Observatory van het Europese MKB in 2002
Focus op het MKB Belangrijkste resultaten van de Observatory van het Europese MKB in 2002
Deze brochure presenteert een aantal belangrijke bevindingen uit de rapporten die in 2002 zijn gepubliceerd in het kader van de Observatory van het Europese MKB en die zijn gemaakt in opdracht van het Directoraatgeneraal Ondernemingen van de Europese Commissie door: KPMG Special Services en EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid in Nederland in samenwerking met: het European Network for SME Research (ENSR), en Intomart Voor meer informatie over de huidige serie rapporten in het kader van de Observatory voor het Europese MKB, zie de website van het DG Ondernemingen: http://europa.eu.int/comm/enterprise De rapporten beslaan de 18 landen van de Europese Economische Ruimte (EU-15 plus IJsland Liechtenstein en Noorwegen) en Zwitserland, dat in de rapporten is opgenomen op kosten van de Zwitserse regering. Gezamenlijk zijn ze in de rapporten aangeduid als Europa-19.
Deze brochure is gemaakt door Jacqueline Snijders en Rob van der Horst van EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid, de Nederlandse ENSR partner. De brochure vertegenwoordigt niet het officiële standpunt van de Commissie. De Commissie noch de consultants accepteren verantwoordelijkheid voor de consequenties van acties die genomen zijn op basis van de informatie die hierin is opgenomen. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen ISBN ?????????????? © Europese Gemeenschappen, 2002. Overneming met bronvermelding toegestaan Gedrukt in België
2
Voorwoord
[Voorwoord van Commissaris Liikanen]
3
het Directoraat-generaal Ondernemingen van de Europese Commissie
Inleiding
De rapporten van de Observatory voor het Europese MKB geven een overzicht van de huidige situatie in de MKB-sector in Europa door middel van statistieken van de belangrijkste indicatoren. Bovendien bevatten die rapporten een scala aan thematische onderwerpen. Deze onderwerpen zijn geselecteerd op basis van het Meerjarenprogramma 2001-2005. Deze brochure presenteert een aantal belangrijke resultaten uit de rapporten die in 2002 zijn gepubliceerd in het kader van de Observatory voor het Europese MKB en die zijn gemaakt in opdracht van
Tabel 1:
De belangrijke resultaten in deze brochure zijn verzameld onder twee ruime thema’s: − Het MKB: de echte reus van de Europese economie − Het MKB: de motor van het concurrentievermogen en twee beperkte thema’s: − Administratieve lasten − Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen MVO In elke sectie is een referentie opgenomen (zoals Bron: 1) naar het rapport met de betreffende informatie. De nummering van de rapporten is vermeld in de Achtergrondinformatie op de laatste pagina.
Basisgegevens over het MKB en grote bedrijven in Europa-19, 2000 MKB
Aantal bedrijven Werkgelegenheid Werkzame personen per bedrijf Omzet per bedrijf Aandeel van export in de omzet Toegevoegde waarde per werkzaam persoon Aandeel van arbeidskosten in de toegevoegde waarde Bron:
(1 000) (1 000) Miljoen € % € 1 000 %
93% van alle Europese ondernemingen telt minder dan 10 werkzame personen Er zijn 20,5 miljoen ondernemingen in de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, die werkgelegenheid verschaffen aan 122 miljoen mensen. Ongeveer 93% van deze bedrijven zijn zeer klein (0-9 werknemers), 6% is klein (10-49), minder dan 1% is middelgroot (50-249) en slechts 0,2% zijn grote bedrijven (met 250 of meer werknemers). Van al deze bedrijven is bijna 20 miljoen gevestigd in de Europese Unie. 1
Tweederde van alle banen is te vinden in het MKB, dus eenderde van alle banen worden verschaft
4
Groot 40 40 960 1 020 255.0 21 115 49
Totaal 20 455 121 750 6 1.1 17 80 56
Schatting door EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid; schattingen gebaseerd op de Eurostat MKB Database. Ook gebaseerd op European Economy, Supplement A, June 2001 en OESO: Economic Outlook, No. 69, June 2001.
Het MKB: de echte reus van de Europese economie
1
20 415 80 790 4 0.6 13 65 63
In de particuliere, niet-primaire sector
door grote bedrijven. Binnen het MKB is de totale werkgelegenheid ongeveer gelijk verdeeld tussen zeer kleine bedrijven (met minder dan 10 werknemers in dienst), en kleine en middelgrote bedrijven. De grootte-klasseverdeling verschilt echter tussen landen. Zo is het aandeel van zeer kleine bedrijven in de totale werkgelegenheid in Italië 48%, en niet minder dan 57% in Griekenland. Anderzijds is het aandeel van grote bedrijven in de totale werkgelegenheid meer dan 45% in IJsland en het Verenigd Koninkrijk. (Bron: 2)
Het gemiddelde Europese bedrijf telt 6 werkzame personen Gemiddeld verschaft een bedrijf in Europa - zelfs inclusief alle Europese reuzen zoals Koninklijke Shell, Siemens, Nokia of Peugeot Citroën – werkgelegenheid aan 6 personen; het gemiddelde voor het MKB is slechts 4 personen. Dit gemiddelde varieert echter tussen 2 personen in zeer kleine bedrijven, en meer dan 1.000 in grote bedrijven. Tussen landen zijn er eveneens grote verschillen.
