Peerlings Juna
LEVEN(DE) LESSEN AARDRIJKSKUNDE?!
Promotor: Decoster Anja
Academiejaar 2015 -2016 ERASMUSHOGESCHOOL BRUSSEL ONDERWIJS EN PEDAGOGIE ALGEMENE VAKKEN : AARDRIJKSKUNDE - BIOLOGIE
Peerlings Juna
LEVEN(DE) LESSEN AARDRIJKSKUNDE?!
Promotor: Decoster Anja
Academiejaar 2015 -2016 ERASMUSHOGESCHOOL BRUSSEL ONDERWIJS EN PEDAGOGIE ALGEMENE VAKKEN : AARDRIJKSKUNDE – BIOLOGIE
Gezien
Decoster Anja
1 Woord vooraf Graag zou ik iedereen bedanken die mij geholpen heeft bij het realiseren van mijn finale. Op de eerste plaats wil ik mijn promotor, mvr. Anja Decoster bedanken voor haar goede sturing en begeleiding. Ook mr. Bram Verdoodt wil ik bedanken voor het geven van praktische informatie in verband met de finale en voor zijn vertrouwen in mij waardoor ik mijn finale in januari mag verdedigen. Vervolgens wil ik ook de leerlingen uit de klassen 1A, 1E en 1F van het Sint-VictorInstituut in Alsemberg bedanken voor het meewerken aan mijn onderzoek door het maken van de toetsen en het invullen van de enquête. Ik mag natuurlijk ook mijn stagementor meneer Marc Van Belle niet vergeten. In zijn klassen heb ik mijn onderzoeken mogen uitvoeren en hij heeft mij ook steeds veel informatie en feedback gegeven. Tijdens mijn laatste stage heb ik veel van hem geleerd en hij heeft mij ook zeer goed begeleid en gesteund. Daarvoor een welverdiende dank u wel. Tot slot wil ik mijn familie en vooral mijn vriend bedanken voor hun hulp en steun bij het realiseren van mijn finale
Pagina 4
2 Inhoud 1 Woord vooraf .......................................................................................... 4 Inhoud: Lijst met tabellen ........................................................................... 7 Inhoud: Lijst met figuren ............................................................................ 7 3 Inleiding ................................................................................................. 8 4 Bekende media gebruiken....................................................................... 10 4.1 Bekend mediagebruik door de jongeren. ............................................. 10 4.1.1 Tv in de klas .............................................................................. 10 4.1.2 GSM-gebruik in de les. ................................................................ 11 4.1.3 Edutainment .............................................................................. 11 4.1.4 Jongeren zoeken hun identiteit, cliché of feit? ................................ 11 4.1.5 Internet op school ...................................................................... 12 4.1.6 Invloed van media op de jongeren ................................................ 13 4.2 Manieren van leren .......................................................................... 14 4.2.1 Volgens Kolb zijn er vier verschillende leerstijlen ............................ 14 4.2.2 Intelligenties volgens Gardner ...................................................... 17 4.3 Op welke manieren kunnen we leerstof levend maken?......................... 19 4.3.1 Visualiseren ............................................................................... 19 4.3.2 Personaliseren ........................................................................... 19 4.3.3 Actualiseren ............................................................................... 20 4.4 Voorbeelden van manieren om de lessen aardrijkskunde meer levendig te maken. ................................................................................................ 20 4.4.1 Foto’s gebruiken ......................................................................... 20 4.4.2 Grafieken en diagrammen ........................................................... 21 4.4.3 Filmfragmenten .......................................................................... 21 4.4.4 Stripverhalen ............................................................................. 21 4.4.5 Nieuws (krantenartikelen en nieuwsfragmenten) ............................ 22 4.5 Levend maken van de lessen aardrijkskunde volgens de leerplannen ...... 23 4.5.1 Leerplan GO! ............................................................................. 23 4.5.1.1 Websites en apps per cluster in het leerplan van het GO! .............. 32 4.5.1.2 Besluit leerplan GO! ................................................................. 39 4.5.2 Leerplan van het VVKSO ............................................................. 39 4.5.2.1 Besluit leerplan VVKSO ............................................................. 47 Pagina 5
4.5.3 Leerplan van OVSG ..................................................................... 47 4.5.3.1 Besluit leerplan OVSG .............................................................. 52 4.5.4 Algemeen besluit in verband met de leerplannen ............................ 53 4.6 Synthese literatuurstudie .................................................................. 54 5 Ontwikkelingsplan ................................................................................. 55 5.1 Plan voor het onderzoek ................................................................... 55 5.2 Hypothese....................................................................................... 55 6 Uitvoeren van het interventieplan ............................................................ 56 6.1 Reflectie stage + interventieplan ........................................................ 56 6.2 Aangepast interventieplan ................................................................. 57 7 Resultaten van het onderzoek ................................................................. 60 7.1 Resultaten van de toetsen ................................................................. 60 7.2 Resultaten van de enquête: Percentage van de leerlingen die deze les het aangenaamste vonden. .......................................................................... 61 8 Besluit ................................................................................................. 64 Referentielijst .......................................................................................... 66 Bijlages ................................................................................................... 68 Bijlage 1 ............................................................................................... 68 Bijlage 2 ............................................................................................... 69 Bijlage 3 ............................................................................................... 71 Bijlage 4 ............................................................................................... 72 Bijlage 5 ............................................................................................... 75 Bijlage 6 ............................................................................................... 76 Les 1 ................................................................................................. 76 Les 2 en 3.......................................................................................... 77 Les 4 ................................................................................................. 78 Les 6 ................................................................................................. 84 Les 7 ................................................................................................. 85 Fragment uit boek van les 7 ................................................................. 88 Bijlage 7 ............................................................................................... 89 Bijlage 8 ............................................................................................... 97
Pagina 6
Inhoud: Lijst met tabellen Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
In het leerplan van het GO! ........................................................... 23 Tips rond media gebruik in het leerplan GO! .................................... 32 In het leerplan van het VVKSO. ..................................................... 39 In het het leerplan van OVSG. ....................................................... 47 Interventieplan van het onderzoek. ................................................ 57 Verschillen tussen de levendige en minder levendige lessen. ............. 58 Resultaten van de toetsen............................................................. 60 Resultaten van de enquête ............................................................ 61
Inhoud: Lijst met figuren Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur
1: Leerstijlen van Kolb .................................................................... 15 2: Meervoudige intelligentie van Gardner........................................... 17 3: Leerlingen kwamen de landen aanduiden op het bord. .................... 76 4: Dit was een oefening als controlefase. ........................................... 76 5: Leerlingen kwamen de zeeën aanduiden op het bord....................... 77 6: Leerlingen kwamen rivieren en gebergten aanduiden op het bord. .... 77 7: Leerkracht vroeg wat leerlingen wisten over geocaching. ................. 78 8: Animatiefilm coördinaten stelsel.. ................................................. 78 9: Leerlingen leggen uit hoe een gps werkt. ....................................... 79 10: Leerlingen zien animatie filmpje over de breedtecirkels. ................ 79 11: In PowerPoint presentatie worden de breedtelijnen benoemd. ....... 80 12: In PowerPoint presentatie worden de breedtelijnen benoemd. ........ 80 13: Breedtelijnen benoemen in cursus met behulp van PowerPoint. ...... 81 14: Animatiefilmpje over lengtecirkels. .............................................. 81 15: In PowerPoint worden lengtelijnen benoemd. ............................... 82 16: Functie nulmeridiaan. ................................................................ 82 17: Digitale oefening breedte- en lengtelijnen. ................................... 83 18: Geocaching in eigen omgeving. .................................................. 83 19: Filmpje Koen Wauters op Mont Blanc. .......................................... 84 20: Kaft van het boek waarvan de leerlingen een scéne moeten lezen... 85 21: Filmpje over erosie. .................................................................. 85 22: Link leggen tussen boek en leerstof. ........................................... 86 23: Online quiz valleivormen benoemen. ........................................... 86 24: Kruiswoordraadsel maken over aangeduide woorden in het verhaal. 87 25: Leestekst uit "De Kloof van Jan Terlouw" .................................... 88
Pagina 7
3 Inleiding Toen ik in 2012 begon met de opleiding, had ik veel verwachtingen over hoe en wat ik allemaal zou leren. Als ik nu terug kijk op mijn studentenloopbaan op de Erasmushogeschool Brussel, merk ik op dat ik niet alleen veel theoretische en praktische dingen uit modules en stages heb geleerd, maar dat ik ook veel heb geleerd over mezelf. Ik heb ontdekt dat ik bepaalde kwaliteiten heb die ik zeker kan gebruiken als leerkracht en ik heb ook ontdekt dat ik bepaalde werkpunten heb. Zowel mijn werkpunten als mijn kwaliteiten heb ik in de loop van mijn studies goed kunnen verbeteren. Als ik kijk naar de basiscompetenties van een leerkracht die ik dus op het eind van mijn studies zou moeten behaald hebben, dan merk ik op dat er bepaalde kwaliteiten zijn waar ik goed in ben en die ik steeds meer zal kunnen verfijnen en dat er competenties zijn waar ik nog extra zal moeten aan werken. De competenties waar ik al zeker goed in ben, zijn: “inhoudelijk expert” en “de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen”. Een van mij kwaliteiten is dat ik veel weet over de vakken die ik studeer en dat ik ook heel leergierig ben om er veel over bij te leren. Zo kon ik tijdens mijn stage vaak extra dingen vertellen of op extra vragen van de leerlingen antwoorden. Dit is dus een basiscompetentie (De leraar als inhoudelijk expert) die ik reeds bereikt heb, maar waar ik ook aan kan blijven werken. “De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen”, is een competentie waar ik altijd zeer hard aan heb gewerkt. Ik heb veel bijgeleerd bij de huiswerkbegeleidingsstage hieromtrent. Wat ik ook veel in mijn stage heb geprobeerd, is de leerlingen helpen bij het schematiseren van hun leerstof om dit zo makkelijker te studeren. In de loop van mijn stage heb ik gemerkt dat ik ook goed ben in het gebruik van verschillende media. Zo heb ik vaak filmpjes en artikels gebruikt in mijn lessen en liet ik altijd veel afbeeldingen zien. Zo visualiseerde ik de leerstof. Ik denk dat door de leerstof te visualiseren de leerlingen ze ook makkelijker kunnen leren. Zelf heb ik een goed fotografisch geheugen en vind ik het ook veel makkelijker om iets met beelden en schema’s te leren. Toen ik in het middelbaar zat als leerling vond ik vaak dat leerkrachten dit te weinig deden. Tijdens mijn stages heb ik altijd veel beelden en fragmenten gebruikt. Hierop kreeg ik steeds positieve commentaar van de mentoren. Zelf werkblaadjes maken, is dus een kwaliteit waar ik goed in ben. Een werkpunt dat ik zeker nog heb is: “de leraar als opvoeder”. Streng zijn is zeker een werkpunt voor mij. In de afgelopen stages heb ik daar al veel aan gewerkt en ben ik daar al enorm in verbeterd. Ik denk dat als ik de lessen aangenamer maak en de leerlingen nog meer kan enthousiasmeren, Pagina 8
dat ik dan minder streng zal moeten zijn omdat de leerlingen dan beter zullen meewerken. Zo creëer ik ook een aangenamer leerklimaat voor de leerlingen. In het nieuwe leerplan van het Gemeenschapsonderwijs voor de eerste graad aardrijkskunde (leerplan ging in vanaf september 2015) streeft men meer naar het gebruik van websites en apps in de lessen aardrijkskunde. Ik zou graag onderzoeken of we de leerstof van aardrijkskunde met onder andere apps en websites levendiger zouden kunnen maken. Met levendiger bedoel ik dat de leerlingen de leerstof meer kunnen linken met hun leefwereld waardoor ze ook meer gemotiveerd gaan zijn om mee te werken. Lessen waarin veel activerende werkvormen worden gebruikt zijn ook levendige lessen. Vaak is de leerstof van aardrijkskunde abstract. Hierdoor begrijpen de leerlingen het niet goed en zijn ze dus vaak minder gemotiveerd voor het vak aardrijkskunde. Met levendig bedoel ik dus ook het concretiseren van de leerstof waardoor de leerlingen het beter begrijpen en makkelijker linken kunnen leggen met hun leefwereld. Mijn titel “leven(de) lessen aardrijkskunde!?” kan je dus op twee manieren interpreteren. “levende lessen aardrijkskunde!” dit verwijst naar het activeren en personaliseren van de lessen en “leven de lessen aardrijkskunde?” hierbij is de vraag of de lessen aardrijkskunde concreet genoeg zijn. Ik ga dus onderzoeken of levende lessen aardrijkskunde het inzicht en de punten van de leerlingen verbeteren en of de leerlingen op deze manier de lessen ook aangenamer vinden.
Pagina 9
4 Het levendig maken van de lessen aardrijkskunde. Om te beginnen ga ik wat uitleg geven over wat het concreter maken van de leerstof inhoudt en op welke manieren dit kan aangepakt worden in de lessen aardrijkskunde. Vervolgens ga ik enkele voorbeelden geven over hoe ik deze werkvormen zelf al eens heb aangepakt en wat mijn reflectie hieromtrent is.
