Verslag van het verhandelde in de vergadering van 6 november 1995
Voorzitter: dr J.A. van Kemenade Griffier: drs C.J.N. Versteden
ik de leden staande een ogenblik stilte in acht te nemen.
1. Opening van de vergadering Bij de opening van de vergadering zijn tegenwoordig 67 leden te weten: ir F.W. van den Berg, P.J.M. Poelmann, A.J.L. Bongers, E. Neef, A.H.M. Lauxtermann, ing C.H. Does, C. de Groot, drs C. Bozelie, S.W.M. Commandeur, mw mr Y.I. van Wagensveld-Drukker, mw P.M. op de Weegh, mw drs B.M. van Beijmavan Dam, mr H.M. Meijdam, mw drs A.R. Sastromedjo, H.B. Bruijn, drs Ph.G. de Lange, C. Kilinç, mw A.C. van den Berg-Voets, mw A.M. Dekker, P.J. Bruystens, J.L. Broeren, J.R.A. Nawijn, mw mr M.B. Tamis, mw. L.P. de Wit-de Rooij, drs H.S. de Boer, mw M.A.J. van MaastrichtThijssen, J.J. Schipper, mw M.H.A. Smeele-de Kok, B.J.A. Hakvoort, mw drs M.J.C. Heeremans, mw A.A.E. Goijert, mw drs J.C.M. Onstenk, mw J.M.M. van der Veen-van de Vliet, G.J.M.A. Le Belle, drs A.J. Smit, R.H. Hofwijks, dr C.H. Koetsier, mw A.W.J. Bruins-Brugman, H.W. Berkhout, M.A. de Jong, drs F.J.M. Lagas, drs C. Kruijmer, mw J.J. Smit-Boerma, drs J.H.J. Verburg, W. Elsthout, G. Franke, mw J.E.M. Berman, mw drs M.J. Sanders-ten Holte, mw D. Abbas, D. Gök, J.R.A. van den Broek, drs. J. Achterstraat, mw mr N. Klijn, K. Vroegindeweij, drs ir P.J. Overakker, drs J.R.A. Raasveld, J.P.J. Lagrand, mw drs M.A. Wildekamp, dr H. van Ruller, mw mr F.G. van Diepen-Oost, W.F.H. van der Paard, J.P.M. van Wijk, mw drs M.C. van Schendelen, F. Tielrooij, mr W.C.T.F. de Zeeuw, drs J.C. Nolthenius, drs R. van Wijk.
2. Vaststelling notulen van de vergadering van 2 oktober 1995 De notulen worden ongewijzigd vastgesteld.
Later is de presentielijst nog getekend door: P.A. Zoon, drs. C.H.J. ten Broek, mw drs H.J. Heemskerk-Nusselder, mw ir M. Koopman-Krijt, mw E.L. Declercq, mw mr N.A. Griffioen-Smit, G. Roos, dr K.A. Springer. Van de leden mw M.A.C. Karssen en mw E.P. van Gaalen-Haanstra is bericht ontvangen, dat zij niet aanwezig kunnen zijn. Voorts zijn afwezig gebleven de leden ir H. Pluckel en drs J.H.J. Zegering Hadders. De voorzitter: Alhoewel ik mij realiseer dat het in een vergadering van provinciale staten zeer uitzonderlijk is, wil ik, juist omdat wij vandaag vergaderen, deze vergadering niet eerder beginnen dan nadat wij een ogenblik hebben stilgestaan bij de schokkende gebeurtenis die in het weekeinde heeft plaatsgevonden in Israël. Vandaag zal premier Rabin worden begraven. Ter nagedachtenis aan hem verzoek 1
6 november 1995
3. Najaarsbericht 1995 met de daarbij behorende 2e begrotingswijziging, dienstjaar 1995 De voorzitter: Ik stel voor, dit agendapunt te behandelen na de algemene beschouwingen, waarin overigens ook op het Najaarsbericht kan worden ingegaan. De besluitvorming vindt echter afzonderlijk plaats. Daartoe wordt besloten. 4. Begrotingsbehandeling Aan de orde zijn de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1996 en het Najaarsbericht 1995 (zie bijlagen 60+, 60A en 72). De heer Poelmann (D66): Dit college begon onder het VVD-motto: daadkracht, durf en duidelijkheid. Wat komt daar nu van terecht? Ik moet toegeven, de lijsttrekker van de fractie van de Partij van de Arbeid doet zijn uiterste best, loyaal te zijn ten opzichte van de grote broer. De nieuwe milieugedeputeerde weet weg met het beleid van zijn voorganger, hij toont daadkracht. De nieuwe provinciale milieuverordening is een draak, verkondigt hij hier. De AVI-Alkmaar had achteraf niet gebouwd hoeven worden, zo zegt hij daar. De vervuilde bagger uit de sloten kan wel op de kant, zo meent hij ginder. En die raad voor Milieu en Water, nog maar net ingesteld, kan met de vuilnisman mee. Geen fraaie vertoning: de net opgestapte bestuurder krijgt er onophoudelijk van de nieuwe van langs, want die doet het allemaal beter. Wat zou Geert ervan vinden? En nu lees ik ook al dat deze gedeputeerde niet zal aarzelen, de ovens van de AVI-Alkmaar stil te leggen. Hoe gaat hij dat doen? Hij wil daadkracht, durf en duidelijkheid tonen. Voorzitter, maar wie betaalt daarvoor straks de rekening? Mevrouw Wildekamp is ook duidelijk. Zij teert eerst op het denkwerk van de burger Van Kemenade, en zegt dan dat zij daar niet van weet. Dat is nog eens durf. En verder weet zij ook daadkrachtig weg met het werk van haar voorgangster. Die nam de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een statenbreed gedragen beleid ten aanzien van de verzorgingstehuizen. Wildekamp zegt gewoon: "er worden 2200 plaatsen geschrapt en, dames en heren in de regio, u vult het zelf maar in, maar dat moet wel snel". Leuke vorm van decentralisatie, zij mogen zelf de klappen opvangen en de gedeputeerde oordeelt of ze dat met de goede wang hebben gedaan; hartstikke duidelijk. Hoe gaat het met de nieuwe leidende partij,
voorzitter, de VVD? De verkeersgedeputeerde heeft het druk; laatst hoorde ik dat hij zelf snelheidsbekeuringen uitdeelt. Mag hij dat? Ja of neen, het is in ieder geval daadkrachtig. Toch, misschien kan hij zijn daadkracht beter besteden aan zaken in zijn portefeuille waar hij echt zelf verantwoordelijk voor is, zoals de ontwikkeling van de N22, zodat de statencommissie hem niet weer terug hoeft te sturen. En hoe gaat het met de lijsttrekker? Dat die het druk zou krijgen, was te voorzien. Wij hebben hem gewaarschuwd voor het risico van besturen op de automatische piloot. En zie, nu moet hij zich bezighouden met het oplossen van financiële rampjes als de mislukte Groenfondsloterij en de Wimmenummerduinen, waarbij hij vergeten is, de juiste formulieren op tijd in te vullen. Heeft men het gezien in de memorie van antwoord? Eén vraag van ons bij de behandeling in de commissie, en het financiële risico is gestegen van 1 naar 3,2 mln.! En dan het streekplan Noord-Holland-Noord; vergeten op tijd in het Staatsblad te zetten, zodat dat ding weer ter visie moest worden gelegd. Hij schuift ook een deel van zijn werk door: 2 mln. niet begroot, wat toch de wettelijke taak van het college is; hij heeft het op het bord van de staten gelegd. Hebben die ook iets om zich druk over te maken; dan laten ze de rest van de begroting tenminste ongemoeid. Nieuwe efficiency? En dan de fractie van de VVD als geheel. Ik geloof dat ik in twee maanden van VVDfractiewoordvoerders wel vijf keer heb gehoord dat in een commissie nog geen standpunt kan worden ingenomen omdat dat nog niet in de fractie aan de orde is geweest. En meer dan eens valt de VVDfractie bij openbare provinciale bijeenkomsten op door afwezigheid of door een magere acte de présence. Collega Bongers, ik snap best dat het moeilijk werken is met 28 fractieleden, maar deze gang van zaken valt niet te rijmen met het dynamische, snelle en zakelijke imago waarmee uw partij zich graag toont, en is ook vervelend voor andere woordvoerders die naar een vergadering komen om daar serieus te debatteren, zeker met de grootste fractie in deze staten. Een verkiezingsoverwinning is mooi, maar uw ruime aanwezigheid in deze staten schept ook verplichtingen. Misschien kunt u iets met deze waarnemingen doen. Voorzitter! De vertegenwoordigers van het CDA geven geen aanleiding tot nadere beschouwingen; wij kenden ze al, ze doen het nog steeds zo, en Bob Verburg moet nog aantreden. Het gaat hier maar om wat eerste impressies, het college zit er pas een halfjaar. Wij houden de vinger aan de pols. Voorzitter! Eén opmerking aan het adres van de fractie van de Socialistische Partij. Wij zien mijnheer Van Wijk zelden, en als hij er is, zegt hij niks. Wij komen hem alleen tegen in de krant, met stoten onder de gordel naar deze staten, en met vragen die anderen elders al opbrachten. Dat heet populisme en dat vinden wij tamelijk onfris. 2
6 november 1995
Voorzitter! Wij hebben op 18 april jongstleden een redelijk, duurzaam, democratisch en helder D66 beloofd, met als leidende begrippen: een duurzaam milieu, een goed functionerende economie en een open en democratisch bestuur. Dat doen wij nu vanuit de oppositie. Vanuit deze achtergrond zal ik het hebben over efficiency van het bestuur, investeren in de toekomst, afval, bestuurlijke organisatie, duurzame energie, IJburg en IPO. Voorzitter! Het college wil efficiënt zijn en daar is veel voor te zeggen. Maar niet wanneer die efficiency ten koste gaat van het democratisch gehalte van het bestuur of van het milieubeleid. Zo keken wij verwonderd naar het voorstel, onlangs in het ROjaarverslag gedaan, om provinciale staten te binden aan in de statencommissie RO getrokken conclusies, waarmee naderhand wettelijk verplichte inspraak dus een wassen neus wordt. Zo waren wij onaangenaam verrast door het voorstel van de heer Van Kemenade, geheel overgenomen door het college, om het samenwerken in Wgr-constructies in en buiten het ROA-gebied in de komende jaren te intensiveren, in plaats van de ondoorzichtige lappendeken van regelingen op te ruimen en er direct democratisch bestuur voor in de plaats te stellen. En dan de milieugedeputeerde met zijn ongenuanceerde uitlatingen over de kersverse raad voor Milieu en Water. Efficiency is mooi, maar niet zo. Voorzitter! De provincie staat er financieel goed voor. Wij hoeven onszelf niet te verwijten dat het geld over de balk is gesmeten in de afgelopen jaren. Het weerstandsvermogen is ruim op peil, de saldireserve is veel hoger dan de norm die zo'n jaar of vier geleden voor deze reserve is gesteld. Betrekken wij daar het vermogen bij van de drie 100% provinciale bedrijven PEN, PWN en Afvalzorg, alsmede de UNA, het Provinciaal afvalstoffenfonds en de overafschrijving op de provinciale wegen, dan is de toestand riant. Illustratief in dit verband is dat Hen de Boer in de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer vorige week zo maar even 7,5 ton tevoorschijn toverde om toch maar nieuwe abri's langs de provinciale wegen te plaatsen. Je kan je afvragen of het eigenlijk wel zo goed is dat die reserves zo snel toenemen. Onze kas wordt direct en indirect gevuld met belastinggeld en tarieven. Het aanhouden van voldoende reserve is wijs beleid, het oppotten van geld waarvoor kennelijk geen goede bestemming kan worden gevonden, duidt of op gebrek aan plannen of op gebrekkige uitvoering van plannen. Hoe dan ook, de riante positie schept verplichtingen. Een ombuiging of een bezuiniging kan dezer dagen niet worden beargumenteerd met de redenering dat er geen geld is. Fractiegenoot Berkhout komt daar in zijn financiële beschouwing op terug. Een bijzondere omstandigheid in de komende jaren is het vermogen dat wij losmaken van de PEN. Eind dit jaar ontvangt de provincie van de PEN 125 mln. in de vorm van extra dividend, en daar komt in de jaren daarna nog eens 100 mln. bij. De fractie van D66 is van mening dat dit geld zichtbaar moet
worden gericht op investeringen in de toekomst van Noord-Holland. Het moet daarbij gaan om investeringen in economische ontwikkeling, in duurzaamheid en in kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij zou je kunnen denken aan: -het toegankelijk maken van de AVI-Alkmaar voor de aanvoer van afval per trein en schip, nu wij uit alle hoeken en gaten afval moeten zien te krijgen om dat ding rokende te houden; -een financiële participatie in de door de commissieAndriessen bepleite organisatievorm voor de ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied; -bevordering van de kennisinfrastructuur; -energiebesparingsprojecten; in Gelderland is men bezig met een exergie-project, dat moet leiden tot een 35%-besparing op de primaire energievraag in nieuwe woonwijken; -investeringen in de economische ontwikkeling van de Noordkop, samen met overheden en bedrijfsleven, met het Rijk en, als het even kan, met de Europese Commissie; -investeringen gericht op het opvangen van de gevolgen van de onvermijdelijke vergrijzing van onze provincie en -investeringen in plattelandsontwikkeling. Hetgeen het college voorstelt ten aanzien van het Provinciaal afvalstoffenfonds sluit op deze benadering aan. De fractie van D66 vraagt het college, op korte termijn een discussie met de staten aan te gaan over uitgangspunten en criteria voor de inzet van PEN- en PAF-gelden. Het ene fonds wordt gevoed door de afnemers van energie, het andere door de aanbieders van afval. Beide groepen betalen of hebben een prijs betaald voor een door de overheid geleverd produkt of geleverde dienst in de infrastructurele sfeer die hoger is dan de kostprijs. De provincie is verplicht om daarmee verantwoord en zinvol om te gaan. Voorzitter! Via de kranten kunnen wij allemaal meegenieten van de slag om het afval. Wisten wij ons er vroeger geen raad mee, thans gaat het erom hoe wij er genoeg van binnenhalen; tijden veranderen. Het principe blijft hetzelfde: alleen storten als het niet anders kan, dus nooit brandbaar afval naar de storthoop. Noord-Holland heeft met zijn twee splinternieuwe AVI's overcapaciteit. In NoordHolland wordt geen brandbaar afval meer gestort. "Een uitgeknepen citroen", zo noemde Friso de Zeeuw dat laatst. Een deel van onze provincie, 't Gooi, transporteert zijn afval naar Drenthe. In ZuidHolland wordt echter weer wel brandbaar afval gestort op de nieuwe stortplaats. Zuid-Holland wil dat niet leveren aan Noord-Holland. In Noord-Brabant en Limburg wordt er helemaal niet verbrand, maar alleen gestort; tegen veel lagere bedragen tarieven dan waartegen wij kunnen verbranden. Die twee provincies willen alleen leveren aan de Randstad wanneer men daar niet meer stort. En dat weigert Zuid-Holland. Hoe kom je hier uit? Het is niet van Zuid-Holland, Noord-Brabant en Limburg te verwachten dat zij vrijwillig zullen besluiten, hun 3
6 november 1995
afval duur in Noord-Holland te laten verbranden als zij het goedkoop in de eigen provincie kunnen storten, net zoals provincies het nooit eens kunnen worden over een herverdeling van het Provinciefonds. Die ontwikkeling is zeer strijdig met een goed milieubeleid. De afvalverwerking is door de slechte verdeling van de verbrandingscapaciteit de maat van de provincies ontgroeid. Er zal landelijk gestuurd moeten worden. Een tweede punt betreft de AVI-Alkmaar. Linksom of rechtsom, die pijpen moeten roken, niet door het terugdraaien van milieuvriendelijke preventie, scheiding en hergebruik, maar door aanvoer van verre; het is niet anders. Wat de fractie van D66 betreft, zo min mogelijk over de weg en zo veel mogelijk over het water en per trein. Wij pleiten al jaren voor een nuttiger gebruik van onze vaarwegen. Beide AVI's zijn aan vaarwegen gebouwd. Wij zien het als een taak voor de provincie om de gunstige ligging aan vaarwegen optimaal te benutten. De fractie van D66 stelt voor, de aanleg van een haven in de Boekelermeer nabij de AVI Alkmaar zo spoedig mogelijk te starten en vooruitlopend op de discussie over de PEN- en PAF-gelden een daadwerkelijke participatie in de realisering van dit project vanuit deze middelen in het vooruitzicht te stellen. Wij zullen daarvoor een voorstel indienen. Voorzitter! In het Beleidsplan lezen wij dat door het Amsterdamse referendum de stadsprovincie geen politieke realiteit meer is. Dat zien wij ook terug in de benadering van Van Kemenade, overgenomen door GS in hun gespreksnotitie over de bestuurlijke organisatie rond Amsterdam. De fractie van D66 is het daar mee eens. Wij vinden wel dat Van Kemenade in zijn oplossing voor de problemen de noodzaak van een directe democratische legitimatie van overheidsbestuur wegwimpelt. In zijn eigen notitie stelt hij dat nog met zoveel woorden; GS noemen het niet eens. Zelf heb ik de commissie Openbaar Bestuur van 9 oktober nog een gespreksnotitie aangereikt. Die notitie hebben alle statenleden ontvangen. Discussie erover heeft nauwelijks plaatsgevonden. De benadering in de commissie was: het is een notitie van de oppositie, dus weg ermee. Ik snap dat wel, voorzitter, maar het zou van klasse getuigen wanneer de coalitie op basis van argumenten met de oppositie debatteert. Ik merk in ieder geval dat de sympathie voor onze benadering groeit, zowel in het zuiden als in het noorden van de provincie. Vandaag ben ik graag bereid tot discussie over dit onderwerp. Ik roep het college wel met nadruk op, vanaf nu ook de rest van de provincie te betrekken in de discussie die de existentie van de provincie Noord-Holland als geheel aangaat. Voorzitter! Begin volgend jaar wordt er een besluit genomen over een belangrijk onderwerp van provinciale zorg: de toekomst van het IJmeer. Maar wij hebben hier ten principale niet meer over te beslissen. Het is aan de Amsterdamse gemeenteraad om de middelen op tafel te leggen om tot de aanleg van IJburg over te gaan. Wij hebben de aanleg van
IJburg immers mogelijk gemaakt in ons streekplan. Dat besluit van de Amsterdamse gemeenteraad kan onderwerp zijn van een referendum; voor Amsterdam, wel te verstaan. Als de Amsterdammers zelfs al voor een weilandje naar de stembus gaan, mag de kans groot worden genoemd dat dat voor IJburg ook zal gebeuren. Voor de tweede achtereenvolgende keer staat de rest van de provincie dan buitenspel bij een volksstemming over een zaak die voor een veel groter deel van de provincie dan Amsterdam relevant is. Kijk naar de directe gevolgen: de uitslag van zo'n referendum is namelijk van grote betekenis voor het provinciale beleid. Immers, wanneer de in IJburg voorziene 18.000 woningen wegvallen, zullen die elders gerealiseerd moeten worden. Hebben de bewoners van Amsterdam enig benul wat dat betekent? Hebben de bewoners van Noord-Holland enig benul wie met de gevolgen wordt opgescheept? Het zou een slechte zaak zijn wanneer de provincie passief langs de kant blijft staan, want het provinciale streekplan ligt bij een "neen" van Amsterdam aan flarden, voorzitter. Wat doen wij met dit dilemma? Zou het niet verstandig zijn, reeds nu de consequenties van het niet realiseren van IJburg in kaart te brengen, daar in de staten over te debatteren en in een concreet besluit vast te leggen hoe wij dat zien? Dit kan vervolgens worden ingebracht in de publieke discussie die straks ongetwijfeld losbrandt over IJburg. Dan weten alle bewoners van NoordHolland tenminste waar zij aan toe zijn, en weet de Amsterdamse burger waarover die stemt. Voorzitter! Ten aanzien van duurzame energie heeft de provincie met ons aller instemming getekend voor de planologische inpassing van 250 MW aan windenergie in het jaar 2000. Om een of andere reden kan de provincie maar niet besluiten tot concrete planologische reserveringen. Het is bekend dat op lokaal niveau nogal eens weerstand blijkt tegen de inrichting van locaties voor windmolens. Ik vind windmolens in het landschap ook niet mooi - hoewel anderen daar weer anders over denken - net zo min als ik de 10.000 hoogspanningsmasten in Nederland mooi vind. Maar die zijn wel gerealiseerd, want wij hebben ze nodig. Zo is het ook met de windenergie. Minister Wijers wil het aandeel duurzame energie verhogen van 2 naar 10%. Hij overweegt de stroombedrijven te verplichten, een groter aandeel te leveren aan het opwekken van groene stroom. Minister De Boer wijst in haar harde brief van 30 oktober jongstleden het verzoek van ons college af om de taakstelling terug te brengen naar 75 MW en constateert dat Noord-Holland de enige provincie is die niet heeft gekozen om via streekplannen tot een selectie van locaties te komen. En de fabrikanten van windmolens weten de molens steeds beter te maken. Voorzitter! Wij hebben wind in Noord-Holland. Laten wij daar gebruik van maken en laat NoordHolland niet langer een modderfiguur slaan. Wij moeten en wij kunnen de bestuursovereenkomst windenergie gewoon nakomen. De fractie van D66 pleit ook nu weer voor opstelling door de PEN dan 4
