Reckless Levende schaduwen
Ander werk van Cornelia Funke De dievenbende van Scipio (2003; ook als e-book) Zilveren Griffel Thomas en de laatste draken (2004; ook als e-book) Hart van inkt (2005; ook als e-book) Zilveren Griffel De Wilde Kippen Club (2006; ook als e-book) Web van inkt (2006; ook als e-book) De Wilde Kippen Club op schoolreis (2007; ook als e-book) De Wilde Kippen Club: Groot alarm! (2007; ook als e-book) Igraine Zondervrees (2008) De spokenjagers (2008) De Wilde Kippen Club: De hemel op aarde (2008; ook als e-book) Nacht van inkt (2008; ook als e-book) Potilla (2009) De spokenjagers en het vuurspook (2009) De Wilde Kippen Club en de liefde (2009; ook als e-book) De spokenjagers en het griezelkasteel (2010) De spokenjagers in groot gevaar (2010) De Wilde Kippen Club voor altijd (met Thomas Schmid, 2010; ook als e-book) Reckless. Achter de spiegel (2010; ook als e-book) Mississippi is van mij (2011; ook als e-book) De eerste avonturen van De Wilde Kippen Club (2011) Ridder zonder hart (2012; ook als e-book) Nieuwe avonturen van De Wilde Kippen Club (2012) Meer avonturen van De Wilde Kippen Club (2013)
Cornelia Funke
Reckless Levende schaduwen Gevonden en verteld door Cornelia Funke en Lionel Wigram Met tekeningen van Cornelia Funke Vertaald door Esther Ottens
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2013
www.queridokinderboeken.nl www.corneliafunke.com
Dit boek is ook verkrijgbaar als e-book Oorspronkelijke titel Reckless. Lebendige Schatten (Cecilie Dressler Verlag, Hamburg, 2012 / The Chicken House, Somerset, 2013) Copyright tekst © 2013 Cornelia Funke en Lionel Wigram Copyright vertaling © 2013 Esther Ottens/Em. Querido’s Uitgeverij bv Copyright illustraties © 2013 Cornelia Funke Copyright kaart © 2012 Raul Garcia Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslagillustratie David Wyatt Omslagontwerp Steve Wells, Nederlandse uitvoering Monique Gelissen isbn 978 90 451 1474 3 / nur 284
Voor Ben, die Jacob en Will tegelijk is.
nA
AlBion
FiAn
lA nd
cA le
doniA
no
sv er ig
rg A
west
jü
t
Pendragon
MaL-de-Mer
n er e
nd Duunkerk AA vl St. Riquet
v no HA
Goldsmouth
Londra
We
Gargantud
Lutis
Pruisië
er
goy
stPHAlië
BA vAriA
Abdij van Fontevaud Champlitte Landgoed van de blauwbaard
Dode Stad
tië Helve
Au
m lo
lot H Ar i ng e n
V
Valiants kasteel
BA so
cA tA lo
co r
erAldA sm
KaLifaat Van Cordoba
tyr reen se Z e e
r et
leon iA
nië
rd iA
u
ri ë
AP ulië
greenwich
van
A
oost
gA
su o
m
Kaart van de Spiegelwereld
BAlticA
lAtivA Goylrijk Landsgrens Hoofdstad
ylrijk
Bo lAndA
Gezicht op Vena
Goylvesting Blenhein
gyAr
Donkere Bos Terpevas
ngi A
Gezicht op Londra
mA
Schwanstein
Vena
vA rA
Feeëneiland
ustrië
WAlAcHij
e
Wi tt e Ze
sk
lA von ië
AnAtolië Schaal
e
inhoud
1 Wachten 13 2 De verkeerde wereld 16 3 Geesten 22 4 Een gevaarlijk medicijn 31 5 Alma 39 6 Wat nu? 45 7 Voor niets 48 8 Chanute 50 9 Godverlaten bergen 57 10 Te diep gegraven 64 11 Samen 70 12 Levende schaduwen 74 13 De ander 91 14 Zomaar een kaartje 100 15 Spinnenpost 108 16 Het hoofd in het westen 116 17 De eerste beet 126 18 De hand in het zuiden 131 19 Misschien 138 20 Hetzelfde bloed 144 21 Onmogelijk 148 22 Flanken van staal 152 23 Mal-de-mer 166 24 De afdruk van een laars 173 25 De tweede keer 178 26 De beste 184 27 Een huis aan de dorpsrand 192
28 Doorns en tanden 201 29 Een nieuw gezicht 207 30 Niets lukt 211 31 Te veel kapiteins 217 32 Het hart in het oosten 221 33 Verschillende methoden 227 34 Een spel 231 35 De juiste koning 237 36 Verdwenen 243 37 Bloemen 253 38 Rook 256 39 Vriend en vijand 263 40 De gouden val 265 41 Het territorium van de jager 272 42 Wit 276 43 Verdwaald 277 44 Blauwbaard 282 45 Gered door de verkeerde 286 46 Breng hem bij me 291 47 Leven en dood 294 48 Te laat 299 49 Twee bekers 301 50 Een transactie 309 51 Rennen 315 52 List en domheid 317 53 Hoe dan ook 322 54 Vakbroeders 327 55 Niet het plan 334 56 De wraak van de reusling 338 57 Hoofd, hand, hart 344
