Verslag Versnellingsagenda ‘onderwijs en kennis voor en over sociaal ondernemerschap’
Door Maurice Specht Jeroen Boon Kristel Logghe Peter Linde In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1 December 2014 www.selab.nl
1.
Verslag project versnellingsagenda
1.1
Aanleiding
In het voorjaar 2012 vond de eerste grote bijeenkomst plaats van Kracht in Nederland. Er was een aantal bouwstenen benoemd die zouden kunnen helpen de transitie naar de “doe-het-samen” maatschappij te versnellen. Eén van die bouwstenen was sociaal ondernemerschap. Aan het eind van de bouwsessie over sociaal ondernemerschap gaven drie mensen aan dat ze verder wilden nadenken over de kansen van dit thema in het onderwijs. Dit mondde uit in een verkenning in opdracht van het Ministerie van BZK, die tijdens een drukbezochte workshop tijdens de KrachtinNl Parade in oktober 2012 werd besproken1. Het bleek een onderwerp te zijn dat leeft, juist ook in het onderwijs (MBO, HBO en WO). De uitkomsten en het gesprek erover is voor BZK aanleiding geweest om een ronde langs een aantal spelers2 te maken. Op basis van die inventarisatie kwam het volgende beeld naar voren: Sociaal ondernemerschap is een opkomend thema en is van belang bij onder andere de transitie van “meer samenleving, minder overheid”. Op onderdelen, zoals maatschappelijk aanbesteden, social impact platform, ‘right to challenge’, open (financiële) data en alternatieve financieringsmodellen vindt al projectmatige verdieping plaats; De kansen van sociaal ondernemerschap in relatie tot onderwijs als belangrijke en kansrijke schakel in de versnelling van genoemde transitie worden nog onvoldoende benut; Het is relevant meer scherpte te krijgen op sociaal ondernemerschap en sociale ondernemingen. En waar zou de focus moeten liggen voor een mogelijk vervolg op de verkenning van sociaal ondernemerschap in relatie tot het onderwijs?; Er gebeurt al een en ander op het terrein van sociaal ondernemerschap in relatie tot het onderwijs. Door een sterkere verbinding tussen praktijk en onderwijs zou dit nog meer kunnen worden. Se.lab krijgt augustus 2013 de opdracht tot het uitvoeren van een versnellingsagenda ‘kennis voor en over sociaal ondernemerschap’ met een looptijd van 16 maanden. Bij aanvang staan de volgende onderwerpen geagendeerd: het ophalen van kennisvragen bij stakeholders en het bouwen aan een netwerk van kennispartners voor de beantwoording er van; het (op lerende wijze) ontwikkelen van een format om tot geaggregeerde kennis te komen over het onderwerp; en het (op lerende wijze) ontwikkelen en valideren van een kennisinfrastructuur t.b.v. de nieuwe sector in wording.
1
‘Verkenning sociaal ondernemerschap in het onderwijs’, Kristel Logghe, Peter Linde en Maurice Specht, , se.lab, november 2012 onder andere: Social Enterpise.nl, Academie van de Stad, Universiteit Utrecht, Hogeschool InHolland, Social Impact Platform, Kracht in Nederland, Ministeries van EZ, SZW 2
2
Om de aandacht te focussen kiezen we ervoor om een leerkring te ontwikkelen voor de volgende drie themagebieden: Stadslandbouw, voeding, armoede en sociale cohesie (trekkers Maurice Specht en Jeroen Boon) Jeugd(werkeloosheid) en (arbeids) participatie (trekker Kristel Logghe) Krimp en leefbaarheid (trekker Peter Linde) De leerkringen bestaan uit docenten (WO, HBO en MBO) die zich bezighouden of willen gaan houden met sociaal ondernemerschapsonderwijs/sociale innovatie3, studenten, intermediaire (studenten) organisaties als Enactus en Seceur, sociaal ondernemers en vertegenwoordigers van overhe(i)d(en).
1.2
Onze werkwijze
Bij aanvang van het traject zagen we de versnellingsagenda als een reis die we zouden gaan ondernemen, waarbij we het reisgezelschap voor een deel nog moesten formeren, maar de bestemming was op hoofdlijnen bekend. Dat geldt ook voor het reisschema (aankomst en vetrektijden) en route. Tijdens de eerste reisbewegingen ervoeren we al vrij snel dat leren en kennisontwikkeling het best tot hun recht kwamen in een setting die het midden hield tussen ontwerpen en ‘go with the flow’ (emergentie als thema). Eigenlijk is de trektocht een passender metafoor voor het proces van leren in, met en van ons onderweg steeds wisselende gezelschap. We kunnen nu constateren dat we op een ander punt uit zijn gekomen dan we oorspronkelijk voor ogen hadden: We stellen voor om de context waarbinnen individuele docenten hun keuzen lijken te maken over vorm en inhoud van hun onderwijs in sociaal ondernemerschap centraal te stellen. We stellen voor om de onderwijsinstelling te ‘reframen’ tot maatschappelijke onderneming, waarin tevens de student als gelijkwaardige actor in dit systeem centraler komt te staan. In het volgende hoofdstuk werken we uit waarom wij denken dat dit een goede basis is voor het ‘versnellen’ van de impact van sociaal ondernemers en de daarmee gepaard gaande sociale innovatie. We constateren tegelijkertijd dat het eind van het traject versnellingsagenda tegelijkertijd weer een nieuw begin veronderstelt. In totaal hebben we vijf bijeenkomsten georganiseerd in de afgelopen periode. Hieronder doen we verslag van de learnings die we daarbij als versnellingsteam hebben opgedaan. We zullen in het verslag vooral focussen op de vraag hoe elke bijeenkomst in de context van een specifieke leerkring voor een van de drie thema’s ons hielp om op een andere manier na te denken over onze opdracht. Daarmee leggen we verantwoording af over hoe wij als versnellingsteam stapje voor stapje leerden hoe wij het proces zo konden faciliteren dat de deelnemers met elkaar kennis creëerden en creëren. Bijvoorbeeld hoe ze elkaar zo konden bevragen dat scherper werd wat docenten, studenten en 3
Se.lab heeft in opdracht van Social Enterprise NL en het Anton Jurgenfonds een Community of Practice (CoP) opgezet van docenten in het WO , HBO en MBO die leidend zijn als het gaat om het introduceren van het thema sociaal ondernemerschap in Nederland. Alle bij deze CoP betrokken docenten zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de leerkringen/expertmeetings die we hebben georganiseerd in het kader van de versnellingsagenda. Een andere outcome is www.socentexpert.nl waar kennisdeling over sociaal ondernemerschap centraal staat. 3
sociaal ondernemers over en weer van elkaar nodig hebben om kennis te creëren om impact te maken. En waarin aandacht was voor de veranderende rollen van docenten, studenten en sociaal ondernemers vice a vi elkaar bij leren en co-creëren. Zo hebben we een setting gecreëerd waarin we met elkaar op een lerende manier formats ontwikkelden voor kennisuitwisseling en tegelijkertijd deze zich ontvouwende methodieken of formats weer toetsten aan de praktijk. Het is belangrijk om vast te stellen dat we de afgelopen anderhalf jaar niet in een vacuüm hebben gewerkt. Om ons heen hebben we gezien hoe sociaal ondernemerschap als thema maatschappelijk gezien op de radar kwam. Ook deze veranderingen hebben mede sturing gegeven aan onze tocht. Zie bijvoorbeeld onderstaand manifest van Kennisland en de Waagsociety over sociale innovatie Sociale innovatie refereert aan nieuwe strategieën, concepten, ideeën en organisaties die een oplossing trachten te bieden voor grote maatschappelijke uitdagingen - van werkgelegenheid en educatie tot zorg, maatschappelijke betrokkenheid en milieuproblemen. De huidige urgentie van sociale innovatie wordt gevoed door een netwerk-gedreven paradigma van vernieuwing en creativiteit en zet in op de innovatiekracht van alle mensen in de samenleving vanuit welke maatschappelijke rol of functie dan ook. Het gaat erom deze mensen, die deel uitmaken van het bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheid én sociale netwerken (civil society), met elkaar te verbinden. Zowel binnen als tussen deze maatschappelijke velden. ‘Horizontale’ innovatie dus, met een myriade aan actoren. Daarnaast ligt er een fundamenteel ander waardenstelsel ten grondslag aan sociale innovatie dan aan de innovatieagenda van de twintigste eeuw. Namelijk een waardenstelsel dat zich het best laat beschrijven als het streven naar een samenleving die in al haar facetten duurzaam en sociaal is.
