Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 1 (pp. 43 - 52)
Auteur(s): C. Riezebos, A. Lagerberg, F. Krijgsman, E. Koes Titel: Verzamelde observaties: Springen en spierrekken Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 43 - 52
Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-) medische, informatieve en educatieve doeleinden en ander niet-commercieel gebruik. Zonder kosten te downloaden van: www.versus.nl
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 1 (pp. 43 - 52)
Verzamelde observaties: Springen en Spierrekken C. Riezebos F. Krijgsman A. Lagerberg E. Koes Het probleem waarop de hieronder verzamelde observaties van lezers betrekking hebben, werd uiteengezet in: no. 5, 7e jaargang 1989 pag. 257-284 van dit tijdschrift. 1. Op de vraag of er bij de lezers een theoretisch, dan wel empirisch onderzoek bekend is, waarin wordt aangetoond, dat spierrekken een preventief effekt heeft op sportblessures, antwoordden alle respondenten ontkennend. 2. Op de vraag wat men zelf een goede argumentatie vond om spieren wèl te rekken, werden (samengevat) de volgende argumenten genoemd: a. Voorbereiden van het bindweefsel in en rond de spier op de komende aktiviteit. b. Aktiveren van het spierspoelmechanisme. c. Aangezien vele sportbeoefenaars gedurende de dag (relatief) veel zitten zullen in die houding ook aanpassingen plaatsvinden, die niet in overeenstemming zijn met de houding waarin wordt gesport. Dit noodzaakt tot het weer oprekken van de spieren aangepast aan de sportsituatie. d. Een funktionele aanpassing aan één specifieke situatie, bv. wielrennen kan juist problemen scheppen voor een andere. Als voorbeeld wordt genoemd de Iengte van de m. iliopsoas bij wielrennen en hardlopen (triathlon). e. Mits verend en in fysiologische richtingen (bewegingen behorend bij de sport activiteit) uitgevoerd. Op deze wijze wordt het bewegingsgevoel met betrekking tot de komende sport beoefening getraind. f. Spierrekken als voorbereiding op sportaktiviteit heeft voornamelijk een psychologische betekenis. 3. Op de vraag wat men zelf een goede argumentatie vindt om spieren niet te rekken, werden de volgende argumenten genoemd: a. Argumenten genoemd in het artikel. b. In het algemeen zijn de rekoefeningen niet specifiek gericht op de bewegingen, die gemaakt worden in de sport. c. Indien de rekkingsvorm niet precies goed wordt uitgevoerd, kan dit sterk negatief zijn voor 'aanliggende' gewrichten bijvoorbeeld voor de wervelkolom. d. Een verkeerde techniek geeft snel blessures. e. Funktionele aanpassingen dienen niet bestreden te worden. f. Eenzijdig bewegen dient te worden gecompenseerd door veelzijdig te bewegen en niet door spierrekken. Algemeen werd nog het volgende opgemerkt: Ook op andere plaatsen in het lichaam zal de funktie van poly-articulaire spieren wellicht met te vergelijken mechanismen beschreven kunnen worden.
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 1 (pp. 43 - 52)
Refererend aan een lopend onderzoek naar de funktie van de M. iliopsoas tijdens het gaan, waarbij deze spier het lichaam a.h.w. naar voren 'werpt' als gevolg van het op spanning komen na een aktieve heup-extensie, wordt gepleit voor niet te veel rekken van deze spier.
Kommentaar ad. 2.a,b: Spierrekken is zinvol, het bereidt het bindweefsel in en rond de spier voor op de komende aktiviteit, het spierspoel mechanisme wordt geaktiveerd. In literatuur over stretching worden deze argumenten vaak genoemd, echter het is ons volstrekt onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld. Voor beide genoemde argumenten geldt, dat voorbereiding op aktiviteit van enige struktuur, of enig mechanisme in het lichaam ons inziens dient te geschieden op zo funktioneel mogelijke, en daarmee meest effektieve, wijze, nl. door middel van die aktiviteit zelf. Dat dit door langzaam toenemende aktiviteit geschiedt heeft o.a. te maken met het feit, dat een aantal processen gericht op arbeid enige tijd nodig heeft zich aan te passen aan de hogere eisen. ad.c.: Spieren passen zich gedurende een zittend doorgebrachte dag aan, aan die houding en dienen dan dus opgerekt te worden tot een lengte passend bij sportaktiviteit. Een van de uitgangspunten van ons artikel was, dat spieren zich optimaal aanpassen aan die lengte, die het meest gevraagd wordt. Voor iemand met een overwegend zittend bestaan zal deze optimale lengte voor bijvoorbeeld heupmusculatuur niet gevonden worden in extensie. Het naar een" optimale lengte brengen van bedoelde musculaluur dient ons inziens te geschieden door middel van een voor spieren optimale prikkel namelijk kontraktie in de gewenste verlengde positie. Hoe vaak en met welke intensiteit dit gedaan moet worden om het effekt van het zitten op te heffen is niet bekend. Één van de redenen, dat men door veel trainen en weinig zitten zo veel beter presteert, zou kunnen liggen in het feit dat spieren weinig kans krijgen terug te keren naar niet optimale posities. ad.d: Verschillende sporten vereisen een verschillende optimale lengte. Als voorbeeld wordt genoemd de kombinatie wielrennen en hardlopen bij bv. triathlon. De optimale lengte van de M. iliopsoas bij uitoefening van deze twee sporten zal zeker niet hetzelfde zijn. Indien men kiest voor het doen van meerdere