Gemiddeld biedt een bedrijf in Griekenland werkgelegenheid aan 2 personen en aan 3 in Italië en Liechtenstein, tegenover 10 in Ierland, Luxemburg en Nederland.
werkgelegenheidsgroei in middelgrote en grote bedrijven pas in 1997 is gestart. In 2001 nam de werkgelegenheidsgroei af. De huidige schattingen tonen aan dat dit zowel gebeurde in het MKB als bij grote bedrijven, maar dat de afname van de groei iets meer uitgesproken is in grote bedrijven.
De meeste banen in Europa worden gecreëerd door zeer kleine bedrijven
Bezien over alle onderzochte jaren, werden de meeste banen in Europa gecreëerd door zeer kleine bedrijven, terwijl grote bedrijven banen verloren.
Over het algemeen hebben grote bedrijven banen verloren tussen 1988 en 2001, terwijl de werkgelegenheid in het MKB is gegroeid. Zoals is te zien in Figuur 1, was de groei in de eerste jaren geconcentreerd in zeer kleine en kleine bedrijven, terwijl de
Figuur 1:
(Bron: 2)
Werkgelegenheidsgroei naar grootteklasse, Europa-19, 1988-2001
110
Index, 1988= 100
105
100
95
90 1988
1989
1990 Zeer klein
Bron:
1991
1992
1993 Klein
1994
1995
1996
1997
Middelgroot
1998
1999
2000
2001
Groot
Schatting door EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid; schattingen gebaseerd op de Eurostat MKB Database. Ook gebaseerd op European Economy, Supplement A, Juni 2001 en OESO: Economic Outlook, No. 69, June 2001.
Bedrijven in Europa zijn kleiner dan in de VS en Japan Met een gemiddelde grootte van 6 personen, zijn Europese bedrijven relatief klein: een gemiddeld Japans bedrijf verschaft werk aan 10 personen en een gemiddeld Amerikaans bedrijven aan 19 personen. Daardoor vertegenwoordigt het MKB slechts 33% van de werkgelegenheid in Japan en 46% in de VS, terwijl het MKB in Europa-19 66% van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigt. Verschillen in de gemiddelde bedrijfsgrootte tussen de Europese landen hangen samen met verschillen in economische structuur, en met institutionele en historische factoren. Daarnaast is de gemiddelde bedrijfsgrootte hoger in landen met een hoog BNP per hoofd van de bevolking, zoals Duitsland, Luxemburg en Nederland. In landen met een relatief laag BNP per hoofd van de bevolking (zoals
Griekenland, Portugal en Spanje) is de gemiddelde bedrijfsgrootte juist laag. De verschillen tussen het BNP per hoofd verklaren echter niet het verschil tussen Europa-19 en Japan en de Verenigde Staten. De verschillen in gemiddelde bedrijfsgrootte worden beter verklaard door de verschillen in de economische structuur, zoals de aanwezigheid van een grote thuismarkt waarbinnen minder sociale en culturele diversiteit bestaat dan in Europa. Verder lijken Europese markten meer gefragmenteerd te zijn dan de Amerikaanse en Japanse. Ook bestaan er in Europa meer belemmeringen voor fusies en overnames, aangezien in veel landen bedrijven allerlei wegen openstaan om zich tegen ongewenste overnames te beschermen. (Bron: 2)
Eenderde van het MKB streeft naar groei De ENSR enquête heeft aangetoond dat iets meer dan de helft van alle kleine en middelgrote bedrij-
5
ven ambitieuze ambities hebben: 29% streeft naar groei, 9% naar hogere winst, 7% naar meer innovatie en 7% naar hogere kwaliteit. De rest van de bedrijven is vooral bezig om te overleven (20%) of hoopt het bedrijf te consoli-deren (21%). Als we naar de diverse bedrijfsgroottes kijken, blijkt dat zeer kleine bedrijven vooral bezig zijn om te overleven en dat grotere bedrijven zich relatief vaak bezighouden met een groeistrategie. Wat dit betreft bestaan er ook verschillen tussen de landen. In Italië, Griekenland, Ierland en Groot-Brittannië wil een betrekkelijk groot aantal ondernemingen (34 tot 41%) groeien, terwijl in Oostenrijk, Finland en Duitsland dit slechts geldt voor 15% van het MKB. (Bron: 1)
Het MKB speelt ook in de Toetredingslanden een cruciale rol Uitbreiding van de EU zal de komende jaren een zeer belangrijke politieke en economische ontwikkeling zijn in Europa. Door de MKB Observatory zijn schattingen gemaakt van het aantal bedrijven en van de werkgelegenheid naar sector en grootteklasse voor de 13 zogenoemde Toetredingslanden . Geschat wordt dat in deze 13 landen bijna 6 miljoen ondernemingen actief zijn, die werkgelegenheid bieden aan bijna 30 miljoen mensen. Net zoals in Europa-19, zijn de meeste van deze bedrijven zeer klein. De grootteklassestructuur van de werkgelegenheid is gemiddeld iets kleinschaliger: het MKB zorgt voor 72% van de werkgelegenheid in de Toetredingslanden, terwijl het overeenkomstige percentage voor Europa-19 66 is. Het verschil zit vooral in de zeer kleine bedrijven, die 40% van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigen in de Toetredingslanden en slechts 34% in Europa-19. (Bron: 2)
Tabel 2:
Structuur van de niet-primaire particuliere sector, totaal voor de Toetredingslanden, 1999 MKB
Groot
Totaal
− Ondernemingen
(1 000)
5 795
10
5 805
− Totale werkgelegenheid
(1 000)
21 075
8 210
29 290
4
837
5
− Werkzame personen per onderneming
Bron: Geschat door EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid op basis van diverse nationale en internationale bronnen.