Parrallel aan onze activiteiten in de context van de versnellingsagenda zijn we de afgelopen tijd getuige geweest van de doorbraak van de idee van de ruil- en deel economie met representanten als Thuisafgehaald.nl, Peerby etc etc. En is via NWO/Het Groene Brein onderzoek opgestart over nieuwe business modellen. En zijn we er getuige van geweest dat sociaal ondernemerschap als idee een grote vlucht heeft genomen, zoals ook tot uitdrukking komt in het gestaag groeiende ledental van Social Enterprise NL. En misschien nog belangrijker: we zijn er getuige van geweest dat de aandacht voor sociaal ondernemerschap in het onderwijs exponentieel is gegroeid als we dat afzetten tegen de uitkomst van de verkenning die we twee en een half jaar geleden uitvoerden.
1.3
Onze learnings
Hieronder geven we de chronologie van de bijeenkomsten weer met een korte reflectie hoe de ervaring ons leerde hoe we een volgende bijeenkomst (nog) beter konden voorbereiden/ organiseren/faciliteren om de kennisdeling tussen sociaal ondernemers, docenten en studenten te optimaliseren. NB de uitgebreidere verslagen per themagebied zijn alle drie opgenomen als bijlage4.
4
De uitgebreide(re) verslagen van de respectievelijke bijeenkomsten zijn op te vragen via se.lab (
[email protected]) 4
Eerste bijeenkomst (leerkring stadslandbouw) dd 21 november 2013 Met een brede vertegenwoordiging van organisaties die landelijk/regionaal/lokaal actief zijn op het thema stadslandbouw hebben we een netwerkanalyse uitgevoerd volgens de methode van netwerk impuls (Annemarie Poorthuis). Wat begon met een wit tafelkleed was al snel een bont geschakeerd tafelkleed met allerhande bouwstenen voor een netwerk rond stadslandbouw en onderwijs. Vervolgens zijn we rond verschillende bouwstenen gaan kijken hoe we deze aan mensen konden verbinden zodat we er daadwerkelijk mee aan de slag kunnen gaan. De balans opmakend realiseerden we ons dat we met de netwerkanalyse vooral op landelijk en agendasetting niveau hebben gesproken. Veel minder ging het, ondanks pogingen van sommige aanwezigen, om de concrete, lokale praktijken, terwijl het daar juist gebeurt. Ook raakte de relatie met het onderwijs buiten het gezichtsveld. We hebben op basis van deze ervaring besloten om de netwerkanalyse als methode voor kennis-uitvraag los te laten. En in de eerstvolgende bijeenkomst het accent te leggen op de wijze waarop nieuwe onderwijsinhouden tot stand komen juist door de interactie tussen sociaal ondernemers en docenten centraal te stellen en te organiseren rond deze vraag.
Tweede bijeenkomst (leerkring jeugd(werkeloosheid) en (arbeids)participatie) dd 10 februari 2014 Met 10 docenten en 20 sociaal ondernemers plus vertegenwoordigers van studentenorganisaties is gesproken over de vraag over welke competenties afgestudeerden dienen te beschikken om op een sociaal ondernemende manier aan het werk te komen na hun studie? En in het verlengde daarvan de vraag hoe docenten en sociaal ondernemers elkaar over en weer kunnen helpen om deze competenties te ontwikkelen? De bijeenkomst heeft een inventarisatie van relevante (nieuwe) competenties opgeleverd (zie bijlage betreffende dit spoor). Belangrijker als resultaat was het inzicht dat de wijze waarop we het thema hadden geframed niet (langer) adequaat was. We besloten de idee van arbeidsparticipatie los te laten (mede vanwege de slecht functionerende arbeidsmarkt voor jongeren) en het thema te veranderen in ‘ de jongere als sociaal ondernemer’. Een ander belangrijk inzicht dat hier direct uit volgde was dat we de jongeren nadrukkelijk wilden bevragen over wat zij belangrijk vinden in hun onderwijs. Ze waren namelijk zwaar ondervertegenwoordigd in deze, maar ook de eerste bijeenkomst.
Derde bijeenkomst (leerkring de jongere als sociaal ondernemer) dd 28 mei 2014 Voor deze leerkring zijn studenten uitgenodigd die in het kader van hun studie of in het kader van extra curriculaire activiteiten in aanraking zijn gekomen met sociaal ondernemerschap. De studenten zijn uitvoerig met elkaar in subgroepen in gesprek geweest over hun ervaringen met sociaal ondernemerschapsonderwijs, hun wensen op dit gebied in relatie tot hun eigen (sociaal) ondernemendheid en de competenties die ze hebben opgedaan cq nog missen om zich als sociaal ondernemer te kunnen manifesteren na de studie. Ook deze exercitie heeft geleid tot een competentieprofiel (zie hoofdstuk 2) dat op hoofdlijnen overeenkomt met het profiel dat werd opgesteld in de eerdere bijeenkomst. Studenten leggen meer nadruk op maatschappelijke waarde5
creatie in sociaal ondernemerschap, terwijl de docenten en sociaal ondernemers wat meer het ‘zakelijke’ belang (maatschappelijke impact & geld verdienen) en arbeidsmarktbelang benoemen. Vierde bijeenkomst (leerkring Krimp) dd 26 mei 2014 In deze bijeenkomst kwamen de learnings uit de eerdere leerkringen samen. Het vertrekpunt was de samenwerking met een onderwijsinstelling in een krimpregio. Concreet heeft het versnellingsteam samengewerkt met het Graafschap College uit de Achterhoek en het thema sociaal ondernemerschapsonderwijs geagendeerd in een bijeenkomst met interne stakeholders van de school (studenten, docenten, staf, onderwijsmanagement en lid CvB) en externe stakeholders (maatschappelijke organisaties en lokale sociaal ondernemers). De werkmethode was die van het ‘world-café’ waarin groepen van gemixte samenstelling zich over bepaalde vragen bogen. De inzet was om op deze manier een impuls te geven aan sociaal ondernemerschap binnen het onderwijs. Er bleek grote bereidheid van de kant van sociaal ondernemers om hun vragen en kennis over sociaal ondernemerschap inzet te maken van het leerproces. Studenten namen na het overwinnen van de aanvankelijke schroom de lead in het aangeven van onderwerpen waar ze aan wilden werken in de regio. Duidelijk werd dat docenten hulp nodig hebben om een dergelijke transitie qua onderwijs vorm en inhoud te maken. De ervaring in Doetinchem leerde ons als versnellingsteam om open te staan voor de kracht en reikwijdte van het idee van de school als maatschappelijke onderneming.
Vijfde bijeenkomst (leerkring stadslandbouw) dd 30 september 2014 Een diverse groep mensen – stadsboeren, ondernemers, docenten, studenten, ambtenaren, welzijnswerkers en fondsen – kwamen samen om te onderzoeken hoe stadslandbouwinitiatieven een grotere rol kunnen spelen in de stad Den Haag als het gaat om maatschappelijke vraagstukken. Maar ook welke rol andere partijen -en dan het onderwijs in het bijzonder- daarin kunnen spelen. We hebben deze bijeenkomst dienstbaar gemaakt aan het maken van nieuwe verbindingen tussen actoren en de vraag hoe zij vanuit die nieuwe contacten elkaar zouden kunnen versterken. De methode voor het uitvragen en (co) creëren van kennis die in deze bijeenkomst centraal stond, was die van de intervisie. In de context van de intervisie trokken de deelnemers in drie rondes langs vier initiatieven, om daar telkens gedurende een half uur mee te denken met 4 initiatiefnemers uit Den Haag: Coöperatief Eigenwijzer, Stichting Lusthof XL, Stichting Lokaal Voedsel Den Haag en De Generatietuin. We kozen voor de structuur van de intervisie, omdat dit een gesprekmethodiek is die juist in een groep onbekenden die veel verschillende kennis met zich meebrengen, een waardevolle manier is om veel van die kennis boven tafel te krijgen. De kern van het werken in de context van intervisie is luisteren, oordeel opschorten en (samen) leren.