6 november 1995
wel haar rechtsopvolger van een flink vermogen aan windenergie in Noord-Holland. Wij zullen straks een motie indienen op dit punt. Dan is er het project biomassavergassing, waar Geert de Boer nog altijd de enthousiaste trekker van is. D66 vraagt het college, deze ontwikkeling met kracht te ondersteunen en de PEN in overweging te geven, voortrekker te blijven bij de totstandkoming van een operationele unit, wanneer het haalbaarheidsonderzoek gunstig wordt beoordeeld. Over groene stroom in de vorm van zonneenergie leggen wij gaarne een concreet voorstel aan u voor. Ook mevrouw Onstenk komt hier in haar beschouwingen over te spreken. De fractie van D66 steunt haar voorstel ter zake. Voorzitter! In december beslissen wij over de fusie van de PEN met een viertal andere distributiebedrijven. Over de zakelijke kanten komen wij nog uitgebreid te spreken. Hier wil ik het hebben over het energiebeleid. Tot aan de dag van vandaag hebben wij als staten de mogelijkheid, een energiebeleid vast te stellen en de PEN via onze positie als 100% aandeelhouder te vragen om de activiteiten op zich te nemen. De fractie van D66 is van mening dat de provincie een belangrijke stimulerende rol heeft in het uitzetten van een energiebeleid waar het om energiebesparing en de opwekking van "groene" energie gaat. Wij vragen het college, te bezien op welke wijze in de toekomst de rol van de provincie in dezen op een adequate wijze kan worden vervuld. Wij bevelen het college aan, het eertijds zo vermaarde projectbureau energie nieuw leven in te blazen. Daarnaast hebben wij met het ECN een centrum voor geavanceerde en hernieuwbare energiebronnen. De minister wil een dergelijk centrum oprichten, zo kondigde hij vorige week aan, maar wij dringen er bij het college op aan, de minister krachtig duidelijk te maken dat wij een dergelijk centrum al hebben. Vorige week vernamen wij dat het college het strategisch project Duurzame internationale concurrentiepositie heeft afgeblazen. Daarvoor in de plaats suggereren wij een ander strategisch project, waarbij de provincie perspectief biedt aan gezonde schone plattelandsontwikkeling en economisch agrarische bedrijfsvoering, geïntegreerd met natuur, milieu en energie. Dit project kost de provincie vooralsnog geen geld, want daartoe kan de 1,2 mln. worden aangewend die de provincie meer heeft binnen gekregen dan verwacht in het kader van de bijdrageregeling gebiedsgerichte milieubeleid. Voorzitter! De archeologie in Noord-Holland als archeologische proeftuin. Mijn fractie is echt enthousiast over het convenant dat het college binnenkort met de staatssecretaris gaat afsluiten. De provincie verplicht zich dan om bij grote ingrepen in het landschap te onderzoeken of zich waardevolle archeologische resten in de bodem bevinden. Dat mag je nog eens duurzaam noemen, conform het verdrag van Valetta tussen een aantal Europese lidstaten. Onlangs zijn in de Broekpolder archeologische
vondsten gedaan, resten van een Romeinse nederzetting. Wij vragen het college, in lijn met het nieuwe beleid, te voorkomen dat de resten van deze nederzetting verloren gaan vanwege de woningbouwplannen aldaar. De fractie van D66 meent dat het belang van die vondsten zwaarder weegt dan het belang van de gemeenten bij het realiseren van hun projecten. Voorzitter! Het Interprovinciaal overleg is een belangrijke speler geworden in bestuurlijk Nederland. Het was ooit een wat ingedutte club, voortreffelijk geëtaleerd, maar er is het nodige veranderd. Een dynamische directeur en een uitbreiding van het secretariaat hebben de slagkracht van het IPO vergroot en daarmee het imago van het instituut "provincie". Dat is een goede zaak, de eer daarvoor komt ook onze Frans Tielrooij toe.
gemaakt. En over ondersteuning naar ons als oppositie hebben wij niks te klagen, waarvan akte. De fractie van D66 zit er bovenop het komende jaar; redelijk, duurzaam, democratisch en helder. En, college, ik begrijp dat minister De Boer oproept, geen kerstkaarten te versturen dit jaar. Prima, voorzitter, laten wij het dan maar weer op een kerstpakket houden.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik ben daar verheugd over.
in aanmerking nemende, dat de afvalverwerking thans een provinciale aangelegenheid is;
De heer Poelmann (D66): Het IPO is belangrijk geworden. Dat heeft gevolgen voor onze staten, want het IPO gaat over meer dingen dan vroeger. De fractie van D66 is van mening dat het vast agenderen van IPO-zaken in statencommissies een stap in de goede richting is geweest. Maar democratische legitimatie staat hoog in ons vaandel. Wij vragen het college vaker dan nu het geval is, dus met regelmaat voorgenomen standpunten met betrekking tot IPOzaken in de plenaire statenvergadering aan de orde te stellen, zodat de staten het mandaat van het dagelijks bestuur kunnen inkleuren. Dat maakt het college sterker in de onderhandelingen en de kwaliteit van de besluitvorming in IPO-verband beter. In de commissie Openbaar Bestuur heb ik gemerkt dat de fracties van de VVD en van de PvdA deze gedachte ondersteunen; dat was even schrikken, maar wel leuk. Voorzitter! Hoe gaat het met de Randstadsamenwerking? Zojuist heb ik het gehad over het Randstad afvaloverleg. Dat was dus niks. En dan hadden wij op 20 oktober de Randstadcommissie over IPVR, over actualisatie VINEX en zo. De minister van VROM heeft de Randstadprovincies gevraagd, met een eigen, gezamenlijke, toekomstgerichte visie te komen. Binnenkort gaan de Randstadprovincies praten met de minister; samen, heb ik begrepen, maar wel ieder voor zich! Op deze manier laat het middenbestuur van de Randstad een geweldige kans voorbijgaan; verdeeldheid is zwakte. Neen, dan doen de vier grote steden dat in het algemeen beter. De fractie van D66 is daar heel teleurgesteld over. Wij dringen er bij het college op aan, alsnog te pogen, met een gezamenlijk standpunt te komen. Als enige partij brachten de D66-fracties op 20 oktober een gezamenlijk standpunt uit. Dat kan het college gewoon gebruiken, daar maken wij geen punt van. Tot slot. Voorzitter! Vanaf deze plaats past een groot compliment aan het ambtelijk apparaat dat bespreking van deze begroting weer mogelijk heeft
in aanmerking nemende, dat de verbrandingscapaciteit voor brandbaar afval in Noord-Holland groter is dan nodig voor de provincie zelf, in tegenstelling tot vele andere provincies in Nederland;
5
6 november 1995
De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een zestal moties van het lid de heer P.J.M. Poelmann c.s., luidende als volgt: Motie 60-1 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
overwegende, dat alleen met landelijke sturing kan worden bereikt dat milieu-onvriendelijk goedkoop storten van brandbaar afval in de ene provincie wordt beperkt ten faveure van milieuvriendelijk maar duurder verbranden van afval in de andere provincie; constateren, dat de afvalverwerking door de slechte verdeling van de verbrandingscapaciteit in Nederland de maat van de provincies is ontgroeid; bepleiten een directe landelijke sturing van de afvalstromen in Nederland teneinde te bereiken dat het niet kan voorkomen dat verbrandingscapaciteit in de ene provincie onbenut blijft terwijl in de andere provincie brandbaar afval wordt gestort; verzoeken het college, initiatieven terzake in de richting van het Rijk te nemen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) P.J.M. Poelmann (get.) H.W. Berkhout (get.) mw D. Abbas (get.) G.J.M.A. Le Belle Motie 60-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, in aanmerking nemende, dat de huidige ondercapaciteit voor de AVI in Alkmaar alleen kan worden opgelost met aanvoer van brandbaar afval van buiten de provincie;
van oordeel, dat het gewenst is dat die aanvoer zoveel mogelijk per schip geschiedt en zo min mogelijk over de weg; verzoeken het college, in samenwerking met de gemeente Alkmaar de planvorming voor de aanleg van een haven in de Boekelermeer nabij de AVI zo spoedig mogelijk te starten en een voorstel aan de staten voor te leggen voor participatie in de realisering van dit project vanuit de PEN- en PAFgelden,
bevelen daartoe aan een overleggroep te formeren die in nauwe samenwerking met gemeenten, Rijkswaterstaat, nutsbedrijven, landbouworganisaties, milieuverenigingen en "Vogelbescherming" de natuur- en milieumaatschappelijke haalbaarheid en werkgelegenheidsaspecten onderzoekt van dergelijke windparken, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) mw D. Abbas
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) P.J.M. Poelmann (get.) H.W. Berkhout (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw D. Abbas Motie 60-3 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, van mening, dat de provincie een belangrijke, stimulerende rol moet hebben in het uitzetten van een energiebeleid waar het gaat om energiebesparing en het opwekken van 'groene' energie; geven het college in overweging, daartoe een eigen projectbureau energie (PBE) nieuw leven in te blazen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) P.J.M. Poelmann (get.) mw D. Abbas
Motie 60-5 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de maatschappelijke en economische situatie noodzaken de in problemen verkerende agrarische sector, mede in het kader van de plattelandsvernieuwing, meer bestaansgrond te bieden; -dat zich hiervoor financiële ruimte aandient in de vorm van de (onverwachte) 1,2 mln. extra rijksuitkering in het kader van de Bijdrageregeling Gebiedsgericht Milieubeleid (BGM); besluiten, -gedeputeerde staten te verzoeken, samen met alle betrokkenen een nieuw strategie-proef "Project Perspectief Platteland" (PPP) uit te werken met een integrale aanpak van aspecten van landbouw, natuur, energie, milieu; -dit project te integreren in een gebiedsvisie voor plattelandsontwikkeling in WestFriesland/Noordkop,
Motie 60-4 en gaan over tot de orde van de dag. Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
(get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) P.J.M. Poelmann (get.) mw Y.I. van Wagensveld-Drukker
van oordeel, dat de provincie toekomstgerichte omschakeling op schone, duurzame energievoorziening wil bevorderen; Motie 60-6 in aanmerking nemende, de recente initiatieven van de minister van EZ inzake duurzame energie, de afwijzing van de minister van VROM op het verzoek van het college de bestuursovereenkomst windenergie te herzien en de snelle verbetering van de technische betrouwbaarheid en het economisch rendement van windmolens; nodigen het college uit, zich actief in te zetten om samen met gemeenten planologische ruimte te scheppen voor grootschalige windparken;
6
6 november 1995
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, er kennis van genomen hebbend, dat: -de minister van EZ een "Centrum voor geavanceerde en hernieuwbare energiebronnen" wil oprichten, "met taken vooral op het gebied van demonstratie en implementatie, zowel voor duurzame energie als voor milieuvriendelijke energieconversietechnologieën; -de minister als voorbeelden noemt: "zon-pv en de
benutting van biomassa of brandstofcellen"; van mening, dat het Energie-onderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten op die gebieden en op die van windenergie al een grote staat van dienst heeft en volop heeft meegewerkt en meewerkt aan implementatie van duurzame en milieuvriendelijke energietechnologieën; overwegende, dat het ECN daartoe nauw samenwerkt met TNO, nutsbedrijven, onderzoekinstellingen, Hogescholen (waaronder Haarlem en Alkmaar) en universiteiten, projectbureau Bouw-wijzer, Novem, producenten en keuringsinstituten als KEMA en CIWI; verzoeken het college, alles in het werk te stellen, de minister van EZ ervan te overtuigen dat het ECN bij uitstek het "Centrum voor geavanceerde en hernieuwbare energiebronnen" is, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) mw D. Abbas (get.) P.J.M. Poelmann Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik begin dit debat met een knipoog naar mijn vader, die 30, 40 jaar geleden als journalist de gang van zaken in de provincie trouw volgde. Hij was eerst actief lid van de KVP, maar in de laatste jaren van zijn leven GroenLinks-stemmer. Hij is vorig jaar overleden. Voorzitter! Uit onverwachte hoek lijkt de opvatting van GroenLinks dat Schiphol beter niet kan uitgroeien tot mainport, steun te krijgen. De fracties van het CDA en de PvdA in de Eerste Kamer twijfelen of de mega-luchthaven wel op die te kleine plek moet worden geperst. Hoewel mijn fractie er niet voor is dat de Eerste Kamer de politieke besluitvorming overdoet, zijn wij buitengewoon geïnteresseerd hoe dit verhaal afloopt. Misschien kan het verkeren en komt een deel van de luchthaven in zee terecht. Van GroenLinks kan men dan een voorstel tegemoet zien om een deel van het Noordzeestrand in ruil daarvoor naar het midden van het land te verplaatsen. Zo leveren wij ook nog een bijdrage aan het verminderen van het recreatie-verkeer. In het Beleidsplan dat wij eind augustus hebben gekregen, werden enkele onverwacht onaangename en suggestieve opmerkingen gemaakt over het provinciaal ambtenarenapparaat. De ambtenaren zouden de provincie naar hun hand zetten, hun eigen belang voorop stellen en zelfs tegenwerken. Gedeputeerde Lagrand, hierop aangesproken in de 7
6 november 1995
commissie, heeft zich hiervoor politiek al verontschuldigd. Het bevreemdt ons dat in de memorie van antwoord niet op deze zaak wordt teruggekomen. Voor GroenLinks is de kous daarmee niet af. De gewraakte tekst blijkt afkomstig uit het Sociaal jaarverslag over 1994 en maakt als zodanig nog altijd deel uit van de kennelijk negatieve visie van GS op het functioneren van hun personeel. Het zou van goed werkgeverschap getuigen wanneer deze visie tegenover het personeel wordt onderbouwd. Lukt dat niet, dan graag excuses aan de ambtenaren en de toezegging dat de boude stellingen uit Beleidsplan en jaarverslag worden verwijderd. Er wordt in het Beleidsplan gesproken van een "forse cultuuromslag" en een "fundamenteel ander organisatiemodel" voor de provincie. In de memorie van antwoord benadrukken GS nog eens de grote veranderingen waar wij voor staan. Iedereen weet natuurlijk hoe veranderingsgezind GroenLinks is, maar wij zullen ons verzetten tegen een benadering van de overheid als een soort servicestation waar iedereen snel een vergunninkje of subsidietje kan regelen en waar je verder niet veel van te vrezen hebt op het gebied van regelgeving, toezicht en inspectie. Ook met het verder afstoten van overheidstaken moeten wij voorzichtig zijn. Wat men denkt te besparen, kan later als een boemerang terugkomen. Denk aan het wegvallen van het toezicht op de tram in de grote stad. De conducteur moest weer terugkomen om vandalisme en zwartrijden tegen te gaan. De door het college voorgestelde bezuiniging op het toezicht op de kwaliteit van het zwemwater valt ook in die categorie; niet doen. Een kleine en effectievere overheid, deregulering? Wij met onze stokpaarden zullen de laatsten zijn om anderen het recht op hún rijdier te ontzeggen. Maar voor een kleine overheid als doel op zichzelf krijgt men ons niet mee. Nu maar hopen dat de CDA-fractie straks niet met een voorstel komt, GS uit te breiden met een gedeputeerde voor het gezin. Het college vraagt ons op de vrouw af wat wij van de provincie willen maken. Ik wil voor een vrijwel geheel vernieuwde fractie een wel héél ouderwets begrip van stal halen: "solidariteit"! Solidariteit, duurzaamheid en een versterking van de democratie, dát zijn de kerntaken die de fractie van GroenLinks zich stelt en de provincie kan daar binnen haar mogelijkheden aan bijdragen. De provincie moet net als de Zaanse kruidenier ook op de "kleintjes" blijven letten. Stimuleringstaken richten op groepen die tussen de wal en het schip zijn geraakt. Niet voornamelijk gaan plannen en bouwen voor mensen met geld, niet in de eerste plaats werk helpen scheppen voor mensen met succes. Volgen wij het college niet in zijn eigen gedachtengang als wij stellen dat "geslaagden" het minst van allen de bemoeienis van de overheid nodig hebben? De fractie van GroenLinks volgt kritisch de veranderingen in het provinciale zorgbeleid. Voor twee onderwerpen vragen wij nu reeds de bijzondere aandacht van het college. Ten eerste is dat de positie
van migranten-ouderen. Veel migranten kampen met het dilemma dat zij enerzijds oud willen worden in hun land van herkomst en anderzijds gebonden zijn aan Nederland door kinderen en kleinkinderen. Teruggaan naar het land van herkomst betekent een financieel onzekere toekomst, en hier blijven; heimwee. Uiteindelijk kiest het grootste deel voor de (klein)kinderen en voor een beter verzorgde oude dag in Nederland. Deze keuze heeft een aantal consequenties. Een actief provinciaal beleid is nodig. GroenLinks-fractielid Edmé Declerq heeft een notitie geschreven waarin dieper op de problematiek wordt ingegaan en voorstellen worden gedaan. Voor de begroting 1996 volstaan wij met het indienen van een motie waarin GS wordt gevraagd, zich in te spannen voor deze groep. Een volgend onderwerp betreft de stimulering van de zorgvernieuwing. Op het ogenblik zien wij dat een aantal goede projecten wordt afgewezen omdat de geldpot leeg is. Juist in deze tijd van bezuinigingen en veranderingen moeten vernieuwende projecten een kans krijgen. Wij stellen daarom een verhoging voor. Er heerst bij velen in dit huis een heilig geloof in de zegeningen van de markt. De overheid zou zich afzijdig moeten houden, is de gedachte. Maar Rijk, Europese Unie, provincie en gemeenten moeten wel miljarden op tafel leggen voor bodemsanering, herstructurering bedrijfsterreinen, lastenverlichting, masterplannen, infrastructuur en ander voorwaardenscheppend beleid. Hoezo afzijdig? De fractie van GroenLinks is ervoor dat de verschillende overheden investeren in de economie, natuurlijk. Maar het zijn geen blanco cheques die de overheid mag uitschrijven. Voor de faciliterende rol van de overheid willen wij een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor mens, natuur en milieu terugzien bij het bedrijfsleven. Tegen deze achtergrond moet het verzoek gezien worden dat de fractie van GroenLinks in de commissie EZ en Werkgelegenheid heeft gedaan om ons, heel zakelijk, voor te rekenen tot hoeveel arbeidsplaatsen de inspanningen van de provincie ongeveer hebben geleid. Die vraag is ons ernst. In de memorie van antwoord wordt op ons verzoek niet ingegaan. Daarom graag nu een toezegging van GS, de staten het gevraagde inzicht in het sociaal rendement te verschaffen. Ik houd een motie achter de hand. De mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdienen onze extra steun en aandacht. Met het "veelzijdig personeelsbeleid" is de provincie in onze ogen op de goede weg. Wij zullen creatief moeten zijn om werkgelegenheid te bevorderen, want met economische groei alleen kom je er niet. De groei van het aantal banen blijft achter bij de vraag; tegenover nieuwe, vaak kleinere banen staat een grote uitstoot van arbeid en uitstekende omzetcijfers bij grote bedrijven verhinderen niet dat vele mensen er hun werk verliezen. Het is in onze ogen niet verantwoord, je te verlaten op "banenmotoren". Het is realistisch om te stellen dat wij in de toekomst naar een ander arbeidsbestel moeten streven. Daarin zal 8