De gemiddelde onderneming in de Toetredingslanden is betrekkelijk klein Ook algemene indicatoren (zoals het gemiddelde aantal werkzame personen per bedrijf) wijzen op een particuliere sector die gemiddeld wat kleinschaliger is in de Toetredingslanden dan in Europa19. Er bestaan grote verschillen in de gemiddelde bedrijfsgrootte tussen de Toetredingslanden. In de Midden- en Oost-Europese landen, in het bijzonder in de Baltische Staten, ligt de gemiddelde bedrijfsgrootte behoorlijk boven het gemiddelde van de Toetredingslanden en van de Europese Unie. De groep van drie mediterrane Toetredingslanden Cyprus, Malta en Turkije, die geen van alle voormalige planeconomieën zijn, lijken sterk op Zuid-Europese EU-landen (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal), daar beide groepen landen gekarakteriseerd worden door een groot aandeel
6
seerd worden door een groot aandeel van zeer kleine bedrijven. (Bron: 2)
De gemiddelde nieuwe ondernemer is 35 jaar oud Het ontstaan van nieuwe bedrijven en overlevingskansen hangen sterk af van het profiel van de ondernemer. De gemiddelde leeftijd van nieuwe ondernemers in Europa-19 is ongeveer 35 jaar; dit laat zien dat het besluit om je eigen bedrijf te beginnen vaak wordt genomen enige jaren nadat men zijn opleiding heeft afgerond en nadat men specifieke kennis als werknemer of manager heeft opgedaan. Ondernemers in de dienstensector (in het bijzonder in de zakelijke dienstverlening en de hoogtechnologische sectoren) hebben een hogere opleiding genoten dan ondernemers in de industrie. In de bouw, transport en horeca zien we ondernemers met lagere opleidingen. In het alge-
meen beginnen nieuwe ondernemers met een bedrijfsactiviteit die ze ook al deden voordat ze hun eigen bedrijf startten. (Bron: 5)
Goed opgeleide starters gebruiken vaker ondersteunende maatregelen Alle Lid-Staten hebben beleidsmaatregelen ontwikkeld om ondernemerschap te stimuleren. Deze maatregelen zijn zeer gevarieerd en bestaan enerzijds uit leningen en subsidies en anderzijds uit ondersteunende maatregelen, zoals technisch, juridisch en managementadvies, en informatiecentra voor starters, training voor potentiële en nieuwe ondernemers, en marktonderzoek. Behalve in bijzondere gevallen (die vooral verband houden met de aard van de economische activiteiten, zoals high-tech of ambacht), blijkt dat subsidies nog steeds heel belangrijk zijn als externe bron van financiering voor starters. Ondersteunende maatregelen hebben in het algemeen een positief effect op de groei van ondernemerschap. Het gebruik van deze maatregelen hangt echter o.a. samen met de kennis en vaardigheden van de ondernemer: hoe hoger het onderwijsniveau van de nieuwe ondernemer, des te meer hij/zij gebruik maakt van de ondersteunende maatregelen.