1.4
Epiloog
We hebben geleerd dat versnellen werkt in een lokale context waarbij actief gestuurd wordt op het maken van nieuwe verbindingen tussen maatschappelijke actoren (waarvan de onderwijsinstelling er een van is) rond een bepaalde vraag of thema. World Café en intervisie zijn goede methoden 6
gebleken om verschillende stakeholders niet alleen met elkaar in contact te brengen. Maar ook om een context te bieden om samen te laten leren over wat ze verbindt en te onderzoeken welke beelden over de toekomst ze met elkaar delen en welke actie en kennis nodig is om die gedeelde beelden te realiseren. We hebben ontdekt dat sociaal ondernemers open staan voor contacten met docenten en studenten en dat ze gezamenlijk op zoek gaan hoe ze samen een langduriger (werk) relatie over en weer vorm kunnen geven. De studenten die onderdeel zijn geweest van de leerkringen (en daar hebben we vanaf de tweede bijeenkomst actief op gestuurd) zijn zonder uitzondering enthousiast voor het idee om tijdens hun studie bij te dragen aan het (mee) oplossen van maatschappelijke vragen in het sociale domein. Ook omdat ze denken dat dit een goede voorbereiding is voor hun werkzame leven waarin ze een belangrijke rol toekennen aan het ontwikkelen van hun ondernemendheid en dito competenties. We hebben geconstateerd dat sociaal ondernemerschapsonderwijs ook vraagt om andere competenties van docenten. We hebben gezocht naar hoe we het bouwen aan deze versnellingsagenda betekenis konden geven in de context van een veld dat zeer sterk in beweging is. En waar we bovendien getuige waren van een sterke versnelling in de aandacht voor sociaal ondernemerschap in het onderwijs. Deze zoektocht heeft ons op het spoor gezet van de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming. Om zodoende de context waarin individuele docenten (en studenten) hun keuzen maken over vorm en inhoud van hun onderwijs in het centrum van de aandacht te plaatsen. Waarom wij denken dat dit een belangrijke versneller kan zijn voor de aandacht van sociaal ondernemerschap in het onderwijs werken we in het volgende hoofdstuk uit. We hebben het idee van de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming tot thema van de eindconferentie gemaakt. Het programma voor deze afsluitende ‘leerkring’ is bijgevoegd als bijlage bij dit rapport.
7
2.
De onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming
2.1
Inleiding
Dit is het thema van de eindconferentie van de versnellingsagenda onderwijs en kennis voor en door sociaal ondernemerschap. Een van de premissen van het versnellingstraject is dat onderwijs een belangrijke rol kan spelen of zelfs dient te spelen bij het versterken van de ‘social enterprise’ sector in Nederland. Onze ervaring tijdens het daadwerkelijke ‘versnellen’ is dat het thema sociaal ondernemerschap de afgelopen anderhalf jaar in hoog tempo is opgepakt – en dan vooral door individuele docenten - in diverse schooltypen5. We zien dat docenten hiermee inspelen op een toenemende vraag onder hun studenten; een vraag die mede is ingegeven door sterk toegenomen maatschappelijke belangstelling voor het fenomeen sociaal ondernemerschap. In enkele gevallen zien we ook dat opleidingen sociaal ondernemerschap als leidend thema in het curriculum opnemen. Treffend voorbeeld in de HBO sfeer zijn bijvoorbeeld de opleidingen Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV) die de vraag naar hun afgestudeerden in het veld zien opdrogen vanwege structurele bezuinigingen op welzijn en cultureel werk en bij de invulling van de nieuwe studieprofielen sterker sturen op sociaal ondernemende competenties. Wij zijn als versnellingsteam tot de slotsom gekomen dat deze ontwikkeling haar eigen, spontane dynamiek kent en dat het maar zeer beperkt mogelijk is om er vanuit een programmatisch kader daadwerkelijk sturing aan te geven. En misschien is dat maar goed ook. Wel hebben we door middel van onze bijeenkomsten geagendeerd dat samenwerking tussen docenten en sociaal ondernemers leidt tot win-win voor alle betrokken stakeholders. We hebben met onze bijeenkomsten docenten, studenten en sociaal ondernemers verleid om samen vorm en inhoud te geven aan relevante onderwijsinhouden door het gesprek erover te organiseren. En we hebben gelegenheid geboden voor het laten ontstaan van nieuwe verbindingen tussen docenten onderling, tussen docenten en hun studenten, en tussen docenten en (vragen van) sociaal ondernemers. We hebben tijdens de bijeenkomsten met elkaar onderzocht welke competenties studenten en docenten nodig hebben om zich tot sociaal ondernemer te kunnen ontwikkelen. En uit de vele gesprekken hebben we met elkaar meer zicht gekregen op de beperkende en in sommige gevallen stimulerende factoren waar docenten binnen hun institutionele omgeving mee te maken krijgen voor het verkrijgen van meer ruimte voor sociaal ondernemerschap in hun vak(ken). Het beeld is dat individuele docenten zich vaak grote inspanningen getroosten om buiten de gebaande paden om nieuwe vakken en benaderingen te ontwikkelen, waarmee ze inspelen op maatschappelijke vragen. Wij vragen ons af hoe je bestaande kaders zo kunt veranderen dat het logisch en natuurlijk en gemakkelijk wordt om dit als docent te doen? Waarbij bestuurders van onderwijsinstellingen die kaders zo veranderen, dat ze een setting creëren waarbij het makkelijker is om als docent en student uit zichzelf het ‘goede’ te kiezen (‘nudging’). Daarom willen we, bij het afsluiten van het traject versnellingsagenda, voorstellen om de verandering van de context waarbinnen individuele docenten kun keuzen maken centraal te stellen. 5
‘Verkenning sociaal ondernemerschap in het onderwijs’, Kristel Logghe, Peter Linde en Maurice Specht, se.lab, november 2012 8
Als dat inderdaad de kant is waarop we heen willen bewegen.. dan gebruiken we de conferentie om met elkaar te onderzoeken welke implicaties dat dan heeft voor bij de onderwijsinstelling betrokken in- en externe ‘stakeholders’. Dit is waarom we tijdens de eindconferentie het idee van de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming agenderen als het centrale thema om tot versnelling te komen. Zodoende maken we met de eindconferentie een nieuw begin door de volgende vragen leidend te laten zijn : Wat zou er gebeuren als de keuzen van individuele docenten bij het ontwikkelen van lesinhouden en vakken zich verbinden met keuzen die hun instelling maakt op dit gebied? Wat als de onderwijsinstelling in haar missie opneemt, dat zij zich als onderwijsinstelling verbindt aan het (mede) oplossen van (taaie) maatschappelijke vraagstukken in de lokale context en daar ook op aangesproken wil worden? Wat als in het verlengde van die missie studenten ruimte krijgen om zich buiten de formele context van het curriculum bezig te houden met actie-leren en actie-onderzoek? Om zo hun gezamenlijke denk- en doe capaciteit in te zetten voor het helpen oplossen van maatschappelijke vraagstukken in het lokale sociale domein.. En tegelijkertijd hun competenties verder te ontwikkelen door ‘hands-on’ te werken aan het co-creëren van oplossingen voor vraagstukken in bijvoorbeeld het sociale domein6. Wat veronderstelt zo’n beweging voor de wijze waarop onderwijs georganiseerd en getoetst wordt? Tijdens de conferentie willen we het idee van de onderwijsinstelling als bron en (co-) producent van maatschappelijke waarde onderzoeken. Om vervolgens te bespreken wat de implicaties zijn van de keuze om de school te zien als maatschappelijke onderneming.
2.2
De onderwijsinstelling als leverancier van maatschappelijke waarde
Niemand zal ontkennen dat onderwijsinstellingen maatschappelijke waarde creëren bijvoorbeeld in de vorm van competente afgestudeerden. Tegelijkertijd constateren we een groeiende kloof tussen wat de maatschappij vraagt en de voorbereiding daarop van onze studenten. Het wordt tijd om het onderwijs opnieuw op de maatschappij te oriënteren en onze studenten beter te equiperen voor hun toekomstige maatschappelijke rol. Nu gebeurt dat (te) langzaam en vooral door individuele docenten, die daarmee soms willens en wetens de grenzen oprekken door letterlijk buiten het boekje te treden. Het is deze groep die we de afgelopen twee jaar veelvuldig zijn tegengekomen. Zij verhalen onder andere over de moeite die het kost om veranderingen gelegitimeerd te krijgen binnen de formele organisatiekaders van ’opleidingscommissies en opleidingsbesturen. Met name in MBO/HBO sfeer hebben docenten vaker weinig tot geen extra tijd en dus ruimte beschikbaar om 6
Vergelijk bijvoorbeeld een van de conclusies n.a.v. de bijeenkomst dd 26 juni 2013 over kennisvalorisatie en sociale innovatie (IMI en Kennisland): “Ontwikkel flexibele incubators voor sociale innovatie, zoals de Social Innovation Safari en se.lab. Living labs/hubs/incubators rond maatschappelijke thema’s als ontmoetingsplaats en landingsgebied voor maatschappelijke kennisvalorisatie. Denk niet in structuren maar in projecten en zoek hiervoor samenwerking met de >70 bestaande living labs in Nederland op”.