4.1 Het levendig maken van de lessen door gebruik van media. Wanneer ik terugblik op de evolutie die ik heb meegemaakt wat media betreft, zie ik dat er in de voorbije 20 jaar zeer veel vooruitgang is geweest. Als kind keek ik nog naar video’s en pas als ik uit de Disneyperiode was gegroeid, kwamen de eerste dvd’s op de markt. Thuis hadden we een computer waar mijn ouders op werkten en waarop mijn zus en ik af en toe mochten spelen, maar niet dagelijks. Op tv was er alleen Ketnet tussen 16 uur tot 20 uur. Voor 16 uur moesten we spelen, want er waren geen ander kinderprogramma’s. Nu is er de hele dag door tv voor kinderen. Toen ik in de derde kleuterklas zat, kreeg ik mijn eerste walkman die cassettes afspeelde (o.a. Samson en Gert op cassette). Later kwam er een walkman met cd’s en nu zijn het allemaal mp3- en mp4-spelers. De kinderen die in de jaren 2010 zijn geboren, zijn al vanaf hun eerste levensjaar op een tablet aan het spelen. Soms weten deze kinderen blijkbaar meer over hoe een computer of een tablet werkt dan een oudere persoon. Laten we eens bekijken wat nu precies de invloed is van deze bekende media op de leefwereld van de jongeren. De jongeren (leerlingen uit het secundair onderwijs) zijn de hele dag bezig met media. ’s Morgens worden ze wakker doordat de wekker van hun gsm afgaat. Het eerste wat ze doen, is controleren of ze nog sms’en hebben gekregen. Ook kijken ze via hun smartphone op het internet of hun bus/trein geen vertraging zal hebben. Als ze ’s avonds thuis zijn, moeten ze soms taken maken op de computer en ondertussen chatten ze dan ook nog eens (soms over de taken). Gemiddeld zijn jongeren 6 uur per dag bezig met media (Sammy Frankenhuis, 2007). Zo is de media de normaalste zaak van de wereld voor de jongeren. Op Facebook zitten, op internet surfen, op tv zappen, ... zijn voor hen de gewoonste zaken. 4.1.1 Tv in de klas In de klas stonden al langer televisies om naar een film of documentaire te kijken. Vroeger werd vooral in de lagere school wel eens in de namiddag naar een film of documentaire, die op dat moment werd uitgezonden, gekeken of de leerkracht toonde een programma op video. Tegenwoordig doen ze dit natuurlijk met de computer en beamer en sommige scholen hebben ook al een digitaal bord. De jongeren kijken zo graag naar filmpjes dat ook de educatieve sector hierop inspeelt. Sindsdien worden in de lessen in het secundair onderwijs ook vaker filmpjes getoond aan de leerlingen. Pagina 10
Zo vind je bijvoorbeeld veel interessante filmpjes voor lessen op schooltv (NL). Zulke programma’s vormen zeer goede informatiebronnen voor de lessen. 4.1.2 GSM-gebruik in de les. Zoals reeds besproken, staan jongeren op en gaan ze slapen met hun gsm. Hun gsm gebruiken ze niet alleen om te bellen maar ook om hun prestige weer te geven. Het is een modeaccessoire dat iedereen moet hebben en liefst zo hip mogelijk. Het hoort bij hun kledingstijl en hun schoenen. Ook geeft de gsm zowel aan de jongeren als aan de ouders een gevoel van veiligheid. Op de meeste scholen is het verboden om een gsm te gebruiken tijdens de les. Als een gsm afgaat wordt hij vaak tijdelijk afgepakt of staan er andere sancties op. De gsm wordt als iets negatief bestempeld in het onderwijs. Leerkrachten zien het als iets dat de leerlingen afleidt en ervoor zorgt dat ze minder bezig zijn met de les. Toch kan het handig zijn om af en toe een gsm te laten gebruiken tijdens de les. Leerlingen kunnen ermee informatie opzoeken via het internet. Ook kunnen de leerlingen aantekeningen maken op hun gsm over de les of foto’s maken van bepaalde schema’s die op het bord staan. Dit motiveert de leerlingen ook meer omdat ze mogen leren met iets dat veel met hun leefwereld heeft te maken. 4.1.3 Edutainment Als je deze term leest, klinkt het meteen als iets speciaal of hoogstaand. Maar het is gewoon een mooie term voor gamen en leren. Bij het woord Edutainment staat “edu” voor educatief en “tainment” voor entertainment. Vaak worden games als negatief bestempeld. Er zijn veel artikels waarin staat dat gamen een negatieve invloed heeft op de jongeren. Uit studies blijkt echter dat jongeren net dingen bijleren door het gamen. Ze krijgen inzichten of krijgen de kans verschillende strategieën uit te proberen. Ze leren leren met vallen en opstaan. Doordat de games spannend en vol mysterie en uitdaging zitten, vinden jongeren het leuk om het vaak te spelen. Op cognitief vlak worden ze tijdens het gamen steeds uitgedaagd om op verschillende manieren te denken en handelen. (Sammy Frankenhuis, 2007) Jongeren die gamen, zouden volgens een studie een groter ruimtelijk inzicht hebben. Daarnaast moeten ze ook vaak beroep doen op hun creativiteit. Het gebruik van games in de lessen zou dus veel voordelen kunnen hebben. De leerlingen leren er niet alleen vaardigheden en attitude uit, maar ze kunnen er ook informatie uithalen. Een game zou voor vakken zoals aardrijkskunde heel bruikbaar kunnen zijn. 4.1.4 Jongeren zoeken hun identiteit, cliché of feit? Jongeren zijn op zoek naar hun eigen identiteit. Het klinkt misschien cliché maar uit onderzoek blijkt dat het werkelijk zo is (Sammy Frankenhuis, 2007). Als jongeren in hun puberteit zitten, weten ze niet goed wie ze zijn. Dit is altijd al zo geweest, maar nu is het nog erger dan vroeger. Pagina 11
Vroeger was er een rollenpatroon. Als meisje trouwde je, kreeg je kinderen en werd je huisvrouw. Als jongen studeerde je wat je vader gestudeerd had en vervolgens ging je op dezelfde plaats werken als je vader. Je weg was al uitgestippeld en veel keuzes moesten er dus niet gemaakt worden. Nu is er veel meer vrijheid. Jongeren mogen kiezen wat ze studeren, hun keuze hangt niet af van hun ouders, ook meisjes gaan studeren en werken. Het rollenpatroon is doorbroken en er zijn geen uitgestippelde wegen meer. Hierdoor hebben de jongeren zoveel mogelijkheden, dat ze het soms heel moeilijk vinden om de juiste keuze te maken. Daarom zijn ze zeer hard op zoek naar wie ze precies zijn en wat ze willen bereiken in hun leven. Vaak spiegelen jongeren zich aan bekende personen. Ze kleden en gedragen zich zo. Dan merken ze dat dit niet helemaal bij hun past en veranderen ze weer hun stijl. Via de sociale media zoals Facebook wordt ook veel van hun persoonlijkheid bepaald. Ze zetten een foto of tekst op facebook. Vervolgens krijgen ze positieve reacties en gaan ze steeds meer zo’n foto’s en teksten op Facebook zetten. Als ze negatieve reacties krijgen, doen ze dit niet meer. Zo wordt hun gedrag en hun kledingstijl ook bepaald via de sociale media. Jongeren voelen zich makkelijk eenzaam en hebben het gevoel dat niemand hen begrijpt. Daarom hebben ze veel vrienden nodig om over hun emoties of belevingen te communiceren. Dit doen ze dan via de sociale netwerksites. Hoe meer vrienden ze hier hebben, hoe meer ze erover kunnen opscheppen en hoe veiliger ze zich voelen. Hierbij zijn zelfreflectie en nadenken over hun manier van denken en leren natuurlijk ook weer belangrijk om op een goede manier met de nieuwe media om te kunnen gaan. Omdat jongeren vaak alleen achter de computer zitten op hun kamer hebben ze hier niet veel controle op van de ouders. Hierbij is het belangrijk dat de ouders duidelijk maken dat ze graag weten waar hun kind mee bezig is en dat daar gewoon open over kan gepraat worden thuis. Om jongeren duidelijk te maken wat wel en wat niet kan, moeten er regels komen en moeten er afspraken gemaakt worden. De afspraken over hoe je met internet moeten omgaan, noemen we nettiquette. De leerkrachten en ouders kunnen regels opstellen voor de leerlingen zodat duidelijk is wat wel en niet kan, bijvoorbeeld: geen gegevens openbaar maken, niets doen waar je later spijt van krijgt, bedenk dat eventuele foto’s over jaren nog op het internet kunnen rondslingeren. 4.1.5 Internet op school Aangezien internet niet meer weg te denken is uit het dagelijkse leven van de jongeren is het internet ook niet meer weg te denken van de school. Op school moet men dus meer mee gaan met de leefwereld van de jongeren. Tijdens mijn stage heb ik opgemerkt dat men in alle scholen, in bijna elk lokaal, een computer en beamer heeft en op sommige scholen ook een smartboard. Sinds enkele jaren worden er ook vaker tablets gebruikt in verschillende scholen. Hiermee kunnen de leerlingen dan foto’s of filmpjes maken of bepaalde leerstof zelf opzoeken op het Pagina 12
internet. Tegenwoordig zien we in de media altijd veel afwisseling van beelden, van soorten films en van games. De leerlingen willen dus nu ook in de les zoveel mogelijk afwisseling zien omdat ze anders snel iets bestempelen als saai. Hiervoor is het internet heel handig. Je kan als leraar internetfilmpjes, foto’s, cartoons, artikels, sites met teksten, blogs, … laten zien. Door de bijna oneindig veel mogelijkheden kan bij wijze van spreken bijna elke les er volledig anders uitzien en zouden de leerlingen het blijvend uitdagend vinden om op te letten. Via deze weg kan ook het samenwerkend leren bevorderd worden. Door bijvoorbeeld een blog of facebookpagina van de klas te maken kunnen de leerlingen via deze pagina elkaar vragen stellen over de lessen of taken of samen taken maken en indienen. Omdat het via sociale media is, voelen de leerlingen het minder aan als een taak voor school maar meer als samenwerken via internet. Er is één belangrijke les in verband met het internet die op school ook zeker zou moeten aan bod komen. Dit is het cyberpesten. De meeste jongeren die dit doen zijn zich helemaal niet bewust van de gevolgen. Dit komt doordat ze meestal anoniem staan op het internet en dan hebben ze het gevoel dat ze persoonlijk niets doen. Ze durven ook meer te schelden omdat ze toch geen slaag kunnen krijgen via het internet. Het kan ook zijn dat iemand online een grap wil uithalen met iemand anders. Als de andere dit fout begrijpt, ontstaan er spanningen en dit kan ook leiden tot een gevoel van cyberpesten voor het slachtoffer. De gevolgen van het cyberpesten kunnen groot zijn. De gepeste gaat zich onveilig voelen en durft niet meer buiten te komen. Het online pesten kan het leven van het slachtoffer drastisch veranderen. Hierover zou de school de leerlingen goed moeten sensibiliseren. 4.1.6 Invloed van media op de jongeren We hebben gemerkt dat er de afgelopen jaren een evolutie opgetreden is in het onderwijs. Op school wordt al meer ICT-materiaal gebruikt en ook de smart boarden zijn nu een trend. Op de eerste plaats is het belangrijk om op voorhand te bepalen welk doel je hebt met de beelden die je gaat tonen in de klas. Sommige beelden hebben tot doel leerlingen bewust en kritisch met de verschillende media om te laten gaan, andere leggen de nadruk op het verwerven van inzicht in de culturele en maatschappelijke waarde. Een tweede belangrijk punt is dat er op school veel aandacht wordt besteed aan het technisch begrijpend lezen van leerlingen. Zelden wordt er aandacht besteed aan het begrijpend kijken naar media (films, nieuws, foto’s,…). Daarom is het nodig om in de les ook met leerlingen naar filmfragmenten te kijken en deze kritisch samen te bespreken. Zo kunnen leerkrachten in de lagere klassen met leerlingen films en foto’s bespreken en hierover steeds vragen laten beantwoorden in hun cursus. Met het ouder worden zullen de leerlingen zich steeds vaker zonder de cursus zelf die vragen gaan stellen als ze een bepaalde foto of film zien. Pagina 13
Hieruit kunnen we besluiten dat media een positieve invloed heeft op de jongeren. Ze leren er zowel cognitieve als sociale vaardigheden door. Natuurlijk moeten we als leerkracht de leerlingen ook waarschuwen voor de gevaren van het internet en hen veilig, op een juiste manier leren om gaan met het gebruik van bekende media.
4.2 Manieren van leren Onbewust zijn we de hele tijd, dag in dag uit, aan het leren. Als we een situatie op een bepaalde manier aanpakken en we ervaren dat dit zo positief verloopt, zullen we dergelijke situaties steeds op dezelfde manier proberen aan pakken. Indien we iets negatief meemaken gaan we dit onbewust proberen te vermijden om zo niet opnieuw deze fout te maken. Bij kinderen en jongeren zien we vaak dat ze op deze manier hun sociale vaardigheden leren. Als ze zich ‘fout’ gedragen ten opzichte van anderen (leerkracht, ouders, leeftijdsgenoten,…) zal die ander dat ook duidelijk maken. Zo ontstaat er vaak ruzie op deze leeftijd, maar kinderen leren onbewust wel hoe ze zich moeten gedragen ten opzichte van anderen. Ook als jongeren een sport uitoefenen (in een sportclub of bij lichamelijke opvoeding op school), gaan ze bepaalde handelingen op verschillende manieren uitproberen. Zo leren ze met vallen en opstaan om de sport perfect uit te voeren. Bij bovenstaande activiteiten zijn de leerlingen vaak onbewust aan het leren door gewoon te experimenteren. Als leerlingen in de klas zitten, zijn ze zich bewust van het feit dat ze aan het leren zijn. Zo ervaren de leerlingen het leren vaak als saai. Ze vinden er soms geen doel aan of snappen niet waarom ze dat moeten weten. Als de leerlingen een verband kunnen leggen tussen de leerstof en hun leefwereld (of hun ervaringen) dan kunnen ze de leerstof een concrete betekenis geven. Hierdoor snappen ze het nut van het leren en gaan ze de leerstof makkelijker tot zich nemen. Als leerkrachten zien dat de leerlingen iets niet begrijpen, gaan ze vaak proberen om de leerstof concreter te maken door voorbeelden te geven. Pas als de leerlingen het concreet hebben gezien zullen ze ook abstracter denken over de leerstof. 4.2.1 Volgens Kolb zijn er vier verschillende leerstijlen David A. Kolb (1939) is een leerpsycholoog en pedagoog uit de Verenigde Staten die zich richt op het ervaringsgericht leren. Hij is bekend geworden door zijn theorie over de leerstijlen. Volgens zijn theorie zijn er vier soorten leerstijlen. Elk soort leerling heeft een andere methode om zich bepaalde leerstof of handelingen eigen te kunnen maken. Er zijn vier leerstijlen: doener, dromer, denker en beslisser. Een extra woordje uitleg. Pagina 14
De doener Deze leerling gaat het liefst de leerstof uitvoeren of ermee experimenteren. Bv.: je geeft hem een atlas en hij gaat zelf ontdekken op welke manieren hij verschillende kaarten kan terugvinden. Door gewoon in de atlas te bladeren en de verschillende lijsten op verschillende momenten toe te passen. Hierdoor ontdekt hij zelf welk register hij best wanneer gebruikt. De dromer Die gaat het liefst observeren. Kijken hoe anderen het doen of een filmpje bekijken waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe je alles best opzoekt in de atlas. De denker Deze zal eerst een boek lezen of theorieën bedenken over hoe hij het best kaarten opzoekt in de atlas. De beslisser Deze zal eerst voor zichzelf een stappenplan of schema maken en dit vervolgens volgen om kaarten op te zoeken in de atlas. Figuur 1: Leerstijlen van Kolb Op de afbeelding zien jullie een schema van de vier leerstijlen van Kolb (Speksnijder, sd). Als we in de les rekening houden met deze leerstijlen, krijgen we een lesstructuur waarbij alle leerlingen hun deel krijgen. Deze lesstructuur is als volgt:
Onderdompelen (waarneming) Verhelderen Verklaren (inzicht) Toepassen (oefenen in andere context)
Deze vier stappen passen wij ook steeds toe in onze vijf lesfasen (oriënteren, verwerven-en verwerken, controleren, toepassen en reflecteren) (Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen,Wikipedia® , 2015) Pagina 15
Volgens Kolb kunnen de leerlingen op deze vier manieren leren. Leerlingen hebben meestal een voorkeur maar naar mate ze de leerstof beter beheersen, gaan ze steeds andere methodes uit proberen waardoor het een cyclus vormt. In de verschillende lesfase van onze lessen komen deze stappen dan ook steeds voor.
