^ypL^
Voor Algemeerieii Btfbnplicht. „Vrede door kracBt."
Mo. 2 .
De lessen der Geschiedenis DOOB
Dr. J. B. SCHEPERS, Leeraar aan het Gymnasium te Eaarlem.
Uitgave van het PropagancEa-Comité der Vereenfgfng „VOLK8WEERBAARHEID."
Secretariaat: K e i z e r s g r a c h t 224, Amsterdam. Prijs 5 cente.
J,^
Propaganda-Comité voor Algemeenen OefenpHcht der Vereeni> ging „Volksweerbaarheid": A. E. DUDOK VAN HEEL, Kapt. b/d. Vrijw. Landstorm, Atnsterdara, VOORZITTER. J. H. COHEN STUART, VrijV. b/d. Landstorm, Vogelenzang, SECRETARIS. Jhr. F. TEDING VAN BERKHOUT Jr., 2e Luit. b/d. Vrijw. Landstorm, Haarlem, PENNINGMEESTER. J. FABIUS, Ie Luit. der Artillerie, Amsterdam.) Mr. W. NIERSTRASZ, Redacteur, „Allen Weerbaar", Naarden. G. POLVLIET, Oud-Kapt. der Infanterie, Beverwijk. A. S. VAN REESEMA, 's Gravenhage.
De lessen der geschiedenis.
Waartoe dienen de lessen in de geschiedenis ? Om ze geregeld en gauw te vergeten; om ze niet te gebruiken, als men ze nodig heeft. 't Is wel om er de moed bij te verliezen als docent, maar ook — als minister. Nauweliks toch spreekt zo iemand het woord weerbaarmaken uit, of uit allerlei motieven ontstaat verzet en zelfs nu, nu we staan te midden van het woelen der volken, in de branding van zo'n geweldige oorlogszee als er nog nooit gestaan heeft om ons land, — zelfs nu verzet men zich tegen dijken. Hoe lang al ! Terwijl toch de historie Vóór mij staat (in 1759 is het) de Regentes Anna, een Engelse, de weduwe van Willem IV, zij die voor haar zoontje het stadhouderschap waarnam. Frankrijk en Engeland zijn in oorlog — het kontrabande-vraagstuk, het aanhouden van onze schepen is aan de orde van de dag ; Pruisen en Engeland saam zijn ook in oorlog o. a. met Frankrijk (ook toen was half Europa op de been — maar, met huurtroepen als soldaten) — de landoorlog wordt gevoerd aan onze grens, in Hannover. Wijs beleid eist versterking van leger en vloot-; de Regentes, reeds met de doodstrek op 't gezicht, verdedigt beide, doch de landgewesten (Groningen, Overijsel, Gelderland en Utrecht) verzetten zich tegen vlootversterking. Holland, Friesland en Zeeland vinden het van haar, een Engelse, bijna hoogverraad, dat zij op legerversterking aandringt. De vloot moet verbeterd ! De Regentes sterft en — er is niets bereikt. Als door een toeval raken wij vrij van de oorlog.