6 november 1995
bijvoorbeeld korter worden gewerkt om meer mensen kans op werk te geven. De provincie kan daar, heel in het klein, op vooruitlopen door in het eigen apparaat alleen nog banen voor 32 uur aan te bieden en de garantie te geven dat de vrijgekomen uren in nieuwe banen worden omgezet. Voor de fractie van GroenLinks komt overigens, als het om investeren in werk gaat, uitdrukkelijk ook de collectieve sector in beeld. Te vaak leggen milieu en natuur het loodje als de belangen van de economie het vereisen. Cijfers over economische groei zouden er heel anders uitzien wanneer milieuschade verrekend zou worden in het BNP en doorberekend in de produktprijs. Wij zullen ontwikkelingsplannen zoals IJmond IJzersterk, het Masterplan ANZKG en de Noordkop onder meer moeten toetsen op het erbij betrekken van economie, natuur èn milieu. Ook het op elkaar afstemmen van RO, milieu en water in één ontwikkelingsvisie is een goede zaak. Die moet er niet alleen toe dienen, op korte termijn oplossingen te bieden voor de verdeling van de schaarse ruimte. Op de lange termijn moeten wij hier eveneens het evenwicht zien te bewaren. 100.000 Woningen in Noord-Holland in de nabije toekomst laten zich nauwelijks denken binnen milieugrenzen, laat staan 270.000. Er zullen oplossingen moeten komen als verdichting, woonruimteverdeling, aanpasbaar bouwen en onder voorwaarden bouwen in het water. GroenLinks wil de komende jaren actief meedenken om oplossingen voor deze kwesties te vinden. De provincie moet de middelen die ze heeft, aanwenden om de mening van koop- en huurwoningen in voldoende mate te realiseren. Om sociale woningbouw betaalbaar te houden, moet bovendien opgetreden worden tegen grondspeculatie. Wij blijven wijzen op de noodzaak van aanpasbaar bouwen, hetgeen wat anders is dan het bouwen van aangepaste woningen. Voor 1995 is naast de ¦ 800.000 uit de stimuleringsregeling ouderenhuisvesting een bedrag van 4 mln. toegevoegd; helaas eenmalig. Wij gaan ervan uit dat het nu voorziene bedrag van 1.5 mln. wel structureel is. Graag de reactie van het college. Het is onze mening dat het vele werk dat voortkomt uit de bouwplannen over zoveel mogelijk mensen moet worden verdeeld. Laat IJburg een banenbaai worden waar nu al op wordt geanticipeerd door meiden en jongens voor 32-uursbanen in de bouw op te leiden. De provincie heeft de afgelopen jaren een mooi milieubeleid uitgestippeld. Wat telt, zijn de resultaten. De fractie van GroenLinks wenst zich niet op voorhand neer te leggen bij het voorstel, ons te beperken tot de uitvoering van bestaand beleid. Met alle milieukennis die wij ambtelijk in huis hebben, moet de provincie meer doen. Maar zelfs als wij ons zouden beperken tot het bestaande beleid, zien wij op een aantal punten dat het college terugvalt achter eerder ingenomen stellingen. Neem het Klimaatverbond. Noord-Holland heeft zich als eerste
van zes provincies aangesloten bij het Klimaatverbond dat onder meer tot doel heeft, de uitstoot van broeikasgassen en de verzuring drastisch te verminderen. Op grond daarvan heeft het college destijds als doel gesteld, de CO2-uitstoot in 2000 met 5% te verminderen ten opzichte van de hoeveelheid die in 1991 werd uitgehoest. Dat dreigen wij niet te halen. Hetzelfde geldt voor het verminderen van de verzuring. Wij nodigen het college uit, met aanvullende maatregelen alsnog te zorgen voor een CO2-reductie van 5% in 2000, onder meer door in overleg met het Rijk een maximumsnelheid van 100 km/u op snelwegen door te voeren. En neem de windenergie; de fractie van D66 heeft het college daarover al onderhouden. Wij zijn verheugd dat in de commissie vrijwel statenbrede steun was voor handhaven van de doelstelling van 250 MW aan "windstroom" op te wekken in NoordHolland in 2000. Wat hebben mensen trouwens tegen windmolens? Historische exemplaren worden met monumentsubsidie draaiende gehouden en trekken bussenvol toeristen. Als het met de windenergie niet lukt, komen andere opties voor duurzame energiebronnen meer in het vizier, zeggen GS. Mede gezien de enorme nieuwbouwproduktie die in Noord-Holland plaatsvindt, moet zo snel mogelijk duidelijk worden of resultaten van experimenten met bijvoorbeeld zonne-panelen zich lenen om op grote schaal te worden toegepast. Het tempo waarin kleinschalige projecten rond emissieloze woningen, verschillende systemen van warmtekracht-koppeling, zonne- en windenergie tot voorstellen leiden voor grootschalige toepassing, is nu te laag. De evaluatie van het milieubeleid van de afgelopen periode laat zien dat het toenemend wegverkeer een hardnekkig milieuprobleem veroorzaakt en dat beperkende maatregelen als een stringent parkeer- en locatiebeleid en financiële prikkels niet van de grond komen. Van de ambities die eerst naar voren kwamen in het standpunt van de provincie, vinden wij weinig meer terug. De automobilist krijgt zelfs nog een douceurtje met het voorstel van het college om de voorgenomen verhoging van de opcenten met 0,7% te laten vervallen. Dat is het paard achter de auto spannen. Hiermee kan de fractie van GroenLinks niet akkoord gaan. In de commissie Milieu, Water en Energie hebben meerdere partijen erop aangedrongen, de milieu-aspecten van de portefeuille wegen, verkeer en vervoer in de jaarlijkse uitvoeringsplannen van het milieubeleid op te nemen. Graag hoor ik voor de notulen van deze plenaire staten de "integrale reactie" van de verantwoordelijke gedeputeerden. Grote zorgen baart ons de grote verontreiniging van het oppervlaktewater door chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Het is een angstige ontwikkeling dat koeien - vermoedelijk via deze vervuiling - er al dood bij neervallen. Uitvoering van het bollenconvenant en handhaving van de regels voor mest en chemische bestrijdingsmiddelen 9
6 november 1995
verdienen een prominentere plaats in het milieubeleid voor 1996; niet alleen vanwege de milieubelasting, maar ook vanwege de oplopende kosten van waterzuivering en drinkwaterproduktie voor de burger. De invoering van de zogenoemde ingezetenenomslag voor de waterschapsbelasting heeft veel mensen met lagere inkomens opgeschrikt. De informatie over de achtergrond van deze belasting en het kwijtscheldingsbeleid schiet tekort. Verbetering is gewenst. Noord-Holland heeft er een afvalprobleem bij: hoe krijgen wij de nieuwe verbrandingsovens in Amsterdam en Alkmaar vol? Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de burgers en bedrijven die zo keurig hun afval scheiden of hergebruiken straks de rekening krijgen gepresenteerd van dure leegstand. Dat is stank voor dank en zal ertoe kunnen leiden dat mensen hun afval weer ongescheiden in één bak kieperen, omdat dat goedkoper is. Voor volgend jaar is een tijdelijke oplossing gevonden in de verevening met de zuidelijke provincies, die daar overigens flink voor moeten betalen. Maar wie moeten wij in de jaren na 1996 aanspreken op de kosten van de overcapaciteit in Alkmaar? De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat de belangen van landbouw en natuur niet tegenover elkaar moeten worden gesteld. Beide sectoren zijn een heel eind gevorderd op weg naar een geïntegreerd beleid, hetgeen positief te waarderen is. Positief is ook dat de provincie milieuvriendelijk produceren in land- en tuinbouw wil bevorderen. Een groot probleem voor biologische produkten is de organisatie van de afzet. De provincie kan daaraan een 'bietje' bijdragen door in haar eigen restaurants een pakket biologische produkten op te nemen. Veel van wat nu in de marge, als experiment plaatsvindt, moet wat de fractie van GroenLinks betreft, mainstream worden. Duurzame land- en tuinbouw, duurzaam bouwen, duurzame energieproduktie: ze moeten van dure hartstocht van de enkeling het hart van de gehele provincie veroveren. Mobiliteit is realiteit en een groot goed dat ieder gegund moet worden. De toegankelijkheid van vervoersmogelijkheden, zowel qua prijs als aanbod, moeten daarom voor ieder zo optimaal mogelijk zijn. Omwille van de bereikbaarheid en het milieu dringt de fractie van GroenLinks evenwel aan op een forse cultuuromslag wat de middelen betreft waarmee wij ons (laten) vervoeren: het gebruik van de auto moet worden teruggedrongen ten gunste van het openbaar en collectief vervoer, fiets en vervoer over water. Cijfers wijzen uit dat het met de verhouding auto/openbaar vervoer helemaal de verkeerde kant uitgaat. Nu een stap terug doen in het pakket aan maatregelen om het autogebruik financieel of anderszins te ontmoedigen, is om economische en milieuredenen niet verantwoord. Met vervoersmanagement lijkt een goed instrument ontwikkeld te worden om door efficiënter gebruik van
de wegen de aanleg van nieuwe wegen te voorkomen. En zo zijn er vele middelen die vooral in combinatie effectief zijn. Als het college maar wil! De aanleg van nieuwe wegen, zoals de N22, die een verkeersaantrekkende werking hebben, mensen uit openbaar vervoersvoorzieningen wegzuigen of waarvoor alternatieven bestaan, zal door de fractie van GroenLinks niet worden gesteund. Wij zijn verheugd met de toezegging van GS dat de verordening stimulering openbaar vervoer gehandhaafd wordt, al is het kinderachtig om dat ten koste te laten gaan van alternatief collectief vervoer. De NS hebben dit jaar station Hilversum uit het intercity-net genomen met een slechtere bediening van deze stad tot gevolg. Het is ook van provinciaal belang dat Hilversum goed per openbaar vervoer bereikbaar blijft. Wij vragen GS bij motie, alles in het werk te stellen om deze verslechtering ongedaan te maken. Wat het transport over water betreft: de vuilverbranding te Alkmaar ontbeert behalve voldoende vuil, ook een aansluiting op het railnet, maar ligt wel langs het Noordhollands kanaal. Daar ligt een milieuvriendelijk alternatief voor het transport over de weg. Een dezer dagen zullen wij in de staten praten over de ondertekening van een convenant tussen Rijk, provincies en gemeenten over de decentralisatie van vervoerstaken naar de provincie. Als het goed is, zal de provincie per 1 januari 1997 de regie krijgen over het stads- en streekvervoer. Wij verheugen ons erop dat wij zullen kunnen bijdragen aan verbeteringen in de dienstverlening, de aansluiting op stads- en railvervoer en het rijden met schonere bussen. Het veronderstelt wel dat de provincie financiële armslag heeft om die verbeteringen door te voeren. De bezuinigingen op het streekvervoer die het Rijk nog voor de decentralisatie wil doorvoeren, moeten dan ook achterwege blijven. Wij vragen het college, hier in Den Haag een stokje voor te steken. In oktober 1993 hebben provinciale staten besloten, emancipatie tot kerntaak te verheffen. Toch hangt de kerntaak nu al aan een zijden draadje. GS hebben bepaald geen warme band met dit onderwerp. Steun voor vrouwenhulpverlening, zelforganisaties en dergelijke wordt afgebouwd. Als stok om de hond te slaan, bedacht men de onderuitputting van de emancipatiepotjes. Maar zelfs nu die stok onschadelijk is gemaakt, wordt de bezuinigingstaakstelling van ¦ 250.000 alvast gehandhaafd. Wij willen zonder deze taakstelling discussiëren over de kerntaak. Wij willen dat de provincie met haar voorwaardenscheppend beleid doorgaat. Zij stelt daarmee burgers en maatschappelijke organisaties in staat, ongelijkheid, discriminatie en achterstanden tegen te gaan. De fractie van GroenLinks-Noord-Holland is op haar beurt bereid, in dit kader zendtijd ter beschikking te stellen aan boerinnen. Wij willen bovendien samen met anderen een daad stellen die zowel de participerende emancipatie van vrouwen als de 10
6 november 1995
democratie dient. Het provinciaal beleid ten aanzien van kunst en cultuur kan in het algemeen onze instemming hebben. Het is vernieuwend. Wij ondersteunen experimentele kunstuitingen. Door educatieve programma's moeten zo veel mogelijk mensen met uitingen van moderne kunst kennis kunnen maken. Wij vinden dat de toegankelijkheid van kunst voor een breed publiek aandacht verdient. Wat de Cultuurnota 1997-2000 betreft, dringen wij erop aan, een invulling te geven aan het feit dat onze samenleving een multicultureel karakter heeft gekregen. Al meer dan twee decennia woedt het debat over bestuurlijke herindeling voort, deze maanden vooral achter de schermen. Ook de fractie van GroenLinks bezint zich intern op de vraag: wat nu? Een van de zaken waar wij ons sterk voor maken, welke variant van herindeling ook uit de bus rolt, is de uitbreiding van het kiesrecht voor migranten. Indien voorlopig wordt teruggegrepen op de Wgr, dient het om uitvoerende bovenlokale taken te gaan en blijft de democratische controle bij de gemeenten. Het bestuur is in beweging, zoveel is duidelijk. Het gaat de fractie van GroenLinks vooralsnog te ver om van bestuurlijke vernieuwing te spreken. Wij constateren dat "het bestuurlijk vernieuwen" z'n eigen dynamiek heeft gekregen en de link met de samenleving kwijtraakt. "Vernieuwen" is verworden tot een naar binnen gericht strategieproces, dat is gereduceerd tot schrappen in het takenpakket van de provincie. Fractiegenoot Dogan Gök schrijft momenteel een notitie over dit onderwerp en komt binnenkort met voorstellen. Het college hoort nog van ons! De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een achttal moties van het lid mevrouw drs J.C.M. Onstenk c.s., luidende als volgt: Motie 60-7 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat korter werken met herbezetting van vrijgekomen uren een van de instrumenten is om werk te scheppen, -dat de provincie zich in het verleden heeft voorgenomen vacatures als 32-uur banen aan te bieden, maar dat dit voornemen tot nu toe tot weinig extra werk heeft geleid, -dat de provincie arbeidsmarktpolitiek niet aan de markt hoeft over te laten maar zelf in het bestrijden van de werkloosheid het goede voorbeeld kan en moet geven;
verzoeken GS, -ten spoedigste te onderzoeken tot hoeveel extra (deeltijd) arbeidsplaatsen vrijwillige arbeidsduurverkorting van de provinciale ambtenaren kan leiden indien gegarandeerd wordt dat mensen "inleveren voor werk", -vooruitlopend op de landelijke plannen voor een wet op de loopbaanonderbreking te inventariseren tot hoeveel werkgelegenheid dit vermoedelijk bij de provincie zal leiden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) C. Bozelie (get.) J.R.A. van den Broek (get.) C.H. Koetsier Motie 60-8 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de discussie inzake de begroting voor 1996; overwegende dat: -de provincie een centrale rol speelt in het ouderenbeleid in zijn algemeen en daarbij een belangrijke sturende functie heeft t.a.v. de stelselherziening; -aan deze ontwikkeling de snelle groei van het aantal migranten-ouderen parallel loopt; -migranten-ouderen kampen met specifieke problemen op het gebied van wonen en zorg die voortvloeien uit taal- en cultuurbarrières die onder meer een gebrek aan voorlichting met zich meebrengen; -de provincie de instrumenten en netwerken heeft om als een spin in het web een adequaat en integraal pakket aan maatregelen op te stellen, die ertoe leiden dat de specifieke problemen van oudere migranten worden aangepakt; -de signalen uit het veld, zowel van de kant van zelforganisaties van (migranten)ouderen als van de kant van zorgaanbieders, om voor deze doelgroep een specifiek beleid te voeren, steeds luider klinken; vragen het college de bereidheid uit te spreken om: 1.met PS op korte termijn een discussie te voeren over de specifieke problemen van migrantenouderen; 2.met PS, zorgaanbieders, gemeentes en zelforganisaties van (migranten)ouderen na te denken over een integrale aanpak van de woon- en zorgvraagstukken voor migranten-ouderen; nog meer dan nu gebeurt; 3.op basis van deze discussie te zoeken naar benodigde middelen;
(get.) mw E.L. Declercq (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) mw M.A.J. van Maastricht-Thijssen (get.) A.H.M. Lauxtermann Motie 60-9 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat de provincie Noord-Holland sinds 1992 lid is van het Klimaatverbond, waar behalve NoordHolland vijf andere provincies en ruim honderd Nederlandse gemeenten bij zijn aangesloten, -dat het Klimaatverbond zich onder andere ten doel stelt om de oorzaken van het broeikaseffect te verminderen door de CO2-uitstoot voor het jaar 2010 te halveren, -dat Noord-Holland heeft getekend voor een CO2reductie van 5% in het jaar 2000 t.o.v. de uitstoot in 1991, -dat de CO2-uitstoot momenteel in het hele land toein plaats van afneemt, ook in onze provincie; gezien -het streven van GS, in het milieubeleid de komende jaren sterk de nadruk te leggen op de uitvoering van bestaand beleid; -de noodzaak om de inspanningen op het gebied van de vermindering van CO2-uitstoot te verhogen; nodigen GS uit, -te komen met extra maatregelen op het terrein van energie- en verkeersbeleid die moeten zorgdragen voor uitvoering van het beleidsvoornemen om te komen tot een CO2-reductie van 5% in 2000 in Noord-Holland (b.v. stimulering schonere bussen); -in overleg met het Rijk te komen tot invoering van een maximumsnelheid van 100 km/u op snelwegen in de provincie, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) H.W. Berkhout (get.) mw E.L. Declercq Motie 60-10 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996;
en gaan over tot de orde van de dag. overwegende, 11
6 november 1995
-dat beperking van energiegebruik en energiebesparing de kortste weg is naar duurzaamheid; -dat zonne-energie voorts een van de schonere bronnen is die kunnen bijdragen aan een duurzame energievoorziening; -dat tal van experimenten met zonne-energie in de provincie tot waardevolle resultaten hebben geleid en tot toepassing van zonne-energie op grotere schaal (zongericht bouwen, zonneboilers); -dat de stroomopwekking middels zonne-panelen evenwel in kleinschalige experimenten blijft steken; -dat het enorme woningbouwprogramma in de provincie voor de komende decennia een uitgelezen kans biedt om ook zonne-panelen technisch verder te ontwikkelen en op grote schaal af te zetten;
heeft uitgesproken voor een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid op dit gebied; nodigen GS uit, -bij de Noordhollandse waterschappen aan te dringen op een soepeler kwijtscheldingsbeleid en een doelmatige voorlichting; -de koepels van woningbouwcorporaties te wijzen op mogelijke fricties in de nieuwe situatie voor met name ingezetenen; -er op toe te zien dat bovengenoemde problemen zich niet herhalen bij de invoering van de waterschapsbelasting voor de ingezetenen van die delen van Amsterdam die momenteel nog buiten het waterschapsregime vallen, en gaan over tot de orde van de dag.
