruikte drug intra muros. Heroïne (12% tot 13%) is de tweede meest gebruikte drug tijdens detentie en wordt vooral geïnhaleerd (14%), eerder dan geïnjecteerd (2%). Wat betreft de initiatie in nieuw druggebruik is heroïne zelfs de meest aangehaalde drug (Deprez, Antoine, Asueta-Lorente, Bollaerts, Van der Linden, & van Bussel, 2011). In de gevangenis worden immers voornamelijk dempende middelen gebruikt, wat ertoe leidt dat zelfs druggebruikers die voornamelijk stimulerende middelen (zoals cocaïne en amfetamines) gebruikten in de vrije samenleving, overschakelen naar cannabis, heroïne en niet voorgeschreven slaap- en kalmeermiddelen. Op deze wijze wordt de gevangenis een omgeving waarin geëxperimenteerd wordt met nieuwe illegale verdovende middelen (Todts, 2009). In een studie van Van Malderen et al. (2011) werd injecterend druggebruik door ongeveer 7% van de gedetineerden gerapporteerd gedurende de laatste maand voor hun 1
Ooit drugs geïnjecteerd op een bepaald punt in hun leven.
8|Pagina
detentie. Slechts 2% van de gedetineerden gaf aan door te gaan met injecterend gebruik tijdens hun detentie (Van Malderen, Pauwels, Walthoff-Born, Gilbert, & Todts, 2011). Hiermee bevindt België zich onderaan de ladder in Europa, wat betreft injecterende druggebruikers binnen zijn gevangenispopulatie (EMCDDA, 2012). Wanneer men dit gaat vergelijken met de prevalentie van injecterend druggebruik gedurende de maand voor detentie, lijkt dit druggebruik danig teruggedrongen te worden tijdens de detentieperiode (Van Malderen et al., 2011; Deprez et al., 2011). Een groot deel van de druggebruikende gedetineerden (meer dan 20%) kan gecategoriseerd worden als regelmatige gebruikers, variërend van dagelijks gebruik tot minstens één keer per maand (Van Malderen et al., 2011).
2. Druggebruik en criminaliteit
Wat betreft druggebruik en criminaliteit bestaat er geen eenduidige oorzaakgevolgrelatie tussen beide. Er worden hierbij veelal drie veronderstellingen gemaakt: druggebruik veroorzaakt criminaliteit, criminaliteit veroorzaakt druggebruik, of beide hebben een gemeenschappelijke oorzaak zoals bv. een deviante levensstijl (Bennett & Holloway, 2009). Wel kan er gesproken worden van een significant verband tussen beide. Een duidelijke link tussen druggebruik en criminaliteit, is het feit dat druggebruikers vaker aangeven betrokken te zijn bij criminele activiteiten dan niet-gebruikers (Shewan & Davies, 2000). Druggebruikers lopen een groter risico een gevangenisstraf opgelegd te krijgen omwille van het illegale kader waarbinnen de drugmarkt opereert en de hoge prijs van deze illegale verdovende producten, die veelal gefinancierd worden door criminele activiteiten (EMCDDA, 2012). Het EMCDDA definieert vier types van druggerelateerde misdrijven. Ten eerste zijn er de psychofarmacologische misdrijven. Dit zijn misdrijven begaan onder invloed van psychoactieve substanties, als gevolg van hun chronisch gebruik. Een tweede soort zijn economisch-compulsieve misdrijven waarbij men crimineel gedrag stelt om zijn druggebruik te kunnen financieren. Systemische criminaliteit is het gevolg van negatieve interacties binnen de illegale drugsmarkt en ten slotte zijn er die misdrijven, 9|Pagina
gepleegd in overtreding van de drugwetgeving (Deprez et al., 2011). Verschillende studies
wijzen
uit
dat
een
vermindering
van
druggebruik
de
individuele
criminaliteitsgraad doet dalen (Pollack, Reuter, & Sevigny, 2011). De behandeling van druggebruikers kan dan ook een preventieve werking hebben ten aanzien van recidive. Vanuit deze optiek worden in België de laatste jaren alsmaar meer initiatieven opgezet, op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling, om druggebruikers te laten doorstromen naar de hulpverlening. Hierbij kunnen o.a. het project proefzorg (opsporing en vervolging) en de drugbehandelingskamer in de rechtbank van Gent (straftoemeting) worden aangehaald (De Ruyver et al., 2008). Ook de implementatie van een drugvrije afdeling, op het niveau van de strafuitvoering, vormt op dit vlak een belangrijke meerwaarde ter bestrijding van recidivisme. Uit Belgisch onderzoek van Vander Laenen, Colman & Smet (2013) komt naar voren dat, vanuit het perspectief van de druggebruiker, om druggerelateerde criminaliteit aan te pakken, eerst en vooral het druggebruik dient aangepakt te worden. Stoppen met criminaliteit is dus ondergeschikt aan het herstel van hun drugproblematiek. Desistance werd dan ook eerder ervaren als een onbewust proces, wat voornamelijk het gevolg was van een nieuw, drugvrij leven. Belangrijk is het ‘maken van een klik’ om tot de juiste motivatie te komen. De eigen beslissing om te stoppen met druggebruik, het druggebruik te verminderen of over te schakelen op een andere drug (bv. van heroïne naar cannabis) is dus een essentieel keerpunt (Vander Laenen, Colman, & Smet, 2013).
3. Verschillende aspecten van het druggebruik
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verschillende aspecten van het druggebruik. Druggebruik heeft ten eerste een medisch aspect waarin aandacht wordt geschonken aan de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met druggebruik in detentie en het gebruik van medicatie. Een tweede, psychische, aspect gaat dieper in op de verhoogde kans op zelfmoord en de motivatie van gedetineerden om, tijdens detentie, drugs te gebruiken. Het relationele aspect, ten slotte, focust op het belang van goede sociale en familiale banden (met niet-druggebruikers) en hun invloed op druggebruik en detentie. 10 | P a g i n a
3.1 Medische aspecten
1.3.1
Gezondheidsrisico’s
Het percentage druggebruikers onder de gedetineerden ligt hoger dan deze in de vrije samenleving. Ook de wijze waarop deze drugs gebruikt worden in de gevangenis is veel schadelijker dan daarbuiten (EMCDDA, 2013). Zo is er een belangrijke correlatie tussen injecterend druggebruik en een verblijf in de gevangenis. Meer dan 60% van de injecterende druggebruikers geeft aan een detentieverleden te hebben (Kanato, 2008). In België bedraagt het aantal (zelf rapporterende) injecterende druggebruikers in de gevangenis 2% en is dus relatief beperkt (Deprez et al., 2011). Druggebruik in de gevangenis gaat dikwijls gepaard met risicogedrag zoals het plaatsten van tattoos, piercings en het hebben van onbeschermd seksueel contact. Een groot aantal gedetineerden geeft aan zijn naalden en andere parafernalia met andere gedetineerden te delen. Dit verhoogt het risico op de overdracht van ziektes zoals HIV, tuberculose, hepatitis B en hepatitis C (Shewan & Davies, 2000).
1.3.2
Medische aspecten
Het druggebruik in de gevangenis beperkt zich niet enkel tot illegale verdovende middelen, ook geneesmiddelen zijn erg in trek bij de gedetineerden. Uit onderzoek van Todts (2011) blijkt dat de prevalentie van medicatiegebruik binnen de Belgische gevangenissen iets meer dan de helft (52,9%) van alle gedetineerden bedraagt. Hoewel hiermee niet veel afgeweken wordt van de 51% van de Belgische bevolking, worden antidepressiva (16,3%) en neuroleptica (21%) beduidend meer gebruikt binnen de penitentiaire context dan in de vrije samenleving, waar het percentage respectievelijk 5,3% en 1,5% bedraagt. De meest gebruikte psychofarmaca intra muros zijn benzodiazepines
(angstremmers, slaap-
en kalmeermiddelen),
antidepressiva en
neuroleptica (Todts, 2011).
11 | P a g i n a
3.2 Psychische aspecten
1.3.1
Zelfmoord
Druggebruik verhoogt de kans op zelfmoord tijdens detentie. In de studie “Suicide is for everyone” wordt er geconcludeerd dat drievierden van de gedetineerden die zelfmoord plegen, een geschiedenis van druggebruik hebben (Gravett, 2000). Een behandeling van de drugproblematiek bij gedetineerden dient dan ook gezien te worden als een onderdeel van een zelfmoordpreventiestrategie (Fazel, Bains. & Doll, 2006).
1.3.2
Redenen voor druggebruik
Uit Belgisch onderzoek blijkt dat ongeveer één op drie gedetineerden in de gevangenis drugs gebruikt (Van Malderen et al., 2011). Er zijn verschillende redenen voor dit grootschalige druggebruik binnen de gevangenismuren. Het tegengaan van verveling is een motief dat door de meeste gedetineerden wordt aangehaald (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000; De Pauw, De Valck, & Vander Laenen, 2009). Het is dan ook niet toevallig dat er tijdens het weekend aanzienlijk meer drugs gebruikt worden, wanneer de verschillende activiteiten en werkmogelijkheden stilliggen. (Wortley, 2002). Ten tweede hebben veel gedetineerden reeds te kampen met (problematisch) druggebruik wanneer zij in de gevangenis arriveren. Zij beïnvloeden zo het druggebruik intra muros en zijn veelal voorbestemd tot druggebruik tijdens detentie (Wheatley, 2007). Een derde reden waarom zoveel gedetineerden drugs gebruiken, is omdat ze willen ontsnappen aan de realiteit van het leven in de gevangenis (Duke, 2003). Veel gedetineerden hebben dan ook te kampen met een depressie en geven aan drugs te gebruiken om het psychische leed te verzachten (Incorvaia & Kirby, 1997). Andere motieven
die
worden
aangehaald
zijn
onder
andere
het
tegengaan
van
onthoudingsverschijnselen, het feit dat druggebruik voor sommigen een levenswijze is geworden en dus onvermijdelijk is, de overbevolking en crisissituaties die een extra risicofactor vormen (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000; De Pauw, De Valck, & Vander Laenen, 2009).
12 | P a g i n a
Zoals hierboven werd aangehaald geven gedetineerden aan drugs te gebruiken om het psychische leed, dat gepaard gaat met een verblijf in een gevangenis, te verzachten. Hier worden dus drugs gebruikt om psychiatrische klachten te verminderen. Druggebruik in de gevangenis kan echter ook psychiatrische klachten teweegbrengen. Druggebruik intra muros, en de drughandel die het met zich meebrengt, creëert een cultuur van verplicht stilzwijgen, bedreigingen en fysiek geweld die het leven van de gedetineerde beheersen (Todts, 2009).
3.3 Relationele aspecten De relationele banden met ouders en vrienden hebben een belangrijke invloed op het al dan niet overgaan tot druggebruik. Familie en vrienden kunnen aan de basis liggen van druggebruik, maar zij kunnen ook een oplossing bieden in de vorm van ondersteuning (United Nations Office on Drugs and Crime, 1995). Hierbij kan verwezen worden naar de ‘social bond theory’ van Travis Hirschi (1969). Hirschi ging hierbij niet uit van de vraag “Waarom pleegt men criminalteit?”, maar stelde zich daarentegen de vraag wat mensen weerhoudt om criminaliteit te plegen. Hij maakt hierbij een onderscheid tussen vier motieven: attachment, commitment, involvement en beliefs. Commitment houdt in dat mensen geen criminaliteit plegen omwille van hun betrokkenheid met conventionele instituties zoals school, werk, enz. Met involvement haalt Hirschi aan dat mensen gewoonweg geen tijd hebben om criminele gedragingen te stellen en doelt hiermee op de intensiteit van die betrokkenheid met de conventionele instituties. Een derde motief betreft het geloof dat men heeft in de waarden en normen van de bredere samenleving (beliefs). Onder attachment, ten slotte, begrijpt Hirschi de emotionele gehechtheid aan significante anderen. Vooral een goede band met ouders en de school spelen hier een belangrijke rol (Hirschi, 1969). Wanneer er een goede band bestaat tussen (nietdruggebruikende) ouders en vrienden, zal men minder snel geneigd zijn over te gaan tot druggebruik en het plegen van druggerelateerde criminaliteit. Druggebruik van een familielid oefent veel druk uit op de familiebanden en heeft een grote impact op alle aspecten van het familieleven (Barnard, 2007). Volledigheidshalve wordt hier ook de impact van detentie op de sociale en familiale banden aangehaald. In 13 | P a g i n a
de literatuur komt duidelijk naar voren dat ook detentie veelal een impact heeft op de sociale en familiale relaties van de gedetineerde. Er wordt op gewezen dat de banden met de vrije samenleving vervagen en er tijdens detentie vervreemding kan ontstaan tussen de gedetineerde en zijn gezinsleden (Brodsky, 1975; Hairston, 2002). Uit Belgisch doctoraatsonderzoek komt naar voren dat er een significant verband bestaat tussen het ervaren van familiale strain en het gebruik van illegale drugs tijdens detentie (Vandam, De Ruyver, & Vander Beken, 2010). Deze familiale strain dient gekaderd te worden binnen de General Strain Theory (GST) van Robert Agnew. Agnew definieert strain als ‘negatieve of aversieve relaties met anderen’ en dat kan zich op drie manieren voordoen: individuen ervaren strain wanneer zij iets verliezen wat voor hen belangrijk is, wanneer ze negatief door anderen worden behandeld of wanneer zij niet in staat zijn vooropgestelde doelen te bereiken. Deze drie types van strain kunnen leiden tot negatieve emoties waardoor er een behoefte ontstaat aan copingstrategieën. Agnew onderscheidt hier drie copingstrategieën. Met gedragsmatige copingstrategieën doelt hij op die gedragingen die individuen stellen om de bron van strain te elimineren of minimaliseren door te vluchten of wraak te nemen. Cognitieve copingstrategieën laten het individu toe de stresserende gebeurtenissen op zodanige wijze te interpreteren zodat de tegenslag wordt geminimaliseerd. Door middel van de emotionele copingstrategie, ten slotte, werkt het individu rechtstreeks in op de negatieve emotie, o.a. door middel van meditatie, sport en het gebruik van legale en illegale drugs. Het is dus de bedoeling met deze copingstrategieën de ervaren strain en/of negatieve emoties te elimineren of te reduceren (Agnew & White, 1992; Vandam, De Ruyver, & Vander Beken, 2010). In dit doctoraatsonderzoek wordt verder vastgesteld dat gedetineerden die familiale strain ervaren vaker medicatie gebruiken. Dit geldt zowel voor medicatie verkregen op voorschrift, als niet voorgeschreven medicatie, al is er bij het eerste geen sprake van een significant verband (Vandam, De Ruyver, & Vander Beken, 2010). Wanneer men omwille van zijn druggebruik in de criminaliteit terechtkomt en zo uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd krijgt, lijkt de drugvrije afdeling de uitgelezen kans om aan zijn drugsproblematiek te werken en zo de familiebanden, die door het druggebruik beschadigd raakten, weer te herstellen. In deze masterproef wordt dan ook de vraag gesteld of de gedetineerden een verbetering ervaren inzake hun sociale en 14 | P a g i n a
familiale relaties. Een verblijf op de drugvrije afdeling kan de gedetineerde aansporen, na zijn vrijlating, enkel om te gaan met niet-gebruikers. Uit de ‘social bond theory’ van Travis Hirschi (1969) mag dan ook afgeleid worden dat een goede relatie met nietdruggebruikende familieleden en vrienden een positieve impact kan hebben op recidive (Robert, 2009; Hirschi, 1969). Ook uit de GST van Robert Agnew komt naar voren dat goede familiale relaties een belangrijke invloed hebben op de reductie van druggebruik (zowel tijdens als na detentie).
4. Drughulpverlening aan gedetineerden: het aanbod in de Belgische gevangenissen De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden stelt dat detentieschade zoveel mogelijk beperkt dient te worden. Echter is het veelal zo dat gedetineerden tweemaal gestraft worden voor hun misdrijf: een eerste maal door hun vrijheidsberoving, maar vervolgens ook doordat velen de gevangenis verlaten met een drugprobleem (Versele, 2009). Om hieraan tegemoet te komen werden er binnen de Belgische gevangenissen verschillende initiatieven, die kaderen binnen een integraal en geïntegreerd drugbeleid, opgestart om deze detentieschade te beperken. Art. 88 van deze basiswet voorziet in een juridische basis wat betreft het recht van gedetineerden op gezondheidszorg binnen de gevangenismuren, die gelijkwaardig dient te zijn aan de gezondheidszorg verstrekt extra muros. De gedetineerde die reeds voor zijn opsluiting gezondheidszorg genoot, heeft recht op een gelijkwaardige voortzetting van deze zorg tijdens zijn detentie (art. 89).
Centraal Aanmeldingspunt In elke Vlaamse gevangenis is er een Centraal Aanmeldingspunt (CAP) aanwezig. Het Brusselse en Waalse equivalent van deze vorm van drughulpverlening heet STEP. Het CAP bestaat uit gespecialiseerde teams van externe drughulpverleners die gedetineerden helpen in hun zoektocht naar drughulpverlening in de vrije samenleving. Het CAP biedt dus geen drughulpverlening aan binnen de gevangenismuren. Samen met de gedetineerden zoeken deze hulpverleners naar de meeste geschikte behandeling voor hun
drugproblematiek
en
worden
contacten
gelegd
met
een
gepaste
drughulpverleningsorganisatie (FOD Justitie, 2011). 15 | P a g i n a
Substitutiebehandeling Het merendeel van de Belgische gevangenissen voorziet in een substitutiebehandeling voor zijn druggebruikende gedetineerden. Hierbij krijgen de gedetineerden, met een opiaatverslaving, methadon of buprenorphine toegediend om hun druggebruik geleidelijk aan af te bouwen en ontwenningsverschijnselen zoveel als mogelijk te onderdrukken (Vander Laenen, Vanderplasschen, Smet, De Maeyer, Buckinx, Van Audenhove, Ansseau, & De Ruyver, 2013). Een substitutiebehandeling wordt dus gebruikt voor detoxificatiedoeleinden, maar dient ook als onderhoudsbehandeling met als doel het verminderen van bijgebruik van opiaten, het verminderen van overdosissen, het verminderen van criminele activiteiten, het verminderen van de verspreiding van HIV, hepatitis B en C en het tot stand brengen van een verbetering in de gezondheidstoestand en het psychosociaal functioneren van de patiënt (Vander Laenen et al., 2008; Debehets, 2011).
B.Leave en Schakels Het
B.Leave-project
in
het
penitentiair
landbouwcentrum
in
Ruiselede
biedt
gedetineerden, die veroordeeld zijn voor drugsfeiten en te kampen hebben met middelenmisbruik of –afhankelijkheid, de kans in een drugvrije omgeving te verblijven. Gedurende acht maanden worden zij therapeutisch begeleid en leren zij persoonlijke, sociale en leefvaardigheden ontwikkelen. Voor en tijdens deelname aan het programma dienen de gedetineerden drugtests te ondergaan ter controle. Het programma ‘Schakels’ dient als aanvulling op het B.Leave project waardoor de gedetineerden de kans krijgen het hele jaar door aan te sluiten bij het programma en zo dus continu een beroep kunnen doen op hulp (FOD Justitie, 2011).
Kortdurend drugprogramma Het kortdurend drugprogramma is een programma in groep, georganiseerd voor druggebruikende gedetineerden. Dit pilootproject werd opgestart in 2012 (FOD Justitie, 2011) binnen de vrouwenafdeling van het penitentiair complex Brugge. Het is het eerste en enige drugproject voor vrouwen in de Belgische gevangenissen (expertinterview B, 2013). Het doel van het kortdurend drugprogramma is om de deelneemsters meer inzicht te geven in hun drugprobleem en hen te motiveren om stappen te ondernemen 16 | P a g i n a
inzake de aanpak van hun probleem. Om dit te bereiken wordt er gebruikgemaakt van een gestandaardiseerde handleiding die steunt op de cirkel van gedragsverandering en waarbij er ingewerkt wordt op de motivatie van de gedetineerden d.m.v. motiverende gespreksvoering (Velasquez, Maurer, Crouch, & DiClemente, 2001; expertinterview B, 2013).
‘Boule de Neige’-project en‘Détenus Contact Santé’-project In enkele Waalse gevangenissen werden sensibiliseringsprojecten opgestart. Het ‘Boule
de Neige’-project leidt bepaalde gedetineerden, gebruikers of ex-gebruikers, op tot ambassadeurs die hun medegedetineerden dienen te informeren over de verschillende risico’s die gepaard gaan met druggebruik (zoals het delen van parafernalia, seksueel overdraagbare aandoeningen, besmettelijke virale infecties,…). Het ‘Détenus Contact
Santé’-project biedt gedetineerden een opleiding over allerlei gezondheidsthema’s zodat zij op hun beurt hun medegedetineerden hieromtrent kunnen informeren (FOD Justitie, 2011).
‘Prévenez-vous!’ Het ‘Prévenez-vous!’-project, geïnstalleerd binnen de gevangenis van Verviers, geeft de gedetineerden de gelegenheid gedurende drie maanden naast opleidingen, ook socioculturele en sportactiviteiten te volgen. Dit programma biedt de gedetineerden een gestructureerde levenswijze en helpt hen zich te onthouden van drugs en andere verdovende middelen (FOD Justitie, 2011).
D-side In 2009 werd een drugvrije afdeling opgericht binnen het Penitentiair Complex Brugge (PCB) onder de naam ‘D-side’. Deze vorm van intramurale drughulpverlening biedt de gedetineerden die op deze afdeling verblijven, in de eerste plaats, de kans hun detentie op een drugvrije manier door te brengen. Het therapeutische karakter, zoals beschreven in de literatuur, is echter niet van toepassing binnen de drugvrije afdeling van het PCB. D-side behelst dan ook geen drugvrije therapeutische gemeenschap, in de strikte zin van het woord. Dit in tegenstelling tot het merendeel van de drugvrije afdelingen, binnen een penitentiaire context, beschreven in de literatuur. Paragraaf 1.3 van het derde hoofdstuk 17 | P a g i n a
van deze masterproef zal deze vorm van een drugvrije afdeling verder behandelen. Omdat D-side vijf jaar geleden van start is gegaan leek dit het uitgelezen moment een evaluatie te maken aan de hand van een bevraging van 20 gedetineerden (tien gedetineerden binnen D-side en tien gedetineerden buiten D-side) naar hun ervaringen en verwachtingen omtrent deze afdeling. In de internationale literatuur is een drugvrije (therapeutische) afdeling binnen een gevangenissetting geen onbekend concept en wordt deze veelal aangehaald als één van de meest effectieve vormen van penitentiaire drughulpverlening (cf. infra). De vraag die hierbij gesteld kan worden is: Hoe ervaren de gedetineerden van het PCB hun verblijf op D-side, en wat zijn de verwachtingen van gedetineerden buiten een drugvrije afdeling omtrent een drugvrije afdeling?
Besluit Ondanks de bovenstaande initiatieven dient echter aangehaald te worden dat de huidige behandelingsvoorzieningen niet volstaan om tegemoet te komen aan de rechten van gedetineerden zoals beschreven in de basiswet van 2005. Vaak is de behandeling van druggebruikers nog te beperkt tot een medicamenteuze behandeling en blijven psychologische behandelingen vanuit de zorgverlening nog al te vaak afwezig (Van Malderen, 2012).
5. Besluit De in dit hoofdstuk besproken punten illustreren de noodzaak aan drughulpverlening in de gevangenis. In België bedraagt het percentage gedetineerden dat ooit illegale verdovende middelen heeft gebruikt tijdens zijn detentie ongeveer 30% tot 34% en sluit daarmee aan bij de prevalentiecijfers die terug te vinden zijn binnen de gevangenissen in de rest van Europa, waar dit percentage gemiddeld tussen de 20% tot 40% ligt. Net zoals op Europees niveau, is cannabis ook in de Belgische gevangenissen de meest gebruikte drug, maar blijkt heroïne hier een populairdere illegale verdovende substantie te zijn dan cocaïne in vergelijking met de rest van de Europese gevangenissen (EMCDDA, 2012; Deprez et al., 2011). 18 | P a g i n a
De installatie van een drugvrije afdeling (DVA) in de gevangenis richt zich op de aanpak van de drugproblematiek (waarmee veel gedetineerden te kampen hebben en dat eventueel tot het stellen van de criminele gedraging heeft geleid) en tracht zo in te werken op de relatie druggebruik – criminaliteit, wat kan leiden tot vermindering van recidive (Shewan & Davies, 2000). Ook vanuit het perspectief van de druggebruiker is het herstel van druggebruik een belangrijke stap die uiteindelijk zou leiden tot het stoppen met het plegen van criminaliteit (Vander Laenen, Colman, & Smet, 2012). Er zijn verschillende aspecten aan het druggebruik verbonden. Druggebruik in detentie leidt veelal tot grotere gezondheidsrisico’s, een hoger risico op zelfdoding en heeft een negatieve invloed op de relaties van de gedetineerde met de buitenwereld. Een goede band met (niet-gebruikende) vrienden en familie vormt een buffer tegen een initiatie in druggebruik en kan een positieve impact hebben op recidive (Hirschi, 1969; Vandam, De Ruyver, & Vander Beken, 2010). Dikwijls omvat de drugproblematiek niet enkel illegaal druggebruik, maar onderzoek toont aan dat het gebruik van antidepressiva en neuroleptica bij Belgische gedetineerden aanzienlijk hoger ligt dan bij de gemiddelde Belgische bevolking (Todts, 2010). Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in België op de verschillende niveaus van de strafrechtsbedeling initiatieven opgestart werden om wetsovertreders
met een
drugproblematiek door te laten stromen naar de drughulpverlening (De Ruyver et al., 2008). Op het niveau van de strafuitvoering werden reeds verschillende projecten op touw gezet om tegemoet te komen aan de behoeften van gedetineerde druggebruikers wat betreft drughulpverlening, maar hierbij dient geconcludeerd te worden dat deze niet volstaan. Het is wenselijk nog meer de nadruk te leggen op het verstrekken van psychologische behandelingen vanuit de zorgverlening, dan een louter medicamenteuze behandeling (Van Malderen, 2012).
19 | P a g i n a
HOOFDSTUK 2: DE DRUGVRIJE AFDELING
In dit tweede hoofdstuk wordt het concept van een drugvrije afdeling besproken. In het eerste luik komt de definitie van een drugvrije afdeling aan bod, waarbij ook de specifieke kenmerken van een drugvrije afdeling worden aangehaald. Wanneer er wordt verwezen naar de drugvrije afdelingen besproken in de internationale literatuur gaat het voornamelijk over ‘modified therapeutic communities’. Vervolgens wordt aandacht besteed aan D-side, specifiek de drugvrije afdeling geïnstalleerd binnen de gevangenis van Brugge. Het tweede luik van dit hoofdstuk handelt over de effectiviteit van een drugvrije afdeling waarbij ten eerste de succesfactoren worden besproken die de effectiviteit van een DVA beïnvloeden, waarna enkele effectiviteitsonderzoeken aan bod komen. Een derde luik, ten slotte, bespreekt de ervaringen van zowel de gedetineerden die op een drugvrije afdeling verblijven als het personeel, werkzaam binnen een DVA.
1. Wat is een drugvrije afdeling? Een
drugvrije
afdeling
(DVA)
is
een
vorm
van
correctionele,
residentiële
drughulpverlening die zich toespitst op de rehabilitatie van gedetineerden met een drugproblematiek. Deze groep gedetineerden leeft afgescheiden van de rest van de gevangenis en kiest ervoor niet langer drugs te gebruiken in ruil voor het verkrijgen van bepaalde privileges, zoals een betere accommodatie of een groter aanbod aan recreatiemogelijkheden (Larney, Mathers, & Dolan, 2007). Passage 1.1 beschrijft de algemene kenmerken van een drugvrije afdeling, zoals die in de literatuur terug te vinden zijn, 1.2 bespreekt de ‘modified therapeutic communities’ die in de internationale literatuur besproken worden en 1.3 geeft een beschrijving van D-side (specifiek de drugvrije afdeling geïnstalleerd binnen het PCB).