9
snel in te spelen op actuele maatschappelijke vraagstukken met het onderwijs. Dus doet deze voorhoede groep het voor eigen rekening en risico. We hebben geluisterd naar de verhalen over hoe ze daarin op ondernemende wijze gebruik maken van de mogelijkheden die het systeem wel degelijk lijkt te bieden. Denk aan Zorgcoöperatie Bronckhorst in de Achterhoek, waar studenten van het Graafschap College actief betrokken zijn bij het vormgeven van verschillende vormen van buurtzorg, maar ook de legio voorbeelden in de sfeer van stadslandbouw. Zoals bijvoorbeeld in Den Haag waar studenten CMV werken in de tuin van de Urbaniahoeve combineren met het co-creëren van de ‘value case’ en het onderliggende verdienmodel in de context van een studieopdracht. Dit soort ontwikkelingen zijn tegelijkertijd kwetsbaar, omdat ze vaak slechts door een enkele docent gedragen worden. Er is een gerede kans dat het weer verdwijnt als een op handen zijnde visitatie zijn schaduw vooruit werpt en het management alle lijntjes weer strak trekt. Tijdens de Expert Meetings die we georganiseerd hebben in het kader van de versnellingsagenda valt op dat de aanwezige studenten aangeven graag ander onderwijs te willen. En ze geven aan ook graag mee te willen denken over de vormgeving en inrichting van dat nieuwe onderwijs. Onderwijs dat spannend en uitdagend is voor zowel de student als de docent. Sociaal ondernemers op hun beurt geven aan daar een rol bij te willen spelen, als gastdocent maar soms ook als (praktijk) docent ter plekke. Binnen de huidige, verticaal georganiseerde verantwoordingsmechanismen is een dergelijke afstemming op de dynamiek van maatschappelijk vraagstukken met direct betrokken stakeholders lastig, vanwege de lange (5 jarige) doorloop cycli van visitatieprocessen. Daarnaast staat de interne gerichtheid vooral borg voor de kwaliteit van onderwijs. Stages zijn het middel bij uitstek voor studenten om vanuit de context van het onderwijs contact te leggen met de maatschappij. Binnen de context van de school als maatschappelijke onderneming komt de maatschappij daarentegen letterlijk de school in. Netwerken van allerlei nieuwe, maatschappelijke stakeholders dienen zich aan. Meer flexibele en inclusieve vormen van horizontaal georganiseerde verantwoording kunnen daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn om de kwaliteit van het onderwijs in het hier en nu te borgen. Binnen academische instellingen is er nog een ander mechanisme in het spel, en dat is het primaat van (het doen van ) wetenschappelijk onderzoek. Sociale innovatie is inmiddels een onderzoeksthema bij de meeste universiteiten, waarbij onderzoekers samenwerken met diverse stakeholders zoals overhe(i)d(en), bedrijfsleven en burgers bij het bestuderen/oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Studenten zijn hier slechts zijdelings bij betrokken bijvoorbeeld in het kader van een (onderzoek)stage of afstudeeronderzoek. Ook duurt het even voordat resultaten van onderzoek hun weg vinden naar het onderwijs .. laat staan naar de samenleving. Tijdens onze bijeenkomsten merkten we juist dat studenten er graag op aangesproken willen worden om hun kennis in te zetten voor maatschappelijke vraagstukken. Hier ligt ons inziens een belangrijk potentieel voor het creëren van maatschappelijke waarden. En voor een nieuwe vorm van meer studentgedreven kennisvalorisatie: kennisvalorisatie als de derde pijler naast onderzoek en onderwijs als (maatschappelijke) opdracht.
10
Een interessant voorbeeld van wat er gebeurt als bestuurders, docenten en leerlingen de handen ineen slaan om maatschappelijke waarde te creëren, is het Beatrix College in Tilburg7. Bij de Beatrix maatschappelijke onderneming (i.o.) is het onderdeel van de missie van de school om zich tot maatschappelijke vraagstukken te verhouden, omdat men op die manier de competenties die scholieren opdoen, wil verbreden (naast cognitieve ontwikkeling ook sociale binding en ontwikkeling van burgerschap). Naast de reguliere vakken maakt men ruimte voor de leerlingen en hun docenten om gedurende afgebakende periodes op projectbasis aan maatschappelijke thema’s te werken8. Het Beatrix college is een middelbare school in Tilburg. De school mag zich sinds 2013 tooien met het predicaat excellent, omdat zij de ‘harde’ kant van het onderwijs, zeg maar de manier waarop het onderwijs georganiseerd is, in als zijn facetten heel goed op orde heeft. Of zoals de directie het zelf verwoordt in haar schoolplan: “Ons huis is niet alleen op orde: het is naar de maatstaven van de Inspectie en andere beoordelaars een modelwoning geworden. En daar zijn we trots op“. Tegelijkertijd is dit ook aanleiding om in het schoolplan te reflecteren op de betekenis van onderwijs in het algemeen en het onderwijs op het Beatrixcollege in het bijzonder. Onderwijs zou moeten leiden tot het aanleren van schoolse vaardigheden, maar ook dient de school bij te dragen aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen. En niet in de laatste plaats dient de school ook bij te dragen aan het ontwikkelen van sociale samenhang of burgerschap. De directie constateert dat de afgelopen jaren in het onderwijs te zeer de nadruk is komen te liggen op een cijfermatige verantwoording van vooral het eerste punt en dat er derhalve wat hun betreft sprake is van een duidelijke verschraling van het onderwijs. In het schoolplan doet men een pleidooi om van de gebaande paden af te wijken of zoals de directie het verwoordt: “Juist het Beatrix College is een school die het zich op dit moment kan permitteren enigszins van de gebaande paden af te wijken. Wij behoren immers tot de eerste lichting excellente scholen en hebben daarmee bewezen de gebaande paden als een van de besten te kunnen aflopen. Dat geeft ons ook de positie om over die paden vragen te stellen”. Kortom, volgens de directie zou het diploma voor een bepaalde maatschappelijke waarde moeten staan en over meer gaan dan alleen maar cijfers. De directie analyseert dat meer van hetzelfde niet meer genoeg is om uit de huidige problemen als samenleving te komen en dat onze leiders niet bij machte zijn om de problemen op te lossen. Allerlei schandalen in de top van organisaties maken dat jongeren in de CEO’s van banken, maar ook van maatschappelijke organisaties als woningbouwcoöperaties, niet meer de rolmodellen zien die ze enige jaren geleden nog wel voor hen waren. Volgens de directie zullen we “ het meer en meer zelf moeten gaan doe,n omdat de overheid zich terugtrekt uit het publieke domein” en is er “een noodzaak om duurzaam gedrag in de praktijk te brengen.” In het schoolplan introduceert de directie de idee van de Beatrix Maatschappelijke Onderneming. In deze context zullen de leerlingen een deel van hun tijd besteden aan het op sociaal ondernemende manier helpen oplossen van vraagstukken in de directe omgeving van de school. Op deze manier werken ze ook aan de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten en aan hun burgerschapsvaardigheden.