spreken uit, dat het nú de tijd is om de experimenteerfase af te sluiten en een doorbraak te bevorderen voor technieken van stroomopwekking via zonnecellen; besluiten, dat de provincie extra inspanningen levert om in overleg met VINEX-gemeenten, nutsbedrijven, BouwWijzer etc. genoemde doorbraak te stimuleren en de weg naar grootschalige, en dus goedkopere toepassing van zonne-panelen te helpen plaveien, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw E.L. Declercq (get.) J.R.A. van den Broek
(get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) Ph.G. de Lange (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw J.J. Smit-Boerma Motie 60-12 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de bevordering van de geïntegreerde landbouw een essentieel onderdeel is van de uitvoering van de Agrarische nota; -dat daarbij het gebrek aan afzetmogelijkheden van ecologisch geteelde en bereide produkten nog steeds een knelpunt is;
Motie 60-11 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat de invoering van waterschapsbelasting voor ingezetenen in Noord-Holland veel verwarring veroorzaakt en bezwaar ondervindt van met name huurders en mensen met een uitkering; -dat een aantal woningbouwcorporaties hun voordeel van een lagere waterschapsbelasting niet in mindering brengen op de huur, zodat huurders een deel dubbel betalen; -dat deze extra belasting voor veel mensen tot een (te) grote lastenverzwaring leidt, waardoor enkele duizenden Noordhollanders een beroep op kwijtschelding hebben gedaan; -dat het vigerende kwijtscheldingsbeleid van de waterschappen onvoldoende tegemoet komt aan mensen die in financiële problemen verkeren; in aanmerking genomen dat de provincie zich eerder 12
6 november 1995
-dat de provinciale staten een voorbeeldfunctie kunnen vervullen; dringen er bij de gedeputeerde staten op aan, in de kantines, het restaurant en bij diverse diensten op ruime schaal ecologische produkten verkrijgbaar te stellen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) C.H. Koetsier (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) mw J.C.M. Onstenk Motie 60-13 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat het verbeteren van de bereikbaarheid een van de
kernthema's van deze provincie is; -dat het provinciaal beleid er onder andere op gericht is het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen en de groei van het autoverkeer af te remmen; -dat het uit het intercity-net nemen van station Hilversum door de NS de bereikbaarheid van de stad verslechtert en het recreatief en woonwerkverkeer per automobiel bevordert; -dat het gesprek dat B & W van Hilversum onlangs hadden met NS en andere betrokkenen over de slechtere bediening van de stad in het intercity-net niet tot gewijzigd beleid bij de NS heeft geleid;
-dat verordeningen overeenkomstig bovenstaande doelstelling worden aangepast,
van mening, dat met deze ontwikkeling de verkeerde weg wordt ingeslagen;
De heer Lauxtermann (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter! Bij ons aantreden op 18 april jongstleden hebben wij onze bezorgdheid uitgesproken over de teneur van het voorgenomen personeelsbeleid van GS. Hoewel het college ons toezegde dat het toewerken naar een verbeterde en efficiëntere werkwijze van het ambtenarenapparaat omzichtig en in voortdurend goed overleg met de medezeggenschapsorganen zou geschieden, moeten wij nu helaas vaststellen dat het college her en der steken heeft laten vallen. Wij verwachten in de toekomst een juist sociaal beleid en zullen het college op dat gebied kritisch volgen. In het collegeprogramma lieten GS de staten weten dat zij voornemens waren, een goed financieel beleid te voeren. Een vereiste daarbij is ons inziens een voorzichtig en een voor iedereen begrijpelijk en te controleren beleid. Collega Lagas zal hierop bij de financiële beschouwingen terugkomen. Ten aanzien van de ruimtelijke ordening en de volkshuisvesting merken wij op dat in 1995 een eenmalige subsidie van 4,8 mln. ter beschikking is gesteld voor adequate ouderenhuisvesting. Voor 1996 is hiervoor slechts 1,5 mln. opgenomen; hetgeen ons ten zeerste verontrust. Het verheugt ons dat de gedeputeerde voor zorg in het Kaderplan 1997/2000 de mogelijkheid biedt om uit het budget voor de ouderenzorg voor dat doel een bedrag aan te wenden, los van het aan de gemeenten toegekende bouwvolume voor ouderenhuisvesting door VROM. Wij bepleiten dat GS daarnaast zullen stimuleren dat bij alle bouwplannen gelet wordt op aanpasbaar bouwen. Dat behoeft - zoals experimenten uitgevoerd door de Stuurgroep experimentele volkshuisvesting en door de Nationale woningraad hebben uitgewezen - niet prijsopdrijvend te werken. Ook het bevorderen van het voor ouderen toegankelijk houden of maken van hun woning, waarbij wij denken aan het plaatsen van een lift tegen de gevel van een galerijflat, zou de bijzondere aandacht van GS moeten hebben. Het betreft meestal relatief eenvoudige aanpassingen, men bespaart verhuiskosten voor ouderen en de ouderen kunnen binnen hun opgebouwde sociale netwerk blijven wonen. Met de openbare veiligheid in onze provincie gaat het steeds verder bergafwaarts. In een gemeente
dragen GS op, -er alsnog alles aan te doen, station Hilversum met ingang van volgend seizoen terug in het intercitynet van de NS te krijgen; -er bij het Rijk op aan te dringen dat in het proces van verzelfstandiging van de NS garanties worden ingebouwd dat dergelijke verslechteringen in de dienstregeling voortaan worden voorkomen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) K. Vroegindeweij Motie 60-14 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat vrouwen ondanks de vooruitgang die de afgelopen decennia is geboekt nog altijd zijn ondervertegenwoordigd in de meeste organen van openbaar bestuur; -dat het provinciebestuur invloed kan uitoefenen op de in- en samenstelling van de raden die haar adviseren; -dat het democratisch functioneren van de provincie gediend is bij een zo groot mogelijke betrokkenheid en inbreng van vrouwen; besluiten, -dat nieuw in te stellen programma- of adviesraden van de provincie voor de helft uit vrouwen behoren te bestaan; -dat bestaande adviesraden die de evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen nog niet benaderen bij het vervullen van vacatures naar dit einddoel toewerken; 13
6 november 1995
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) mw J.E.M. Berman (get.) mw M. Koopman-Krijt Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
waar voorheen dertien agenten verspreid over twee bureaus voorhanden waren, is nu nog één bureau dat echter ook reeds op sluiten staat. Momenteel rest de burgers daar een politiewagen die af en toe door het dorp snelt, zonder dat de inzittenden ook maar de tijd hebben om eens om zich heen te kijken. Natuurlijk is er ook nog een praatpaal. De heer Bolkestein en zijn partij hebben de schone belofte van landelijk 10.000 agenten op straat erbij na het binnenhalen van het electorale succes weer schielijk ingeslikt. Hopelijk zullen de kiezers hun hierop bij de volgende verkiezingen afrekenen. Wat het milieu betreft, hecht mijn fractie aan een goed beheer van het grondwaterpeil door middel van beheersing van de onttrekking van dit water ten behoeve van de drinkwatervoorziening, wat reeds geleid heeft tot grote problemen in Santpoort en Bloemendaal. Wij steunen het streven tot het terugdringen van het autogebruik. Daarmee mag echter het aspect van de economische bedrijvigheid, dus van de instandhouding of liefst bevordering van de werkgelegenheid niet in het gedrang komen. Ook dient de mobiliteit van ouderen niet geschaad te worden. Voor deze groep geldt dat de auto vaak de enige mogelijkheid voor sociaal en recreatief vervoer is. Door een beter en betaalbaar openbaar vervoer, aangepast aan behoeften van ouderen, kan een reductie mogelijk zijn. Maar dan kunnen geen dorpen uitgesloten worden van een regelmatig aanbod van openbaar vervoer. Om de behoefte aan een beter en goedkoper openbaar vervoer te kunnen bevredigen, stellen wij voor om accijns te heffen op kerosine voor recreatief vliegverkeer en om middels de tickets luchthavenbelasting voor dit verkeer te heffen. Daar waar het college zijn invloed kan aanwenden, pleiten wij voor een goed arbeidsplaatsengenererend beleid. Daarbij dienen de belangen van alle groeperingen beschermd te worden. Ook die van de hoger opgeleiden en de boven 45jarigen. Leeftijdsdiscriminatie is een gruwel van de huidige maatschappij die niet krachtig genoeg bestreden kan worden. Een voortschrijdend probleem is de onbekendheid van de burger met het werk van de provincie. De provincie heeft daardoor nog steeds te weinig "gezicht" naar buiten. Wij herhalen onze eerdere aanbeveling, te komen tot een indringende en rechtstreekse informatie aan de burgers door middel van provinciale televisie en radio. Het ouderenbeleid in onze provincie is - zeker na het aantreden van dit college - in beweging. Tot aan de Raad van State hebben bejaardenoorden de plannen van het vorige college bestreden. De vraag blijft of daarmee de belangen van de bewoners van die huizen - waar het toch allemaal om draait - wel zo gediend waren. In navolging van de staatssecretaris van WVS heeft de nieuw aangetreden gedeputeerde voor zorg de zaken van meet af aan voortvarend aangepakt. Het 14
6 november 1995
slechten van heilige huisjes en het doen van noodzakelijke ingrepen, worden door de betrokkenen vaak ervaren als het lopen van een olifant door de porseleinkast. Dit veroorzaakt pijn. Maar het uiteindelijke doel, te komen tot een beheersbare, betaalbare en aan de eisen des tijds aangepaste ouderenzorg, heiligt die middelen. Mijn fractie spreekt dan ook het vertrouwen uit in het uitgestippelde beleid, zij het dat ook wij nog wat indringende vragen hebben en ook aanzetten willen geven tot enige modificatie. De rijksoverheid wil nu ook de ouderenzorg doordecentraliseren naar de gemeenten. Daarbij zou de provincie - althans voorlopig - nog belast blijven met de planning en de inspectie van de bejaardenoorden. Gezien de negatieve ervaringen met doordecentralisatie, zoals de uitvoering van de bijzondere bijstand en de Wet voorzieningen gehandicapten, waarvan veel gemeenten geen goed respectievelijk oneigenlijk gebruik maken, vrezen wij dat er brokken gemaakt worden. Wij pleiten voor een veel grotere invloed van de provincie. Wij verheugen ons erop dat GS voornemens zijn, bij het kabinet een additionele verhoging van de toegewezen middelen voor thuiszorg te bepleiten. In dat kader herhalen wij ons bezwaar tegen het zonder enige selectie inzetten van langdurig werklozen en mensen uit andere achterstandsgroeperingen. Immers, voor een goede uitvoering van de zorg en de vereiste bevrediging ervan door alle betrokkenen is een positieve motivatie een eerste vereiste. Daarom dringen wij nogmaals aan op een goede opleiding en op een voortdurende begeleiding. Tevens bepleiten wij nogmaals, de bejaardenoorden aan te stellen als centraal punt van waaruit alle mogelijke soorten van hulp geboden wordt. In de beleidsvoornemens van het Rijk lezen wij geen duidelijke visie ten aanzien van de regiovorming binnen de ouderenzorg. Die visie is ons inziens onontbeerlijk. Ook een richtlijn op welke wijze omgegaan moet worden met de restwaarde van te sluiten bejaardenoorden ontbreekt, waardoor provincies nogal eens afwijkende standpunten innemen. Is IPO-overleg hierover een goede zaak? Ook zou het Rijk duidelijk kunnen zijn in het stellen van een maximumverzorgingsprijs, waardoor besturen van bejaardenoorden hun plannen daarop kunnen richten. Over het op 24 oktober jongstleden uitgebrachte beleidskader verzorging, inclusief de voorlopige uitgangspunten van het plan 1997/2000, merken wij het volgende op. Het gestelde in paragraaf 6 kunnen wij niet volgen, daar ons inziens de WBO daarin voorziet. Wij verwachten dat het Rijk de regeling zal blijven honoreren en dat zij te zijner tijd overgenomen wordt door de AWBZ. De in paragraaf 9 berekende extra reductie van het aantal verzorgingsplaatsen is gebaseerd op harde, doch reële cijfers. Die laten geen ruimte voor toch niet te realiseren illusies. In zorgvuldig overleg met alle betrokkenen zal dit proces op gang moeten komen en
wel zodanig dat de individuele zorgvrager er geen nadeel van zal ondervinden. In paragraaf 12 wordt tehuizen de mogelijkheid geboden, uit te treden uit het zorgcircuit. Beogen GS de als gevolg daarvan te realiseren substitutie te financieren uit het WBObudget? Wij ondersteunen hetgeen in paragraaf 17 wordt gesteld omtrent eventueel extra te realiseren seniorenwoningen ten volle. Hoewel de NVO nogal verbaasd reageert op het verzoek van GS om uiterlijk begin februari hun visie op de toekomst bekend te maken, menen wij dit verzoek van harte te moeten ondersteunen. Immers, van een goed ondernemer mag verwacht worden dat een langere-termijnvisie reeds aanwezig is of dat er ieder geval reeds over gesproken is en dat de voorbereidingen zijn aangevangen. De overheidsplannen komen nu toch ook weer niet als donderslagen bij heldere hemel! Bij de vaststelling van de doeluitkering door het Rijk, dient deze overheid bij meerjarenplanningen toch rekening te houden met de voortschrijdende inflatie? Waar vinden wij dat in de opsomming van GS terug? Ook van de jaarlijkse groei van die uitkering - zie pagina 20 van het plan van WVS vinden wij niets terug in de plannen van GS. Heeft Noord-Holland binnen de WBO geen reserves opgebouwd? Als dat het geval is, waar zijn die dan opgenomen en waaraan denken GS die binnen de wettelijke termijn van drie jaar te besteden? De notitie Zorg, welzijn en wonen voor ouderen in Noord-Holland tot het jaar 2001 van de NVO en de inleidingen die vertegenwoordigers van die organisatie tijdens de drie minisymposia hielden, ademen een uiterst negatieve instelling uit. Alleen al de zinsnede "Het zijn de instellingen, die de afgelopen jaren in Noord-Holland voor de continuïteit in de zorg voor ouderen hebben gezorgd en niet de provinciale overheid" spreekt boekdelen. Men bedoelt kennelijk te zeggen dat alles bij het oude moet blijven. Ook vindt men dat bejaardenoorden er nu eenmaal zijn en dat alleen daarom al ouderen - of zij willen of niet - verzorging moeten blijven afnemen. Volgens de NVO moeten ook de laaggeïndiceerden opgenomen blijven, ook al vindt die categorie bewoners reeds jaren dat de woonsfeer in hun huis verslechtert door de toenemende verzorgingsbehoefte van de overige bewoners. Ouderen willen niet dagelijks geconfronteerd worden met hun voorland: lichamelijke aftakeling, dan wel decorumverlies. Alleen al om die reden kan het verzorgingshuis in zijn huidige vorm niet blijven bestaan. De suggestie dat de provincie bij sluiting bewoners onverhoeds en massaal dwingt, hun huis te verlaten, is op zichzelf reeds tendentieus. Met die suggestie jaag je de bewoners alleen maar op stang en bevorder je slechts de polarisatie. In de betogen van de NVO missen wij opmerkingen over vereenzaming van ouderen binnen het bejaardenoord, over problemen met wederzijdse acceptatie door de bewoners, over het probleem van hospitalisatie en 15
6 november 1995