20 | P a g i n a
1.1 Kenmerken van een drugvrije afdeling Uit de internationale literatuur kunnen verschillende basiskenmerken van een drugvrije afdeling afgeleid worden. Een eerste kenmerk houdt in dat de drugvrije afdeling afgescheiden is van de andere afdelingen binnen de gevangenis (Incorvaia & Kirby, 1997; Larney, Mathers, & Dolan, 2007) en deelname gebeurt veelal op vrijwillige basis (Schippers, van den Hurk, Breteler, & Meerkerk, 1998). In ruil voor hun verbintenis tot een drugvrije detentie, kunnen de gedetineerden op een drugvrije afdeling genieten van verschillende privileges, waaronder een betere accommodatie, meer vrijheid en een groter recreatief aanbod (Incorvaia & Kirby, 1997; Trace, 1998; Welsh, 2007). Binnen deze afdeling wordt een behandelingsprogramma (veelal een therapeutische gemeenschap) aangeboden aan de gedetineerden (Trace, 1998; Welsh, 2007) en alvorens toe te treden tot de drugvrije afdeling moeten de gedetineerden aan bepaalde toelatingscriteria (bv. een minimumstraf van zes maanden hebben, de Nederlandse taal machtig zijn, gemotiveerd zijn,…) voldoen (Schippers, van den Hurk, Breteler, & Meerkerk, 1998; Incorvaia & Kirby, 1998). Ten slotte houdt men toezicht op een drugvrije detentie door middel van urinecontroles (Incorvaia & Kirby, 1997; Schippers et al., 1998). Afhankelijk van de besproken drugvrije afdeling worden er verschillende doelstellingen opgelegd. De voornaamste doelstellingen die nagestreefd worden met de implementatie van een drugvrije afdeling zijn re-integratie, reductie en abstinentie van druggebruik, vermijden van recidive en de deelnemers de nodige middelen aanreiken om zich te wapenen tegen druggebruik in hun leven na detentie (Casares-López et al., 2013; Incorvaia & Kirby, 1997; Schippers et al., 1998; Welsh, 2007). Het therapeutische karakter van de drugvrije afdeling richt zich voornamelijk tot gedrags- en cognitieve veranderingen van de gedetineerden en het aanscherpen van hun sociale vaardigheden (Casares-López et al., 2013).
21 | P a g i n a
1.2 ‘Modified therapeutic communities’ Vaak vallen de hierboven beschreven drugvrije afdelingen onder de noemer ‘modified
therapeutic
communities’
of
aangepaste
therapeutische
gemeenschappen
(Vanderplasschen, Colpaert, Autrique, Rapp, Pearce, Broekaert, & Vandevelde, 2013). Een drugvrije therapeutische gemeenschap (TG) is een drugvrije behandelingsvorm waarbij ex-druggebruikers op een georganiseerde en gestructureerde wijze samenleven om zo te komen tot herstel en re-integratie in de maatschappij. Hierbinnen worden therapeutische groepen georganiseerd waar de deelnemers de kans krijgen hun emoties te ventileren. Op het moment van aanvang wordt verwacht dat de deelnemers reeds een ontwennings- of introductieprogramma ondergaan hebben en dus clean toetreden tot deze leefgemeenschap. De re-integratiefase houdt in dat men onder begeleiding zelfstandig gaat wonen (Vanderplasschen et al., 2013; Vander Laenen & Vanderplasschen, 2012). Deze drugvrije therapeutische gemeenschappen worden in de internationale literatuur aangehaald
als
de
meest
aangewezen
en
effectieve
(cf.
infra)
vorm
van
drughulpverlening voor wetsovertreders die druggerelateerde misdrijven hebben gepleegd. Vaak hebben deze personen reeds een lange criminele geschiedenis en hebben zij te kampen met chronisch druggebruik. Zij zijn dan ook veelal gebaat met deze intensieve vorm van drughulpverlening (Inciardi, Martin, & Butzin, 2004). Deze drugvrije therapeutische gemeenschappen werden dus
ondergebracht in
gevangenissen om gedetineerden de kans te geven aan hun drugproblematiek te werken. Het is echter niet mogelijk het concept van een drugvrije therapeutische gemeenschap zomaar over te nemen binnen een detentiecontext, daar het gevangeniswezen speciale eisen, zoals veiligheidsgaranties, oplegt. Niet enkel budgettaire overwegingen stellen een uitdaging, ook de gehanteerde doelstellingen (zoals bestraffing en veiligheid) en filosofieën intra muros zijn niet steeds verenigbaar met die van de drughulpverlening, waar de nadruk veelal ligt op het tot stand brengen van gedragsverandering bij de gedetineerden (Taxman, Perdoni, & Harrison, 2007). Het is dan ook aangewezen de essentie van een drugvrije TG te behouden, maar aan te passen aan deze speciale vereisten die een gevangeniscontext stelt. 22 | P a g i n a
1.3 D-side De drugvrije afdeling van de gevangenis van Brugge verschilt op één belangrijk punt van de meeste drugvrije afdelingen beschreven in de internationale literatuur, in die zin dat het geen therapeutische gemeenschap, in de strikte zin van het woord, omvat. Hierdoor blijft zijn doelstelling dan ook beperkt tot een drugvrije detentie en geen drugvrij leven.
1.3.1
Doelstelling
D-side heeft als doelstelling gedetineerden, die wensen hun detentie drugvrij door te brengen, hiertoe de kans te geven. De gedetineerde krijgt de mogelijkheid zijn verantwoordelijkheid op te nemen en te breken met zijn drugverleden. Men wil hierbij ook gedeeltelijk preventief werken door via D-side belangrijke risicogroepen binnen de gevangenis te benaderen. D-side richt zich op dit vlak voornamelijk tot jonge, langgestrafte mannen die een verhoogd risico op druggebruik binnen detentie lopen (De Vlaamse Gemeenschap in de gevangenis, 2011). Er wordt op deze manier geprobeerd de detentieschade te beperken aangezien een groot deel gedetineerden in detentie voor het eerst drugs gebruiken (EMCDDA, 2003). Ook gedetineerden zonder drugproblematiek kunnen via D-side ontsnappen aan de druk die ze ondervinden binnen de gewone afdelingen. Het kan hier dan o.a. gaan om personen die onder druk gezet worden om, bij terugkomst van hun uitgaansvergunning, drugs binnen te smokkelen (Ibid, 2011). D-side stemt voor een groot deel overeen met de hierboven reeds aangehaalde kenmerken, maar verschilt op één belangrijk punt; de implementatie van een therapeutische gemeenschap. In de strikte betekenis van het woord omhelst D-side geen therapeutische gemeenschap, al kunnen de gedetineerden wel een beroep doen op terugvalpreventie.
1.3.2
Toelatingscriteria
Zoals hierboven reeds werd aangegeven komt niet iedereen in aanmerking om tot een drugvrije afdeling toe te treden en moeten de gedetineerden aan bepaalde
23 | P a g i n a
toelatingsvoorwaarden voldoen. Dit is voor de drugvrije afdeling van Brugge dan ook niet anders. Eerst en vooral gaat het om gedetineerden. Geïnterneerden en personen met een overte psychiatrische problematiek worden niet toegelaten tot de afdeling. De gedetineerden mogen niet te oud2 zijn en moeten de Nederlandse taal machtig zijn. Ze moeten bereid zijn urinetesten te ondergaan, solidair zijn naar het project toe en mogen geen seksuele problematiek hebben. Een belangrijke vereiste is dat men zelfstandig drugvrij moet kunnen leven (Expertinterview A, 2013). Alvorens effectief op de drugvrije afdeling te kunnen verblijven worden er screeningsgesprekken met deze gedetineerden afgenomen waarin gepeild wordt naar hun motivatie en beweegredenen voor een verblijf op deze afdeling. Daarna ondergaan de gedetineerden een ‘detox’-periode3. Deze ‘detox’ gebeurt op de afdeling waar de gedetineerde reeds verblijft alvorens overgeplaatst te worden naar de drugvrije afdeling. Hierbij streeft men naar de afbouw van positieve drugtesten en wordt erop toegezien dat er geen sprake is van bijkomend gebruik (Penitentiair Complex Brugge, 2011). Een laatste voorwaarde is het ondertekenen van een contract dat de gedetineerden zich akkoord verklaren met de voorwaarden van de drugvrije afdeling (FOD Justitie, 2011). Door het contract te ondertekenen geven de gedetineerden hun toestemming tot het ondergaan van onverwachte urinetesten. Dit is noodzakelijk aangezien de Belgische wetgeving, uitgezonderd in het verkeer en bij dopingzaken, niet toelaat verplichte drugtesten af te nemen (Deprez et al., 2011). Van de gedetineerden wordt verwacht dat zij ook medicatievrij kunnen leven, dit omdat medicatiegebruik kan leiden tot een extra verslaving (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000). Tot op heden komen enkel mannelijke gedetineerden in aanmerking voor een verblijf op D-side (Expertinterview A, 2013).
2
Tijdens het verblijf op D-side worden verschillende activiteiten georganiseerd. De gedetineerde
moet in goede conditie zijn om hieraan deel te nemen. Het leeftijdscriterium wordt bij de aanvraag tot toetreding geëvalueerd, er is dus geen maximale leeftijd vastgelegd. 3
Of detoxificatie is het onder controle houden van ontwenningsverschijnselen die gepaard gaan
met de onthouding van druggebruik. (Larney, Mathers, & Dolan, 2007)
24 | P a g i n a
1.3.3
Het verblijf op D-side
Gedurende hun verblijf op D-side zijn de gedetineerden verplicht overdag te werken binnen de gevangenismuren. Zij dienen verder ook verplicht drie opleidingen te volgen. Op zaterdag krijgen de gedetineerden kookles waardoor ze leren voor zichzelf te zorgen, een tweede opleiding leert hen communicatieve vaardigheden aan en een derde opleiding, ten slotte, varieert en kan o.a. een opleiding boekhouden of informatica inhouden (Penitentiair Complex Brugge, 2011). De drugvrije afdeling bevindt zich als aparte sectie op de vrouwenafdeling. Buiten enkele activiteiten zoals de opleidingen, werken, het bezoek en de wandeling gebeurt alles op de afdeling. De gedetineerden doen er hun eigen was en strijk, ze hebben een eigen keukentje waar ze samen kunnen koken, terwijl eten en drinken in de polyvalente ruimte gebeurt. Om toezicht te houden op een effectief drugvrij bestaan worden er op onregelmatige tijdstippen urinecontroles gehouden. Ook dit gebeurt in een aparte kamer op de afdeling achter spiegelglas. Zo kan de beambte toezicht houden op het eerlijk verloop van de controle, maar heeft de gedetineerde ook een gevoel van privacy (Expertinterview A, 2013). Men
doet,
naast
de
onverwachte
urinecontroles,
een
beroep
op
het
verantwoordelijkheidsgevoel van de gedetineerden die tijdens het gedetineerdenoverleg de kans krijgen zelf aan te geven of er drugs aanwezig zijn op de afdeling. Betrapping op het gebruik van drugs leidt tot uitsluiting van de afdeling (Ibid, 2013).
1.3.4
Het gunstregime
De voordelen die aan de gedetineerden aangeboden worden in ruil voor hun verbintenis tot een drugvrije detentie, vertalen zich in: een eigen fitnessruimte die steeds tot hun beschikking staat, het dragen van hun eigen kledij en de mogelijkheid op regelmatige basis deel te nemen aan extra activiteiten (expertinterview A, 2013), zoals een voetbalmatch tegen enkele advocaten (Franck, 2013).
25 | P a g i n a
2. De effectiviteit van een DVA: What works? Zoals reeds in de inleiding werd aangehaald, is er uitvoerig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de implementatie van een drugvrije afdeling, meer specifiek een
‘modified therapeutic community’, binnen de gevangenismuren. Passage 2.1 bespreekt de verschillende succesfactoren, aangehaald in de internationale literatuur, die een invloed hebben op de effectiviteit van een drugvrije afdeling, passage 2.2 bespreekt enkele belangrijke effectiviteitsonderzoeken die werden gevoerd binnen een drugvrije afdeling.
2.1 Succesfactoren voor een drugvrije afdeling Om de drugvrije afdeling tot een effectief instrument van drughulpverlening binnen een penitentiaire context te maken, worden er in verschillende studies succesvoorwaarden aangehaald. De belangrijkste succesfactor die in verschillende studies wordt aangehaald, is het belang van een ‘continuum of care’ (Welsh, 2007; Butzin, Martin, & Inciardi, 2002). Deze studies leggen de nadruk op een adequate nazorg als één van de voorwaarden voor de effectiviteit van een drugvrije afdeling ten aanzien van recidive (Gravett, 2000; Schippers, van den Hurk, Breteler,
& Meerkerk, 1998; Welsh,
2007). Onderzoek naar
drugbehandelingsprogramma’s binnen de gevangenissen van Texas, Delaware en Californië (Knight, Simpson, & Hiller, 1999; Wexler, Melnick, Lowe, & Peters, 1999; Martin, Butzin, Saum, & Inciardi, 1999) ondersteunt de stelling dat deze ‘continuum of
care’ de meest effectieve drughulpverleningsstrategie is intra muros. Een tweede belangrijke factor is het aanbieden van een therapeutisch programma binnen een drugvrije afdeling. Het therapeutisch programma dat binnen een DVA wordt aangeboden dient intens te zijn, resoluut drugvrij, de nadruk dient op de verantwoordelijkheid van de gehele afdeling te liggen en ondersteuning van familie en vrienden is hierbij van groot belang (Trace, 1998). De meest effectieve werkwijze, volgens Inciardi et al. (2004) gebeurt in een continuüm van drie stadia, waarbij er rekening wordt gehouden met de veranderende gerechtelijke status (opsluiting – UV’s in functie van voorwaardelijke invrijheidstelling of einde straf – voorwaardelijke invrijheidstelling of
26 | P a g i n a
einde straf) van de gedetineerde (Inciardi et al., 2004). Er dient niet enkel geïndividualiseerd te worden op basis van de gerechtelijke status van de gedetineerde, maar ook op basis van zijn individuele noden en bepaalde risico’s die zich kunnen stellen. Een grondige classificatie, screening en risicotaxatie van de gedetineerde is hierbij onontbeerlijk (Welsh & McGrain, 2008). Verder is het ook belangrijk dat de gedetineerden omwille van “de juiste motivatie”, nl. drugvrij zijn, besluiten toe te treden tot een drugvrije afdeling. Hierbij is een grondige, voorafgaandelijke screening dan ook een belangrijk instrument. Ondanks het feit dat deelname aan drughulpverlening intra muros in principe op vrijwillige basis gebeurt, zijn er steeds gedetineerden die de hoop koesteren dankzij hun verblijf op een drugvrije afdeling sneller uitgaansvergunningen toegekend te krijgen of sneller voorwaardelijk in vrijheid gesteld te worden. Deze lage interne motivatie heeft een negatieve invloed op de kans op een succesvolle uitkomst na behandeling (Welsh & McGrain, 2008). Deze interne motivatie hangt samen met de periode van retentie in een drugvrije afdeling (Welsh & McGrain, 2008). Gedetineerden met een lage interne motivatie verblijven over het algemeen minder lang binnen een drugvrije afdeling, terwijl retentie van minimum negen tot twaalf maanden als een essentiële factor wordt aangehaald om een effect te hebben op recidive en herval (Schippers, Breteler, van den Hurk, & Meerkerk, 1996). Ten slotte is adequaat opgeleid personeel een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle uitkomst van een verblijf op de drugvrije afdeling (De Maere, Hariga, Bartholeyns, & Vanderveken, 2000; Gravett, 2000; Welsh & McGrain, 2008). De penitentiaire context stelt echter een probleem daar een hoog personeelsverloop hier geen ongewoon fenomeen is, wat een consistente behandeling en supervisie extra moeilijk maakt (Welsh & McGrain, 2008).
2.2 Effectiviteitsonderzoek In de loop der jaren werden reeds verschillende studies uitgevoerd naar de effectiviteit van een drugvrije (therapeutische) afdeling. Onderzoek wijst uit dat de implementatie 27 | P a g i n a
van een drugvrije therapeutische gemeenschap één van de meest effectieve en succesvolle vormen van correctionele drughulpverlening is. Zoals in de vorige paragraaf (2.1) reeds werd aangehaald, is de effectiviteit van deze afdeling onderhevig aan de aanwezigheid
van
verschillende
succesfactoren.
In
verschillende
effectiviteitsonderzoeken komen vooral een lange periode van retentie en een adequate nazorg naar voren als belangrijke voorwaarden voor een succesvolle behandeling. Opvallend is dat het vervolledigen van het drugbehandelingsprogramma in veel gevallen geen abstinentie voorspelt, maar wel duidelijk gepaard gaat met dalende recidivecijfers (Prendergast, Hall, Wexler, Melnick, & Cao, 2004; Sacks, Sacks, McKendrick, Banks, & Stommel, 2004). Een eerste meta-analytisch onderzoek naar de effectiviteit van verslavingsbehandelingen in gevangenissen werd in 1999 gepubliceerd door Pearson en Lipton. Hun hypothese dat TG’s effectief zijn inzake het reduceren van recidivisme werd in deze studie bevestigd (Pearson & Lipton, 1999). In verschillende studies komt het belang van een adequate nazorg naar voren, waarbij men tot de conclusie komt dat het volgen van een nazorgprogramma even effectief, of zelfs effectiever is dan de initiële TG-behandeling (Martin et al., 1999; Vanderplasschen, Bloor, & McKeganey, 2010; Vanderplasschen et al., 2013). De combinatie van een TGbehandeling en gepaste nazorg genereert de beste resultaten (Nielsen, Scarpitti, & Inciardi, 1996; McCollister, French, Prendergast, Hall, & Sacks, 2004). In een studie van Wexler et al. (1999) gevoerd binnen de gevangenis van San Diego kregen gedetineerden met een drugproblematiek de kans deel te nemen aan een therapeutische gemeenschap binnen de gevangenismuren, waarvan het behandelingsprogramma één jaar duurt. Na afloop van hun verblijf in deze aangepaste TG kregen de gedetineerden eveneens de kans deel te nemen aan een nazorgprogramma. Na drie jaar was ongeveer drievierden van de controlegroep die geen behandeling hadden ontvangen, gedetineerden die enkel hadden deelgenomen aan het behandelingsprogramma binnen de gevangenismuren en diegenen die het behandelingsprogramma vroegtijdig hadden verlaten, opnieuw de gevangenis binnen gekomen. Dit in vergelijking met slechts 27% van de gedetineerden die zowel het behandelingsprogramma intra muros, als het nazorgprogramma hadden afgerond. Deze studie toont aan dat er weinig verschil terug te vinden is op het vlak van 28 | P a g i n a
recidive tussen gedetineerden die enkel het behandelingsprogramma tijdens hun detentie hebben gevolgd en de controlegroep die geen enkele behandeling gekregen had. Verder vond deze studie een positieve relatie tussen de lengte van retentie in het behandelingsprogramma en het tijdsverloop tussen behandeling en recidive (Wexler et al., 1999). Een studie van Hiller et al. (1999) komt tot gelijkaardige conclusies en stelt vast dat een drugbehandeling intra muros en residentiële nazorg het risico op recidive verlaagt en leidt tot een langere drugvrije periode tussen behandeling en recidive (Hiller, Knight, & Dwayne, 1999). Retentie in therapeutische gemeenschappen ligt doorgaans hoger bij kortere behandelingsprogramma’s dan in langdurige programma’s. In het algemeen halen deelnemers die het volledige behandelingsprogramma doorlopen hebben, en dus langer in behandeling bleven, betere scores dan zij die het programma vroegtijdig hadden verlaten (Vanderplasschen et al., 2013; Moos, Moos & Andrassy, 1999; Malivert, Fatséas, Denis, Langlois, & Auriacombe, 2012). Hier kan het familiale en sociale netwerk van de (ex-) druggebruiker een belangrijke rol spelen om hem alsnog te motiveren het hele programma af te werken (Broekaert, 2006). In België werd, naar aanleiding van zijn tienjarig bestaan, in 2006 een onderzoek uitgevoerd naar het effect van het B.Leave-project in Ruiselede op recidive bij de deelnemers. Dit onderzoek kwam tot de conclusie dat significant minder gedetineerden die aan het programma hadden deelgenomen na vrijlating opnieuw gedetineerd werden. Verder werd ook vastgesteld dat het aantal detenties na behandeling (0,95) kleiner is in vergelijking met de controlegroep (1,7). Vervolgens blijkt dat de gemiddelde duur tussen vrijlating en een nieuwe detentie veel langer is (550 dagen) bij de behandelde groep, dan bij de controlegroep (386 dagen). Net zoals in vele andere studies lijkt dit effect, naarmate de tijd verstrijkt, af te nemen. Een therapeutische gemeenschap intra muros blijkt effect te hebben tot vijf jaar na het beëindigen van de behandeling en kan zelfs verlengd worden wanneer er een adequate nazorg wordt aangeboden. Om ervoor te zorgen dat een TG ook kosteneffectief is, wordt de nadruk gelegd op het belang van het organiseren van een goede, voorafgaandelijke screening, zodat deze therapieën worden voorbehouden voor de moeilijkere patiënten (Todts, 2009).
29 | P a g i n a
Deze ‘modified therapeutic communities’ blijken vooral sterke effecten teweeg te brengen bij personen met een zware verslavingsproblematiek, zoals gedetineerden (Welsh, 2007; Sacks et al., 2004; Sullivan et al., 2007). Het merendeel van de gedetineerden heeft op een bepaald moment in zijn leven drugs gebruikt en heeft veelal te kampen met chronisch en problematisch druggebruik (EMCDDA, 2012). De resultaten die naar voor kwamen uit een Nederlandse studie van Schipper et al. (1998) waren minder optimistisch. In deze studie werden 86 mannelijke gedetineerden die op de DVA verbleven van de gevangenis van Rotterdam, vergeleken met 42 mannelijke gedetineerden vanop de andere afdelingen. Eén jaar later hadden de gedetineerden die op de DVA verbleven op actievere wijze hulpverlening gezocht en geaccepteerd dan de andere gedetineerden. Toch bleek uit de resultaten dat het verblijf op de DVA geen impact had op hun druggebruik, recidivisme en hun sociaal, fysiek en psychologisch functioneren (Schippers, Breteler, van den Hurk, & Meerkerk, 1996). Wanneer een drugvrije afdeling enkel een drugvrije detentie aanbiedt en geen aandacht besteedt aan de implementatie van een (intensief) behandelingsprogramma zijn de resultaten minder optimistisch. Een evaluatiestudie van een DVA in Spanje concludeert dat, na één jaar, enkel het aanbieden van een drugvrije detentie op lange termijn niet effectief is. Dit valt te verklaren doordat er geen verandering is inzake de motivatie van de gedetineerden en het programma geen waarde-elementen biedt om de bekomen veranderingen op lange termijn te behouden (Casares-López, González-Menéndez, Fernández-García, & Villagrá, 2012). Desalniettemin leidt een drugvrije afdeling tot een aanzienlijke reductie in druggebruik van gedetineerden die op een DVA verblijven tijdens detentie, in vergelijking met gedetineerden die op een gewone afdeling verblijven. In een Australische studie van Incorvaia & Kirby (1997) werden 31 gedetineerden die op een drugvrije afdeling verbleven vergeleken met 31 gedetineerden uit de algemene gevangenispopulatie. Zij kwamen tot de constatatie dat de drugvrije afdeling een significant effect had inzake de reductie van druggebruik bij gedetineerden die binnen een DVA verbleven. 84% van de algemene populatie gaf aan, op dat moment, drugs te gebruiken, in vergelijking met 32% van de gedetineerden die op de DVA verbleven. Deze resultaten werden bevestigd door de urineanalyses die aantoonden dat de helft (49,9%) van de stalen verzameld bij de 30 | P a g i n a
algemene populatie positief aangaven. Dit ten opzichte van slechts 6% positieve stalen die verzameld werden bij de gedetineerden op de DVA (Incorvaia & Kirby, 1997).
3. Ervaringen op de drugvrije afdeling
3.1 Ervaringen en verwachtingen van gedetineerden In de studie van Incorvaia & Kirby (1997) bij Australische gedetineerden werden zowel gedetineerden binnen als buiten een DVA bevraagd naar de voor- en nadelen van een drugvrije afdeling. 29% van de gedetineerden die op een drugvrije afdeling verbleven, gaven aan dat ze binnen de DVA konden beschikken over een goede accommodatie en extra privileges. De aangeboden accommodatie gaf de gedetineerden een gevoel van vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 52% van deze gedetineerden gaf aan dat er niets negatief is aan de oprichting van een DVA binnen de gevangenis. 55% van de bevraagde gedetineerden die niet op de DVA verbleven, zei graag op de DVA te willen verblijven. Als voornaamste redenen gaven zij de privileges en betere accommodatie aan. Opmerkelijk is dat een minderheid (slechts 5%) aangaf op de DVA te willen verblijven om een drugvrije detentie te kunnen beleven. De voornaamste redenen voor hun verblijf op de DVA, die door de gedetineerden die wel op een DVA zaten, werden opgegeven, zijn de goede accommodatie en extra privileges (42%), de drugvrije omgeving (22%) en een distantiëring van de algemene gevangenisomgeving (Incorvaia & Kirby, 1997). De gedetineerden gaven zelf aan dat de drugvrije afdeling in feite niet volledig drugvrij is. Toch werd de inrichting van een drugvrije afdeling in de gevangenis als effectief ervaren, aangezien de bewoners verwijderd zijn van de algemene gevangenispopulatie, waar men geconfronteerd werd met drugs en druggerelateerde incidenten. Het ervaren van een drugvrije afdeling als effectief hangt met andere woorden voornamelijk af van zijn bewoners. Wanneer deze gedetineerden eerlijk zijn en bereid zijn drugvrij te leven, dan zou een drugvrije afdeling effectief drugvrij zijn (Ibid, 1997). De urineanalyses en controles werden door sommige gedetineerden als een negatief punt ervaren. Eén van de respondenten (die op de DVA verbleef) gaf aan dat hij het gevoel had dat hij gestraft werd voor zijn drugprobleem door het ondergaan van de urineanalyses. 31 | P a g i n a
Ondanks het feit dat hij van zijn heroïneverslaving af was, gebruikte hij nog steeds cannabis. Dit gebruik kon leiden tot zijn uitsluiting van de drugvrije afdeling, wat zou resulteren in het verlies van zijn zelfvertrouwen en hem terug tot heroïnegebruik zou leiden. De gedetineerden die buiten de DVA verbleven, gaven aan dat het criterium van volledige abstinentie, als toelatingsvoorwaarde tot de DVA, te streng en te moeilijk is om aan tegemoet te komen (Incorvaia & Kirby, 1997). Ook het groepsleven wordt als een positief punt beschouwd, daar het leidt tot een meer positieve interactie tussen de gedetineerden onderling en met het gevangenispersoneel (Ibid, 1997). Een Finse studie van Virtanen (2003) peilde door middel van surveys naar de ervaringen van gedetineerden omtrent een drugvrije afdeling. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat drugvrije afdelingen als overwegend positief werden beschouwd daar zij de gedetineerden de kans gaven te ontsnappen aan de heersende drugmarkt binnen de gevangenismuren en hun drugproblematiek aan te pakken. De DVA werd als een ondersteunende omgeving ervaren die abstinentie vergemakkelijkt. Vooral de invulling van de programma’s die aangeboden werden op de DVA, die vooral op actie gebaseerd waren zoals sportactiviteiten en koken, werden door de respondenten als positief ervaren. Verder werd door de respondenten gemeld dat een verblijf op een drugvrije afdeling hun drugproblematiek in een ander daglicht stelde. Vooral het 12-stappen programma werd aangehaald als een positief element dat niet enkel ondersteuning bood inzake het leren omgaan met hun drugproblematiek, maar ook pre-therapeutisch werkt en de zelfredzaamheid van de gedetineerden verhoogt (Virtanen, 2003). De ingevoerde drugtesten werden door de respondenten minder positief gewaardeerd. Eén van de respondenten gaf aan dat deze drugtesten op een meer humane manier dienden uitgevoerd te worden. Ook de samenstelling van het behandelingsprogramma werd niet altijd even positief ervaren en enkele respondenten uitten bezorgdheid over de aanwezigheid van toezichthoudende ambtenaren bij de praatgroepen (Ibid, 2003). Wat betreft het aanbieden van gezondheidsinformatie werd door bijna de helft van de respondenten aangehaald dat hen weinig nieuwe informatie verschaft werd omtrent de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met druggebruik. 32,1% rapporteerde vrij veel nieuwe informatie omtrent deze gezondheidsrisico’s ontvangen te hebben en 21,4% gaf aan helemaal geen nieuwe informatie ontvangen te hebben. De gedetineerden meldden 32 | P a g i n a
vooral nood te hebben aan informatie omtrent abstinentie en substitutiebehandelingen. De nood aan deze informatie wordt geïllustreerd door het feit dat 14,3% van de respondenten geconfronteerd werd met ontwenningsverschijnselen en ongeveer één op tien respondenten kampte met gezondheidsproblemen zoals hepatitis, slapeloosheid of convulsies (Ibid, 2003). Desalniettemin hebben deze gedetineerden nood aan meer dan enkel informatie over gezondheidsrisico’s. Er moet verder ook aandacht besteed worden aan terugvalpreventie, het opbouwen van sociale netwerken en begeleiding bij sociale problemen zoals het vinden van werk en emotionele problemen (Ibid, 2003). In een kwalitatief belevingsonderzoek rond drugs en druggebruik bij de gedetineerden in de gevangenis van Gent gaven enkele respondenten aan graag een drugvrije afdeling binnen hun gevangenis geïnstalleerd te zien. Het belonende aspect van een drugvrije afdeling spreekt de respondenten wel aan, vooral omdat dit in duidelijk contrast staat met de gevangeniscontext. Zij hopen zo aan de negatieve spiraal, die het druggebruik van andere gedetineerden met zich meebrengt, te ontsnappen en onterechte straffen te vermijden (De Pauw, De Valck, & Vander Laenen, 2009). Uit onderzoek van Favril & Vander Laenen (2013) omtrent de noden en behoeften van gedetineerden wat een drugbeleid in de gevangenis betreft, komt naar voren dat gedetineerden met een drugproblematiek vooral nood hebben aan begeleidende gesprekken op momenten van hardnekkige craving en afleiding in de vorm van sporten, werken en bezoek. Op het vlak van hulpverlening geven de bevraagde gedetineerden aan nood te hebben aan een vertrouwenspersoon op wie ze steeds terug kunnen vallen. Deze positie
kan
volgens
hen
het
best
ingevuld
worden
door
iemand
van
het
gevangenispersoneel. Twee van de bevraagde gedetineerden in dit onderzoek gaven aan positief te staan tegenover de oprichting van een drugvrije afdeling en hadden reeds ervaring met een verblijf op de DVA van de gevangenis van Brugge. Een belangrijke bevinding in dit onderzoek was de vraag naar externe drughulpverlening, daar dit de nadruk legt op de onafhankelijkheid van deze hulpverleners ten aanzien van het gevangeniswezen en zo de gedetineerden meer vertrouwen inboezemen (Favril & Vander Laenen, 2013).