2 Zo gaat het nu telkens : de oppositie toen was niet eens zuiver een belangenstrijd tussen land- en zeeprovincies. Velen ook wilden de Engelse-Regentes, anderen het huis van Oranje treffen; die waren te zuinig, genen hadden te veel minachting voor dat gehuurde soldatevolk ; alles werkte samen om versterking te weigeren. Ook in de 19de eeuw zien wij dergelijke koalitiea als 't het leger geldt. Het legervraagstuk wordt urgent, zodra de NoordDuitse Bond zich vormt om Pruisen, dat in 1866 de Oostenrijkers verslagen heeft. Het optreden van kapt. De Roo V. Alderwerelt in dat jaar als kamerlid voor Leeuwarden opent de strijd, die ook nu nog voortduurt; de ingenieur StieUjes helpt hem met felle kritiek. In 1870 mislukt onze mobilisatie schandelik en in de Kamer wordt gevraagd „of de feitelike toestand niet deze zou zijn geweest, dat wij met een half geoefend, gebrekkig uitgerust en gewapend, onvoldoende geënkadreerd leger, niet eenmaal van de nodige patronen voorzien tegen de vijand hadden moeten oprukken". Maar als in 1872 minister v. Limburg Stirum vraagt om persoonlike dienstplicht, een volksleger en de bevestiging van de Utrechtse waterlinie vindt hij hetzelfde tweetal tegenover zich, omdat de wijze-waarop hun niet voldoet: daaromheen kristalliseert zich de oppositie en een kranig, vooruitstrevend man wordt opgeofferd, terwijl zijn opvolger Weitzel niets anders gedaan kan krijgen dan de waterlinie - geen algemene legerhervorming, al worden enige nodeloze vestingen ontmanteld. Zo gaat het door: tijdens 't ministerie-Heemskerk (1874-1877) worden door de Roo v. Alderwerek en Stieltjes drie ministers afgemaakt en - o noodlot! — als de eerste, die in 1870 al minister had moeten zijn, dit in 1877 wordt (rain.-Kappeyne), dan sterven hij en Stieltjes beide in 1878. Zo ligt er een noodlotsvloek op onze legerhervorming, lijkt het wel. Nadat 1887 de grondwetsherziening de regeling „bij de wet" van het krijgswezen had voorgeschreven, zodat ten minste de nieuwe denkbeelden konden toegepast worden, is Beröansius de eerste weer die (min.-Mackay-De Savor-
3 nin Lohman (1888-1891, de ondankbare rol van de 18de-eeuwse Regentes op zich moet nemen. Hij, de katholiek, verdediét met vuur de persoonlike dienstplicht, wil ons een vast leger verschaffen met een landweer in de toekomst en vindt - verzet van alle kanten: geloofsgenoten, anti-militaristen, bezuinigers, politici, die denken: zo raken we wellicht dat ministerie van rechts kwijt - en de zeepbel spat uiteen, het ideaal is weg en 't ministerie verdwijnt, omdat er verdeeldheid door lavam in de gelederen der rechtse partijen. Is het wonder, dat er jaren voorbijgaan eer men er zich weer aan waagt? xMaar de jaren gingen en de drang werd sterker, naarmate de legers in het buitenland groter werden. Alles staat hier stil, terwijl men vooruit moest. Eindelik (min.-Pierson—CioemanBorgesius, 189/ — 1901) slaagt min. Eland er in de persoonlike dienstpliclit in te voeren en onze landweer te scheppen met de landstorm in 't verschiet. Let wel: Vijfentwintig jaar na de pogingen van v. Limburg Stirum wordt het doel eenigszins genaderd. Nu liomt eindelik de tijd, dat alle rang en stand in het leger naast elkaar plaatsneemt tot heil van leger en volk en dat we mettertijd een reserve kunnen krijgen. Maar nu al weer 14 jaar later hebben we nog geen reserve. Wel gaat in 1907 weer een heel ministerie heen (De Meester 1905-1907j om de verwerping van de oorlogsbegroting (Staal, v. Rappard). En ondertussen is nu de grote strijder voor een volksleger Thomson gesneuveld, roemvol omgekomen zeker, maar — wij missen hem node. Wie zien wil, weet dus wat ons te wachten staat, zodra, zoals nu, er een stap vooruit gezet m o e t worden. Ja m o e t , want waarlik de omstandigheden dwingen ons telkens om iets te doen en het is nu alweer •meer dan tijd. Maar allerlei behoudzucht, allerlei getheoretiseer, allerlei stemming en ontstemming, van mensen die meer willen en die niet zover willen gaan — alles is in staat een zonderling samenraapsel te vormen om .maar van legerversterking af te komen. Ja, de volbloed militairen zelfs zullen weifelen, omdat