over de negatieve gevolgen van de betutteling van ouderen die van de ene dag op de andere niet meer mogen koken, stofzuigen of hun wasje doen. Gezien het bovenstaande bestrijden wij dan ook de opvatting van de NVO dat door opname in het verzorgingshuis de zorgzwaarte zou afnemen. Wij missen het betoog dat veel ouderen zich uit pure armoede laten opnemen. Welke alleenstaande AOWer beschikt over een ruim zak- en kleedgeld en gratis sociaal-culturele voorzieningen? Daarom missen wij ook een dringende vraag van de VNO aan GS om vanuit het zorgvernieuwingsfonds gelden ter beschikking te stellen om aan die misstand een eind te maken. Daarentegen zou de NVO er goed aan doen om de leden te stimuleren, te onderzoeken of zij wellicht door betere inzet van financiën, diensten en menskracht met de verlaagde budgetten de bewoners betere zorg kunnen leveren. Te denken valt daarbij aan regionale clustering van organisaties met één centraal bestuur, één directie, een gezamenlijke inkoop en administratie en flexibele inzet van menskracht over de aangesloten instellingen. Het is ons een doorn in het oog dat in alle stukken en ook tijdens de drie minisymposia het begrip "zorg voor ouderen" synoniem schijnt te zijn aan "verzorging van ouderen". Het eerste begrip is veelomvattender en houdt in: de zorg voor aangepaste en betaalbare huisvesting, een goede infrastructuur, een goede bereikbaarheid door middel van naadloos op elkaar aansluitende openbaarvervoersvoorzieningen en een project voor ouderenvervoer, ontmoetings- en dienstencentra en last but not least - een gegarandeerde openbare veiligheid. Wat dat laatste betreft, ervaren wij het als hemeltergend om uit de mond van de heer Pennekamp van WVS te moeten horen dat vadertje staat zo goed voor de oudjes zorgt, omdat zij nu toch 's middags in de gelegenheid gesteld worden, culturele manifestaties te bezoeken. Dus de oudjes mogen nu fijn samen met de kleintjes naar de kindermatinee. Sfeervol 's avonds uitgaan of een gezellig dineetje is er voor hen niet meer bij, want dan moet het Rijk voor meer veiligheid op straat zorgen. Dat is in Den Haag allang een onbekend begrip. Wij wachten nu nog op de oekaze van WVS, de energievoorzieningen in complexen voor ouderen 's avonds na Sesamstraat en het Jeugdjournaal te beperken, zodat oudjes tegelijk met de kleintjes naar bed kunnen. Dat scheelt nog menskracht ook! Natuurlijk moeten, zeker de ouderen die nog zelfstandig wonen, zich dan wel een hond aanschaffen - als zij die tenminste kunnen betalen - en hun woning voorzien van dievenklauwen, sloten, alarm, schuiven en knippen om te voorkomen dat zij in plaats van op straat nu ook in huis beroofd worden. Als WVS de ouderen serieus neemt en emancipatie hoog in het vaandel heeft, mag de heer Pennekamp zich hier nog wel eens op beraden. Misschien kunnen de ouderenbonden hem de goede weg wijzen. In het stappenplan om tot realisering van het
Kaderplan 1997/2000 te komen, vindt er in de periode van 19 november t/m 26 februari geen overleg plaats, maar kunnen plannen worden ingediend. Wij pleiten ervoor dat alle betrokkenen steeds een kopie van alle plannen ontvangen en aan de hand daarvan om tussentijds beraad kunnen vragen. Dit om te voorkomen dat men later voor een voldongen feit geplaatst wordt. Mijnheer de voorzitter! Oud zijn, is niet per definitie ziek zijn. Daarom is het niet juist, de belangen van ouderen exclusief te laten behartigen door de patiëntenplatforms, nog los van het reeds eerder door ons geconstateerde feit dat deze platforms nog lang niet geëquipeerd zijn om als volwaardig gesprekspartner te kunnen fungeren. De meeste ouderen zijn aangesloten bij hun eigen consumentenorganisaties: de drie ouderenbonden. Inmiddels zijn dat er nu reeds vier. Hoewel ouderenbonden een veel breder gamma van ouderenzaken behartigen en zij reeds lang beter georganiseerd en geëquipeerd zijn, zijn zij genegen, samen te werken met de patiëntenplatforms, maar zij willen daarin beslist - en ons inziens terecht - niet opgaan. Wanneer het het college menens is, als het stelt dat het steeds zijn plannen ten aanzien van de ouderenzorg structureel wil toetsen aan de belangen van alle betrokkenen, dan zijn de erkenning en de financiële ondersteuning van de ouderenbonden logische gevolgen. Deze bonden dienen als gelijkwaardige gesprekspartners geaccepteerd te worden en niet gedegradeerd tot een adviesorgaan. Zij vertegenwoordigen namelijk expliciet de belangen van de meest betrokkenen: de ouderen van NoordHolland zelf. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Mijnheer de voorzitter! Gaarne maak ik namens de RPF/GPVfractie van de gelegenheid gebruik, een reactie te geven op de begroting voor het jaar 1996. Met een totale spreektijd van een halfuur zal ik mij uiteraard moeten beperken tot een selectie uit hetgeen mijn fractie heeft op te merken over deze begroting. Het lijkt mij goed, te starten met een enkele opmerking over de provincie nieuwe stijl. Hoe wij daar ook over mogen denken, wij kunnen niet om het feit heen dat voor de burger de provincie de meest onbekende is van de drie bestuurslagen. De meeste burgers merken niet veel van de provincie. Het enige wat jaarlijks merkbaar is, als tenminste de acceptgiro van de motorrijtuigenbelasting bestudeerd wordt, zijn de opcenten op die belasting. Daarnaast wordt zo nu en dan melding gemaakt van een provinciale subsidie. Mijnheer de voorzitter! Wij accepteren die als een feit; de taken van de provincie zijn niet anders. Echter, moet er dan niets veranderen? Zeker wel! Het eerste wat wij willen doen, is de onbekendheid wegnemen bij burgers over wat de provincie nu allemaal wel doet. Wij zijn van mening dat dit voor een moderne organisatie in deze tijd een "must" is. Daarmee zitten wij direct op het terrein 16
6 november 1995
van de publiciteit. Wij ondersteunen het streven, door middel van de media de burger vaker en regelmatiger te informeren over het handelen van de provincie. Daarmee zal de provincie voor de burger meer herkenbaar worden en misschien zal dit zelfs een positieve invloed hebben op de belangstelling voor de verkiezingen van de provinciale staten. Dus meer publiciteit en, waar mogelijk, regionaal gericht. Daar liggen volgens onze fractie volop mogelijkheden. De regio's zijn namelijk de levende gemeenschappen in de provincies; zij vormen de functionele eenheden. Komen wij niet bij voortduring het regionale plan tegen? Wij kennen het regionale volkshuisvestingsplan, het regionale verkeers- en vervoerplan, de regionale zorgvisie, de regionale streekplanbenadering enzovoorts. Kortom, de regio is meer dan de provincie een levendige functionele eenheid. Een bestuurslaag daaraan verbinden ligt voor de hand, maar er is anders beslist. Bij al deze regionale zaken speelt ook de provincie haar rol, deels uitvoerend, deels coördinerend of ondersteunend. Bij deze activiteiten kan de provincie nieuwe stijl zich duidelijk profileren. Voor onze fractie is dat niet een provincie die eerst meekijkt, daarna meeluistert, wat over kan gaan in meedenken en zelfs kan resulteren in meedoen. Uitgangspunt moet zijn dat helder is wie wat doet. Derhalve zijn duidelijke afspraken nodig met als uitgangspunt: laat wat door de lagere overheden gedaan kan worden ook doen door die overheid en daar waar noodzakelijk treedt de provincie op. De provincie als partner van de regio is voor ons het kenmerk, de nieuwe hoofdtaak van de provincie nieuwe stijl. Het lijkt ons goed, dit regionale werk van de provincie te koppelen aan gerichte regionale publiciteit. Voorzitter! In het begin heb ik gezegd dat de provincie in haar handelen bij de burger niet al te bekend is. Dit geldt natuurlijk nog meer voor de provinciale staten en dan vooral voor hun werk in commissie- en statenvergadering. Ik moet hier overigens voorzichtig zijn, daar het zeker niet voor elk beleidsterrein geldt. Toch komt het naar onze mening veel voor, dat de provinciale staten aan bod komen aan het eind van het besluitvormingstraject in plaats van aan het begin daarvan of tijdens dat traject. Te weinig wordt de fundamentele discussie over de aanpak van de problemen gevoerd. Te veel worden provinciale staten geconfronteerd met dichtgetimmerde zaken. Een veranderde aanpak zal de democratie ten goede komen en het gezicht van de provincie ten opzichte van de burger verlevendigen. Met het volgende punt, waarmee de provincie zich meer kan profileren, komen wij op het terrein van normen en waarden; een terrein dat zich mag verheugen op een toenemende belangstelling, zeker de laatste tijd zowel in de politiek als in de media. Te veel worden de problemen in de maatschappij vanuit een financieel-economische invalshoek bekeken. De RPF/GPV-fractie is van mening dat bij veel problemen ook de normen en waarden van de burger
een rol spelen. Het wordt tijd dat ook de overheid zich weer op dit terrein begeeft. Oplossingen zoals: geef de burger werk, veiligheid, recreatie, een schoon milieu enzovoorts - hoe belangrijk deze zaken ook mogen zijn - schieten naar onze mening tekort om uiteindelijk te komen tot een duurzame samenleving. Een duurzame samenleving heeft ook een sterke relatie met het terrein van normen en waarden. Nogmaals, voor de provincie liggen hier mogelijkheden om zich ten opzichte van de burger meer te profileren. Voorzitter: de heer Achterstraat De heer Kruijmer (RPF/GPV): Voorzitter! Van de provincie nieuwe stijl naar de strategiediscussie binnen de provincie. Hoe staat het ermee? Hoewel er in 1994 keurige tijdsplanningen inzake de wijze waarop moet worden omgegaan met stimuleringstaken, herijkingstaken en de strategieprojecten zijn opgesteld en goedgekeurd, ontbreekt een goede voortgangsrapportage. Hoe het staat met de uitvoering en of een en ander overeenkomstig de planningen is, is mijn fractie volstrekt onduidelijk. Dit geldt derhalve ook voor het extra geld dat het college denkt nodig te hebben voor de verdere uitwerking. De RPF/GPV-fractie vindt dat het tijd wordt, het strategieproces te ontdoen van alle franje en dat wij teruggaan naar de kern van de zaak. De provincie wil zoveel mogelijk integraal gaan werken. Daarbij komt nog dat een jarenlang verblijf in de proeftuinen van de strategieprojecten toch wel een wat luxueuze manier van voorbereiden is. Wij zijn van mening dat het tijd wordt, over te gaan tot de daadwerkelijke invoering ervan in de bestaande organisatie; te meer daar op dit moment reeds strategieprojecten voor eventueel nieuw beleid gebruikt worden. Hoe eerder deze hindernis van de complete invoering genomen is, des te beter. Daar waar mogelijk moet het integrale werken worden ondergebracht in de lijnorganisatie en de rest in multidisciplinaire projectgroepen. Dit invoeringsproces kan prima met begeleiding van de commissie Middelen gebeuren. De rol van de klankbordgroep lijkt ons dan overbodig geworden. Overigens ga ik er hierbij uiteraard van uit dat er voldoende draagvlak in de organisatie voor deze zaak is. Is dat niet het geval, dan komen wij in een geheel andere discussie terecht. Voorzitter! Van strategie naar ouderenzorg. Laat ik beginnen met het laatste WBO-plan. In het voorgaande heb ik gezegd dat een van de onderdelen van de provincie nieuwe stijl een opwaardering van de provinciale beleidsdiscussie kan zijn. Wanneer ik echter de gang van zaken rond het nieuwe WBO-plan bezie, dan vervult mij dit met zorg. Hoewel de provincie reeds maanden lang contact heeft met het veld over het nieuwe plan is daar in de commissie nog geen enkele discussie over gevoerd. Wij mogen dit afgeronde plan eventjes tussen de twee begrotingsvergadering in behandelen. Over ongeveer 17
6 november 1995
een jaar mogen wij er nog een laatste keer over spreken. Juist in deze tijd van duidelijk afnemende financiële ruimte voor de ouderenzorg, is een breed gevoerde discussie met provinciale staten op haar plaats. Op deze manier kunnen de problemen zo goed mogelijk voor de ouderen opgelost worden. Dit geldt te meer daar er extra verzorgingsplaatsen ingeleverd moeten worden tengevolge van gebrekkig provinciaal handelen in het verleden. Wij hebben wat dit betreft nog iets goed te maken. De toekomstige rol van de provincie op het terrein van zorg en verpleging wordt enorm beperkt door de rijksoverheid. Welke rol ziet het college in de toekomst nog voor de provincie weggelegd op dit terrein? Wij denken dat juist hier geldt dat de provincie de partner is van de regio, dus van de zorgregio. Wat het ook wordt in de toekomst, het zal onvermijdelijk invloed hebben op de ambtelijke afdelingen, naar functie en grootte. Op welke termijn kunnen wij plannen tegemoet zien waarin deze teruggang wordt verwerkt? Mijnheer de voorzitter! Nu enkele opmerkingen over normen en waarden; een onderwerp dat bij de RPF/GPV altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. In relatie met hulpverlening en emancipatie wil ik er hier nog iets verder op ingaan. Allerlei maatregelen van de overheid op dit terrein hebben in sommige gevallen weinig resultaat daar geen rekening gehouden wordt met het feit dat soms de structurele oorzaak ligt op het terrein van normen en waarden, de manier waarop mensen leven. Op het terrein van het fysische milieu - lucht, water en bodem - is dit alles duidelijk. Het bouwwerk van regels, wetten en verbanden is van natuurwetenschappelijke aard en nog steeds universeel. Het verband tussen oorzaak en gevolg is helder en wordt algemeen geaccepteerd. Op het terrein van het sociaal-culturele milieu ligt dit gecompliceerder, daar de maatschappij aan normen en waarden steeds minder een universele geldigheid toekent. Wij betreuren dit. Wij willen er één zaak uitlichten die voor de fractie van RPF/GPV van enorm belang is en dat is het volledige gezin. Voor de RPF/GPV is dit een universele waarde. Voorzitter! Wij zien dat in de Verenigde Staten bevolkingsgroepen teloor gaan door het ontbreken van een gezinsstructuur, zoals ze zelf te kennen geven en wij zien dat de hoofdproducent van de jeugdcriminaliteit het onvolledige gezin is. Dat zijn feiten waar wij niet omheen kunnen, waar wij wat mee moeten doen. Dat er ook in Nederland bevolkingsgroepen zijn waarbij het percentage onvolledige gezinnen soms hoog is - in sommige gevallen meer dan 50% - mag in dit verband zeker als aandachtspunt genoemd worden. Voor de RPF/GPV-fractie wil het voorgaande zeggen dat bij de hulpverlening, emancipatieactiviteiten en dergelijke het gezin een plaats moet krijgen. Daar waar mogelijk moeten het gezin en de opvoeding versterkt worden om een structurele oplossing te bereiken. Gezinstherapie, waarbij niet
alleen het kind, maar de gehele thuissituatie een goede begeleiding krijgt, zoals in de Friese jeugdhulpverlening al enige tijd het geval is, ontbreekt in Noord-Holland. De RPF/GPV-fractie wil dan ook pleiten voor een structurele plaats van het gezin in de jeugdhulpverlening. Als RPF en GPV zijn wij er op grond van de Bijbel van overtuigd dat het goede gezin de basis vormt voor een goede en duurzame samenleving. Daar ontmoeten heden, verleden en toekomst elkaar; daar vindt ook de overdracht plaats van normen en waarden. Investeren in het gezin is dan ook de moeite waard in het streven naar een duurzame samenleving. Mijnheer de voorzitter! Van de kwaliteit van de sociaal-culturele leefomgeving naar de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, zoals wij die tegenkomen in hoofdstuk 4 van het Beleidsplan 1996. In dit Beleidsplan wordt een aantal interessante accenten gelegd die evenwel niet financieel vertaald worden, maar mogelijk gebeurt dat in 1996 wel op andere manieren. Wij steunen het gebiedsgerichte beleid, zoals dat met name ten aanzien van het integraal waterbeheer wordt voorgesteld. Dit kan verder worden verbreed naar de andere milieucompartimenten, zelfs tot de invulling van de begrippen "leefbaarheid" en "duurzaamheid". Het gebiedsgerichte beleid vormt een goede benaderingsrichting om via uitvoering een betere kwaliteit van de ruimtelijke omgeving te bewerkstelligen. De speciale aandacht die gevraagd wordt voor de problematiek van de baggerspecie wordt gesteund. Dit is de problematiek van de onzichtbare, vervuilde waterbodems. Het gebrek aan berglocaties blokkeert elke aanpak van bijna welk slootje dan ook. Dit klemt te meer daar de aanpak van het watersysteem prioriteit dient te krijgen indien het gaat om de leefbaarheid. Nu er reeds zoveel gebeurt om de kwaliteit van het water te verbeteren, vormen de onderwaterbodems thans de grootste rem op de verdere kwaliteitsverbetering van het water. Voorzitter! Een enkele globale opmerking over de ruimtelijke ordening met betrekking tot de Randstad en het Groene Hart. Het is ons allen bekend dat er een enorme druk is in de richting van verdere verstedelijking en industrialisering. De ene groei roept de andere groei op. Daar staat tegenover de breed gedragen wens voor het behoud van de vrije onbebouwde groene ruimte en het vrije water. Laten wij duidelijk zijn: deze zaken zijn niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Laten wij elkaar niet voor de gek houden. Realisatie van de ene wens gaat ten koste van de andere. De RPF/GPV-fractie ziet hier toch een mogelijkheid om die druk te verminderen. Wij denken dat wij dan niet meer spreken over de regio Randstad met al haar wensen maar over de regio Nederland met al haar mogelijkheden. Laten wij het proces op gang brengen waardoor de Randstad ontlast wordt. Uit onderzoek blijkt dat er nu al een verplaatsing is van economische bedrijvigheid naar het oosten en zuiden van Nederland. Laten wij als provincie dat proces ondersteunen en stimuleren. Wij 18
6 november 1995