58 Voorsprong 353 59 De Dode Stad 355 60 De juiste huid 363 61 Het zwaard en het kruis 368 62 Gedoofd 373 63 De val 375 64 Leven en dood 380 65 Het derde schot 386 66 Eén tel 393 67 De andere kant 394 68 De rode 397
wachten
hoofdstuk 1
Wachten Hij was nog steeds niet terug. Vos veegde de regendruppels uit haar gezicht. Ik blijf niet lang. Dat kon bij Jacob van alles en nog wat betekenen. Soms bleef hij weken weg. Soms maanden. De ruïne lag er net zo verlaten bij als altijd, en de stilte tussen de geblakerde muren maakte het minstens zo kil als de regen. Mensenhuid hield niet goed warm, maar toch veranderde Vos steeds minder vaak in het dier. Ook zonder dat Jacob haar eraan herinnerde, voelde ze inmiddels maar al te duidelijk hoe de vacht de jaren van haar stal. Bij het afscheid had hij haar stevig tegen zich aan gedrukt, alsof hij haar warmte mee wilde nemen naar de wereld waarin hij geboren was. Hij was ergens bang voor, maar dat gaf hij 13
reckless – levende schaduwen
natuurlijk niet toe. Hij was nog steeds net een jongetje dat dacht dat hij zijn eigen schaduw te snel af kon zijn. Ze waren hoog in het noorden geweest, in Sveriga en Norga, waar de bossen zelfs nu nog door een dikke laag sneeuw bedekt werden en de wolven door de honger de steden in werden gedreven. Daarvóór waren ze zo ver naar het zuiden gereisd dat Vos nog steeds woestijnzand in haar vacht vond. Duizenden mijlen... landen en steden waarvan ze voorheen nog nooit gehoord hadden, en dat allemaal zogenaamd om een uurglas te vinden. Maar Vos kende Jacob te goed om dat te geloven. Aan haar voeten schoten de eerste sleutelbloemen op tussen de gebarsten stenen. De dauw die van de bloemetjes druppelde toen ze een van de tere stengeltjes afbrak, was nog koud. Het was een lange winter geweest en Vos voelde de voorbije maanden als rijp op haar huid. Er was sinds de zomer zoveel gebeurd. Al die zorgen om Jacobs broer... en om hemzelf. Te veel zorgen. Te veel liefde. Te veel van alles. Ze stak het lichtgele bloemetje in haar knoopsgat. Handen... die maakten de koude huid die bij het mensenlichaam hoorde weer een beetje goed. Als ze haar vacht droeg, verlangde Vos ernaar de wereld met haar vingers te kunnen waarnemen. Ik blijf niet lang. Met een snel gebaar pakte ze een duimelijn die zijn minuscule handje in haar jaszak liet glijden. Hij liet de gouden daalder pas los toen ze hem hard door elkaar schudde, zoals de vos deed met de muizen die ze ving. Het kleine diefje hapte naar haar vingers en ging er vervolgens scheldend vandoor. Jacob stopte haar altijd een paar gouden daalders toe voor hij 14
wachten
vertrok. Hij was er nog niet aan gewend dat zij zich intussen ook zonder hem heel goed wist te redden in de mensenwereld. Waar was hij bang voor? Vos had het hem gevraagd nadat ze dagenlang van het ene armzalige dorp naar het andere gereden waren, alleen om uiteindelijk onder de verdorde granaatappelboom van een dode sultan te staan. Ze had het nóg een keer gevraagd toen Jacob zich drie nachten lang bedronken had nadat ze in een verwilderde tuin alleen een drooggevallen put aangetroffen hadden. ‘Er is niets. Maak je geen zorgen.’ Een kus op haar wang, het zorgeloze lachje waar ze al op haar twaalfde doorheen gekeken had. ‘Er is niets...’ Ze wist dat hij zijn broer miste, maar er was nog iets anders. Vos keek naar het topje van de toren van de ruïne. Het leek alsof de roetzwarte stenen een naam fluisterden. Clara. Was dat het? Haar hart trok nog steeds samen als ze dacht aan de beek met de dode leeuweriken erin. Jacobs hand in Clara’s haar, zijn mond op haar mond. Zo begerig. Misschien was ze daarom bijna met hem meegegaan. Ze was Jacob zelfs de toren in gevolgd, maar voor de spiegel was de moed haar in de schoenen gezonken. Het glas was net zwart ijs waarin haar hart zou bevriezen. Vos keerde de toren de rug toe. Jacob zou terugkomen. Hij kwam altijd terug.