33 | P a g i n a
3.2 Ervaringen en verwachtingen van partners werkzaam binnen D-side De implementatie van een drugvrije afdeling binnen de gevangenis wordt door de partners, werkzaam binnen D-side, als overwegend positief ervaren. Alleen al het feit dat gedetineerden ervoor kunnen kiezen hun detentie drugvrij te beleven is een grote troef van het project. Dankzij het drugvrije karakter van de afdeling ondergaan de gedetineerden een positieve verandering, zowel fysisch als gedragsmatig. De gedetineerden worden gedwongen verantwoordelijkheid op te nemen en voor zichzelf te zorgen. De beperkte omvang van de afdeling laat toe kort op de bal te spelen en de opleiding die het personeel dient te volgen leidt ertoe dat een groep van gemotiveerde penitentiaire beambten toezicht houdt op de afdeling (De Schutter, 2013). Er zijn echter ook enkele bemerkingen ten aanzien van het model van drugvrije afdeling dat in het PCB werd geïmplementeerd. De partners leggen er de nadruk op dat nog veel gedetineerden omwille van verschillende redenen toegelaten willen worden tot D-side en benadrukken het belang van een strikte organisatie van de screening van de kandidaten. Ook wordt er gepleit voor de uitbreiding van de doelstellingen van D-side waarbij niet enkel een drugvrije detentie, maar ook een drugvrij leven centraal staat. Zij vinden hierbij heil in de implementatie van een therapeutische gemeenschap binnen de drugvrije afdeling (De Schutter, 2013). In de internationale literatuur is er maar weinig onderzoek gedaan naar de ervaringen en verwachtingen omtrent een drugvrije afdeling, zowel bij gedetineerden als bij het personeel. Het is dan ook één van de doelstellingen van deze masterproef om aan deze lacune in de internationale literatuur tegemoet te komen.
4. Besluit In dit hoofdstuk werd het concept van een drugvrije afdeling uitgebreid behandeld. Een drugvrije afdeling is een vorm van correctionele, residentiële drughulpverlening die zich toespitst op de rehabilitatie van gedetineerden met een drugproblematiek (Larney, Mathers, & Dolan, 2007). Er zijn verschillende kenmerken wat een afdeling binnen de gevangenis tot een drugvrije afdeling maakt. De drugvrije afdeling is afgescheiden van
34 | P a g i n a
de rest van de gevangenis en de gedetineerden kiezen op vrijwillige wijze om deel te nemen aan deze vorm van penitentiaire drughulpverlening. De gedetineerden die op een DVA verblijven, dienen veelal deel te nemen aan een behandelingsprogramma en krijgen in ruil voor hun deelname privileges aangeboden zoals bv. een betere accommodatie. Er worden verschillende toelatingsvereisten (bv. clean zijn voorafgaand aan de toetreding) aan de gedetineerden opgelegd en op regelmatige tijdstippen worden zij aan controles onderworpen (Incorvaia & Kirby, 1997; Schippers et al., 1998, Welsh, 2007). Op deze manier wordt er gestreefd naar re-integratie, reductie en abstinentie van druggebruik of het vermijden van recidive (Casares-Lopéz et al., 2013; Incorvaia & Kirby, 1997). Het merendeel van de drugvrije afdelingen die in de literatuur worden onderzocht zijn
‘modified therapeutic communities’, waarin de deelnemers op een georganiseerde en gestructureerde wijze leren samenleven met het oog op herstel en re-integratie in de vrije samenleving (Vanderplasschen et al., 2013). Aangezien het niet mogelijk is drughulpverleningsvormen uit de vrije samenleving zomaar toe te passen binnen een detentiecontext dient deze TG dus aangepast te worden aan de speciale vereisten van het gevangeniswezen (Taxman et al., 2007). De drugvrije afdeling van het PCB valt echter niet onder deze ‘modified therapeutic
communities’ aangezien deze geen therapeutische gemeenschap, in de strikte zin van het woord, omhelst. Zijn voornaamste doelstelling is het aanbieden van een drugvrije detentie aan gedetineerden met, maar ook zonder, drugproblematiek. Aan een deelname aan D-side zijn toelatingscriteria, zoals het beheersen van de Nederlandse taal, verbonden en de gedetineerden dienen te gaan werken en opleidingen te volgen. Er wordt een beroep gedaan op hun verantwoordelijkheidszin voor het onderhouden van hun cellen en om het drugvrije karakter van de afdeling te behouden. Om dit drugvrije karakter te verzekeren worden er op onregelmatige tijdstippen controles georganiseerd. Als tegenprestatie voor hun verbintenis tot een drugvrije detentie beschikken de gedetineerden over een eigen fitnessruimte, keuken en mogen zij hun eigen kledij dragen (Expertinterview A, 2013). Wat betreft de effectiviteit van een drugvrije afdeling zijn er verschillende succesfactoren die hiertoe bijdragen. Een ‘continuum of care’, het aanbieden van een therapeutisch 35 | P a g i n a
programma, een goede motivatie van de gedetineerde, retentie van minimum negen tot twaalf maanden en adequaat opgeleid personeel kunnen een drugvrije afdeling tot een effectief instrument van drughulpverlening intra muros maken (Welsh, 2007, Inciardi et al., 2004; Welsh & McGrain, 2008). Verschillende onderzoeken tonen de effectiviteit van therapeutische gemeenschappen binnen een detentiecontext aan op het vlak van recidive. Een lange periode van retentie en een adequate nazorg zijn hiervoor essentiële voorwaarden. Het voorzien in een nazorgprogramma blijkt minstens even belangrijk, of zelfs belangrijker, te zijn dan de TG-behandeling intra muros zelf (Pearson & Lipton, 1999; Vanderplasschen et al., 2013; Todts, 2009). Drugvrije afdelingen die enkel een drugvrije detentie aanbieden, zonder meer, genereren minder positieve resultaten op het vlak van abstinentie en recidive (Casares-López et al., 2012). Desalniettemin leidt een drugvrije afdeling tot een aanzienlijke reductie in hun druggebruik tijdens detentie bij gedetineerden die op deze DVA verblijven (Incorvaia & Kirby, 1997). Inzake de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden en personeelsleden over een drugvrije afdeling is nog slechts weinig onderzoek gedaan. Een drugvrije afdeling wordt door veel gedetineerden als een positief element beschouwd en vaak wordt aangegeven dat vooral het belonende aspect veel aantrekkingskracht uitoefent op de gedetineerden, alsook
de
positieve
interactie
tussen
gedetineerden
onderling
en
met
het
gevangenispersoneel (Ibid, 1997; De Pauw et al., 2009). Hierbij is het opmerkelijk dat het drugvrije karakter van de afdeling niet de eerste overweging van de gedetineerden was voor een verblijf op de DVA. De controles die uitgevoerd werden op de afdeling werden ook niet door alle gedetineerden positief ervaren (Ibid, 1997). Op momenten van acute
craving hebben de gedetineerden vooral nood aan begeleidende gesprekken en afleiding in de vorm van sport en werk (Favril & Vander Laenen, 2013). Partners werkzaam binnen de drugvrije afdeling van het PCB aanzien D-side als een gemiste kans en leggen de nadruk op de nood aan een intensievere begeleiding. Toch is het aanbieden van een drugvrije detentie een grote troef en zien zij de gedetineerden er zowel fysiek, als gedragsmatig op vooruit gaan (De Schutter, 2013).
36 | P a g i n a
HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE
In dit hoofdstuk wordt de methodologie besproken die gehanteerd werd om tot de uitvoering van het onderzoek te komen. Ten eerste wordt een situering van de onderzoekssetting, nl. het Penitentiair Complex Brugge, meegegeven. Vervolgens worden de onderzoeksdoelstellingen en onderzoeksvragen besproken. Verder komen de onderzoeksstrategie en onderzoeksmethode aan bod. Er wordt een duiding gegeven van het verloop van het onderzoek en, ten slotte, de wijze waarop de vergaarde data geanalyseerd werden.
1. De onderzoekssetting: Penitentiair Complex Brugge Het Penitentiair Complex Brugge (PCB) is een van de grootste gevangenissen van België en biedt onderdak aan ongeveer 750 gedetineerden. Het PCB werd gebouwd in de jaren 80 en is een relatief moderne gevangenis. Binnen de gevangenis zijn 750 personeelsleden tewerkgesteld wat de verhouding tussen de gedetineerden en het personeel één op één brengt (De Vlaamse Gemeenschap in de gevangenis, 2011). Het PCB is opgedeeld in vijf verschillende afdelingen. De afdeling ‘mannen 1’ (M1) huist ongeveer 350 langgestrafte gedetineerden, op ‘mannen 2’ (M2) kunnen ongeveer 300 kortgestrafte mannelijke gedetineerden verblijven. Op de vrouwenafdeling (VR) verblijven (zwangere) vrouwelijke gedetineerden, geïnterneerden en vrouwen met hun kinderen tot de leeftijd van drie jaar. Binnen deze vrouwenafdeling is ook de drugvrije afdeling (DVA) geïnstalleerd. Een laatste afdeling is de afdeling Bijzondere Veiligheid (AIBV) die plaats kan bieden aan tien mannelijke gedetineerden (De Vlaamse Gemeenschap in de gevangenis, 2011).
2. Onderzoeksdoelstellingen De drugvrije afdeling van Brugge verschilt van de drugvrije afdelingen beschreven in de literatuur in die zin dat deze geen therapeutische gemeenschap, in de strikte zin van het 37 | P a g i n a
woord, omhelst. Dit onderzoek heeft als doelstelling inzicht te krijgen in de verwachtingen en ervaringen van gedetineerden over een drugvrije afdeling in een gevangenis. Dit gebeurt door na te gaan wat de ervaren effectiviteit is van het DVAmodel in Brugge door de gedetineerden die er verblijven, inzake het reduceren van hun druggebruik en het verbeteren van sociale en familiale relaties, en wat zij nu net van zo’n drugvrije afdeling verwachten. Ook werden gedetineerden die verblijven buiten de drugvrije afdeling bevraagd over hun verwachtingen en noden omtrent een drugvrije afdeling. Omdat het project “DVA” in België nog maar een kort bestaan kent en er binnen de DVA slechts weinig onderzoek werd verricht, wordt met dit onderzoek gepoogd een bijdrage te leveren aan de optimalisering van de drughulpverlening binnen de gevangenismuren in België.
3. Onderzoeksvragen In deze masterproef worden drie centrale onderzoeksvragen gesteld, waarvan de tweede onderzoeksvraag verder opgedeeld wordt in drie subvragen, die steunen op voorgaand onderzoek.
3.1 Wat zijn de algemene ervaringen van gedetineerden binnen een drugvrije afdeling? Op deze onderzoeksvraag wordt getracht een antwoord te geven aan de hand van een studie van de internationale literatuur en wordt er nog niet verder ingegaan op de specifieke ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling van het PCB. Zijn deze ervaringen overwegend positief of negatief? Wat is de ervaren effectiviteit van een drugvrije afdeling?
38 | P a g i n a
3.2 Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling van het Penitentiair Complex Brugge, en wat zijn de verwachtingen van gedetineerden, over een drugvrije afdeling, die buiten de DVA verblijven? Voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag wordt er gesteund op de interviews die werden afgenomen bij 20 gedetineerden waarvan tien gedetineerden binnen D-side verblijven en tien gedetineerden die buiten de drugvrije afdeling van het PCB verblijven. Deze onderzoeksvraag wordt verder onderverdeeld in drie subvragen.
3.2.1
In hoeverre rapporteren de gedetineerden die verblijven op de drugvrije afdeling volledig drugvrij te leven?
Met deze vraag wordt nagegaan wat de door de gedetineerden ervaren effectiviteit is van een drugvrije afdeling om hun detentie drugvrij door te kunnen brengen. Verblijven de gedetineerden op een, volgens hun, effectief drugvrije afdeling? Hoe worden de controlemechanismen, om dit drugvrije karakter van de afdeling te waarborgen, ervaren?
3.2.2
Wat zijn de sterke en zwakke punten van de DVA?
Deze subvraag peilt naar hoe de gedetineerden hun verblijf op de DVA beleven. Wat zijn volgens hen de voor- en de nadelen verbonden aan deze drugvrije afdeling?
3.2.3
Aan welke kenmerken zou een drugvrije afdeling moeten voldoen om effectief te kunnen zijn inzake het reduceren van hun druggebruik?
Gedetineerden stellen voor zichzelf bepaalde doelen (volledige abstinentie, ontdoen van het problematische karakter van hun druggebruik,…) die zij willen bereiken met een verblijf op een DVA. Met deze onderzoeksvraag wordt er gepeild naar de elementen die een drugvrije afdeling hen zeker moet aanbieden om aan hun vooropgestelde doelstellingen te kunnen voldoen. 39 | P a g i n a
3.3 Welke invloed van druggebruik, detentie en een verblijf op de DVA wordt door de gedetineerden ervaren op hun familiale en sociale relaties? Omdat detentie en druggebruik een zware impact kunnen hebben op familiale relaties (Barnard, 2007; Hairston, 2002) peilt deze onderzoeksvraag naar de familiale banden van de gedetineerden. Zijn deze banden overwegend positief of negatief? Heeft een verblijf op een drugvrije afdeling volgens hen een invloed op hun familiale relaties? Ook hun sociale relaties worden bevraagd, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan hun omgang met gebruikers, niet-gebruikers of gemixte relaties.
4. Onderzoeksstrategie Het betreft hier voornamelijk een beschrijvend onderzoek waarbij er wordt getracht een gedetailleerde beschrijving te geven van een bepaalde case (nl. DVA Brugge). De gekozen onderzoeksstrategie voor deze masterproef betreft dan ook een enkelvoudige case study van de drugvrije afdeling van het Penitentiair Complex Brugge. Een case study is een intensieve en diepgaande analyse van één of enkele fenomenen (Denzin & Lincoln, 2011). In een case study worden slechts een beperkt aantal onderzoekseenheden (in dit onderzoek 20 gedetineerden) onderzocht die geselecteerd worden aan de hand van een strategische steekproeftrekking (Decorte, 2013). In deze enkelvoudige case study kunnen echter twee subcases onderscheiden worden. Een eerste subcase betreft de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden die op de drugvrije afdeling van het PCB verblijven, de tweede subcase richt zich tot gedetineerden buiten de DVA en hun verwachtingen hieromtrent. Deze onderverdeling in subcases zal ook gehanteerd worden bij de rapportage van de resultaten van het onderzoek.
40 | P a g i n a
5. Onderzoeksmethode
5.1 Het interview Het gevoerde onderzoek in deze masterproef betreft een belevingsonderzoek. Bij een belevingsonderzoek ligt de centrale focus op de percepties van de respondenten en dus op hoe deze personen de onderzochte situatie beleven. Er wordt gepeild naar de waarderingen, gevoelens en ervaringen van individuen omtrent een bepaald verschijnsel of een bepaalde situatie (Eggermont, 1999). Om tot de beantwoording van de gestelde onderzoeksvragen te komen werd gekozen voor een literatuurstudie, aangevuld met een kwalitatief empirisch onderzoek. Dit kwalitatief onderzoek werd gevoerd door middel van semi-gestructureerde interviews met gedetineerden die verblijven in het PCB. Het afnemen van interviews is een uitermate geschikte onderzoeksmethode bij de uitvoering van een belevingsonderzoek, waarbij het draait om de betekeniswereld en het perspectief van de betrokkenen en er gezocht wordt naar gedeelde of particuliere ervaringen (Decorte & Zaitch, 2010; Seidman, 2013). De respondent heeft immers de kans vrijuit te spreken vanuit zijn eigen referentiekader. Het gebruik van een gestandaardiseerde vragenlijst zou daarentegen een rem plaatsen op de informatie die de geïnterviewde ter beschikking heeft (Baarda, de Goede, & Kalmijn, 2000). Aangezien deze masterproef zich de vraag stelt naar de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden omtrent een drugvrije afdeling, is het gebruik van interviews als onderzoeksmethode dan ook een logische keuze. Verder is het afnemen van interviews ook een zeer flexibele onderzoeksmethode waardoor er adequaat gereageerd kan worden op ongeplande of onvoorspelbare gebeurtenissen. Het is hierbij belangrijk dat de onderzoeker over voldoende capaciteiten beschikt om, op deze eerder ongestructureerde wijze, onderzoek te kunnen voeren. De fasen van dataverzameling en analyse wisselen elkaar cyclisch-iteratief af, wat ertoe leidt dat er in elke fase tussentijds teruggekoppeld en bijgestuurd kan worden (Maso & Smaling, 2004).
41 | P a g i n a
Bij de afname van semi-gestructureerde interviews wordt er gebruikgemaakt van een topiclijst (cf. BIJLAGE 1). Deze topiclijst is een logisch opgebouwde lijst die vragen en thema’s bevat die aan bod dienen te komen tijdens het interview. De interviewer is echter vrij om van deze structuur af te wijken. Het verloop van het gesprek, en de afhandeling van deze topics, wordt grotendeels bepaald door de gedachtegang van de respondent (Beyens & Tournel, 2010). Hierbij is het belangrijk zo open mogelijke vragen te stellen om een maximale invulling door de respondent te garanderen en het sturen in de richting van de gewenste informatie tot een minimum te beperken (Migchelbrink, 2006). De mogelijkheid bestaat hier echter dat de antwoorden op deze open vragen verschillende richtingen uit kunnen gaan. Door gebruik te maken van de techniek ‘doorvragen’ of ‘probing’ en verder in te gaan op wat de respondent meldt, kan de interviewer het gesprek toch in de gewenste richting sturen (Beyens & Tournel, 2010). Deze techniek kan ook gehanteerd worden wanneer de geïnterviewde een onduidelijk antwoord geeft, het antwoord niet slaat op de vraag of er sprake is van vertekening door het geheugen (Cambré & Waege, 2010). Er werden in dit onderzoek 20 gedetineerden bevraagd, waarvan tien gedetineerden op de drugvrije afdeling van het PCB verblijven en tien gedetineerden op de gewone afdelingen (M1 en M2) verblijven.
5.2 Steekproef Aangezien er slechts met een enkele case (DVA Brugge) wordt gewerkt, werd er gebruikgemaakt
van
een
doelgerichte
of
strategische
steekproeftrekking.
Een
doelgerichte steekproeftrekking houdt in dat bepaalde settings, personen of activiteiten opzettelijk geselecteerd worden omwille van de relevante informatie die zij kunnen verschaffen (Maxwell, 2013). De onderzoeker laat zich hierbij dus bewust leiden door het conceptueel model en de informatie die hij van zijn onderzoekseenheden te weten wil komen (Decorte, 2013). Niet alle potentiële respondenten hebben een gelijke kans om in de steekproef opgenomen te worden. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan de zelfselectie van de respondenten. De gedetineerden kiezen er namelijk zelf voor op vrijwillige basis deel 42 | P a g i n a
te nemen aan het onderzoek. Deze ‘volunteer bias’ houdt in dat de onderzoeker de respondenten niet volledig zelf selecteert. Op basis van verschillende selectiecriteria (cf. infra) worden potentiële respondenten gevraagd tot deelname aan het onderzoek, maar enkel diegenen die hierin toestemmen worden in de effectieve steekproef opgenomen. Het is belangrijk zich er bewust van te zijn dat de keuze tot al dan niet deelname aan het onderzoek samen kan hangen met belangrijke variabelen (Mandel, Weiner, Kaplan, Pelcovitz & Lubrana, 2000).
5.3 Selectie van de respondenten De personen die in de steekproef werden opgenomen zijn de gedetineerden die verblijven op de drugvrije afdeling van de gevangenis van Brugge, maar ook gedetineerden die op een andere afdeling dan de DVA verblijven. In totaal werden er 20 gedetineerden bevraagd waarvan er tien gedetineerden binnen D-side verbleven en tien gedetineerden die op een andere afdeling (M1 of M2) dan de drugvrije afdeling van het PCB verbleven. Er werd eerst en vooral een onderscheid gemaakt tussen personen met en zonder (gekende) drugproblematiek. Dit onderzoek richt zich voornamelijk tot gedetineerden met een drugproblematiek aangezien er in de praktijk voornamelijk gedetineerden met een drugverleden op de drugvrije afdeling verblijven (De Schutter, 2013), maar omdat de DVA van Brugge zich ook richt naar personen die geen drugproblematiek hebben en toch de verleiding tot druggebruik in de gevangenis willen weerstaan (Penitentiair Complex Brugge, 2011), werd ervoor gekozen ook gedetineerden te bevragen die aan de druk van druggebruik binnen de muren willen ontsnappen. Verder werd gekozen om een onderscheid te maken naargelang de soort gebruikte drugs. Dit omdat cannabis, cocaïne en heroïne de meest gebruikte drugs zijn binnen de gevangenismuren (Daems et al., 2009) en er mogelijks verschillen in de ervaringen bij de gedetineerden vast te stellen zijn naargelang de gebruikte drug. Binnen D-side werden twee gedetineerden bevraagd zonder drugproblematiek, één cocaïnegebruiker, één heroïnegebruiker, twee gedetineerden hadden als hoofdproblematiek cannabisgebruik, drie gedetineerden gebruikten hoofdzakelijk speed en één gedetineerde gebruikte verschillende producten zoals XTC, speed en cocaïne (polygebruik). Onder de bevraagde 43 | P a g i n a
gedetineerden die buiten D-side verbleven, waren er één cocaïnegebruiker, drie personen die speed gebruik(t)en, twee cannabisgebruikers en vier heroïnegebruikers. Wat betreft de gedetineerden die verblijven op een afdeling buiten D-side werd gebruikgemaakt van de wachtlijst voor de DVA om respondenten te selecteren. Negen van de tien bevraagde gedetineerden hadden zich opgegeven voor een verblijf op D-side en waren dus ingeschreven op de wachtlijst. Eén gedetineerde had een gekende drugproblematiek, maar weigerde, ondanks aanmoediging van de PSD, een toelating tot de drugvrije afdeling van het PCB. Drie van de respondenten die op de wachtlijst voor Dside stonden, hadden er reeds een verblijf op de DVA opzitten. Twee van deze drie respondenten hadden de drugvrije afdeling niet op eigen vraag verlaten tijdens hun huidige detentie, één gedetineerde is reeds in vrijheid gesteld geweest, na twee eerdere verblijven op D-side in een vorige detentieperiode.
5.4 Werving van de respondenten Om de respondenten te motiveren tot deelname aan het onderzoek werd ervoor gekozen het onderzoek individueel aan de gedetineerden voor te stellen. Een positieve respons ten aanzien van het onderzoek en de deelname hieraan ligt hoger wanneer de respondenten individueel worden benaderd (Nuytiens & Verwee, 2009). Verder werd er bewust voor gekozen de gedetineerden geen vergoeding aan te bieden voor hun deelname. Door het aanbieden van een vergoeding komt immers de notie vrijwilligheid op de helling te staan en zullen verschillende gedetineerden enkel deelnemen aan het onderzoek omwille van de toegekende vergoeding (Ibid, 2009).
44 | P a g i n a
5.5 Ethische aspecten
5.5.1
Toestemming
De respondenten van een onderzoek moeten op gepaste en voldoende wijze informatie ontvangen over de aard en het doel van het onderzoek, wie het onderzoek uitoefent en wat nu net zijn of haar rol in het onderzoek is (Vander Laenen & O'Gorman, 2010). Om hieraan tegemoet te komen werd de gedetineerden van het penitentiair complex Brugge een informed consent (cf. BIJLAGE 2) voorgelegd. Hierin wordt de nadruk gelegd op het feit dat de gegevens met de nodige vertrouwelijkheid zullen worden behandeld, de informatie enkel ten behoeve van het onderzoek wordt gebruikt en verwerkt op geanonimiseerde wijze, dat zij geheel vrijwillig aan het onderzoek meewerken en steeds hun toestemming tot het gebruik van de verschafte informatie kunnen intrekken. Alvorens met het interview van start te gaan werd het informed consent nog eens mondeling toegelicht door de onderzoeker, om er zeker van te zijn dat de gedetineerden op voldoende geïnformeerde wijze hun medewerking aan het onderzoek konden verlenen en zij eventueel nog bijkomende vragen konden stellen. Aan de respondenten werd ook de toestemming gevraagd om het gesprek door middel van een audio-opname vast te leggen. Er werd uitdrukkelijk de nadruk op gelegd dat deze opnames enkel en alleen ten behoeve van het onderzoek worden gebruikt en na afloop van het onderzoek vernietigd zullen worden.
