Verspreidingsonderzoek Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2010
Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana
A. Boesveld, A.W. Gmelig Meyling & I. van Lente STICHTING ANEMOON 30 juli 2011
2
Documenttype:
Rapportage
Titel:
Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2011. Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana
Datum:
30 juli 2011
Projectnaam: HabSlak-2010 Coördinatie en uitvoering: A. Boesveld Rapportage: Foto’s:
A. Boesveld, A.W. Gmelig Meyling, I. van Lente A. Boesveld A.W. Gmelig Meyling
Contactpersoon: E-mail contactpersoon:
I. van Lente
[email protected]
Opdrachtgever: Kenmerk opdracht: Verplichtingsnummer:
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). DN.2010-2266 1400005491
Relatienummer: Opdrachtdatum: Contactpersoon:
101245 3 augustus 2010 R.J. Bink Atlas, gebouw 104 6708 PB Wageningen
© 2011 Stichting ANEMOON. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting ANEMOON.
Stichting ANEMOON
ANalyse Educatie Marien Oecologisch ONderzoek
Postbus 29, 2120 AA Bennebroek Tel: 0252-531111 Kvk: 41226121 BTW: NL 8016.68.165.B01 E-mail:
[email protected] Website (ANEMOON): www.anemoon.org Website HabSlak: www.anemoon.org/habslak
3
4
Inhoud 1.
INLEIDING...............................................................................................................................7 1.1 1.2
2.
DOELSTELLING.....................................................................................................................9 2.1 2.2 2.3
3.
ALGEMENE PRIMAIRE DOELSTELLING ..................................................................................9 SECUNDAIRE DOELSTELLINGEN ...........................................................................................9 MINIMALE DOELSTELLING VOOR HABSLAK-2010 ...............................................................9
DE ZEGGEKORFSLAK .......................................................................................................11 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4.
AANLEIDING ........................................................................................................................7 OPDRACHT...........................................................................................................................7
UITERLIJKE KENMERKEN ...................................................................................................11 VOORKOMEN IN NEDERLAND ............................................................................................11 BIOTOPEN ..........................................................................................................................13 VEGETATIETYPEN ..............................................................................................................15 BEDREIGINGEN ..................................................................................................................21
METHODE VELDWERK.....................................................................................................29 4.1 INVENTARISATIE METHODE EN VELDWERK ........................................................................29 4.2 DEFINITIES.........................................................................................................................29 4.3 INVENTARISATIESTRATEGIE ..............................................................................................29 4.3.1 10x10 km-hokken ......................................................................................................29 4.3.2 Km-hokken ................................................................................................................29 4.4 VALIDATIE EN KWALITEITSBORGING .................................................................................31
5.
INSPANNING .........................................................................................................................33 5.1 5.2 5.3 5.4
6.
RESULTATEN VELDWERK...............................................................................................39 6.1 6.2 6.3 6.4
7.
NIEUWE 10X10 KM-HOKKEN .............................................................................................39 NIEUWE KM-HOKKEN.........................................................................................................39 NIEUWE LOCATIES .............................................................................................................39 HUIDIG VERSPREIDINGSBEELD ...........................................................................................39
VRIJWILLIGERSNETWERK EN PR ................................................................................41 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
8.
AANTAL ONDERZOCHTE LOCATIES ....................................................................................33 VERDELING VAN DE INSPANNING OVER KM-HOKKEN.........................................................33 VERDELING VAN DE INSPANNING OVER 10X10 KM-HOKKEN..............................................35 UITVOERING EN PLANNING ................................................................................................37
VRIJWILLIGERSNETWERK EN EDUCATIE EXCURSIES ...........................................................41 BEURSEN EN BIJEENKOMSTEN............................................................................................41 NIEUWSBRIEF “ZOEKBEELD” ............................................................................................42 DIVERSE ARTIKELEN ..........................................................................................................42 BEHEERDERS .....................................................................................................................42
AANBEVELINGEN VERVOLGONDERZOEK ................................................................43 8.1 8.2
VERVOLG ONDERZOEK OP 10X10KM-HOK-NIVEAU ............................................................43 VERSPREIDINGSONDERZOEK OP BASIS VAN 1X1 KM-HOKKEN............................................43
5
8.3 8.4 9. 10.
BETER BEPALEN VAN POTENTIEEL VERSPREIDINGSGEBIED ................................................43 MONITORING VAN DE POPULATIE EN GESCHIKT BIOTOOP ..................................................43
LITERATUUR........................................................................................................................44 DANKWOORD...................................................................................................................45
6
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding De Zeggekorfslak is beschermd door de Europese Habitatrichtlijn (Bijlage II) en staat op de Rode lijst van Nederlandse weekdieren (Anoniem, 2004; Bruyne et al, 2003). De Nederlandse overheid is door de EU onder meer voor de taak gesteld om de ‘Staat van instandhouding’ van deze soort te bepalen. Daarnaast heeft de overheid zich de taak gesteld om ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland inzicht te krijgen in het voorkomen van de Zeggekorfslak en de andere soorten die in het kader van de Europese Habitatrichtlijn beschermd worden.
1.2
Opdracht Vanwege de beschermde status van de Zeggekorfslak heeft het voormalige Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), tegenwoordig het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), op 3 augustus 2010 officieel opdracht verleend aan Stichting ANEMOON tot het uitvoeren van vervolgonderzoek naar de verspreiding van de weekdieren (mollusken) van de Europese Habitatrichtlijn. Dit zijn: de Zeggekorfslak, de Nauwe korfslak en de Platte schijfhoren. Dit project is door Stichting ANEMOON uitgevoerd onder de projectnaam HabSlak-2010. Het project is uitgevoerd conform de offerteaanvraag van 10 maart 2010 (kenmerk DN.2010/1325) van het ministerie van LNV (thans EL&I) en de daaruit voortkomende offerte van Stichting ANEMOON (kenmerk: o_Inhaalslag_2010_01), gestuurd op 10 mei 2010 aan de Gegevensautoriteit Natuur. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), waarbij de kwaliteitsbewaking wordt uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2011). In dit rapport wordt verslag gedaan over het verspreidingsonderzoek naar de Zeggekorfslak. De verslagen met betrekking tot het verspreidingsonderzoek naar de Nauwe korfslak en de Platte schijfhoren worden behandeld in aparte rapportages, respectievelijk:
Boesveld, A., A.W. Gmelig Meyling & I. van Lente, 2011. Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2010. Nauwe korfslak Vertigo angustior. Heemstede.
Boesveld, A., A.W. Gmelig Meyling & I. van Lente, 2011. Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2010. Platte schijfhoren Anisus vorticulus Heemstede.
7
Tabel 2.1. Minimaal aantal bij HabSlak-2010 te onderzoeken kansrijke hokken en locaties, waar de Zeggekorfslak sinds 2004 niet was waargenomen Eenheid
Aantal hokken
10x10km
15
1x1km
75
locaties
375
8
2.
Doelstelling
2.1
Algemene primaire doelstelling Het primaire doel van het onderzoek is om zowel de actuele als de potentiële verspreiding van de Mollusken van de Habitatrichtlijn in kaart te brengen, op een schaalniveau van 10x10 kilometer. Het potentiële verspreidingsgebied is gedefinieerd als het gebied waar de soort kan voorkomen, het actuele verspreidingsgebied is het gebied waar de soort thans voorkomt. Het actuele verspreidingsbeeld vormt de basis voor het bepalen van de officiële Range van een soort. Deze Range vormt een onderdeel van LNV-rapportages aan de EU over de Staat van Instandhouding van de Zeggekorfslak in Nederland. Ruwweg is de Range gelijk aan het aantal 10x10 km-hokken waarin de soort levend is waargenomen, plus het aantal tussenliggende 10x10 km-hokken dat direct grenst aan twee of meer 10x10 km-hokken waarin de soort is waargenomen. Behalve voor het bepalen van de Range, is het verspreidingsbeeld op 10x10km-niveau een belangrijk hulpmiddel bij het plannen van toekomstig verspreidingsonderzoek.
2.2
Secundaire doelstellingen De secundaire doelstelling voor HabSlak-2010 zijn: Het uitbouwen van het verspreidingsbeeld op km-hokniveau, met het oog op de ontwikkeling van een toekomstige kansenkaart van deze soort Het uitbouwen van de ecologische kennis van de Zeggekorfslak, met als doel deze soort efficiënter te kunnen vinden en waar nodig te beschermen Het behouden en vergroten van het vrijwilligersnetwerk Het uitbouwen van de kennis onder de vrijwilligers Het opstellen van ecologische informatie tbv natuurbeheerders
2.3
Minimale doelstellingen voor HabSlak-2010 Tabel 2.1 geeft het minimale aantal kansrijke hokken en locaties waarvan aan de Gegevensautoriteit Natuur is toegezegd dat deze tijdens HabSlak-2010 zouden worden onderzocht. Voor dit project geldt, dat de doelstelling voor een 10x10 km-hok is gehaald wanneer:
De Zeggekorfslak binnen het 10x10 km-hok is waargenomen sinds 2004
Er tijdens HabSlak-2010 minimaal 25 kansrijke locaties zijn onderzocht
Er sinds 2004 minimaal 80 kansrijke locaties zijn onderzocht
Voor dit HabSlak-2010 geldt dat de doelstelling voor een km-hok is gehaald wanneer:
De Zeggekorfslak binnen het km-hok is waargenomen vanaf 2004
Er tijdens HabSlak-2010 minimaal 5 kansrijke locaties zijn onderzocht
Er sinds 2004 minimaal 15 kansrijke locaties zijn onderzocht
9
Fig. 1. De Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana
10
3.
De Zeggekorfslak Eén van de secundaire doelstellingen van het HabSlak-project is om beheerders en vrijwilligers kennis te verschaffen over de Zeggekorfslak. In onderstaande paragrafen is de huidige kennis over deze soort bekend is samengevat.