De meerderheid van het MKB krijgt de banklening die men nodig heeft Relaties met banken zijn voor het MKB zeer belangrijk. De meerderheid van het MKB (65%) is tevreden met de dienstverlening van hun bank en in het algemeen wisselen kleine en middelgrote bedrijven niet vaak van bank; gedurende de afgelopen drie jaar heeft slechts 12% zijn bankrekening veranderd. De belangrijkste redenen om van bank te veranderen waren: gunstiger voorwaarden bij de nieuwe bank en betere dienstverlening. Van alle kleine en middelgrote bedrijven die de afgelopen drie jaar behoefte hadden aan een lening heeft 84% die ook daadwerkelijk gekregen. Bijna 40% van het MKB had geen lening nodig gedurende de laatste drie jaar. Zo’n 12% van het MKB heeft niet de lening gekregen waar men behoefte aan had; de bank weigerde de lening om een van de volgende redenen: − Het bedrijf kon niet genoeg onderpand bieden; dit geldt in het bijzonder voor de zeer kleine en kleine bedrijven (23%); − De bank was niet tevreden met de bedrijfsresultaten (7%); − De bank was niet tevreden met de verstrekte informatie (5%). (Bron: 8)
(Bron: 5)
Een op de vijf kleine en middelgrote bedrijven wordt geleid door een vrouw Meer dan 29% van alle ondernemers is een vrouw. Hun bedrijven zijn meestal actief in de detailhandel, en de zakelijke en persoonlijke dienstverlening (24 tot 29%), terwijl slechts een op de tien bedrijven in de transport- en communicatiesector een vrouwelijke eigenaar heeft. Er bestaan grote verschillen tussen de landen. In Frankrijk, Luxemburg, Nederland, België, Finland en Zwitserland is meer dan een kwart van de ondernemers in het MKB vrouwelijk, terwijl in Griekenland, Oostenrijk, Groot-Brittannië en Denemarken het aandeel vrouwelijke ondernemers betrekkelijk gering is (14-16%). Er bestaan aanwijzingen dat vrouwelijke ondernemers wat meer georiënteerd zijn op groei van de onderneming dan mannelijke. (Bron: 1)
7
Het MKB: de motor van het concurrentievermogen
Meer concurrentie leidt tot meer internationale contacten Weke rol speelt het MKB in de internationale handel? In het algemeen geldt: hoe kleiner de onderneming, des te kleiner is haar geografisch marktgebied en de kans dat de onderneming is betrokken bij export. Het MKB in Europea-19 exporteert slechts 13% van zijn omzet, terwijl grote ondernemingen 21% in het buitenland afzetten. Aangezien het MKB ook goederen en diensten aanbiedt aan grote (exporterende) bedrijven, is de indirecte export van het MKB aanzienlijk. Als gevolg van de Europese integratie is de concurrentie toegenomen, niet alleen op de binnenlandse maar ook op de nationale markt. In de periode 1995-2000 ervoer de helft van het MKB een toeneming van de concurrentie door binnenlandse bedrijven en 22% ondervond meer concurrentie van buitenlandse ondernemingen. Slechts een heel Figuur 2:
klein deel van het MKB ervoer een verminderring van de concurrentie (door binnenlandse bedrijven 5% en door buitenlands bedrijven 2%). Door deze toeneming van de concurrentie is bij bijna eenderde van alle kleine en middelgrote bedrijven het aantal internationale bedrijfscontacten toegenomen, variërend van 30% voor zeer kleine bedrijven tot 50% voor middelgrote bedrijven. Vergeleken met de cijfers uit 1999, was de toeneming in het aantal bedrijfscontacten in Spanje, Griekenland, Groot-Brittannië, Liechtenstein en Nederland aanzienlijk. (Bron: 1)
Dienstverlening aan klanten en kwaliteit zijn de twee belangrijkste concurrentiebepalende factoren De meerderheid van het MKB concurreert op de dienstverlening aan de klant en op de kwaliteit van de geleverde producten en diensten; zie Figuur 2. Prijs wordt als derde meest belangrijke factor genoemd. (Bron: 1)
Concurrentiebepalende factoren (eigen inschatting van kleine en middelgrote bedrijven)