Pagina 16
4.2.2 Intelligenties volgens Gardner Niet alleen zijn er vier manieren om iets te leren. De manier waarop een leerling iets leert hangt ook af van zijn soort intelligentie. Howard Gardner is een psycholoog van de Harvard-universiteit. Voor zijn theorie over de meervoudige intelligentie kreeg Gardner in 1981, de MacArthurprijs. Volgens Gardner zijn er 8 soorten intelligenties. Dit zijn methodes waarop de hersenen van verschillende personen het beste nieuwe leerstof kunnen verwerken en opslaan. Op de afbeelding rechts op deze pagina zien jullie de 8 intelligenties in een schema. (Ruijs, sd) Deze 8 intelligenties zijn: Wiskundig-logisch of logisch-mathematische intelligentie Deze mensen denken vaak logisch na en kunnen makkelijk verbanden leggen. Ze denken ook vaak kritischer dan anderen. Ze zijn sterk in het maken van berekeningen dit samen met hun verbanden kunnen leggen zorgt er voor dat ze zeer goed zijn in wetenschappen. Ze zijn op vlak van aardrijkskunde goed in topografie. Een nadeel dat ze vaak hebben is het “zwart–wit” denken. Lichamelijk-motorische of kinesthetische intelligentie
lichamelijk-
Zij drukken hun emoties zeer lichamelijk uit en hebben veel nood aan beweging. Zij vinden de vakken waarbij men mag experimenteren of knutselen leuk. Als ze lang moeten stil zitten neemt hun concentratie af. Bij hen is het goed om regelmatig een zelfstandige opdracht te geven. Muzikaal-ritmische intelligentie Zij kunnen zich best concentreren als de stem van de spreken veel nuances legt of als de spreker in een bepaald ritme iets zegt of een Figuur 2: Meervoudige intelligentie van beweging maakt. Deze leerlingen kunnen ook zelf Gardner op een heel boeiende manier verhalen vertellen. Zij kunnen makkelijk leerstof onthouden door rijmpjes als ezelsbruggetje. Intrapersoonlijke intelligentie Deze leerlingen denken in stilte, kunnen zich niet goed concentreren als er geluiden rond om hen zijn. Zij kunnen zeer doelgericht werken en weten wat ze willen bereiken. Ze hebben vaak zelfkennis en kunnen goed om met het nemen Pagina 17
van verantwoordelijkheid. Ze stellen vaak hoge eisen voor zichzelf. In de klas zie je ze wel eens dagdromen en dan is de kans groot dat ze over iets aan het filosoferen zijn. Interpersoonlijke intelligentie Zij denken door te praten over hun gedachten. Als ze er niet over kunnen praten kunnen ze ook niet makkelijk denken. Deze leerlingen houden van gezelligheid en feestjes. Ze nemen graag de leiding en zijn goed in het organiseren van activiteiten. Taalkundige of verbaal-linguïstische intelligentie Deze mensen leren door te luisteren naar verhalen. Ze zijn goed in het beeldend vertellen en schrijven graag verhalen of gedichten. In hun vrije tijd houden ze ook van lezen. Natuurgerichte of naturalistische intelligentie Zij zijn goed in het observeren van handelingen en het classificeren van informatie. Ze willen vaak dingen ontdekken waardoor ze veel observeren. Ze zijn enorm geïnteresseerd in alles wat leeft en groeit. Biologie boeit hen dan ook erg. Deze leerlingen houden veel van buiten zijn in de letterlijke zin. Visueel-ruimtelijke intelligentie Ze denken in beelden en kunnen veel beter onthouden als ze iets getekend zien. Daarom maken ze veel schema’s of tekenen ze veel figuren om de leerstof te onthouden. Ze houden ook van tekenen en knutselen. Ze kunnen zich snel oriënteren. In de lessen moeten we er dus naar streven om met deze 8 soorten intelligenties rekening te houden en er voor zorgen dat elke leerling aan zijn trekken komt.
Pagina 18
4.3 Op welke manieren kunnen we leerstof levend maken? Zoals in de inleiding besproken, bedoelen we met het levend maken van de lessen aardrijkskunde, dat we de leerstof zo concreet mogelijk gaan maken zodat alle leerlingen goed begrijpen waarover het gaat. Ook is het de bedoeling dat ze de leerstof makkelijker kunnen leren. In het vorige deel zagen we op welke manieren de verschillende leerlingen in een klas graag de leerstof concreter zien. Nu gaan we dieper in gaan op de verschillende methodes van concretiseren van leerstof. 4.3.1 Visualiseren Visualiseren is het tonen van beelden (foto, schema, filmpje,…). Door een foto te laten zien aan de leerlingen kunnen ze zich een concreet beeld vormen van hoe iets eruit ziet. Als de leerkracht bijvoorbeeld wil uitleggen wat een plateau in aardrijkskunde is gaat dit het best lukken door er een foto van te laten zien en er eventueel aantekeningen bij te maken. Anders zouden de leerlingen kunnen denken dat het gaat over een plateau die een ober draagt. Op deze manier zien de leerlingen ook meteen zeer concreet de kenmerken van een plateau. De leerlingen van tegenwoordig geraken ook steeds meer geïnteresseerd in het bekijken en bestuderen van foto’s. Ze zijn in hun vrije tijd constant bezig met het maken van foto’s, het posten van foto’s op sociale media (Facebook, Twitter, …) en het bekijken en beoordelen van foto’s op internet en sociale media. Door het gebruik van beelden in de lessen aardrijkskunde gaat het vak ook meer tot de verbeelding van de leerlingen spreken. Door regelmatig beelden te tonen over verschillende gebieden op aarde, gaan de leerlingen na een tijd goed weten welk foto van welk deel van de aarde komt. Ze herkennen dit dan onbewust aan de culturele eigenschappen en de vegetatie die ze zien op de foto. Leerlingen met een visueel-ruimtelijke intelligentie halen hier veel voordeel uit. 4.3.2 Personaliseren Personaliseren wilt zeggen dat je je gaat inleven in wat er gebeurt. De leerlingen proberen zich voor te stellen hoe het moet zijn om zoals bepaalde mensen te leven of hoe ze zich in bepaalde situaties zouden voelen. Doordat ze zich inleven in het leven van bepaalde personen gaan ze zich ook meer vragen stellen over hoe het komt dat men daar zo leeft. Dit is een goede inleiding om het te hebben over de aardrijkskundige aspecten van een bepaalde regio. Onder personaliseren verstaan we ook het gebruik van de jongeren hun eigen leefwereld in de les. Als leerlingen leerstof kunnen linken met hun eigen leefwereld snappen ze ook beter waarom ze deze leerstof moeten leren. Zo heb ik in mijn laatste stage bijvoorbeeld een les over de landen van Europa ingeleid met de vraag of er iemand van de klas de week er op (novembervakantie) op vakantie ging en naar waar. Enkele leerlingen antwoorden met buurlanden. Ze mochten de landen komen aanduiden op een kaart op het bord. Daarna zijn we alle landen beginnen aanduiden op de kaart. Als leerlingen daar al waren op vakantie geweest mochten ze er iets over vertellen. Zo had de leerstof veel met hun leefwereld te maken en daardoor vonden ze deze les ook heel interessant. Pagina 19
4.3.3 Actualiseren Actualiseren is het gebruik van nieuwsfeiten in de les. Dit kan door een nieuwsfragment te laten zien of een artikel te laten lezen. Deze nieuwsfragmenten kunnen de leerlingen ook zelf op het nieuws gezien hebben. Zo kunnen ze er over mee praten en voelen ze zich betrokken in de les. Door regelmatig over het nieuws te praten in de klas kunnen de leerlingen zich een correct beeld vormen over de wereld. Leerlingen gaan dan ook kritischer denken over alles wat men in de media zegt over de wereld.
4.4 Voorbeelden van manieren om de lessen aardrijkskunde meer levendig te maken. Tijdens mijn stages de voorbije jaren heb ik altijd geprobeerd mijn lessen zoveel mogelijk levendig te maken. Toen merkte ik al dat de leerlingen dit wel fijn vonden. Ik ga nu enkele voorbeelden geven van manieren waarop lessen meer levendig kunnen gemaakt worden. Bij elk manier geef ik een voorbeeld van hoe ik het zelf had toegepast. 4.4.1 Foto’s gebruiken Eisen voor foto’s -
Er mogen geen uitzonderingen opstaan. Ook mensen mogen op de foto staan zodat leerlingen zich kunnen inleven over hoe het moet zijn om op die plaats te staan. Soms kan men beter geen titels bij de foto zetten. Zo moeten de leerlingen zelf denken waarover de foto gaat. Als het te moeilijk is voor de leerlingen om de foto te begrijpen zonder titel dan kan er beter wel een titel bijstaan.
Werkvormen: -
Laat leerlingen vragen bedenken en stellen over de foto. Laat maar een deel van de foto zien en leerlingen moeten het andere deel tekenen of uitleggen hoe ze denken dat het er uitziet. Laat leerlingen nadenken over hoe de plaats er eerder of later uit zou zien. Laat leerlingen er een krantenkop of tekstballon bij schrijven. Memorie Vreemde eend in de bijt
Toepassing De les ging over het klimaat en de vegetatie in Afrika. Op het werkblad (en ook in de PowerPoint) stond een foto. De leerlingen moesten beschrijven wat ze op de foto zagen en hoe de mensen daar leefden. Vervolgens moesten ze van de foto afleiden welk vegetatietype daar voorkomt en aan welk soort landbouw men daar doet. Een afbeelding van het werkblad zit in bijlage 1.
Pagina 20
4.4.2 Grafieken en diagrammen In de lessen aardrijkskunde worden vaak grafieken en diagrammen gebruikt. Leerlingen vinden het vaak moeilijk om deze af te lezen. Daarom is het handig om hen hierbij een stappenplan te geven. In bijlage zit een voorbeeld van een werkblad met een grafiek. (bijlage 2) 4.4.3 Filmfragmenten Eisen voor een goed filmfragment -
Heeft het voldoende te maken met het lesonderwerp? Is het op niveau van de leerlingen? Is er meer beeld dan stem die uitlegt? (anders kunnen leerlingen er zich niet goed op concentreren door de overspoeling van informatie) Duurt de film niet te lang? Om de leerlingen goed te laten opletten, kan je vragen geven die moeten beantwoord worden tijdens de film of voor en na de film bespreken wat er te zien is in de film.
In een les over India had ik als inleiding een filmpje laten zien over het leven in India. Om er voor te zorgen dat de leerlingen zeker aandachtig zouden kijken, had ik een blad gemaakt met een aantal vragen op. Dit moesten de leerlingen beantwoorden tijdens het filmpje. Daarna werd het filmpje klassikaal besproken. Hierdoor konden de leerlingen zich inleven in hoe het leven in India is, welke cultuur de mensen daar hebben en wat voor klimaat er voorkomt. In bijlage zit de vragenlijst bij het filmpje.(bijlage 3) 4.4.4 Stripverhalen Thuis lees ik heel vaak ‘De Kiekeboes’. In deze stripverhalen komen regelmatig fragmenten voor die kunnen gebruikt worden in de lessen aardrijkskunde. Dit komt doordat “De Kiekeboes” vaak op reis gaan. Zo zie je in de stripverhalen veel beelden van verschillende landen. In de beelden van deze stripverhalen tonen ze altijd veel over de cultuur van het land en over de vegetatie die daar voorkomt. De lessen aardrijkskunde gaan vaak over vegetatie en klimaat in verschillende werelddelen waarbij dan ook de invloed van weer en klimaat op de bevolking van deze werelddelen wordt besproken. Zo heb ik vorig schooljaar tijdens een stage in het 4de middelbaar in een les gebruik gemaakt van verschillende fragmenten uit stripverhalen van ‘De Kiekeboes’. Deze les ging over klimaat en vegetatie in Afrika. De leerlingen vonden dit leuk. Als ze de cursusblaadjes kregen, wouden ze enthousiast het fragment beginnen lezen en hadden ze precies even niet door dat ze hier echt iets uit moesten leren. In bijlage zitten de werkblaadjes die ik toen heb gebruikt. (bijlage 4)
Pagina 21
4.4.5 Nieuws (krantenartikelen en nieuwsfragmenten) Zoals reeds vermeld bij het actualiseren is het gebruik van nieuwsfragmenten in de lessen aardrijkskunde goed omdat de leerstof zo concreter wordt gemaakt. De leerlingen krijgen met nieuwsfragmenten ook een breder beeld over de wereld. Stappenplan: 1 Oriënteren: lokaliseren waar het plaats vindt. 2 Verwerken: bespreken wat er te zien is op de beelden, hoe mensen reageren, welke emoties ze voelen, …. 3 Uitvoeren: mogelijke oorzaak gevolg relaties leggen, linken met de leerstof die we gaan zien. 4 Reflecteren: nadat de leerlingen de leerstof rond het filmfragment hebben geleerd, laat de leerkracht het nogmaals zien en vraagt hij wat er gebeurt en wat dus de oorzaken en gevolgen zijn. In bijlage zit het deel van mijn lesvoorbereiding waarin de leerlingen een artikel over Ebola moesten lezen en bespreken. (bijlage 5)
Pagina 22
4.5 Levend maken van de lessen aardrijkskunde volgens de leerplannen Nu gaan we onderzoeken in hoeverre de leerplannen toestaan de lessen levendiger te maken en hoe we met de suggesties uit de leerplannen ook de leerkrachten kunnen stimuleren. In de didactische suggesties uit het leerplan heb ik elke suggestie aangeduid in een kleur naar het soort brongebruik om informatie te concretiseren. Hierbij maak ik een onderverdeling tussen foto’s, websites of app’s en excursie of proefjes. Dit doe ik om aan te tonen dat er in bepaalde leerplannen veel suggesties staan in verband met foto’s, maar minder in verband met andere bronnen ten opzichte van ander leerplannen. Hieronder staat de legende: Websites en app’s Foto’s tonen Excursie of proefjes 4.5.1 Leerplan GO! (Pedagogische begeleidngsdienst Huis van het GO!, 2015) Tabel 1: In het leerplan van het GO! Graad + jaar 1ste graad
Hoofdstuk
leerplandoel
Cluster 1: Analoge en digitale hulpmiddelen bij het opbouwen van een ruimtelijk referentiekader
1.1 De leerlingen hanteren in diverse leer - en leefsituaties analoge en digitale hulpmiddelen die essentieel zijn om zich ruimtelijk te kunnen oriënteren.
Pagina 23
Didactische suggesties uit het leerplan
1.1.1 vergelijken diverse hulpmiddelen voor ruimtelijke oriëntatie, zoals zon, kompas, uurwerk, kaart, routeplanner, navigatiesysteem, landmarks en wegwijzers. 1ste graad
Cluster 1: Analoge en digitale hulpmiddelen bij het opbouwen van een ruimtelijk referentiekader
1.3 De leerlingen hanteren in diverse leer - en leefsituaties beschikbare ICT applicaties als essentiële ondersteuning bij de opbouw van hun ruimtelijk referentiekader. 1.3.1 lichten het aangeboden aanbod van ICT - applicaties inzake geografische referentie en oriëntatiekaders toe. 1.3.2 maken uit een aangereikt aanbod een doelmatig e selectie van ICTapplicaties in relatie tot
Pagina 24
ICT -applicaties: Google Earth, Geopunt, Mappy, routeplanners o penbaar vervoer, Google Maps, Indexmundi, buienradar, enz.
Gapminder,
GIS - systemen kunnen uitgelegd worden door de klemtoon te leggen op het waarom van het combineren van kaartlagen in functie van concrete geografische vraagstellingen. Bijvoorbeeld: het leggen van verbanden tussen bevolkingsconcentratie en industriële inplantingen.
een opgegeven probleemstelling. 1.3.3 zoeken een oplossingsstrategie voor een opgegeven ruimtelijke oriëntatieopdracht op basis van eenvoudige GIS toepassingen en/of andere digitale oplossingsstrategieën. 1.3.4 rechtvaardigen hun keuze en gebruik van ICT applicaties met rationele argumenten. 1.3.5 streven nauwkeurigheid na bij de selectie en gebruik van gekozen ICT – applicaties. 1ste graad
1.4 De leerlingen worden onderzoekscompetent bij de opbouw van hun ruimtelijk referentiekader. 1.4.2 verschillende
Pagina 25
Herkennen
1ste graad
voorstellingsvormen van geografische informatie, zoals kaarten, grafieken, tabellen en andere geografische informatiebronnen. Cluster 3: 3.1 De leerlingen Milieueffecten van reflecteren over de menselijk handelen. milieueffecten van menselijk handelen op de eigen leefomgeving en elders in de wereld
Achtergrondinformatie over duurzaamheid vind je op volgende website: www.lne.be/themas/natuur-enmilieueducatie/algemeen/edo/wat-is-d-o.