5.5.2
Vertrouwelijkheid en anonimiteit
Om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen werd er gebruikgemaakt van een codelijst. Na selectie van de respondenten, werd hen elk afzonderlijk een unieke code toegekend waarvan de lijst, d.m.v. een beveiligd bestand, enkel beheerd wordt door de onderzoeker. Zodoende is het mogelijk de anonimiteit reeds van bij de opname van het gesprek te waarborgen en hoeven er geen gegevens opgenomen te worden die tot identificatie van de gedetineerde kunnen leiden (Vander Laenen & O'Gorman, 2010).
45 | P a g i n a
5.6 Validiteit en betrouwbaarheid Omdat er met een case study veel meer in de diepte dan in de breedte wordt gewerkt, ligt de interne validiteit van deze onderzoeksstrategie veelal veel hoger dan, bv. van een survey. Om deze interne validiteit in dit onderzoek na te streven worden de resultaten uit binnen- en buitenlands onderzoek gespiegeld aan de resultaten uit dit thesisonderzoek. In een case study ligt de externe geldigheid doorgaans lager dan de interne geldigheid. Omdat men binnen deze onderzoeksstrategie slechts een beperkt aantal gevallen bestudeert (in deze masterproef slechts een enkele case, DVA Brugge), is het moeilijker om veralgemenende uitspraken te doen. Toch moet erop gewezen worden dat het niet onmogelijk is algemene uitspraken te doen op basis van een case study, het gaat hier dan voornamelijk over theoretische en geen statistische generalisaties. Casestudies kunnen veralgemeend worden naar theoretische proposities, maar niet naar andere populaties of universums (Yin, 2009). Om de interne betrouwbaarheid van dit onderzoek te verzekeren wordt in deze masterproef zo transparant mogelijk gerapporteerd en worden alle genomen keuzes zo specifiek mogelijk geduid en onderbouwd. Wat betreft de afname van interviews, dient rekening gehouden worden met de interviewer- en respondentenbias. De interviewer kan d.m.v. zijn gedrag, intonatie, houding, e.d. het interview in een bepaalde richting sturen. Het is belangrijk dat de onderzoeker zich bewust is van interviewerkenmerken zoals geslacht, leeftijd en kledingstijl, die (on)bewust de antwoorden en de houding van de respondenten beïnvloeden (Gray, 2009). Binnen de detentiecontext kan dit een nog grotere rol spelen dan in de vrije samenleving (Nuytiens & Verwee, 2009). Respondentenbias duidt op het feit dat respondenten veelal sociaal wenselijke antwoorden geven op de gestelde vragen (Gray, 2009). Specifiek in dit onderzoek wordt de vraag gesteld, aan de gedetineerden die verblijven op de drugvrije afdeling, in hoeverre zij rapporteren drugvrij te leven. Hier is de kans op het krijgen van een sociaal wenselijk antwoord enorm groot, dit dient de onderzoeker dan ook in rekening te brengen bij het rapporteren van de resultaten.
46 | P a g i n a
6. Verloop van het onderzoek Alvorens van start te kunnen gaan met het interviewen van de gedetineerden over hun ervaringen en verwachtingen omtrent de drugvrije afdeling van het PCB diende eerst en vooral toestemming verkregen te worden vanuit het PCB zelf en het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI). Na een eerste, positieve contactname met de directeur van de drugvrije afdeling werd, in december 2013, ook vanuit het DG EPI toestemming verkregen tot het voeren van een belevingsonderzoek binnen de gevangenis van Brugge. Vervolgens diende ook de toestemming van de respondenten verkregen te worden. Om deze te verkrijgen werd aan de potentiële respondenten op de drugvrije afdeling het onderzoek individueel voorgesteld. Voor de respondenten die buiten D-side verblijven werden, in overleg met de zorgcoördinator, gedetineerden geselecteerd die op de wachtlijst voor D-side stonden. Om een schending van het beroepsgeheim te voorkomen werd door de onderzoeker een lijst met selectiecriteria (cf. 5.3) doorgegeven waarna, na selectie door de zorgcoördinator, de namen van potentiële respondenten werden verkregen aan wie het onderzoek vervolgens individueel werd voorgesteld. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat de selectie door de zorgcoördinator en niet door de onderzoeker zelf werd doorgevoerd. Alvorens met het interview van start te gaan kregen de gedetineerden een informed consent voorgelegd om op voldoende geïnformeerde wijze deel te kunnen nemen aan het onderzoek en werd deze nog eens mondeling door de onderzoeker toegelicht. Ook werd hen toestemming gevraagd om het gesprek op te nemen door middel van een audiorecorder. Eén potentiële respondent weigerde hierom een deelname aan het onderzoek. Tijdens het interview werden door de onderzoeker ook nota’s genomen die dienen als aanvulling op de audio-opnames. Om de gedetineerden de kans te geven zo vrijuit mogelijk te spreken werd de hoedanigheid van student van de onderzoeker benadrukt, dit om de onafhankelijkheid ten aanzien van de directie en andere diensten binnen de gevangenis te expliciteren. Verder werden de interviews afgenomen in een afzonderlijke ruimte, in afwezigheid van derden zoals penitentiair beambten of ander gevangenispersoneel. 47 | P a g i n a
7. Data-analyse Een inhoudelijke analyse houdt in dat verschillende categorieën tot stand gebracht worden en onderling systematisch aan mekaar gelinkt worden. Daarna wordt geteld hoe vaak deze categorieën voorkomen in een bepaald stuk tekst (Silverman, 2013). Voor deze inhoudelijke analyse werd gebruikgemaakt van het kwalitatief software programma Nvivo 10. Het gebruik van dit programma laat toe de systematiek waarmee de codering dient plaats te vinden, te waarborgen. Bij het coderen van de interviews werd vertrokken vanuit een positie tussen de a priori (of deductieve) benadering en de inductieve benadering. Vanuit deze tussenpositie wordt gewerkt met een ‘richtinggevend codeerschema’, waarbij dit codeerschema niet aangeeft welke codes er gevonden zullen worden, maar eerder een inhoudelijke classificatie weergeeft waarin de codes kunnen ondergebracht worden (Mortelmans, 2011). De codeerschema’s (cf. BIJLAGE 3) werden opgebouwd per gestelde onderzoeksvraag.
8. Beperkingen van het onderzoek Het gevoerde onderzoek is echter ook aan enkele beperkingen onderworpen. Ten eerste vraagt de techniek van het interviewen gedegen interviewerscapaciteiten, zoals op het juiste moment de juiste vragen stellen en de respondent op zijn gemak proberen te stellen (Beyens & Tournel, 2010). Aangezien dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het schrijven van een masterproef was de interviewer dan ook een, relatief onervaren, student. Zo was er een evolutie merkbaar tussen de interviews die aan het begin van het onderzoek en aan het einde van het onderzoek werden afgenomen. Een tweede beperking ligt in de interpretatie van de resultaten van het onderzoek. Deze interpretatie wordt beïnvloed door de persoonlijke selectie en voorkeur van de onderzoeker. Aan dit probleem kan tegemoet gekomen worden door meerdere onderzoekers de interviews te laten coderen. Deze ‘intercoder reliability’ houdt in dat dezelfde data door onafhankelijke onderzoekers gecodeerd worden, waarna wordt nagegaan in hoeverre hun codeerschema’s met elkaar in overeenstemming zijn en aldus tot dezelfde conclusies komen (Young, 2008). Een tweede mogelijkheid is het ter
48 | P a g i n a
beschikking stellen van de onderzoeksgegevens aan externe onderzoekers, die dan zelf de kans hebben na te gaan of zij tot dezelfde conclusies zouden komen. Omwille van deontologische problemen omtrent de privacy van de respondenten is dit in kwalitatief onderzoek niet steeds mogelijk (Maesschalck, 2010). Verder moet er rekening mee gehouden worden dat de waarheid die vergaard wordt door de bevraging van personen geen statische vorm van kennis is. De antwoorden die gegeven worden op een bepaalde vraag zijn afhankelijk van de wijze waarop de vragen werden geformuleerd en hangen af van de interviewerskwaliteiten of de persoon van de interviewer. Ook de opinies van mensen zijn onderhevig aan verandering (Beyens & Tournel, 2010). Diepte-interviewdata zijn dus niet gebaseerd op objectiviteit en verifieerbaarheid daar men nooit zeker weet of de respondenten al dan niet sociaal wenselijk geantwoord hebben, belangrijke informatie achter houden of verdraaien,… Ook het verhaal dat door de respondent wordt meegegeven is steeds subjectief en het product van een gecontextualiseerde interpretatie (Cambré & Waege, 2010). Zoals in paragraaf 5.6 reeds werd aangehaald ligt de externe validiteit van kwalitatief onderzoek doorgaans veel lager dan bij kwantitatief onderzoek. Dit is dan ook een vaak geformuleerde kritiek op kwalitatief onderzoek. Omwille van de beperkte steekproef is het vaak niet mogelijk veralgemenende uitspraken te doen, maar het nastreven van representativiteit is echter niet de bedoeling van dit onderzoek. Niet enkel worden de onderzoeksomstandigheden gekenmerkt door veranderlijkheid, maar elke beleving is uniek en persoonlijk voor de respondent. Dit leidt ertoe dat het moeilijk is kwalitatief onderzoek op identieke wijze te herhalen en de externe betrouwbaarheid ligt hier dan ook veelal lager (Maesschalck, 2010).
9. Besluit In dit hoofdstuk werd neergeschreven op welke wijze de hierna beschreven resultaten werden bekomen. Aan de hand van semi-gestructureerde interviews werden 20 gedetineerden van het PCB bevraagd naar hun ervaringen en verwachtingen omtrent een drugvrije afdeling. Tien van deze respondenten verbleven binnen D-side, de tien andere respondenten verbleven op de afdelingen M1 of M2. Deze onderzoeksmethode is 49 | P a g i n a
uitermate geschikt bij een belevingsonderzoek daar het voldoende ruimte laat aan de respondenten op een open manier hun ervaringen en meningen te rapporteren. Op basis van de codering van deze interviews werden de verschillende onderzoeksvragen beantwoord. Bij de rapportage van de resultaten van het onderzoek werd rekening gehouden met de hierboven aangehaalde beperkingen van het onderzoek.
50 | P a g i n a
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het gevoerde onderzoek neergeschreven. Eerst worden de ervaringen van de gedetineerden die binnen D-side verblijven besproken, waarbij eerst een korte achtergrond van de respondenten wordt meegegeven, en waarna de resultaten worden besproken per gestelde onderzoeksvraag. Een tweede luik betreft de verwachtingen van gedetineerden die buiten D-side verblijven. Ook hier wordt een eerste kennismaking met de respondenten meegegeven en worden vervolgens de resultaten besproken per onderzoeksvraag. Ten slotte wordt er een vergelijking gemaakt tussen de ervaringen van gedetineerden binnen en buiten D-side. De resultaten van het onderzoek worden in aflopende volgorde gerapporteerd naargelang het belang dat de gedetineerden aan deze motieven of elementen hechten.
1. Gedetineerden binnen D-side
1.1 Kenmerken van de respondenten Er werden tien gedetineerden bevraagd die op de drugvrije afdeling van het PCB verbleven, waarvan acht druggebruikers en twee niet-gebruikers.
1.1.1
Relatie detentie – druggebruik
Bijna iedere bevraagde gedetineerde geeft aan in de gevangenis te verblijven omwille van feiten die ze gepleegd hebben naar aanleiding van hun drugprobleem, dit uitgezonderd de gedetineerden zonder drugproblematiek die op D-side verblijven. Deze feiten variëren van geweldplegingen en diefstallen onder invloed van drugs tot de verkoop van illegale verdovende substanties om in hun druggebruik te kunnen voorzien. De gedetineerden gaven aan deze feiten niet gepleegd te hebben indien ze niet onder 51 | P a g i n a
invloed van drugs geweest zouden zijn, of dat ze de tegenslagen waarmee ze te kampen hadden op een andere wijze aangepakt zouden hebben.
“Ja, in ‘t begin was ‘t gewoon blijven aan de speed hangen en toen heb ‘k rare dingen gedaan. Weet ge wel. Toen heb ‘k dingen in brand gestoken enzovoort. Maar dat is alleen maar gebeurd door mijn druggebruik, omdat ‘k veel te ver zat. Als je drie weken wakker zijt en der is enen dat onnozel begint te doen tegen je doe je rare dingen zonder dat je ‘t beseft en wanneer dat je nuchterder wordt is ‘t van wat heb ‘k
uitgestoken.”
(polygebruik,
geen
voorgeschiedenis
drughulpverlening) Een enkele gedetineerde gaf aan dat zijn druggebruik niet aan de oorzaak lag van zijn detentie, maar wel ontspoord was door en tijdens zijn verblijf in de gevangenis.
1.1.2 Een
groot
Voorgeschiedenis drughulpverlening deel
van
de
gedetineerden
geeft
aan
reeds
verschillende
drughulpverleningstrajecten gevolgd te hebben alvorens op de drugvrije afdeling terecht te komen, zowel onder ambulante als residentiële begeleiding. Het merendeel van de respondenten
had
reeds
een
beroep
gedaan
op
verschillende
vormen
van
drughulpverlening buiten de gevangenismuren zoals een drugvrije therapeutische gemeenschap (TG) of de dagcentra georganiseerd door vzw De Sleutel, maar ook binnen de gevangenismuren hadden enkele gedetineerden reeds deelgenomen aan het B.Leaveproject in Ruiselede of een aangepast substitutieprogramma.
“Voor mij is t nie alleen hier, ik was ervoor al bezig. ‘k Em eerst TG gedaan, naar De Sleutel geweest, in Ruiselede gezeten, ‘k heb TG gedaan in catharsis waar da ‘t door stomme dingen misgelopen is, wel nooit geen herval gehad maar toch altijd bewust gekozen van ‘k wil wel die lijn verder zetten van nuchter te blijven, dus ondertussen ben ‘k nu toch al 4 jaar bijna clean…” (cocaïne, voorgeschiedenis drughulpverlening)
52 | P a g i n a
De gedetineerden ervaren deze voorgeschiedenis van drughulpverlening als een meerwaarde voor hun verblijf op D-side en schatten hun kansen op een succesvol drugvrij leven na detentie dan ook hoger in dan hun ‘onervaren’ collega’s. Verder geven ze
aan
dat
het
voor
hen
gemakkelijker
is
tegemoet
te
komen
aan
de
toelatingsvoorwaarde van volledig drugvrij te zijn en ervaren zij minder problemen met de detox-periode die hun verblijf op de DVA vooraf gaat. Dit omdat zij dankzij eerdere drughulpverlening reeds clean waren alvorens terug de gevangenis binnen te komen. Gedetineerden zonder voorgeschiedenis van drughulpverlening ervoeren grotere problemen om volledig drugvrij te zijn en te blijven, en waren eerder geneigd na hun detentie opnieuw drugs te gaan gebruiken.
1.1.3
Motivaties voor een verblijf op D-side
Wanneer de respondenten gevraagd werd waarom ze gekozen hadden voor een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB werden er verschillende redenen aangehaald. De gedetineerden met een drugprobleem gaven aan in de eerste plaats drugvrij te willen zijn en zo ook drugvrij de gevangenis te kunnen verlaten. Voor de gedetineerden zonder drugproblematiek was de belangrijkste motivatie het ontlopen van druggerelateerde problemen op de andere afdelingen en om te vermijden dat ze de gevangenis zouden verlaten met een drugprobleem. Een andere belangrijke factor is het dossier van de gedetineerden. Hierbij wordt aangegeven dat een verblijf op D-side de afhandeling van hun dossier in een stroomversnelling kan brengen en dit hun kans vergroot op het verkrijgen van uitgaansvergunningen, voorwaardelijke invrijheidstelling,… Verder geven de gedetineerden aan dat ze bezorgd zijn om hun gezondheid die te lijden heeft onder hun drugmisbruik. Hun familie, en het feit dat ook zij hier onder te lijden hebben, zorgt voor dat extra duwtje in de rug. Ten slotte trok ook het open regime dat binnen Dside wordt gehanteerd velen over de streep.
53 | P a g i n a
1.2 Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling van het penitentiair complex Brugge?
1.2.1
In hoeverre rapporteren de gedetineerden op D-side volledig drugvrij te leven?
Zoals verwacht geven alle gedetineerden die op D-side verblijven aan geen drugs meer te gebruiken. Toch is het niet ondenkbaar dat drugs op de afdeling binnen gesmokkeld worden. Om hieraan tegemoet te komen zijn er verschillende (strenge) controles ingebouwd en zoals in (cf. hoofdstuk twee; 1.3.3) reeds werd aangegeven leidt betrapping tot onmiddellijke uitsluiting van de afdeling. Er wordt aangegeven dat deze controles als erg effectief worden ervaren en de kans om betrapt te worden, wanneer men zich toch heeft laten verleiden tot het gebruik van drugs, zeer groot is. Ondanks hun verblijf op de drugvrije afdeling ambieert niet iedere respondent een drugvrij leven na detentie. Enkele van de gedetineerden antwoordden dat ze zich enkel wilden ontdoen van het problematische karakter van hun druggebruik, waarbij vooral het gevangenisleven aan de oorzaak lag. Wanneer hen gevraagd werd hoe groot zij hun kans op herval inschatten, hanteerden deze gedetineerden dan ook een andere definitie van herval. Hier wordt herval niet gezien als elk nieuw gebruik van illegale verdovende middelen na hun verblijf op D-side, enkel wanneer hun gebruik opnieuw zijn vroegere problematische karakter zou hervatten kan er volgens deze gedetineerden worden gesproken van herval. De gedetineerden maken hier ook een onderscheid naar het soort gebruikte drugs waarbij het occasionele gebruik van cannabis als minder problematisch wordt ervaren dan het gebruik van bv. cocaïne.
“Als ik hier buiten zou komen, uit de DVA zelf zou, ik denk nie da ‘k helemaal ga stoppen. ‘k Ben daar eigenlijk 90% zeker van da ‘k terug ga beginnen, maar gedoseerd, nie zoals hier. Echt hard core roken da ’s niet meer de bedoeling.” (hasj, geen voorgeschiedenis drughulpverlening)
“Ge kun gij altijd hervallen he, ma ‘t is niet omdat ge een keer ene smoort dat je hervallen zijt. Dat is ‘t hem juist. En dat bekijken ze hier dan weer verkeerd, ze 54 | P a g i n a
peizen van hij is hervallen, ge zijt er niks meer mee.” (polygebruik, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) Verder maken de respondenten ook een onderscheid in hun slaagkansen naargelang de mate waarin ze kunnen rekenen op begeleiding wanneer ze de gevangenis verlaten. Zij staan positiever tegenover een drugvrije toekomst wanneer ze terug kunnen vallen op enige vorm van drughulpverlening buiten de gevangenismuren. Niettegenstaande zijn er ook enkele gedetineerden die poneren geen begeleiding nodig te hebben wanneer ze Dside verlaten. Zij verwachten dat deze afdeling hen alle bagage meegeeft om ook in de vrije samenleving de lokroep van drugs te kunnen weerstaan. Bijna alle bevraagde gedetineerden schatten hun kansen op een drugvrij leven na detentie vrij positief in. Enkele van de bevraagde gedetineerden verbleven echter nog niet zo lang (respectievelijk één maand en twee weken) op de afdeling en zij schatten hun kans op herval in de vrije samenleving op dat moment dan ook vrij hoog in. Wel gaven ze aan dat ze verwachtten dat een verblijf op D-side hier verandering in kan brengen.
1.2.2
Wat zijn de sterke en zwakke punten van D-side?
Sterktes De belangrijkste sterkte van D-side is het drugvrije karakter van de afdeling, waardoor de gedetineerden minder snel in de verleiding komen om opnieuw drugs te gebruiken, wat gewaarborgd wordt door de verschillende controles die er ingesteld zijn. Dat iedereen op de afdeling nuchter is, creëert dan ook een aangenamere sfeer, niet enkel tussen de gedetineerden zelf, maar ook de contacten met het gevangenispersoneel worden als vlotter en aangenamer ervaren. Doordat de directie regelmatig langskomt op de afdeling worden zij als minder onbereikbaar ervaren en ook de interacties tussen de ‘chefs’ en de gedetineerden verlopen losser. De gedetineerden zonder drugproblematiek, die op D-side verbleven, haalden aan op deze manier druggerelateerde problemen te vermijden en preventief op te treden tegen de totstandkoming van een drugproblematiek binnen de gevangenismuren.
55 | P a g i n a
Een tweede positief punt is de begeleiding, zowel op psychologisch vlak als naar reintegratie in de maatschappij toe. Inzake de psychologische begeleiding wordt vooral de aanwezigheid van het zorgteam, waarop de gedetineerden geen beroep kunnen doen wanneer zij op de gewone afdelingen (M1 of M2) verblijven, als bijzonder positief ervaren. Vooral hun proactieve aanpak wordt door de gedetineerden bijzonder op prijs gesteld.
“Als kik er slecht bijloop, normaal ben ik echt opgewekt en als ik down loop en bedrukt kun ‘k ‘t nie wegsteken. Dus der is altijd wel iemand dan dat u aanspreekt van de zorg, dat zegt wat is ‘t, ge ziet er zo bedrukt uit ofzo. Dan wordt da wel doorgegeven meestal aan de collega die verantwoordelijk is van jou van klapt er nekeer mee ofzo. ‘k Vind da een heel sterk punt van de DVA. Da ‘s belangrijk vind ik.” (cocaïne, voorgeschiedenis druggebruiker) De gedetineerden melden verder ook op D-side gemakkelijker (en sneller) tot individuele gesprekken te komen, doordat iedere gedetineerde bij aankomst op D-side een ‘meter’ toegewezen krijgt binnen het zorgteam, op wie zij een beroep kunnen doen. Ook geven de gedetineerden aan dat de gesprekken met de Psychosociale Dienst (PSD) vlotter en aangenamer verlopen dan wanneer ze op de gewone afdelingen verblijven. Het is opmerkelijk dat andere organisaties binnen het forensisch welzijnswerk, die werkzaam zijn binnen de penitentiaire context en zich richten tot druggebruikers, zoals het Centraal Aanmeldingspunt (CAP), niet door de gedetineerden aangehaald werden. Wat betreft de re-integratie gerichte werking wordt onder andere de gestructureerde werking van D-side aangehaald. Net zoals in de vrije samenleving worden de gedetineerden verplicht te gaan werken, hun cellen proper te houden en verzorgd voor de dag te komen. Dit wordt als bijzonder positief ervaren aangezien dit demoralisatie tegengaat en het de gedetineerden weerhoudt zichzelf te verliezen binnen het gevangenissysteem. De verplichte tewerkstelling zorgt er niet enkel voor dat de gedetineerden de kans krijgen om wat bij te verdienen (om naar hun familie te verzenden of hun schulden af te betalen), maar het verschaft hen ook een tijdverdrijf om hen af te leiden van hun druggebruik en bezorgt hen de dagelijkse routine die ze ook buiten de gevangenis weer moeten hanteren. Zoals één van de gedetineerden het zelf 56 | P a g i n a
stelt “Ge wordt zo een beetje terug in het ritme gebracht van het normale leven.”. (geen druggebruiker)
Ook
de
terugvalpreventie,
waar
deze
ex-druggebruikers
hun
(toekomstige) valkuilen leren kennen en hen aansterkt om hen te weren tegen een herval in druggebruik, en de opleidingen die worden aangeboden zijn volgens de gedetineerden elementen die hen successen in hun leven na detentie kunnen opleveren. De privileges die aan de gedetineerden worden aangeboden, zoals het dragen van de eigen kledij, de mogelijkheid om zelf te koken, het open regime en de eigen fitnessruimte, overtuigden veel gedetineerden om zich in te schrijven voor D-side. De mogelijkheid om op regelmatige basis te gaan sporten leidt ertoe dat de gedetineerden niet enkel mentaal, maar ook fysiek aan zichzelf kunnen werken en het respect voor hun eigen lichaam herwinnen. Ook het groepsleven biedt de gedetineerden een vorm van ondersteuning. Er wordt aangehaald dat er een aangename sfeer heerst binnen de groep en de gedetineerden hebben het gevoel dat ze op de groep terug kunnen vallen wanneer ze mindere momenten beleven. Het feit dat de groep op D-side kleiner is dan de groep op andere afdelingen bezorgt de gedetineerden een zekere rust.
Zwaktes Dat de gedetineerden op weinig ondersteuning en begeleiding kunnen rekenen tijdens de detox-periode, die aan hun verblijf op de DVA vooraf gaat, is één van de meest aangehaalde zwaktes tijdens het onderzoek. Vooral het feit dat deze detox dient te gebeuren op de afdeling waar ze reeds verbleven (M1 of M2) wordt als problematisch ervaren aangezien de gedetineerden zich van hun druggebruik moeten onthouden terwijl zij nog steeds tussen de andere druggebruikende gedetineerden verblijven.
“Ze zouden beter een sectie apart maken voor de gedetineerden die naar DVA gaan. En da moet nie me ‘tzelfde regime van DVA, maar op z’n minst een aparte sectie. Want ik heb echt afgezien. […] Ik zag het elke dag voor mij. Die vroeg altijd ‘moet gij een jointje hebben? Hier, pak maar, rook maar’. Ik zeg, ik ben gestopt. Ik had daarvoor het karakter wel, maar ’t was verdomd zwaar.” (hasj, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) Hierbij dient aangehaald te worden dat het soort drugs dat door de gedetineerden gebruikt werd, gehanteerd werd als selectiecriterium voor het bepalen van de steekproef, 57 | P a g i n a
daar verwacht werd verschillen op te merken wat betreft het ondergaan van de voorafgaandelijke detox-periode, naargelang het soort gebruikte drugs. Na bevraging van de gedetineerden werd deze hypothese ontkracht en blijkt vooral de intensiteit van hun druggebruik een doorslaggevende factor te zijn wat betreft de beleving van hun detox-periode. Eén van de grootse nadelen van D-side zijn de lange wachttijden die, zoals besproken zal worden in het tweede luik van dit hoofdstuk (cf. 2.1.3), er vaak aanleiding toe geven dat gedetineerden hun initiële inschrijving voor D-side terug intrekken. Er wordt een gemiddelde wachttijd van acht tot negen maanden door de gedetineerden gerapporteerd. Wat betreft de verschillende activiteiten die worden aangeboden, werd verschillende keren aangehaald dat het niet altijd eenvoudig is dat veel activiteiten in groep gebeuren. Er wordt hier dan specifiek ingegaan op de cursus TVP waar de deelnemers één keer om de twee weken aan deelnemen. De gedetineerden halen hierbij aan dat het moeilijk is volledig eerlijk te zijn omdat ze zich niet volledig bloot willen geven voor de hele groep. Voor de gedetineerden is het belangrijk dat deze TVP gegeven wordt door een ervaringsdeskundige. Iemand die nog nooit ervaren heeft hoe het is om te kampen te hebben met een drugprobleem kan hen niet veel bijbrengen en komt minder oprecht over. Er wordt aangeraden van deze persoon een vertrouwenspersoon te maken op wie ze kunnen terugvallen mocht het verkeerd lopen. Ook wordt deze TVP niet als intens genoeg ervaren. De respondenten vinden dat er niet intensief genoeg gewerkt wordt aan hun (drug)problemen. De respondenten geven aan dat de vereiste van volledige abstinentie, waarbij dus ook het gebruik van substitutiemiddelen totaal uit den boze is, een zware opgave is. De meeste gedetineerden die reeds een verleden van drughulpverlening hadden, rapporteerden minder problemen te hebben om te voldoen aan deze toelatingsvoorwaarde dan gedetineerden die weinig of geen ervaring hadden met drughulpverlening. Dit werd verklaard door het feit dat verschillende gedetineerden met een voorgeschiedenis in drughulpverlening reeds clean de gevangenis (opnieuw) binnenkwamen. Ten slotte geven de gedetineerden aan dat D-side slechts een beperkte doorwerking heeft in die zin dat er voornamelijk gefocust wordt op een drugvrije detentie en niet zozeer een 58 | P a g i n a
drugvrij leven. Het aanbod binnen D-side wordt dan ook als te beperkt ervaren en er wordt de aanbeveling gedaan dit aanbod uit te breiden en te individualiseren naargelang de mate waarin de gedetineerde reeds een voorgeschiedenis in drughulpverlening heeft of zicht heeft op het einde van zijn straf. De reacties op de vraag of de huidige ondersteuning die aangeboden wordt op D-side volstaat, zijn verdeeld. In het algemeen zijn de gedetineerden tevreden over de activiteiten en cursussen die op de drugvrije afdeling van het PCB worden aangeboden. Maar vaak wordt aangegeven dat deze ondersteuning volstaat omdat men al een voorgeschiedenis in de drughulpverlening heeft en daarvan zijn bagage meedraagt en wordt D-side als niet intensief genoeg ervaren voor mensen die niet over deze bagage beschikken.