70
60
50
40
30
20
10
0 Prijs Bron: ENSR Enquête, 2001.
8
Kwaliteit
Dienstverlening aan klanten
Vestigingsplaats
Het tekort aan goed opgeleid personeel is de grootste belemmering voor het MKB In 2001 waren de vier belangrijkste belemmeringen voor het MKB: 1. Gebrek aan goed opgeleid personeel: 20% 2. Toegang tot externe financieringsmiddelen: 13% 3. Administratieve regelgeving: 12% 4. Infrastructuur: 6% Vergeleken met 1999 hebben nu meer kleine en middelgrote bedrijven problemen om personeel te vinden. Het aantal bedrijven dat problemen heeft om financiële middelen te verkrijgen is hetzelfde gebleven. Opvallend is dat het aantal bedrijven dat problemen ondervindt met de infrastructuur, is gestegen. (Bron: 8)
Het MKB draagt belangrijk bij aan de Europese concurrentiekracht Kleine en middelgrote high-tech bedrijven ontwikkelen en implementeren technologische innovaties en dragen op die manier bij aan de groei van de levensstandaard, de werkgelegenheid, de productiviteit en het concurrentievermogen. Kleine en middelgrote high-tech bedrijven hebben een grote potentie om bij te dragen aan werkgelegenheidsgroei en inkomensgroei. In vergelijking met de Verenigde Staten loopt Europa echter achter wat betreft de groei van kleine en middelgrote high-tech bedrijven. Hoewel hun aandeel qua aantallen bedrijven en werkgelegenheid niet zeer groot is, hebben kleine en middelgrote high-tech bedrijven belangrijke effecten op de rest van de economie. Zo’n 750.000 Europese kleine en middelgrote ondernemingen waren in 2000 actief in typische hightech industrieën. Zij boden werkgelegenheid aan ca. 5 miljoen personen, dat is 4% van de totale werkgelegenheid. De meeste van deze bedrijven (45%) zijn actief in slechts één tak van de dienstverlening, namelijk computers en aanverwante activiteiten. (Bron: 6)
Interactie tussen universiteiten en bedrijven is alleen succesvol indien gebaseerd op persoonlijk relaties Kennisinstituten (inclusief universiteiten) beheren een zeer grote hoeveelheid kennis, maar hun bete-
kenis als kennisbron voor kleinere high-tech bedrijven is zeer beperkt. De reden voor de zwakke interactie tussen universiteiten en bedrijven is gelegen in de onvergelijkbare structuur aan beide zijden: verschillende doelen, cultuur, etc. Daarnaast ontberen kleinere bedrijven vaak de financiële en technische middelen die nodig zijn om samenwerkingsprojecten met universiteiten op te zetten. Het succes van samenwerking tussen universiteiten en bedrijven is vaak het gevolg van persoonlijke relaties. Daarnaast laat de Observatory zien dat wetenschapsparken de samenwerking met kennisinstituten kunnen faciliteren en stimuleren. (Bron: 6)
Netwerken zijn onmisbaar voor innovaties Niet alleen is samenwerking met kennisinstituten en universiteiten belangrijk, maar het opereren in netwerken in het algemeen is een noodzaak voor kleine en middelgrote high-tech bedrijven teneinde innovatieprojecten te kunnen implementeren en de noodzakelijke informatie en kennis te kunnen vergaren. Door te opereren in netwerken kunnen kennis, kosten en risico’s worden gedeeld; netwerken dragen aldus bij aan het succes van de onderneming. ‘Networking’ is gebruikelijk onder high-tech bedrijven in Europa, hoewel het vooral is gericht op klanten and toeleveranciers. Vooral kleinere innovatieve bedrijven zijn niet zo enthousiast over samenwerking met andere bedrijven: zij zijn bevreesd een deel van hun autonomie te verliezen. De navolgende barrières tegen het opereren in netwerken kunnen worden onderscheiden; ze zijn specifiek voor kleinere high-tech bedrijven: − In tegenstelling tot grote bedrijven, hebben kleine bedrijven vaak een kortetermijnvisie en verwachten snelle en concrete resultaten. Het doen van onderzoek in netwerken heeft echter in het algemeen nogal een lange doorlooptijd en resultaten zijn niet onmiddellijk zichtbaar. Om de inspanningen te beperken wordt de samenwerking eenvoudig gehouden en wordt het aantal partners beperkt. − Het is moeilijk om een evenwicht te vinden tussen vertrouwelijkheid (waarbij informatie wordt achtergehouden) en het delen van kennis en informatie, wat essentieel is voor het succesvol opereren in netwerken. − Overheden trachten samenwerken en ‘networking’ tussen het MKB en grote bedrijven en met kennisinstituten te bevorderen. Een van de middelen daartoe zijn regionale clusters. In een van de rapporten van de Obser-
9
vatory zijn 34 clusters in heel Europa bestudeerd en vergeleken. (Bronnen: 3 and 6)