Educatie voor Duurzame Ontwikkeling (EDO) biedt context en methodieken om te werken rond duurzame ontwikkeling met leerlingen. Achtergrondinformatie hieromtrent vind je in de publicatie van LNE “De vlag en de lading” te vinden op www.lne.be/themas/natuur-enmilieueducatie/algemeen/edo/docs/vlag-en-lading . Samenwerking met natuurwetenschappen: luchtverontreiniging meten aan de hand van organismen op bladeren (bv http://www.planetwatch.be/ ), of het meten van waterkwaliteit.
1ste graad
Cluster 4: Impact van reliëf op belangrijke processen en fenomenen in landschappen uit de
4.1 De leerlingen herkennen de impact van elementen van reliëf in landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
Pagina 26
Vertrek van beeldmateriaal (foto, 3Dmodellen, ... ) in combinatie met kaartmateriaal. Benut het onderwerp om de brede waaier van voorstellingswijzen van het reliëf aan te duiden (topografische kaart, reliëfblok,3D-modellen, ...). Actualiteit gebruiken om aspecten van reliëf te bespreken.
eigen leefomgeving 4.1.4 Leiden van kaart en en elders op aarde. beeldmateriaal de Leiden van kaart / beeldmateriaal (op terrein) reliëfelementen volgende reliëfelementen af. af (4 h’s): hoogteligging, hoogteverschil, helling en horizon. 4.1.7 herkennen en benoemen hoogtezones en reliëfvormen aan de hand van beeldmateriaal en kaart, en op het terrein. 1ste graad
1ste graad
De leerlingen leggen het verband tussen stromend water en het reliëf in landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde. Cluster 5: Impact van weer en klimaat op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
Eenvoudige proefjes om erosie aan te tonen kunnen uitgevoerd worden http://www.encyclopedoe.nl/?onderwerp_id=127&alfabet_lette r=E.
5.1 De leerlingen Er kunnen heel wat proefjes worden uitgevoerd, bijvoorbeeld om beschrijven het weer op luchtdruk voor te stellen. Dergelijke proefjes maken de leerstof basis van observatie en zeer concreet. metingen. Gebruik een thermometer, pluviometer, barometer om zelf het 5.1.8 lezen uit weer te meten en deze gegevens in een grafiek te plaatsen. verschillende bronnen gegevens af die verband Lezen en begrijpen van elementen op een weerkaart / in een houden met het weer en weerbericht.
Pagina 27
dit in functie van de huidige en toekomstige w Verschillende bronnen zijn weersvoorspellingen, weerkaarten, eersituatie. apps, ... Apps gebruiken zo als partly cloudy, weather channel, buienradar. 1ste graad
Cluster 6: Impact van bodem en ondergrond op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
6.1 De leerlingen verbinden elementen van de bodem met menselijke activiteiten en omgekeerd en dit in landschappen van de eigen leefomgeving en elders op aarde.
Actualiteit : (bv. eenvoudige krantenartikelen) gebruiken die verband houden met bodem. (bv. bodemverschuiving, modderstromen, ....). Vertrek steeds vanuit concrete situaties (bij voorkeur uit de eigen leefomgeving). Dit kan door middel van een excursie of beeldmateriaal.
6.1.5 onderscheiden proefondervindelijk korrelgroottefracties in bodemmateriaal.
Het onderscheiden van losse gesteenten do or middel van hun korrelgrootte kan door een van volgende experimenten gebeuren: met een microscoop de korrelgrootte van zand, leem en klei bekijken; de door het gebruik van grondzeefjes.
1ste graad
6.1.6 rapporteren proefondervindelijke resultaten. 6.2 De leerlingen verbinden elementen van de ondergrond met menselijke activiteiten en omgekeerd en dit in landschappen van de eigen
Pagina 28
Gebruik echte gesteenten en geen stenencollectie kan hier gebruikt worden.
afbeeldingen,
een
Bij het determineren van gesteenten kunnen volgende eigenschappen onderzocht worden: hardheid, kalkhoudend of niet, kleur, korrelgrootte, gelaagdheid, ...
leefomgeving en elders op aarde. Leerlingen determineren de gesteenten aan de hand van een stappenplan. 6.2.8 determineren echte gesteenten door middel Bij het leggen van verbanden tussen ondergrond, van eenvoudige proefjes ontginningsplaatsen en situering van bepaalde industrieën aan de hand van een kan er gebruik gemaakt worden van de atlas, Geopunt,… determineertabel. Actualiteit kan gebruikt worden om geologische situaties of gebeurtenissen die verband houden met ondergrond (bv. vulkaanuitbarsting, mijnrampen, ontginning van schaliegas,.....) te bespreken. Vertrek best vanuit concrete situaties (bij voorkeur uit de eigen leefomgeving), bijvoorbeeld door middel van een excursie of gebruik makend van beeldmateriaal. Bijvoorbeeld: uitgaan van een foto van hun eigen huis en die gebruiken om gesteenten/bouwmaterialen te herkennen. Of maak de reconstructie van productie of bedrijfskolom (van grondstof tot afgewerkt product), op basis van een voorbeeld uit de eigen leefwereld. Koppel hieraan het vraagstuk van recyclage, hergebruik, afval als grondstof. 1ste graad
Cluster 7: Impact van elementen van bevolkingsdynamiek op landschappen uit de eigen
7.1 De leerlingen verbinden elementen van bevolkingsdynamiek met landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
Pagina 29
Als inleiding op competentie 14 kan vertrokken worden vanuit “de wereld in mijn klas”. Volgende gegevens kunnen klassikaal verzameld worden: aantal broers en zussen, leeftijd van ouders en grootouders en hun aantal kinderen, geboorteland van leerlingen en ouders, ...
leefomgeving elders op Aarde.
en
Op deze manier leren leerlingen gegevens verzamelen die ze 7.1.13 zoeken nuttige ordenen in een tabel en waaruit ze vaststellingen formuleren. Dit verkeersinformatie via kan bovendien leiden tot een eerste formulering van verdere apps/websites en onderzoeksvragen, wat aansluit bij het onderzoekscompetent kaartmateriaal. maken van leerlingen (competentie 4). Als individuele onderzoeksopdracht kunnen de leerlingen gegevens verzamelen van de woongemeente: aantal geboorten, sterften, migratiesaldo. Gegevens zijn per gemeente te vinden op: http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/Cijfers/Pages/Excel.as px . Sterkere leerlingen kunnen deze opdracht uitvoeren voor verschillende jaren waaruit ze evoluties kunnen afleiden. Google Earth en bijhorende optie Street View zijn geschikte instrumenten om verschillende type landschappen (stedelijk, lande lijk, toeristisch gebied met bijhorende infrastructuur) in eigen leefomgeving en elders met elkaar te vergelijken. Voor verkeersinfo maak je gebruik van geschikte apps en websites, zoals www.verkeerscentrum.be , www.scotty.be , …
1ste graad
7.2 De leerlingen Voorbeelden van “invloeden van andere culturen in aspecten uit verbinden elementen van de eigen leefwereld” zijn o.a. de pitabar, coca cola, kledij “made diversiteit met in...”, muziek en film, ...
Pagina 30
landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op Wandeling in eigen omgeving om elementen van culturele aarde. diversiteit te herkennen. Met Google Earth en optie Street View een virtuele wandeling maken doorheen verschillende wijken om elementen van diversiteit te herkennen in het landschap. Op deze wijze kunnen scholen in een niet-stedelijke omgeving stedelijke gebieden aanbrengen en vice versa. 1ste graad
Cluster 8: Impact van toerisme en recreatie op landschappen in de eigen leefomgeving en elders op aarde.
8.1 De leerlingen reflecteren over milieueffecten van toerisme en recreatie op landschappen in de eigen leefomgeving en elders op aarde.
Pagina 31
Inzake duurzaam toerisme is heel wat ondersteuningsmateriaal te vinden bij Toerisme Vlaanderen. Zie: http://www.toerismevlaanderen.be/duurzaam . Websites van lokale toeristische agentschappen: zie daarvoor zowel naar de websites van diverse steden en gemeenten. Zie ook als naar de website van Toerisme Vlaanderen, waarop interessant cijfermateriaal te vinden is inzake de economische impact van toerisme en recreatie in Vlaanderen. http://www.toerismevlaanderen.be/
4.5.1.1 Websites en apps per cluster in het leerplan van het GO! (Pedagogische begeleidngsdienst Huis van het GO!, 2015) Tabel 2: Tips rond media gebruik in het leerplan GO! Cluster Cluster 1: Analoge en digitale hulpmiddelen bij het opbouwen van een ruimtelijk referentiekader
websites apps http://www.stellarium.org/nl/ - Google Earth Stellarium is een gratis open source planetarium voor gelijkaardig met het programma voor de je computer. Ideaal om de les oriënteren m.b.v. zon computer en poolster visueel voor te stellen. - Google Maps app met uitgebreide en nauwkeurige kaarten http://www.geopunt.be/kaart van 220 landen en gebieden Geopunt is de centrale toegangspoort tot geografische - Atlas Lite overheidsinformatie app met verschillende wereld-en landkaarten - Topo België http://educatief.diekeure.be/SKAN educatieve app om provincies en steden in te SKAN is de nieuwe game om je kennis van oefenen aardrijkskunde van de eerste graad in te oefenen of - TapQuiz Maps World Edition te testen. Men kan ook heel gemakkelijk de educatieve app om de geografische ligging van verbanden tussen de verschillende clusters duidelijk landen van de wereld in te oefenen maken. - Geomaster Plus educatieve app om de geografische ligging van http://www.ngi.be landen en steden van de wereld in te oefenen Website van het Nationaal geografisch Instituut - Your World educatieve app om de geografische ligging van http://www.geobronnen.com landen en steden van de wereld in te oefenen Interactieve kaarten, geoanimaties, ... - Kiddo Atlas educatieve app om aardrijkskundige kennis http://www.geocaching.be over continenten, landen, vlaggen en Inspiratie om te werken met GPS monumenten in te oefenen
Pagina 32
- Compass HD kompas met naald, ideaal ter vervanging van een echt kompas - Kompas° een eenvoudig kompas dat zeer gemakkelijk te lezen is met een groot display - The Night Sky Lite positie van de hemellichamen, dus ook de zon, in realtime Cluster 2: http://www.regionalelandschappen.be - Geo Walk HD Landschapselemente Streken met eigen identiteit en belangrijke natuur-en interactieve wereldbol met prachtige foto’s van n en de samenhang landschapswaarden. landschappen ertussen. - Wonderful Planet verschillende foto’s van landschappen, monumenten, enz. Cluster 3: http://www.milieurapport.be Milieueffecten van Site van de Vlaamse Milieu Maatschappij menselijk handelen. http://www.wwf.be Site van het WWF http://www.climatechallenge.be/ over klimaatsverandering Cluster 4: Impact van http://www.integraalwaterbeleid.be reliëf op belangrijke Site Integraal waterbeheer in Vlaanderen processen en
Pagina 33
fenomenen in landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde. Cluster 5: Impact van weer en klimaat op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
http://www.meteo.be Website van het KMI http://www.arctic.noaa.gov/ Arctic Theme Page. Deze pagina van de NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration) biedt veel informatie over het Arctische gebied en over verwante onderwerpen, en links naar andere sites. http://arctic.atmos.uiuc.edu/cryosphere/ Cryosphere Today. Polar sea ice cap and snow.
http://www.frankdeboosere.be Als je wil weten hoe het weer is/zal worden in België/Europa, is dit de site die je zoekt. http://www.hetweeractueel.nl/ Het weer actueel, actuele amateurstations.
metingen
http://www.kustweerbericht.be/ Kustweerbericht Vlaamse Hydrografie: specifieke weerssituatie aan zee.
Pagina 34
voor
van
de
- Global Warming Prediction App die prognoses toont voor temperaturen, land-lucht en zeeoppervlak, ozonconcentraties. - Vakantieweer kort overzicht van weersvoorspellingen op verschillende plaatsen naar keuze - Buienalarm app die aan de hand van een grafiek aantoont hoeveel mm/u het zal regenen op de plaats waar je je bevindt. Je kan de voorbij trekkende buien ook op kaart laten weergeven. - Partly cloudy met deze app kan je wind, neerslag, bewolking en temperatuur opvragen - Weather channel app die weerkaarten, lokale weersvoorspellingen en weerberichten aanbiedt - Design weerstation naast de datum en het juiste uur geeft deze aantrekkelijke app je alle essentiële weerinformatie over je locatie gaande van de minimum en maximum temperatuur, de hoeveelheid neerslag, zon of wolken, … - Celsius
www.meteoearth.com Een educatieve en vermakelijke website die gebruikers in staat stelt om met het gemak van de desktop het wereldweer te zien, terwijl het zich daadwerkelijk afspeelt. http://www.meteoservices.be/ MeteoServices, duidelijke radars, het weer in Europa, elke dag een duidelijk weerpraatje, links naar andere website's, foto's, weernieuws... http://www.spc.noaa.gov/ Storm Prediction Center, een goed voorbeeld van hoe je op 1 site alle relevante informatie over zwaar onweer kunt samenbrengen. www.weerkunde.be Werkgroep weerkunde groepeert.
die
alle
weeramateurs
www.weeronline.nl WeerOnline, een altijd actueel, informatief, duidelijke en gezellige site en altijd up-to-date. http://westwind.ch Interessante site met veel weergerelateerde links voor Europa.
Pagina 35
met deze app kan je radarbeelden opvragen per werelddeel. Deze beelden brengen een grafische weergave van het zowel de actuele weersgesteldheid als de bewolking, de temperatuur, … - Weerbericht voor België je krijgt naast het huidige weerbericht ook een weersvoorspelling voor de komende vier dagen en dit telkens opgesplitst in ochtend, middag en avond. - AccuWeather in HD deze weer-appis zeer overzichtelijk en bevat leuke extra’s, die je bij de andere weer apps niet vindt. Op AccuWeater krijg je onder meer het risico op griep of verkoudheden te zien, maar ook of het weer geschikt is om te wandelen, …. - Meteo.be het KMI heeft ook een eigen weer app. Ze geeft naast de weerkaart, ook een uitgeschreven versie van zijn weersvoorspellingen, alsook weerwaarschuwingen. (rukwinden, gladde wegen). - Meteo Sphere dit is een grafisch erg aantrekkelijke weer app , je hebt de keuze tussen een 2D of een 3Dweergave van de heersende weersomstandigheden op onze aardbol.
Cluster 6: Impact van bodem en ondergrond op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde.
http://www.ikdoorgrondvlaanderen.be Quakes-Earthquake Notifications Informatie en informatieve pakketten over onze Meldingen van de meest recente aardbevingen Vlaamse ondergrond. http://dov.vlaanderen.be Databank ondergrond Vlaanderen
http://www.vilt.be Vlaams Infocentrum Land- en tuinbouw. Cluster 7: Impact http://www.briobrussel.be van elementen van http://www.bisa.irisnet.be bevolkingsdynamiek Cijfers Brussel op landschappen uit de eigen http://www.vlaanderen.be leefomgeving en Lokale statistieken Vlaanderen elders op Aarde. http://www.vvsg.be Vlaamse vereniging steden en gemeenten http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.h tm Cijfers over jouw gemeente, stand, provincie http://www.vlaanderen.be/sites/svr/Pages/2014-1120-vic2014.aspx Vlaanderen in cijfers (o.a. van 2014) http://www.vlaanderen.be/nl/ondernemen/statistiek en-over-de-belgische-bevolking-en-economie
Pagina 36
Scotty hoe geraak ik het snelst op mijn bestemming? Met linken naar alle vervoersmaatschappijen.