zijn ons ervan bewust dat de provincie op dit terrein weinig echte middelen heeft, maar als een dergelijke gedachte ook door de andere provincies en het IPO verder uitgedragen wordt, dan zal zij ook echt werken; ontlasting van de Randstad naar het oosten en zuiden van Nederland, maar ook naar de Kop van Noord-Holland en Flevoland. Het geheel wel uiteraard met behoud van de sterke punten van de Randstad, zoals Schiphol en de havens. Kortom, spreiding van activiteiten over geheel Nederland. Als dit lukt, betekent dit het behoud van het Groene Hart met de mogelijkheid van - toch nog uitbreiding van de kleine kernen aldaar. Dan kunnen wij ook meer resultaat verwachten van de begeleiding van de zijde van de provincie bij de ontwikkeling van de natuurlijke landschappen in Noord-Holland, het vinden van evenwicht tussen agrarische en natuurbelangen en tussen stedelijke en landschappelijke belangen. Wij blijven erop vertrouwen dat de provincie in het licht van de sterke verstedelijkingsbehoefte van de Randstad toch krachtig zal blijven opkomen voor voldoende groene openbare ruimte die kan dienen voor de agrarische produkten en voor recreatie van de stedelingen. Overigens, deze spreiding vereist een goede infrastructuur. Dat wil zeggen: versnelde aanleg van wegen. Daarbij moeten wij naar onze mening wegen aanleggen zuiver als verbinding van centra en niet met de bedoeling dat langs de gehele lengte woningbouw en economische bedrijvigheid mogelijk is. Dit zal de weerstand tegen de aanleg van een aantal wegen zeker doen verminderen. Mijnheer de voorzitter! Over Amsterdam met zijn grootstedelijke problematiek willen wij zeer kort zijn. Wij ondersteunen de huidige richting van aanpak door samenwerking van de verschillende gemeenten bij de concrete problemen. Bij al deze zaken zal een en ander ook geplaatst moeten worden in het licht van de demografische ontwikkeling van Amsterdam; dus geen nieuwe bestuurlijke constructie. Daar is al lang genoeg over gepraat en zonder resultaat. Het is zeker dat deze weg van de praktische aanpak ook niet over rozen zal gaan, maar wij zien geen andere mogelijkheid. Misschien dat de problemen van deze richting de basis zullen vormen voor een eventuele toekomstige bestuurlijke verandering. Wat de economische zaken betreft, ondersteunen wij het provinciale technologiebeleid. Hoewel wij met dit beleid zeker niet het gehele MKB bereiken, is dit geen reden om dit werk te staken. Daarvoor is het te belangrijk. Wij volgen met belangstelling de voortgang van het Resider-project. Wat de ontwikkelingen op het terrein van de computercommunicatie betreft, vragen wij speciale aandacht voor de vele mogelijkheden van het wereldwijde netwerk internet: van het eenvoudige elektronische berichtenverkeer tot de raadpleging van uitgebreide databanken. Het bedrijfsleven maakt in hoog tempo meer en meer van dit netwerk gebruik. Het zou in dit verband interessant zijn, te
onderzoeken in hoeverre het zinvol is, de provinciale bestanden en de provinciale nieuwsvoorziening aan internet te koppelen. Analoog aan de digitale stad van Amsterdam behoort de digitale provincie NoordHolland op internet zeker tot de mogelijkheden. Een wat soberder beeldbepalend element voor het provinciehuis en het college heeft de financiële ruimte voor een onderzoek in deze richting. Gaarne een reactie. Voorzitter! Voor ik afsluit, rest mij nog een enkele opmerking over de financiën, de posterioriteiten en de prioriteiten. De marges zijn klein. Op een begroting van 940 mln. heeft het college ruim 40 posterioriteiten met een waarde van 4 mln. en een kleine 50 prioriteiten ten bedrage van ruim 11 mln. De bedragen van 4 en 11 mln. zijn marginaal, afgezet tegen het totaal van 940 mln. Dat neemt niet weg dat het voor de betrokken organisatie een zeer belangrijke bijdrage kan zijn. Ik wil een posterioriteit noemen, waaraan wij zeker niet onze goedkeuring zullen geven, namelijk de beëindiging van de subsidie aan de drie historische verenigingen. Dit is zeker geen provincie nieuwe stijl. Zonder uitgebreid in te gaan op de prioriteiten, wil ik er enkele onderstrepen, die zeker de volle steun van de RPF/GPV-fractie hebben. Dit zijn: het extra budget communicatie, overigens wel met een soberder beeldbepalend element, voortzetting project geïntegreerde landbouw, bevordering deeltaxisystemen, de bijdrage aan de Rijkswerf Den Helder, uitvoering technologieprogramma en de extra gelden voor wonen, zorg en huisvesting ten behoeve van ouderen. Ik sluit af met nog eenmaal de naar de mening van de RPF/GPV-fractie hoofdtaak van de provincie nieuwe stijl te noemen: de provincie als partner van de regio. Daarbij kan dan alles meegenomen worden wat in de proeftuinen van de strategieprojecten verbouwd en geoogst is en wat in de toekomst nog op die terreinen geproduceerd zal worden. Ten slotte, mijnheer de voorzitter, wensen wij uw college voor de komende periode bij al het werk Gods zegen toe. Voorzitter: de heer Van Kemenade De heer J.P.M van Wijk (Socialistische Partij): Voorzitter! De afgelopen zes maanden is voor mij een tijd geweest van luisteren en kijken. Ik wil dan ook even stilstaan bij de hulp die ik heb ondervonden van de ambtenaren en mijn dank daarvoor overbrengen. Het zou jammer zijn, als in de toekomst door fusies en door het afstoten van taken de werkgelegenheid van deze ambtenaren in gevaar komt. Waar ik veel aan heb gehad en ook kennis heb opgedaan, waren de werkbezoeken in de provincie. Ik denk daarbij aan de milieuvriendelijke land- en tuinbouw en aan de brede belangstelling van meerdere landbouwers hiervoor. Ik kom overigens later terug op studiereizen en bezoeken. Ook de uitbreiding van de bedrijfsterreinen, met 19
6 november 1995
uitzondering van de huisvuilcentrale bij Alkmaar, waar ik nog op terugkom, voor meer werkgelegenheid is goed. Er moet meer aandacht aan de natuur en het landschap besteed worden. De toekomstige ontgronding van Haarlemmerliede, de komende woningbouw in het IJmeer, de ontsiering van de omgeving door de huisvuilcentrale bij Alkmaar, de aanleg van een groot motorcrossterrein, de bloembollenteelt en de glastuinbouw zijn voorbeelden van de afbraak van natuur en landschap. Over de vraag waar betaalbare en aanpasbare dit is relatief zeer goedkoop - sociale woningbouw in de provincie plaats moet vinden, wordt nog steeds onderling gestreden door de gemeenten. De eigen macht van de gemeentebestuurders en de projectontwikkelaars heeft blijkbaar een hogere prioriteit voor het college dan het recht van duizenden mensen op een dak boven hun hoofd. Voorzitter! Er dienen goede busverbindingen te komen tussen de plaatsen en dorpen verder op het platteland. Dit is essentieel voor de verdere groei van de provincie. De SP-fractie heeft in januari 1993 een rapport uitgebracht onder de titel "Schiphol stop". Ik ben gaarne bereid dat aan het college te overhandigen. Onze nationale luchthaven is zeer belangrijk voor de welvaart en de economie. Het aantal passagiers groeit tot 50 miljoen in 2015. De uitbreiding van Schiphol kost overigens meer dan alleen maar geld. Schiphol ligt tussen grote woongebieden, waar nu al dagelijks een aanslag op het welzijn en de gezondheid van de bevolking plaatsvindt. De conclusie is dat de prijs te hoog is. Daarom wordt het tijd voor echte maatregelen in het belang van de bevolking en in het belang van Schiphol. Ook de nachtvluchten zijn een grote ergernis voor jong en oud in verband met de geluidsoverlast. Volgens onderzoeken moeten 10.000 woningen geïsoleerd worden. De SP-fractie stelt dit aantal op 75.000. In Hongkong, Osaka en Seoul denkt men over of is men al bezig met het aanleggen van een vliegveld voor de kust. De fractie van de SP staat een dergelijke oplossing ook voor ons land al een aantal jaren voor. Het krantebericht van 21 oktober jongstleden over plannen voor een vliegveld voor de kust was voor de SP een zeer aangename ondersteuning van haar ideeën op dit punt. Ook de VVD-gedeputeerde De Boer was enthousiast, maar de PvdA-gedeputeerde De Zeeuw niet. Waarom niet? Met welke cijfers en andere bewijzen kan hij aantoonbaar maken dat dit plan niet door moet gaan? Er wordt gezegd dat de aanleg van de vijfde baan 50.000 banen op zal leveren. Als Schiphol geprivatiseerd wordt, is dat aantal een utopie. De Amsterdamse yuppiewijk IJburg in het IJmeer is weer een vernietiging van natuur en waterlandschap. Er wordt een klein aantal sociale huurwoningen gebouwd waarvan de aanvangshuren zeer hoog zullen zijn. Na één huurverhoging zullen deze "sociale" huurwoningen in de vrije sector terechtkomen. Over sociale huurwoningen gesproken, voorzitter, door de huurverhogingen komen veel
gezinnen met minimale uitkeringen in de problemen. De onroerend-zaakbelasting en de ingezetenenheffing van de waterschappen spelen een rol van betekenis en leiden tot veel huisuitzettingen. Door hoge huren en zware lasten worden huurwoningen onbetaalbaar, vooral in de grote steden. De uitkeringsgerechtigden zijn de dupe, omdat de uitkeringen achterblijven ten opzichte van de stijging van huren en andere woonlasten. Ook AOW-ers, die een achterstand van 20% hebben opgelopen, komen vaak in de problemen. GS zullen meer de nadruk moeten leggen - naast het bepalen van de locatie voor sociale woningbouw - op het realiseren van goedkopere huurwoningen, die ook betaalbaar moeten blijven voor de minst draagkrachtigen. Voorzitter! Gezinszorg, ouderenzorg en jeugdzorg zullen de volle aandacht van GS moeten blijven houden en de subsidies hiervoor zullen ieder jaar aangepast moeten worden. Ook de subsidies aan de Noordhollandse patiënten- en consumentenplatforms moeten ieder jaar worden verhoogd, vanwege de vergrijzing en de verdichting van dorpen en steden. De patiënten- en consumentenplatforms, de ouderenbonden en de provincie zullen door goed onderling overleg met de zorgverzekeraars een stem in het kapittel moeten krijgen en behouden. De zorg voor degenen die haar nodig heeft, mag niet in het gedrang komen. Uiteindelijk gaat het om geld dat is opgebracht door de premiebetalers; door u, ik en vele anderen. De modernisering van de ouderenzorg zal de komende jaren veel problemen opleveren. De overheveling van de gelden naar de AWBZ zal ons inziens niet volledig door de zorgverzekeraars benut worden, waardoor veel ouderen financieel nadeel zullen ondervinden omdat zij een hogere eigen bijdrage moeten betalen. Ik denk aan de Wet voorzieningen gehandicapten. Bij de uitvoering daarvan zijn miljoenen in de kas van de gemeenten verdwenen. Een goede thuiszorg is een eerste vereiste. Echter, door een hogere eigen bijdragen van de ouderen komt deze zorg in gevaar. Goede voorlichting en begeleiding van ouderen zijn noodzakelijk. Het is belangrijk dat ouderen met hun vragen en noden, vooral bij verhuizing naar een andere omgeving, ergens terecht kunnen. De woningbouwcorporaties hebben ongeveer 40% van de bejaardenwoningen in hun bezit, vooral verzorgingstehuizen. Deze corporaties kunnen hun invloed gebruiken bij de bouw van aanleunwoningen rond de verzorgingstehuizen. Een en ander dient te geschieden in samenwerking met de Nationale woningraad, de Stuurgroep experimentele volkshuisvesting en de zorgverzekeraars. Woningaanpassingen voor ouderen zijn een eerste vereiste om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de vertrouwde omgeving. Dit punt zou volgend jaar al aan de orde kunnen komen. Het afbouwen van de subsidies voor vrouwenhulpverlening is een slechte zaak. Veel vrouwen hebben nog zeer veel sociale hulp nodig en 20
6 november 1995
kunnen deze ondersteuning niet missen. Er zijn nog te veel gezinsproblemen als gevolg van echtscheidingen en andere, zwaardere oorzaken. Ik zal op dit punt een amendement indienen. Wat de cultuur betreft, is een tweetal subsidies voor 1996 verminderd dan wel opgeheven. Het gaat om de subsidie voor de archieven, de oudheidkundigen en geschiedenis en de subsidie voor drie historische verenigingen of stichtingen. Ook hierover dien ik een amendement in. Het Interprovinciaal overleg. In een brief aan alle provinciebesturen heeft de SP al verwoord dat zij grote twijfels heeft over het instituut IPO, dat zij kenmerkend acht voor de lobbycultuur. Bestuurlijke vernieuwing is voor de SP wel aanvaardbaar als het gaat om kleinere provincies die beter bestuurbaar zijn. De stadsprovincie Amsterdam was daar geen voorbeeld van en is dan ook op een democratische manier door de burgers afgewezen. Dit is als zodanig door GS erkend. Daarmee is het geen politiek item meer. De minister van Binnenlandse Zaken erkent niet dat de burgers erop tegen waren en dat is niet democratisch. Voorzitter! Op 1 januari 1996 komt de 5,5 mln. vrij die gereserveerd was voor de vorming van de stadsprovincie Amsterdam. Wat gaat er met dit geld gebeuren? Waar denkt het college dit aan te besteden? Aan betaalbare sociale huurwoningen, ouderenzorg, werkgelegenheidsprojecten voor jongeren of aan de waterschappen, zodat de burgers geen ingezetenenbelasting meer hoeven te betalen? Er worden nogal veel commissievergadering gepland in de late namiddag en in de avonduren. Dit brengt veel kosten met zich: maaltijden, overwerk van ambtenaren, energiekosten en, als het laat wordt, ook hotelovernachtingen voor statenleden die veraf wonen. Dit is voor de SP-fractie niet aanvaardbaar, tenzij de statenleden 5% van hun vergoeding in willen leveren om de kosten hiervoor te dekken. Op dit punt dien ik een motie in. De buitenlandse studiereizen zijn een andere verhaal. Dat ambtenaren dienstreizen maken, is logisch. Zij zijn degene die de besluitvorming van de staten moeten voorbereiden. Politici hebben daarentegen niets te zoeken in het buitenland. Iedere buitenlandse reis is daarom mijns inziens min of meer een snoepreis. Ik dien hierover een motie in, die tot doel heeft, GS criteria voor deze reizen te laten opstellen. De heer Poelmann (D66): U wilt alleen maar binnen de eigen grenzen kijken en nooit eens verder? Ik wijs op de Europese gedachte. Er wordt vooral naar samenwerking gestreefd, maar u vindt dat wij thuis moeten blijven? De heer J.P.M van Wijk (Socialistische Partij): De provincie voert geen landelijke beleid. Wat hebben wij daar te zoeken? Er is in Nederland genoeg om naar te kijken. Voorzitter! In november 1992 is in de
commissie NLO al gewaarschuwd tegen de opzet van de Groenfondsloterij. Het geraamde tekort van 1,4 mln. wordt zo maar even uit de middelen voor 1995 gehaald. Dat duidt op een onzorgvuldig beleid, waardoor diverse stichtingen, verenigingen en ouderen tekort zijn gedaan. Ik heb in maart jongstleden, evenals vele anderen, ook een lot gekocht. Of daar een prijs op is gevallen, weet ik niet. Als dat wel het geval is, dan nog zou ik deze niet willen incasseren om anderen in de provincie niet tekort te doen. Het college krijgt mijn lot dan ook in vier delen aangeboden als teken van het floppen van deze loterij. De sponsors blijken voor GS belangrijker te zijn dan de burgers. Ik laat met het verscheuren van mijn lot mijn afkeuring blijken over het door GS van Noord-Holland gevoerde beleid. Voorzitter! De SP-fractie zal de begroting en het beleidsprogramma dus niet steunen. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een tweetal amendementen en een tweetal moties van het lid de heer J.P.M. van Wijk c.s., luidende als volgt: Amendement 60-1 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
ongedaan te maken en deze bedragen te halen uit de vrije midden van 2 mln., en gaan over tot de orde van de dag. (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) mw A.C. van den Berg-Voets Motie 60-15 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, constaterende, -dat het vergaderen in de late namiddag en in de avonduren onnodig is; -dat dit tevens hoge kosten met zich brengt; overwegende, dat eventuele meerkosten door de statenleden dan ook zelf maar betaald moeten worden; dragen het college van gedeputeerde staten op om de meerkosten van vergaderingen in de late namiddag en avond te bekostigen door de statenvergoedingen van de statenleden met 5% te verminderen,
overwegende, -dat het afbouwen van de subsidies voor het vrouwenhulpverleningsbeleid (in 1996 à ¦ 285.000, in 1997 à ¦ 125.000 en in 1998 à ¦ 60.000) een ongehoord slechte zaak is voor de hulpverlening; -veel vrouwen in de provincie op allerlei gebied nog veel sociale hulp nodig hebben;
en gaan over tot de orde van de dag.