High-tech bedrijven hebben moeite om externe financiering te vinden Het is niet eenvoudig voor high-tech bedrijven om toegang te krijgen tot externe financieringsbronnen. Dit type bedrijven heeft een aantal specifieke kenmerken die het relatief moeilijk maken om financiering te krijgen: projecten met een hoog risico, lange ontwikkelingstijd van producten en diensten en de aanwezigheid van immateriële activa. De navolgende typen kleine en middelgrote hightech bedrijven ondervinden de meeste problemen bij het aantrekken van externe financiering: − Het MKB in landen met een ‘bankleninge ncultuur’; − Kleine en middelgrote bedrijven die projecten hebben waarin nieuwe technologieën moeten worden afgezet op nieuwe markten; − Kleine en middelgrote bedrijven met zeer complexe en risicovolle projecten. Zoals kan worden verwacht, zijn problemen om externe financiering te verkrijgen vooral urgent in de startfase en de eerste ontwikkelingsfase van bedrijven. Als gevolg van de genoemde bedrijfskenmerken, is het logisch dat de normale bankfinanciering niet goed werkt; financiering uit privé-vermogens en met behulp van venture capital is een betere optie. Na een gestage groei van de venturecapitalinvesteringen in Europa, is de markt in 2001 echter ingezakt, vooral in de high-tech sector. Daarenboven lijken venture-capitalbedrijven terughoudend te zijn om te investeren in de startfase van bedrijven, en de bedragen die heel kleine high-tech bedrijven nodig hebben zijn vaak te gering voor venture-capitalbedrijven. Venture capital blijft dus alleen een optie voor een kleine elite van bedrijven. (Bron: 6)
Internetaansluitingen zijn in het MKB sterk gegroeid Het MKB gebruikt de navolgende ICTtoepassingen: − Mobiele telefoons: 83% − Internet: 74% − E-mail en EDI (Electronic Data Interchange): 71%
10
− − − −
Stand-alone PC’s: 69% PC-netwerk en: 52% Eigen website: 43% ‘Card swipe’: 34%
In 2002 had 74 % van het MKB een internetaansluiting. Dit lijkt weinig, maar er bestaat een duidelijke relatie met de grootte van de bedrijven: zeer kleine bedrijven 73%, kleine 88% en middelgrote 97%. Sinds 1999 is het aantal internetaansluitingen sterk toegenomen en de verschillen tussen de economische sectoren zijn minder geworden. Ook de verschillen tussen de landen zijn verminderd. Sommige landen zijn snel hun achterstand aan het inhalen. Van 2001 tot 2002 groeide het aantal aansluitingen in Denemarken sterk. Griekenland leverde een indrukwekkende prestatie: van een heel laag niveau in 1999 tot een zevende positie in 2002, hetgeen zelfs boven het Europese gemiddelde van 83% is. Portugal en Frankrijk blijven in dit verband achter met 43 respectievelijk 45%. (Bron: 8)
Een op de vier kleine en middelgrote bedrijven gebruikt het internet om informatie van de overheid te krijgen Bedrijven moeten veel communiceren met overheden en met agentschappen van de overheid. ICTtoepassingen kunnen deze communicatie vergemakkelijken. Dit geldt met name voor het gebruik van Electronic Data Interchange (EDI) met overheden. In Figuur 3 zijn verschillende vormen van EDI met de overheid onderscheiden: e-mailcontact, informatie halen van een internetsite, formulieren downloaden van een internetsite en door de overheid gevraagde informatie terugsturen. Deze vormen van EDI om met de overheid te communiceren zijn nog niet wijd verspreid. Binnen de groep bedrijven die de mogelijkheid hebben om met behulp van EDI met de overheid te communiceren (dat is 74% van het MKB) gebruikt zo’n 20 tot 40% EDI ook daadwerkelijk. Middelgrote bedrijven lopen hierbij duidelijk voorop vergeleken met zeer kleine en kleine bedrijven. (Bron: 8)
Figuur 3:
Percentage van het MKB dat diverse vormen van EDI (Electronic Data Interchange) gebruikt bij de communicatie met de overheid, naar grootteklasse (alleen het MKB met een internet en/of e-mail aansluiting)
E-mail contact met de overheid
Informatie van internetsites van de overheid halen
Downloaden van formulieren van internetsites van de overheid
Door de overheid gevraagde Informatie terugsturen
Geen van deze vormen van EDI
0
10 0-9
20
30 10-49
40
50
60 50-249
Bron: Gewogen data van de ENSR Enquête uit 2002
Administratieve lasten
Groei van administratieve lasten bij het aantrekken van personeel In het kader van de Observatory is onderzoek gedaan naar de administratieve lasten die specifiek zijn verbonden met het aannemen van personeel. Ondanks alle acties in de Lid-Staten die het gevolg zijn van de Europese Top in Luxemburg in 1997, geeft bijna tweederde van het MKB in Europa-19 aan dat de administratieve lasten in dit segment zijn toegenomen. Daarenboven beïnvloeden deze
administratieve lasten de wervingsbeslissingen van 31% van de meer dan 20 miljoen ondernemingen in Europa-19 substantieel. Administratieve lasten worden niet primair veroorzaakt door het aantal en de aard van de verplichte administratieve procedures, zoals het invullen van formulieren, het leveren van de gewenste informatie en de contacten met de autoriteiten. Ze worden vooral veroorzaakt door het voorbereidende werk, de verzameling van de benodigde informatie en de complexiteit en onduidelijkheid van de (gehele) werkgelegenheidswetgeving.