4 wij zo in de richting van een volksleger gaan. Hoe het dan ook lopen zal, 't zou te bejammeren zijn, als nu niet, nu het nog kan, een flinke reserve gekweekt werd. Wee ons immers ! Als wij niet klaar zijn, wanneer de nood komt, dan . . . . Laten wij 't geschiedboek nog eens doorbladeren nu meer naar voren. 1672. Vier vijanden die ons aanvielen met Frankrijk als drijver. Frankrijk dat zich uit wou breiden naar het Noorden, zoals het dat later onder Napoleon eerst recht heeft kunnen doen, zocht bondgenoten en kreeg ze in een kortzichtig Engeland — het zag zijn eigen scha niet — in twee bisdommen. Munster en Keulen, waarvan het eerste in 1665 ons met zijn legertje al zo het leven lastig gemaakt had — men krijgt nog een kleur als men er aan denkt! — dat een Frans hulpkorps ons moest redden. En dat n.b. ! in een tijd, toen men voor geld toch altijd soldaten krijgen kon en — er zat geld plenty in Holland! België dat aan het krachteloze Spanje behoorde viel na een verovering van Holland als vanzelf in zijn handen. Meesterlik bedacht: de Engelsen zouden graag wraak nemen over de tocht naar Chatham en onze vloot de handen vol werk geven, misschien eigen vloot ook verzwakken, maar dat deerde Frankrijk niet, integendeel. Holland is volkomen weerloos ; de Prins van Oranje was buiten alles gehouden, had geen invloed kunnen oefenen, al had hij veel gezien en geleerd; men had tuintjes op de wallen aangelegd, de grachten waren droog; ammunitie noch geschut, nochsoldaten waren er genoeg; twee maanden vóór de oorlogsverklaringen kwamen — de diplomatie had ook niets voorzien — benoemden de Staten Generaal de Prins tot kapiteingeneraal maar — voor één veldtocht. Op papier had hij 72000 man — Lodewijk XIV in werkelijkheid 130000 onder de beroemdste bevelhebbers Turenne, Condé en Luxemburg, en dit leger trok door het bisdom Luik, om Maastricht naar de Rijn, sneed daardoor 9000 man van ons leger af, trok bij Lobith ongehinderd over de Rijn en stond eer men het wist in de Betuwe (12 Juni);
5 kort daarna betrok Lodewijk XIV zijn hoofdkwartier te Utrecht, terwijl in Julie pas onze waterlinie in orde was. Willem III, nu voor 't leven kapitein-generaal v. d. Unie en stadhouder, had maar 22000 man onder zich, Telkens weer als men die geschiedenis naleest en op de kaart ziet, hoe Gelderland, Overijsel, Drente geheel en ( k o ningen en Utrecht grotendeels in handen waren van de vijand, staat men verstomd over het behouden blijven van ons land. Dat kan niet alleen gelegen hebben aan het kranig optreden van Willem III en de forse steun van Amsterdam, dat alleen toen 60000 man leverde. De aanvaller moet in beleid bedenkelik te kort geschoten zijn — tot ons geluk; ons water moet hem groter schrik dan toen nodig was, gegeven hebben. Hoe dan ook : de in nood gebrachte „redeloze'" burger liep te wapen. Holland was uit de dommel opgeschrikt en dreef onder de doortastende, kranige leiding van Willem van Oranje de legerscharen der vreemden buiten zijn grenzen en — men moet aan Servië denken, dat de veroveraars na kort bezit uit zijn hoofdstad joeg. Les : lo. een misdadige weerloosheid wreekt zich door een dreigende ondergang, die toen door grote geestkracht in v e r e n i g i n g met e e n g e l u k als e e n volk g e e n t w e e d e m a a l t e n d e e l v a l t , voorkomen werd. 2o. de regering, die men aan de misdaad schuldig rekent, wordt gestraft (moord der De Wittenj. 