7
Relevant in dit verband is het onderzoek dat verricht is door het Zijlstra Centre for Public Control and Governance. ‘Ondernemen of afwachten; de school als maatschappelijke onderneming’ , Minderman,G., Eijck, K., et al, Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, VU, Amsterdam, maart 2011. Dit onderzoek richt zich op een voorhoede groep van scholen uit het primair en voortgezet onderwijs om zich te profileren als maatschappelijke onderneming. De bevindingen van de onderzoekers zijn uiteraard ook relevant voor het bredere thema de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming. 8 Uit ‘oefenen voor de wijde wereld’ , schoolplan Beatrix College 2014- 2018, maart 2014, Tilburg. 11
Het is op zijn minst opmerkelijk dat we tijdens onze Expert Meetings nog nauwelijks voorbeelden in het hoger onderwijs zijn tegengekomen die zo ver lijken te gaan als in het voorbeeld van deze middelbare school.. Of het zou de afdeling ‘Social Design’ van de Willem de Kooning Academie moeten zijn9. Hier stromen de studenten na een gemeenschappelijk eerste jaar, waarin ze funderende kennis en vaardigheden over ontwerpen als discipline opdoen, uit in oriëntaties waarin zij in interdisciplinaire teams werken aan opdrachten onder andere voor externe partijen. Binnen de oriëntatie ‘Social Design’ ontwerpen zij onder andere oplossingen voor vraagstukken in het sociale domein in Rotterdam.
2.3
Andersoortige competenties gevraagd
Met name tijdens de twee Expert Meetings die als thema ‘de jongere als sociaal ondernemer’ hadden, is de vraag opgekomen over welke competenties afgestudeerden eigenlijk dienen te beschikken willen ze in de toekomst in staat zijn om een inkomen te verwerven. Tijdens de eerste bijeenkomst werd deze vraag vooral beantwoord door de aanwezige docenten in sociaal ondernemerschap en de aanwezige sociaal ondernemers. Bij de tweede Expert Meeting hebben we een aantal studenten uitgenodigd die onderwijs in sociaal ondernemerschap hebben gevolgd en/of actief betrokken zijn bij extra curriculaire activiteiten op dit gebied. Zoals bijvoorbeeld bij Enactus. De 15 aanwezige studenten hebben we gevraagd naar hun antwoorden op vragen als: a. Wat heb je geleerd? (welke sociaal-ondernemende competenties heb je ontwikkeld?) b. Wat was hierbij de bijdrage vanuit het onderwijs en vanuit sociaal ondernemers? c. Wat heb je gemist en welke adviezen heb je voor het onderwijs en voor sociaal ondernemers om sociaal-ondernemende competenties bij jongeren te bevorderen? Sociaal ondernemende competenties volgens jongeren
Het begint allemaal bij jouw wereldbeeld/onderliggende waarden (hoe sta je er in?): Iedereen heeft kwaliteiten Mensen kennen een natuurlijke bereidheid om elkaar te helpen Zien waar sociale problemen ontstaan/begrip voor en signaleren van maatschappelijke problemen Dat ondernemen ook met andere waarden kan: meer mensen denken zoals ik en vinden dat het anders moet Waarde uitwisseling Dit leidt tot…
Passie Voelen van ‘pijn’ -> pijn willen veranderen in kansen en maatschappelijke waarde-> “Doe wat je wilt, vind je passie en wees niet bang om tegen de stroom in te gaan”
9
Met excuses aan de opleidingen die we hier niet noemen zijn twee andere inspirerende voorbeelden de opleiding Urban Management van de HvA en de Performatory van Imagine Heroes van de NHTV. 12
Welke basiscompetenties heb je nodig? Jouw passie overbrengen/enthousiasmeren Positief blijven ondanks teleurstellingen In mogelijkheden denken Durven falen Volharding Doorzettingsvermogen Geduld Goed communiceren
En het belang van keuzes maken: Op positieve en creatieve wijze ideeën genereren en oplossingen bedenken Keuzes maken en specificeren: Welk probleem wil je aanpakken? Welke impact wil je realiseren? Dingen concreet maken
Sociale competenties gericht op jij en de ander: Verbinden: praat met mensen over je idee, zoek aanvulling, afbakening & expertise (je doet het nooit alleen) Het vermogen om in co-creatie samen oplossingen te bedenken Projectmatig werken: omgaan met karakters en denkwijzen van verschillende mensen Het belang van samenwerken/partnerships Omgang met de doelgroep Leren over verandering: mensen veranderen moeilijk! Daarbinnen toch een manier vinden om dat te bewerkstelligen. Leiding geven/aansturen
Marktgerichte/technische competenties gericht op ondernemerschap met betrekking tot: Het doel van je onderneming: een doel/missie hebben De marketing van je doel: pitchen (verkopen) Je middelen: geld is niet het enige betaalmiddel Je klant: ingang in de markt vinden Je verdienmodel: zoek en vind een duurzaam verdienmodel! Je impact: het belang van het meten van je sociale impact
In deze gesprekken geven studenten aan vragen te hebben over het functioneren van de arbeidsmarkt. Zijn de banen waarvoor ze opgeleid worden er eigenlijk wel als zij klaar zijn met hun studie? Het verwerven van (sociaal) ondernemende competenties en vaardigheden wordt door hen belangrijk gevonden. In de huidige praktijk verwerven zij deze vooral in de context van extra curriculaire activiteiten. Wij zien als uitvloeisel van de versnellingsagenda een grotere en zo je wilt belangrijkere rol weggelegd voor studenten bij het vormgeven van sociale innovaties. Omdat we studenten zich hier, bij de verschillende bijeenkomsten die we hebben georganiseerd, over hebben horen uitspreken. Op dit punt aangekomen, is het belangrijk om vast te stellen dat de studenten die naar onze bijeenkomsten kwamen niet model staan voor alle studenten. Toch denken wij dat zij een belangrijk signaal afgeven als ze zeggen dat ze hun kennis al tijdens hun studie willen inzetten voor het mede oplossen van maatschappelijke kwesties en niet pas als ze klaar zijn met hun studie. Een ander belangrijk punt om vast te stellen, is dat niet alleen studenten aangeven behoefte te hebben aan andersoortige competenties. Ook de docenten die we spreken, geven aan dat zij over andere competenties dienen te beschikken om studenten te begeleiden naar meer sociaal ondernemende competenties. 13
2.4
Wat zien wij voor ons
Wij zoeken naar mogelijkheden om studenten in staat te stellen om dergelijke competenties te verwerven in de context van hun studie, waarbij ze zowel studiepunten halen als maatschappelijke (meer)waarde creëren. Inspelen op maatschappelijke vraagstukken veronderstelt een zekere flexibiliteit van de kant van zowel de studenten als hun docenten. Je kunt je afvragen of de vakgerichte, curriculaire opbouw geschikt is om te dealen met de dynamiek in bijvoorbeeld het publieke domein? De vraag is of de strak georganiseerde onderwijscontext studenten optimaal in staat stelt om hun maatschappelijke (meer)waarde te ontdekken en te ontwikkelen vice a vi de behoeften en belangen van andere maatschappelijke stakeholders waar ze mee te maken krijgen?10. Wij denken dat het belangrijk is, dat onderwijsinstellingen hun maatschappelijke betrokkenheid door en via hun studenten en docenten onderdeel maken van de missie van de organisatie. En wel zo, dat de wijze waarop het onderwijs is ingericht maximale kansen biedt voor het verwerven van nieuwe, sociaal ondernemende competenties in en van de praktijk. Wij denken dat zo’n keuze ook gevolgen heeft voor de verantwoordingsystematiek, waarbij de school haar ‘ license to operate’ voor een deel ontleent aan de waarde die lokale stakeholders toekennen aan de ‘outcome’ van de maatschappelijke activiteiten van haar studenten en docenten. Het spreekt vanzelf dat de inhoudelijke kwaliteit van onderwijsprocessen, inhoud en toetsvormen van hoge kwaliteit is/blijft, ook al wordt het praktisch gezien anders georganiseerd. Blijft ons debat over hoe je zo’n onderwijsinstelling eigenlijk zou moeten duiden? We kiezen voor het idee van de school als maatschappelijke onderneming, omdat daarmee overeind blijft dat de financiering onverkort (en ongekort!) plaatsvindt vanuit publieke middelen. Ons inziens staat deze reguliere financieringsconstructie haaks op het idee van de school als sociale onderneming, omdat dat zou suggereren dat de school de inkomsten voor een groot deel uit de markt haalt. Onderwijsinstellingen als Knowmads (en haar voorloper KaosPilots.NL) en Team Academy hebben een privaat karakter en opereren buiten het kader van het formele onderwijssysteem. Onze reserves bij het predicaat ‘maatschappelijke onderneming’ zijn terug te voeren op de ervaringen ermee in de voorliggende periode. Waarbij publieke instellingen op afstand van de overheid werden geplaatst om zo onder andere tot grotere efficiency en effectiviteit te komen in de besteding van publieke middelen. Dit heeft onder andere tot een ongeëvenaarde schaalvergroting in het onderwijs gezorgd, waarbij instellingen steeds meer losgezongen raakten van hun lokale context, om van de excessen ten gevolge van de grote machtsconcentratie in de hand van bestuurders maar niet te spreken. En als we het predicaat maatschappelijke onderneming in relatie tot onderwijsinstellingen dan toch gebruiken, is dat omdat wij het idee van de maatschappelijke onderneming herdefiniëren juist door het breder te trekken dan de indeling in de ‘oude sectoren’ als onderwijs, gezondheidszorg en volkshuisvesting. We plaatsen het begrip maatschappelijke onderneming in de context van de