11
Figuur 4
Het aantal administratieve procedures bij de werving van de eerste en van een volgende werknemer Voor de aanstelling
Na de aanstelling
Nederland 7/4 België 6/3 Liechtenstein 6/2 Frankrijk 4/4 Luxemburg 4/3 Spanje 4/3 Denemarken 4/1 Italië 3/3 Finland 3/2 Duitsland 3/2 Zwitserland 3/2 Portugal 3/1 Noorwegen 2/2 IJsland 2/2 Verenigd Koninkrijk 2/2 Oostenrijk 2/1 Ierland 2/1 Griekenland 2/1 Zweden 1/1 7
6
5
4
3
2
1
0
1
2
3
4
5
Aantal administratieve procedures bij het aanstellen van … ….de eerste werknemer Bron: Geanalyseerd door IfM Bonn op basis van bijdragen van de ENSR-partners
De analyse toont aan dat administratieve lasten niet substantieel kunnen worden verminderd n idien men zich beperkt tot één of een beperkt aantal domeinen van regelgeving. Om de druk op het MKB van administratieve lasten te verminderen is een holistische aanpak vereist. Het inbouwen van drempels in werkgelegenheidsregelgeving is bijvoorbeeld een nuttig middel. Daarnaast is het duidelijk geworden dat de beleving door het MKB van administratieve lasten in belangrijke mate afhankelijk is van het feit of de ondernemer bekend is met de betreffende regelgeving, en van de persoonlijke kenmerken, zoals het opleidingsniveau en de beroepsachtergrond. (Bron: 7)
12
… een volgende werknemer
6
7
Maatschappelijk verantwoord ondernemen - MVO
De helft van het MKB is betrokken bij externe maatschappelijke activiteiten Het MKB speelt niet alleen een belangrijke rol bij het creëren van werkgelegenheid en bij de economische ontwikkeling, maar ook in processen die te maken hebben met de maatschappij als geheel en/of het milieu. De Observatory heeft nuttige informatie opgeleverd en input vanuit een MKBperspectief voor het lopende Europese debat over het onderwerp Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De helft van het Europese MKB is, op diverse niveaus, betrokken bij externe maatschappelijk verantwoorde processen. Hoe groter het bedrijf, des te meer is het betrokken bij MVO: dat varieert van 48% voor zeer kleine bedrijven tot 65% voor kleine en 70% voor middelgrote bedrijven. De betrokkenheid houdt weinig verband met de sector waarin het bedrijf actief is. (Bron: 4)
De meeste MVO-activiteiten zijn niet structureel en houden geen verband met de ondernemingsstrategie Het ondersteunen van sport-, culturele, gezondheids- en welzijnsactiviteiten zijn de meest voorkomende externe maatschappelijke acties. Daa rbij gaat de voorkeur van het MKB in alle grootteklassen en in bijna alle landen uit naar het ondersteunen van sportactiviteiten. Acties met betrekking tot het milieu die geen verband houden met de eigen bedrijfsactiviteiten, komen minder vaak voor. De meeste externe MVO-activiteiten van het MKB zijn gerelateerd aan een bepaalde gelegenheid en dus niet structureel; ze houden meestal ook geen verband met de ondernemingsstrategie. De belangrijkste redenen om betrokken te zijn bij MVO zijn, in volgorde van belangrijkheid: − Ethische overwegingen − Betrekkingen met de plaatselijke gemeenschap − Loyaliteit van klanten − Relaties met bedrijfspartners − Werknemerstevredenheid − Economische bedrijfsprestatie − Gedragsregels voor bedrijven − Druk van derden (Bron: 4)
Tabel 3
Belangrijkste voordelen behaald als gevolg van de betrokkenheid van bedrijven bij externe maatschappelijke activiteiten, naar bedrijfsgrootte (percentage van bedrijven) Bedrijfsgrootte
Antwoordcategorie
0-9
10-49
50-249
Betere relaties met de plaatselijke gemeenschap/overheden Grotere klantenloyaliteit Betere relaties met bedrijfspartners en investeerders Grotere werknemerstevredenheid Betere bedrijfsprestaties Overige voordelen Geen voordelen ondervonden Weet niet/geen antwoord
28 35 15 17 15 7 28 1
30 41 22 19 15 4 22 3
31 36 26 26 18 3 24 3
Totaal 28 35 16 18 15 7 27 2
Men mocht meer dan een antwoord geven. Cijfers hebben alleen betrekking op die bedrijven die betrokken zijn bij maatschappelijke activiteiten. Bron: ENSR Enquête 2001.
Noord-zuidverschillen Kijken we naar de diverse landen, dan zien we een scheidslijn tussen Noord- en Zuid-Europa (zie Figuur 5). Het grootste percentage kleine en middelgrote bedrijven dat is betrokken bij externe so-
ciale activiteiten wordt aangetroffen in het noorden (Finland, Denemarken, IJsland and Noorwegen) en in Midden-Europese landen (Oostenrijk en Liechtenstein). In de meeste zuidelijke landen (Spanje, Italië en Griekenland) en in Frankrijk en Groot-Brittannië is sociale betrokkenheid van het MKB minder gebruikelijk. De oorzaak van deze
13
verschillen kan o.a. zijn gelegen in verschillende culturele tradities, verschillende verwachtingspatronen van het grote publiek over de betrokken-
Figuur 5:
heid van bedrijven en in verschillende tradities op het gebied van openbare welzijnszorg. (Bron: 4)
Indeling van landen in Europa op basis van het percentage kleine en middelgrote bedrijven die zijn betrokken bij externe maatschappelijk verantwoorde activiteiten
≥ 68% 62 -67% 50 -61% ≤ 49%
Bron:: ENSR Enquête 2001.