3.1
Uiterlijke kenmerken De Zeggekorfslak, Vertigo moulinsiana (Dupuy, 1849), is een klein landslakje met een tonvormig huisje met tot vijf, geleidelijk in grootte toenemende windingen (figuur 3). Het huisje heeft maximale afmetingen van 3 x 1,6 mm. Daarmee is deze soort de grootste korfslaksoort van ons land. Aangezien ook vaak kleinere volwassen exemplaren worden aangetroffen, is de grootte alleen geen goed determinatiekenmerk. Het aantal tanden en de plaatsing ervan in de mondopening van het huisje zijn doorslaggevende kenmerken voor de determinatie. Het huisje is rechtsgewonden: als men het topje boven houdt en de mondopening van de schelp naar beneden, zit de mondopening rechts. Dit is in tegenstelling tot dat van sommige verwante soorten korfslakken, die een linksgewonden huisje bezitten, zoals de Nauwe korfslak Vertigo angustior. In de mondopening van het huisje (niet van de slak) zitten 4-5 plooien, ook wel tanden genoemd. De mondrand is een beetje teruggeslagen. Zonder vergelijkingsmateriaal is de Zeggekorfslak te verwarren met de Dikke korfslak Vertigo antivertigo, de Dwerg-korfslak Vertigo pygmaea, de Tandloze korfslak Columella edentula en de Ruwe korfslak Columella apera die alle vier ook in moerasgebieden kunnen voorkomen en daar soms vrij algemeen kunnen zijn. Het onderscheiden van vooral jonge exemplaren is bijzonder lastig en determinaties dienen altijd door een expert te worden gecontroleerd.
3.2
Voorkomen in Nederland Tot 2003 was de Zeggekorfslak alleen bekend van enkele kwelrijke broekbossen in Limburg. Dankzij zeer intensief verspreidingsonderzoek is de soort inmiddels gevonden in de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland. De soort wordt daar vooral in verlandingsvegetaties in laagveengebieden aangetroffen. Het landelijke verspreidingsonderzoek is nog in volle gang en het is goed mogelijk dat de Zeggekorfslak de komende jaren nog in tientallen andere km-hokken gevonden zal worden. De Zeggekorfslak is dus minder zeldzaam dan voorheen gedacht, maar het blijft desalniettemin een zeldzame en gevoelige soort. De dieren leven vaak in kleine dichtheden. De populaties beperken zich niet zelden tot een klein oppervlak, van enkele tientallen tot enige honderden vierkante meters geschikt biotoop, vaak gelegen binnen een veel groter gebied waar de soort verder ontbreekt. Het gevolg is dat de Zeggekorfslak gemakkelijk uit een gebied kan verdwijnen. De soort blijft derhalve een belangrijke kwaliteitsindicator voor bronbossen en oevervegetaties.
11
Fig.2. In het Roerdal (km-hok 197-350) ligt een prachtig sprookjesachtig bronbos, waarin de kwelcondities nog gunstig zijn. In veel andere bronbossen is door verdroging de kwel sterk afgenomen, met grote negatieve gevolgen voor de Zeggekorfslak. In dit bronbos wordt de Zeggekorfslak (nog steeds) in vrij grote aantallen aangetroffen.
Fig. 3. Verlandingsvegetaties met Moeraszegge kunnen, mits ze zich langdurig ongestoord, kunnen ontwikkelen een zeer goed biotoop vormen voor de Zeggekorfslak.
12
3.3
Biotopen In Nederland wordt de Zeggekorfslak in een vrij uiteenlopende reeks aan biotopen gevonden. Deze zijn niet altijd even eenvoudig te classificeren. De biotopen zijn meestal open, maar ook in half-open biotopen is Zeggekorfslak regelmatig aanwezig. Het aantal waarnemingen in bossen met een sterke schaduwval is beduidend minder. Laagveengebieden hebben in ons land een overduidelijke voorkeur. Het aantal waarnemingen op zandgronden is beduidend lager dan op kleibodems. Het kan zowel (zeer) eutrofe als mesotrofe biotopen betreffen, met of zonder kwelinvloeden. Van belang is dat deze bodems gedurende het gehele jaar nat en kalkhoudend zijn. Ze moeten bovendien reeds lange tijd zeer extensief beheerd worden. Bossen Bronbossen: in Zuid-Limburg en Twente liggen de leefgebieden onder meer in bronbossen in beekdalen, op de overgang van naar hogere gronden waar kwel optreedt. Leefgebieden komen voor in elzenbroekbossen met een ondergroei van grote zeggensoorten. Kwelmoerasbossen: in de Vechtstreek en de Lendevallei is de soort diverse malen in kwelmoerasbos aangetroffen. Deze biotoop vertoont veel overeenkomsten met de bronbossen van Zuid-Limburg. Alleen zijn deze bossen van jongere leeftijd en liggen ze in laagveengebieden. De kenmerkende en bijzondere flora en fauna van bronbossen ontbreekt in deze bossen. Vanwege de zurige bodems is een hoge kwelintensiteit van levensbelang voor de Zeggekorfslak. Dankzij de zuurbufferende werking van de kalkrijke kwel, kunnen kalkhoudende, mesotrofe tot eutrofe milieus ontstaan (Boesveld, 2008). Het betreft vooral licht beschaduwde, relatief soortenarme Elzenbossen, met een dominante ondergroei van Moeraszegge of Oeverzegge. Oever en verlandingsvegetaties Verlandingsvegetaties hebben een drijvend karakter, omdat ze niet op vaste bodems groeien. In grootschalige laagveenmoerasgebieden zijn deze vegetaties het beste ontwikkeld en het betreft meestal ongestoorde vegetaties in meren, plassen en petgaten. Pluimzegge en Moerasvaren zijn vaak dominant aanwezig. Afhankelijk van het stadium waarin deze verlandingsvegetaties zich bevinden, treffen we soorten aan als Moeraszegge, Bitterzoet, Moeraswalstro, Moerasvergeet-mij-niet, Watermunt, Melkeppe, Grauwe wilg, Zwarte els of Zachte berk. In de (buiten)rand groeit vaak Kleine lisdodde. In enkele laagveengebieden treedt Galigaan op als verlandingsvegetatie. De hoogste dichtheden Zeggekorfslakken worden aangetroffen onder voedselrijke omstandigheden. Aanvoer van kalkhoudend, voedselrijk water in laagveengebieden via kanalen en rivieren, is van groot belang voor de Zeggekorfslak. Ook in oude boezems en langs brede vaarten die zeer extensief beheerd worden, kunnen verlandingsvegetaties goed ontwikkeld zijn. Indien in agrarische gebieden het slootbeheer gestaakt wordt, kunnen deze vegetaties zich ook in sloten ontwikkelen, waarna de Zeggekorfslak zich daar kan vestigen.
13
Fig. 4. Oeverzegge vegetatie
Fig. 5. Scherpe zegge-vegetatie
14
Oevervegetaties Oevers van meren, plassen, petgaten, boezems, vaarten, kanalen en sloten: al deze biotopen zijn vrijwel steeds door toedoen van mensen ontstaan of mede gevormd. Ze zijn zeker niet eenduidig en kunnen onderverdeeld worden in allerlei typen. De vegetaties groeien zowel op vaste, harde, als op zachte veen- en kleibodems. Belangrijkste voorwaarde is dat de bodems permanent nat zijn of plasdras staan. In laagveen moerasgebieden betreft het vaak een tamelijk soortenarme lintvormige vegetatie van moeraszegge, vooral langs rietlandpercelen of randzones van moerasbosjes. Verder treffen we deze vegetaties langs meren, plassen, vaarten, kanalen en sloten onder mesotrofe tot eutrofe kalkhoudende omstandigheden. In gebieden met kleibodems treedt Oeverzegge veel vaker op dan in veengebieden. Ook in kleigebieden zijn deze vegetaties veelal relatief soortenarm, maar het kan ook gevarieerde vegetaties betreffen. Oever en verlandingsvegetaties van rivieren Een groot verschil met de hiervoor genoemde leefgebieden is dat het in deze gebieden van oorsprong om natuurlijke biotopen gaat en dat ze overwegend op kleibodems te vinden zijn. Het gaat dan ook om oude tot zeer oude rivierarmen en riviertjes. Enkele voorbeelden zijn De Rotte bij Rotterdam en De Lende en De Tjonger in Friesland. De belangrijkste voorwaarde voor het voorkomen van de Zeggekorfslak in deze gebieden is dat ze sinds lange tijd zeer extensief beheerd worden. In het stroomgebied van onze grote rivieren, inclusief het zoetwatergetijdengebied, zijn vooralsnog geen populaties vastgesteld. Schijnbaar bieden deze gebieden, alwaar in de wintermaanden waterstanden geregeld langdurig hoog kunnen zijn, onvoldoende goede leefmogelijkheden voor de soort.
3.4
Vegetatietypen Hieronder worden de belangrijkste vegetaties voor de Zeggekorfslak opgesomd. Klasse 8: Rietklasse – PHRAGMIMETEA De meeste vegetaties waarin de Zeggekorfslak gevonden is, behoren tot deze klasse. Ze komen voor in min of meer eutrofe moerassen, waarin het grondwater permanent, of althans bijna het gehele jaar boven het maaiveld staat. Onderstaand zijn de typen weergegeven die van belang zijn voor de Zeggekorfslak: - CARICION GRACILIS Neuhäusl 1957 (type 8Bc) - Verbond van Scherpe zegge Vegetaties die tot dit verbond behoren, komen vooral voor in eutroof, zoet tot zwak brak water, vooral op minerale grond, met name klei, maar ook op veen. - CARICETUM RIPARIAE De Soó 1928 (type 8Bc1) – Oeverzegge-associatie Dit is voor Nederland het op één na belangrijkste vegetatietype voor de Zeggekorfslak. Leefgebieden betreffen vooral oevers van riviertjes boezems, vaarten, kanalen, plassen en meren. Het type komt vaker voor op kleibodems dan op veenbodems en groeit onder voedselrijke tot zeer voedselrijke omstandigheden. De dichtheden van de Zeggekorfslak in deze vegetaties zijn geregeld groot: ze kunnen oplopen tot over de 300 exemplaren per vierkante meter.