1.2.3
Welke elementen moet een drugvrije afdeling volgens de gedetineerden bevatten om effectief te kunnen zijn in het reduceren van hun druggebruik?
Het grootste deel van de gedetineerden gaf aan met hun verblijf op D-side te streven naar een drugvrij leven en dus volledige abstinentie. Slechts enkelen van de bevraagde gedetineerden beoogden enkel het problematische karakter aan hun druggebruik te ontnemen en gaven aan na hun detentie van plan te zijn nog steeds drugs te gebruiken, maar in mindere mate en gecontroleerd. Er werd hen dan ook de vraag gesteld welke elementen een drugvrije afdeling moet bevatten om aan hun vooropgestelde doelstellingen te kunnen voldoen. Een goede begeleiding, zowel psychologische als re-integratiegericht is volgens de bevraagde gedetineerden dan ook het eerste en meteen meest essentiële element om te slagen in hun opzet. Er wordt vooral nadruk gelegd op psychologische ondersteuning en de nood aan individuele gesprekken. Tijdens deze individuele gesprekken krijgen de gedetineerden de kans hun drugproblematiek onder ogen te zien en kunnen hen specifieke oplossingen aangereikt worden. Op regelmatige basis een beroep kunnen doen op een gesprek met de aanwezige psychologen is dan ook onontbeerlijk.
59 | P a g i n a
“ ‘t Is nie meer den drugs zelf, ‘t is alles der rond nu. Alles wat dat ermee samen hangt, een andere levensstijl, loslaten van u alter imago, da ‘s terug de eenvoudige dingen leren aanvaarden en ik denk da ‘t bij mij meer op da gebied is, mij bezig houden, meer psychische ondersteuning.” (amfetamines, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) De aanwezigheid van een zorgteam is een element van de DVA dat door de gedetineerden als zeer positief wordt geëvalueerd en zeker behouden dient te worden. Wanneer er re-integratiegericht gewerkt dient te worden, wordt het voorzien in een uitgebreid aanbod aan opleidingen en cursussen als een belangrijk onderdeel gezien. Er is
nood
aan
communicatielessen,
kooklessen,
beroepsopleidingen,
impulscontrolegroepen,… Belangrijk is dat het aanbod inspeelt op de individuele behoeften van de deelnemers. Het aanbod dient niet enkel te focussen op het (vroegere) druggebruik van de gedetineerden, maar ook op alle elementen in hun leven die een impact (kunnen) hebben op hun druggebruik. Desalniettemin geven de gedetineerden aan dat ook TVP op zeer intensieve wijze aangeboden moet worden. Inwerken op het drugprobleem dient nog steeds de essentie van een drugvrije afdeling te zijn. Een streng toezicht op het behoud van het drugvrije karakter van de afdeling is dan ook noodzakelijk. Werk en sport brengen routine en structuur in het dagelijkse leven van de gedetineerden. Dit is niet enkel belangrijk met zicht op hun terugkeer in de maatschappij, maar zorgt ook voor een afleiding van druggebruik. Aangezien verveling één van de belangrijkste oorzaken is van druggebruik in de gevangenis is het belangrijk dat een DVA voorziet in een tijdverdrijf voor zijn bewoners. Enkele gedetineerden haalden ook het concept van een therapeutische gemeenschap aan, naar aanleiding van een eerder verblijf binnen een dergelijke setting. Zij ervoeren deze manier van werken als veel intensiever en schatten de effectiviteit ervan inzake een drugvrij leven hoger in.
“Ik heb TG gedaan, ‘k zit terug in de gevangenis. ‘t Is een leerproces. ‘t Is zeker geschikt om het te doen, om dingen te beginnen in te zien en dingen anders te zien, want de meeste druggebruikers kunnen niet omgaan met hun gevoelens. 60 | P a g i n a
Die hebben alles, die gebruik en hun gevoelens gaan weg. Eens da ze iets voelen, die gebruiken da weg.” (heroïne, voorgeschiedenis drughulpverlening) De invoering van dit concept binnen een DVA leek hen dan ook geen slechte zaak. Toch werd aangegeven dat de implementatie van een TG binnen een drugvrije afdeling niet zo eenvoudig is omwille van de gevangeniscontext waarbinnen deze geïnstalleerd is. Vooral de open mentaliteit die binnen een TG gehanteerd wordt, zou niet stroken met de waarden die onder de gedetineerden heersen. Vaak wordt er naar deze open mentaliteit verwezen als een ‘kindermentaliteit’ en wordt men als ‘verklikker’ of ‘rat’ aanzien.
“In theorie zou ‘t mogelijk zijn, maar ‘k weet dat niet. ‘k Denk, ge zit hier nog altijd in den bak en ik denk da de meesten het bakwezen en de dingen niet direct kunnen loslaten denk ‘k, die drempel is te hoog denk ‘k. […] Maar ‘t zou niet slecht zijn vind ik. ‘k Zeg het, ‘k heb tot mijn voorlaatste module in TG gezeten, dus ik heb er bijna 9 maanden gezeten. ‘k Heb der wel veel uit gehaald, ma ja...” (cocaïne, voorgeschiedenis drughulpverlening) Toch wordt niet uitgesloten door de respondenten dat bepaalde elementen, zoals de encountergroepen, van een TG kunnen overgenomen worden door een DVA binnen een penitentiaire context. Om tot een aangename sfeer en groepswerking te komen wordt het belang van een goede screening aangehaald. Mensen die een masker opzetten gedurende hun verblijf op een DVA en nooit hun ware aard tonen, worden als onoprecht beschouwd en verstoren de sfeer binnen de groep. Het is dus belangrijk grondig na te gaan wat de achtergrond en de motivatie is van de kandidaten die zich inschreven op de wachtlijst van een DVA. Een goede groepssfeer waarbij de gedetineerden het gevoel hebben dat ze op elkaar terug kunnen vallen leidt ertoe dat men sneller hulp gaat zoeken wanneer het fout dreigt te gaan.
61 | P a g i n a
1.3 Welke invloed van druggebruik, detentie en een verblijf op de DVA wordt door de gedetineerden ervaren op hun familiale en sociale relaties?
1.3.1
Familiale relaties
Het grootse deel van de bevraagde gedetineerden meldt dat geen van hun familieleden druggebruikers zijn en veelal via vrienden met drugs geconfronteerd werden. Slechts één van de bevraagde gedetineerden geeft aan in het druggebruik gerold te zijn door toedoen van één van zijn familieleden. Ondanks het feit dat de familieleden van de gedetineerden een negatieve attitude hanteren tegenover druggebruik, wordt door het merendeel van de respondenten aangegeven dat hun familiale relaties overwegend goed verlopen en ze steeds op hun familie terug kunnen vallen. Toch wordt gemeld dat tijdens periodes van druggebruik en detentie de familiale contacten sterk verminderen.
“Als ‘k gebruikte pakte ze meer afstand, kwamen ze nie zoveel helpen enzo. Als ‘k nie gebruikte en als ze zagen da ‘k op goe... waren, kwamen ze meer regelmatig en moest ik een steuningsje geven of gelijk wat. Ma van ‘t moment da ze zag da ‘k gebruikte was ‘t gedaan ze maat. Toen zag ‘k ze ‘n einde niet, moest ‘k niks vragen of gelijk wat.” (amfetamines, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) Zoals reeds vermeld in 1.1.3 wordt een verbetering van de familiale banden aangehaald als motivatie voor een verblijf op de drugvrije afdeling. Vooral het hebben van een relatie en kinderen blijkt een sterke factor te zijn in het beslissingsproces voor een drugvrij leven en een verblijf op D-side. De gedetineerden geven aan voor een drugvrije omgeving te kiezen om hun familie gerust te stellen. Ook hun familieleden lijden onder hun druggebruik en door een verblijf op D-side willen ze het signaal geven weldegelijk aan hun drugproblematiek te werken en het deze keer beter te doen.
“Ook al gebruikte ik veel drugs of niet, ze hebben mij altijd blijven steunen. Maar ik wil ook ne keer hebben da ‘k ‘t kun tonen aan hun da ‘t anders kan.” (polygebruik, geen voorgeschiedenis drughulpverlening)
62 | P a g i n a
Een verblijf op D-side heeft volgens de respondenten weldegelijk een (positieve) invloed gehad op hun familiale relaties. Er wordt aangegeven dat het vooral aanleiding geeft tot een verbetering in de gemoedsrust van hun familieleden. Het feit dat de gedetineerden er zowel fysiek als psychisch op vooruitgaan stelt hun familieleden gerust. Ook de gesprekken onderling verlopen aangenamer en minder conflictueus.
1.3.2
Sociale relaties
Vrienden spelen een belangrijke rol bij het al dan niet overgaan tot druggebruik. De overgrote meerderheid bewoog zich binnen een vriendenkring van gebruikers en groeiden samen met hen uit tot problematische gebruikers. Slechts enkelen van de bevraagde gedetineerden gaven aan om te gaan met niet-gebruikers. Verder kwamen ook gemixte relaties veel naar voren, waarbij men zowel met gebruikers als niet-gebruikers omging. Veelal werd aangegeven dat men initieel begon te gebruiken onder invloed van gebruikende vrienden.
“Ja da wel, al de mensen me wie ik op straat speelde of later, als ik wat ouder werd, op café mee rondhangde enzo, al die mensen die rookten hasj. Voor ons was da normaal. Da ze iets gaan drinken, da betekende waterpijp en jointje, theetje drinken op ‘t gemak, da was normaal. En als ik nog ouder werd […], een beetje hasj, allez da ‘s normaal.” (hasj, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) Personen die omwille van het dealen van illegale verdovende middelen in de gevangenis terecht waren gekomen, gaven aan dat ze hun klanten niet beschouwden als vrienden en deze gebruikers dan ook op een afstand hielden. Zij gebruikten eerder op zichzelf, zonder de aanwezigheid van anderen en gingen in mindere mate om met gebruikers op vriendschappelijke basis. Na hun verblijf op D-side gaven de gedetineerden aan niet opnieuw contact te zoeken met hun gebruikende vrienden. Zelfs tijdens hun detentie hebben velen al gebroken met hun vroegere vrienden. Een drugvrij leven kan niet gecombineerd worden met de omgang met gebruikers. Uitzonderingen worden wel gemaakt ten aanzien van exgebruikers die hun leven op het ‘rechte pad’ hebben gekregen en worden zelfs 63 | P a g i n a
aangehaald als voorbeeld waar de gedetineerden kracht uit putten om zelf tot een succesvol, drugvrij leven te komen. Ook ten aanzien van sporadische gebruikers wordt er een mildere attitude gehanteerd door de gedetineerden, wat dan weer gelinkt kan worden aan het feit dat bepaalde gedetineerden een andere definitie van herval en een drugvrij leven hanteren en dus verschillende doelstellingen opleggen aan hun verblijf op de drugvrije afdeling. Anderen voelen zich dan weer sterk genoeg om het druggebruik in de vrije samenleving te weerstaan en zien er geen graten in verder contact te onderhouden met gebruikende vrienden.
“Ja, waarom niet? ‘t Is nie omdat zij gebruiken da kik daarvoor moet gebruiken. Ik zeg het juist, ‘k ... Ik kom kik daar nie aan vent. ‘t Is gewoon als je aan de tegenslagen komt, ‘t is dan da ‘t voor mij gevaarlijk wordt. Waarom zou kik nie, als kik ne maat tegenkom en dien aan ‘t gebruik zit, moe kik zeggen van ‘eh dinge ‘k klap kik tege jou niet meer, ge zijt mijne maat niet meer' Da ga niet, da ga niet. ‘t Is toch ikzelf da beslist of ‘k ga gebruiken of niet.”
(amfetamines, geen
voorgeschiedenis drughulpverlening) Opvallend is echter dat de meeste respondenten ook hier een onderscheid maken in het soort druggebruik van hun vrienden. Net zoals ze voor zichzelf een onderscheid maken naar het soort drugs wanneer ze voor zichzelf herval in druggebruik gaan definiëren, wordt dit onderscheid ook met betrekking tot het gebruik van hun vrienden gehanteerd. Het gebruik van cannabis wordt als minder problematisch en bedreigend ervaren dan het gebruik van bv. heroïne.
1.4 Besluit De bevraagde gedetineerden halen verschillende motivaties aan voor een verblijf op Dside, waarvan het drugvrije karakter van de afdeling, een snellere vooruitgang in hun dossier, een verbetering van hun familiale banden en de privileges die hen aangeboden worden in ruil voor de keuze van een drugvrije detentie de belangrijkste zijn. Het merendeel van de respondenten beoogt een drugvrij leven, al geven enkelen aan zich enkel van het problematische karakter van hun gebruik te willen ontdoen.
64 | P a g i n a
De gedetineerden geven aan dat er geen drugs circuleren op de drugvrije afdeling van het PCB en de controles (cf. hoofdstuk twee; 1.3.3) die ingebouwd werden om het drugvrije karakter van de afdeling te verzekeren worden dan ook als erg effectief ervaren. Het merendeel van de gedetineerden schat zijn kansen op herval in druggebruik relatief laag in en geeft aan dat vooral een blijvende begeleiding na detentie hierop een positieve invloed kan hebben. Een verleden in de drughulpverlening leidt ertoe dat de kansen op een succesvol drugvrij leven na detentie hoger worden ingeschat. Het drugvrije karakter van de afdeling, en de aangenamere sfeer die het met zich meebrengt, wordt door de respondenten als een erg positief punt ervaren. Een belangrijk aangehaald voordeel van een verblijf op D-side is het feit dat de gedetineerden een betere begeleiding genieten, zowel op psychologisch als re-integratiegericht vlak. Vooral de werking van het zorgteam wordt door de gedetineerden als bijzonder positief ervaren. Ook de contacten met de PSD verlopen vlotter en aangenamer. Opmerkelijk is echter wel dat naast het zorgteam en de PSD, door de gedetineerden geen andere vormen van forensisch welzijnswerk, werkzaam binnen de gevangenismuren, aangehaald worden. De gestructureerde en routineuze werking van D-side gaat demoralisatie tegen en bezorgt de gedetineerden terug het ritme van het leven buiten de gevangenismuren. Ten slotte zijn de privileges die op de afdeling worden aangeboden een vaak aangehaald voordeel van een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB. Het gebrek aan ondersteuning tijdens de detox-periode, voorafgaand aan hun verblijf op D-side, wordt door de gedetineerden als problematisch ervaren. De lange wachttijd alvorens tot de afdeling toe te kunnen treden wordt door de gedetineerden aangehaald als één van de grootste nadelen. De groepswerking binnen D-side wordt niet steeds wenselijk geacht, vooral TVP zou hen ook op individuele basis moeten kunnen aangeboden
worden.
Verder
wordt
aangegeven
dat
er
intensiever
op
hun
drugsproblematiek ingewerkt dient te worden. Ook de vereiste van volledige abstinentie wordt door de gedetineerden als een zware opgave beschouwd. Ten slotte pleiten de gedetineerden voor een uitbreiding van de doelstelling van D-side van een drugvrije detentie tot een drugvrij leven, die gepaard dient te gaan met een uitbreiding van het huidige aanbod.
65 | P a g i n a
Over het algemeen zijn de gedetineerden best tevreden over de huidige ondersteuning die hen wordt aangeboden op D-side, al lijkt deze ondersteuning eerder te volstaan voor die gedetineerden met een verleden van drughulpverlening en wordt deze als niet intensief genoeg ervaren voor personen die niet over deze bagage beschikken. Wanneer de gedetineerden de vraag werd gesteld welke elementen een drugvrije afdeling idealiter zou moeten bevatten werd allereerst een goede begeleiding aangehaald die zich zowel moet richten tot hun psychologische behoeften, als een reintegratiegerichte werking moet hebben. Wat betreft hun psychologische behoeften wordt vooral de aanwezigheid van een zorgteam als een belangrijk onderdeel gezien. Opleidingen en tewerkstelling bezorgen de gedetineerden een tijdverdrijf en bieden hen extra mogelijkheden na hun detentie. Het aanbieden van sport bezorgt de gedetineerden een hernieuwd respect voor hun lichaam en gezondheid. De volledige implementatie van een TG lijkt omwille van de gevangenissetting waarin men zich bevindt niet mogelijk, al lijkt de overname van de voornaamste elementen van deze vorm van hulpverlening, zoals encountergroepen, zeker wenselijk. Verder wordt ook het belang van een goede screening aangehaald die een invloed heeft op de sfeer binnen de groep en de gedetineerden ertoe kan bewegen hulp te zoeken bij de groep wanneer het fout dreigt te gaan. De familiale relaties van de gedetineerden worden als overwegend positief ervaren. De gedetineerden halen echter aan voor een verblijf op D-side te kiezen om hun familie gerust te stellen en hen het signaal te geven aan hun drugproblematiek te willen werken. Het hebben van kinderen en een relatie blijkt hierbij een belangrijke factor te zijn. Er wordt door de respondenten weldegelijk een positieve invloed ervaren op hun familiale banden. Het merendeel van de respondenten geeft aan overgegaan te zijn tot druggebruik onder invloed van druggebruikende vrienden. Het is dan ook niet hun intentie met deze personen nog contact te zoeken na hun detentie. Een drugvrij leven is niet combineerbaar met de omgang met druggebruikers. De gedetineerden hanteren echter uitzonderingen ten aanzien van ex-druggebruikers en sporadische gebruikers en maken een onderscheid naargelang het soort gebruikte drugs.
66 | P a g i n a
2. Gedetineerden buiten D-side Zoals reeds aangehaald aan het begin van dit hoofdstuk worden de gerapporteerde elementen en motieven in dalende orde van belangrijkheid beschreven.
2.1 Kenmerken van de respondenten Er werden tien gedetineerden bevraagd die buiten de drugvrije afdeling van het PCB verblijven omtrent hun verwachtingen over een drugvrije afdeling.
2.1.1
Relatie detentie – druggebruik
Het grootste gedeelte van de bevraagde gedetineerden geeft aan een gevangenisstraf opgelopen te hebben naar aanleiding van feiten die ze zonder hun druggebruik niet gepleegd zouden hebben of andere druggerelateerde feiten, zoals de verkoop van illegale verdovende middelen. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan reeds binnen de gevangenismuren volledig clean te leven. Enkele respondenten gebruiken nog steeds drugs in de gevangenis om verveling tegen te gaan of om met moeilijke periodes om te kunnen gaan. Druggebruik na detentie past daarentegen niet in het plaatje en deze gedetineerden geven dan ook aan hun druggebruik volledig een halt toe te willen roepen op het moment dat ze terug de vrije samenleving betreden. Enkele gedetineerden melden dat het voor hen gemakkelijker is tijdens hun detentie drugvrij te leven, enkele anderen ervaren hun druggebruik als minder problematisch binnen de gevangenismuren dan in de vrije samenleving. Beide groepen halen hiervoor als reden aan dat ze tijdens hun detentie met minder stress te maken hebben dan buiten de gevangenismuren, waar ze zelf voor hun eten, onderdak en betaling van de rekeningen moeten zorgen.
“In de gevangenis zelf heb ik geen probleem met drugs, want hier uiteindelijk, ge hebt hier u eten en u drinken op tijd. Ge hebt hier eigenlijk niet veel stress, ge hebt hier eigenlijk geen miserie, gelijk als buiten, buiten komt alles op u af en dat
67 | P a g i n a
hebt ge hier binnen niet. En hier binnen heb kik eigenlijk geen problemen met drugs.” (speed, voorgeschiedenis drughulpverlening) Inzake drughulpverlening na detentie wordt slechts sporadisch door de gedetineerden aangehaald hier actief naar op zoek te willen gaan. Slechts één van de respondenten gaf aan tijdens zijn detentie reeds drughulpverlening te volgen buiten de gevangenismuren. Dit kan verklaard worden doordat de gedetineerden in het algemeen hun kansen op herval na detentie niet groot inschatten en aangeven dat een verblijf op D-side geen, of slechts een marginale (positieve) invloed kan uitoefenen op hun kansen op een drugvrij leven. Twee gedetineerden, die op de wachtlijst voor DVA staan, hanteren een minder positieve attitude ten aanzien van een drugvrij leven in de vrije samenleving zonder een verblijf op D-side. Zij hopen dan ook dat D-side hun kansen op herval na detentie zou kunnen verkleinen omdat ze verwachten dat de drugvrije afdeling van het PCB hen de nodige richtlijnen meegeeft over hoe ze met bepaalde situaties, die een gevaar voor (herval in) druggebruik met zich meebrengen, moeten omgaan.
2.1.2
Voorgeschiedenis drughulpverlening
Zeven van de bevraagde gedetineerden gaven aan een voorgeschiedenis van drughulpverlening te hebben, waarvan drie reeds op de drugvrije afdeling van het PCB verbleven hadden. Twee van deze drie gedetineerden hadden D-side niet op eigen vraag verlaten tijdens hun huidige detentie, één van deze respondenten is reeds in vrijheid gesteld geweest, na twee eerdere verblijven op de drugvrije afdeling van het PCB in een vorige
detentieperiode.
Verder
werden
zowel
ambulante
als
residentiële
drughulpverleningsvormen aangehaald zoals ondersteuning door het Medisch-Sociaal Opvangcentrum (MSOC) of een verblijf in een drugvrije therapeutische gemeenschap. Een verblijf in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) werd door de respondenten niet aangehaald.
68 | P a g i n a
2.1.3
Motivaties
Van de tien bevraagde gedetineerden hadden negen respondenten zich initieel opgegeven voor een verblijf op de drugvrije afdeling, één van de respondenten koos ervoor niet tot de D-side toe te treden, ondanks zijn gekende drugproblematiek. Bij de afname van de interviews gaven echter zes respondenten van de negen respondenten, die zich initieel hadden ingeschreven op de wachtlijst van D-side, aan niet langer kandidaat te zijn voor een verblijf op deze drugvrije afdeling.
Verblijf op DVA Ook voor de gedetineerden die buiten D-side verblijven is de belangrijkste motivatie voor een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB het drugvrije karakter ervan. De respondenten geven aan tijdens hun detentie aan hun drugproblematiek te willen werken en zodoende de gevangenis clean te kunnen verlaten. Ten tweede is de gepercipieerde snellere vooruitgang in de afhandeling van hun dossier, dat een verblijf op de drugvrije afdeling kan teweegbrengen, een belangrijke factor in hun beslissingsproces. Verder spelen ook hun eigen gezondheid en de mogelijke positieve invloed op hun familiebanden een belangrijke rol. Ook wordt hun motivatie voor een verblijf op D-side ingegeven door een drang zich te bewijzen tegenover de maatschappij. Eén van de respondenten haalde aan reeds goede ervaringen te hebben met een deelname aan het B.Leave project in Ruiselede en gaf dit aan als voornaamste reden voor zijn beslissing om zich op te geven voor een verblijf binnen D-side. Ten slotte zou deze verandering van omgeving er volgens de gedetineerden voor zorgen dat hun detentieperiode sneller voorbij gaat.
Geen verblijf op DVA Op het moment van bevraging zijn er zeven gedetineerden die er niet (langer) voor kiezen toe te treden tot de drugvrije afdeling van het PCB. De belangrijkste motivatie die hiervoor aangehaald wordt, is de lange wachttijd. Deze lange wachttijden leidden ertoe dat zes bevraagde gedetineerden, in afwachting van hun toetreding tot D-side, afhaakten. Zij hebben ondertussen positieve contacten met hun celgenoten opgebouwd, gaan werken of hebben zicht op het einde van hun straf. Deze motivering werd door alle zes respondenten, die zich initieel ingeschreven hadden voor een verblijf op D-side, 69 | P a g i n a
aangehaald om de intrekking van hun kandidatuur te verantwoorden. Deze lange wachttijden lijken dan ook zwaarder door te wegen op hun beslissingsproces dan de andere aangehaalde motivaties voor een verblijf op de drugvrije afdeling. De gedetineerden geven ook aan dat ze bang zijn dat een mislukking op de DVA hen net een stap achteruit in hun justitieel traject, in plaats van een stap vooruit zou kunnen opleveren. Ze vrezen dat, wanneer ze zich niet aan de regels binnen D-side kunnen houden, dit ertoe kan leiden dat bepaalde gunsten, zoals penitentiair verlof en vervroegde invrijheidstelling, hen zullen onthouden worden omwille van deze mislukking.
“ ‘k Ben ook benauwd voor ergens, ‘t moet maar iets kleins gebeuren hé op den DVA, voor weg te vliegen en dat ze dat weer zouden gebruiken in mijn dossier van ‘kijk hij heeft de kans gehad, hij heeft ze weer niet benut’. Terwijl da ‘t nu al meer als een jaar goed gaat en ze aan mijn dossier aan ‘t werken zijn.” (heroïne, voorgeschiedenis drughulpverlening) Ten derde wordt aangehaald dat er op D-side een ‘kindermentaliteit’ heerst, waarmee er wordt gedoeld op de idee dat van de gedetineerden die op de DVA verblijven, wordt verwacht dat ze op een heel open manier communiceren ten aanzien van hun medegedetineerden en het gevangenispersoneel. Zoals in hoofdstuk twee (1.3.3) reeds werd aangehaald, wordt van de gedetineerden verwacht dat ze de verantwoordelijkheid opnemen om zelf aan te geven of er drugs op D-side aanwezig zijn. Tot slot geven de gedetineerden aan dat de ‘eigen wil’ om te stoppen met hun druggebruik de belangrijkste succesfactor is en het daarom ook mogelijk is om volledig drugvrij te zijn op een andere afdeling dan de drugvrije afdeling van het PCB. De slaagkansen voor een succesvol drugvrij, en verder detentievrij, leven na een verblijf op D-side worden door sommige respondenten negatief ingeschat. DVA wordt door enkele gedetineerden immers niet als effectief ervaren om zich van hun drugproblematiek te kunnen ontdoen.
“DVA heeft daar niks mee te maken ze. ‘t Is omdat ik dat wil. Als ik zeg van ‘k heb hier weer een hele slechte periode en si en la en ‘k ga kik weer gebruiken, dan doe ‘k dat. Zo simpel is dat. Allez ja, DVA heeft daar eigenlijk niks mee te maken. Dus 70 | P a g i n a
nog eens, als je da voor jezelf echt nie zegt van kijk, boem, ‘k moet niks meer hebben, dan kun je dat hier binnen ook. Je moet daarvoor in den DVA niet zitten.” (cannabis, voorgeschiedenis drughulpverlening)
2.2 Wat zijn de verwachtingen van gedetineerden, over een drugvrije afdeling, die buiten de DVA verblijven?
2.2.1
Wat verwachten de gedetineerden van D-side?