België in cijfers http://statbel.fgov.be/nl/modules/digibib/bevolking/ 1937_gent_in_cijfers_2014_gent_gezien_door_ge ntenaren.jsp Gent in cijfers (o.a. van 2014) http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/segv/watis-sociaaleconomische-status Uitleg SES Cluster 8: Impact van toerisme en recreatie op landschappen in de eigen leefomgeving en elders op aarde.
http://www.kustatlas.be Interactieve kaart van de kuststreek
Algemeen
http://www.vla-geo.be Vereniging leraars aardrijkskunde
http://www.toerismevlaanderen.be Statistieken toerisme Vlaanderen http://www.toerismevlaandere statistieken Toerisme in cijfers
n.be/cijfers-en-
http://fegepro.be Federatie van de Franstalige leraren geografie http://www.klascement.net Info voor en door leerkrachten
Pagina 37
http://www.knag.nl Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap http://www.schooltv.nl SchoolTV http://testbeeld.viaa.be Vlaamse versie van SchoolTV (voorlopig alleen actief voor testleerkrachten -vanaf schooljaar 2015-2016 voor iedereen toegankelijk) http://cartogis.ugent.be/geoinfo/ Voorbeelden van excursies http://www.geografie.nl/ Nederlands tijdschrift voor vraagstukken
actuele
ruimtelijke
http://nme.milieuinfo.be/front.cgi?action=organisati es Educatieve centra van de Vlaamse overheid
Pagina 38
4.5.1.2 Besluit leerplan GO! Een belangrijk deel dat is veranderd aan het nieuwe leerplan van de eerste graad van het GO! is het feit dat er geen echte hoofdstukken meer zijn, maar clusters. Hierdoor kan je als leerkracht zelf kiezen welk deel je wanneer geeft of kan je verschillende clusters combineren in een hoofdstuk. In het leerplan van het GO! wordt zeer veel aandacht gegeven aan levendig maken van de lessen aardrijskunde. Er staan veel suggesties in verband met app’s en websites die kunnen gebruikt worden in de lessen. Op excursie gaan of proefjes doen, vindt men ook belangrijk. In de leerplannen van de tweede en derde graad van het GO! staan bij het onderdeel pedagogische wenken ook enkele suggesties om met media de lessen levendiger te maken, maar veel minder met websites en app’s dan in het leerplan van de eerste graad. 4.5.2 Leerplan van het VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek secundair onderwijs, 2008) Tabel 3: In het leerplan van het VVKSO. Graad + jaar
Hoofdstuk
leerplandoel
1ste graad
1 Terreinwerk en kaartstudie
2 Binnen de eigen leefomgeving de landschappelijke invloed van het verkeer kunnen beschrijven en knelpunten kunnen afleiden.
Didactische suggesties het leerplan
uit
5 Vanuit landschapsbeelden, kaarten, tekstbronnen en statistisch materiaal de milieueffecten vaststellen door een concentratie aan economische activiteiten. 1ste graad
2 Actualiteit
Pagina 39
1 Enkele belangrijke De geografie is in de actualiteit gebeurtenissen uit de actualiteit niet weg te denken. Dagelijks komen onderwerpen in het
situeren op een passende kaart nieuws die met geografie gelinkt en op eenvoudige wijze duiden. kunnen worden. Belangrijke gebeurtenissen (aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen …) kunnen (geografisch) geduid worden en een onderdeel van de les zijn. De leerlingen lokaliseren op een passende kaart (wereld, Europa, België of Vlaanderen en eigen leefruimte) de besproken gebieden. Bij die duiding is het niet de bedoeling om processen te verklaren (derde graad). 1ste graad 1ste middelbaar
3 Landschap en kaart
Pagina 40
1 Op het terrein en op foto’s elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen.
Tijdens een leeruitstap vergelijken de leerlingen de landschapselementen van het schooldomein met de legende van een plattegrond (de leerlingen kunnen eventueel deels een eigen legende maken 2 De op het terrein en op foto’s voor de plattegrond van de waargenomen school, bv. banken, boom, landschapselementen vuilnisbakken …). achtereenvolgens kunnen Tijdens een leeruitstap aanwijzen op schuine luchtfoto, vergelijken de leerlingen de landschapselementen van de
orthofoto, plattegrond topografische kaart.
en schoolomgeving met de legende van het stratenplan.
De leerlingen vergelijken de landschapselementen van een 4.2 (U) Leren werken met GPS en orthofoto met de legende van routeplanners. een topografische kaart. Ze herkennen punt-, lijnen vlakvormige elementen.
1ste graad 1ste middelbaar
4 Reliëf
1 Op het terrein en op foto’s het reliëf waarnemen en beschrijven door middel van kenmerken van de 3 visuele reliëfelementen.
2 Op het terrein en/of op foto en vanuit de richting van afstromend water hoogteverschillen en hellingsvlakken onderscheiden.
3 Op het terrein (voor de eigen leefruimte) en op foto (voor
Pagina 41
De mogelijkheden van het gebruik van GPS en routeplanners nagaan. Je kunt excursieroutes als kmzbestanden inladen in Google Earth. De leerlingen vergelijken op terrein en/of een foto een zachte en een steile helling met het patroon van de hoogtelijnen. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan de perspectiefwisseling nl. de overgang van horizontaal perspectief naar verticaal perspectief (3D naar 2D).
elders) de belangrijkste reliëfvormen herkennen en benoemen. 1ste graad 1ste middelbaar
5 Oppervlaktegesteenten, 1 Op monsters enkele gesteenten bodem en ondergrond. uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen.
6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond herkennen en op een schets aanduiden.
8 Op het terrein of op foto’s de landschappelijke en ecologische gevolgen van de ontginning van gesteenten vaststellen. 1ste graad 1ste middelbaar
6 Weer en klimaat
Pagina 42
Met behulp van een eenvoudige determineertabel en eenvoudige proefjes kunnen leerlingen gesteentemonsters herkennen en benoemen. De begrippen oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond worden aangebracht. De leerlingen leren ze herkennen op foto of op terrein en aanduiden op een schets. De leerlingen kunnen de ecologische gevolgen van ontginningen en de herinrichting van een ontginningsgebied op foto en/of op terrein aanduiden.
3.2 (U) Leerlingen kunnen Op de website meteo.be zijn klimaatgegevens in een ICT- gegevens terug te vinden van oefening toepassen. vele grote steden over heel de wereld, zodat men met verscheidene klimatogrammen 4.1 De grote vegetatie- en kan werken. Ook kan men klimaatzones in Europa uit gegevens vanuit de website
temperatuurneerslaggegevens afleiden.
en wordclimate.com ingeven in software van handboekenreeksen.
Vanuit beeldmateriaal leren de leerlingen de kenmerken van de vegetatiezones van Europa herkennen. De belangrijkste vegetatiezones zijn: toendra, taiga, gemengd woud, zomergroen loofwoud, hardbladige vegetatie en steppe.
1ste graad 1ste middelbaar
7 Bebouwing en bevolking
1 Vertrekkende vanuit satellietbeelden en/of luchtfoto’s en/of terreinwaarnemingen van België/Vlaanderen of eigen leefruimte vaststellen dat het landschap een afwisseling is van open ruimte en bebouwing.
De satellietbeelden (bv. Google Earth) zijn geschikt om op het niveau België/Vlaanderen te werken - luchtfoto’s (bv. Agiv middenschalige kleurenorthofoto’s) en ander beeldmateriaal voor de eigen leefruimte.
2.1 In de bebouwing op basis van terreinwaarnemingen in de eigen Terreinwaarneming = excursie leefruimte en/of luchtfoto’s bebouwde kernen herkennen. De leerlingen kunnen deze overbelasting vaststellen o.a. via
Pagina 43
2.2 Op basis van fotoen kaartmateriaal, terreinwaarnemingen in de eigen terreinwerk, tabellen en kranten leefruimte en/of luchtfoto’s de artikels. bebouwde kernen structureren en daarbij het centrum onderscheiden van wijken met andere functies.
2.3 Op het terrein de functies van het centrum van de eigen leefruimte uit hun uitzicht afleiden. Vervolgens op een kaart/stratenplan het centrum kunnen afbakenen op basis van de concentratie aan handel en diensten.
3.1 Op basis van terreinwaarnemingen, landschapsbeelden en topografische waarnemingen een stedelijke kern, verstedelijkte kern en plattelandskern onderscheiden.
5 Een aantal problemen van “overbelasting” voor mens en Pagina 44
milieu in bebouwde kernen vaststellen en bespreken.
7.1 Uit het straatbeeld afleiden dat er veel culturen voorkomen. 1ste graad 2de middelbaar
8 Landschappelijke 1 Vanuit luchtfoto’s en/of verkenning van Europa satellietbeelden een onderscheid maken tussen natuuren cultuurlandschappen.
Aan de hand van satellietfoto’s (Google Earth, Ikonosbeelden) stellen de leerlingen vast dat Europa een mozaïek van landschappen is.
Via luchtfoto’s en/of 2 Vanuit landschapsfoto’s satellietbeelden leren de typische landschapskenmerken leerlingen de menselijke invloed en landschappen beschrijven, in een landschap herkennen en herkennen en benoemen. het verschil tussen cultuur- en natuurlandschappen zien. Toeristische landschappen Vanuit landschapsbeelden, tekstbronnen en statistisch materiaal de effecten van het toerisme op het landschap, het milieu en de economie kunnen De leerlingen leiden uit het verwoorden. beeldmateriaal af dat er productieve en improductieve regio’s zijn in Europa. Landbouwlandschap
Pagina 45
Vanuit satellietbeelden, landschapsfoto’s en teeltdiagram de verscheidenheid in bodemgebruik en landbouwtypes in Europa afleiden (inclusief improductieve regio’s).
De leerlingen leiden uit het beeldmateriaal en de teeltdiagrammen af dat er verschillende landbouwtypes zijn: –
akkerbouw,
– Industrielandschap
veeteelt (intensief/extensief),
Vanuit satellietbeelden, Google – Earth, landschapsfoto’s of terreinwerk de elementen van industrielandschappen herkennen en industrietypes afleiden.
gemengde landbouw (combinatie van 2 landbouwactiviteiten, bv. akkerbouw – veeteelt of tuinbouw – veeteelt),
Vanuit beeldmateriaal en andere tuinbouw informatiebronnen een groenten). havenlandschap herkennen als een geheel van economische functies. Vanuit landschapsbeelden en andere informatiebronnen (kaarten met bevolkingsspreiding, verkeerswegen) de vestigingsfactoren van de industrie in een haven onderzoeken.
Pagina 46
(sierteelt,
fruit,
De leerlingen leiden uit het beeldmateriaal en andere informatiebronnen (topografische kaarten, plattegronden, statistieken en grafieken) de economische functies van een havenlandschap af: industrie, transport, overslag, opslag,
handel, diensten, ze kunnen ook de vestigingsfactoren afleiden van beeldmateriaal.
4.5.2.1 Besluit leerplan VVKSO In het leerplan van VVKSO vindt men het gebruik van beeldmateriaal zeer belangrijk. Men wil dat er zoveel mogelijk foto’s worden getoond. Zoals in mijn literatuurstudie reeds beschreven staat, is dit zeer goed omdat men met beeldmateriaal de leerstof zeer concreet kan maken voor de leerlingen. Het maken van een excursie vindt men hier belangrijk. Men is verplicht 1 excursie per jaar te doen voor aardrijkskunde. Het gebruik van websites en app’s wordt minder toegepast in het VVKSO, er wordt wel aandacht aan besteed maar het is niet de belangrijkste bron om lesmateriaal uit te gebruiken. 4.5.3 Leerplan van OVSG (Onderwijs instelling van de steden en gemeente van de Vlaamse gemeenschap, 2005) Tabel 4: In het leerplan van OVSG. Graad + jaar 1ste graag 1ste middelbaar
Hoofdstuk 1 KAARTEN ORIËNTATIE
leerplandoel EN 1 Natuur- en cultuurelementen in het landschap kunnen onderscheiden.
Didactische suggesties uit het leerplan Een verticale luchtfoto via overheadprojector op het bord projecteren en hiervan een kaart tekenen. Symboolafspraken worden in een legende opgenomen.
2 Landschapselementen kunnen aanduiden op een plattegrond of Op terrein en op foto een helling, kaart. hoogteverschillen, wegen, huizen, bossen herkennen en terugvinden op de topografische kaart. Door de afstand van de overheadprojector tot het 4 Via een kaart door middel van bord te variëren, kaarten van eenzelfde gebied een schaal de werkelijke afstanden tekenen met een verschillende schaal.
Pagina 47
tussen landschapselementen Een kaartleesoefening op het terrein is verplicht. kunnen bepalen.
1ste graad 1ste middelbaar
1ste graad 1ste middelbaar
Een kaart op het terrein kunnen oriënteren. 2 HET RELIËF 19 In het landschap en op beeld de De dominerende reliëfvorm van een verschillende reliëfelementen landschapsfoto in België benoemen. kunnen aanduiden. Door waarnemingen op foto’s, bijvoorbeeld 24 De voornaamste reliëfvormen in Edusdisc cd-i ‘Reliëf’ of op het terrein, die de eigen omgeving en België gesitueerd worden op kaart, de voornaamste kunnen herkennen en benoemen kenmerken van de besproken reliëfvormen evenals enkele belangrijke afleiden. reliëfvormen in Europa. 3 HET NATUURLIJK 26 Enkele gesteentemonsters Met behulp van een dichotomische MILIEU kunnen benoemen op basis van determinatietabel gesteentemonsters herkennen proefondervindelijke en benoemen na eenvoudige experimenten, bv.: waarnemingen. zichtbaarheid korrels; aantasting kalkhoudende gesteenten door zuren; doorlaatbaarheid van losse gesteenten (in koffiefilters). 29 Op een beeld van een In een ontsluiting of op een foto aanduiden tot ontsluiting, bodem en ondergrond waar de bodem gaat (bouwvoor, wortels, kunnen onderscheiden. kleurverschillen).
Pagina 48
1ste graad 1ste middelbaar
4 Weer en klimaat
35 De werking van stromend water In een landschap of op foto de verschillen in kunnen beschrijven in termen van rivierwerking (erosie, afzetting) aantonen en uitschuring, transport en afzetting. verwoorden. Deze verschillen met een tekening weergeven. De dalvorm van een beek (rivier) in de eigen schoolomgeving benoemen en bespreken. 39 Respect opbrengen voor de waarde van zuiver water. Volg de actualiteit, laat leerlingen meningen formuleren en ter discussie stellen; wijs op het verschil tussen feiten en meningen; wijs op de rol van de media in de vorming van onze meningen. Bv.: aan de hand van artikels over grondwaterof riviervervuiling het belang van zuiver water aantonen; de afname van de drinkwatervoorraden en de conflicten die hieruit kunnen voortvloeien bespreken. 42 De toestellen kunnen aflezen De toestellen niet alleen tonen, maar ook laten waarmee deze elementen worden aflezen. gemeten. Eventueel afspreken met de leerkracht fysica. 43 Gegevens over weer en klimaat van een gebied uit cijfers, grafische De kenmerken van de grote vegetatiezones in voorstellingen en kaarten kunnen Europa met beelden ondersteunen (het arboretum aflezen. in Tervuren geeft een beeld van de plantengroei per regio).
Pagina 49
52 De kenmerken van de grote vegetatiezones in Europa kunnen verwoorden.
1ste graad 2de middelbaar
55 Met voorbeelden kunnen illustreren dat weer en klimaat de plantengroei en de activiteiten van dier en mens beïnvloeden. 5 BEVOLKING EN 57 Van een dichtheidskaart, de BESTUURLIJKE bevolkingsdichtheden in de eigen INDELING omgeving kunnen aflezen.
Met foto’s illustreren welke natuurlijke plantengroei voorkomt in de voornaamste klimaatzones van Europa.