14
Achtergrondinformatie
breed spectrum van kwalitatief en kwantitatief MKB-onderzoek, bestaande uit macro-, meso- en sectorstudies, zowel als micro-economisch onderzoek en onderzoek naar het management van kleine bedrijven. Voor moor informatie:
[email protected]
De Observatory van het Europese MKB
In het kader van de Observatory zijn in 2002 de navolgende rapporten gepubliceerd: 1. Kernpunten van de enquête uit 2001 2. Het MKB in Europa, met een eerste indruk van de EU Toetredingslanden. 3. Regionale clusters in Europa 4. Het Europese MKB en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) 5. Demografie van ondernemingen in Europa 6. Hoogtechnologisch MKB in Europa 7. Administratieve lasten voor het MKB in Europa, verbonden met het aanstellen van werknemers 8. Kernpunten van de enquête uit 2002
Een van de belangrijkste voorwaarden voor de ontwikkeling naar een concurrerende, dynamische en op kennis gebaseerde economie, is de beschikbaarheid van informatie voor de belangrijkste ‘stakeholders’: beleidsmakers, onderzoekers, economen, en bedrijven (inclusief het MKB). In december 1992 richtte het Directoraat-generaal Ondernemingen de Observatory van het Europese MKB op, teneinde de economische prestaties van het MKB in Europa beter te kunnen volgen en om de noodzakelijke informatie te verschaffen aan ‘stakeholders’ in heel Europa. De rapporten van de Observatory bieden een overzicht van de huidige situatie in de MKB-sector in Europa door middel van statistieken over het aantal bedrijven, de totale werkgelegenheid en de productie, alles naar grootteklasse van bedrijven. Daarnaast behandelen de rapporten van de Observatory een scala van thematische onderwerpen. Deze onderwerpen zijn geselecteerd op basis van het Meerjarenprogramma 2001-2005. Het onderzoek voor de Observatory wordt uitgevoerd in opdracht van het Directoraat-generaal Ondernemingen van de Europese Commissie door het ENSR: het European Network for SME Research, dat wordt gecoördineerd door EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid in Nederland, in een consortium onder leiding van KPMG Special Services in Nederland. De bevindingen zijn vooral gebaseerd op bestaand nationaal en internationaal onderzoek, dat is vergeleken en geanalyseerd met behulp van ‘desk research’, econometrische modellen en prognoses, diepte-interviews en een jaarlijkse representatieve enquête onder meer dan 7.600 bedrijven in de MKB-sector in Europa (de ENSR enquête). Het European Network for SME Research (ENSR) is een netwerk van instituten die zijn gespecialiseerd in MKB-onderzoek. Het Netwerk bestrijkt een
De rapporten kunnen worden gedownload van de website van de Europese Commissie (http://www.europa.eu.int/comm/enterprise). Voorgaande rapporten van de Observatory In de periode 1992-1999 zijn zes rapporten gepubliceerd van de Observatory van het Europese MKB (veelomvattende boekwerken van 360 tot 480 bladzijden elk). Elk rapport biedt een overzicht van de structuur en ontwikkeling van de MKB-sector en behandelt tevens een aantal specifieke onderwerpen. Het rapport dat in juli 2000 is gepubliceerd (het 6e rapport van de Observatory) richtte de aandacht bij voorbeeld op de markten voor producten en diensten, arbeidsmarktvraagstukken, externe financieringsbronnen, participatie in Gemeenschapsprogramma’s, elektronisch zaken doen, en verenigingen en stichtingen in de ‘sociale economie’. Het bevatte ook twee meer diepgaande studies naar beroepsopleidingen voor het MKB en zogenoemde nieuwe diensten. Het 6e rapport van de Observatory is in het Engels, Frans en Duits uitgegeven. Het is momenteel uitve rkocht, maar een beperkt aantal exemplaren is nog beschikbaar. U kunt uw verzoek richten tot:
[email protected] De eerste vijf jaarrapporten zijn nog wel verkrijgbaar en kunnen worden besteld bij EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid, Postbus 7001, 2701 AA Zoetermeer, Nederland, telefoon + 31 (0) 79 3413634, fax: + 31 (0) 79 3415024, E-mail:
[email protected]
Voor een beschrijving van de activiteiten van het Directoraat-generaal Ondernemingen, zie de website van de Europese Commissie: http://europa.eu.int/comm/dgs/enterprise. Voor meer informatie over de Observatory van het Europese MKB, inclusief informatie hoe de rapporten kunnen worden verkregen en besteld, zie: http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy/analysis/observatory.htm. Informatie over voorgaande rapporten van de Observatory is daar ook te vinden..
15