1747. Na de hevige oorlogen om 1700 heen werd onze weerloosheid steeds groter en toch werden wij betrokken in een oorlog, de Oostenrijkse SuccessieOorlog, waarin wij Maria Theresia met troepenen geld steunden. Van het oogenblik van ons meedoen af, sedert 1743, was dit voor ons wel het droevigste fiasko, in lang ondervonden : de Fransen drongen bijna ongehinderd door in Zeeuws Vlaanderen, Bergen op Zoom en Maastricht. Het volk riep om Oranje als in 1672 en had niets dan minachting over voor de Regering, de Regenten. Het volk wedijverde in deze minachting met de vorsten rondom! Oranje zou het land redden, maar als de Engelse diplomaten Lodewijk XV niet uit de Zuidelijke Nederlanden gedrongen had-
6 den, onze wapenen hadden het stellig niet gedaan. Aan wie was de zorg ervoor toevertrouwd geweest ? Aan een regentegeslacht, dat elkaar in de baantjes plaatste, waarbij geboorte eenvoudig de beslissing gaf. Wie kreeg de zorg ? Elen man wiens neigingen geheel andere kanten uitgingen, die er geen verstand van had. Gunstige vredesvoorwaarden ? Geen denken aan — ontmantelde, waardeloze Barrière-vestingen in België kregen we terug. De Republiek bleef bestaan, omdat er niemand was, om haar om ver te werpen. 1787. Teleurstelling over gemis aan kracht bij de Oranjes, samen met neiging om de Oranjes nog minder macht te geven, lopen uit op strijd tegen de bestaande toestand (Patriotten tegen Prinsgezinden). De denkbeelden van de nieuwe tijd fdemokratie) verenigen zich met de van ouds bekende bestrijders der Oranjes, de aristokratiese Regenten. Partijstrijd wordt partijschap. In die strijd wordt de Unie verbroken. Hollandse troepen liggen op de grenzen van Holland tussen Abcoude en Gorkum; de Prinses v. Oranje wordt beledigd; haar broer, de Koning v, Pruisen, neemt het voor haar op. in minder dan geen tijd is het weerloze Holland genomen. Haarlems vroedschap — O Ripperda, Ripperda! — verklaarde dat de stad niet te verdedigen was. Amsterdam dan. Maar daartoe moest de dijk tussen U en Haarlemmermeer worden doorgestoken tot schade van de visserij op die Meer van Leiden en Haarlem. Deze steden verzetten zich dus. Wat een lucht en wind zat er in dat „Patriottisme" ! En substantie? In weerloosheid en partijschap ging men tijdelik onder. Als de Pruis had willen blijven, wij hadden het niet kunnen beletten. 1793. De hier herstelde Regering vegeteerde voort in volslagen weerloosheid, tot de Fransen eindelik de stoot gaven aan het rotte staatslichaam, waardoor het ineenzakte, In een oud dagboek in 't Archief te Haarlem vond ik deze paar feiten vermeld: 23 December 1792. „De tijding van de komst de(r) fransen word meer en meer gelooflijker en de
7 Militairen zijn beezig scherpe patroon te vervaardigen". 14 Februari 1793. Vrije werving in de godshuizen; in 't weeshuis de jongens afkerig van de dienst behalve één „een dronkaart en onderheevig aan Toevallen; in 't diakoniehuis „geen eene". „In 't St. Jacob Een die in de Bakkerij gebruijkt wierd en voor zot gehouden word". In 't Luterse weeshuis werd de ofiisier geweigerd. 25 Februari 1793. „'s Avonds van 6 tot 7 uuren Bedestonden, de toestand van 't Land is droevig en men verwagt de tijding dat Breda door de Fransen is ingenomen." 