In dit onderdeel van de masterproef worden de gepercipieerde voor- en nadelen verbonden aan een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB besproken. Uit de gesprekken met de gedetineerden blijkt dat vooral de voordelen overwegen, al wordt het nadeel van de lange wachttijden zodanig belangrijk ervaren dat het al deze verwachte voordelen overschaduwt.
Voordelen Het merendeel van de gedetineerden geeft aan tot volledige abstinentie te willen komen tijdens hun detentieperiode en dit ook voort te willen zetten wanneer ze terug toetreden tot de vrije samenleving. Eén van de gedetineerden rapporteert enkel een succesvol drugvrij leven op te kunnen bouwen wanneer hij de gevangenis ook drugvrij kan verlaten. Om zich volledig van druggebruik te kunnen onthouden achten de gedetineerden het dan ook noodzakelijk binnen D-side in een volledig drugvrije omgeving terecht te komen. Dat de drugvrije afdeling van het PCB hen deze mogelijkheid biedt, wordt dan ook aanzien als een het sterkste punt van deze afdeling. De controles die ingevoerd werden om dit drugvrije karakter van de afdeling te verzekeren aanzien de respondenten dan ook als een positief element van D-side. Verder wordt aangehaald dat een drugvrije afdeling, omwille van zijn drugvrije karakter, de gedetineerden de kans geeft te ontsnappen aan druggerelateerde problemen waarmee zij op de gewone afdelingen wel geconfronteerd worden.
71 | P a g i n a
“Dan kun je vb. hier gemanipuleerd worden op de wandeling of zit je vb. op een slechte sectie waar der constant drugs zit. Ge kunt uzelf nog zwaarder in de problemen brengen hé, want ge kunt u laten manipuleren van breng da binnen of breng da binnen of probeer da of da. Op een DVA gaat dat niet hé, want daar moet ge plassen, daar zit ge constant in ne groep waar mensen niet gebruiken. Dus dat is ergens al een bescherming rondom u voor niet verder in de problemen te geraken.” (cocaïne, voorgeschiedenis drughulpverlening) Veelal uiten de respondenten de hoop een ‘betere’ begeleiding te kunnen genieten op Dside, zowel op psychologisch vlak als re-integratiegericht, dan de begeleiding die hen aangeboden wordt op hun huidige afdeling (M1 of M2). Vaak wordt hier het ongenoegen geuit over de begeleiding die ze genieten bij hun huidige PSD, waarbij ze zich veelal onbegrepen voelen. Vooral op het vlak van hun dossierbeheer, wat betreft hun justitieel traject, hopen de gedetineerden er sterk op vooruit te gaan door een verblijf op D-side. Er wordt
door
de
gedetineerden
aangehaald
dat
ze
verwachten
sneller
uitgaansvergunningen (UV’s) toegekend te krijgen en dat dit een positieve invloed heeft op hun verschijningen voor de strafuitvoeringsrechtbank (SURB).
“Ge moet voorkomen voor de SURB. Dat ze zien dat je bezig zijt me je allezja, me jezelf te, aan te tonen naar de buitenwereld toe, naar de SURB. Allezja gewoon in ‘t algemeen, je moet voorkomen dat je kunt aantonen van kijk voilà, ge kunt niet meer zeggen dat ‘k slecht bezig was, want ‘t was eigenlijk allemaal de oorzaak van mijn gebruik eigenlijk dat ‘k eigenlijk stoten uitgehaald heb.” (heroïne, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) Een verregaande begeleiding met betrekking tot hun psychologische behoeften is een andere verwachting van de gedetineerden. De respondenten geven aan vooral nood te hebben aan individuele gesprekken waar ze de kans krijgen zowel hun druggebruik te bespreken, als elementen uit het verleden en heden die een invloed uitoefenen op hun gemoedstoestand. Met een verblijf op de DVA van het Penitentiair Complex Brugge hopen de gedetineerden een positief signaal te geven naar hun familieleden en de buitenwereld toe dat ze weldegelijk aan hun drugproblematiek willen werken. 72 | P a g i n a
Ten slotte verwachten de respondenten dat D-side hen afleidt van hun drugproblematiek door in een uitgebreid aanbod aan opleidingen, tewerkstelling en sport te voorzien. De verplichte tewerkstelling, waar de gedetineerden zich akkoord mee dienen te verklaren alvorens de drugvrije afdeling te betreden, en de fitnessruimte die zij steeds ter beschikking hebben, halen de gedetineerden dan ook aan als positieve elementen van D-side. Verder verwachten de gedetineerden dat er een open en flexibel regime wordt gehanteerd binnen D-side.
Nadelen Bovenstaande elementen bespreken de gepercipieerde voordelen van een verblijf op Dside, maar de gedetineerden verwachten ook met enkele nadelen geconfronteerd te worden die verbonden zijn aan een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB. Zoals hierboven reeds werd aangehaald leiden de lange wachttijden, alvorens tot D-side toe te kunnen treden, ertoe dat verschillende gedetineerden hun kandidatuur weer intrekken. Deze lange wachttijd is dan ook het meest aangehaalde nadeel verbonden aan de drugvrije afdeling van het PCB en lijkt zwaarder door te wegen dan de voordelen die een verblijf op D-side de gedetineerden kunnen bieden. Dit omdat de gedetineerden in afwachting van hun toetreding tot de drugvrije afdeling reeds enkele voordelen, zoals UV’s of tewerkstelling, hebben verworven die ze hoopten sneller te verkrijgen door hun verblijf op D-side. Ook hier wordt door de respondenten aangegeven moeite te hebben met de
‘kindermentaliteit’ (cf. supra) die op D-side aangewend wordt. Deze manier van open communiceren
wordt
door
verschillende
gedetineerden
aanzien
als
een
‘babbelmentaliteit’ die personen ertoe aanzet zich onoprecht voor te doen. De gedetineerden zijn bang op ieder detail aangesproken te worden of ervoor gesanctioneerd te worden.
“Als er etwien pakt ne keer de tafel niet afkuist of zoiets, moet je dat gaan melden, ‘dien heeft zijn tafel niet opgekuist of den dienen heeft den afwas niet gedaan of dit of dat’. Dat spreekt me minder aan.” (speed, geen voorgeschiedenis drughulpverlening)
73 | P a g i n a
Een derde element dat door de respondenten wordt aangehaald is het feit dat D-side aanzien wordt als een eiland. Om het drugvrije karakter van de afdeling te vrijwaren dienen alle verplaatsingen en activiteiten immers strikt gescheiden te gebeuren van de andere afdelingen. Het gevolg hiervan is dan ook dat de gedetineerden zich steeds binnen dezelfde groep mensen dienen te bewegen. Eén van de bevraagde gedetineerden vreest dat er binnen D-side te veel nadruk gelegd wordt op het druggebruik. Een overdadige focus op druggebruik zou er volgens hem toe kunnen leiden dat het moeilijker wordt zich van druggebruik te onthouden. Er dient niet enkel gefocust te worden op het druggebruik van de gedetineerden, maar ook op alle elementen in hun leven die een invloed kunnen uitoefenen op hun druggebruik. De gedetineerden hopen dan ook dat D-side hen een behandeling biedt die verder gaat dan enkel een drugvrije detentie. Ten slotte meldt één van de respondenten dat de gevangeniscontext, waarbinnen D-side ingebed is, ook beperkingen oplegt aan de optimale werking van de afdeling.
2.2.2
Welke elementen moet een drugvrije afdeling volgens de gedetineerden bevatten om effectief te kunnen zijn in het reduceren van hun druggebruik?
Wanneer de gedetineerden de vraag werd gesteld welke elementen een drugvrije afdeling idealiter zou moeten bevatten, werd voornamelijk het belang van een goede begeleiding aangehaald. De gedetineerden geven hierbij aan dat vooral psychologische ondersteuning een noodzakelijk element is waarbij hen de mogelijkheid moet geboden worden op regelmatige basis individuele gesprekken te kunnen voeren. Deze gesprekken moeten hen weerbaar maken tegen eventuele tegenslagen waarmee ze te kampen kunnen krijgen wanneer ze terug tot de vrije samenleving toetreden. Louter TVP, waarmee enkel ingewerkt wordt op de drugproblematiek, volstaat niet, al dient dit zeker een onderdeel te zijn van het aanbodpakket op een drugvrije afdeling. Een belangrijk aangehaald punt is dat de TVP gegeven dient te worden door een ervaringsdeskundige.
74 | P a g i n a
Wat betreft re-integratiegerichte begeleiding is het belangrijk dat een drugvrije afdeling voorziet in een doorstroming naar gepaste drughulpverlening in de vrije samenleving. Ook opleidingen, die de kans op het vinden van werk na detentie verhogen, worden gezien als een meerwaarde van een drugvrije afdeling. Zoals eerder in deze masterproef reeds werd aangegeven bezorgt druggebruik in detentie de gedetineerden bepaalde voordelen zoals tijdverdrijf. De gedetineerden geven dan ook aan dat het belangrijk is bepaalde privileges aan te bieden in ruil voor hun verbintenis tot een drugvrije detentie, om tegemoet te komen aan het verlies van de voordelen verbonden aan hun druggebruik. Het aanbieden van sport en werkgelegenheid is hierbij een belangrijke factor.
“Goh, wat zouden ze wel, ik vind, ze moeten er iets kunnen tegenover zetten, zodanig dat de gebruiker het waard vindt om het niet meer te doen.” (cannabis, voorgeschiedenis drughulpverlening)
2.3 Welke invloed van druggebruik en detentie wordt door de gedetineerden ervaren op hun familiale en sociale relaties en hoe zou een DVA hierop kunnen inwerken?
2.3.1
Familiale relaties
Het merendeel van de bevraagde gedetineerden buiten D-side ervaren hun familiale relaties als overwegend positief. Er wordt aangegeven door de respondenten steeds op hun familie terug te kunnen vallen. Vooral een stabiel gezinsleven wordt door de gedetineerden aangehaald als een belangrijke factor om het deze keer ‘goed te doen’ en na hun detentie een drugvrij leven tegemoet te gaan. Vooral de afleiding dat een gezinsleven met zich meebrengt, wordt aangehaald als succesfactor.
“ ‘k Zeg ‘t, als ik m’n kindje had in ‘t weekend, m’n kindje zou ganse dagen moeten bij mij zijn hé, awel dat zou niet in mijne kop komen voor drugs te gebruiken. Zeker niet. Ma toen ‘t weekend dat m’n kindje bij m’n ex was, ja ‘k verveelde mij he.” (speed, geen voorgeschiedenis drughulpverlening) 75 | P a g i n a
“ ‘k Heb een vriendin en een kind, en ik heb tot inkeer gekomen en aan ’t denken geweest van kijk, ’t kan niet meer zo verder.” (heroïne, voorgeschiedenis drughulpverlening) Ondanks het feit dat deze gedetineerden steeds kunnen rekenen op de steun van hun familie, hanteren hun familieleden weldegelijk een negatieve attitude ten aanzien van hun druggebruik. Desalniettemin geeft één gedetineerde aan omwille van het gebruik van zijn broer, zelf met drugs in aanraking gekomen te zijn. Negatieve familiale relaties worden door enkele gedetineerden aangehaald als één van de oorzaken voor hun druggebruik. Zij geven aan drugs te gebruiken om met deze spanningen om te kunnen gaan en incidenten uit het verleden te onderdrukken. Enkele andere respondenten melden daarentegen dat hun druggebruik er net toe leidde dat alle contacten met hun familie verbroken werden. Wanneer de respondenten de vraag werd gesteld of zij verwachten dat een verblijf op Dside een (positieve) verandering teweeg kan brengen in hun familiale relaties geeft het merendeel van de respondenten, die reeds te kennen gaven een goede band te hebben met hun familie, aan te verwachten dat een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB geen (positieve) invloed zal uitoefenen omdat de relatie toch reeds goed zat. Ook rapporteerde één van de gedetineerden die reeds op D-side had verbleven geen invloed op zijn familiale relaties ervaren te hebben. Twee gedetineerden meldden daarentegen weldegelijk een positieve invloed te verwachten van een verblijf op D-side. Een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB zou hun familieleden gerust kunnen stellen daar ze op een afdeling zouden verblijven waar het minder waarschijnlijk is met druggerelateerde problemen geconfronteerd te worden. Dit omwille van het feit dat de gedetineerden die op D-side verblijven blijk geven van goede bedoelingen en de zin voor een drugvrij leven. Een keuze voor een verblijf op D-side geeft het signaal aan hun familie eveneens aan hun drugproblematiek te willen werken.
“Ik vind dat beter voor je familie en jezelf als je daar zijt. Omdat ze ook weten van ‘ah hij is daar, hij is aan ‘t werken aan zijn probleem’. Je gebruikt niet meer, je zit ergens goed waar dat al mensen zitten met goeie bedoelingen. Niet tussen…, want
76 | P a g i n a
voor ‘t zelfde geld zit je bij, allez bij één, je komt hier van alles tegen geloof me.” (cocaïne, voorgeschiedenis drughulpverlening)
2.3.2
Sociale relaties
De overgrote meerderheid van de respondenten rapporteert om te gaan met zowel druggebruikers als niet-druggebruikers, al weegt dit evenwicht zwaarder door naar de omgang met druggebruikers. Voor enkele gedetineerden leidden persoonlijke tegenslagen ertoe dat men ‘foute’ vrienden leerde kennen en zo toetrad tot het milieu van druggebruik. Vaak lijken deze gedetineerden het druggebruik van hun vrienden niet als problematisch te beschouwen. Verschillende respondenten geven aan na hun detentie niet langer om te zullen gaan met hun vroegere, druggebruikende vrienden. Herval in vroeger druggebruik wordt als onvermijdelijk gezien wanneer men blijft omgaan met druggebruikers. Desalniettemin worden ook hier uitzonderingen gemaakt ten aanzien van goede vrienden die hun druggebruik teruggedrongen hebben en nu ‘perfect kunnen functioneren in de maatschappij’. Wanneer de gedetineerden het hebben over niet-gebruikende vrienden wordt vooral naar vrienden uit verenigingen verwezen, waarvan zij lid waren voor ze een gevangenisstraf opgelegd kregen. Het is de intentie van deze respondenten de draad weer op te nemen van zodra ze terug tot de vrije samenleving mogen toetreden. De respondenten geven aan door deze groep vrienden aangemoedigd te worden een halt toe te roepen aan hun druggebruik.
“ ‘k Zit ook in een motorclub en die gasten zeggen ook van ‘how, ge moogt er wel eens van blijven he. We zouden niet graag hebben dat je binnen een jaar, twee jaar, weer binnen vliegt’.” (cannabis, voorgeschiedenis drughulpverlening) Net zoals werd aangegeven in paragraaf 1.3.2, blijken ook hier de respondenten een onderscheid te maken naargelang het soort gebruikte drugs. Deze gedetineerden zijn minder snel geneigd de relatie met een druggebruiker af te breken wanneer deze occasioneel een joint rookt, dan wanneer deze persoon bv. een heroïnegebruiker is. 77 | P a g i n a
2.4 Besluit De gedetineerden die buiten D-side verbleven, haalden zowel motieven voor als tegen een verblijf op D-side aan. De belangrijkste motieven voor een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB zijn: de mogelijkheid om zijn detentie op een drugvrije wijze door te brengen, de gepercipieerde snellere vooruitgang in de afhandeling van hun dossier en de verbetering inzake hun gezondheid en hun familiale relaties dat een verblijf op D-side met zich mee zou kunnen brengen. Er zijn echter ook gedetineerden met een drugproblematiek die ervoor kiezen niet op de drugvrije afdeling te willen verblijven. De voornaamste redenen die zij hiervoor aanhalen, zijn: de lange wachttijden alvorens toe te kunnen treden tot D-side, de ‘kindermentaliteit’ die op de afdeling heerst en de angst voor de eventuele gevolgen van een mislukking van hun deelname aan de drugvrije afdeling. Enkele respondenten halen aan dat de ‘eigen wil’ om te stoppen met hun druggebruik de belangrijkste succesfactor is en het dus perfect mogelijk is een halt toe te roepen aan hun druggebruik op een andere afdeling dan de drugvrije afdeling. De respondenten die zich inschreven voor een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB hebben dit gedaan met verschillende verwachtingen, waarbij het aantal verwachte voordelen hoger ligt dan het aantal verwachte nadelen, in het achterhoofd. Er is echter één belangrijk nadeel, nl. de lange wachttijden, dat doorweegt op alle voordelen die een DVA hen zou kunnen bieden. Wat betreft de verwachte voordelen dient D-side hen een volledig drugvrije omgeving aan te bieden, wat de gedetineerden niet in verleiding zou kunnen brengen opnieuw te beginnen gebruiken. Op deze manier krijgen de gedetineerden ook de kans te ontsnappen aan druggerelateerde problemen die zich stellen op de gewone afdelingen (M1 en M2). Een tweede belangrijk voordeel is de gepercipieerde snellere vooruitgang in het justitieel dossier van de gedetineerden. Vervolgens is een goede en verregaande begeleiding wat betreft hun re-integratie in de maatschappij en met betrekking tot hun psychologische noden één van de verwachtingen van de gedetineerden. Zij hopen dan ook op regelmatige basis individuele gesprekken te kunnen verkrijgen. Door het aanbieden van een uitgebreid aanbod aan activiteiten en opleidingen, ten slotte, moet D-side hen afleiding bezorgen van hun drugproblematiek.
78 | P a g i n a
De respondenten verwachten echter ook met enkele nadelen, verbonden aan een verblijf op de drugvrije afdeling, geconfronteerd te worden. Het nadeel dat het meest lijkt door te wegen en zich ook stelt boven alle voordelen die D-side kan bieden, zijn de lange wachttijden. Ook de open mentaliteit die gehanteerd wordt op de afdeling is niet iedere deelnemer genegen. Omdat de gedetineerden zich steeds afgescheiden van de andere afdelingen moeten verplaatsen naar de verschillende activiteiten wordt er naar D-side verwezen als een eiland. Ten slotte zijn de gedetineerden bang dat te veel de focus gelegd zal worden op hun druggebruik, wat het voor hen moeilijker zou maken zich van hun drugproblematiek te ontdoen. Zij koesteren dan ook de hoop dat D-side verder gaat dan enkel het aanbieden van een drugvrije detentie. De elementen van een ideale drugvrije afdeling die door de gedetineerden werden aangehaald steunen op een goede psychologische en re-integratiegerichte begeleiding en het aanbieden van drughulpverlening. De drugvrije afdeling dient zeker te voorzien in een goede begeleiding bij de doorstroming naar drughulpverlening in de vrije samenleving. Ten slotte dient een drugvrije afdeling privileges aan te bieden waardoor de gedetineerden de motivatie vinden hun druggebruik voorgoed (of toch zeker gedurende hun detentie) achter zich te laten. Een aanbod van sport en werkgelegenheid wordt hierbij zeker op prijs gesteld. Wat betreft de familiale relaties van de gedetineerden werden negatieve familiale relaties door verschillende gedetineerden aangehaald als één van de oorzaken van hun druggebruik. Andersom gaven enkele gedetineerden ook aan dat hun druggebruik geleid heeft tot spanningen in hun familiale relaties. Een verblijf op D-side zou hier een (positieve) verandering in kunnen brengen en zou kunnen leiden tot een positieve invloed op de gemoedsrust van hun familieleden. Gedetineerden die reeds een goede familieband rapporteerden, verwachtten geen (positieve) invloed van een verblijf op een drugvrije afdeling. Wanneer de respondenten gevraagd werd naar hun sociale relaties gaven de respondenten aan voor hun detentie voornamelijk om te gaan met druggebruikers en het was, in hun ervaring, vaak ook door deze vrienden dat ze initieel drugs begonnen te gebruiken. De gedetineerden geven aan met deze druggebruikers te breken om herval in druggebruik te vermijden, maar maken toch een uitzondering ten aanzien van ex79 | P a g i n a
druggebruikers en sporadische gebruikers. Ten slotte maken zij ook een onderscheid naargelang het soort gebruikte drugs.
3. Besluit: Een vergelijking: binnen versus buiten DVA De motieven die de gedetineerden hanteren voor een verblijf op de drugvrije afdeling van het PCB zijn grotendeels gelijklopend. Op beide afdelingen wordt aangegeven in de eerste plaats in een drugvrije omgeving zijn detentie door te willen brengen en de hoop te koesteren vooruitgang te boeken wat betreft hun justitieel dossier. Ook de privileges en
gemoedsrust
van
hun
familieleden
spelen
een
belangrijke
rol
in
hun
beslissingsproces. Wat betreft de zoektocht naar drughulpverlening na detentie geven vooral de gedetineerden die op D-side verblijven aan actief op zoek te (willen) gaan naar begeleiding buiten de gevangenismuren omdat dit hun kansen op een drugvrij leven kan vergroten. De respondenten die buiten de drugvrije afdeling verblijven, schenken beduidend minder aandacht aan begeleiding voor hun drugproblematiek, bij hun terugkomst in de vrije samenleving. Zowel binnen als buiten D-side schatten de gedetineerden hun kansen op een drugvrij leven relatief positief in. De respondenten die op een andere afdeling dan de drugvrije afdeling verbleven, gaven aan weinig invloed te verwachten van een verblijf op D-side op hun kansen op herval? Daarentegen gaven de gedetineerden binnen D-side weldegelijk aan, zowel op lichamelijk als psychisch vlak, merkbaar vooruitgang geboekt te hebben door hun verblijf op de drugvrije afdeling. Aan de verwachtingen van de gedetineerden buiten D-side, wat betreft psychologische en re-integratiegerichte ondersteuning, lijkt grotendeels tegemoet gekomen te worden wanneer deze worden vergeleken met de ervaringen van de gedetineerden binnen D-side. De respondenten buiten D-side verwachten meer in de gelegenheid gesteld te worden tot individuele begeleiding en gesprekken te komen. Het zorgteam werkzaam binnen de drugvrije afdeling van het PCB lijkt naar behoren aan deze verwachtingen tegemoet te kunnen komen. Toch wordt door de respondenten binnen D-side aangegeven dat er een gebrek is aan toeleiding naar drughulpverlening extra muros.
80 | P a g i n a
Opmerkelijk is dat gedetineerden die buiten D-side verblijven beduidend minder aanhalen nood te hebben aan (intensieve) vormen van drughulpverlening op de afdeling om hun drugproblematiek aan te pakken. Verder werd door geen enkele respondent die op M1 of M2 verbleef, aangehaald angst te hebben dat de vereiste van volledige abstinentie een te zware opgave zou zijn, terwijl dit wel werd aangekaart door enkele gedetineerden binnen D-side. Ook ten aanzien van de elementen die een drugvrije afdeling idealiter dient te bevatten volgens de respondenten komen beide groepen grotendeels overeen. Psychologische en re-integratiegerichte begeleiding, het aanbieden van opleidingen en voorzien in een doorstroming naar drughulpverlening na detentie zijn de belangrijkste elementen die door beide groepen aangehaald werden. Het aanbod van sport en tewerkstelling wordt door de respondenten buiten D-side eerder aanzien als privileges, waar de gedetineerden binnen D-side dit eerder zien in functie van het creëren van routine en structuur die ook dient gehandhaafd te worden buiten de gevangenismuren. Op het vlak van familiale relaties werd door de gedetineerden, die op M1 of M2 verblijven, aangehaald weinig invloed te verwachten van een verblijf op een drugvrije afdeling. Desalniettemin geven de respondenten binnen D-side aan weldegelijk een positieve invloed te ervaren op hun relaties met hun familieleden waarbij een verblijf op een drugvrije afdeling een geruststellende werking lijkt te hebben ten aanzien van hun familieleden. Beide groepen geven aan voornamelijk door toedoen van bevriende druggebruikers begonnen te zijn met hun druggebruik, maar met hen geen contact meer te zoeken wanneer zij met hun drugvrij leven van start gaan. Opvallend is dat verschillende gedetineerden echter wel een onderscheid maken naargelang het soort gebruikte drugs.
81 | P a g i n a
HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE
In dit hoofdstuk worden de voornaamste bevindingen uit het gevoerde empirische onderzoek teruggekoppeld naar bevindingen in de (internationale) literatuur en wordt er getracht een verklaring te geven voor deze bevindingen.
1. Relatie detentie – gebruik Bij beide bevraagde groepen (binnen en buiten D-side) binnen het PCB kwam naar voren dat de gedetineerden een gevangenisstraf opgelegd gekregen hadden naar aanleiding van feiten die zij hadden gepleegd onder invloed van drugs, of andere druggerelateerde feiten zoals de verkoop van illegale verdovende middelen. Dit bevestigt de stelling van het EMCDDA (2012) dat druggebruikers een hoger risico lopen om een gevangenisstraf opgelegd te krijgen omwille van het illegale kader waarbinnen men vaak opereert. De gedetineerden geven vaak aan misdrijven gepleegd te hebben die onder de noemer van psychofarmacologische misdrijven vallen (Deprez et al., 2011). Enkele bevraagde gedetineerden, buiten D-side, gaven aan nog steeds drugs te gebruiken tijdens hun detentie, voornamelijk om verveling tegen te gaan. Maar het is niet uitzonderlijk dat gedetineerden zich net van druggebruik onthouden wanneer zij de gevangenis betreden, zoals ook door enkele respondenten buiten D-side werd aangegeven (EMCDDA, 2012). De respondenten van dit thesisonderzoek verklaarden dat zij minder stress ervoeren (m.b.t. het betalen van de rekeningen, huisvesting,…) binnen de gevangenis dan in de vrije samenleving en hadden dan ook niet langer behoefte aan drugs als copingstrategie.
