De lessen Hieronder vind je een uitwerking van de lessen die komen gaan. Voor de lessen over het christendom heb je het lesboek ‘Wegen van navolging’ nodig. Daarnaast neem je elke les het bronnenboek, een schrift en een ‘bewaarmapje’ mee.
Les 1: Introductie.
Je kunt diverse voorbeelden geven van uitingen in de Nederlandse cultuur, die te maken hebben met het christendom Je kunt uitleggen wat het verband is tussen de westerse jaartelling en het christendom (jaartal, zondag en datum paasfeest) Stof lesboek blz. 5 t/m 8 Opdrachten 1) Wat merk jij in je dagelijks leven van het christelijk geloof? 2) Wat merk je ervan dat onze school christelijk is? Leg uit. 3) Is Nederland een christelijk land? Waarom wel/niet? 4) Leg uit hoe de datum van het paasfeest wordt berekend. 5) Maak uit het lesboek: opdracht 1 en 2 LVB A. Vertel in het kort wie jij bent. B. Ben jij christelijk? Zo ja, wat houdt dat in? Zo nee, wat denk je dat christelijk zijn inhoudt? Doel
Les 2: Over het Nieuwe Testament.
Je kunt het verband uitleggen tussen de hoop van Israël en het ontstaan van het christendom rond de persoon van Jezus Christus Je kunt weergeven hoe het Nieuwe Testament is ontstaan en welke argumenten er zijn voor de betrouwbaarheid ervan Lesboek blz. 26 het gedeelte De bijbel. Stof Bronnenboek: tekst 1 Opdrachten Vragen over het lesboek: 6) Waarom bevat de christelijke bijbel een Joods deel (Oude Testament)? 7) Noem twee criteria die de kerk hanteerde om vast te stellen of een geschrift al dan niet tot de heilige schrift gerekend moest worden. 8) Maak uit het lesboek: opdracht 3 (zie bij LVB) Vragen over tekst 1 uit het bronnenboek: 9) Wat verwachtte het Joodse volk van de Messias? 10) Wat overtuigde de volgelingen van Jezus dat hij echt de Messias was? 11) Waarom werden de verhalen over Jezus op schrift gezet? 12) Leg in eigen woorden uit waarom het NT volgens tekst 1 betrouwbaar is. 13) Vind je de argumenten over de betrouwbaarheid van het NT redelijk? Waarom wel/niet? 14) Waarom staan de opvattingen van de gnosis niet in het NT? 15) Leg de slotzin van deze tekst uit. LVB C. Opdracht 3 uit het lesboek (blz 8) geeft een aantal woorden en gedachten over Jezus Christus. Kies er vijf uit en leg uit waarom jij juist die woorden hebt gekozen. Doel
Les 3: Over wat christenen geloven.
Je kunt een aantal christelijke symbolen noemen en de kernwoorden die erbij horen uitleggen Je kunt de christelijke geloofbelijdenis op hoofdpunten omschrijven. Je kunt de drie hoofdstromingen van het christendom met een aantal kenmerken omschrijven Lesboek: blz. 9,10, 20, 21 en 25 (het gedeelte De kerk) Stof Bronnenboek: tekst 2 Opdrachten Vragen over het lesboek: 16) Leg de symbolen ‘ICHTUS’ en ‘alpha en omega’ uit. 17) Wat betekent ‘Agnus Dei’? 18) Wat heeft ‘Agnus Dei’ met het christendom te maken? 19) Waarom zijn ‘geloof, hoop en liefde’ samen symbool voor het christendom? 20) Verklaar de herkomst van het woord ‘kerk’. 21) Maak uit het lesboek: opdracht 4 en 9. Vragen over tekst 2 uit het bronnenboek: 22) Wat geloven christenen over God? 23) Het christendom is een ‘openbaringsgodsdienst’. Leg uit. 24) Wat geloven christenen over Jezus? 25) Waar hopen christenen op? 26) Waarom zijn de liederen kenmerkend voor de diverse geloofsrichtingen? 27) Waarom zijn de plaatjes kenmerkend voor de diverse geloofsrichtingen? LVB Opdracht kerkbezoek – zie bijlage 1 D. Noteer wanneer je met wie naar welke kerk gaat en vertel kort wat je van dit kerkbezoek verwacht. Doel
Les 4: Over christelijke rituelen en feesten
Je kunt uitleggen wat een ritueel is en de zeven sacramenten van het christendom op hoofdlijnen omschrijven Je kunt de symbolische betekenis van doop en avondmaal uitleggen. Je kunt de christelijke feestdagen kernachtig omschrijven en plaatsen in hun volgorde in het jaar Stof Lesboek blz. 11 t/m 17 + 31 (Het ontstaan van het kerstfeest) Opdrachten 28) Welke twee hoofdbetekenissen heeft het avondmaal volgens christenen? 29) Waarom zijn er in de protestantse kerken minder sacramenten dan in de katholieke kerk? 30) Wat is het belangrijkste christelijke feest? Waarom? 31) Wat herdenkt/viert men met Hemelvaart en Pinksteren? 32) (blz. 31) Wat is de geboortedatum van Jezus Christus? 33) Maak uit het lesboek: opdracht 5 en 6 LVB Bij het sacrament van de biecht gaat het om toegeven dat je iets fout gedaan hebt. De priester zegt dan dat God de zonden vergeeft. E. Hoe werkt zoiets in het dagelijkse leven? Heb jij wel eens (moeten) toegeven dat je iets fout had gedaan? Helpt het dan om zoiets eerlijk toe te geven of breng je jezelf dan alleen maar in moeilijkheden? Ofwel: wat is beter: verkeerde daden verzwijgen of toegeven? Leg je antwoord uit. Doel