10
Vergelijk in dit verband ook de praktijken rondom regioleren in het groene onderwijs. http://www.groenkennisnet.nl/regioleren/Pages/achtergrondinformatie.aspx
14
‘nieuwe economie’ waarin ruimte is voor andere vormen van waardencreatie en -uitruil. Denk bijvoorbeeld aan de deel-economie. Wij zien de oude sectoren als te verkokerd om deze principes te incorporeren. En dat geldt mutatis mutandis ook voor de monodisciplinair ingestoken opleidingen als economie en welzijn die voortkomen uit en toe geleiden naar de oude sectoren. Onze verkenning en versnellingsagenda laten zien dat de specifieke kenmerken van sociaal ondernemerschap -zoals durf, passie en het vermogen om op ondernemende en co-creërende wijze nieuwe duurzame oplossingen te vinden voor oude problemen en zo impact te maken- nog onvoldoende aandacht krijgen in het huidige onderwijs. Onze verkenning laat ook zien dat jongeren als klant van het onderwijs zoeken naar nieuwe mogelijkheden om hun kennis maatschappelijk in te zetten zowel tijdens als na hun studie. Zij zijn gewend om zichzelf te vermarkten via de sociale media en zo nieuwe contacten te leggen. Ze zijn gewend om niet meer in termen van bezit te denken, maar in termen van ‘toegang tot’. Waar oudere generaties nog een omslag (hebben) moeten maken richting de idee van ‘glocalisering’, het einde van de verzorgingsstaat etc zijn de studenten van nu hiermee opgegroeid.. De school als maatschappelijke onderneming biedt ons inziens een natuurlijke context om de talenten en ‘mindset’ van jongeren leidend te laten zijn bij het (co-)creëren van nieuwe oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van zorg, welzijn, openbare leefruimte, milieu, voedsel, energie en niet in de laatste plaats het onderwijs zelf. Aan de jongeren die wij gesproken hebben in de context van de versnellingsagenda ligt het niet in ieder geval…. Wat nodig is, zijn mechanismen voor de school om haar missie te vertalen naar een ‘value case’ en nieuwe meervoudige business modellen, die ook uitdrukking kunnen geven aan maatschappelijke waarde(n). We bieden studenten van het se.studentlab tijdens de conferentie de ruimte om een door hen zelf ontwikkelde ‘value case’ voor de school als maatschappelijke onderneming te presenteren.
2.5
Conclusie
Met “de school als maatschappelijke onderneming” willen we de veelheid aan initiatieven die in allerlei verschillende geledingen van het onderwijs nu veelal projectmatig, incidenteel en aan de randen van organisaties plaatsvinden, plaatsen in een breder kader. De School als Maatschappelijke Onderneming is dan ook vooral bedoeld als een beeld, een stip op de horizon, een verlangen en een hoopvolle toekomst, waar partijen zich naar kunnen richten, aan kunnen spiegelen. Hoe de precieze ontwikkeling hiernaar toe in de individuele onderwijsinstellingen er uit zou kunnen zien, zeggen we hier dus niets over. Dat is namelijk afhankelijk van zoveel lokale en unieke factoren dat het geen zin zou hebben hierover uitspraken te doen. We hopen echter een groep te formeren van scholen of opleidingen die vanuit dit beeld met elkaar dit traject in willen stappen en dit samen vorm willen geven. Vanuit se.lab willen we daarvoor een platform bieden voor regelmatige uitwisseling en intervisie. Zodoende kunnen we die koplopers, die nu misschien het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan, een omgeving bieden waarin zij zich aan elkaar op kunnen trekken; en voor nieuwsgierigen is het een plek om gevoed te worden en wie weet alsnog aan te haken. 15
Bijlage 1: Eindverslag Spoor “Stadslandsbouw” Stadslandbouw is hot, zo hebben we tijdens beide, drukbezochte bijeenkomsten geconstateerd. De netwerk-analyse, die we samen met Annemarie Poorthuis tijden de eerste bijeenkomst uitvoerden, liet duidelijk zien hoe het onderwerp aan heel veel thema’s zoals wijkeconomie, groenbeheer, talentontwikkeling, en educatie kan raken. Maar tegelijkertijd zagen we dat het gesprek zich nu nog vaak op aparte beleidsthema’s afspeelt. En dat is jammer, want voedsel kan je juist goed integraal bekijken. De consumptie en productie van voedsel heeft verbindingen met regionale werkgelegenheid, met koopkracht en armoedebestrijding, met gezondheid en zorg, met het bevorderen van de betrokkenheid van burgers bij elkaar, bij hun buurt en de omgeving van de stad. Tijdens de netwerkanalyse hebben we op landelijk niveau enthousiasme opgehaald, maar verloren we de lokale doeners uit het oog. Om versnelling rond onderwijs, sociaal ondernemerschap en stadslandbouw te genereren, hebben we in de tweede stap daarom lokaal - in regio Den Haag – ingezet op het laten ontstaan van koppelingen tussen onderwijs en stadslandbouwers. Door het organiseren van een matchingsbijeenkomst – een soort markt – waarin we actief hebben gewerkt aan nieuwe verbindingen. Deze tweede bijeenkomst vond plaats op 30 september 2014. Een diverse groep mensen – stadsboeren, ondernemers, docenten, studenten, ambtenaren, welzijnswerkers – kwamen hier op af om gezamenlijk te onderzoeken en leren hoe eetbare initiatieven een grotere rol kunnen spelen in de stad als het gaat om maatschappelijke vraagstukken. Maar ook welke rol andere partijen -en dan het onderwijs in het bijzonder- daarin kunnen spelen. Versnellen moet lokaal gebeuren Omdat stadslandsbouw zich vooral lokaal afspeelt is het voor versnellen noodzakelijk om lokale verbanden tussen spelers te genereren. Dit gebeurt nu nog slechts sporadisch, bij toeval en ad hoc. Dat ligt niet aan onwil van de verschillende partijen, maar veel meer aan een onwetendheid van elkaars bestaan, aan het vinden van de juiste ingangen bij de instellingen en de tijd om deze verbindingen te leggen. De bijeenkomst die we op 30 september organiseerden, liet mooi zien hoe alle partijen interesse hebben in en baat kunnen hebben bij het regelmatig bij elkaar brengen van deze verschillende werelden. Om zowel in het onderwijs,, als in het werkveld versnelling te krijgen zou het dus goed zijn dat in steden waar men serieus met dit thema aan de slag wil gaan, er een speciale ‘match-maker’ is die deze versnelling aanjaagt. Deze moet gefascineerd zijn door het thema in brede zin, maar niet de institutionele last van de instellingen en de drukte van de initiatieven met zich mee brengen. Zijn of haar rol bestaat er in snelheid te genereren, terwijl hij of zij een lokaal netwerk van stakeholders weeft.
16
Het lokale opschalen Waar de praktijken zich lokaal afspelen, betekent dit tegelijkertijd niet dat alles lokaal moet blijven. Juist omdat stadslandbouw op zo veel plekken in het land de aandacht trekt en potentie heeft, is het goed als er uitwisseling plaatsvindt tussen verschillende gebieden. Dat kan dan gaan over kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen (wat hebben zij lokaal geleerd?), maar het kan ook gaan over hoe wordt je lokaal een maatschappelijke partner in het groen? (die dus ook kennis en expertise komt brengen). Tenslotte kunnen onderwijsinstellingen ook kijken of zij koppelingen tot stand kunnen brengen tussen gelijksoortige initiatieven. Dat hier de eerste bouwstenen voor beschikbaar zijn, blijkt wel uit de toenemende aandacht voor het fenomeen stadslandbouw binnen het onderwijs. Zo zien we in het groene en sociale beroepsonderwijs steeds meer aandacht komen voor het onderwerp, maar ook binnen CMV opleidingen komt er steeds meer aandacht voor sociaal en cultureel ondernemerschap met een groene insteek. Daar komen nog initiatieven bovenop als een recent opgestart samenwerkingsverband tussen 7 hogescholen in een zogenaamde Lectoratenkring Urban Food en Green, waarin ze de komende jaren het thema stadslandbouw intensief op willen pakken en het recent door Het Groene Brein gestarte onderzoek naar duurzame business modellen.