28 Febr. 1793. „Breda is ingenomen." Scherpe patronen maken, Desember, als de inval dreigt, geen soldaten krijgen, midden Febr., en einde Febr. bidden ! Jawel, dan moet het enig antwoord zijn : dat „Breda is ingenomen", dat het misgaat! De leer van ons voorgeslacht in de 17de eeuw was beter: ora et labora ! bid en werk! Maar — de Fransen moeten aftrekken wegens een nederlaag hun door de Oostenrijkers toegebracht. Een ander houdt het noodlot nog even tegen — wij natuurlik niet! — 1795. Einde 1794 viel een barre winter in ; de Fransen, die geheel Brabant al weer hadden, maakten er gebruik van tot een militaire wandeling naar Amsterdam. Toen ze Schoonhoven onder weg namen, schreef de sekretaris van de heerlikheid Tilburg daar juichend over in een officiële brief. Niemand stak een vinger uit om de vreemden te weren. Het rijke, weerloze Holland viel roemloos, haalde uit partijschap de vijanden in en — moest er zwaar voor boeten. De lessen uit deze invallen heb ik maar verder achterwege gelaten : ieder ziet ze met rode letteren er uit op komen: Weest weerbaar en eendrachtig ! En nu wij : Wij die in zoveel beter toestand zijn, omdat wij eigen legers hebben, op ons zelf moeten en kunnen vertrouwen, terwijl men vroeger met gehuurden
8 vocht en 't eigen volk alleen in kritieke ogenblikken een hand uitstak als soldaat; wat moeten wij in onze zozeer veranderde omstandigheden blijven doen ? Zorgen dat we weerbaar zijn en een flinke reserve hebben. Ieder man, die daartoe lichamelik in staat is, moet de wapens leren gebruiken, want: wij hebben zeker eigen legers, maar onze buren ook; onze waterlinie is beter, maar het vijandelike geschut ook; onze verkeersmiddelen brengen onze weermacht snel ter plaatse, maar de vijand dringt ook sneller door, wie hij ook is. In Aug. 1914 kwam er een goede geest over ons, die ons bij de gedachte aan een aanranding van ons land met gebalde vuisten deed lopen. Die geest moet blijven: de strijd om ons heen neemt de vorm van een wereldbrand aan en kan ieder ogenblik ook naar ons land overslaan. Wij stonden juist op tijd aan dè grenzen, maar we moeten ons versterken ; en we mogen geen dag te vroeg heengaan. Allen tegelijk kunnen noch behoeven wij nu reeds aan de grenzen te staan, maar wij moeten, als het nodig mocht zijn, gereed en geoefend wezen - de jongsten het eerst en zo vervolgens. Deze gedachte moge ons bezielen : Aan ons dit vrije land, zoo innig mooi! Wij staan geen duimbreed er van af: Vrij leven wij, vrij blijft ons graf; Het land, dat ons de Hemel gaf. Dat land blijf vrij! 1) Haarlem 22 Junie 1915.
^_ ^_ SCHEPERS.
1) Slotkoeplet vaQ )Door 't vrije Nederland", wandelraarslied van J. B. Schepe''S, muziek van Aletta Jansen.
Auteursrecht voorbehouden.
UitgaveB van het Propaganda-Comité voor Algemeenen Oefenplidit: ONS ADRES — en de bespBekingen in de Kamer.
(Volledige Handelingen.) Prijs 5 Ct?
Ter perse: ONS ADRES — en de openbare meening. (Verzamelde Perastemmen.) Prijs 19 Ct..
V L U G S C H R I F T JBS. I. O n z i j d i g — m a a r ooic alzIJldig door Prof. Mr. J. DE LOUTER. 5 . De l e s s e n d e r g e s c l i i e d e n i s door Dr. J. B. SCHEPERS. In voorbereiding: 3 . Geen Militarisme, doch zeifbeFioud door A. E. DUDOK VAN HEEL. 4. O e f e n p l i c h t in A u s t r a l i ë door J. H. COHEN STUART. 6. De Vrijwillige Landstorm — een lijdensgeschiedenis door Mr. W. NIERSTRASZ. 6. Een stem van de grens FABIUS. is 5 cents per De prijs van door deee J. vlugseliriftjes ntunmer. Men abonneert zich per reeks van 10 nummers voor f 0.50, franco per post, bij den boekhandel ©f to« de Uitgeversmaatschappij v/h. Van Heijningen Bosch & Co., Groningen.
STRIJOBLAADJES. 1. 's Lands Defensie. 2. Gevaarlyke Illusies. 3. Wie zijn Imperialisten? 4. De les van België. 5. Iiof der Lafheid. Deze blaadjes worden k o s t e l o o s verspreid. Wie ons daarmee wil helpen, schrijve aan het Secretariaat, Keizersgracht 224, Amsterdam.