sportvormen met heel verschillende 'lengte' eisen van spieren zal bij een evenwichtige training een 'kompromis lengte' ontstaan. Deze lengte zal niet optimaal zijn voor één van beide sporten. ad.e: Mits verend en in fysiologische richtingen uitgevoerd, aktiveert rekken het bewegingsgevoel. Het is ons niet duidelijk waarom rekken verend uitgevoerd zou moeten worden. Verbeteren van het bewegingsgevoel als voorbereiding op sportaktiviteit dient ons inziens het meest effektief te geschieden door middel van het met langzaatn opklimmende intensiteit uitvoeren van de sportaktiviteit zelf. ad.f: Spierrekken als voorbereiding op aktiviteit heeft voornamelijk een psychologische betekenis. Het is mogelijk, dat voor veel sporters stretching vóór de sportaktiviteit van psychologische waarde is (concentratie). Wij hebben ons inziens in ons artikel voldoende nadelen van stretching aangegeven en zijn van mening dat met enige training, de bedoelde psychologische waarde ook verbonden kan worden aan een andere vorm van voorbereiding tijdens de warming up. ad.3. De hier genoemde argumenten spreken verder voor zich. De volgende reaktie op het artikel springen en spierrekken, van dr. H. Kuipers, willen wij graag integraal weergeven.
Geachte redaktie, Onlangs kreeg ik toevallig nr.5 van Uw blad "Versus" uit 1989 ter inzage, waarin een interessante diskussie gewijd was aan zin en onzin van rekken. Ik geef graag gevolg aan de uitnodiging van de schrijvers om iets aan de diskussie toe te voegen. In een recent artikel van Safran en medewerkers
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 1 (pp. 43 - 52)
("Warm-up and muscular injury prevention. An update". Sports Medicine vol.8 (4): 239-249, 1989) wordt rekken ook als preventieve maatregel gegeven, gebaseerd op onderzoekingen, die in de literatuurlijst van dat artikel vermeld staan. Ofschoon mijn eigen waarnemingen zeker geen wetenschappelijke status hebben en meer als "circumstantial evidence" dienen, ben ik toch van mening dat rekken preventief en curatief kan werken. Dit is met name het geval bij surmenageletsels, zoals bijvoorbeeld achillespeesproblemen en pijn aan de adductoren. De schrijvers wijzen er terecht op dat rekken bij de meeste acute spierletsels niet preventief werkt. Surmenageletsels lijken vooral te ontstaan als de spier belast wordt in gerekte toestand. Omdat de aktieve krachtleverantie dan gering is, zal de kracht grotendeels door het bindweefsel moeten worden opgevangen. Een spierverkorting betekent dat de elasticiteit verminderd is en het bindweefsel bij sterke rek eerder aan een grote mate van belasting wordt blootgesteld. In geval van de verkorting van de heupflexoren bij de wielrenner, zal de verkorting weinig problemen opleveren omdat daar geen sprake is van piek-krachten bij de gerekte toestand. Bij de achillespees van de hardloper ligt dit anders. Spieren hebben bij regelmatige zware belasting de neiging te gaan verkorten. Ofschoon het fysiologisch mechanisme niet geheel bekend is, neemt de vrije calciumconcentratie waarschijnlijk tijdelijk toe. Voorts neemt het watergehalte toe. Hierdoor zullen de spiervezels enigszins verkort zijn en ook de sarcomeren zullen iets korter zijn. De sarcomeren kunnen alleen verkorten en moeten verlengd worden door een externe kracht. In het dagelijks leven worden de spieren gewoonlijk niet belast bij sterke rek, waardoor het mogelijk is dat de sarcomeren niet geheel tot de ideale lengte worden teruggebracht. Rekking kan dit wel bewerkstelligen. Een verlenging van de spier hoeft ook niet direkt nadelige gevolgen voor de mechanische eigenschappen te hebben. Laten we uitgaan van een spier van 15 cm lengte, waarbij de vezels van origo naar insertie lopen. Dit betekent dat bij een rustlengte en optimale sarcomeerlengte van 2.2 um er 68181 sarcomeren zijn. Een verkorting van elke sarcomeer naar 2.1 um zou betekenen dat de optimale lengte nog gehandhaafd wordt. Als we veronderstellen dat de gewenste sarcomeerlengte toch 2.2 um is, betekent dit dat de spier ongeveer 3000 sarcomeren te veel heeft en dat de spier over zijn lengte met ongeveer 7 mm verkort moet worden. Zoals een sarcomeerverkorting van 0.1 um leidt tot een spierverkorting van 7 mm leidt een lengtetoename van 0.1 um door rekkingsoefeningen tot eenzelfde verlenging. De sarcomeerlengte is dan echter nog steeds nagenoeg optimaal en de mechanische eigenschappen zijn niet beïnvloed. Riezebos en Koes wijzen terecht op overwaardering van rekken. Verstandig rekken kan echter vooral bij surmenageletsels preventief en curatief werken, terwijl de mechanische eigenschappen niet ongunstig hoeven te zijn. De praktijk wijst hier ook op. Als een sporter ook maar enigszins zou vermoeden -en dat merken toppers heel snel- dat rekken de prestatie nadelig zou beïnvloeden, dan zou het rekken uiterst impopulair zijn. Voor de praktijk betekent een en ander wel dat niet elke spier even intensief hoeft te worden gerekt. Ik hoop met deze argumenten wat tegenwicht in de schaal te hebben gelegd, teneinde een evenwichtige diskussie te stimuleren. dr. H. Kuipers vakgroep fysiologie Rijksuniversiteit Limburg Kommentaar Wij danken dr. Kuipers hartelijk voor zijn inzending. Op een aantal van de genoemde argumenten willen wij graag ingaan.