dragen het college van gedeputeerde staten op, dit ongedaan te maken voor deze jaren en de bedragen uit de vrije middelen van 2 mln. te halen,
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) D. Gök
Motie 60-16
overwegende, -dat statenleden in het buitenland niets te zoeken hebben, wat betreft reizen ten behoeve van de provincie; -dat dit moet gebeuren door ambtenaren omdat deze de besluitvormingen moeten voorbereiden; dragen het college van gedeputeerde staten op om criteria vast te stellen waaraan deze reizen moeten voldoen,
Amendement 60-2 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de archieven, oudheidkundigen en geschiedenis niet terug moeten naar ¦ 100.000; -dat de subsidies van historische verenigingen c.q. stichtingen gehandhaafd moeten blijven op ¦ 23.000; dragen het college van gedeputeerde staten op, dit 21
(get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) P.J. Bruystens (get.) A.H.M. Lauxtermann
6 november 1995
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) P.J. Bruystens (get.) A.H.M. Lauxtermann Deze amendementen en moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Elsthout (Centrumdemocraten): Mijnheer de voorzitter! Alvorens ik kritische geluiden ten aanzien van de begroting en het beleid van het college in het algemeen in deze zaal laat weerklinken, uit ik eerst een woord van dank aan alle ambtenaren die ervoor zorgdragen dat wij vrijwel dagelijks uitstekend geïnformeerd worden over hetgeen zich op provinciaal niveau afspeelt. Ook de ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van het provinciaal beleid krijgen van ons een compliment voor hun inzet en arbeidsprestaties. Voorzitter! De afgelopen vier en een half jaar heeft de CD-fractie zich verzet tegen schaalvergroting en schaalverkleining van de provinciale structuur. Wij hebben aangegeven, niets te voelen voor een Randstadprovincie. Wij waren tegen een fusie van Noord- en Zuid-Holland en tegen de totstandkoming van de stadsprovincie Amsterdam. Ook bij de algemene beschouwingen van verleden jaar heb ik mij hevig verzet tegen de zogenaamde bestuurlijke vernieuwingen. Ik kwam toen tot de sombere conclusie dat het begin van het einde van de provincie Noord-Holland al een feit was. Vier jaar lang stond ik alleen tegenover 78 statenleden het belang van het behoud van onze provincie te verdedigen. In de afgelopen jaren heb ik getracht, de staten ervan te overtuigen dat de grootstedelijke problemen, zoals werkloosheid, criminaliteit en woningnood, opgelost kunnen worden door de huidige bestuursstructuur indien de politici beschikken over daadkracht en politieke moed. Met de bestuursstructuur in ons land was en is niets mis. Er was naar onze mening wel iets goed mis met de politici. De grootstedelijke problemen zijn ontstaan door jarenlang wanbeleid. Onder het mom van tolerantie is de Nederlandse samenleving flink ontwricht. Alles moest kunnen; iedereen vrij en blij en iedereen was welkom. Mijnheer de voorzitter! De CD-fractie is zeer verheugd dat de Amsterdamse bevolking door middel van het referendum erin is geslaagd om het college ertoe te brengen, afstand te nemen van de stadsprovincie Amsterdam in haar oorspronkelijke vorm. Het college geeft in het Beleidsplan aan dat het een belangrijke rol wil spelen bij het zoeken van oplossingen voor de problemen van het gebied van de beoogde stadsprovincie. Dat is een mooi streven, maar ik denk dat de problemen, met uitzondering van de problemen in Amsterdam, in het gehele gebied van de voormalige stadsprovincie wel meevallen. Die problemen waren er ongetwijfeld ook wel gekomen als de grootstedelijke knelpunten door de stadsprovincie waren uitgesmeerd over het gehele gebied. Het college kan zich beter concentreren op het zoeken van oplossingen van de problematiek in Amsterdam, waarbij ik aanteken dat het verplaatsen van de problemen naar de regio geen oplossing is. De rol van de provincie bij het oplossen van de problemen zal naar mijn mening zeer gering zijn. Wij 22
6 november 1995
hebben geen instrumentarium om de criminaliteit aan te pakken of om de bevolkingsgroei tegen te gaan, die verantwoordelijk is voor de woningnood en de werkloosheid. Het enige wat wij als provincie kunnen doen, is een krachtig signaal afgeven aan de landelijke politiek, dat er een zeer terughoudend toelatingsbeleid gevoerd moet worden, dat de misdaad krachtig besteden moet worden en dat mensen die van heinde en verre zijn gekomen om zich hier schuldig te maken aan crimineel gedrag ... De heer Van den Broek (GroenLinks): Voorzitter! Mag ik u verzoeken in actie te komen? De link die door de fractie van de CD wordt gelegd tussen ons toelatingsbeleid en de criminaliteit is buiten proportie. Deze woordvoerder heeft dat al vaker gedaan en het lijkt mij gepast dat u hem tot de orde roept. De heer Bongers (VVD): Ik sluit mij hierbij aan. De heer Poelmann (D66): Ik ook. De voorzitter: Ik beluister dat de heer Elsthout wijst op "die mensen die" en niet op "de mensen", dat zijn er dus enkele. De heer Elsthout (Centrumdemocraten): Voorzitter! Inderdaad. Die mensen die van heinde en verre zijn gekomen om zich hier schuldig te maken aan crimineel gedrag moeten na het uitzitten van hun straf onvoorwaardelijk en onherroepelijk direct worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Als je afgaat op de getuigenis van professor Bovenkerk, zou Amsterdam met de uitvoering van de laatstgenoemde maatregel in één klap bevrijd zijn van duizenden criminelen. Een positieve bijkomstigheid is dat de tolerantie ten opzichte van de allochtonen die wel op een eerlijke manier hun boterham verdienen enorm zou toenemen, als men het kaf van het koren scheidt. Voorzitter! Een groot staatsman als Drees constateerde in de jaren zestig al dat ons land overbevolkt was en emigratie werd bevorderd. Koningin Juliana sprak in haar Troonrede in 1978 de woorden: ons land is vol, hier en daar zelfs overvol. Sinds 1982 wordt deze stelling in de Tweede Kamer verdedigd en beargumenteerd door de heer Janmaat. Ik spreek mijn hoop uit dat ook dit college gaat inzien dat de grootstedelijke problemen alleen opgelost kunnen worden als het college erkent dat ons land vol is. Zo lang het zijn ogen sluit voor de negatieve gevolgen van overbevolking en van immigratie zal het geen bijdrage kunnen leveren aan de oplossingen van de enorme problemen waar ons kleine landje mee kampt. Voorzitter! De CD-fractie was en is nog steeds van mening dat emancipatie geen kerntaak is van de provincie. Bij de kerntakendiscussie in de vorige statenperiode bleek dat iets minder dan de helft van
de statenleden dat ook vonden. Als men kijkt naar de nieuwe politieke verhoudingen, zoals die na de laatste verkiezingen is ontstaan, dan zou er een ruime meerderheid van deze staten tegen dezelfde motie stemmen. Het bevreemdt mij dan ook in hoge mate dat de VVD-fractie niet het initiatief heeft genomen, deze kerntaak te heroverwegen. Het emancipatieproces is naar onze mening voltooid; vrouwen hebben gelijke kansen en mogelijkheden en de gelijkheid is in de Grondwet verankerd. Het feit dat toch veel vrouwen ervoor kiezen om in plaats van een maatschappelijke carrière hun leven te wijden aan het gezin, betekent niet dat zij niet geëmancipeerd zijn, en verdient naar onze mening veel lof. Dit laatste betekent niet dat wij het minder waarderen als een vrouw wel voor een carrière kiest, integendeel. Wij zijn altijd van mening geweest dat de beste man of vrouw op de voor hem of haar meest geschikte positie moet zitten. Positieve discriminatie wijzen wij dus af, omdat wij de vrouw als volwaardig mens zien. Zij heeft geen kunstmatige ingrepen nodig om een bepaalde positie te bereiken. De heer Bongers (VVD): U slaat volkomen wartaal uit. De heer Elsthout (Centrumdemocraten): Kunt u dat toelichten? De heer Bongers (VVD): Ik heb daar geen enkele behoefte aan want op dat niveau kan ik niet discussiëren. De heer Elsthout (VVD): Dan moet u ook niet met zo'n stelling komen. Mijnheer de voorzitter! Ten aanzien van de zorg voor de mensen die ons land na de oorlog hebben opgebouwd, mensen die tientallen jaren voor een appel en een ei gewerkt hebben om een betere toekomst voor hun nageslacht te creëren, is de CDfractie duidelijk! Wij hebben de welvaart aan deze mensen te danken en het is ontoelaatbaar, de ouderen ten prooi te laten vallen aan de bezuinigingsdrift van de overheid. De CD-fractie heeft als enige fractie tegen het Kaderplan voorzieningen voor ouderen gestemd. Wij vonden en vinden het nog steeds onacceptabel dat er vele honderden verzorgingsplaatsen moeten verdwijnen louter uit zogenaamd geldgebrek. Wij waren ontzettend opgelucht dat de Raad van State de plannen heeft vernietigd. Tijdens de behandeling van het kaderplan en het uitvoeringsplan heeft de CDfractie naar voren gebracht dat het uitvoeringsplan binnen een jaar zou vastlopen, omdat het tijdsbestek te kort was en de aandacht te veel werd verspreid over de gehele provincie. Het leek ons praktisch onmogelijk om in twee jaar en negen maanden 3187 WBO-plaatsen te sluiten zonder dat dit onoverzienbare consequenties had voor de bewoners. Het leek ons beter, de termijn door te laten lopen tot het jaar 2000. Ook stelden wij voor, de 23
6 november 1995
uitvoeringsplannen eerst uit te voeren in één regio en om na realisatie te evalueren, zodat knelpunten weggewerkt konden worden en de operatie beter zou verlopen. Wij hopen dat de huidige gedeputeerde de PS-verslagen zowel op het punt van het kader- als op het punt van het uitvoeringsplan nog eens doorleest en de visie van de CD-fractie overneemt. Mijnheer de voorzitter! Op dit moment is er al weer grote onrust onder ouderen. De sluiting van 2200 WBO-plaatsen in de komende vijf jaar is wederom hard aangekomen. Veel ouderen voelen zich bedreigd en zijn bang dat zij hun vertrouwde omgeving gedwongen moeten verlaten. De gedeputeerde laat het grotendeels aan de regio's over om de modernisering van de ouderenzorg in te vullen. Wij vinden dit een te gemakkelijke manier van het afschuiven van verantwoordelijkheid. De gedeputeerde dient ervoor te zorgen dat, voordat de sluitingen gerealiseerd worden, de thuiszorg een behoorlijke financiële impuls krijgt en de wachtlijsten voor de WBO-plaatsen enorm gekrompen zijn. Voorzitter! De kwaliteit van de ruimtelijke omgeving is van essentieel belang voor de leefbaarheid van onze provincie. Het college constateert terecht dat het gevecht om de ruimte in onze provincie steeds heviger wordt. Het constateert terecht dat er spanning is tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de beschikbare ruimte. Deze spanningen worden naar onze mening gecreëerd door het ontbreken van een verstandige bevolkingspolitiek ofte wel het terugdringen van de overbevolking. Het lijkt ons praktisch onmogelijk om de belangen van stad en land, natuur en landbouw en milieu en economie in balans te houden als men de bevolkingsgroei maar over zich heen laat komen. De CD-fractie heeft zich in de afgelopen jaren verzet tegen de komst van bouwlocaties op groene en agrarische gebieden. Wij houden deze lijn vast. De natuur die men nu vernietigt, krijgt men nooit meer terug. Voorzitter! Onze fractie heeft bij het Centraal bureau voor de statistiek navraag gedaan over de immigratie naar ons land in de eerste zes maanden van 1995. Deze cijfers laten, tot onze verheuging, een dalende tendens zien ten opzichte van de voorgaande jaren, waar het om gemiddeld 130.000 mensen per jaar ging. Deze dalende tendens zal zich in de komende jaren zeer waarschijnlijk doorzetten. Ik vind dat het college zich daarover zeer goed moet laten informeren, voordat het besluit om nog meer groene gebieden op te offeren ten behoeve van woningbouwlocaties. Het beleid ten aanzien van landschap en natuur kunnen wij bijna geheel onderschrijven. Het is een goede zaak om agrariërs een grotere rol te geven bij het natuur- en landschapsbeheer. Onze fractie kijkt vol verwachting uit haar het plan van aanpak voor de verdere ontwikkeling van het agrarisch natuurbeheer. Wij willen nog wijzen op het enorme belang, dat ons land in staat moet zijn om in de eigen voedselvoorziening te kunnen voorzien in tijden van
spanningen. De heer Poelmann (D66): Dat is toch al het geval? Wij zijn een van de grootste exporteurs van agrarische produkten, dus dat zal wel lukken. De heer Elsthout (Centrumdemocraten): Dat moet dan ook zo blijven. Er mogen niet nog meer agrarische bedrijven gesloten worden. Voorzitter! De initiatieven die worden ontwikkeld in samenwerking met Zeeland en ZuidHolland om de mestproblematiek aan te pakken, zullen gericht moeten zijn op verwerking en hergebruik van mest en niet op het verminderen van de agrarische sector. Ook het beleid ten aanzien van cultuur dragen wij een warm hart toe. Het is van groot belang dat ons cultureel-historisch erfgoed in goede staat aan de volgende generaties kan worden overgedragen. Ten aanzien van de komende discussie over een nieuwe luchthaven in Noord-Kennemerland kan ik alvast meedelen dat de CD-fractie het niet verantwoord vindt om de bevolking in deze regio, naast de overlast die men ondervindt van de Hoogovens, ook nog de hinder en milieu-overlast van een luchthaven te laten ondergaan. Onze fractie blijft bij het standpunt dat het beter is, ons te blijven concentreren op een volwaardige luchthaven in Flevoland. Voorzitter! Onze conclusie. De eerste begroting van het nieuwe college lijkt in eerste instantie weinig nieuws te brengen. De CD-fractie betreurt, dat de visie van het college ten aanzien van de grootstedelijke problematiek zich beperkt tot symptoombestrijding en het niet de werkelijke oorzaken wil aanpakken. Ook het ouderenbeleid, in het bijzonder de bezuinigingsoperaties op de WBOplaatsen, wordt door ons zeer betreurd. Wij wachten de beantwoording van het college af, voor wij een definitief oordeel geven over het totale beleid voor 1996. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! De editie van de Volkskrant van jongstleden zaterdag trok mijn aandacht. Daarin werd een mening verkondigd, die u beslist niet zal zijn ontgaan. Ik citeer: "Nicole, een meisje van 15 jaar, wil graag voetballen en wordt tegengehouden door het KNVBbestuur. De bloody limit is wel de reden: "je kunt die jongens die hun voetbalcarrière aan het opbouwen zijn toch niet tegen meisjes laten spelen", met andere woorden de jongens zijn serieus bezig met hun carrière en mogen daarin niet worden gehinderd door meisjes die kennelijk niet serieus bezig zij. Ik ontplof haast van kwaadheid. Wat een zootje oude ballen, weg ermee". De heer Le Belle (D66): En in ieder geval veel beter voetballen.
24
6 november 1995
Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Die discussie kan nog een keer gevoerd worden. Niet zo lang geleden heb ik een heel mooi doelpunt gezien, ik dacht in de wedstrijd Nederland tegen Rusland. Vrouwen kunnen doelpunten zetten waar Louis van Gaal een luchtsprong bij maakt, als hij eenzelfde doelpunt door een man ziet scoren. Het was getekend: Margot van der Goot, 17 jaar, uit het Noordhollandse Blaricum. Een plaats overigens waar wij 40 kiezers hebben zitten, gerekend naar de laatste statenverkiezingen. Dit aantal zal zeker worden verhoogd wanneer men daar verneemt dat wij tegen bezuiniging op emancipatie zijn. Een motie daartoe steunen wij. Ik zit nu meteen in het hoofdstuk "algemeen bestuur en organisatie". Een deur die lange tijd gesloten bleef, was die naar het onderwerp provinciale herindeling, ofte wel "de stadsprovincie: wat doen we ermee?". Voor De Groenen is bevestigd dat de mening die wij al koesterden voor het referendum, inderdaad aansluit bij de mening van de meerderheid van de bevolking van Amsterdam. Wij zijn voor een sterke provincie die zo nodig knopen kan doorhakken en die de kloof tussen de burger en de politiek kan dichten. Bij grensoverschrijdende problemen zien wij een taak weggelegd voor probleemgerichte samenwerkingsverbanden van gemeenten en provincies. Wat ons echt zorgen baart, is dat men overgaat tot efficiency-maatregelen. Men wil een kleiner bestuursapparaat op provinciaal niveau. En let nu op: het doel is om de provincie een krachtiger bestuurslaag te laten vormen. Wat men nu in feite doet, is meer werk verschaffen voor minder mensen. Tijd voor menselijk contact zal er dan wel bij inschieten. Ik citeer een Noordhollandse burgemeester, die verleden week tijdens een bijeenkomst, georganiseerd door de bedrijfsregio West-Friesland, treffend zei: "bestuurlijke vernieuwing heeft niets met maken met schaal; het heeft te maken met verbetering van kwaliteit en mentaliteit". De Groenen zijn het er volledig mee eens dat kapitalen uitgeven aan bestuurlijke vernieuwing niets uithalen als dezelfde mensen met dezelfde ideeën en dezelfde mentaliteit in die nieuwe structuren gaan werken. Verder wensen De Groenen dat het begrip "grootstedelijk Amsterdam" wordt gedefinieerd. Als er al wordt gesproken over "grootstedelijk Amsterdam", dan moeten er heldere afspraken komen waar de grenzen liggen! Voorlopig nemen wij aan dat het grootstedelijk Amsterdam identiek is aan de huidige gemeente Amsterdam. Het onderwerp rampenbestrijding heeft altijd een prominente plaats ingenomen in de politiek van De Groenen. Wij hebben dicht geïndustrialiseerde gebieden in Noord-Holland en langs onze kust loopt één van 's wereld drukste vaarroutes. Hoe vervelend ook, je kan er niet omheen dat rampen mogelijk zijn. De Groenen nemen geen genoegen met het dat er slechts één zin is gewijd aan oefeningen
rampenbestrijding. Ik zal hierover dan ook een motie indienen. Op bladzijde 21 van het hoofdstuk kwaliteit van de ruimtelijke omgeving lezen wij: "het gaat om het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen belangen van stad en land, natuur en landbouw en tussen milieu en economie". Dit is een rookgordijn. Natuur en milieu zijn geen grootheden die op gelijke voet staan met landbouw en economie. Het denken in termen van evenwicht tussen natuur en milieu aan de ene, en landbouw en economie aan de andere kant, is misleidend. Natuur en milieu vormen de basis van landbouw en economie. Wanneer economie alleen maar kan functioneren ten koste van haar eigen basis, de natuur, dan is er iets ernstigs mis met die economie. De fractie van De Groenen is van mening dat alle politieke partijen tegenwoordig zeer begaan zijn met het milieu. Echter, zij deinzen ervoor terug, vraagstukken, zoals de drastische vermindering van de CO2-uitstoot, echt aan te pakken. Die maatregelen zijn nodig, ook al doen ze echt zeer. Wij moeten ons houden aan het Klimaatverbond. Tot onze niet geringe verrassing lazen wij in de pers het bericht dat er eigenlijk best een soort Schiphol op een kunstmatig eiland voor de kust kan worden aangelegd. Het ontbrak er nog maar aan dat men hier de vervuilde baggerspecie voor gebruikt. Wij betwijfelen het of de bewoners van onze kustgebieden reikhalzend naar deze oplossing uitkijken. Het plan is onzinnig, zoals het plan van een vijfde baan ook onzinnig is. De fractie van De Groenen is voor de compacte stad. De opmerking echter dat "de doelstelling is het flexibiliseren van milieubeleid en milieunormen ten einde ze daarmee dienstbaar te maken aan de ontwikkeling van de stedelijke omgeving", doet ons vrezen voor het ergste. In feite zien wij een verruiming van het gedoogbeleid in het verschiet. De gemeente Weesp wil in de Bloemendalerpolder 20 à 30.000 m2 kantoren bouwen als geluidsmuur voor de geplande 156 woningen erachter. Dit is tegen de wens van gedeputeerde staten. Wij hopen dat GS de ontwikkelingen op de voet zullen volgen. Misschien ben ik een slechte lezer, maar in het gehele Beleidsplan heb ik IJburg niet terug kunnen vinden, tenzij men mij dit wil verkopen onder het hoofdje "Ontwikkeling natuur", en dan staat er onder meer "aanzet tot uitvoering van de Diemer Wig (strategie-project ROM-IJmeer)". Nou heb ik toch altijd gedacht dat het hier woningbouw betrof, en niet de aanleg van een park. De geplande aanleg van IJburg is voor de fractie van De Groenen onaanvaardbaar. Terwijl het definitieve besluit over de eerste fase nog moet worden genomen, gaat men al aan de gang met een tweede Milieu-effectrapportage. Wij hebben sterk de indruk dat naarmate de planning vordert, de milieuregels worden aangepast. Als voorbeeld wijzen wij op de grenzen van het Ramsargebied inzake de "wet-lands". Het zweemt hier naar 25
6 november 1995