17
Bijlage 2 : Verslag spoor ‘de jongere als sociaal ondernemer’ De hoge jeugdwerkloosheid is de afgelopen jaren een belangrijk thema op de economische en sociale agenda van het land. En welke aanpak hierin het beste werkt..? Het inzetten van en op sociaal ondernemerschap als potentieel middel ontbreekt nog grotendeels in dit debat. Ook in de eerder door ons uitgevoerde Verkenning constateerden we dat er nog weinig (structurele) aandacht is voor sociaal ondernemerschap in zowel de sociale als economische opleidingen binnen het mbo, hbo en wo in Nederland. Het onderwijs mist hiermee grotendeels de aansluiting bij een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling die deels de arbeidsmarkt voor hun studenten bepaalt. Daarnaast zouden de ‘sociaal ondernemende’ competenties van jongeren wel eens het verschil kunnen maken in het verruimen van hun instapmogelijkheden op de krappe arbeidsmarkt. Reden om het spoor van ‘de jongere als sociaal ondernemer’ verder te exploreren in de versnellingsagenda ‘onderwijs en sociaal ondernemerschap’. Afbakening van het thema Begonnen is met een afbakening van het brede thema ‘jeugdwerkloosheid’ tot een focus op ‘de jongere als sociaal ondernemer’. Zie onderstaand schema voor de relatie tussen het onderwijs en sociale ondernemingen in de ontwikkeling van ‘de jongere als sociaal ondernemer’:
Op 10 februari 2014 hebben we een eerste Expert Meeting georganiseerd rond het thema ‘de jongere als sociaal ondernemer’. Hieraan namen ca 10 ‘sociaal ondernemerschap’ docenten uit hbo/wo-onderwijs deel en ca 20 sociaal ondernemers (so’s) die zich richten op jongeren. Centrale vragen tijdens deze Expert Meeting waren: Wat moeten jongeren hebben gezien/ervaren/beleefd/weten/kunnen als ze van het onderwijs komen om op een sociaal ondernemende manier aan een baan te (kunnen) komen? Hoe kunnen sociaal ondernemers mij hierbij helpen? (vraag aan het onderwijs) of Hoe kan het onderwijs mij hierbij helpen? (vraag aan sociaal ondernemers) Welke kennis of contacten hebben we nog meer nodig en waarom?
18
De belangrijkste bevindingen uit deze eerste Expert Meeting staan onderstaand samengevat: Jongeren zelf centraal stellen Je kwetsbaar durven opstellen als school/docent en als sociaal ondernemer Lange termijn commitment ipv kortstondige contacten tussen so’s en docenten Het vuur ontsteken bij jongeren voor sociaal ondernemerschap door studenten in de praktijk aan echte maatschappelijke opgaven te laten werken Veranderde arbeidsmarkt. Hoewel zeker niet elke student 'sociaal' ondernemer hoeft te worden, zijn 'sociaal' ondernemende competenties van steeds groter belang om zinvol te kunnen omgaan met snel wijzigende omstandigheden en in snel schakelende netwerken op de arbeidsmarkt. Wat heeft deze eerste Expert Meeting ons geleerd over ‘versnellen’? De docenten en sociaal ondernemers blijken een gedeelde visie te hebben, namelijk dat ‘onderwijs beter dient aan te sluiten op het werkveld en dat sociaal ondernemers dit werkveld kunnen bieden’, alsmede dat ‘de huidige markt vraagt om een combinatie van ondernemende en sociale doelstellingen’. Sociaal ondernemers en docenten zien dezelfde barrières als het gaat over de concrete invulling van samenwerking in het onderwijs hetgeen versnelling bemoeilijkt, namelijk: 1) het tekort aan competente docenten; 2) de lange loep binnen het onderwijssysteem; 3) de financiering; 4) de invloed van gemeenten, andere instellingen en fondsen op het sociaal ondernemerschap. Een ander resultaat van de eerste Expert Meeting waren de contouren van een competentieprofiel, van ‘de jongere als sociaal ondernemer’, opgesteld door docenten ‘sociaal ondernemerschap onderwijs’ en sociaal ondernemers die zich richten op jongeren. Sociaal ondernemende competenties volgens docenten en sociaal ondernemers Leren van ‘echte maatschappelijke opgaven’; Maatschappelijke impact & geld verdienen; ‘Sociaal ondernemende competenties’ van steeds groter belang voor omgang met veranderingen in de samenleving en snel schakelende netwerken op de arbeidsmarkt. Sociale vaardigheden: - Mensen- en zelfkennis - Empathie - Samenwerken en communiceren - Betrokken Professionele vaardigheden: - Onderzoekende houding - (commerciële) Slagkracht - Oplossingsgericht 19
Ondernemende vaardigheden: - Creativiteit - Adaptief vermogen: flexibiliteit en bewust zijn van complexiteit - Doorzettingsvermogen - Zelfreflectie: leren door te doen - Verantwoordelijkheidsgevoel: jezelf als business case zien - Lef: grenzen opzoeken, herkennen en durven te overschrijden
Maar bovenal: je passie vinden, volgen en risico durven nemen.
Tweede Expert Meeting ‘de jongere aan zet’ in mei 2014 is een tweede Expert Meeting met ca 15 jongeren die ervaring hebben opgedaan met sociaal ondernemerschap tijdens hun onderwijsperiode. Met deze jongeren hebben we besproken: Wat heb je geleerd? (welke sociaal-ondernemende competenties heb je ontwikkeld?) Wat was hierbij de bijdrage vanuit het onderwijs en vanuit sociaal ondernemers? Wat heb je gemist en welke adviezen heb je voor het onderwijs en voor sociaal ondernemers om sociaal-ondernemende competenties bij jongeren te bevorderen? Ook hieruit is weer een ‘competentieprofiel van de jongere als sociaal ondernemer’ voortgekomen. Dit profiel in integraal overgenomen in het hoofdstuk getiteld de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming. Verder hebben we gevraagd aan de studenten wat ze hebben gemist in de opleiding en welke adviezen ze hebben voor het onderwijs en voor sociaal ondernemers om sociaal-ondernemende competenties bij jongeren te stimuleren. Als gemis wordt met name het besef van de complexiteit en urgentie van sociale problematiek en inzicht in de snel veranderende samenleving, de praktijkervaring (het geleerde in de praktijk toepassen), goede docenten, gestimuleerd worden om risico’s te nemen (meten is weten is té leidend) en meer keuzevrijheid in het curriculum genoemd. Deze tekortkomingen kunnen dan ook als adviezen worden gezien om het huidige onderwijs in sociaal ondernemerschap te verbeteren. Ook een aantal algemene zaken als academische diepgang, interdisciplinaire samenwerking, groepsbeoordelingen en gebruik maken van netwerken en organisaties op het gebied van sociaal ondernemerschap worden hierbij benoemd. Belangrijkste advies is om een passende uitdaging voor de studenten te vinden, waarbij ze worden geprikkeld om uit hun ‘comfort zone ‘ te komen. Living labs waarin kan worden geëxperimenteerd en 10% vrije ondernemersruimte worden hierbij als innovatieve instrumenten voor sociaal ondernemerschap onderwijs genoemd.
Eindconclusie: de ‘change making potential’ van jongeren/studenten en follow up Uit de eerste Expert Meeting met docenten en sociaal ondernemers bleek al dat versnelling op het thema ‘onderwijs en sociaal ondernemerschap’ pas bereikt kan worden als de jongeren zelf hierin centraal worden gesteld. Dit besef werd nogmaals bevestigd tijdens de tweede Expert Meeting met 20
de studenten, die een van nature aanwezige passie toonden voor het bedenken van vernieuwende oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, waaronder leren en onderwijs op het vlak van sociaal ondernemerschap. Dit pleit voor een notie die verder reikt dan de student als doelgroep dan wel klant te zien van het onderwijs, maar voor het centraal stellen van het ‘change making potential’ van studenten in het kader van onderwijs en sociaal ondernemerschap en in de reframing van ‘de school als maatschappelijke onderneming’.