"Surmenageletsels lijken vooral te ontstaan als de spier belast wordt in gerekte toestand. Omdat de aktieve krachtleverantie dan gering is zal de kracht grotendeels door het bindweefsel moeten worden opgevangen".
In de praktijk blijkt niets van dit veronderstelde mechanisme. - hardlopers krijgen geen klachten van de hamstrings omdat zij regelmatig met hun neus op hun knieën lopen; - voetballers krijgen geen letsels van de heup-adductoren omdat zij regelmatig in spagaat op het veld liggen; - achillespees-letsels bij springers ontstaan niet omdat zij voortdurend met gestrekte knie de maximale dorsaalflexiestand van de enkel bereiken; - het tractus iliotibialis frictiesyndroom ontstaat niet omdat de loper zo sterk adduceert dat hij scharend" loopt. Daar komt nog bij dat het bindweefsel dat de kracht in deze verlengde situatie moet opvangen behoort lot de parallel elastische komponent. Immers voor de kracht op de pezen, de serie-elastische
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 1 (pp. 43 - 52)
komponent, is de lengte van de spier niet van belang. De belasting van deze serie-elastische komponent is geheel afhankelijk van de uitgeoefende kracht; of deze nu ontstaat door een aktieve kontraktie of door passieve rek. De blessures van de "aanhechtingen", dus van deze serie-elastische komponent, komen veel vaker voor dan problemen in de spierbuik zelf (adductorenpezen in de lies, quadricepspees, achillespees enz.). De werkelijke beschadiging past dan ook in het geheel niet bij het genoemde "rek-mechanisme".
"Spieren hebben bij regelmatige zware belasting de neiging te gaan verkorten. Ofschoon het fysiologisch mechanisme niet geheel bekend is, neemt de vrije calciumconcentratie waarschijnlijk tijdelijk toe". Wij hebben geprobeerd aan te geven dat dit fysiologische mechanisme wel degelijk bekend is en veroorzaakt wordt door een afname van de hoeveelheid in serie geschakelde sarcomeren (1,2). De betekenis hiervan is eenvoudig dat de spier "te lang" was voor de gevraagde funktie en zich dus aangepast naar verkorting. Dat is niet "fout" doch een mooi voorbeeld van de wijze waarop levende organismen zich aanpassen aan de gevraagde funktie.
"Een verlenging van de spier hoeft ook niet direkt nadelige gevolgen voor de mechanische eigenschappen te hebben". Uit het hierna gegeven rekenvoorbeeld konkludeert dr. Kuipers het volgende:
"De sarcomeerlengte is dan echter nog steeds nagenoeg optimaal en de mechanische eigenschappen zijn niet beïnvloed". Wij begrijpen dan ook absoluut niet waarom de spier dan toch gerekt moet worden: immers er is weliswaar geen sprake van een nadelige, doch ook zeker niet van een voordelige invloed.
"Als een sporter ook maar enigszins zou vermoeden -en dat merken toppers heel snel- dat rekken de prestatie nadelig zou beïnvloeden, dan zou het rekken uiterst impopulair zijn". Inderdaad, als hij het zou vermoeden, zou hij het zeker niet doen. Alleen, hij vermoedt het niet. Dat komt omdat tot nu toe het nut van het rekken niet of nauwelijks ter diskussie is gesteld. Sporters experimenteren niet met een trainingsprogramma, waarin dan eens wel en dan eens niet wordt gerekt, om na te gaan wat de effekten hiervan zijn op prestaties en blessures. De sporter rekt omdat iedereen het doet, de coach het zegt en hij denkt dat het goed is. Wij danken dr. Kuipers nogmaals hartelijk voor zijn inzending en nodigen een ieder uit een bijdrage aan deze belangrijke diskussie te leveren LITERATUUR 1.
Riezebos C., Koes E. De spierverkorting. Stichting Haags Tijdschrift voor Fysiotherapie (1988).
2.
Riezebos C., Krijgsman P., Lagerberg A., Koes E. Springen en spierrekken. Versus, tijdschrift voor fysiotherapie, nr.5 (1989), pp.257-284.