Op een gedeeltelijk afgewerkte bevolkingsdichtheidskaart van de eigen omgeving kan men voor enkele statistische sectoren de bevolkingsdichtheid laten berekenen en de kaart aanvullen (N.I.S.: zie hoofdstuk 13: Bijkomende informatie). Dit onderwerp leent zich goed tot het raadplegen 66 Respect leren opbrengen voor van niet-schoolse informatie-bronnen, ook op het de eigenheid en de specifieke internet. leefwijze van mensen uit andere culturen, ook in onze multiculturele Aan de hand van een verhaal, tekst, getuigenis (bij samenleving. voorkeur van een medeleerling) of muziekstuk probeert de leerkracht interesse en respect op te roepen bij de leerlingen voor de eigenheid en de specifieke leefwijze van de mensen uit andere culturen. Bezoek aan een asielcentrum, tentoonstelling, … 78 Met behulp van een wegenkaart Door elementen van andere culturen te situeren, een routebeschrijving kunnen draagt de omgevingsgeografie bij tot inzicht en opmaken en de tijdsduur kunnen verdraagzaamheid.
Pagina 50
berekenen die nodig is om dit Ook met routeplanner. traject af te leggen. 81 Reistabellen voor het Niet-schoolse informatie leren raadplegen: reizigersverkeer kunnen gebruiken. leer een vereenvoudigd spoorboekje gebruiken; toon de mogelijkheden van de website van de NMBS. 98 Eenvoudige observeerbare Aan de hand van foto’s de belangrijkste kenmerken van een stad in de verschillende kenmerken van een stedelijk eigen omgeving kunnen vergelijken landschap afleiden (uitzicht, functies) en op foto’s met een stad elders in België. van stedelijke landschappen elders de typische kenmerken terugvinden.
1ste graad 2de middelbaar
6 HET VERKEER
1ste graad 2de middelbaar
7 STEDELIJKLANDSC HAP
1ste graad 2de middelbaar
8 HET LANDELIJK 103 De functie van agrarische Aan de hand van foto’s de belangrijkste LANDSCHAP landschapelementen kunnen verschillende kenmerken van een landelijk beschrijven. landschap afleiden (uitzicht, functies) en op foto’s van landelijke landschappen elders de typische kenmerken terugvinden. Bv.: weide, akkerbouw, tuinbouw, serres.
1ste graad 2de middelbaar
107 Twee landbouwlandschappen Indien mogelijk met een landbouwlandschap in de in België kunnen vergelijken . eigen omgeving. Het landbouwlespakket ‘Reis langs de velden’ (boek en cd-i) van AGRINFO biedt informatie en beelden over landbouwlandschappen en bedrijven in de diverse landbouwstreken van België 9 HET 118 Inzien dat de inplanting van Wijzen op de milieueffectenrapporten van INDUSTRIELANDSC bedrijven en hun productie- verbrandingsovens. HAP
Pagina 51
processen schadelijk kunnen zijn Vervuiling op oude industrieterreinen aan de hand voor het milieu en de mens. van artikels illustreren (schooluitgaven OVAM). 120 Twee industrielandschappen in Aan de hand van foto’s de belangrijkste België kunnen vergelijken. verschillende kenmerken van een industrielandschap afleiden (uitzicht, functies) en op foto’s van industrielandschappen elders de typische kenmerken terugvinden. Opvallende industrieën herkennen in het landschap (hoogovens, petrochemie, koeltorens van elektrische centrales …). Industrieën op bedrijventerreinen in verband brengen met transportassen.
4.5.3.1 Besluit leerplan OVSG Bij OVSG wordt ook vermeld dat men veel foto’s moet gebruiken in de les om de leerstof zo concreet mogelijk te maken. Naar excursies wordt niet zo vaak verwezen in dit leerplan. Het gebruik van websites en app’s komt ook aan bod, maar dan vooral onder de vorm van digitale krantenartikels en minder ICT-toepassingen. De ICT-toepassingen die er tussen staan, gaan vooral over het feit dat de leerlingen zelfstandig informatie moeten kunnen opzoeken op het internet.
Pagina 52
4.5.4 Algemeen besluit in verband met de leerplannen Zoals ik reeds in mijn inleiding vermeld heb, heeft het GO! zijn leerplan voor de eerste graad net aangepast en legt men hierin vooral de nadruk op het gebruik van websites en app’s tijdens de lessen aardrijkskunde. Bij OVSG en VVKSO ligt de nadruk momenteel nog meer op het gebruik van foto’s en minder op het gebruik van websites en app’s. In de drie leerplannen willen ze de lessen wel op een bepaalde manier levendig maken. In mijn actie-onderzoek ga ik nagaan of het levendig maken van de lessen aardrijkskunde een positieve invloed heeft op de resultaten van de leerlingen en of de leerlingen op deze manier de lessen ook aangenamer vinden. Er zijn bepaalde thema’s waar het makkelijker is om de lessen levendig te maken. Er zijn ook thema’s waarin dit moeilijker gaat. Dit zien we ook in de tips van de leerplannen. De thema’s waarbij het makkelijk is om lessen levendig te maken zijn:
in het GO!: o Cluster 1 Analoge en digitale hulpmiddelen bij het opbouwen van een ruimtelijk referentiekade. o Cluster 3 Milieueffecten van menselijk handelen. o Cluster 5 Impact van weer en klimaat op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde. o Cluster 7 Impact van elementen van bevolkingsdynamiek op landschappen uit de eigen leefomgeving en elders op aarde. o Cluster 8 Impact van toerisme en recreatie op landschappen in de eigen leefomgeving en elders op aarde. in het VVKSO: o 3 Landschap en kaart o 6 Weer en klimaat o 7 Bebouwing en bevolking bij OVSG: o 3 Het natuurlijk milieu o 5 Bevolking en bestuurlijke indeling o 6 het verkeer
Tijdens mijn stage heb ik verschillende lessen zo levendig mogelijk proberen maken. In bijlage 6 vindt u de PowerPoint slides hieromtrent. Dit is een voorbeeld van hoe men lessen levendig kan maken in een van de thema’s van aardrijkskunde.
Pagina 53
4.6 Synthese literatuurstudie In het nieuwe leerplan voor de eerste graad aardrijkskunde van het GO! wordt al meer verwezen naar het gebruik van websites en app’s. De leerplannen van OVSG en VVKSO verwijzen er nog niet zoveel naar. Ik zou graag onderzoeken of men de lessen levendiger kan maken door het gebruik van websites, apps of foto’s. Zo kan ik ook nagaan of de twee andere onderwijsnetten het gebruik van websites en app’s meer zouden moeten promoten om de lessen nog levendiger te maken. Zelf had ik al gemerkt dat de media een snelle vooruitgang heeft geboekt. In het onderwijs komt deze vooruitgang ook, maar wat trager. Ik heb gemerkt dat het onderwijs ondertussen volledig aan het bijbenen is. Ik heb geleerd in mijn studie dat de leerlingen er zeer veel mee bezig zijn en dat mediagebruik “dagelijkse kost” is voor hen. Ze kunnen niet meer zonder. Uit onderzoeken blijkt ook dat de leerlingen steeds meer afwisseling in prikkels nodig hebben. In levendige lessen wordt sowieso veel afwisseling voorzien in de werkvormen waardoor de leerlingen dus veel verschillende prikkels krijgen. Als we dan kijken naar de twee theorieën over leren, heb ik gemerkt dat de verschillende lesfases wel belangrijk zijn. Alle leerlingen hebben hun eigen methode van studeren. Er zijn verschillende intelligenties, maar iedereen is in meerdere van deze intelligenties sterk. Bij het levendig maken van mijn lessen ga ik dan ook zoveel mogelijk rekening proberen houden met de verschillende leerlingen. De verschillende manieren om de leerstof concreter te maken heb ik zelf al toegepast en ik vind dat ze goed werken. Dit ga ik dus zeker meenemen naar mijn laatste stage en ook na mijn studies nog verder toepassen.
Pagina 54
5 Ontwikkelingsplan 5.1 Plan voor het onderzoek Voor mijn veldonderzoek ga ik van een bepaald hoofdstuk van aardrijkskunde de lessen op twee manieren voorbereiden. Bij de eerste lesvoorbereidingen geef ik de les hoe het in de meeste werkboeken staat, dus zonder veel extra beelden. Bij de tweede reeks lesvoorbereidingen ga ik veel meer concreet materiaal gebruiken zodat mijn lessen levendiger worden. Vervolgens ga ik aan verschillende klassen deze lessen (laten) geven op de twee manieren en na enkele lessen ga ik een toets afnemen. Hierdoor wil ik dan onderzoeken of de leerlingen die de leerstof veel concreter hebben gezien ook betere resultaten zullen behalen. Ik zou ook graag te weten komen of de leerstof, van de lessen die levendig zijn gegeven, niet alleen betere resultaten oplevert, maar ook of de leerlingen de lessen op die manier als aangenamer of interessanter ervaren. Mijn (oorspronkelijk) onderzoeksplan is het volgende: Ik heb 3 klassen om te onderzoeken (1A, 1E en 1F). Deze klassen hebben 2 uur per week aardrijkskunde. Na 4 weken zal ik hen dus 8 uur aardrijkskunde hebben gegeven. Week 1 (les 1 en 2) Alle klassen krijgen een minder levendige les. Week 2 (les 3 en 4) 1A en 1F krijgen een levendige les.
1E krijgt een minder levendige les.
Week 3 (les 5 en 6) 1A en 1E krijgen een levendige les.
1F krijgt een minder levendige les.
Week 4 (les 7 en 8) 1E en 1F krijgen een levendige les.
1A krijgt een minder levendige les.
5.2 Hypothese Ik denk dat de leerlingen betere punten gaan behalen op de toetsen waarbij de les levendig was gegeven met zoveel mogelijk concreet materiaal. De meeste leerlingen gaan deze manier van les krijgen ook leuker vinden, denk ik. Alleen de verbaal–linguïstische leerlingen gaan er minder aan hebben, omdat zij vooral onthouden door te horen en minder door veel beelden te zien.
Pagina 55
6 Uitvoeren van het interventieplan 6.1 Reflectie stage + interventieplan Mijn stage is goed verlopen. De leerlingen waren ook steeds enthousiast als ik media gebruikte in de klas om de lessen levendiger te maken. Ze gaven daarover positieve opmerkingen na de les. Ik merkte ook wel tijdens de les dat de klassen waarbij ik de lessen levendig gaf, enthousiaster waren dan de klassen waarbij ik dit niet deed. Ik heb mijn plan volledig kunnen uitvoeren. Toch verliep het hier en daar wat moeilijker dan verwacht. Zo had ik lesonderwerpen waarbij het niet altijd makkelijk was om ze levendig te maken. Hierdoor was er geen extreem groot verschil in de levendige en minder levendige lessen. Ook doordat er enkele lessen wegvielen (vakantiedag en uitstap) heb ik niet over elke les een toets kunnen afnemen. Hierdoor heb ik minder resultaten om te vergelijken dan ik gehoopt had. In de eerste week had ik gepland om geen levendige lessen te geven. De eerste les aardrijkskunde die ik toen gaf, verliep een beetje moeizaam. Op het eind van mijn les had mijn mentor gezegd dat ik beter de kaart van Europa op een website kon laten zien en met behulp van die animatie op die website de les gaf. In de parallelklassen heb ik dat dan gedaan. Hierdoor had ik dan toch al in de eerste week, het gebruik van media in de lessen aardrijkskunde, toegepast in bepaalde klassen en dus de lessen voor deze klassen levendiger gemaakt. Tijdens mijn stage vielen er enkele lessen weg door een feestdag en een daguitstap. Hierdoor moest ik ook mijn interventieplan aanpassen. Bij de lesonderwerpen die ik moest geven, was het niet altijd even makkelijk om in elke les levendig te maken. Ten slotte verliepen de lessen ook trager dan ik had ingeschat. Tegen het eind van de eerste week had ik dit door en toen heb ik mijn interventieplan volledig moeten aanpassen. Doordat mijn laatste stageweek de week voor de examens was, mocht ik geen toetsen meer afnemen. Hierdoor heb ik geen resultaten van de laatste twee lessen die ik heb gegeven. De leerlingen moesten dit deel ook niet meer leren voor hun examens; dus kan ik moeilijk aan resultaten komen voor dit deel. Indien ik meer tijd had gehad of nog een stage had moeten doen, had ik mijn interventieplan nogmaals kunnen uitvoeren. Dan had ik meer resultaten gehad en was mijn algemeen resultaat ook betrouwbaarder geweest.
Pagina 56
6.2 Aangepaste interventieplan Tabel 5: Interventieplan van het onderzoek. les nummer
1AA
1AE
1AF
minder levendige les
levendige les
levendige les
levendige les
levendige les
levendige les
levendige les
minder levendige les
levendige les
minder levendige les
minder levendige les
minder levendige les
levendige les
levendige les
minder levendige les
levendige les
NVT
NVT
Lesonderwerp les 1 Landen van Europa les 2 en 3 zeeën, rivieren, gebergten, schiereilanden van Europa les 4 evenaar, nulmeridiaan les 5 coördinaten bepalen Les 6 en 7 3h's reliëf Les 8 reliëf en water + valleivormen Dit interventieplan is vlot verlopen. Maar ik heb dus minder toetsen kunnen afnemen, waardoor ik minder resultaten heb. Daarom heb ik aan mijn mentor gevraagd of ik de resultaten van de leerlingen hun toetsen vlak voor mijn stage ook mocht gebruiken. Mijn mentor had toen minder levendige lessen gegeven.
Pagina 57
Tabel 6: Verschillen tussen de levendige en minder levendige lessen. les nummer les 1
Lesonderwerpen
Levendige les (met media)
In deze klassen mochten de leerlingen naar voor komen om de landen (die in hun cursus gevraagd werden) te komen aanduiden op een geanimeerde kaart die geprojecteerd was op het bord. Zo konden ze alles overnemen in hun cursus. Oefenen gebeurde met een quiz. bron: http://www.computermeester.be/europalanden.htm http://www.topomania.net/maps/389/startmap?msi=01d 98b87a790a25b1df1d4077b5fa9d7&lvl=1&destination=m Landen van Europa aps/europe les 2 en 3 In deze les heb ik in alle klassen op dezelfde manier gewerkt als in les 1 met media. bron: zeeën, rivieren, http://www.computermeester.be/europa-landen.htm gebergten, en schiereilanden van http://www.topomania.net/mapinfo/Gebergte%20en%20 Europa Rivieren%20van%20Europa?type=webmap les 4 Deze les begon met een filmpje over wat geocaching is. Vervolgens werd er een animatie getoond over de verschillende lijnen op aarde om coördinaten te bepalen. Tot slot zochten we op de site van geocaching de plaatsen rond de school waar er geocaches lagen. http://www.schooltv.nl/video/geocaching-schatzoekenmet-je-gps/ evenaar, http://users.telenet.be/jthome/Gradennet.html nulmeridiaan https://www.geocaching.com/ les 5 In deze les moesten de leerlingen alleen coördinaten coördinaten opzoeken in hun atlas. Hierbij kon dus geen media of ander bepalen extra lesmateriaal gebruikt worden.
Pagina 58
minder levendige les (zonder media) Deze leerlingen kregen gewoon een kaart van Europa (afbeelding) geprojecteerd op het bord. Leerkracht duidde een land aan en leerlingen moesten zeggen welk land het was. Vervolgens moesten ze het noteren in hun cursus. Ik had bij alle klassen media gebruikt. Na de les met media moesten de leerlingen de zeeën, rivieren en gebergtes opzoeken in hun atlas. In deze les vroeg ik of een leerling wist wat geocaching was. Vervolgens toonde ik op een pompelmoes de verschillende lijnen die zorgen voor coördinaten op aarde. Deze les was dus wel concreet maar minder gelinkt met hun leefwereld. In deze les maakten we alleen oefeningen op coördinaten met de atlas.