15
hoofdstuk 2
De verkeerde wereld De veilingzaal was op de dertigste verdieping. Gelambriseerde muren, tien rijen stoelen en bij de deur een man die met een afwezig lachje de namen op de presentielijst afvinkte. Jacob nam de catalogus die hem werd aangereikt aan en liep naar een van de ramen. Een bos van torens en daarachter de Grote Meren, als een zilveren spiegel. Hij was pas die ochtend vanuit New York naar Chicago gereisd, een afstand waarover hij met een koets weken gedaan zou hebben. Onder hem weerspiegelde het zonlicht in glazen wanden en vergulde daken. Wat schoonheid betrof kon deze wereld zich makkelijk meten met de wereld achter de spiegel, maar Jacob had heimwee. Hij ging op een van de stoelen zitten en bestudeerde de 16
de verkeerde wereld
gezichten om hem heen. Hij kende veel mensen hier: antiquaars, conservatoren, kunstverzamelaars. Schatjagers net als hij, behalve dan dat de schatten van deze wereld je alleen betoverden met hun ouderdom en schoonheid. In de veilingcatalogus stond de fles die Jacob helemaal hierheen gevolgd was tussen de theepot van een Chinese keizer en de zilveren rammelaar van een Engelse koningszoon. De fles zag er onopvallend uit, en Jacob hoopte dan ook dat er geen andere bieders zouden zijn. Het donkere glas werd beschermd door een leren foedraal en de hals was afgesloten met een zegel van was. ‘Flesje van Scandinavische oorsprong, begin dertiende eeuw’, stond er onder de foto. Jacob had de fles zelf zo beschreven toen hij hem in Londen aan een antiquair verkocht. Hij had het destijds heel grappig gevonden om de bewoner ervan op deze manier onschadelijk te maken. Achter de spiegel kon het dodelijk zijn om hem los te laten, maar in deze wereld was hij zo ongevaarlijk als opgesloten lucht, een nul achter donkerbruin glas. Sinds Jacob hem verkocht had, was de fles meerdere keren van eigenaar gewisseld. Hij had er bijna een maand over gedaan om hem weer op te sporen. Tijd die hij niet had. De appel die alles genas, de bron van de eeuwige jeugd... Hij had maanden verspild met zoeken naar de verkeerde dingen, en op zijn borst zat nog steeds de dood. Tijd om het met een wat gevaarlijker medicijn te proberen. De mot boven zijn hart werd met de dag donkerder van kleur: bezegeling van een doodvonnis dat de Zwarte Fee uitvaardigde als je haar naam noemde. Haar zuster had hem die naam tussen twee kussen door ingefluisterd. Geen man was 17
reckless – levende schaduwen
ooit met meer tederheid terechtgesteld. Verraden liefde... Het bloedige rode randje rond de afdruk van de mot herinnerde aan het vergrijp dat hem in werkelijkheid zijn leven kostte. Vanaf de eerste rij werd hij toegelachen door een handelaarster aan wie hij jaren geleden een karaf van elfenglas verkocht had (zij dacht dat het Perzisch glas was). Om Wills schoolgeld of de doktersrekeningen van zijn moeder te betalen had Jacob vroeger vaak spullen meegenomen door de spiegel. Maar zijn klanten hadden er natuurlijk nooit een vermoeden van gehad dat hij hun iets uit een andere wereld verkocht. Jacob wierp een blik op zijn horloge en keek ongeduldig naar de veilingmeester. Schiet nou eens op. Verloren tijd. Hij wist niet eens hoeveel hij nog had. Een halfjaar, misschien minder... De theepot van de Chinese keizer bracht belachelijk veel geld op, maar de fles zorgde zoals verwacht niet voor veel opwinding. Jacob was er al van overtuigd dat hij de enige bieder zou zijn toen er een paar rijen achter hem nog een hand de lucht in ging. De bieder was zo tenger als een kind. De diamanten ringen aan zijn korte vingertjes waren meer waard dan alle voorwerpen die hier vandaag geveild werden bij elkaar. Zijn korte haar was zo zwart als de veren van een raaf, maar hij had het gezicht van een oud mannetje. En Jacob had het idee dat de man veelbetekenend naar hem lachte. Welnee, Jacob. Voor de veiling had hij een handvol gouden daalders gewisseld. Hij had gedacht dat het pakje papiergeld dat hij er18