15
Fig. 6. Galigaan-vegetatie
Fig. 7. Pluimzegge-vegetatie. Ook in de winter kan goed naar de Zeggekorfslak worden gezocht. De soort overwintert tussen de oksels van stengels.
16
- CARISETUM GRACILIS Almquist 1929 (type 8Bc2) - Associatie van Scherpe zegge De Zeggekorfslak is van deze gemeenschap bekend uit de Hoge boezems van Kinderdijk. Dit vegetatietype (b)lijkt niet van groot belang te zijn. Een reden daarvoor kan zijn dat Scherpe zeggevegetaties in de wintermaanden vaak bovengronds afsterven en de bladen smal zijn. Alhoewel de laatste tijd geregeld gezocht is naar de Zeggekorfslak op deze plantensoort, is de soort vooral in het begin van het verspreidingsonderzoek vaak genegeerd. Nader onderzoek naar het belang van dit vegetatietype blijft dus wel gewenst. - CARICION ELATAE Koch 1926 (type 8Bd) - Verbond van Stijve zegge De vegetaties die tot het verbond van Stijve zegge behoren, betreffen verlandingsgemeenschappen in stilstaand water. Vooral aanwezig in laagveenmoerassen, duinvalleien en oude rivierarmen. Onderstaande associaties binnen dit verbond zijn van belang voor de Zeggekorfslak. CLADIETUM MARISCI Allorge ex Zobrist 1935 (type 8Bd1) - Galigaan-associatie Het betreft een tamelijk zeldzaam vegetatietype en het is daarom niet verwonderlijk dat de soort slechts in beperkte mate in dit type vegetatie is aangetroffen. Voornamelijk de laatste jaren is gericht en uitgebreid onderzoek naar het voorkomen in deze vegetaties uitgevoerd. Tot op heden is de soort echter alleen in het Vechtplassengebied en de Weerribben in de Galigaanvegetaties aangetroffen. In het Vechtplassengebied was de soort veruit het meest aanwezig. Hier is de Zeggekorfslak in vier deelgebieden aangetroffen. Vooral in het Hol, waar Galigaan een sterke positie heeft in verlandingsvegetaties, konden diverse populaties worden geteld. Op plaatsen waar geen grote zeggen groeien, vormt Galigaan een geschikte waardplant. Nooit konden in Galigaanvegetaties grote dichtheden worden waargenomen. Steeds betrof het minder dan 50 exemplaren per vierkante meter. - CARICETUM PANICULATAE Wangerin ex Rochow 1951 (type 8Bd2) – Pluimzegge-associatie De Zeggekorfslak is veelvuldig in dit vegetatietype aangetroffen, bijvoorbeeld langs oevers van riviertjes, vaarten, sloten meren en plassen, in zowel klei als veengebieden. Het belang van dit vegetatietype voor de soort is dus zeer groot. In veel gebieden in ons land vormen de pollen namelijk ‘overlevingseilanden’ omdat deze massieve pollen veelal niet gemaaid worden. Met name in zeer voedselrijke en voedselrijke gebieden zijn de dichtheden geregeld groot en kunnen deze in de meest gunstige gevallen oplopen tot circa 300-500 exemplaren per pol. In Hollands-Ankeveen werd een maximaal aantal van 24 exemplaren in één bladschede aangetroffen. In pluimzeggevegetaties die onder tamelijk voedselarme omstandigheden groeien, ontbreekt de Zeggekorfslak. In veengebieden wordt dit vegetatietype in de successie meestal voorafgegaan door het Thelypterido-Phragmitetum en gevolgd door het Alnion glutinosae. - CARICETUM ELATAE Koch 1926 (type 8Bd3) - Associatie van Stijve Zegge De Zeggekorfslak is alleen uit de Weerribben en De Olde Maten van dit vegetatietype bekend. Het belang lijkt vooralsnog gering. Dichtheden groter dan 50 exemplaren per vierkante meter zijn tot op heden niet aangetroffen.
17
Fig. 8. Liesgrasvegetatie in Lendevallei waar een vitale populatie Zeggekorfslakken is aangetroffen
Fig. 9. Elzenzegge in laagveenmoerasbos. Locaties waar Elzenzegge groeit, zoals hier in het Vechtplassengebied, zijn vaak te zuur voor de Zeggekorfslak.
18
Rompgemeenschappen van de Rietklasse De Zeggekorfslak is aangetroffen in diverse tot de Rietklasse te rekenen Rompvegetaties. Het gaat vaak om verstoorde vegetaties, waarin bepaalde soorten een dermate hoge abundantie hebben dat ze alleen negatief ten opzichte van andere eenheden karakteriseren. Dergelijke vegetaties worden als rompgemeenschap geclassificeerd. De Zeggekorfslak is in de volgende rompvegetaties van de Rietklasse aangetroffen: - RG Carex acutiformis (Moeraszegge) Veelal betreft het zoomvegetaties van oevers van allerlei typen wateren. Langs oevers van rietlanden en broekbossen komt deze vegetatie veelvuldig voor. Moeraszeggevegetaties zijn duidelijk de belangrijkste vegetaties voor de Zeggekorfslak. Veruit de meeste waarnemingen in ons land zijn op Moeraszegge gedaan. Dichtheden in deze vegetaties zijn vaak hoog. In bijzondere gevallen, zoals in polder De Gagel in Utrecht, kunnen ze oplopen tot meer dan 500 exemplaren per vierkante meter (500-1000 exemplaren, mogelijk meer). - RG Glyceria maxima (Liesgras) De Zeggekorfslak wordt in toenemende mate vastgesteld in Liesgras-vegetaties. De soort is onder meer in de Vechtstreek, De Lendevallei, De Olde Maten, De Wieden en het Leekstermeer in dit vegetatietype aangetroffen. Het betreft bijvoorbeeld polders waar in het kader van natuurontwikkeling het waterpeil verhoogd is en de vegetaties plasdras zijn komen te staan. Ook komen deze vegetaties voor langs lage oevers van riviertjes, plassen en meren. In alle gevallen betreft het voedselrijke tot zeer voedselrijke standplaatsen. De dichtheden van de Zeggekorfslak zijn hier in de regel laag, maar kunnen soms oplopen tot 300-400 exemplaren per vierkante meter. Het exacte belang van dit type moet nog verder uitgezocht worden. Vooralsnog lijkt het belang hooguit matig te zijn. - RG Typha latifolia (Grote Lisdodde) Net als in liesgrasvegetaties, wordt de soort in toenemende mate in Grote lisdoddevegetaties aangetroffen, bijvoorbeeld in de Vechtstreek en in De Brandemeer in Friesland. De meeste populaties in deze vegetatie zijn vastgesteld in natuurontwikkelinggebieden. In de Vechtstreek betrof het een ‘massavegetatie’ in voormalig poldergebied, alwaar het waterpeil flink omhoog was gebracht. In De Brandemeer in Friesland betrof het recent gegraven ondiepe petgaten. Hoewel de dichtheden meestal laag zijn, werd in een ondergelopen weiland in de Vechtstreek éénmaal een dichtheid geschat van enkele honderden exemplaren per vierkante meter. Gemeenschappen die gedomineerd worden door Grote lisdodde komen voor in eutrofe wateren.
Klasse 39: Klasse der Elzenbroekbossen - ALNETEA GLUTIONOSAE Slechts een beperkt deel van de vegetaties waarin Zeggekorfslak gevonden is behoort tot deze Klasse. We noemen de volgende vegetaties: - THELYPTERIDO-ALNETUM Klika 1940 (type 39Aa1) - Moerasvaren-Elzenbroekverbond Dit vegetatietype betreft onder meer randzones van Elzenbossen en verlandingsvegetaties in sloten en vaarten van Elzenbossen. In laagveenmoerassen vindt op deze plekken vaak jonge bosvorming plaats. In deze gevallen is er sprake van een recentelijke successie van het Caricetum paniculatae (Pluimzegge-associatie) naar het
19
Fig. 10. Het afbranden van (oever)vegetaties waarin Zeggekorfslakken voorkomen is een zeer ongunstige beheermaatregel. De Zeggekorfslak is op deze locatie verdwenen.
Fig. 11. Baggerstort bij fort Spion in het biotoop van de Zeggekorfslak aan Loenderveense plas.
20
Alnion Glutinosae (Elzenverbond). We treffen de Zeggekorfslak dan vooral aan in kalkrijke kwelsituaties met oever-, moeras-en pluimzegge in de ondergroei. Zolang er veel licht toetreedt, blijft het vegetatietype geschikt. Sterk beschaduwde delen worden veelal gemeden. In licht- tot half beschaduwde elzenbossen met zeer veel voedselrijke kwel, kunnen grote populaties voorkomen met dichtheden tot over de 300 exemplaren per vierkante meter. In latere stadia van successie wordt ze steeds minder geschikt. Subassociaties Binnen het Thelypterido-Alnetum worden drie subassociaties onderscheiden. De volgende zijn van belang voor de Zeggekorfslak: - Thelypterido-Alnetum Typicum Moerasvaren en Moeraszegge bereiken hier hun optimum. Deze gemeenschap volgt in de successie direct op het struweelstadium met het Salicion cinerea (verbond der wilgenbroekstruwelen). Vooral in grootschalige laagveengebieden wordt de Zeggekorfslak geregeld in dit vegetatietype aangetroffen. - Caricetosum ripariae Dit type betreft eenvormige, soortenarme, licht beschaduwde broekbossen of randzones daarvan, met een open struiklaag van Salix cinerea. Carex riparia domineert de ondergroei. In de Vechtstreek waar de Zeggekorfslak in dit vegetatietype aangetroffen is, treedt vaak voedselrijke kwel op. Dichtheden van de Zeggekorfslak kunnen soms verassend hoog zijn en oplopen tot meer dan 300 individuen per vierkante meter. - CARICI ELONGATAE-ALNETUM Koch 1926 (type 39Aa2) - Elzezegge-associatie Vooral in Zuid-Limburg wordt de Zeggekorfslak in dit vegetatietype aangetroffen. Op Elzenzegge Carex elongata zelf, is de Zeggekorfslak echter nimmer aangetroffen. Vermoedelijk zijn de delen waar Elzenzegge abundant optreedt te zuur. De Zeggekorfslak komt in dit vegetatietype meestal in lage dichtheden voor, doorgaans plaatselijk in stukken vegetatie met moeraszegge op plekken met kalkrijke kwel. In het zuidelijke deel van het Naardermeer, maar ook op enkele andere plaatsen in het Vechtplassengebied, zoals de Oostelijke Binnenpolder van Tienhoven, is de Zeggekorfslak in deze vegetaties aangetroffen. In gevallen met sterke kwel, zoals in de Oostelijke polder van Tienhoven werden soms zelfs dichtheden geteld van meer dan 300 individuen per vierkante meter.
