Vertel: “Dit is de eerste les van een serie van vier lessen. In die lessen gaan we het hebben over media en mediawijsheid. Aan het eind van deze serie lessen weet je meer over: •wat zijn media en hoe werkt het; •wanneer en waarvoor gebruik je media;
1
Vertel: “Deze eerste les gaat over wat media nu eigenlijk zijn. Dit is de inhoud van de les: •we kijken eerst naar een aantal filmpjes die uitleggen wat media zijn en hoe ze werken; •over de filmpjes beantwoord je een aantal vragen op het werkblad; •daarna werk je aan een groepsopdracht waarbij je zelf een bericht verzint en kiest via welke media je dat bericht wilt publiceren; •vervolgens presenteren enkele groepjes de groepsopdracht; •we besluiten met een korte toets.
2
Bekijk het filmpje over de geschiedenis en de definitie van media op dia 1 van de digibordles. http://www.shop4media.nl/index.php?hs=1&action=showchapter
Dit filmpje duurt 6 ½ minuut. Geef vervolgens 2 minuten de tijd om opdracht 1 en 2 van het werkblad individueel te maken. Behandel kort de twee vragen onder de afbeelding op dia 2. De leerling kunnen opmerken dat het filmpje alweer enkele jaren oud is omdat over ‘Hyves’ gesproken wordt en apps als een nieuwigheid behandeld worden. Maak duidelijk dat dit kenmerkend is voor de snelheid waarmee nieuwe vormen van media elkaar tegenwoordig opvolgen. Vergelijk dit met de tijdbalk in het filmpje (“Werd het spijkerschrift net zo snel achterhaald door een ander alfabet?”). Het filmpje vertelt dat alle media die er waren vóór de uitvinding van de computer worden geschaard onder de ‘oude media’. Maak duidelijk dat oude media zoals de krant en de televisie nu wel veel gebruik maken computers. Achtergrond / tip: Dit filmpje is een onderdeel van het uitgebreide informatie- en lespakket “Shop4media”. Het is niet nodig om in te loggen om van het materiaal gebruik te maken. Het pakket van “Shop4Media” is veel uitgebreider dan hier gebruikt wordt. Mocht u het project willen opschalen, maak dan eventueel gebruik van de modules op de homepage van deze website. Koppeling naar competentie B1 en het belang ervan: Het met de leerlingen bespreken van de ontstaansgeschiedenis van de media is een belangrijke basis voor het kunnen ontwikkelen van de andere competenties. Eerst was er enkel het spijkerschrift als medium, later alleen de kranten en daarna radio en televisie. Nu heeft elk huishouden makkelijk 7 á 10 beeldschermen in huis waarop
3
Bekijk nu met de klas het filmpje op dia 2. Vertel kort ter introductie: “Billboards (grote reclameborden) zijn ook een vorm van media en bestaan al heel lang, denk maar aan de grote muuradvertenties die je op oude huizen in sommige steden ziet. Nieuwe technieken maken het mogelijk om de werkelijkheid soms een beetje te veranderen. Let bij het kijken naar het filmpje op: Welke technieken worden in dit filmpje gebruikt? Opdracht 3 en 4 van het werkblad gaan hierover. Je krijgt 2 minuten voor de opdracht.” Bespreek de opdrachten kort. Vraag een leerling samen te vatten wat er gebeurde in het filmpje (een ‘normaal’ uitziend meisje wordt door visagisten opgemaakt en vervolgens wordt de foto bewerkt met Photoshop). Ga in op de emotie die dit opwekt bij de leerlingen en gebruik die emotie om u af te vragen of het vaker gebeurt dat media de werkelijkheid anders maken dan die eigenlijk is.
4
Vertel: “Een oud spreekwoord is: ‘elk vogeltje zingt zoals het gebekt is’ (ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden). Dat geldt ook voor media. De makers van media verschillen en dat lees, hoor en zie je in hun werk. BNN zal bijvoorbeeld een ander soort programma maken over tatoeages dan bijvoorbeeld omroep Max.” Bespreek kort de vraag op het digibord Er is geen werkbladopdracht. Koppeling naar competenties B2 en B3 en het belang ervan: Zowel de Dove-reclame als het BNN-voorbeeld geven inzicht in het keuzeproces van mediamakers. Dat het hen vooral gaat om hun boodschap zodanig over te brengen dat ze hun doelstelling bereiken. En niet zozeer omdat het ‘de waarheid’ is. Door hier over van gedachten te wisselen, worden de leerlingen zich bewuster van het feit dat de media de werkelijkheid kleuren (B3) en hoe media gemaakt worden (B2). Met die inzichten zullen zij anders naar media en –boodschappen kunnen kijken en bewuster kunnen reflecteren op hun eigen handelen naar aanleiding daarvan.
5
Doe-opdracht Bespreek de opdracht. Vertel: “Je gaat werken in een groepje van drie of vier leerlingen. Je krijgt een kwartier de tijd. De opdracht is: Wie maakt de mindmap met de meeste media?” Leg uit dat de mindmap bestaat uit verschillende takken met zijtakken. Links staan de takken met oude media en rechts staan de takken met nieuwe media. Aan de takken verbinden de leerlingen concrete voorbeelden. Voorbeeld: bij oude media maak je een tak ‘papieren media’; daaraan verbind je bijvoorbeeld: krant, boek, tijdschrift, folders, affiches, landkaarten, enz. Na een kwartier worden de media geteld; het groepje dat de meeste media heeft verzameld heeft gewonnen. Bespreek kort de resultaten: Welke zijtakken zijn er gemaakt? Mooie voorbeelden van oude- en nieuwe media.
6
Sluit de les af met een korte terugblik op de lesdoelen.
Kun je na deze les… …vertellen wat we bedoelen met het begrip ‘media’? …voorbeelden geven wat onder ‘media’ verstaan wordt? Ben je je bewust dat media de werkelijkheid vaak kleuren? De antwoorden van de toets staan in de docentenhandleiding.
7