In de volgende week krijg je een SO over les 1 t/m 4
Les 5: Van vervolging naar staatskerk
Je kunt de ontstaansgeschiedenis van het christendom in de wereld van het antieke Rome op hoofdlijnen weergeven Je kunt de oorzaken benoemen die voor de Romeinse overheid aanleiding waren om christenen te vervolgen Je kunt de voor- en nadelen noemen van de ontwikkeling van onderdrukking naar staatsgodsdienst voor het christelijk geloof Stof Lesboek blz. 22 t/m 27 en 30 t/m 34 (tot christenen worden heersers.) En tekst 3 uit dit bronnenboek Opdrachten Vragen over tekst 3 uit het bronnenboek: 34) Welke vrijheid geeft het edict van Milaan aan burgers in het Romeinse Rijk? 35) Wat betekent het edict van Constantijn voor het christendom? 36) Wie is een christen volgens het edict 'cunctos populos'? 37) Wat mogen mensen verwachten die iets anders geloven? Vragen over het lesboek: 38) Mochten vreemdelingen in het Romeinse Rijk hun eigen goden vereren? 39) Waarom was de christelijke manier van leven voor Rome zo’n probleem? 40) Maak uit het lesboek: opdracht 1 Wat veranderde er voor christenen na de bekering van keizer Constantijn? 41) Wat was het motief van keizer Constantijn om zich te bemoeien met de inhoud van het christelijk geloof? 42) Aan welke discussie over Jezus Christus maakte het concilie van (Nicea) in 325 een einde? 43) Wanneer en onder welke keizer werd het christendom staatsgodsdienst? 44) Welk gevolg had dit besluit voor de positie van de bisschop van Rome? LVB In Nederland kennen we het verschijnsel scheiding van kerk en staat. De kerk vertelt de regering niet hoe ze het land moeten besturen en de regering vertelt de kerk niet wat ze mogen geloven. F. Is er een grens aan de vrijheid van geloof of mogen gelovigen alles zeggen en doen wat hun geloof voorschrijft? De wetten van Nederland beginnen als volgt: Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden … G. Wat vind jij ervan, dat in onze wetten het staatshoofd wordt gekoppeld aan de God waar christenen in geloven? Leg je antwoord uit. Doel
Les 6: Over de kerk als instituut van macht
Je kunt de geschiedenis van enkele pausen beschrijven, die verantwoordelijk waren voor de centralisatie van de macht van de kerk. Je kent de belangrijkste feiten van het levensverhaal van Franciscus van Assisi en je kunt aangeven welke kritiek hij op de kerk leverde. Stof Lesboek blz. 34 t/m 43 Opdrachten Vragen over het lesboek: 45) Paus Gregorius VII omschreef de macht van de paus in drie punten. Welke? 46) Welk conflict had Gregorius VII met koning Hendrik IV van Duitsland? 47) Hendrik IV ging naar Canossa. Waarom deed hij dat? 48) Wanneer heerste Innocentius III en hoe zag hij de positie van de paus? 49) Wat was de taak van de 'Inquisitie'? 50) Wat was de aanleiding voor de splitsing van de kerk in 1054? 51) Wat is kenmerkend voor de Oosters-orthodoxe kerkdiensten? 52) Waarom gingen christenen in de 12e en 13e eeuw protesteren tegen de machtspositie en rijkdom van hun kerk? 53) Wie was Franciscus van Asissi? 54) Op welke wijze volgde Franciscus Jezus na? Doel
LVB
55) Wat zijn de de motieven achter het ideaal van vrijwillige armoede van de Orde der Minderbroeders? 56) Wat is de waarde van de diverse kloosterorden geweest in Europa? 57) Maak uit het lesboek: opdracht 5 en 6 Lees uit de Bijbel het gedeelte Mattheus 20: 25-28 H. Wat bedoelt Jezus in dit stukje volgens jou? I. Wat lijkt je leuker: heersen of dienen? Leg je antwoord uit. J. Vind je het handelen van de kerk in de middeleeuwen passen bij het christelijk geloof? Waarom wel/niet? Geef minimaal twee argumenten.