Les 6 en 7
3h's reliëf Les 8
reliëf en water valleivormen
Inleiding met een filmpje over Koen Wauters die de Mont Inleiding met een foto van de Ventoux beklimt met de fiets. Ronde van Vlaanderen. http://vtm.be/project-k/kan-koen-het-voetbalbeestbijbenen#hash-video-hl|block-vtmhelper-vtm-programvideos|134051 Inleiding was een fragment lezen uit het boek “De Kloof” van Jan Terlouw. Tijdens de les zagen de leerlingen ook een filmpje over erosie. Er werden ook digitale oefeningen gemaakt op de kloven. http://www.schooltv.nl/video/erosie-de-bodem-glijdtweg/#q=erosie + http://www.wdm.be/Ict/1A/212ValleivormenHerkennen/ wtflash.html
Ik heb deze les maar aan één klas gegeven omdat de andere klassen een les achter zaten. Ik heb deze les dus enkel met media gegeven.
De lesonderwerpen die ik had gekregen voor mijn stage waren niet altijd makkelijk om levendig te maken. De lessen over coördinaten zijn zeer abstract. Ik probeerde het wel zo concreet mogelijk te maken, maar toch is dit geen makkelijk onderwerp. Zoals je ziet in de tabel zijn de lessen topografie of reliëf meer weggelegd om levendig te maken en te concretiseren. Voor de bijhorende PowerPoint presentaties zie bijlage 6. Ik heb alleen de slides toegevoegd waarin de lessen levendig gemaakt werden en niet de volledige PowerPoint presentaties.
Pagina 59
7 Resultaten van het onderzoek 7.1 Resultaten van de toetsen Tabel 7: Resultaten van de toetsen 1A
1E
aantal klaslln. gemiddelde gebuisd
klasgemiddelde
aantal aantal lln. klaslln. gebuisd gemiddelde gebuisd
eigen omgeving
8,4
1
7,7
1
8,5
0
Europa
7,6
6
7,5
3
8,2
0
7,4
4
Wereldgradennet 6,4 5 Legende Rood: minder levendige les.
1F
6,9 5 Groen: levendige les.
Toelichting bij de resultaten De lessen over de eigen omgeving waren minder levendig. De leerlingen haalden hier goede resultaten op. Dit kan ook te wijten zijn aan het feit dat de leerlingen deze omgeving goed kennen omdat ze er wonen en naar school gaan. De leerstof heeft dus wel veel te maken met hun eigen leefwereld. Bij de toetsen van Europa zien we dat er in de 1A klas veel meer leerlingen gebuisd waren dan in de andere twee klassen. In deze klas was de les minder levendig dan bij de twee andere klassen. Het klasgemiddelde loopt hier over het algemeen wel gelijk. De resultaten van de toetsen van het wereldgradennet zijn aan de lage kant. Dit is zeer abstracte leerstof. Sommige leerlingen hebben minder inzicht dan andere leerlingen en begrijpen deze leerstof dus ook minder snel. Hier hebben de klassen die geen levendige les gekregen hebben betere resultaten dan de klassen die deze les wel levendig gekregen hebben. Ik denk dat dit komt doordat ik in die les een pompelmoes heb gebruikt waarmee ik de breedte- en lengtelijnen van de wereld heb uitgelegd. Bij de andere klassen heb ik een animatie op het internet gebruikt. Vervolgens heb ik het ook nog eens met de pompelmoes uitgelegd maar sneller dan in de 1E-klas. Ik denk dat het animatiefilmpje abstracter was dan de uitleg met de pompelmoes. Dit bewijst dat het concreet voorstellen van de leerstof een positief effect heeft op het leren. Zoals ik reeds heb gemeld, heb ik geen resultaten voor een toets over reliëf omdat daar geen tijd meer voor was. De ingevulde toetsen zie bijlage 7. Elke toets heeft twee versies zodat de leerlingen niet konden afkijken van hun buur. Pagina 60
7.2 Resultaten van de enquête: Percentage van de leerlingen die deze les het aangenaamste vonden. Op het eind van mijn stage heb ik in de drie klassen een enquête afgenomen. Hierin vroeg ik om de les aan te duiden die zij het aangenaamst vonden en om uit te leggen waarom ze deze les het aangenaamst vonden. Tabel 8: Resultaten van de enquête Lesonderwerp\klas
1AA
1AE
1AF
Hoe waren de lessen levendiger gemaakt?
Landen van Europa
26%
47%
54%
online kaart op bord projecteren lln. mochten landen aan bord komen aanduiden.
zeeën, rivieren, gebergten, 15% schiereilanden van Europa
15%
4%
online kaart op bord projecteren lln. mochten rivieren, ... aan bord komen aanduiden.
evenaar, nulmeridiaan
22%
9%
8%
filmpje over geocaching en projectie geocaching in de buurt lln. kregen een animatie te zien over de lengte- en breedtelijnen.
coördinaten bepalen
11%
12%
7%
3h's reliëf
4%
18%
26%
filmpje over project K, op berg fietsen
reliëf en water + valleivormen
22%
NVT
NVT
filmpje over erosie en verhaal over kloof
Legende Rood: minder levendige les. Groen: levendige les. Paars: deze les is niet gegeven aan deze klassen.
Pagina 61
Toelichting bij de resultaten Bij de eerste les rond landen van Europa zien we duidelijk dat de meeste leerlingen deze les heel aangenaam vonden. Ik denk dat dit komt doordat de leerlingen al veel van deze landen eens bezocht hadden en dat de ze de landen ook vooraan op het bord mochten komen aanduiden, waardoor dit een zeer interactieve les was. Ze vinden het leuk om de landen op te zoeken waar ze al veel van gehoord hebben of op vakantie zijn geweest. Wat ook duidelijk opvalt, is dat in de klassen waarbij er levendige lessen werden gegeven, de leerlingen het nog aangenamer vonden dan de klassen die geen levendige les kregen. In de 1E-klas werd er zelfs meer dan het dubbel aantal keren dan in de 1A-klas gestemd op deze les. Zowel in de klassen met als zonder media mochten de leerlingen de landen op het bord komen aanduiden. Bij de ene klas was het met een afbeelding van de kaart van Europa, bij de twee andere klassen was het met een interactieve kaart op het internet die geprojecteerd werd op het bord. Het was dus activerende voor de leerlingen om de landen te komen aanduiden op het bord in plaats van gewoon de naam te moeten zeggen van het land. In de tweede les heb ik bij alle klassen een levendige les gegeven. Ik gebruikte er ook de interactieve kaart die ik projecteerde op het bord. Over het algemeen vonden de leerlingen deze les minder aangenaam. Ik denk dat dit komt omdat de leerstof al minder met hun leefwereld te maken heeft. Ze hebben al zoveel landen moeten aanduiden en nu moesten ze nog eens zoveel rivieren, gebergten, … aanduiden. Ik denk dat de leerlingen dit na een tijd niet meer aangenaam vinden omdat ze altijd hetzelfde moeten doen. Vervolgens waren we met een nieuw onderwerp gestart, namelijk het wereldgradennet. Dit is een heel moeilijk lesonderwerp. Om dit te begrijpen hebben de leerlingen inzicht nodig. Het is daarom ook niet makkelijk om deze leerstof zeer concreet te maken met media. Als mediamateriaal had ik voor deze les een animatie gevonden over de breedte- en lengtelijnen. In de klas zonder media (de minder levendige les) had ik het uitgelegd met een pompelmoes. Achteraf gezien bleek de pompelmoes concreter en makkelijker te begrijpen materiaal te zijn dan het animatiefilmpje. Het aangenaam vinden van de les verschilt hierbij niet zoveel tussen de E- en de F-klas. Dit terwijl de A-klas het blijkbaar wel heel aangenaam vond. Het grote verschil in mijn les tussen de A-klas en de F-klas was dat ik in de A-klas, de plaatsen waar een geocache van hun omgeving verstopt is, had laten zien op het bord. Ik was op de website geweest en had aan de hand van hun omgeving uitgelegd hoe dit werkte. In de F-klas wou op het moment dat ik dit wou tonen het internet niet goed werken. Daardoor heb ik dit niet gedaan in de F-klas. Blijkbaar vonden de leerlingen van de A-klas het dus wel heel leuk om de geocachingplaatsen van hun eigen omgeving te zien.
Pagina 62
In de les over coördinaten bepalen moesten de leerlingen enkel oefeningen maken op het bepalen van coördinaten. Er werden enkele oefeningen met de atlas klassikaal gemaakt en vervolgens maakten de leerlingen de oefeningen met de atlas individueel. Dit was dus niet echt een levendige les. De laatste les die ik aan alle klassen heb gegeven is de les over de “H’s van het reliëf. Deze les heb ik levendig gemaakt door het tonen van een filmpje en het gebruik van een PowerPoint presentatie met veel foto’s. De F-klas is hier opvallend enthousiast over. Ik denk dat dit komt doordat het terug een les was die makkelijk en concreet was waardoor de les ook heel vlot verliep. Hieruit kan ik ook afleiden dat de leerlingen vanuit de foto’s de leerstof zeer goed kunnen begrijpen. De A-klas vond duidelijk de les erna over reliëfvormen leuker. Dit komt omdat deze leerstof nog concreter is dan de les over de drie h’s. Als ik de les van reliëfvormen niet had gegeven kunnen we er vanuit gaan dat de leerlingen op de drie H’s zouden gestemd hebben. De andere klassen hebben de les van reliëfvormen niet gekregen doordat er bij hen een les was weggevallen. Uit mijn enquêtes kan ik dan weer afleiden dat in de eerste les de klassen waarbij de les levendig was, de leerlingen het duidelijk aangenamer vonden. Met een resultaat van 26% ten opzichte van 47% en 54%. De leerlingen waarbij de levendige les werd gegeven, mochten ook naar voor komen en op het bord aanduiden. De leerlingen voelde zich dus ook meer persoonlijk aangesproken. Tussen de andere resultaten zijn minder extreme verschillen. Toch zien we dat de A-klas de les over coördinaten bepalen het minst aangenaam vond (als we de les van 3H’s en reliëfvormen samen tellen). Dit was ook niet echt een levendige les. In de E-klas vonden ze de les over nulmeridiaan en evenaar het minst aangenaam en ook hierbij was het geen levendige les. De F-klas vond een levendige les het minst leuk. Dit was de les over zeeën, rivieren en gebergten. Ik denk dat dit komt omdat ze het beu waren om dingen aan te duiden op de kaart en dat het onderwerp de leerlingen minder aansprak. Dit was een klas die liever luisterde naar de leerkracht dan zelf oefeningen te moeten maken. Op de tweede plaats vonden zij dan ook de les over coördinaten bepalen het minst aangenaam. Ook deze les was minder levendig. Over het algemeen vonden de leerlingen de minder levendige lessen het minst aangenaam. In bijlage 8 zit een blanco versie van de enquête.
Pagina 63
8 Besluit Het eerste deel van mijn onderzoek (met de resultaten van de toetsen) is minder goed verlopen. Ik heb zelf maar twee toetsen kunnen afnemen over mijn te onderzoeken lessen. Dit kwam doordat men in de laatste week voor de examens geen toetsen meer mocht geven. De lesonderwerpen die ik had gekregen van mijn mentor waren onderwerpen waarbij het niet altijd makkelijk is om de lessen levendig te maken. Ik heb wel mijn lessen altijd zo levendig en concreet mogelijk gemaakt. Zoals ik al reeds vermeld heb is het moeilijk om het hoofdstuk van coördinaten zeer concreet te maken omdat dit sowieso een abstract onderwerp blijft voor de leerlingen. Dit hoofdstuk staat vanaf volgende schooljaar ook niet meer in het leerplan van de eerste graad secundair onderwijs van het Gemeenschap Onderwijs. Men heeft dit hier blijkbaar verplaatst naar de tweede graad omdat het te abstract zou zijn voor de leerlingen van de eerste graad. Over het algemeen heb ik niet zo’n grote verschillen in de resultaten van de toetsen en zijn zelfs soms resultaten slechter bij de levendige lessen. Mijn onderzoeksresultaten zijn dan ook te beperkt om een concreet besluit te trekken. Indien ik mijn onderzoek in meer dan drie klassen had uitgevoerd zou ik heel andere resultaten kunnen hebben. Ik denk dat ook de lesonderwerpen een belangrijke rol spelen. Hierbij zijn er bepaalde thema’s waarbij het makkelijker is om levendige lessen te maken dan in ander thema’s. Dit blijkt ook uit mijn literatuurstudie. Natuurlijk is het ook zo dat de leerstof wel concreet (met veel materiaal) kan gegeven zijn. Als de leerlingen het thuis studeren moeten ze het gewoon doen met hun cursus waarin al het concrete materiaal niet staat. De leerlingen die veel in de les onthouden hebben er waarschijnlijk meer aan dan de leerlingen die thuis nog veel moeten studeren voor ze het begrijpen. Uit mijn enquêtes kan ik dan weer afleiden dat de leerlingen de levendige lessen het meest aangenaam vonden. Het levendig maken van de lessen kan de leerlingen dus wel motiveren voor het vak. De competenties waar ik al goed in was waren “leraar als inhoudelijk expert” en “de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen”. Deze twee competenties heb ik tijdens mijn stage zeker nog bijgewerkt. De leerlingen stelden vaak extra vragen over de leerstof en ik wist het antwoord. Soms zocht ik het tijdens of na de les op voor de leerling en dan was ik ook weer iets extra te weten gekomen. Ik heb ook geprobeerd om de leerlingen zoveel mogelijk individueel te helpen en de leerstof zo concreet mogelijk te maken voor de leerlingen. Mijn grootste werkpunt was “de leraar als opvoeder”. Daar heb ik voorbije stage veel aan gewerkt. Ik heb steeds de leerlingen die lastig deden terecht gewezen en uitgelegd waarom ik het niet aangenaam vond.
Pagina 64
Ik moest ook werken aan het zorgen voor een aangenaam leerklimaat voor de leerlingen en een open houding naar de leerlingen toe. Ik moest me ook wat extra inleven in de leefwereld van de leerlingen. Dit heb ik zeker toegepast de afgelopen stage. Ik vond zelf dat ik een zeer goede band had met de leerlingen tegen het eind van mijn stage en ik denk dat de leerlingen dit ook vonden. Uit mijn enquête blijkt dit toch. Dit wil ik ook even aantonen met een citaat van een leerling bij de commentaar die ze in de enquête mochten geven en dat samenvat wat ook andere leerlingen schreven. Leerling: “Je kon het goed uitleggen en antwoorden op de vragen. Je was lief en wou altijd helpen. Dank u!” Als algemeen besluit kan ik dus zeggen dat het geven van levendige lessen aardrijkskunde geen betere punten oplevert, maar dat het de leerlingen wel meer motiveert om met het vak bezig te zijn. Dit vind ik op zijn minst even belangrijk. Ik heb geleerd dat het levendig maken van de lessen de leerlingen kan enthousiasmeren en dat op deze manier ook makkelijker linken gelegd kunnen worden met hun leefwereld. Ik ben zeker van plan om nog vaak levendige lessen te maken en dit niet alleen voor aardrijkskunde.