de verkeerde wereld
voor kreeg meer dan genoeg zou zijn. Zelf had hij immers niet zo heel veel aan de fles verdiend. Maar telkens als hij zijn bod verhoogde stak ook de vreemdeling zijn hand op, en bij elk nieuw bedrag dat de veilingmeester afriep bonkte zijn hart van ergernis. De zaal begon te roezemoezen toen de biedingen over de prijs van de keizerlijke theepot heen gingen. Een derde handelaar begon mee te bieden – en hield er weer mee op toen de prijs maar bleef stijgen. Geef het op, Jacob! En wat dan? Hij wist niet wat hij verder nog moest zoeken, of het nu in deze wereld was of in die andere. Zijn vingers sloten zich onwillekeurig om de goudzakdoek in zijn broekzak, maar die had hier net zo weinig toverkracht als degene die gevangenzat in de fles. Wat maakt het uit, Jacob. Voor ze erachter komen dat je niet kunt betalen, ben je allang weer door de spiegel. Weer stak hij zijn hand op, al werd hij misselijk van het bedrag dat de veilingmeester noemde. Zelfs voor je eigen leven was dit een smak geld. Hij keek steels naar zijn medebieder. De ogen die terugkeken waren groen als pas gemaaid gras. De man trok zijn stropdas recht, glimlachte naar Jacob... en liet zijn beringde hand zakken. De hamer van de veilingmeester kwam neer en Jacob baande zich duizelig van opluchting een weg tussen de stoelen door. Op de voorste rij bood een verzamelaar tienduizend dollar voor de zilveren rammelaar. Schatten, aan beide kanten van de spiegel. De caissière zweette in haar zwarte jasje en had te veel poeder op haar papperige gezicht. Jacob schonk haar zijn vriendelijkste lachje en schoof het 19
reckless – levende schaduwen
pakketje bankbiljetten naar haar toe. ‘Ik hoop dat dit genoeg is als aanbetaling?’ Hij legde er drie gouden daalders bij. Gewoonlijk waren de munten ook in deze wereld een graag gezien betaalmiddel. De meeste handelaars dachten dat hij een stommeling was die niet wist wat antieke gouden munten waard waren, en voor degenen die naar de afbeelding van de keizerin informeerden had hij een avontuurlijk verhaal paraat. Maar de zwetende caissière keek wantrouwig naar de daalders en riep er een veilingmeester bij. De fles stond nog geen twee stappen bij hem vandaan tussen de andere geveilde voorwerpen. Ook van dichtbij verried het glas niet wat erin verborgen zat. Ondanks de beveiligingsmensen voor de deur overwoog Jacob heel even om het met zijn buit op een lopen te zetten, maar een kuchje verjoeg deze allesbehalve verstandige gedachte. ‘Dat zijn interessante munten, mister... Hoe was uw naam ook alweer?’ Groene ogen. Het mannetje kwam nauwelijks tot aan Jacobs schouder. In zijn linkeroorlel droeg hij een minuscuul robijntje. ‘Reckless. Jacob Reckless.’ ‘Ach ja.’ En de vreemdeling stak zijn hand in zijn maatcolbertje en glimlachte naar de veilingmeester. ‘Ik sta garant voor de heer Reckless,’ zei hij, terwijl hij Jacob zijn visitekaartje gaf. Hij had een schorre stem en sprak met een licht accent dat Jacob niet thuis kon brengen. De veilingmeester boog eerbiedig zijn hoofd. ‘Zoals u wilt, mister Earlking.’ Hij keek Jacob vragend aan. ‘Waar moet de fles bezorgd worden?’ 20
de verkeerde wereld
‘Ik neem hem mee.’ ‘Vanzelfsprekend.’ Earlking glimlachte. ‘Hij is lang genoeg op de verkeerde plek geweest, nietwaar?’ Voor Jacob iets terug kon zeggen, maakte het mannetje een buiging. ‘Doe de groeten aan uw broer,’ zei hij. ‘Ik ken hem en uw moeder heel goed.’ Hij draaide zich om en verdween in de goedgeklede menigte. Jacob keek naar het kaartje in zijn hand. Norebo Johann Earlking. Dat was alles. De veilingmeester gaf hem de fles.