21
Bijlage 3: Verslag spoor ‘Krimp’ Een van de drie themagebieden was Krimp. Van meet af aan is de insteek van het versnellingsteam geweest om Krimp niet als probleem te zien maar als kans om tot geheel nieuwe oplossingen te komen vanuit de rol die onderwijsinstellingen in de regio kunnen spelen bij sociale innovatie door sociaal ondernemend gedrag bij hun studenten te stimuleren. We hebben een kleine selectie van docenten/onderzoekers van kennisinstellingen in Zeeland, Limburg en Friesland/Groningen via de sneeuwbalmethode benaderd om een indruk te krijgen of er overeenkomsten/verschillen zijn in hoe de respectievelijke docenten aan krimp gerelateerde problematieken definiëren en ‘framen’ en of daar verschillen in zijn per regio. Treffende overeenkomst was dat de geïnterviewde docenten wel een relatie legden met thema’s als burgerschap en burgerparticipatie en daar in hun onderwijs ook aandacht aan besteden, maar dat zij (toen nog) geen verbinding legden met sociaal ondernemerschap als thema. Uiteindelijk hebben we er om een mix van redenen voor gekozen om één regio te kiezen en samen met lokale stakeholders te werken aan de voorbereiding en uitvoering van een Expert Meeting over de rol en betekenis van sociaal ondernemerschapsonderwijs in de regio. Met hulp van ‘Ruimtevolk’ uit Arnhem (kennis en inspiratieplatform en netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling) zijn we in contact gekomen met het Graafschap College in Doetinchem. Het Graafschap College is als MBO instelling de enige kennisinstelling in de regio en heeft stimulering van regionaal ondernemerschap in haar missie opgenomen. Het voorbereidingsteam11 heeft een bijeenkomst georganiseerd voor de 26ste mei en stuurde daartoe uitnodigingen naar het CvB, docenten, studenten en vertegenwoordigers van de studentenraad, en sociaal ondernemers in de regio. Doel van de bijeenkomst was om te laten zien wat er al aan sociaal ondernemerschap gebeurt in de Achterhoek en hoe de sociaal ondernemers en het Graafschap College elkaar daarbij kunnen versterken. De meeting zelf is goed bezocht door alle hierboven genoemde in- en externe stakeholders, inclusief een ruime vertegenwoordiging van studenten. In een open space setting hebben we in twee ronden gewerkt aan het zoeken van antwoorden op de volgende drie vragen: Wat zie je aan veranderingen om je heen? Wat wil je en kun je daar zelf aan bijdragen? Wat/Wie is daarvoor nodig? Dit alles natuurlijk in relatie tot sociaal ondernemerschap. In de eerste ronde werden de vragen beantwoord vanuit het ‘student’perspectief. In de tweede ronde stond het ‘sociaal ondernemerperspectief’ centraal
11
Team bestond uit Tanja Abbas, Martin Spaans ,Mirjam Cents van het Graafschap College en Peter Linde van het versnellingsteam 22
Wat hebben we geleerd? De open space als setting is een goed hulpmiddel om de stem van studenten een plek te geven. We hebben geconstateerd dat de studenten nadat ze hun schroom hadden afgelegd vrijelijk hun ideeën, wensen en verwachtingen deelden met de aanwezige docenten en bestuurder en ondersteuners. De uitkomst van de gesprekken in vijf groepen, bestaande uit vertegenwoordigers van alle hiervoor genoemde stakeholders, is dat alle groepen onafhankelijk van elkaar het idee besproken hebben om meer gebruik te maken van de kracht van studenten binnen het Graafschap College en deze ook meer te verbinden om sociaal ondernemerschap vorm te geven binnen het college. Studenten ervaren een gebrek aan creativiteit en lef in het onderwijs. Dit vraagt ook om docenten die out of the box kunnen en durven denken en pleit voor meer regie van de student via eigen interesses. Het gegeven, dat studenten zo nadrukkelijk de lead namen tijdens de inhoudelijke bespreking van het thema, was voor alle aanwezigen een van de meest positieve uitkomsten van de bijeenkomst. Een van belangrijkste learnings was de rol die de docenten NIET lijken te kunnen of willen spelen. In de tweede ronde (waarin het perspectief van de sociaal ondernemer centraal stond) werd letterlijk als actiepunt ‘het wakker schudden van docenten’ genoemd. Docenten op hun beurt geven aan geen ruimte in hun taakstelling te hebben voor dit soort vernieuwingen. Toch blijkt dat dit een paar docenten er niet van weerhoudt om nieuwe inspirerende onderwijspraktijken te ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld de zorgcoöperatie de Bronckhorst, waar studenten en docenten van het Graafschap College met bewoners van Keijenborg werken aan ‘zorg voor elkaar’. Ook bij het ‘Borghuis’ in Doetinchem zijn studenten betrokken. Alle aanwezigen zijn het erover eens, dat deze koplopers en vernieuwers onder de docenten een prominenter platform binnen de school moeten krijgen om hun aanpak en kennis te verspreiden onder collega’s. In haar welkomstwoord gaf de voorzitster van het CvB aan sterk in te willen zetten op een belangrijkere rol van het Graafschap College als stakeholder in de regionale ontwikkeling. Docenten lijken dat signaal nog niet op te pakken. De aanwezige sociaal ondernemers staan zeer open voor samenwerking. Ze benadrukken dat het dan idealiter over langduriger commitment over en weer zou moeten gaan in plaats van een kortstondige relatie op projectbasis. De ervaring met de Expert Meeting bij het Graafschap College heeft laten zien dat kleinschalige, lokale interventies op basis van ‘the whole system in the room’ een krachtige versneller kunnen zijn voor het op gang brengen van gesprekken zowel binnen de school/onderwijsinstelling als ook met externe partijen over de rol die de school kan spelen bij ontwikkeling van de regio. Met name daar waar gaten vallen in het sociale domein door bezuinigingen of een terugtredende overheid kunnen studenten het verschil maken. Door hun creativiteit en ongebonden positie in te zetten voor het creëren van nieuwe sociaal ondernemende oplossingen. Bij de studenten die wij ontmoet hebben, leeft die wens in ieder geval sterk. En hetzelfde geldt voor de aanwezige sociaal ondernemers. De ervaringen in Doetinchem hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de notie dat het ‘reframen’ van de school als maatschappelijke onderneming een belangrijke voorwaarde is voor versnelling van de aandacht voor sociaal ondernemerschap in het onderwijs.
23
Bijlage 4: Programma Conferentie De school als maatschappelijke onderneming Eindconferentie Versnellingsagenda Onderwijs en Sociaal Ondernemerschap 15 januari 15.00 uur 19.00 uur, Den Haag, Ministerie BZK, op de 3e etage Op uitnodiging 15:00-15:15 uur
Inloop
15:15-15:20 uur
Opening en welkom door Peter Linde, versnellingsteam se.lab
15:20-15:30 uur
Learnings uit de versnellingsagenda door Kristel Logghe en Jeroen Boon, versnellingsteam se.lab Reframing ‘de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming’ door Maurice Specht, versnellingsteam se.lab
15:30-15:45 uur
Hoe past ‘de onderwijsinstelling als maatschappelijke onderneming’ in de bredere context van onderwijsvernieuwing? Wat kunnen we leren van koplopers op het gebied van duurzaam onderwijs? Door Antoine Heideveld, Het Groene Brein
15:45-16:15 uur
2-3 inspirerende praktijkvoorbeelden van onderwijsinstellingen als maatschappelijke onderneming
16:15-16:30 uur
Wat is de value case voor de school als maatschappelijke onderneming? Hoe denken studenten hier over? Hoe kunnen studenten bijdragen aan de ‘stip op de horizon?’ door Elena Bindels, Laura Hendricx, Coen van den Brand, Chris Schuchmann en Dominique Smeets van het se.students lab
16:30-16:45 uur
Vragen uit de zaal
16:45-17:30 uur
Interactie/inhoudelijke verdieping in groepen
17:30-17:45
Oogst uit de groepen
17:45-18:15 uur
Een nieuw begin… Reflectie op de dag en actiepunten voor de toekomst
18:15-19:00 uur
Mogelijkheid tot netwerken tijdens informele borrel met drankje en hapje
24