3.5
Bedreigingen De Zeggekorfslak blijkt in Nederland algemener dan vroeger gedacht. Dit neemt niet weg dat op basis van huidige kennis mag worden aangenomen, dat de soort vroeger algemener moet zijn geweest dan tegenwoordig. De ergste bedreiging voor de Zeggekorfslak, het dempen van moeras, is voor een belangrijk deel afgenomen, maar er zijn ook nu nog tal van factoren die de soort en de biotoop in Nederland bedreigen. De belangrijkste worden behandeld in de navolgende paragrafen.
21
Fig. 12. Door jaarlijks glad en strak te maaien, zoals hier in het Vechtplassengebied, verdwijnt de Zeggekorfslak.
Fig. 13. Door tijdens het maaien hier en daar vegetaties met zegge of Galigaan niet te maaien kunnen populaties van de Zeggekorfslak gespaard worden, zoals hier in Het Hol in het Vechtplassengebied.
22
Maaien De Zeggekorfslak wordt niet gevonden in gebieden die jaarlijks worden gemaaid. In geschikte biotopen die al vele jaren of decennia onbeheerd zijn gelaten, kunnen grote populaties van de Zeggekorfslak voorkomen. In veel situaties is ‘geen beheer’ juist gunstig voor de Zeggekorfslak. Klepelen Klepelen is het mechanisch stuk slaan van vegetatie met behulp van metalen klepels of kettingen die aan snel roterende cylinders bevestigd zijn. Behalve de planten worden ook vele diersoorten die in de vegetaties leven kapot geslagen, waaronder ook de Zeggekorfslak. In vegetaties waar deze ingrijpende beheermethode jaarlijks wordt toegepast, verdwijnt de soort. In de Oostoever van de Alblas bijvoorbeeld, is de Zeggekorfslak alleen gevonden in struweel van Grauwe wilg met Moeraszegge op plaatsen waar de ondergroei niet geklepeld wordt. Afbranden Het afbranden van vegetatie is een zeer nadelige beheersvorm.Hierbij worden alle op de vegetatie levende organismen, inclusief de Zeggekorfslak door de extreme hitte gedood. Op locaties die zijn afgebrand wordt de soort niet meer teruggevonden. Grondwateronttrekking In gebieden waar de Zeggekorfslak afhankelijk is van kwel, wordt de soort sterk bedreigd door grondwateronttrekking. Zo is op de Gooise Stuwwal en bij Loosdrecht de intensiteit van de (kalkrijke) kwel afgenomen. In de veenpolders van de Vechtstreek beperkt het leefgebied van de Zeggekorfslak zich hoofdzakelijk tot broekbossen met een hoge kwelintensiteit. Dankzij deze kwel kunnen in deze veenpolders kalkhoudende, mesotrofe, permanent natte milieus ontstaan die de soort nodig heeft om te kunnen leven. Door de afnemende kwel-invloeden is het voortbestaan van de populaties daar onzeker. In Limburg, waar de Zeggekorfslak alleen voorkomt in kwelrijke bronbossen, wordt de soort eveneens bedreigd door grondwaterontrekking (mede door de bruinkoolwinning). Dumping maaisel Op veel plaatsen in natuurgebieden van de Vechtstreek, maar ook elders in Nederlandse natuurgebieden, wordt maaisel van riet en schraalgraslanden in de broekbossen gereden. Per dumping gaat het vrijwel steeds om een beperkt oppervlak, maar wanneer deze dumpingen op langere termijn, jaar na jaar worden voortgezet, wordt uiteindelijke een groot oppervlak moerasbos ongeschikt voor de Zeggekorfslak. Intensieve begrazing Bij intensieve begrazing is de begrazingsdruk dermate hoog, dat de vegetatie reeds geconsumeerd is voordat het vee uitgeschaard wordt. In dergelijke begrazingsgebieden kan de Zeggekorfslak niet (over)leven. Graven van petgaten In een aantal natuurgebieden, bijvoorbeeld in de Vechtstreek werden moerasbossen verwijderd en nieuwe petgaten gegraven om nieuwe verlandings stadia mogelijk te maken. In sommige gevallenzijn hierdoor eerder ontdekte populaties van Zeggekorfslakken vernietigd.
23
Fig. 14. Herinrichting van de Biesbroggepolder-West in de Lendevallei waarbij de oevers van een oude rivierarm met veel zeggevetatie vergraven zijn. Hierdoor is een belangrijk leefgebied van de Zeggekorfslak verloren gegaan. Door vooraf de belangrijkste populaties in kaart te brengen en deze te sparen, had de schade beperkt kunnen blijven.
Vergraven van polders In meerdere poldergebieden vinden herinrichtingen plaats om natuurontwikkelings-processen betere kansen te geven. Soms worden daarvoor polders vergraven waarin reeds respectabele natuurwaarden aanwezig waren, zoals in de Biesbroggepolder in de Lendevallei. In de oude rivierarm die door deze polder loopt leefde voor de inrichting belangrijke populaties Zeggekorfslak in Pluim- en Moeraszeggevegetaties. Zowel de zeggenvegetaties als de Zeggekorfslakken zijn door de vegravingen geheel verdwenen (zie figuur 14). Opengraven van verlandde sloten. Om verlandings- en natuurontwikkelingsprocessen nieuwe kansen te geven, worden geregeld op kleine, maar soms ook op grote schaal verlandde sloten opengegraven. Voor het natuurgebied de Olde Maten zullen binnenkort dergelijke verlandde sloten met een gezamenlijk lengte van 50 kilometer worden opengegraven. Hoewel tijdig door Stichting ANEMOON is geadviseerd de belangrijkste populaties vóór de werkzaamheden in kaart te brengen, met als doel deze tijdens de werkzaamheden te sparen, is daaraan tot op heden geen gehoor gegeven. Overwogen is wel om plaatselijk zeggevegetaties te sparen, maar het is nog niet duidelijk of dit doorgaat en zo ja in welke omvang. In het zuidelijke deel van de Olde Maten zijn in de periode 2007-2008 de verlandde sloten reeds opengegraven. Herinrichten oevers Geregeld vinden langs oevers van allerlei soorten wateren herinrichtingen plaats al dan niet in het kader van natuurontwikkeling. Van het Zwarte water en de Overijsselse Vecht is bekend geworden dat daar in zeer recentelijk ontdekte leefgebieden van de Zeggekorfslak
24
werkzaamheden inmiddels hebben plaatsgevonden op diverse trajecten, waardoor populaties van de soort vorloren zijn gegaan.. Infrastructuele maatregelen. Ook de realisatie en aanpassingen van infrastructurele werken in of nabij leefgebied van de Zeggekorfslak vormen soms een bedreiging, zoals bijvoorbeeld het verbreden van de N201 bij Vreeland in het natuurgebiedje de Kleizuwe bij Vreeland in het Vechtpassengebied. Bescherming en verantwoordelijkheid De Zeggekorfslak komt in Nederland relatief veel voor ten opzichte van de andere Europese landen. Vooral in het Vechtplassengebied en het Nationaal park de Wieden en Weerribben zijn er grote aaneengesloten gebieden die waarschijnlijk hun weerga in Europa niet kennen. Nederland draagt daardoor ook een belangrijke verantwoordelijkheid voor de Europese populatie.
3.8 Algemene adviezen voor natuurbeheerders Maaien beperken In veel situaties is ‘geen beheer’ gunstig voor de Zeggekorfslak. Als men genoodzaakt is te maaien, dan is het van belang dit gefaseerd te doen. Men dient er na het maaien zorg voor te dragen dat het maaisel minimaal een paar dagen verspreid blijft liggen en alleen als dat echt nodig dit later af te voeren. Zo hebben de slakken de mogelijkheid weg te komen en bestaat niet de kans dat ze geheel uit het biotoop worden afgevoerd. Als men maait dan liefst zover mogelijk boven de bodem en/of ‘bewust slordig’ waarbij ook nog stukjes vegetatie ongemoeid worden gelaten. Klepelen vermijden Aangezien behalve de planten ook vele diersoorten die in de vegetaties leven tijdens het klepelen kapot geslagen worden (zie afb). dient deze natuuronvriendelijke en bedreigende beheermethode in leefgebieden van Zeggekorfslak vermeden te worden. Afbranden nooit meer toepassen Het afbranden van vegetatie in leefgebieden van Zeggekorfslak dient gestopt te worden. Ook voor andere in en op de vegetatie levende dieren is dit een zeer ongunstige beheermethode. Begrazing kan, mits extensief Het beperkt inzetten van begrazing door schapen, rundvee of paarden hoeft niet per se nadelig te zijn. Bij een lage begrazingsdruk blijven vegetaties die langs moerassige en drassige oeverzones groeien, vanwege de geringe draagkracht van de bodem, vaak intact. Wel dienen beheerders in belangrijke leefgebieden van de Zeggekorfslak er voor te zorgen dat het vee tijdig uitwordt uitgeschaard om zo te voorkomen dat er voedsel-schaarste optreedt en de grazers toch genoodzaakt zijn als nog ook de oevervegetatie te consumeren. Uitrasteren van oevers is gunstig Het uitrasteren van oevers of sloten is een uitstekende beheermethode. Zeggenvegetaties kunnen zich zo ontwikkelen en blijven behouden. Zelfs bij intensieve begrazing kunnen door uitrastering van oevers de populaties van de Zeggekorfslak behouden blijven.