2. Motivaties, voor- en nadelen van een DVA In een Australische studie van Incorvaia & Kirby (1997) gaven de bevraagde gedetineerden aan in de eerste plaats omwille van de betere accommodatie en de 82 | P a g i n a
aangeboden privileges deel te nemen aan een drugvrije afdeling. Het drugvrije karakter van deze aangepaste afdeling kwam slechts in tweede orde aan bod (Incorvaia & Kirby, 1997). In het huidige onderzoek wordt het drugvrije karakter van de afdeling net aangehaald als het belangrijkste voordeel verbonden aan een verblijf op een drugvrije afdeling, een vaststelling die overeenstemt met de bevindingen in het onderzoek van Virtanen (2003). Hierbij moet men zich er echter wel bewust van zijn dat de bevraagde gedetineerden van het PCB mogelijks de neiging hadden sociaal wenselijk te antwoorden op de vragen die peilden naar hun motivatie voor een verblijf op D-side. Desalniettemin spraken, al is het eerder in ondergeschikte orde, in overeenstemming met de bevindingen van De Pauw et al. (2009) en Incorvaia & Kirby (1997), de privileges en het belonende aspect verbonden aan de drugvrije afdeling hen wel aan. Een element dat veelvuldig naar voren kwam in dit gevoerde onderzoek was de invloed van een verblijf op een drugvrije afdeling op het justitieel dossier van de gedetineerden. Dit gepercipieerde voordeel ten aanzien van de vorderingen in hun dossier werd binnen de gevonden literatuur echter nog niet door gedetineerden aangehaald. Dit kan samenhangen
met
de
eigenheid
van
het
functioneren
van
het
Belgische
strafrechtssysteem. Net als in het onderzoek van Favril en Vander Laenen (2013), werd door de respondenten het belang van een adequate begeleiding aangehaald. Zowel op psychologisch, als op reintegratiegericht vlak. De gedetineerden die binnen D-side verbleven, gaven aan dat deze begeleiding als niet intensief genoeg werd ervaren en meldden een gebrek aan begeleiding bij hun zoektocht naar drughulpverlening na detentie. Het aanbieden van een therapeutisch programma en het voorzien in een ‘continuum of care’, waarbij vooral de nadruk wordt gelegd op het garanderen van een adequate nazorg (die in sommige gevallen zelfs nog belangrijker blijkt te zijn dan de therapeutische behandeling zelf; Vanderplasschen et al., 2013; Martin et al., 1999; Vanderplasschen et al.; 2010) en een lange periode van retentie, zijn echter de twee belangrijkste succesfactoren die in de literatuur aangehaald worden om de effectiviteit van een DVA inzake recidive te optimaliseren (Inciardi et al., 2004; Welsh, 2007; Schippers et al., 1998; Martin et al.; 1999). De hulp die aangeboden wordt binnen de gevangenismuren dient aangepast te worden aan de gerechtelijke status van de gedetineerde (Inciardi et al., 2004). Ook binnen 83 | P a g i n a
de drugvrije afdeling van het PCB is er vraag naar een aangepaste behandeling waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen (ex-)druggebruikers die de drugvrije afdeling net betreden en zij die binnenkort terug tot de vrije samenleving mogen toetreden. Verder hebben de gedetineerden behoefte aan drughulpverlening die niet enkel doorwerkt op het vlak van hun druggebruik, maar ook op andere levensdomeinen, wat ook benadrukt wordt in de literatuur over herstel en desistance (Laudet, Becker, & White, 2009; Wittouck, Dekkers, De Ruyver, Vanderplasschen, & Vander Laenen, 2013). Gedetineerden zonder voorgeschiedenis van drughulpverlening ervaren het aanbod binnen D-side over het algemeen als niet intensief genoeg, gedetineerden met een voorgeschiedenis daarentegen geven aan dat de aangeboden behandeling weldegelijk volstaat. Herstellen van een drugproblematiek is dan ook een proces van vallen en opstaan waarbij vaak intensieve en meerdere sessies van drughulpverlening noodzakelijk zijn. Druggebruikers ondergaan dus vaak verschillende behandelingen alvorens volledig van hun drugproblematiek af te geraken. Een mogelijke verklaring bestaat er dus in dat gedetineerden met een voorgeschiedenis van drughulpverlening reeds verder staan in hun hersteltraject (Vanderplasschen et al., 2013). Wat betreft de zoektocht naar drughulpverlening na detentie dient opgemerkt te worden dat de bevraagde gedetineerden binnen D-side hier meer behoefte aan lijken te hebben dan de gedetineerden buiten D-side, die deze nood aan opvolging slechts sporadisch uitten. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de bevindingen in het onderzoek van Schippers et al. (1998), waaruit blijkt dat gedetineerden na een verblijf op een drugvrije afdeling gemakkelijker doorstromen naar een nazorgprogramma. Een verklaring hiervoor is dat deze gedetineerden meer informatie hadden ontvangen over de verschillende opvolgingsmogelijkheden en er reeds verschillende afspraken werden vastgelegd met drughulpverleningsinstanties extra muros (Schippers et al., 1998). De verklaring van de bevraagde gedetineerden buiten D-side zelf, stelt dat ze hun kansen op herval reeds relatief klein inschatten en de idee hebben dat een verblijf op D-side hier geen, of slechts een marginale invloed op kan hebben. Gelijklopend met het onderzoek van Incorvaia & Kirby (1997) gaven de bevraagde gedetineerden in de gevangenis van Brugge aan dat het drugvrije karakter van de afdeling onder meer afhangt van de personen die binnen de DVA verblijven. Hierbij is 84 | P a g i n a
het belangrijk dat de gedetineerden eerlijk zijn en bereid zijn weldegelijk drugvrij te leven (Incorvaia & Kirby, 1997). Een grondige, voorafgaandelijke screening van de gedetineerden die willen toetreden tot de drugvrije afdeling werd dan ook als één van de essentiële elementen voor D-side aangehaald. Gedetineerden die een verblijf op een DVA misbruiken om bepaalde privileges te verkrijgen en het drugvrije karakter van de afdeling niet voorop zetten, hanteren niet de juiste motivatie en verzieken op deze manier de sfeer binnen de afdeling (Welsh & McGrain, 2008; Gravett, 2000). De controles die doorgevoerd worden op de drugvrije afdeling van het PCB, om het drugvrije karakter ervan te verzekeren, worden door de gedetineerden als overwegend positief en zelfs noodzakelijk ervaren. Ook de bevraagde gedetineerden in de gevangenis van Gent beschouwden de invoering van drugtesten als een wenselijke en effectieve beleidsactie (Favril & Vander Laenen, 2013). Deze resultaten stemmen echter niet overeen met de bevindingen in het onderzoek van Vitranen (2003) en Incorvaia & Kirby (1997), waar de respondenten aangaven de controles als heel negatief te ervaren, waardoor dit net zou kunnen leiden tot een herval in druggebruik (Incorvaia & Kirby, 1997). Het belangrijkste nadeel dat door de Brugse gedetineerden werd aangehaald zijn de lange wachttijden. Voor de gedetineerden die buiten D-side verblijven, weegt dit nadeel zwaarder door dan de voordelen die verbonden zijn aan een verblijf op de DVA van de gevangenis van Brugge. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de gedetineerden ondertussen reeds verschillende voordelen (drugvrij zijn, vooruitgang in het justitieel dossier, tewerkstelling) hebben verkregen die ze anders (sneller) op de drugvrije afdeling verwachtten te verkrijgen. Verschillende gedetineerden gaven aan niet langer te gebruiken of hun gebruik niet langer als problematisch te ervaren, hadden reeds werk of bepaalde gunsten toegekend gekregen zoals uitgaansverlof, of hadden zicht op het einde van hun straf. Vanuit het PCB zal aan dit nadeel op korte termijn tegemoet gekomen worden door de oprichting van een tweede drugvrije afdeling, waardoor de huidige capaciteit verdubbeld zal worden. Zowel door de gedetineerden binnen als buiten D-side werd aangegeven dat de eigen wil om te stoppen met druggebruik een belangrijke, dan niet dé belangrijkste voorwaarde was om zijn drugproblematiek succesvol achterwege te laten en een drugvrij leven een 85 | P a g i n a
kans op slagen te geven. Dit is in lijn met de bevindingen van het onderzoek van Vander Laenen, Colman en Smet (2013) waarbij werd aangehaald dat het keerpunt in de gebruikersgeschiedenis van de bevraagde gedetineerden lag in de eigen beslissing om te stoppen met hun druggebruik, hun druggebruik te verminderen of over te schakelen op een andere soort drugs (Vander Laenen, Colman, & Smet, 2013).
3. Familie en vrienden Bijna alle bevraagde gedetineerden binnen het PCB gaven aan onder invloed van druggebruikende vrienden in het gebruiksmilieu geïnitieerd te zijn. Om te vermijden in de verleiding te komen opnieuw drugs te gebruiken is het hun intentie niet langer met deze personen om te gaan en contacten te leggen met niet-druggebruikers en exgebruikers. Een goede relatie met niet-druggebruikers kan immers een positieve invloed hebben om niet te hervallen in hun vorige gebruikspatroon en geen nieuwe feiten te plegen of opgelegde voorwaarden te schenden (Hirschi, 1969; Robert, 2009). Opvallend hierbij is dat verschillende respondenten uit het onderzoek een onderscheid maken naargelang het soort gebruikte drug, waarbij vrienden die af en toe een joint roken minder snel gemeden zullen worden dan personen die bv. cocaïne of heroïne gebruiken. Een mogelijke verklaring hiervoor is het gepercipieerde onderscheid tussen ‘softdrugs’ en ‘harddrugs’ dat door de gedetineerden wordt gemaakt. Met de term ‘softdrugs’ wordt verwezen naar producten waarbij weinig of geen ontwenningsverschijnselen, tolerantie of onafhankelijkheid voorkomen (zoals cannabis). De term ‘harddrugs’ wordt als veel gevaarlijker beschouwd en doelt hiermee op producten die meer risico op schade, verslaving en ontwenningsverschijnselen inhouden (zoals cocaïne en heroïne). Desalniettemin is het beter een onderscheid te maken op basis van de termen zacht en hard gebruik, die zich richten tot de intensiteit waarmee bepaalde drugs gebruikt worden (De Druglijn, 2010). Door verschillende gedetineerden die buiten D-side verblijven, werden negatieve familiale relaties aangehaald als één van de oorzaken voor hun druggebruik. Om te kunnen omgaan met deze familiale strain en incidenten uit het verleden, gaven deze gedetineerden aan hun toevlucht te nemen tot drugs. Deze bevindingen illustreren het 86 | P a g i n a
significante verband tussen het gebruik van illegale drugs tijdens detentie en het ervaren van familiale strain, dat aangetoond werd in het doctoraatsonderzoek van Vandam. Druggebruik wordt gehanteerd als een copingstrategie om deze ervaren strain en negatieve emoties te elimineren of reduceren (Agnew & White, 1992; Vandam, 2013). Ten slotte ervoer het merendeel van de gedetineerden die op D-side verbleven een verbetering in hun familiale relaties. De steun van familieleden is een belangrijke factor voor de gedetineerden om te komen tot herstel van hun druggebruik en moedigt de beslissing om hun druggebruik te reduceren, of helemaal achterwege te laten, aan (Vander Laenen, Colman, & Smet, 2013).
87 | P a g i n a
CONCLUSIE
Samenvatting De eerste twee hoofdstukken van deze masterproef weerspiegelen de literatuurstudie die een algemeen kader schetst over de problematiek die gepaard gaat met (overmatig) druggebruik. Aan de hand van deze literatuurstudie wordt tevens getracht een antwoord te geven op de eerste onderzoeksvraag: Wat zijn de algemene ervaringen van gedetineerden binnen een drugvrije afdeling? Het eerste hoofdstuk illustreerde de noodzaak aan drughulpverlening binnen de gevangenismuren. Een groot deel van de gedetineerden heeft ooit drugs gebruikt in hun leven en/ of gebruikt (nog steeds) tijdens hun detentie. Deze prevalentiecijfers intra muros liggen beduidend hoger dan in de vrije samenleving. Een eenduidige oorzaakgevolgrelatie bestaat er niet tussen druggebruik en criminaliteit, maar er kan zeker gesproken worden van een significant verband. Veel druggebruikers lopen een groter risico in de gevangenis terecht te komen daar de drugmarkt veelal binnen een illegaal kader opereert en de hoge prijs van deze producten veelal gefinancierd wordt door criminele activiteiten (EMCDDA, 2012). Uit verschillende studies komt naar voren dat een vermindering van druggebruik de individuele criminaliteitsgraad doet dalen, wat impliceert dat de behandeling van druggebruikers een preventiestrategie kan uitmaken ten aanzien van recidive. Ook de gedetineerden zelf halen het belang van drughulpverlening aan en ervaren desistance als een onbewust proces dat automatisch gepaard gaat met het herstel van hun druggebruik (Vander Laenen, Colman, & Smet, 2013). Druggebruik kent ook verschillende aspecten. Het medische aspect betreft de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met druggebruik tijdens detentie en het gebruik van medicatie. Het psychische aspect brengt een verhoogde kans op zelfmoord met zich mee. Ook heeft druggebruik tijdens detentie een bepaald nut voor de gedetineerden, zo krijgen zij de kans te ontsnappen aan de realiteit binnen de gevangenismuren, verschaft druggebruik hen een tijdverdrijf en worden drugs gebruikt als zelfmedicatie voor hun depressie (De Maere et al., 2000). Het relationele aspect, ten slotte, legt de focus op de ‘social bond theory’ van Travis Hirschi (1969) en de ‘general strain theory’ van Robert 88 | P a g i n a
Agnew (1992), die het belang van goede sociale en familiale banden (met nietdruggebruikers) aanhalen, die op hun beurt een belangrijke rol spelen inzake de reductie van druggebruik en een positieve impact kunnen hebben op recidive. In België werden dan ook verschillende drughulpverleningsinitiatieven (zoals het CAP, het B.Leave project,…) tot stand gebracht, waarvan ook de drugvrije afdeling binnen de gevangenis van Brugge een onderdeel uitmaakt. Op deze wijze probeert men de detentieschade zoveel mogelijk te beperken, al dient hier opgemerkt te worden dat deze initiatieven nog lang niet volstaan en het hulpverleningsaspect nog meer binnen het gevangeniswezen dient geïmplementeerd te worden. In hoofdstuk twee werd het concept van een drugvrije afdeling nader toegelicht. Een drugvrije afdeling wordt gekenmerkt door verschillende elementen zoals het aanbieden van privileges (bv. betere accommodatie, meer vrijheid,…), de afdeling opereert afgescheiden van de rest van de gevangenis, er wordt een (veelal therapeutisch) behandelingsprogramma aangeboden, de gedetineerden dienen drugcontroles te ondergaan en er worden verschillende toelatingscriteria (bv. minimumstraf van zes maanden, gemotiveerd zijn,…) opgelegd waaraan de gedetineerden moeten voldoen (Welsh, 2007; Incorvaia & Kirby, 1997). De doelstellingen van een verblijf op deze drugvrije afdeling zijn veelal reductie en abstinentie van druggebruik, re-integratie en vermijden van recidive. De meest onderzochte vorm van een DVA in de literatuur zijn de zogenaamde ‘modified therapeutic communities’ die beogen ex-druggebruikende gedetineerden op een georganiseerde en gestructureerde wijze te laten samenleven om zo te komen tot herstel en re-integratie in de maatschappij. Binnen deze ‘modified
therapeutic communities’ wordt weldegelijk een therapeutisch behandelingsprogramma aangeboden aan zijn deelnemers (Vanderplasschen et al., 2013). D-side heeft daarentegen als doelstelling enkel een drugvrije detentie aan te bieden. Na het ondergaan van een ‘detox’-periode
en
enkele
voorafgaandelijke
screeningsgesprekken
worden
de
gedetineerden toegelaten tot de afdeling. Hun dagindeling bestaat uit een halve dag werken, het volgen van opleidingen en groepssessies terugvalpreventie. In een aparte kamer op de afdeling worden de gedetineerden, achter spiegelglas, onderworpen aan onverwachte urinecontroles. Als tegenprestatie voor hun verbintenis tot een drugvrije detentie mogen de gedetineerden hun eigen kledij dragen, hebben zij op elk moment
89 | P a g i n a
van de dag toegang tot een eigen fitnessruimte en beschikken zij over een eigen keukentje. In de literatuur komt naar voren dat een drugvrije afdeling, en dan voornamelijk deze ‘modified therapeutic communities’ de meest effectieve vorm van intramurale drughulpverlening is, vooral ten aanzien van het verminderen van recidive. Belangrijke succesvoorwaarden zijn: het voorzien in een ‘continuum of care’, het aanbieden van een therapeutisch behandelingsprogramma, een goede motivatie, retentie van minimum negen tot twaalf maanden en adequaat opgeleid personeel (Welsh & McGrain, 2008; Gravett, 2000). Uit onderzoek blijkt dat het aanbieden van adequate nazorg cruciaal is. Het blijkt minstens even belangrijk, of zelfs nog belangrijker, te zijn dan het therapeutische behandelingsprogramma zelf (Vanderplasschen et al., 2013). Ook gedetineerden die langer in behandeling bleven, genereerden positievere resultaten dan zij die vroegtijdig het programma verlieten (Malivert et al., 2012). Deze aangepaste therapeutische gemeenschappen blijken vooral sterke effecten teweeg te brengen bij personen met een zware verslavingsproblematiek, zoals gedetineerden. Enkel het aanbieden van een drugvrije afdeling blijkt op lange termijn dan weer minder effectief te zijn daar het programma geen waarde-elementen bevat die de bekomen veranderingen op lange termijn kunnen behouden. Het heeft echter wel een duidelijk effect inzake de reductie van gebruik binnen de gevangenismuren, binnen deze specifieke afdeling (Casares-López et al., 2012). Hier wordt ook een antwoord geformuleerd op de eerste centrale onderzoeksvraag: Wat zijn de algemene ervaringen van gedetineerden binnen een drugvrije afdeling? De implementatie van een drugvrije afdeling wordt over het algemeen als positief ervaren door de gedetineerden. Vooral de goede accommodatie, de activiteiten en de privileges die aangeboden worden, worden door de gedetineerden bijzonder gewaardeerd. Vanuit de gedetineerden zelf komt ook vaak de vraag naar de implementatie van een drugvrije afdeling binnen hun gevangenis en wordt aangegeven dat het een positief element is dat ze op die manier de kans krijgen te ontsnappen aan druggebruik en druggerelateerde problemen intra muros. De onverwachte drugscontroles die worden uitgevoerd op de afdeling worden eerder negatief ervaren en de stress die het met zich meebrengt zou zelfs kunnen leiden tot een herval in druggebruik (Incorvaia & Kirby, 1997; Virtanen, 2003). De gedetineerden geven aan nood te hebben aan psychologische begeleiding,
90 | P a g i n a
vooral op momenten van acute craving. Verder wensen zij informatie te ontvangen over de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met druggebruik en de onthouding van druggebruik en hebben zij behoefte aan terugvalpreventie en begeleiding bij sociale problemen (Vitranen, 2003). Ook door de partners werkzaam binnen D-side wordt deze drugvrije afdeling als overwegend positief ervaren, al wordt D-side toch gezien als een gemiste kans en wordt aangegeven dat een intensievere werking op het vlak van begeleiding i.v.m. hun drugproblematiek wenselijk is. De methodologische kant van deze masterproef werd besproken in hoofdstuk drie. Dit hoofdstuk rapporteert, op een zo transparant mogelijke wijze, de manier waarop het onderzoek tot stand is gekomen. Een eerste doelstelling van dit onderzoek was inzicht te verkrijgen in de verwachtingen en ervaringen van gedetineerden over een drugvrije afdeling in een gevangenis. Ten tweede werd er gepoogd een bijdrage te leveren aan de optimalisering van de intramurale drughulpverlening in België. Hierbij werden drie centrale onderzoeksvragen gesteld die peilen naar de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden binnen en buiten een DVA en naar de invloed op hun familiale en sociale relaties. Om te komen tot de beantwoording van deze onderzoeksvragen werd gesteund op een literatuurstudie, aangevuld met 20 semi-gestructureerde interviews die werden afgenomen bij tien gedetineerden binnen D-side en tien gedetineerden die buiten de drugvrije
afdeling
van
het
PCB
verblijven.
Aangezien
het
ging
om
een
belevingsonderzoek en de focus dus op de percepties van de respondenten ligt, is het interview de uitgelezen onderzoeksmethode daar deze de respondenten de kans geeft vrijuit te spreken vanuit hun eigen referentiekader. De hoofdstukken vier en vijf behandelden de gevonden resultaten van het gevoerde onderzoek en maakten een terugkoppeling naar de binnen- en buitenlandse literatuur. In deze hoofdstukken werd een antwoord gegeven op de tweede en de derde centrale onderzoeksvragen. In beide bevraagde groepen gedetineerden (binnen en buiten D-side) geeft het merendeel van de respondenten aan een gevangenisstraf opgelopen te hebben naar aanleiding van druggerelateerde feiten, zoals de verkoop van illegale verdovende middelen, of feiten die ze zonder hun druggebruik niet gepleegd zouden hebben. Ook het EMCDDA (2012) geeft aan dat druggebruikers een hoger risico lopen om een gevangenisstraf opgelegd te krijgen omwille van de illegale sfeer waarbinnen zij veelal 91 | P a g i n a
opereren en plegen druggebruikers veelal psychofarmacologische misdrijven (EMCDDA, 2012). Zowel binnen als buiten D-side werd door het grootste gedeelte van de respondenten aangegeven een geschiedenis van drughulpverlening te hebben. De respondenten binnen de DVA van de gevangenis van Brugge ervoeren deze voorgeschiedenis als een meerwaarde voor hun verblijf op D-side. De gehanteerde motivaties voor een verblijf op de drugvrije afdeling zijn voor beide groepen grotendeels gelijklopend, waarbij er in de eerste plaats aangegeven wordt dat het drugvrije karakter van de afdeling de gedetineerden wel aanspreekt, gevolgd door de gepercipieerde snellere vooruitgang in hun justitieel dossier, de mogelijke positieve invloed op hun familiale relaties en ten slotte het flexibele regime. In de internationale literatuur komt het drugvrije karakter slechts in tweede orde aan bod en blijken vooral de privileges en betere accommodatie de doorslag te geven (Incorvaia & Kirby, 1997). De lange wachttijden, de angst voor de consequenties van een mislukking, m.b.t. het naleven van de huisregels, op de DVA, de ‘kindermentaliteit’ en de ‘eigen wil’ als belangrijkste succesfactor worden aangehaald als redenen om ervoor te kiezen niet tot D-side toe te treden. In hoofdstuk vier wordt getracht een antwoord te formuleren op de tweede
onderzoeksvraag nl. ‘Wat zijn de ervaringen van de gedetineerden binnen de drugvrije afdeling van het Penitentiair Complex Brugge, en wat zijn de verwachtingen van gedetineerden over een drugvrije afdeling, die buiten de DVA verblijven?’ Een eerste subvraag stelt ‘In hoeverre rapporteren de gedetineerden die verblijven op de drugvrije afdeling volledig drugvrij te leven?’. Hier werd een sociaalwenselijk antwoord verwacht en zodoende gaven alle gedetineerden binnen D-side aan dat er geen drugs aanwezig zijn binnen de afdeling. De controles die dit drugvrije karakter dienen te waarborgen worden door de gedetineerden immers als erg positief en effectief ervaren. De slaagkansen op een drugvrij leven na detentie werden overwegend positief ingeschat, vooral wanneer zij ook na hun detentie terug kunnen vallen op drughulpverlening. Ten tweede werd er gepeild naar de ervaren en verwachte voor- en nadelen van een verblijf op de DVA van de gevangenis van Brugge. Zowel binnen als buiten D-side werd het drugvrije karakter van de afdeling aangehaald als belangrijkste voordeel. Het geeft de gedetineerden met een drugproblematiek de kans aan hun problematiek te werken en 92 | P a g i n a
gedetineerden zonder drugproblematiek kunnen op deze manier preventief optreden tegen de totstandkoming van een drugproblematiek en ontsnappen zo ook aan alle druggerelateerde problemen op de gewone afdelingen. Ook de ‘betere’ begeleiding sprak beide groepen bevraagde gedetineerden aan. De respondenten buiten D-side uitten de hoop op een betere psychologische en re-integratiegerichte begeleiding en uit de bevraging van de gedetineerden binnen D-side blijkt dat deze verwachting ook grotendeels ingelost wordt. Zo wordt vooral de aanwezigheid van het zorgteam op de DVA als bijzonder positief ervaren, die zo goed mogelijk tegemoet probeert te komen aan de nood aan individuele psychologische gesprekken, die door beide groepen veelvuldig gerapporteerd wordt. Binnen D-side ervaren de gedetineerden de gestructureerde werking (tewerkstelling en onderhouden van de cellen) als een pluspunt daar het hen de dagelijkse routine, die ze ook buiten de gevangenis dienen te hanteren, verschaft. Om tegemoet te komen aan het verlies van voordelen verbonden aan hun druggebruik verwachten de gedetineerden buiten D-side een uitgebreid aanbod aan opleidingen, tewerkstelling en sport. Vooral deze sportactiviteiten worden door de gedetineerden binnen D-side aangehaald als een positief tijdverdrijf. Vooral de voorafgaandelijke detox-periode wordt door de gedetineerden binnen D-side als problematisch ervaren. Zij geven aan dat het uitermate moeilijk is zich van druggebruik te onthouden wanneer zij nog steeds verblijven op de gewone afdeling en zo ook tussen de druggebruikers moeten leven. Een tweede nadeel zijn de lange wachttijden. Deze lange wachttijden leiden ertoe dat gedetineerden buiten D-side, die zich initieel hadden opgegeven voor een verblijf binnen de DVA van de gevangenis van Brugge hun initiële kandidatuur terug intrekken. Dit ene nadeel blijkt door te wegen op alle gepercipieerde voordelen die een DVA hen kan bieden. Veelal kan dit verklaard worden doordat ze het merendeel van deze voordelen reeds verkregen hebben in afwachting van hun toetreding tot D-side. De gedetineerden rapporteren een gemiddelde wachttijd van acht tot negen maanden. Hoewel de begeleiding binnen D-side als overwegend positief wordt ervaren en zeker een stap vooruit is in vergelijking met de begeleiding die ze genoten op de gewone afdelingen, werd door verschillende gedetineerden binnen de DVA gemeld dat er niet intensief genoeg werd ingewerkt op hun drugproblematiek. Er werd dan ook het voorstel gedaan bepaalde elementen vanuit
93 | P a g i n a
een therapeutische gemeenschap over te nemen binnen D-side. Ook de beperkte doorwerking van de afdeling, waarbij de focus enkel op een drugvrije detentie, en geen drugvrij leven ligt, wordt door verschillende gedetineerden betreurd. Andere gepercipieerde nadelen die door de gedetineerden buiten D-side werden aangehaald zijn de gehanteerde ‘kindermentaliteit’ binnen de afdeling, de ‘eilandisering’ van de afdeling en de angst voor een overdadige focus op druggebruik. Ten derde werd de gedetineerden gevraagd welke elementen een drugvrije afdeling idealiter dient te bevatten om hun vooropgestelde doelstellingen te kunnen bereiken. Het meest aangehaalde element in beide groepen is het belang van een goede begeleiding en individuele psychologische gesprekken. De gedetineerden binnen de DVA opteerden er dan ook voor zeker het zorgteam aanwezig binnen D-side te behouden. Verder dient een DVA hen opleidingen en cursussen aan te bieden die mee evolueren met hun wijzigende individuele behoeften. Het waarborgen van een drugvrije detentie, maar ook een drugvrij leven dient nog steeds de essentie van een DVA te zijn en het voorzien van lessen TVP is dan ook een noodzaak. Hiermee hangt samen dat er na een verblijf op DVA aandacht moet besteed worden aan het doorstromen naar drughulpverlening extra muros. Ook werk en sport worden als essentiële elementen beschouwd om routine en structuur in het dagelijkse leven te behouden. Daarnaast is het belangrijk een goede voorafgaandelijke screening te organiseren om zo een aangename sfeer en groepswerking voort te brengen. Ten slotte bevroeg de derde centrale onderzoeksvraag de gedetineerden naar hun familiale en sociale relaties en de ervaren invloed van een DVA op deze relaties. De gedetineerden die buiten D-side verblijven, halen aan niet veel invloed van een DVA te verwachten op hun familiale relaties. Zij ervaren hun familiale banden immers als overwegend positief. Desalniettemin wordt door de gedetineerden die binnen D-side verbleven weldegelijk aangegeven een positieve invloed op hun relaties met familieleden te ervaren. Een verblijf op een DVA werkt geruststellend ten aanzien van hun familie en geeft het signaal weldegelijk aan hun drugproblematiek te willen werken. Vaak wordt door de gedetineerden aangegeven dat ze drugs begonnen te gebruiken onder invloed van hun vrienden. Het is dan ook niet langer hun intentie met deze vriendendruggebruikers om te gaan na hun detentie. Ten aanzien van ex-druggebruikers en 94 | P a g i n a
occasionele gebruikers van zogenaamde ‘softdrugs’ hanteren de gedetineerden echter wel een mildere attitude.
Aanbevelingen voor verder onderzoek Onderzoek naar de ervaringen en verwachtingen van gedetineerden binnen een drugvrije afdeling is schaars. Verder onderzoek binnen dit gebied is dus noodzakelijk. Verder kan het concept van een drugvrije afdeling op verschillende manieren ingevuld worden, gaande van het louter aanbieden van een drugvrije detentie tot de implementatie van een therapeutische gemeenschap. Het is hierbij aangewezen gedetineerden binnen verschillende soorten drugvrije afdelingen te bevragen en een vergelijking te maken inzake hun ervaringen en verwachtingen. De gevonden resultaten dienen door meerdere onderzoekers gecodeerd te worden, wat in dit thesisonderzoek niet mogelijk was, om zo de interne betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen. Verder is er ook nood aan meer langetermijnstudies omtrent de effecten van een drugvrije afdeling, vooral die afdelingen waarbij het niet gaat om aangepaste therapeutische gemeenschappen. Men dient hierbij de focus te leggen op het aantal druggerelateerde misdrijven gepleegd na het verlaten van de DVA, hoe vaak deze druggebruikers een periode van herval kennen en hun levenskwaliteit in de vrije samenleving.