21
hoofdstuk 3
Geesten De verkeerde wereld. De veiligheidsbeambte op de luchthaven onderwierp de fles aan zo’n kritisch onderzoek dat Jacob achter de spiegel vast op enig moment zijn pistool tegen de geüniformeerde borst zou hebben gezet. Zijn vliegtuig landde met vertraging in New York, en in de avondspits kwam zijn taxi om de haverklap vast te staan, zodat hij naar een ritje per rijtuig door de slaperige straatjes van Schwanstein begon te verlangen. De maan spiegelde zich in de vieze plassen voor de oude flat, en aan de bakstenen muur boven de ingang gaapten de groteske koppen waar Will als kind zo bang voor was geweest dat hij voor de deur altijd zijn hoofd gebogen had. Inmiddels waren ze door uitlaatgassen aangetast en nauwelijks meer te onderscheiden van de stenen bloemen er22
geesten
omheen. Toch was Jacob zich meer dan ooit bewust van hun blik, en zijn broer verging het vast precies zo. Sinds Wills huid in steen veranderd was, ging er van de verwrongen gezichten een heel nieuwe verschrikking uit. De portier in de hal was dezelfde die hen als kinderen de lift uit sleurde als ze er een beetje al te vaak mee omhoog en omlaag waren gegaan. Mister Tomkins. Hij was oud en dik geworden. Op de balie waarop hij altijd de post klaarlegde stond nog steeds het glas met lolly’s waarmee hij hen vroeger omgekocht had om klusjes voor hem op te knappen. Jacob had Will een keer wijsgemaakt dat Tomkins een menseneter was, waarna Will dagenlang niet naar school had gewild omdat hij dan langs de portier moest. Vervlogen tijden. In het oude gebouw scholen ze in alle hoeken en gaten. Achter de pilaren in de hal, die Will en hij gebruikten als ze verstoppertje speelden; in de kelder, waar hij in het donker voor het eerst (en zonder succes) naar schatten had gezocht; en in de lift met het traliehek, waarin ze afhankelijk van hun spel een ruimteschip of de kooi van een heks hadden gezien. Vreemd zoals het vooruitzicht van de dood het verleden terughaalde – alsof elk geleefd moment opeens weer aanwezig was en fluisterde: misschien is dit alles wat je krijgt, Jacob. Het traliehek van de lift klemde nog steeds. Zevende verdieping. Will had een briefje voor hem op de voordeur geplakt. Zijn boodschappen doen. Eten in de koelkast. Welkom thuis! Will Jacob stak het briefje in zijn jaszak. Hij had er met zijn leven voor betaald, maar voor het gevoel weer een broer te hebben zou hij het zo nog een keer doen. Sinds de tijd dat Will ’s nachts bij hem in bed kroop en geloofde dat portiers dol 23
reckless – levende schaduwen
waren op mensenvlees, hadden ze niet meer zo dicht bij elkaar gestaan. Liefde ging verschrikkelijk makkelijk verloren. De duisternis die achter de deur op Jacob wachtte was vreemd en vertrouwd tegelijk. Will had de gang geverfd, en de geur van verse verf vermengde zich met die van hun kindertijd. Zijn vingers konden het lichtknopje nog blindelings vinden. De lamp was nieuw, net als de kast naast de deur. De oude familiefoto’s waren verdwenen en het verbleekte behang, waarop ook na jaren nog te zien was geweest waar de foto van zijn vader had gehangen, had plaatsgemaakt voor witte verf. Jacob zette zijn tas op de versleten parketvloer. Welkom thuis. Zou het echt weer een thuis kunnen zijn, na alle jaren waarin de spiegel het enige was wat hij hier te zoeken had? Op de kast stond een vaas met gele rozen. Dat was de hand van Clara. Voor hij door de spiegel kwam had het vooruitzicht haar weer te zien hem een beetje zenuwachtig gemaakt. Hij had niet zeker geweten of zijn hart alleen door de herinnering sneller begon te kloppen of dat het kwam doordat het leeuwerikwater nog steeds niet uitgewerkt was. Maar het was goed zo. Het was goed om haar met Will in deze wereld te zien, waar hijzelf al zo lang niet meer thuishoorde. Ze had Will blijkbaar niet over het leeuwerikwater verteld. Maar Jacob voelde dat de herinnering eraan hen verbond alsof ze in een bos verdwaald waren geweest en samen de weg terug hadden gevonden. Aan de slaapkamer van hun moeder had Will tot nu toe net zo weinig gedaan als aan de werkkamer van hun vader. Jacob opende met tegenzin de deur. Naast het bed stonden een 24