25
Fig. 15. Tijdens het graven van petgaten bij de uitvoering van de herinrichting van de Hollands Ankeveense polder zijn de belangrijkste leefgebieden voor de Zeggekorfslak uitgerasterd waardoor vrijwel veel populaties zijn gespaard.
Fig. 16. Het uitgerasterden van oevers langs weilanden die begraast worden, zoals hier in De Weerribben is gunstig voor de Zeggekorfslak. De zeggevegetaties blijven daardoor gespaard en de Zeggekorfslak kan zich handhaven.
26
Kappen van bomen in verlandingsvegetaties kan gunstig zijn Het op beperkte schaal kappen van bomen in verlandingsvegetaties is gunstig voor de Zeggekorfslak. In veenplasgebieden hebben Zeggekorfslakken een voorkeur voor open jonge verlandingsvegetaties. Grondwaterontrekking kan zeer ongunstig zijn Door grondwateronttrekking kan de intensiteit van de (kalkrijke)kwel afnemen. Vaak is het zo dat dankzij kwel kalkhoudende, mesotrofe, permanent natte milieus ontstaan waardoor de Zeggekorfslak zich kan handhaven. Wanneer de kwel afneemt wordt het voortbestaan van deze populaties onzeker. Grondwateronttrekkingen hebben doorgaans invloed op een groot gebied. Overheden dienen bij het verstrekken van vergunningen ook rekening te houden met populaties Zeggekorfslakken in andere nabije gebieden. In de plassengebieden loopt het voortbestaan van de Zeggekorfslak minder gevaar bij afnemende kwel-invloeden, omdat hier in de meeste gebieden vermenging plaatsvindt met voedselrijk, kalkhoudend inlaatwater uit kanalen en vaarten. Petgaten graven kan negatieve gevolgen hebben Het graven van petgaten heeft een negatieve in invloed op de Zeggekorfslak, omdat daarmee (delen van) geschikte biotopen, zoals kwelmoerasbos verdwijnen. Op de lange termijn kunnen deze maatregelen wel een gunstig effect hebben, omdat er dan nieuwe verlandingsvegetaties kunnen ontstaan. Als petgaten gewenst zijn, kunnen de graafwerkzaamheden het beste gefaseerd over meerderen jaren worden uitgevoerd, zodat op plekken waar de soort verdwijnt, de soort gemakkelijk vanuit de ongestoorde locaties kan terugkeren. Dumpen van maaisel en riet in moerasbossen tegengaan In natuurgebieden wordt geregeld maaisel van riet en schraalgraslanden in de broekbossen gereden. Per dumping gaat het vrijwel steeds om een beperkt oppervlak, maar wanneer deze dumpingen op langere termijn, jaar na jaar worden voortgezet, wordt uiteindelijke een groot oppervlak moerasbos ongeschikt voor de Zeggekorfslak. Ingrepen in potentieel geschikt leefgebied: breng populaties in kaart of faseer! Nog steeds vindt in Nederland vernietiging van Zeggekorfslakbiotoop plaats door allerlei (infrastructurele) werkzaamheden. Een recent voorbeeld is het gebied langs de provinciale weg tussen Vreeland en Hilversum, waar voor de verbreding van de weg een deel van het natuurgebied de Klei-Zuwe met daarin waardevol Zeggekorfslakbiotoop werd opgeofferd. Door voorafgaand aan werkzaamheden belangrijke populaties in kaart te brengen en deze te sparen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, kunnen dergelijke populaties behouden blijven. Indien dit niet mogelijk is, kunnen de graafwerkzaamheden het beste gefaseerd over meerderen jaren worden uitgevoerd, zodat op plekken waar de soort verdwijnt, de soort de kans krijgt terug te keren vanuit de nog ongestoorde locaties.
27
Fig. 17 a en b. Vrijwilligers op zoek naar de Zeggekorfslak in de Olde Maten.
28
4.
Methode veldwerk
4.1
Inventarisatie methode en veldwerk De methode om de Zeggekorfslak op gestandaardiseerde wijze te inventariseren en de wijze waarop de dieren kunnen worden gedetermineerd worden beschreven in Boesveld et al., 2009.
4.2
Definities
Een 10x10 km-hok is ‘voldoende onderzocht’ indien de soort daarin is waargenomen, of indien daarbinnen minimaal 80 kansrijke locaties zijn onderzocht sinds 2004. Een km-hok is ‘voldoende onderzocht’ indien de soort is aangetroffen of als daarbinnen minimaal 15 kansrijke locaties zijn onderzocht sinds 2004. Er is sprake van een ‘kansrijke locatie’ indien de biotoop dusdanig van aard is, dat de locatie in theorie geschikt zou kunnen zijn voor de Zeggekorfslak.
4.3
Inventarisatiestrategie
4.3.1
10x10 km-hokken Het primaire doel tijdens HabSlak-2010, was zoveel mogelijk het verspreidingsbeeld op 10x10 km-hokniveau te completeren. Prioriteit ging daarom uit naar kansrijke 10x10 kmhokken die nog onvoldoende waren onderzocht en waar de Zeggekorfslak nog niet was waargenomen. Gekozen is voor km-hokken in Limburg, Friesland en Noord-Holland.
4.3.2
Km-hokken Naast de 10x10 km-hokken die nog niet of onvoldoende zijn onderzocht sinds 2004, zijn ook kansrijke kilometerhokken onderzocht die nog niet of nauwelijks eerder waren onderzocht, maar wel gelegen zijn binnen 10x10 km-hokken waar de Zeggekorfslak reeds was aangetroffen. De reden hiervoor was dat aanvankelijk het verspreidingsbeeld ook op een niveau van km-hokken verder diende te worden uitgebouwd en gecompleteerd, dit in verband met de plannen voor kanskaarten. Bij de herzieningen van de meetdoelen van het NEM-2011 is deze laatste doelstelling echter komen te vervallen. Het blijft daarnaast ook belangrijk dat vrijwilligers en excursiegangers de Zeggekorfslak geregeld aantreffen, niet alleen omdat dit anders het moreel van de vrijwilligers negatief zou beïnvloeden, maar vooral omdat er anders geen nieuwe kennis wordt opgebouwd van de eventueel (licht) afwijkende biotopen waarin de Zeggekorfslak binnen haar inmiddels bekende (of deels bekende) verspreidingsgebied voorkomt.
29
Fig. 18. Via het ijs kunnen gemakkelijk geschikte oevers worden bereikt, maar om Zeggekorfslakken te vinden moet de vrijwilliger ook de vegetatie vlak bij het ijs onderzoeken. Ondanks alle moeite werd de Zeggekorfslak hier in de Oostvaardersplassen niet aangetroffen.
Fig. 19. Als er geen ijs ligt is een boot onontbeerlijk om de inventarisaties naar de Zeggekorfslak te kunnen uitvoeren.
30
4.4
Validatie en kwaliteitsborging De Zeggekorfslak is een kleine weekdiersoort. De dieren zijn niet gemakkelijk te vinden en kunnen gemakkelijk worden verward met verwante soorten. Daarom is het van belang dat het proces van waarnemen goed wordt bewaakt en de determinaties goed worden gecontroleerd. Vrijwel alle waarnemingen van de Zeggekorfslak die bij Stichting ANEMOON binnen komen, zijn gedaan in het kader van het HabSlak-project. Alleen uiterst sporadisch komen bij de Stichting ook losse waarnemingen binnen uit ander onderzoek en van waarnemers die niet bij het HabSlak project zijn betrokken. Het HabSlak-project is een project waarbij vrijwilligers een belangrijke rol spelen. Maar in tegenstelling tot diverse andere vrijwilligersprojecten voor natuurinventarisaties, spelen de vrijwillige waarnemers bij dit project noodgedwongen vooral een assisterende rol. Het waarnemingsproces voor de Zeggekorfslak staat onder directe begeleiding van deskundigen, doorgaans professionals, die de waarnemingen controleren en het overzicht over de locaties houden. Daarbij wordt gelet op:
de keuze van de locaties en microhabitats die met het blote oog worden onderzocht de wijze waarop veldwaarnemingen worden vastgelegd, onder meer het registreren van de locatiegegevens (coördinaten worden altijd middels een GPS ingelezen) de wijze van uitpikken van de individuele slakjes en huisjes uit de monsters de determinatie en het tellen van het uitgepikte materiaal het invoeren van de gegevens in de computer
Alle determinaties worden gecontroleerd door minimaal één deskundige. Exemplaren worden alleen verzameld wanneer er geen expert bij de inventarisaties ter plaatse aanwezig is, of in sommige gevallen indien waarnemingen betrekking hebben op een gebied waaruit de Zeggekorfslak niet bekend is (wetenschappelijk bewijsmateriaal). Jonge of beschadigde exemplaren zijn niet altijd met 100% zekerheid te determineren. Wanneer een determinatie niet 100% zeker is, wordt deze waarneming niet voor het verspreidingsonderzoek gebruikt. Van slakken worden ook geregeld lege huisjes waargenomen. Bij het verspreidingsonderzoek worden uitsluitend waarnemingen van levend ter plaatse aangetroffen exemplaren betrokken. Op beperkte schaal werkt Stichting ANEMOON samen met ingenieursbureau’s die in het kader van ander onderzoek ook op de Zeggekorfslak letten. Ook deze waarnemingen worden gecontroleerd door medewerkers van Stichting ANEMOON, waarna ze eveneens onderdeel gaan uitmaken van en worden betrokken bij het HabSlak-project. De ingevoerde waarnemingsgegevens worden gecontroleerd door ze op een gebiedskaart te plotten, om eventuele invoerfouten te achterhalen. Deze kaarten worden standaard doorgenomen met dezelfde waarnemers die het veld de monsternamen hebben verricht.
31
Fig. 20. Km-hokken die nu tijdens HabSlak-2010 zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak. In alle gevallen betreft het locaties die sinds 2004 nog onvoldoende waren onderzocht. In alle gevallen geldt dat de inspanningsverplichting tijdens HabSlak-2010 is behaald. Lichtblauw: km-hok waar minimaal 5 kansrijke locaties zijn onderzocht. Donkerblauw: km-hok waar minimaal 15 kansrijke locaties zijn onderzocht. Groen: Soort aangetroffen. NB: De twee recente km-hokken in Limburg waar de Zeggekorfslak is waargenomen tijdens HabSlak-2010 zijn niet op deze kaart ingetekend. Voor de ligging van deze waarnemingen op 10x10 km-hok -niveau wordt verwezen naar figuur 21.