Les 7: Over de kerk in crisis
Je kunt een belangrijk verschil in levens- en geloofshouding tussen de middeleeuwse mens en de mens in de renaissance beschrijven. Je kunt de belangrijkste kenmerken geven van het streven naar een bijbelse kerk van Erasmus. Je kunt de kritiek van Erasmus op de kerk weergeven. Stof Stof: Lesboek blz. 44 t/m 47 en tekst 4 uit dit bronnenboek Opdrachten Vragen over het lesboek: 58) Hoe zag het kerkelijke leven er tot de zestiende eeuw globaal uit? 59) Noem drie oorzaken voor het veranderingsproces in de 14e en 15e eeuw. 60) Wat stond er centraal in de oude wereldorde en wat kwam daarvoor in de renaissance in de plaats? 61) Welke vier kerkelijke rituelen konden de Bijbelgeleerden bij het bestuderen van de oude teksten niet terugvinden? 62) Wat was volgens Erasmus de kern van het geloof? 63) Verklaar de handel in aflaten aan het eind van de Middeleeuwen. 64) Maak uit het lesboek: opdracht 1 Vragen over tekst 4 uit het bronnenboek: 65) Wat zou er volgens Erasmus gebeuren, wanneer pausen het voorbeeld van Christus zouden gaan navolgen? 66) Waar zijn bisschoppen volgens Erasmus goed in en wat verwaarlozen zij? LVB K. Rijkdom, bezit, macht, status, de bisschoppen in de 15 e eeuw vonden deze zaken volgens Erasmus heel erg belangrijk. In onze samenleving zijn dat ook zaken die belangrijk zijn. Hoe kijk jij daar tegenaan? Wat is voor jou de waarde van een belangrijke baan, veel geld verdienen, groot huis, mooie auto, verre vakanties? Leg je antwoord uit. Doel
Les 8: Over de Reformatie
Doel
Je kunt het levensverhaal van Luther weergeven Je kunt de boodschap van Luther op hoofdpunten omschrijven Je kunt de belangrijkste punten van Luthers kritiek op de kerk weergeven Je kunt de belangrijkste redenen noemen, waarom het calvinisme in Nederland een grotere invloed heeft gekregen dan het lutheranisme. Stof Lesboek blz. 48 t/m 53 en tekst 5 uit dit bronnenboek Opdrachten Vragen over het lesboek: 67) Wat ontdekte Luther in de bijbel? 68) De boodschap van Luther leverde kritiek op de aflatenhandel. Leg dit uit. 69) Leg uit waarom de paus in Luther een ketter zag. 70) Noem drie redenen waarom Calvijn zoveel invloed in Nederland kreeg.
LVB
71) Wie besloten waar en wanneer dat er een Nederlandse bijbel moest komen? 72) Hoe reageerde de paus uiteindelijk op de Reformatie? 73) Na de Reformatie zijn er nog talloze kleinere kerkscheuringen geweest. Kun je volgens jou nog wel spreken van hét christendom? Leg uit. 74) Maak uit het lesboek: opdracht 3 en 4 Vragen over tekst 5 uit het bronnenboek: 75) Hoe dachten Luther en Calvijn over de manier waarop de mens door God gered zou worden? 76) Welk verschil zit er in de visie van Luther en Calvijn op de verhouding tussen de staat en kerk? L. Voeg de opdracht over het kerkbezoek aan je LVB toe. De inleverdatum van je LVB deel 1 is: Laatste les in week 48 (23 t/m 27 november 2015)