Pagina 65
Referentielijst Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen,Wikipedia® . (2015, augustus 27). David Kolb. Opgehaald van https://nl.wikipedia.org/wiki/David_Kolb: https://nl.wikipedia.org/wiki/David_Kolb Geert van den Berg, A. B. (2009). Handboek Vakdiddactiek aardrijkskunde. Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. Hendrikx, P. (2012, april 27). http://wp.digischool.nl/com-studiebegeleiding/2012/04/27/opdracht-concreet-verwerken/. Opgehaald van http://wp.digischool.nl: http://wp.digischool.nl/com-studiebegeleiding/2012/04/27/opdracht-concreetverwerken/ Kessel, L. V. (1990 2005). https://www.researchgate.net/publication/260489664_KOLBS_TYPOLOGIE_VAN_LEERSTIJLEN._EEN_HULPMIDDEL_VO OR_BEGELEIDING_VAN_HET_LEREN_VAN_SUPERVISANTEN. Opgehaald van https://www.researchgate.net: https://www.researchgate.net/publication/260489664_KOLBS_TYPOLOGIE_VAN_LEERSTIJLEN._EEN_HULPMIDDEL_VO OR_BEGELEIDING_VAN_HET_LEREN_VAN_SUPERVISANTEN Onderwijs instelling van de steden en gemeente http://www.ovsg.be/leerplannen/secundair-onderwijs. http://www.ovsg.be/leerplannen/secundair-onderwijs
van
de
Pausenberger, P. (sd). http://www.migent.be/Introductie. http://www.migent.be/Introductie
Vlaamse Opgehaald
gemeenschap. van
Opgehaald
van
(2005,
september). www.ovsg.be:
http://www.migent.be:
Pedagogische begeleidngsdienst Huis van het GO! (2015). http://pro.g-o.be/blog/documents/2015-003.pdf. Opgehaald van GO! PRO: http://pro.g-o.be/blog/documents/2015-003.pdf Ruijs, R. B. (sd). http://www.x-sie.nl/meervoudige_intelligentie.html. Opgehaald van http://www.x-sie.nl/: http://www.xsie.nl/meervoudige_intelligentie.html
Pagina 66
Sammy Frankenhuis, S. V. (2007). Effecten van nieuwe media op jongeren 12 - 14 jaar. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling Enschede. Speksnijder, A. (sd). De leerstijlen van Kolb. Opgehaald van http://www.persoonlijke-leerstijl.com: http://www.persoonlijkeleerstijl.com/leerstijlen-van-kolb.html Vlaams Verbond van het Katholiek secundair onderwijs. (2008, ict.com/leerplannen/doc/Aardrijkskunde-2008-038.pdf. Opgehaald ict.com/vvksomainnieuw/document.asp?DocID=2431&PID=LP&nr=1: ict.com/leerplannen/doc/Aardrijkskunde-2008-038.pdf
Pagina 67
september). van
http://ond.vvksohttp://ond.vvksohttp://ond.vvkso-
Bijlages Bijlage 1
Pagina 68
Bijlage 2 5.1 Klimaat en vegetatie 5.1.1 Nigeria A) Duid Nigeria aan op de kaart op pagina 10 B) Reliëf Welke hoogtezone overheerst er in Nigeria? (schrap wat niet past) Vlakte - heuvelland - plateau- gebergte C) Bevolking: dunbevolkt/dichtbevolkt (schrap wat niet past) D) Klimaat en vegetatie
Tk: Tw: Tj: Nj D Klimaattype: Vegetatie: Soort landbouw:
Pagina 69
Stappenplan: klimatogram lezen
STAP 1: WAAR ZIEN WE WAT? Horizontaal (x-as) zien we de maanden van het jaar (afgekort: jan, feb,…). Verticaal (y-as) zien we: -
-
Links de hoeveelheid neerslag uitgedrukt in millimeter (mm). Dit wordt aangetoond met de blauwe balken. De hoeveelheid neerslag staat ook per maand onder de grafiek genoteerd. Rechts de gemiddelde temperatuur uitgedrukt in graden Celsius (°C). Dit wordt aangeduid met de rode lijn. De gemiddelde temperatuur staat ook per maand onder de grafiek genoteerd.
De totale hoeveelheid neerslag en de gemiddelde temperatuur per jaar vinden we in het vakje “jaar”. STAP 2: KLIMATOGRAM AFLEZEN Temperatuur koudste maand bepalen (Tk): zoek de laagste waarde in de tabel onder de grafiek waar de temperatuur staat (rode vakje). Temperatuur warmste maand bepalen (TW): zoek de hoogste waarde in de tabel onder de grafiek waar de temperatuur staat (rode vakje). Gemiddelde temperatuur per jaar bepalen (Tj): Kijk naar de waarde van de temperatuur onder jaar. In de groene cirkel. Dit zijn alle temperaturen per maand opgeteld en gedeeld door 12 (aantal maanden in een jaar). Jaarlijkse hoeveelheid neerslag (NJ): Kijk naar de waarde van de hoeveelheid neerslag onder jaar. In de groene cirkel. Dit is de totale hoeveelheid neerslag per jaar. (alle maanden opgeteld) Droge maanden bepalen (D): zoek de maanden wanneer de hoeveelheid neerslag lager is den het dubbel van de temperatuur. Op dit klimatogram is het wanneer de neerslagbalken onder de temperatuurcurve zitten. Pagina 70
Bijlage 3 Naam: ……………………………………….. Klas: ……………………………………………
Bekijk het filmpje en beantwoord ondertussen de vragen.
Het leven in New Dheli Hoe komt het dat er in India niet zo hygiënisch water is?
/1
……………………………………………… ………………………………………………. Welke doelen kunnen de gebouwen hebben in de winkelstraten in India?
/1,5
……………………………………………… ………………………………………………. ……………………………………………… Wat wordt er zoal geëxporteerd uit India?
/1
……………………………………………… ………………………………………………. In welk seizoen is er veel neerslag in New Dheli?
/0,5
……………………………………………… Waarom gaan de kinderen uit de arme wijken meestal niet naar school? ………………………………………………. ………………………………………………
Totaal: Pagina 71
/5
/1
Bijlage 4 2 Klimaat en vegetatie: Kiekeboe in Afrika 2.1 Kiekeboe in Egypte
De kiekeboes, De onthoofde sfinx (Mehro)
A) Kleur Egypte op de blinde kaart van Afrika. B)
Welke planten zie je in de omgeving waar Marcel en Konstantinopel zich bevinden? …………………………………………. Zoek in je atlas welk vegetatie type er in Egypte voorkomt. ……………………………………………
C) Noteer de letter van het bijhorende klimatogram op pagina 9.
Pagina 72
2.2 Kiekeboe in het oerwoud van Afrika
De Kiekeboes, De zwarte zonnekoning (Mehro)
A) Teken de omtrek en kleur het Oerwoud van Afrika op de blinde kaart van Afrika.
B)
Welke planten zie je in de omgeving waar Marcel zich bevindt? …………………………………………. Hoe noemt men dit Oerwoud? ……………………………………………
C) Noteer de letter van het bijhorende klimatogram op pagina 9.
Pagina 73
2.3 Kiekeboe in Zambia
De Kiekeboes, Jojo de eerste (Mehro)
A) Duid Zambia aan op de blinde kaart van Afrika. B) C) Noteer de letter van het bijhorende klimatogram op pagina 9.
Welke planten, dieren en vruchten zie je in de omgeving waar ze rondrijden? ………………………………………………………………. Zoek in je atlas welk vegetatietype er in Zambia voorkomt. ……………………………………………………………..
Pagina 74
Bijlage 5 Lesfase 5: Recapitulatiefase Lees het artikel over het Ebolvaccin eens voor.
Actualiteit: Afrika Leerlingen 7 kunnen uit het min artikel afleiden dat er binnenkort een vaccin komt tegen Ebola.
wb p 21 ppt slide 24 26
Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization)
Waarvoor staat WHO?
Vaccin tegen Ebola.
Wat zijn ze aan het maken?
Tegen eind december.
Tegen wanneer gaat het aan mensen gegeven worden?
Lezen artikel voor en beantwoorden de vragen.
Tegen eind april 2015 Guinee, Sierra Leone en Liberia Safari in nood door ebola: "Toerist ziet Afrika als één land" Japans bedrijf schenkt gratis mondmaskers aan West-Afrika Klimaatverandering biedt Afrika kansen voor innovatie
Wanneer gaat men weten of het efficiënt werkt? Welke landen zijn het zwaarst getroffen door de epidemie? Wist je dat er minder toeristen op safari gaan naar Afrika door de Ebola epidemie. Dit terwijl er maar 3 landen zijn in het westen van Afrika die getroffen zijn door Ebola. De landen waar de safari’s doorgaan liggen bijna even ver als Europa van deze getroffen gebieden. Er was een Japans bedrijf dat mondmaskers gratis heeft gegeven aan Afrika tegen de epidemie. Door klimaatveranderingen worden de bodems in Afrika vruchtbaarder. In Afrika is er ook nog niet zoveel CO2 uitstoot. Tot slot gaan we naar een filmpje kijken waar het leven in een Afrikaans land wordt vergeleken met het leven in Nederland.
Pagina 75
Kijken naar het filmpje.
Bijlage 6 Les 1
Figuur 3: Leerlingen kwamen de landen aanduiden op het bord.
Figuur 4: Dit was een oefening als controlefase. Pagina 76
Les 2 en 3
Figuur 5: Leerlingen kwamen de zeeën aanduiden op het bord.
Figuur 6: Leerlingen kwamen rivieren en gebergten aanduiden op het bord.
Pagina 77
Les 4
Figuur 7: Leerkracht vroeg wat leerlingen wisten over geocaching.
Figuur 8: Animatiefilm coördinaten stelsel..
Pagina 78
Figuur 9: Leerlingen leggen uit hoe een gps werkt.
Figuur 10: Leerlingen zien animatie filmpje over de breedtecirkels.
Pagina 79
Figuur 11: In PowerPoint presentatie worden de breedtelijnen benoemd.
Figuur 12: In PowerPoint presentatie worden de breedtelijnen benoemd.
Pagina 80
Figuur 13: Breedtelijnen benoemen in cursus met behulp van PowerPoint.
Figuur 14: Animatiefilmpje over lengtecirkels.
Pagina 81
Figuur 15: In PowerPoint worden lengtelijnen benoemd.
Figuur 16: Functie nulmeridiaan.
Pagina 82
Figuur 17: Digitale oefening breedte- en lengtelijnen.
Figuur 18: Geocaching in eigen omgeving.
Pagina 83
Les 6
Figuur 19: Filmpje Koen Wauters op Mont Blanc.
Pagina 84
Les 7
Figuur 20: Kaft van het boek waarvan de leerlingen een scéne moeten lezen.
Figuur 21: Filmpje over erosie.
Pagina 85
Figuur 22: Link leggen tussen boek en leerstof.
Figuur 23: Online quiz valleivormen benoemen.
Pagina 86
Figuur 24: Kruiswoordraadsel maken over aangeduide woorden in het verhaal.
Pagina 87
Fragment uit boek van les 7
Figuur 25: leestekst uit "de Kloof van Jan Terlouw"
Pagina 88
Bijlage 7
Toets: referentiekaart Europa …/10 Op de kaart staan 15 landen aangeduid. Benoem de 15 landen (A) …/7,5
1: ……………………………………………..
9: ……………………………………………..
2: ……………………………………………..
10: ……………………………………………
3: ……………………………………………..
11: ……………………………………………..
4: ……………………………………………..
12: ……………………………………………..
5: ……………………………………………
13: ……………………………………………..
6: ……………………………………………..
14: ……………………………………………..
7: ……………………………………………..
15: ……………………………………………
8: ……………………………………………..
2 Duid aan of benoem de zeeën op de kaart A: Zwarte Zee B: Middellandse Zee C: …………………………………………………… D: …………………………………………………… E: …………………………………………………… Pagina 89
…/2,5
4 9 10
11
C
8
E
14
6
3 1
2 7
5 15
13
12
Pagina 90
D
Naam: ……………………………………………
Klas: ……………………
Datum: ………………
Nummer……………………
Toets: referentiekaart Europa …/10 Op de kaart staan 15 landen aangeduid. Benoem de 15 landen (B) …/7,5
1: ……………………………………………..
9: ……………………………………………..
2: ……………………………………………..
10: ……………………………………………
3: ……………………………………………..
11: ……………………………………………..
4: ……………………………………………..
12: ……………………………………………..
5: ……………………………………………
13: ……………………………………………..
6: ……………………………………………..
14: ……………………………………………..
7: ……………………………………………..
15: ……………………………………………
8: ……………………………………………..
2 Duid aan of benoem de zeeën op de kaart A: Oostzee B: Zwarte Zee C: …………………………………………………… D: …………………………………………………… E: ……………………………………………………
Pagina 91
…/2,5
Naam: ……………………………………………
Klas: ……………………
Datum: ………………
Nummer……………………
5 9
5 9 8 4
10
11
3
2
6
12 C
1
14
7 15 13
E
Pagina 92
D
Naam: ……………………………………………
Klas: ……………………
Datum: ………………
Nummer……………………
Toets: Lokaliseren in het wereldgradennet (A). 1 Zoek de steden op met volgende coördinaten.
/10 …/3
54°NB en 10°OL : Hamburg 36°NB en 140°OL: Tokio 30°ZB en 51°WL: Porto Algre 2 Zoek de steden op in je atlas en bepaal de coördinaten:
… /3
New York: 41°N en 74°W Tunis: 36°N en 10°O Kaapstad: 34°Z en 18°O 3 Benoem de aangeduide lijnen op de volgende pagina.
…/2,5
4 Hoe noemt de vetgedrukte zwarte lijn die van het noorden naar het zuiden loopt en de aarde zo in twee delen verdeelt (zie kaart volgende pagina)? …./0,5 Nulmeridiaan 5 Welk continent ligt in de vier halfronden?
…/1
Afrika
Pagina 93
Naam: ………………………………………… Klas: ……………………. Nummer:………………. Datum:…………..…………
noordpoolcirkel 66,5°
Kreeftskeerkring 23,5°
evenaar
Steenbokskeerkring 23,5°
zuidpoolcirkel 66,5° Pagina 94
Naam: ………………………………………… Klas: ……………………. Nummer:………………. Datum:…………..…………
Toets: Lokaliseren in het wereldgradennet (B). 1 Zoek de steden op met volgende coördinaten.
/10 …/3
52°NB en 20°OL : Warschau 40°NB en 116°OL: Beijing 52°ZB en 58°WL: Stanley 2 Zoek de steden op in je atlas en bepaal de coördinaten:
… /3
Moskou: 55°N en 37°O Manila: 15°N en 122°O Bogota: 5°N en 75°W 3 Benoem de aangeduide lijnen op de volgende pagina.
…/2,5
4 Hoe noemt de vetgedrukte zwarte lijn die van het noorden naar het zuiden loopt en de aarde zo in twee delen verdeelt (zie kaart volgende pagina)? …./0,5 nulmeridiaan 5 Welk continent ligt in de vier halfronden?
…/1
Afrika
Pagina 95
Naam: ………………………………………… Klas: ……………………. Nummer:………………. Datum:…………..…………
noordpoolcirkel 66,5°
Kreeftskeerkring 23,5°
evenaar
Steenbokskeerkring 23,5°
zuidpoolcirkel 66,5° Pagina 96
Naam: ………………………………………… Klas: ……………………. Nummer:………………. Datum:…………..…………
Bijlage 8 Klas:……………………………. Welke les vond je het meest aangenaam om te volgen?
o Landen Van Europa o Zeeën, rivieren, gebergte en schiereilanden van Europa o Les over evenaar, nulmeridiaan,…. o Coördinaten van landen en steden bepalen. o 3 H’s van Reliëf o Reliëf en water o Valleivormen Waarom vond je deze les het aangenaamst? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Pagina 97