32
5.
Inspanning
5.1
Aantal onderzochte locaties Ten behoeve van HabSlak-2010 is toegezegd minimaal 375 nieuwe locaties op het voorkomen van de Zeggekorfslak te onderzoeken. In totaal zijn bij HabSlak-2010 gegevens van 1025 locaties betrokken; in verreweg de meeste gevallen betreft het eigen uitgevoerd onderzoek, in enkele gevallen betreft het (gecontroleerde) gegevens van derden. 446 van deze locaties zijn onderzocht ten behoeve van het gerichte verspreidingsonderzoek op 10x10 km-hok-niveau. De overige 579 zijn onderzocht:
ten behoeve van gericht onderzoek, om de Zeggekorfslak te vinden in nieuwe kmhokken waaruit de soort nog niet bekend was ten behoeve van gericht onderzoek, om de Zeggekorfslak te vinden in nieuwe kmhokken waaruit de soort nog niet bekend was in het kader van veldverkenningen, om te zoeken naar geschikte biotopen tijdens excursies naar km-hokken waarvan zeker was dat de soort er te vinden is (bijvoorbeeld om vrijwilligers op te leiden en enthousiast te houden) in het kader van lokaal onderzoek door vrijwilligers / werkgroepen die alleen lokaal actief kunnen/willen zijn
Voor 610 locaties geldt dat de bemonsteringen al plaatsvonden vóór de officiële start van HabSlak-2010. Onder deze locaties bevinden zich ook locaties die zijn bemonstert in de periode februari 2006 t/m mei 2010. Deze monsters konden echter nu pas worden geanalyseerd in het kader van HabSlak-2010. Ook kwamen er van enkele locaties nu pas gegevens beschikbaar uit eerdere jaren, uit onderzoek verricht door derden. Voor in totaal 415 locaties geldt dat al het werk, van veldwerk tot en met analyse en invoer, geheel is uitgevoerd in 2010 in het kader van HabSlak-2010.
5.2
Verdeling van de inspanning over km-hokken Ten behoeve van de belangrijkste secundaire doelstelling is in het kader van HabSlak2010 toegezegd in totaal 75 kilometerhokken (1x1 km) te inventariseren. Daarbij dienden minimaal 5 locaties te worden onderzocht (of minder als de soort op één van de locaties gevonden werd). In totaal zijn in 470 km-hokken één of meer locaties onderzocht. Voor 86 km-hokken geldt dat er vijf locaties of meer zijn onderzocht (of minder indien de soort daadwerkelijk aangetroffen werd, d.i. in 26 km-hokken). Voor 19 van de 86 km-hokken geldt dat de soort er al gevonden was in de periode van 2004 t/m juni 2010 en voor 3 kmhokken geldt dat de benodigde waarnemersinspanning van minimaal 15 locaties al was behaald vóór de start van HabSlak-2010. In totaal is de soort bij HabSlak-2010 in 7 nieuwe km-hokken aangetroffen. Daarnaast is er nog 1 km-hok waarvoor geldt dat er vier locaties zijn onderzocht bij HabSlak-2011 en 12 in de periode van 2004 t/m juni 2010, zodat daarmee het km-hok als ‘voldoende onderzocht’ geldt. Voor 65 km-hokken is daarmee de waarnemersinspanning behaald en kan het betreffende hok als ‘voldoende-onderzocht’ worden gekwalificeerd. Het betreft 10 km-hokken minder dan aanvankelijk toegezegd. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat de onderzoekslocaties
33
Fig. 21. 10x10 km-hokken die bij HabSlak-2010 zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak in het kader van de primaire doelstelling en waarvoor de onderzoeksinspanning nu is behaald. Lichtblauw: 10x10 km-hok waar minimaal 25 kansrijke locaties zijn onderzocht tijdens HabSlak-2010. Donkerblauw: 10x10 km-hok waarvoor geldt dat met onderzoek in het kader van HabSlak-2010 minimaal 80 kansrijke locaties zijn onderzocht sinds 2004. Groen: 10x10 km-hok waar de soort tijdens HabSlak-2010 is waargenomen.
34
uiteindelijk bleken te zijn verdeeld over te veel verschillende km-hokken. Inmiddels zijn nu, eind 2010, de meeste aaneengesloten stukken potentieel biotoop door onderzoek in voorgaande jaren goed onderzocht. De nog overgebleven stukjes geschikt biotoop liggen vaak ver uit elkaar waardoor efficiënt en effectief plannen van veldonderzoek bemoeilijkt wordt.
5.3
Verdeling van de inspanning over 10x10 km-hokken Ten behoeve van de primaire doelstelling van HabSlak-2010 was toegezegd ten minste 15 kansrijke 10x10 km-hokken waar de Zeggekorfslak vanaf 2004 nog niet was waargenomen te onderzoeken. In deze hokken dienden minimaal 25 locaties te worden onderzocht, óf - indien grotendeels al tijdens eerdere projecten onderzocht - diende het hok nu tijdens Habslak 2010 geheel als ‘voldoende onderzocht’ te worden gekwalificeerd (volgens de definitie gegeven in 4.2 = minimaal 80 locaties onderzocht, of daadwerkelijk ergens levend aangetroffen). Tabel 4.1 laat zien dat er voor 16 van de nu onderzochte 10x10 km-hokken aan de onderzoeksverplichting is voldaan. Voor 8 hokken geldt dat deze nu compleet onderzocht zijn en dus als ‘voldoende onderzocht’ kunnen worden gekwalificeerd. Voor 6 van deze 10x10 km-hokken geldt dat daarbinnen 80 of meer kansrijke locaties zijn onderzocht. Voor twee van de 8 hokken geldt dat de Zeggekorfslak daarin daadwerkelijk levend werd aangetroffen. (Overigens geldt voor één van deze 10x10 km-hokken wel dat de vindplaats bij nadere beschouwing net over de grens in België ligt. Omdat de vindplaats in een 10x10km-hok ligt dat voor een belangrijk deel op Nederlands grondgebied ligt, is dit 10x10-km-hok te beschouwen als onderdeel van de Range van de Zeggekorfslak van Nederland. In hoeverre hetzelfde hok óók tot de Range in België kan worden gerekend, is een punt voor internationale discussie, maar valt buiten de verantwoordelijkheid van Stichting ANEMOON en dit onderzoek). Voor de overige 8 10x10km-hokken, die nog niet compleet onderzocht zijn, geldt dat de voor Habslak 2010 gedefinieerde inspanningsverplichting v an minimaal 25 onderzochte locaties in alle gevallen is behaald. Tabel 4.1. 10x10-km-hokken die bij HabSlak-2010 zijn onderzocht op het voorkomen van de Zeggekorfslak waar de soort vanaf 2004 niet meer was waargenomen en waarvoor geldt dat aan de onderzoeksverplichting is voldaan. Lichtblauw: voldaan aan onderzoeksverplichting van HabSlak-2010: 25 locaties of meer onderzocht of soort levend aangetroffen. Donkerblauw: Compleet onderzocht: 80 locaties onderzocht sinds 2004 of soort levend aangetroffen. Groen: Zeggekorfslak aangetroffen
Aantal km-hokken Hoknr
X10
Y10
Provincie
1 2
170 180
310 310
Limburg Limburg
3
170
350
Limburg
4 5 6 7 8 9 10 12 11 13 14 15 16
180 180 180 200 200 180 190 190 110 100 110 110 120
330 340 360 320 380 550 560 570 490 500 500 510 510
Limburg Limburg Limburg Limburg Limburg Friesland Friesland Friesland Noord-Holland Noord-Holland Noord-Holland Noord-Holland Noord-Holland Totaal
2004-mei 2010 4
Aantal locaties
HabSlak- 2004-mei HabSlak2010 2010 2010 12 26 12 54 28 8
1 1 1 13 13 10 9 4
35
10 11 13 8 9 12 6 8 5 6 8 7 7 142
15 15 10 54 62 71 58 62 23
Totaal
Aanwezig
26 82
11
11
25 27 27 26 20 27 27 29 28 26 44 37 38 446
40 27 42 26 30 81 89 100 86 26 106 60 38
1 loc. België
1
Financiele afhandeling
Rapportage
Gegevensverwerking
Platte schijfhoren
Zeggekorfslak
Nauwe korfslak
Platte schijfhoren
Zeggekorfslak
PR en werving vrijwilligers
Nauwe korfslak
Jaar
Laboratorium
Oplevering Producten op of vóór
31-10-2010 Bestand met actuele verspreidingsgegevens te leveren aan CBS
15-11-2010 Voortgangsrapportage. Bestanden voor het CBS.