Aanbevelingen naar de praktijk toe Zoals reeds in het discussiegedeelte van deze masterproef werd aangehaald, wordt binnenkort een tweede drugvrije afdeling binnen het PCB geïnstalleerd. Op deze wijze probeert de directie van de gevangenis van Brugge tegemoet te komen aan de lange wachttijden die gepaard gaan met een verblijf op de drugvrije afdeling. Om het voordeel van kleinschaligheid binnen deze afdeling te behouden kan aanbevolen worden twee afzonderlijke afdelingen in te richten, waar telkens 20 gedetineerden verblijven. Om tegemoet te komen aan de ervaren nadelen op het vlak van de beperkte doorwerking in het leven van de gedetineerde en het feit dat de aangeboden hulpverlening als niet intensief genoeg wordt ervaren, kan de implementatie van een drugvrije therapeutische gemeenschap een oplossing bieden. Binnen een therapeutisch programma wordt er intensiever op de drugproblematiek van de (ex-)gebruiker ingewerkt en wordt aandacht besteed aan de doorwerking van dit druggebruik op de verschillende levensdomeinen 95 | P a g i n a
van de deelnemer. Op deze wijze kan ook meer aandacht geschonken worden aan de individuele noden van de deelnemers. Het is belangrijk te voorzien in een adequate nazorg voor de gedetineerden die na hun detentie D-side verlaten. Ook vanuit de gedetineerden zelf komt de vraag in het voorzien van een nabehandeling. Hierbij is het aangewezen vanuit het PCB zelf automatisch te voorzien in een doorverwijzing naar drughulpverlening extra muros of zelf in een nabehandelingsplan te voorzien. Ten slotte lijkt het aangewezen om gedetineerden die een detox-periode ondergaan alvorens tot D-side toe te treden, deze door te laten brengen op een aparte sectie waar zij niet op elk moment van de dag geconfronteerd worden met andere druggebruikende gedetineerden en dient ook hier voorzien te worden in een adequate begeleiding.
Slotbemerking De implementatie van een drugvrije afdeling binnen een gevangenis, in welke vorm dan ook, is een goede zaak. Zowel binnen de literatuur als onder de gedetineerden is de noodzaak aan drughulpverlening, om recidive tegen te gaan, gekend. Het aanbieden van drughulpverlening aan druggebruikende delinquenten maakt dus een preventiestrategie uit ten aanzien van recidive. De laatste jaren werden er in België verschillende initiatieven, op elk echelon van de strafrechtsbedeling, genomen om druggebruikers door te laten stromen naar de drughulpverlening. Toch blijft de uitbouw van intramurale drughulpverlening achterwege en zou het een goede zaak zijn ook hier in de toekomst verder op in te zetten.
96 | P a g i n a
BIBLIOGRAFIE
Baarda, B., de Goede, M., & Kalmijn, M. (2000). Enquêteren en gestructureerd
interviewen. Praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews. Houten: Educatieve Partners Nederlands BV. Barnard, M. (2007). Drug Addiction and Families. London: Jessica Kingsley Publishers. Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspoitie van de gedetineerden, BS 1 februari 2005 Bennett, T., & Holloway, K. (2009). The causal connection between drug misuse and crime. British Journal of Criminology, 49, 513-531. Beyens, K., & Tournel, H. (2010). Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve interview. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken
in de criminologie. Leuven: Acco. Blaauw, E., Kerkhof, A., & Vermunt, R. (1998). Psychopathology in police custody.
International Journal Law and Psychiatry, 21(1), 73-87. Brodsky, S., L. (1975). Families and friends of men in prison: the uncertain relationship. Lexington: Lexington Books. Broekaert, E. (2006). What future for the therapeutic community in the field of addiction? A view from Europe. Addiction, 101(12), 1677-1678. Butzin, C. A., Martin, S. S., & Inciardi, J. A. (2002). Evaluating component effects of a prison-based treatment continuum. Journal of substance abuse treatment, 22, 6369. Cambré, B., & Waege, H. (2010). Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open interviews. In J. Billiet & H. Waege (Eds.), Een samenleving onderzocht. Methoden
van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv. Casares-López, M. J., González-Menédez, A., Festinger, D. S., Fernández-García, P., Fernández-Hermida, J. R., Secades, R., & Matejkowski, J. (2013). Predictors of retention in a drug-free unit/ substance abuse treatment in prison. International
Journal of Law and Psychiatry, 36, 264-272. Casares-López, M. J., González-Menéndez, A. M., Fernández-García, M. P., & Villagrá, P. (2012). Evaluación de la eficacia de un tratamiento libre de drogas intrapenitenciario. Piscothema, 24(2), 217 - 223. 97 | P a g i n a
De Druglijn. (2010). Wat is het verschil tussen softdrugs en harddrugs?
Retrieved
2/08/2014, from http://www.druglijn.be/drugs-abc/drugs-algemeen/faq---wat-is-hetverschil-tussen-softdrugs-en-harddrugs.aspx De Maere, W., Hariga, F., Bartholeyns, F., & Vanderveken, M. (2000). Gezondheid en druggebruik
in
het
penitentiair
milieu.
Epidemiologisch
instrument:
methodologische voorstellen: Federale Overheid: Belspo. De Pauw, M., De Valck, S., & Vander Laenen, F. (2009). Drugs in de gevangenis. Kwalitatief onderzoek bij gedetineerden in de gevangenis van Gent. Fatik,
27(124), 21-27. De Ruyver, B., Colman, C., De Wree, E., Vander Laenen, F., Reynders, D., van Liempt, A., & De Pauw, W. (2008). Een brug tussen Justitie en drughulpverlening. Een
evaluatie van het proefzorgproject. Antwerpen: Maklu. De Schutter, A. (2013). Drughulpverlening aan gedetineerden: D-side en het kortdurend
drugsprogramma van het penitentiair complex Brugge van naderbij bekeken. Bachelorproef Criminologie, Universiteit Gent, Gent. De
Vlaamse
Gemeenschap
in
de
gevangenis.
(2011).
Jaarverslag
Hulp-
en
Dienstverlening aan gedetineerden PC Brugge. De Wree, E. (2009). Alternative sanctions for drug users: fruitless efforts or miracle solution? Crime Laws and Social Change, 52(5), 513-525. Debehets, J. (2011). Methadonsubstitutiebehandeling binnen de gevangenis: een
empirisch onderzoek. Universiteit Gent. Gent. Decorte, T. (2010). Kwalitatieve
data-analyse in het criminologisch onderzoek. In T.
Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de
criminologie. Leuven: Acco. Decorte, T. (2013). Methoden van Onderzoek: Ontwerp en Dataverzameling. Een
handleiding. Gent: Academia Press. Decorte, T., & Zaitch, D. (Eds.). (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de
criminologie. Leuven: Acco. Denzin, N. K., & Lincoln, Y. S. (Eds.). (2011). The SAGE Handbook of Qualitative
Research. California: SAGE Publications. Deprez, N., Antoine, J., Asueta-Lorente, J. F., Bollaerts, K., Van der Linden, T., & van Bussel, J. (2011). Belgian National Report on Drugs 2011. New developments, trends and in-depth information on selected issues. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid 98 | P a g i n a
Duke, K. (2003). Drugs, prisons and policy-making. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Eggermont, M. (1999). Belevingsonderzoek en participerende observatie. In B. Levering & P. Smeyers (Eds.), Opvoeding en onderwijs leren zien: een inleiding in
interpretatief onderzoek (pp. 173-191). Amsterdam: Boom. EMCDDA.
(2003).
Drugs
in
beeld.
Retrieved
29/05/2013,
from
http://www.emcdda.europa.eu/attachements.cfm/att_145850_NL_EMCDDA_DiF22_ NL.pdf EMCDDA. (2012). Selected issue 2012: prisons and drugs in Europe: the problem and responses. Lissabon. EMCDDA. (2013). European drug report 2013: Trends and developments. Lissabon. Expertinterview B (2013, 24 mei). [Interview kortdurend drugsprogramma]. Favril, L., & Vander Laenen, F. (2013). Een geïntegreerd drugsbeleid in de gevangenis: zorgen voor morgen. Fatik, 31(140), 15-20. Fazel, S., Bains, P., & Doll, H. (2006). Substance abuse and dependence in prisoners: a systematic review. Addiction, 101(2), 181 - 191. FOD Justitie. (2011). Drugsprogramma's voor gedetineerden. Retrieved 22/07/2014, from http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/gevangenissen/leven_in_de_gevan genis/drugsbeleid/drugsprogramma_s_voor_gedetineerden/ Franck, A. (2013, 6/6/2013). Drugvrije Afdeling promoot gezondere levensstijl: Advocaten voetballen
tegen
gedetineerden.
Het
Nieuwsblad.
Retrieved
from
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20130605_00612617 Gravett, S. (2000). Drugs in prison. A practitioner's guide. London: Continuum. Gray, D. E. (2009). Doing Research in the Real World. London: SAGE Publications. Hairston, J. C. F. (2002). Prisoners and Families: Parenting Issues During Incarceration. Paper
presented
at
the
From
Prison
to
Home.
http://www.fcnetwork.org/reading/hairston_PrisonersandFamilies.pdf Hiller, M. L., Knight, K., & Simpson, D. D. (1999). Prison-based substance abuse treatment, residential aftercare and recidivism. Addiction, 94(6), 833-842. Hirschi, T. (1969). Causes of delinquency. Berkeley: University of California Press. Howitt, D., & Duncan, C. (2007). Introduction to Research Methods in Psychology. Essex: Pearson education limited.
99 | P a g i n a
Inciardi, J. A., Martin, S. S., & Butzin, C. A. (2004). Five-year outcomes of therapeutic community treatment of drug-involved offenders after release from prison. Crime
& Delinquency, 50, 88-107. Incorvaia, D., & Kirby, N. (1997). A formative evaluation of a drug-free unit in a correctional services setting. International Journal of Offender Therapy and
Comparative Criminology, 41(3), 231-249. Kanato, M. (2008). Drug use and health among prison inmates. Current opinion in
psychiatry, 21(3), 252 - 254. Knight, K., Simpson, D. D., & Hiller, M. L. (1999). Three-year reincarceration outcomes for in-prison therapeutic community treatment in Texas. The Prison Journal,
79(3), 337-351. Kolind, T., Frank, V. A., & Dahl, H. (2010). Drug treatment or alleviating the negative consequences of imprisonment? A critical view of prison-based drug treatment in Denmark. International Journal of Drug Policy, 21(1), 43-48. Larney, S., Mathers, B., & Dolan, K. (2007). Illicit drug treatment in prison: detoxification, drug-free units, therapeutic communities and opioid substitution treatment (pp. 30). Sidney: National Drug and Alcohol Research Centre. Laudet, A. B., Becker, J. B., & White, W. L. (2009). Don't wanna go through that madness no more: quality of life satisfaction as predictor of sustained remission from illicit drug misuse. Substance Use & Misuse, 44(2), 227-252. Maesschalck, J. (2010). Methodologische kwaliteit in het kwalitatief criminologisch onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken
in de criminologie. Leuven: Acco. Malivert, M., Fatséas, M., Denis, C., Langlois, E., & Auriacombe, M. (2012). Effectiveness of therapeutic communities: a systematic review. European Addiction Research,
18(1), 1-11. Mandel, F. S., Weiner, M., Kaplan, S., Pelcovitz, D., & Lubrana, V. (2000). An examination of bias in volunteer subject selection: findings from an in-depth child abuse study.
Journal of traumatic stress, 13(1), 77-88. Martin, S. S., Butzin, C. A., Saum, C. A., & Inciardi, J. A. (1999). Three-year outcomes of therapeutic community treatment for drug-involved offenders in Delaware: from prison to work release to aftercare. Prison Journal, 79(3), 294-320. Maso, I., & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
100 | P a g i n a
Maxwell, J. A. (2013). Qualitative Research Design: An Interactive Approach. California: SAGE Publications. McCollister, K. E., French, M. T., Prendergast, M. L., Hall, E., & Sacks, S. (2004). Long-term cost effectiveness of addiction treatment for criminal offenders: evaluating treatment history and reincarceration five years post-parole. Justice Quarterly,
21(3), 659-679. Migchelbrink, F. (2006). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Moos, R. H., Moos, B. S., & Andrassy, J. M. (1999). Outcomes of four treatment approaches in community residential programs for patients with substance use disorders.
Psychiatric Services, 50(12), 1577-1583. Mortelmans, D. (2011). Kwalitatieve analyse met Nvivo. Leuven: Acco. Neale, J., & Saville, E. (2004). Comparing Community and Prison-based Drug Treatments.
Drugs: education, prevention and policy, 11(3), 213-228. Nielsen, A. L., Scarpitti, F. R., & Inciardi, J. A. (1996). Integrating the therapeutic community and work release for drug-involved offenders: the CREST program.
Journal of Substance Abuse Treatment, 13(4), 349-358. Nuytiens, A., & Verwee, I. (2009). Interviewen intra muros: een muur doorbreken? Fatik,
27(121), 5-12. Parliament United Kingdom. (2012). Drugs in Prisons.
Retrieved 23/05/2013, from
http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201213/cmselect/cmhaff/184/18409.h tm Pearson, F. S., & Lipton, D. S. (1999). A meta-analytic review of the effectiveness of corrections-based treatments for drug abuse. The Prison Journal, 79, 384-410. Penitentiair Complex Brugge. (2011). Powerpoint D-side. Brugge. Petteri Lintonen, T., Vartiainen, H., Aarnio, J., Hakamäki, S., Viitanen, P., Wuolijoki, T., & Joukamaa, M. (2011). Drug Use Among Prisoners: By Any Definition, It’s a Big Problem. Substance Use & Misuse, 46, 440-451. Plettinckx, E., Antione, J., Bollaerts, K., Blanckaert, P., & van Bussel, J. (2013). Belgian National Report on Drugs 2012: New Development, Trends and in-depth information on selected issues (pp. 288). Lisbon. Pollack, H., Reuter, P., & Sevigny, E. (2011). If drug treatment works so well, why are so many drug users in prison? In P. J. Cook, J. Ludwig, & J. McCrary (Eds.),
101 | P a g i n a
Controlling Crime. Strategies and Tradeoffs (pp. 624). Chicago: University of Chicago Press. Prendergast, M. L., Hall, E., Wexler, H. K., Melnick, G., & Cao, Y. (2004). Amity prisonbased therapeutic community: 5-year outcomes. Prison Journal, 84(1), 36-60. Robert, L. (2009). Geleidelijke terugkeer of plotse overgang naar de samenleving? Langgestrafte gedetineerden in de gevangenis van Andenne. In T. Daems, P. Pletinex, L. Robert, V. Scheirs, A. van de Wiel, & K. Verpoest (Eds.), Achter tralies
in België (pp. 275). Gent: Academia Press. Rodas, A., Bode, A., & Dolan, K. (2011). Supply, demand and harm reduction strategies in Australian prisons: an update: Australian National Council on Drugs. Sacks, S., Sacks, J. Y., McKendrick, K., Banks, S., & Stommel, J. (2004). Modified TC for MICA offenders: crime outcomes. Behavioral Sciences and the Law, 22(4), 477501. Schippers, G. M., Breteler, M. H. M., van den Hurk, A. A., & Meerkerk, G. (1996). Enrollment in a drug-free detention program: the prediction of successful behavior change of drug-using inmates. Addictive Behaviors, 21(5), 665-669. Schippers, G. M., van den Hurk, A. A., Breteler, M. H. M., & Meerkerk, G. (1998). Effectiveness of a Drug-Free Detention Treatment Program in a Dutch Prison.
Substance Use & Misuse, 33(4), 1027-1046. Seidman, I. (2013). Interviewing as qualitative research: a guide for researchers in
education and the social sciences. New York: Teachters College Press. Shewan, D., & Davies, J. B. (Eds.). (2000). Drug use and prisons: an international
perspective. Amsterdam: Harwood Academic Publishers. Silverman, D. (2013). Doing Qualitative Research: A Practical Handbook. Londen SAGE Publications. Snacken, S. (2013). Forms of violence and regimes in prison: report of research in Belgian prisons. In A. Liebling & S. Maruna (Eds.), The effects of Imprisonment. London: Routledge. Stevens, D. (1997). Prison regime and drugs. Howard Journal of Criminal Justice, 36(1), 14-27. Strang, J., Gossop, M., Heuston, J., Green, J., Whiteley, C., & Maden, A. (2006). Persistence of drug use during imprisonment: relationship of drug type, recency of use and severity of dependence to use of heroin, cocaine and amphetamine in prison.
Addiction, 101(8), 1125 - 1132. 102 | P a g i n a
Sullivan, C. J., McKendrick, K., Sacks, S., & Banks, S. (2007). Modified therapeutic community treatment for offenders with mica disorders: substance use outcomes.
American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 33(6), 823-832. Taxman, F. S., Perdoni, M. L., & Harrison, L. D. (2007). Drug treatment services for adult offenders: The state of the state. Journal of substance abuse treatment, 32, 239254. Todts, S. (2005). Druggebruik in de Belgische gevangenissen. Fatik, 23(106), 14-19. Todts, S. (2009). Middelengebruik en psychiatrische aandoeningen in de gevangenissen. In T. Daems, P. Pletinex, L. Robert, V. Scheirs, A. van de Wiel, & K. Verpoest (Eds.),
Achter tralies in België (pp. 275). Gent: Academia Press. Todts, S. (2011). Het gebruik van psychofarmaca in de Belgische gevangenissen.
Panopticon, 32(3), 53-55. Trace, M. (1998). Tackling drug use in prison: a succes story. International Journal of
Drug Policy, 9, 277-282. United Nations Office on Drugs and Crime. (1995). The social impact of drug abuse. Paper presented at the World Summit for Social Development, Copenhagen. http://www.unodc.org/pdf/technical_series_1995-03-01_1.pdf Van Malderen, S. (2012). Drugs en gevangenissen. Drugwetgeving 2012 (pp. 110-138). Gent: Larcier. Van Malderen, S., Pauwels, L., Walthoff-Born, C., Gilbert, P., & Todts, S. (2011). Drug use
in Belgian prisons: monitoring of drug related health risks 2010. Brussel: Federale Overheidsdienst Justitie. Vandam, L. (2009). Patterns of drug use before, during and after detention: a review of epidemiological literature. In M. Cools, S. De Kimpe, B. De Ruyver, M. Easton, L. Pauwels, P. Ponsaers, G. Vande Walle, T. Vander Beken, F. Vander Laenen, & G. Vermeulen (Eds.), Contemporary issues in the empirical study of Crime. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu. Vandam, L. (2013). Het effect van detentie op gebruikspatronen van legale en illegale
drugs. Universiteit Gent. Gent. Vandam, L., De Ruyver, B., & Vander Beken, T. (2010). De invloed van de detentie op het gebruik van legale en illegale drugs. In G. Vermeulen & L. Pauwels (Eds.),
Actualia strafrecht en criminologie 2010. Antwerpen: Maklu.
103 | P a g i n a
Vander Laenen, F., Colman, C., & Smet, V. (2013). 'Eerst ben ik gestopt met drugsgebruik': desistance versus proces van herstel bij drugsgebruikende delinquenten.
Verslaving, 9(4), 19-30. Vander Laenen, F., & O'Gorman, A. (2010). Ethische aspecten van het kwalitatief onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken
in de criminologie. Leuven Acco. Vander Laenen, F., & Vanderplasschen, W. (2012). Samenwerking justitie en hulpverlening. Drugwetgeving 2012. Gent: Larcier. Vander Laenen, F., Vanderplasschen, W., Smet, V., De Maeyer, J., Buckinx, M., Van Audenhove, S., . . . De Ruyver, B. (2013). Analysis and optimization of substitution
treatment in Belgium (SUBANOP). Gent: Academia Press. Vanderplasschen, W., Bloor, M., & McKeganey, N. (2010). Long-term outcomes of aftercare participation following various forms of drug abuse treatment in Scotland. Journal of Drug Issues, 40(3), 703-728. Vanderplasschen, W., Colpaert, K., Autrique, M., Rapp, R. C., Pearce, S., Broekaert, E., & Vandevelde, S. (2013). Therapeutic communities for addictions: A review of their effectiveness from recovery-oriented perspective. The Scientific World Journal. Velasquez, M., Maurer, G., Crouch, C., & DiClemente, C. (2001). Group treatment for
substance abuse: a stages-of-change therapy manual. New York: The Guildford Press. Versele, D. (2009). Drugs in de gevangenissen.
Retrieved 15/02/2013, from
http://www.desleutel.be/overdesleutel/visieonzeopdracht/onzestandpunten/item/18 32-drugs-in-de-gevangenissen Virtanen, T. (2003). Drug-free units in the treatment of drug abuse as experienced by prison inmates. Crime and crime control in an integrating Europe: NSfK's 45th
research seminar Heslinki, Finland 2003 (pp. 311-314). Helsinki: Scandinavian Research Council for Criminology. Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen. (2011). Jaarverslag hulp- en dienstverlening
aan gedetineerden. Brugge: Penitentiair Complex Brugge. Welsh, W. N. (2007). A Multisite Evaluation of Prison-Base Therapeutic Community Drug Treatment. Criminal Justice and Behaviour, 34(11), 1481-1498. Welsh, W. N. (2010). Inmate responses to prison-based drug treatment: A repeated measures analysis. Drug and Alcohol Dependence, 109(1-3), 37-44.
104 | P a g i n a
Welsh, W. N., & McGrain, P. N. (2008). Predictors of therapeutic engagement in prisonbased drug treatment. Drug and Alcohol Dependence, 96, 271-280. Welsh, W. N., & Zajac, G. (2013). A Multisite Evaluation of Prison-Based Drug Treatment: Four-Year Follow-up Results. Prison Journal, 93(3), 251-271. Wexler, H. K., Melnick, G., Lowe, L., & Peters, J. (1999). Three-year reincarceration outcomes for amity in-prison therapeutic community and aftercare in California.
Prison Journal, 79(3), 321-336. Wheatley, M. (2007). Drugs in prison. In Y. Jewkes (Ed.), Handbook on prisons (pp. 778). Portland: Willan publishing Wittouck, C., Dekkers, A., De Ruyver, B., Vanderplasschen, W., & Vander Laenen, F. (2013). The impact of drug treatment courts on recovery: a systematic review.
Scientific World Journal, 13, 1-12. Wortley, R. (2002). Situational prison control. Crime prevention in correctional
institutions. Cambridge: Cambridge University Press. Yin, R. K. (2009). Case Study Research: Design and Methods. California: SAGE Publications. Young, I. C. (2008). Intercoder Reliability. In P. J. Lavrakas (Ed.), Encyclopedia of survey
research methods. Londen: SAGE Publications.
105 | P a g i n a
BIJLAGEN BIJLAGEN .................................................................................................................................................................................. VI BIJLAGE 1: Interviews.................................................................................................................................................. VII BIJLAGE 2: Informed Consent .................................................................................................................................. IX BIJLAGE 3: Codeerschema’s ......................................................................................................................................... X
VI | P a g i n a
BIJLAGE 1: Interviews
Interviewvragen Drugvrije Afdeling
Inleidende vragen 1) Waarom heeft u gekozen voor een verblijf op de drugvrije afdeling? - Ligt uw druggebruik aan de oorzaak van uw detentie?
Specifieke vragen 2) Wat verwacht u van uw verblijf op de drugvrije afdeling? (Volledige abstinentie, afbouw van het druggebruik, een opstap naar verdere HV, vermijden recidive, gebruiken op niet-problematische wijze…) 3) Welke elementen zou een drugvrije afdeling volgens u moeten bevatten om deze doelstellingen te behalen? 4) Volstaat, naar uw mening, de huidige ondersteuning aangeboden op de DVA voor een succesvol drugvrij leven? Aan welke soort hulp heeft u voornamelijk nood? (psychologische hulp, ondersteuning om van de drugs weg te blijven…) 5) Wat zijn volgens u de sterke en zwakke punten van deze drugvrije afdeling? 6) Hoe groot schat u uw kansen in om niet in druggebruik te hervallen na detentie? 7) Hoe heeft uw druggebruik en detentie uw sociale en familiale relaties beïnvloed? - Met welke mensen ging/gaat u voornamelijk om? (druggebruikers, nietdruggebruikers) - Heeft uw verblijf op de drugvrije afdeling een invloed gehad op uw sociale en familiale relaties?
Afsluitende vragen 8) Herhaling van de belangrijkste punten van het interview. 9) Heeft u nog vragen/ opmerkingen?
VII | P a g i n a
Interviewvragen M1 en M2
Inleidende vragen 1) Zou u kiezen voor een verblijf op de drugvrije afdeling? Waarom wel/ niet? - Ligt uw druggebruik aan de oorzaak van uw detentie?
Specifieke vragen 2) Indien u zou kiezen voor een verblijf op de drugvrije afdeling, wat zou u hiervan dan verwachten? (Volledige abstinentie, afbouw van het druggebruik, een opstap naar verdere HV, vermijden recidive, gebruiken op niet-problematische wijze…) 3) Welke elementen zou deze drugvrije afdeling volgens u moeten bevatten om deze doelstellingen te behalen? 4) Wat zijn volgens u de sterke en zwakke punten van een drugvrije afdeling? 5) Hoe groot schat u uw kansen in om niet in druggebruik te hervallen na detentie en kan een verblijf op de drugvrije afdeling deze kansen volgens u vergroten? Waarom wel/ niet? 6) Hoe heeft uw druggebruik uw sociale en familiale relaties beïnvloed? - Met welke mensen ging/gaat u voornamelijk om? (druggebruikers, nietdruggebruikers)
Afsluitende vragen 7) Herhaling van de belangrijkste punten van het interview. 8) Hebt u nog vragen/ opmerkingen?
VIII | P a g i n a
BIJLAGE 2: Informed Consent Universiteit Gent Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteitstraat 4 9000 Gent Betreft: deelname interview i.k.v. masterproef
Beste, Als onderdeel van mijn masterproef over de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge bent u gevraagd deel te nemen aan een onderzoek. Deze masterproef is een onderdeel van mijn opleiding Criminologische Wetenschappen aan de universiteit Gent. Het doel van dit onderzoek is na te gaan wat de ervaren doeltreffendheid is van de drugvrije afdeling in Brugge door de gedetineerden die er verblijven, wat betreft het verminderen van hun druggebruik en het verbeteren van sociale en familiale relaties, en wat zij nu net van zo’n drugvrije afdeling verwachten. Dit gebeurt door middel van het afnemen van interviews, waarvan de meest bruikbare informatie opgenomen zal worden in de masterproef. Indien u hiertegen geen bezwaar heeft, zal het gesprek vastgelegd worden door middel van een audio-opname. Deze audio-opnames zijn enkel bestemd voor het onderzoek en worden na afloop van het onderzoek vernietigd. Uw deelname aan het onderzoek is geheel vrijwillig. Alle informatie wordt vertrouwelijk behandeld. U kan op ieder moment het onderzoek stopzetten en uw toestemming intrekken. De resultaten van het interview worden verwerkt in de masterproef, rekening houdend met de anonimiteit van de deelnemers. Indien u dit wenst is het mogelijk achteraf inzage te krijgen in het onderzoeksrapport.
Met verdere vragen en commentaren kan u steeds terecht bij Astrid De Schutter.
Ik heb dit formulier gelezen en stem ermee in,
………………………… Datum
………………………………………………… Handtekening deelnemer IX | P a g i n a
BIJLAGE 3: Codeerschema’s
X|Pagina
Codeerschema’s interviews DVA
XI | P a g i n a
XII | P a g i n a
XIII | P a g i n a
XIV | P a g i n a
Codeerschema’s interviews buiten DVA
XV | P a g i n a
XVI | P a g i n a
XVII | P a g i n a