Excel-bestand met onderzochte 10x10km-hokken, km-hokken, locaties en inventarisatiedatums en waargenomen aantallen
15-6-2011
Nieuwsbrief: Zoekbeeld 2011-01
30-6-2011
Word-bestanden van de concept eindrapportages zonder foto's, met kaarten in aparte bijlagen
31-7-2011
PDF-bestanden van de definitief eindrapporten met kaarten, tabellen en foto's
1-9-2011
Levering van de gedrukte eind-rapporten
15-9-2011
Update van bestand van alle waarnemingen verzameld bij HabSlak-2010
Juni
15-5-2011
Juli Augustus September
2010 2011
Mei
April
Maart
Februari
Januari December
November
Oktober September
Augustus
Juli
Maand
Veldwerk
Nieuwsbrief: Zoekbeeld 2011-02 30-9-2011 Eindafrekening
Fig. 22. Planning Habslak-2010
36
5.4
Uitvoering en planning Op 1 juli 2010 is gestart met HabSlak-2010. De planning is uitgevoerd conform de planning in de offerte (zie fig. 22). Het project is dus al van start gegaan vóór de officiële toekenning van de opdracht van 3 augustus 2010. Dit was noodzakelijk omdat de Platte schijfhoren, één van de twee andere soorten die bij het HabSlak-project betrokken is, vooral goed te vinden is in juli en augustus, terwijl na deze maanden de trefkans op exemplaren van deze soort sterk afneemt. Met betrekking tot de Zeggekorfslak zijn de vrijwilligers benaderd in augustus en september 2010, waarbij globaal is afgesproken welke 10x10 km-hokken onderzocht diende te worden. In die maanden zijn ook de vergunningen, voor zover nodig, geregeld. Op 15 november 2010 is de voortgangsrapportage opgeleverd en als pdf-bestand gemaild aan de Gegevenautoriteit Natuur. De bulk van het veldwerk voor de Zeggekorfslak werd uitgevoerd tussen 1 september en 24 mei 2011. Het veldwerk is dus ruim anderhalve maand langer doorgegaan dan gepland. De verwerking van de monsters en de verdere monsteranalyse werden indien mogelijk steeds binnen een paar weken na monstername uitgevoerd. De gegevensverwerking vond plaats in de periode van 1 maart t/m 29 mei 2011 waarmee deze dus een maand langer doorliep dan gepland.
37
Fig. 23. Potentiële en actuele verspreiding van de Zeggekorfslak in Nederland sinds 2004 op basis van 10x10 km-hokken Grijs: Potentieel verspreidingsgebied. Groen: soort levend aangetroffen. Rood: soort niet aangetroffen. (Het 10x10 km-hok volledig onderzocht: >=80 kansrijke locaties) Roze: soort niet aangetroffen. (In het 10x10 zijn minder dan 80 locaties onderzocht, maar op basis van expertkennis wordt aangenomen dat de soort niet aanwezig is).
38
6.
Resultaten veldwerk
6.1
Nieuwe 10x10 km-hokken HabSlak-2010 heeft geleid tot de volgende resultaten:
De Zeggekorfslak werd aangetroffen in 2 nieuwe 10x10 km-hokken. Het betreft in beide gevallen 10x10 km-hokken die tot Limburg behoren. Voor één van deze 10x10 km-hokken geldt dat de daadwerkelijke vindplaats net over de grens in België ligt, maar het betreffende 10x10 km-hok is echter wel te beschouwen als onderdeel van de Range van de Zeggekorfslak in Nederland. Zes andere 10x10 km-hokken zijn ‘voldoende onderzocht’ gemaakt. Voor deze hokken geldt dat de soort niet is aangetroffen ondanks het feit dat minimaal 80 locaties zijn onderzocht sinds 2004. De gestelde definities volgend, kan voor deze hokken worden geconcludeerd dat de soort niet in deze hokken voorkomt.
Tabel 4.1 en figuur 20 geven een overzicht van de 10x10 km-hokken die tijdens HabSlak2010 zijn onderzocht ten behoeve van de primaire doelstelling. In de tabel is tevens aangegeven in welke hokken de soort is aangetroffen. Daarnaast is in de tabel het aantal onderzochte locaties opgegeven en het aantal km-hokken dat is bezocht.
6.2
Nieuwe km-hokken De Zeggekorfslak is tijdens HabSlak-2010 in 7 km-hokken aangetroffen waar de soort vanaf 2004 nog niet was waargenomen. Voor 13 km-hokken die nog niet volledig onderzocht waren sinds 2004, geldt dat tijdens HabSlak-2010 meer dan 15 locaties binnen het km-hok zijn verkregen, waardoor voor deze km-hokken nu geconcludeerd kan worden dat de soort er niet voorkomt. Zie ook figuur 21.
6.3
Nieuwe locaties Tijdens HabSlak-2010 zijn 1025 locaties onderzocht. De Zeggekorfslak is tijdens HabSlak2010 aangetroffen op 37 nieuwe locaties. 20 locaties liggen verdeeld over 7 km-hokken waar de soort nog niet eerder was aangetroffen.
6.4
Huidig verspreidingsbeeld Figuur 23 en 24 geven respectievelijk het thans verkregen verspreidingspatroon op basis van 10x10 km-hokken en km-hokken.op basis van waarnemingen uit de periode vanaf 2004 tot juni 2011.
Fig. 24. Actuele verspreiding van de Zeggekorfslak sinds 2004 op basis van km-hokken. Groen: soort aangetroffen. Rood: soort niet aangetroffen. (Km-hok volledig onderzocht: >=15 kansrijke locaties) De twee km-hokken in Limburg waar de Zeggekorfslak is waargenomen tijdens HabSlak-2010 zijn niet op deze kaart ingetekend. Voor de ligging van deze waarnemingen op 10x10 km-hok -niveau wordt verwezen naar figuur 23.
40
7.
Vrijwilligersnetwerk en PR
7.1
Vrijwilligersnetwerk en educatie excursies Bij HabSlak-2010 zijn er in totaal 13 vrijwilligers die inventarisaties naar de Zeggekorfslak hebben uitgevoerd of daarbij hebben geholpen. De meeste van deze vriijwilligers zijn nu voldoende opgeleid om zelfstandig onderzoek uit te voeren. Toch blijkt dat een belangrijk deel van het gerichte onderzoek op 10x10 km-hok-niveau alleen wordt uitgevoerd op excursies waarbij ook de HabSlak-coördinator aanwezig is. De belangrijk deel van de vrijwilligers vindt het prettiger om in excursie-verband onderzoek te doen dan zelfstandig. Dat laatste geldt zeker wanneer het gaat om onderzoek ver buiten hun eigen regio.
7.2
Beursen en bijeenkomsten Het verspreidingsonderzoek is op diverse beursen en bijeenkomsten onder de aandacht gebracht van (potentiële) vrijwilligers. Dit heeft ook voor het HabSlak-project weer enkele nieuwe vrijwilligers opgeleverd. Deze nieuwe vrijwilligers zullen tbv HabSlak-2011 worden benaderd.
Fig. 25. Op informatiedagen en beurzen etc. is altijd veel veel belangstelling voor het informatiemateriaal en de diverse projecten van Stichting ANEMOON, waaronder het HabSlakproject, zoals hier op de landelijke SOVON-dag 27 november 2010. (Foto: Robin Gmelig Meyling)
41
7.3
Nieuwsbrief “Zoekbeeld” Op 10 juni 2011 heeft Stichting ANEMOON het eerste nummer van haar nieuwsbrief gelanceerd. De nieuwsbrief heeft de naam “Zoekbeeld” gekregen. De nieuwsbrief is met veel enthousiasme ontvangen door vrijwilligers en natuurbeheerders. Voor de Zeggekorfslak is in het nummer van april 2012 aandacht. Aan twee andere soorten van de Habitatrichtlijn, te weten de Platte schijfhoren en de Nauwe korfslak is inmiddels aandacht besteed. Waarnemers en relaties van Stichting ANEMOON worden via een mail op de hoogte gebracht als er een nieuw nummer uit en op de website is geplaatst. Daartoe is een bestand van ruim 4500 e-mail adressen aangelegd. Zoekbeeld kan worden gedownload via www.anemoon.org.
7.4
Diverse artikelen Om de weekdiersoorten van de habitatrichtlijn (Zeggekorfslak, Nauwe korfslak en Platte schijfhoren) onder de aandacht van (potentiële) vrijwilligers en beheerders te blijven brengen, worden regelmatig artikelen en ander informatiemateriaal geschreven. Onder meer in De Levende Natuur is over de Zeggekorfslak en de andere weekdieren gepubliceerd (Boesveld et al., 2011).
7.5
Beheerders Er wordt door Stichting ANEMOON regelmatig geadviseerd hoe beheerders kunnen komen tot een beter beheer van de gebieden waar de Zeggekorfslak voorkomt. In sommige gevallen gebeurd dit in de vorm van een brief waarin bezorgdheid wordt uitgesproken over geplande (of reeds verrichte) werkzaamheden. Zo is bijvoorbeeld aan het Waterschap Friesland een brief gestuurd over geplande werkzaamheden langs oever van wateren in beheer van het waterschap (zie bijlage 1). Het waterschap heeft daarop toegezegd voortaan ook rekening te zullen houden met de Zeggekorfslak.
42
8.
Aanbevelingen vervolgonderzoek
8.1
Vervolg onderzoek op 10x10km-hok-niveau Voor de volgende gebieden geldt dat er nog 10x10 km-hokken voorkomen die nog verder onderzocht moeten worden op het voorkomen van de Zeggekorfslak.
8.2
Het stroomgebied van de IJssel
Het bovenstroomse deel van de Rijn (wielen en nevengeulen etc.)
De oevers van het IJsselmeer
De moerasjes en moerasbosjes in Noord-Brabant
De merengebieden en riviertjes in Friesland
De moerasgebieden en moerasbossen in Gelderland, Overijssel en Drenthe
Uiterwaarden van de Overijsselse Vecht en het Zwarte Water.
Verspreidingsonderzoek op basis van 1x1 km-hokken De NEM-doelstellingen met betrekking tot verspreidingsonderzoek op basis van 1x1 kmhokken is in 2011 komen te vervallen. In 2011 wordt onderzocht hoe monitoringonderzoek kan worden opgezet. Toch wordt aanbevolen het onderzoek op 10x10 km-hokniveau dusdanig voor te zetten dat ook zoveel mogelijk op 1x1 km-hok-niveau wordt geïnventariseerd.
8.3
Beter bepalen van potentieel verspreidingsgebied Potentieel verspreidingsgebied is het gebied waar een soort kan voorkomen. Voor de Zegge korfslak is tot op heden het potentieel verspreidingsgebied gedefinieerd als de Fysisch Geografische Regio “Laagveen” aangevuld met gebieden met kalkrijke (kwel) alsmede met locaties en locaties waar de soort ooit is gevonden. In de rapportage over HabSlak-2009 en de Kwaliteitsrapportage NEM (CBS, 2011) wordt aanbevolen het potentieel verspreidingsgebied van de Zeggekorfslak te bepalen op basis van de ecologische inzichten die de laatste jaren zijn verkregen. Dit zal plaatsvinden tijdens HabSlak-2011.
8.4
Monitoring van de populatie en geschikt biotoop Er zijn aanwijzingen dat het aantal populaties van de Zeggekorfslak nog steeds afneemt. Kwelgebieden waar de soort voorkomt verdrogen en ook oevers en moerassen worden ook in natuurgebieden nog niet altijd optimaal beheerd. Om zekerheid te verkrijgen over de trend is in voorgaande Habslak-rapportages aangedrongen op de noodzaak van monitoring. In 2011 zal in het kader van het NEM en in samenspraak met het Centraal Bureau voor de Statistiek worden nagegaan hoe de populaties van de Zeggekorfslak het beste in de tijd kunnen worden gevolgd. Tevens zal worden onderzocht of kan worden samengewerkt met andere beherende organisaties.
43
9.
Literatuur Anoniem, 2004. Bijlage als bedoeld in artikel 1 van het besluit Rode lijsten flora en fauna (Staatscourant 11 november 2004, nr 218). Bruyne, R.H. de, H. Wallbrink & A.W. Gmelig Meyling, 2003. Bedreigde en verdwenen landen zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. EIS Nederland & Stichting ANEMOON, Leiden & Heemstede. 88 pp. Boesveld, A., A.W. Gmelig Meyling & R.H. de Bruyne, 2011. Natuurbeheer, bescherming en biotoopeisen van drie bijzondere Nederlandse slakken: de Nauwe korfslak, de Zeggekorfslak en de Platte schijfhoren. De Levende Natuur 112(3): 114-119. Boesveld, A., A.W. Gmelig Meyling & R.H. de Bruyne, 2009. Slakken van de Habitatrichtlijn waarnemen. Inventarisatiehandleiding. Stichting ANEMOON, Heemstede. 73 pp. Boesveld, A., 2008. Verspreiding en Habitat van de Zeggekorfslak Vertigo Moulinsiana in de Vechtstreek. Anemoon rap.nr: 2008-1. Stichting ANEMOON. Heemstede. 61 pp. Boesveld, 2010. De Zeggekorfslak in het Natura2000-gebied ‘De Olde Maten en de Veerslootlanden’ in Overijssel. Resultaten van een verkennende inventarisaties en aanbeveling ten aanzien van het sparen van populaties. Stichting ANEMOON. 38 pp. CBS, 2011. Meetprogramma’s voor flora en fauna in 2010. Kwaliteitsrapportage NEM. Centraal Bureau voor de Statistiek. Den Haag/Heerlen. 107 p.
44
10. Dankwoord Veel dank gaat uit naar vrijwilligers die aan de inventarisaties van de Zeggekorfslak meededen en meehielpen met het uitzoeken van de monsters: Harry Bosma, Stef Keulen, John Hannen, Bert Jansen, Arno Boesveld, Marcel Straver, Wim Klein, Jan Koert, Gerard Majoor, Adriaan Gmelig Meyling, Louis Reutelingsperger, Wouter Moerland en Herman Roode. Nancy Elbersen zijn we zeer dankbaar voor de hulp bij de verwerking van waarnemingen tot een digitaal bestand, voor de validatie van de gegevens en voor het meerdere malen beschikbaar stellen van een auto. Theodoor Muusse van Staatsbosbeheer wordt bedankt voor de vergunning die nodig was voor onderzoek in de Biesbosch. Robin Gmelig Meyling en Herman Roode worden bedankt voor het bemannen van de diverse stands waarbij het HabSlak-project werd gepromoot. Robin danken we tevens voor het vaarwerk en de assistentie bij het veldwerk in Noord-Holland. Hinke Dijkstra wordt hartelijk bedankt voor de frequente hulp bij transport van materiaal en mensen. Tot slot willen we het Zoölogisch Museum Amsterdam bedanken voor het ter beschikking stellen van laboratorium- en opslagruimte ten behoeve van de bewerking en analyse van monsters.
45
46
Bijlage 1 Brief aan Wetterskip Fryslân, betreffende het maaien en klepelen van oevers in leefgebieden van Zeggekorfslak in Friesland
47
Stichting ANEMOON Postbus 29 2120 AA Bennebroek Tel: 0252-531111 Postbank 6560075 Kvk: 41226121 E-mail:
[email protected] Website: http://www.anemoon.org
Wetterskip Fryslân T.a.v.: de heer T. Claassen afd. ecologie. Postbus 36 8900 AA Leeuwarden. Tel.: 058 - 2922222 Datum: 25-02-2011.
Betreft: Maaien en klepelen oevers in leefgebieden van Zeggekorfslak in Friesland. Geachte heer Claassen, Onlangs is bij ons via de heer H. Bosma van het Wettersjip Frieslân bekend geworden dat binnen niet al te lange tijd ingrijpende onderhoudswerkzaamheden plaats zullen gaan vinden in de oeverzones van diverse waterrijke gebieden die bij uw organisatie in beheer zijn. Van de heer Bosma vernamen we dat het onderhoud zal plaatsvinden vanaf het water, waarbij de ruige oevervegetaties door klepelen en/of maaien tot op de bodem zal worden teruggezet. Zorgen mbt de Zeggekorfslak Tijdens inventarisaties die door Stichting ANEMOON de afgelopen jaren in samenwerking met de heer Bosma zijn uitgevoerd, is duidelijk geworden dat in meerdere waterrijke gebieden in Frieslân de Zeggekorfslak leeft. Deze soort wordt vermeld in Bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn (H1014), omdat deze binnen Europa wordt gezien als een ernstig bedreigde soort. Ook in Nederland staat deze soort op de Rode Lijst. Vanwege de kwetsbaarheid van de soort, heeft het ministerie van EL&I voor de Zeggekorfslak een landelijke instandhoudingsdoelstelling vastgesteld die gericht is op verbetering: "Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie." Uit de genoemde inventarisaties is gebleken dat Frieslân, vanwege het relatief grote aantal verspreid voorkomende vindplaatsen, van zeer groot belang is voor de soort. Vanwege de voorgenomen werkzaamheden en de wijze waarop deze worden uitgevoerd, maakt Stichting ANEMOON zich zorgen over de mogelijke gevolgen voor de Zeggekorfslak. Kwetsbaarheid en gevolgen van klepelen en maaien De Zeggekorfslak komt voor in ongestoorde oevervegetaties die niet of zeer extensief beheerd worden. De Zeggekorfslak leeft op oeverplanten en is met is met name afhankelijk van zegges. Ook soorten als lisdodde, riet, liesgras, grote egelskop en galigaan kunnen soms geschikte waardplanten zijn. Zeggekorfslakken worden vaak gevonden in zeer smalle zones langs de oevers. Deze bijzondere
48
levenswijze heeft echter als nadeel dat de soort bijzonder kwetsbaar is. Verkeerd beheer kan een grote bedreiging voor de huidige populaties vormen. Anderzijds is door zorgvuldig, afgewogen, oeverbeheer nog enorm veel “terrein” voor de Zeggekorfslak te winnen. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat maaien en klepelen zeer ongunstige beheermethode zijn voor de Zeggekorfslak. In gebieden waar oevervegetaties jaarlijks geheel en tot vlak boven de bodem afgemaaid worden, kan de soort niet leven. Klepelen is een nog ongunstigere methode, omdat zowel planten (ook de wortels) als dieren kapotgeslagen worden. Door dergelijk beheermethoden zullen migratiemogelijkheden, tussen waterrijke gebieden, via oevervegetaties bemoeilijkt of onmogelijk worden. Overgebleven populaties kunnen daardoor geïsoleerd raken. Versnippering van biotoop maakt dat populaties veel gemakkelijker kunnen verdwijnen. De Zeggekorfslak leeft over het algemeen in biotopen die ook voor andere beschermde soorten van belang zijn, waaronder de Dwergmuis, Moerassprinkhaan, Ringslang, en Gerande oeverspin. De verwachting is dan ook niet alleen de Zeggekorfslak nadelige gevolgen zal ondervinden van de geplande ingrepen en beheermaatregelen, maar ook deze beschermde soorten. Beschikbare expertise Stichting ANEMOON coördineert sinds 2004 het landelijk verspreidingsonderzoek naar de weekdieren van Europese Habitatrichtlijng, waaronder de Zeggekorfslak en waarbij ook veel ecologie kennis over deze soorten is verkregen. Dit onderzoek wordt gefinancierd door het Ministerie van EL&I in het kader van het Nationaal Ecologisch Meetnet (NEM). Het onderzoek vormt een onderdeel van het Atlasproject Nederlandse Mollusken en wordt mede ondersteund door veel leden van de Nederlandse Malacologische Vereniging. Naast het landelijk onderzoek wordt Stichting ANEMOON steeds vaker, door beheerders en provincies ook op lokaalniveau betrokken bij besluitvorming over beheer-, inrichtings- en herinrichtingsplannen. Vaak wordt daartoe door de Stichting gericht onderzoek uitgevoerd in het plangebied, waarbij de belangrijkste populaties in kaart worden gebracht en aan de hand daarvan worden adviezen uitbracht ten aanzien van beheer en mitigerende maatregelen. Als voorbeeld van het in kaart brengen en het sparen van belangrijke populaties Zeggekorfslakken wordt verwezen naar het herstelproject Ankeveense polder. Een rapport hierover is te downloaden via http://www.anemoon.org/natura-2000/downloads/rapporten/lokaal-verspreidingsonderzoek/zeggekorfslak.
Advies Om een gunstige staat van instandhouding van de Zeggekorfslak op landelijk schaal en binnen de door uw organisatie beheerde gebieden te waarborgen, raden we daarom aan, gebruik te maken van de specifieke kennis die bij Stichting ANEMOON voorhanden is. Om te voorkomen dat de voorgenomen werkzaamheden ten kosten gaan van de Zeggekorfslak,, raden we daarom aan dat er op korte termijn een overleg plaatsvindt tussen het Wetterschap Fryslân en Stichting ANEMOON. Met vriendelijke groeten, A.W. Gmelig Meyling Voorzitter Stichting ANEMOON A. Boesveld Expert HR-mollusken Stichting ANEMOON
49