een beleid dat ertoe zou kunnen leiden dat er een loopje wordt genomen met internationale af spraken. Wij zijn ervan overtuigd dat een ongetwijfeld komend correctief referendum de zaak recht zal trekken. De problemen rond de aanpak van prioritaire afvalstromen en de verontreiniging van oppervlaktewateren zijn ernstig. Daarbij komt nog de baggerproblematiek. De fractie van De Groenen is verheugd met de belangstelling die de provincie toont voor het verwerken van de met onder andere PAK's, PCB's, DDT, zink, chroom en minerale oliën vervuilde bagger in de haven van Velsen. Niet blij zijn wij met het grote aantal genoemde mogelijke stortplaatsen. Stort schuift deze kwestie op de lange baan, in de schoot van een volgende generatie. Ons inziens is het noodzakelijk dat stort en verwerking op één locatie komen. Oplossingen zoals storten in het IJmeer of de Amerika- en de Afrikahaven, of het aanleggen van een kunstmatig eiland voor de kust, zijn voor de fractie van De Groenen onaanvaardbaar. Afvalscheidingsplicht voor de burger betekent een duidelijk signaal afgeven door de overheid. De fractie van de Groenen geeft toe dat controle een moeilijke zaak is, maar dat is ook het geval bij rijden door rood licht, hoewel, dat kan door camera's worden gecontroleerd .... Alle vormen van alternatieve energie, zoals windenergie, zonne-energie en warmtekrachtkoppeling, kunnen rekenen op onze warme steun. De provincie zou meer aandacht moeten besteden aan dit dringende onderwerp. Nu blijven deze mogelijkheden altijd weer beperkt tot experimenten in de marge. De uitstekende initiatieven van de fractie van D66 in dit opzicht, zal de fractie van De Groenen zeker steunen. Gewaakt moet worden voor een invulling van het begrip "natuur" die riekt naar sentimentaliteit in plaats van naar mest. Niet dat de fractie van De Groenen blij is met de hoeveelheid mest die er is, maar er moet ruimte blijven voor voldoende landbouw en veeteelt om de eigen bevolking van ten minste de provincie te voeden. Dat biedt onze bevolking ook voor de toekomst een garantie dat de buikriem niet hoeft te worden aangehaald. En voedsel verbouwen dicht bij de gebruiker bespaart ons milieu de last van veel vervuilend vervoer. Wij zijn ertegen dat de bollenkwekerijen en kassen aanzienlijk uitbreiden voor nog meer export, maar wij zijn er ook tegen dat zij geheel verdwijnen. Wat wij moeten doen, is mogelijk maken dat deze bedrijfstakken rendabel en toch milieuvriendelijk werken. Daar zal in de toekomst veel meer geld voor nodig zijn dan nu beschikbaar is. Maar de winst halen wij dubbel en dwars terug in de komende tijd, en wel door behoud van zelfvoorziening en behoud van werkgelegenheid. Land- en tuinbouw plus veeteelt moeten worden gesteund op alle denkbare wijzen om over te kunnen schakelen op meer biologische methoden van werken. Bonus bij dit alles is dat het Noordhollands
landschap behouden wordt op een natuurlijke wijze, zonder er een soort openluchtmuseum van te maken. Dit zal overigens de recreatie daarna dubbel en dwars ten goede komen: de toerist verkiest uiteindelijk toch ècht boven namaak. Het hoofdstuk economische ontwikkeling, werkgelegenheid en mobiliteit telt zes pagina's. Drie bladzijden daarvan, dus de helft, gaan over mobiliteit. Drie regeltjes zijn gewijd aan het provinciaal fietsbeleid. Dit is treffend voor de houding van het tegenwoordige college. Dat men de opcenten op de motorrijtuigenbelasting niet wenst te verhogen, kunnen wij van dit college begrijpen, hoezeer wij het ook betreuren, maar dat er zelfs geen inflatiecorrectie hierop wordt toegepast, gaat ons verstand te boven. Ik meen dat zo'n correctie al een miljoen zou opleveren. De totale investeringen in de ontwikkeling van de Noordkop voor één toeristisch project is 319 mln. In het Beleidsplan hoopt men dit bij elkaar te krijgen door investeringen door de particuliere sector en subsidies van de Europese Unie. De provincie draagt tot 1998 ¦ 600.000 bij; wel wat krapjes tegenover 319 mln. De IJmond heeft in het kader van het Residerprogramma een bijdrage gekregen van de Europese Unie van 37 mln. Daar draagt de provincie als cofinanciering gedurende twee jaar 3,8 mln. aan bij. Dat steekt nou toch echt wel erg af bij de Noordkop, vindt het college zelf niet? Op 18 april jongstleden mocht ik in de vergadering van provinciale staten memoreren dat er een unieke gelegenheid was om ambtenaren aan te trekken die gespecialiseerd zijn in het subsidiebeleid van de Europese Unie. Ik zei toen: "Daar kunnen we een miljoenen-voordeel mee behalen". Nu dien ik hiertoe een motie in. In de verkeersplanologie wordt onder andere de N22 als groot wegenproject aangehaald. Diezelfde N22 komt uiteraard ook terug in het hoofdstuk "financiële achtergronden". Op bladzijde 45 gaat het over een provinciale bijdrage van 17 mln., die naar verwachting helaas bijgesteld zal moeten worden tot 23 mln. En op bladzijde 46 staat dat de provinciale bijdrage 17 mln. is, maar dat de verwachte bijdrage 25 mln. zal zijn. Als dat laatste waar is, dan moet men er echt rekening mee houden dat wij dan die 2 mln. voor vrije besteding kwijt zijn, en dat zou ik toch wel heel erg zonde vinden. Maar geen nood, ik geef de oplossing aan door middel van een motie die alle zorgen van het college afwentelt en die bovendien 17 mln. in het laatje brengt. De Noord-Zuidlijn die Amsterdam zal gaan doorkruisen, tenminste dat hoopt het Amsterdamse gemeentebestuur, is fase 1 van de verbinding Hoofddorp-Purmerend. Dat zal men misschien niet direct erkennen, maar een ieder met enige intelligentie kan die gevolgtrekking maken. Er is al een treinverbinding Hoofddorp-Purmerend, en het gevaar bestaat dan ook dat het magere openbaar vervoer in de regio nog meer achteruit gaat. Daarom willen wij ook 26
6 november 1995
GS verzoeken, geen enkele medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit project. Ik dien hieromtrent een motie in. Onlangs is bekend geworden dat de NS de zogenaamde Hanzelijn gaan aanleggen. Dat is een spoorlijn tussen Lelystad en Kampen. Een voortvarend besluit van de provincie Noord-Holland zou kunnen zijn om in overleg te treden met NS, Rijk en provincie Flevoland, met als doel een spoorlijn tussen Enkhuizen en Lelystad te realiseren. Noord-Holland heeft dan een rechtstreekse snelle verbinding met het Noordoosten des lands. Ik dien een motie hiertoe in. Betreffende de economische bedrijvigheid waarschuwen wij tegen een zodanige nadruk op toerisme, dat onze fraaie steden en dorpen openluchtmusea worden in plaats van prettige plaatsen om te leven. De fractie van De Groenen is voor aandacht voor het midden- en kleinbedrijf, met de nadruk op "klein", dat wel, want zodra bedrijven flink groter worden, willen ze meer autowegen aanleggen voor goederenvervoer. Zij gaan dan meer automatiseren, efficiënter werken, waardoor er minder banen komen. Het gevolg zou zijn: meer vervuiling, maar niet de zo nodige economische bedrijvigheid. Kleine bedrijfjes zijn in het algemeen milieu- en mensvriendelijker. En omdat ze een plaatselijke aangelegenheid zijn, neigen ze ertoe, plaatselijke arbeidskrachten in dienst te nemen: prettig voor mens en milieu als men niet meer in de file hoeft te staan. Cultuur, maatschappelijk welzijn en zorg hebben het zwaar te verduren in deze periode. Nettolasten van verkeer en vervoer: 119,8 mln. en van cultuur, maatschappelijk welzijn en zorg: 76 mln. Het beleid inzake zorg werd getypeerd als "snel, pijnlijk en duidelijk". Dat was kennelijk een compliment. Wij maken daarvan: "snel, pijnlijk en onduidelijk". Triest is de toon van verzelfstandiging, verzakelijking en privatisering die zelfs in deze sectoren de boventoon voert. Deze begrippen zijn volgens de fractie van De Groenen strijdig met termen zoals "zorg" en "welzijn". Een lijst met handtekeningen van alle medewerkers van de afdeling Welzijnszorg van de provincie die zich zorgen maken over het nieuwe beleid, maakte op 31 mei jongstleden tijdens de commissievergadering Zorg bedroevend weinig indruk. De geestelijke gezondheidszorg, de bejaardenoorden, de jeugdhulpverlening, de thuiszorg, de ziekenhuizen en ga zo maar door: alles en iedereen moet inleveren. "Zorg op maat" is nota bene daarbij het wachtwoord. Het gaat vast niet over de maat passend bij een ouder iemand die een minimum-uitkering "geniet". Die moet maar afwachten welke zorg hij of zij krijgt. Wat de ouderen betreft, was mijn fractie verheugd, te horen dat men ook in Noord-Holland kennis heeft genomen van het geslaagde experiment met een "persoonsgebonden budget" voor ouderen die thuiszorg behoeven. Een experiment waarbij de
bejaarde niet afwacht, maar zelf de zorg koopt die werkelijk op maat is. Wij hopen dat GS deze nieuwe ontwikkelingen mee zullen nemen in hun beleid. Helaas zal ongetwijfeld wel veel gewacht moeten worden voor opname en hulp in de steeds schaarser wordende ziekenhuizen. En dan tot slot cultuur. Tot onze ontzetting namen wij kennis van de verlaging krediet scheppende kunsten met ¦ 100.000, reductie krediet eigentijdse muziek voor ¦ 50.000 en beëindiging bijdrage drie historische verenigingen ad ¦ 24.000. Om met de laatste post te beginnen: hier wordt toch echt een flinke domper gezet op het genoegen dat leden van historische verenigingen en belangstellenden aan die activiteiten ontlenen. En dan de post van ¦ 100.000 bezuiniging op scheppende kunsten. Dat blijkt te zijn voor het verstrekken van subsidies aan componisten. En in de nota die mij werd verstrekt als aanvullende informatie op de begrotingsposten 1996 staat letterlijk: "de relatie met de cultuurparticipatie blijft hier achter". Een Noordhollandse componist maakt een compositie, en de provincie Noord-Holland beweert spijkerhard dat hij niet participeert. Het absolute dieptepunt bereikt het college met te willen snoeien in de subsidie voor kernpodia. Jonge mensen die optreden op de 25 aangesloten kernpodia raken in één klap met die ¦ 50.000 bezuiniging een achtste van hun budget kwijt. Een eenvoudig rekensommetje wijst uit dat 3 à 4 kernpodia hun deuren zullen moeten sluiten, maar dat niet alleen. Het is volstrekt gebruikelijk dat men werkt met een bepaald circuit-systeem. Ik doel hierbij op een groep musici die meerdere kernpodia aandoet. Het is dan ook logisch dat ook in het circuit wordt gesneden; een rampzalige ontwikkeling. Wij verzoeken dan ook dringend de steun van de hier aanwezige statenleden om de totale bezuinigingsmaatregelen van ¦ 173.100 ongedaan te maken. Wij dienen hiertoe twee amendementen in en geven de dekking aan door te wijzen op de 2 mln. die beschikbaar is voor vrije besteding. Ik beëindig mijn betoog met een aanbeveling. In diezelfde Volkskrant waarin de mening stond van onze vrouwelijke voetballer is een interview verschenen met professor Meijer van de Maritieme geschiedenis van de oudheid aan de Universiteit van Amsterdam. Het ligt in zijn bedoeling om een trireme te bouwen. Dat is een soort grote roeiboot met 170 roeiers in drie lagen. Van de zesde tot de vierde eeuw voor Christus maakten deze schepen furore in de Egeïsche Zee. De thans na te bouwen trireme zou het IJsselmeer kunnen doorklieven met een snelheid van 16 km per uur. De trireme's kwamen uit Athene. De roeiers waren ook Atheners, die tevens behoorden tot de volksvergadering die democratisch besliste over uitbreiding van de vloot en daarmee over hun eigen werk. Ze verdienden met dit werk een karige boterham, dat wel, maar dank zij de democratie hadden zij tenminste te eten. De combinatie van onze 27
6 november 1995
dankbaarheid jegens de Atheners voor de ons nagelaten democratie en het plan tot nabouwen van de trireme nu, zou kunnen culmineren in het aanbod van de provincie Noord-Holland, een gedeelte van de financiering van de trireme op zich te nemen. En daarmee heeft Noord-Holland dan, slim als wij zijn, er ook een toeristische attractie van formaat bij, die vanuit de gehele wereld veel belangstelling zal trekken. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een vijftal moties en een tweetal amendementen van het lid mevrouw J.J. Smit-Boerma c.s., luidende als volgt: Motie 60-17 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1996; overwegende, dat -de enige zin in het Beleidsplan gewijd aan Oefeningen Rampenbestrijding: "in 1996 zullen wij weer initiatieven ontwikkelen om met gemeenten, regio's en andere organisaties te komen tot oefeningen op uiteenlopende terreinen" volstrekt onvoldoende is; -in de sterk geïndustrialiseerde gebieden die de provincie Noord-Holland kent een redelijk gevaar bestaat voor rampen van aanzienlijke omvang; -de kans op rampen met schepen op één van de drukste vaarroutes ter wereld langs de Noordzeekust van Noord-Holland helaas eveneens niet onaanzienlijk is; verzoeken gedeputeerde staten, -de in genoemde subparagraaf beschreven plannen nader te preciseren, uit te breiden en te concretiseren, één en ander ondersteund door adequate gegevens; -in de nieuwe plannen tot uiting te laten komen dat de oefeningen rampenbestrijding een prioriteit zijn van de provincie Noord-Holland, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) mw J.C.M. Onstenk Motie 60-18 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1996;
1996; hebben kennis genomen van -het voornemen van de minister van Verkeer en Waterstaat om mee te werken aan het plan van de Nederlandse Spoorwegen om de zogenaamde Hanzelijn (tussen Lelystad en Kampen) aan te leggen (tot 2002); overwegende, dat -momenteel het spoorwegnet tè eenzijdig op Amsterdam is gericht; -aan reizigers uit Noord-Holland een snellere verbinding met het Noorden en het Oosten van het land geboden moet worden; verzoeken gedeputeerde staten, -in overleg te treden met de Nederlandse Spoorwegen, het Rijk en de provincie Flevoland om een spoorweg Enkhuizen-Lelystad mogelijk te maken, en gaan over tot de orde van de dag.
overwegende, dat -er geen noodzaak is tot aanleg van een regionale Noord-Zuid lijn tussen Hoofddorp en Purmerend, aangezien er al een treinverbinding HoofddorpPurmerend bestaat; -dus ook van het thans in Amsterdam geplande deel van dit project dient te worden afgezien, aangezien Amsterdam al voldoende alternatief openbaar vervoer heeft en het project aldaar dus slechts bedoeld is als eerste fase van de verbinding Hoofddorp-Purmerend; -er gerede vrees mag bestaan dat in het toch al magere openbaar vervoer in de regio nog meer wordt gesneden; verzoeken gedeputeerde staten, geen medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit project, en gaan over tot de orde van de dag.
(get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) A.H.M. Lauxtermann
(get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) A.H.M. Lauxtermann
Motie 60-19
Motie 60-21
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1996;
ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1996;
overwegende, dat -de provincie het primaat heeft bij de planvorming N22 (westelijk deel Haarlemmermeer); -de Provinciale Raad voor Milieu en Water bij schrijven d.d. 25 oktober 1995 concludeert dat de N22 geen essentiële bijdrage levert aan het regionale wegennet; -het misbruik van de N22 als sluiproute groot gevaar voor het verkeer zou opleveren;
overwegende, dat -er een opmerkelijk verschil bestaat tussen de ter beschikking gestelde financiën voor de IJmond en de Noordkop; -de Europese Unie aan de IJmond een bijdrage van 7 mln. heeft toegekend en dat er voor de Noordkop nog niet één Europese subsidie is verleend, ja zelfs is aangevraagd; -vanuit de provincie aan de IJmond een cofinanciering voor 1996 en '97 van jaarlijks ¦ 1.900.000 wordt bijgedragen; -vanuit de provincie aan de Noordkop in 1996, '97 en '98 jaarlijks ¦ 200.000 wordt bijgedragen;
verzoeken gedeputeerde staten hun medewerking aan de aanleg van de N22 stop te zetten, en gaan over tot de orde van de dag.
Motie 60-20
verzoeken gedeputeerde staten, -voor de aanvraag van zo'n Europese subsidie met spoed een specialist in het subsidiebeleid van de Europese Unie aan te trekken; -wat betreft de kosten van genoemde specialist niet hoger te gaan dan een maximum honorering van ¦ 200.000;
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
dekking voor genoemd bedrag kan worden gevonden in de ¦ 2.000.000 beschikbaar voor vrije besteding,
ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting
en gaan over tot de orde van de dag.
(get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) A.H.M. Lauxtermann
28
6 november 1995
(get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) A.H.M. Lauxtermann Amendement 60-3 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995 ter behandeling van het Beleidsplan en de begroting 1996; overwegende, dat -op het budget voor Scheppende Kunsten een bezuiniging wordt voorgesteld van ¦ 100.000 en dat deze bezuiniging wordt verhaald op componisten; -bij krediet voor het verlenen van subsidies aan Historische Verenigingen c.q. Stichtingen ten Behoeve van Publikaties een bezuiniging wordt voorgesteld van ¦ 23.100 en dat deze bezuiniging leidt tot het schrappen van subsidies van drie (Noord)-Hollandse en regionale geschiedenisverenigingen; -op de subsidieregeling Eigentijdse Muziek een bezuiniging wordt voorgesteld van ¦ 50.000, welke wordt verhaald op de Kernpodia van Eigentijdse Muziek; voorts, dat -kunstenaars (componisten en musici) zeer worden geremd in hun scheppend werk en functioneren; -een flinke domper wordt gezet op het genoegen dat leden van historische verenigingen (en belangstellenden) aan hun activiteiten ontlenen; besluiten, af te zien van de voorgestelde bezuinigingen, die een totaal bedragen van ¦ 173.100; dekking voor genoemd bedrag kan worden gevonden in de ¦ 2.000.000 beschikbaar voor vrije besteding, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. Van Wijk (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) P.J.M. Poelmann (get.) D. Gök Amendement 60-4 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995 ter behandeling van het Beleidsplan en de Begroting 1996; overwegende, dat -op de subsidieregeling Eigentijdse Muziek een bezuiniging wordt voorgesteld van ¦ 50.000; -deze bezuiniging ten laste komt van 25 Kernpodia 29
6 november 1995
Eigentijdse Muziek; -de subsidiëring ten behoeve van de incidentele concerten wordt beëindigd; voorts, dat -de Kernpodia Eigentijdse Muziek belemmerd worden in hun programmatie en dat dit zelfs kan leiden tot sluiting van enkele van die Kernpodia; -de belangstelling voor de Eigentijdse Muziek zeer groot is, niet alleen onder jongeren, maar bij alle bevolkingsgroepen; -de uitvoering van Eigentijdse Muziek voor jonge, startende musici een belangrijke bron is voor het verwerven van die ervaring en bekendheid die zij nodig hebben om uiteindelijk vast werk te vinden; besluiten, af te zien van de voorgestelde bezuiniging van ¦ 50.000; dekking voor genoemd bedrag kan worden gevonden in de ¦ 2.000.000 beschikbaar voor vrije besteding, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. Van Wijk (get.) P.J.M. Poelmann (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) D. Gök Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Verburg (CDA): Mijnheer de voorzitter! Dit college staat al weer ruim een halfjaar op de rails. Het schip ligt op koers. Deze eerste begroting geeft ons zicht op de voortvarendheid waarmee het collegeprogramma 1995/1999 daadwerkelijk inhoud kan worden gegeven. Het geeft ons vertrouwen dat het college heel zelfbewust, resultaatgericht en met een open relatie met de buitenwereld wil werken aan een betrouwbare overheid en afspraken wil nakomen. Het werken aan de rol en de positie van de provincie in de toekomst is herkenbaar in het Beleidsplan 1996. De CDA-fractie wil daarop bij deze algemene beschouwingen nader ingaan onder het motto: het CDA staat voor een slagvaardig, betrouwbaar en solidair provinciaal bestuur; een provinciaal bestuur dat ook zuinig of, beter gezegd, verantwoord als een goed rentmeester met de verworvenheden in de provincie moet kunnen en willen omgaan. Wij staan daarbij voor een beter en sterker Noord-Holland. Uit praktische overwegingen zullen tijdens mijn algemene beschouwingen niet alleen de moties maar ook de amendementen worden ingediend. Dit is bedoeld om de behandeling van de moties en de amendementen in goede banen te leiden. Voorzitter! Wij kunnen sleutelen wat wij willen aan de bestuurlijke organisatie, maar duidelijk is voor de CDA-fractie dat het allereerst gaat om de
inzet van de bestuurders en de politici. Zij dienen probleem- en taakgericht te werken. Het CDA vindt dat wij zuinig moeten zijn met de structuren die er zijn. Wij moeten niet te gemakkelijk over grenzen heen stappen of grenzen veranderen. Structuurdiscussies zijn weinig effectief, worden nauwelijks begrepen door de burger en het is zeer de vraag of ze werkelijke bijdragen aan het herstel van de vertrouwensrelatie tussen de burger en het politiek bestuur. Het werken aan dat herstel moet uit ons zelf voortkomen. Ik heb het al eerder gezegd: geen gezelschapsspelletjes voor bestuurders meer. Wij hebben genoeg te doen in onze provincie NoordHolland om andere vraagstukken die op ons afkomen slagvaardig te behandelen. Het kiezen voor een stadsprovincie Amsterdam is in onze optiek dan ook niet realistisch. De fut is eruit, het schip is door de wind gegaan. Of de keuze weer actueel wordt, hangt sterk af van het draagvlak en van de wijze waarop aan de samenwerking door gemeenten op flexibele wijze vorm wordt gegeven om probleemgericht en probleemoplossend te kunnen werken. Wij verwachten daarbij een actieve rol van de provincie. Ook bij de betrokken gemeentebesturen merken wij dat men het tijdperk van dagdromen achter zich wil laten en de hand aan de ploeg wil slaan voor een probleemgerichte samenwerking gericht op de oplossing van het vraagstuk. Wij zijn ook geen voorstander van een verborgen agenda voor gemeentelijke herindeling. Wie wind zaait, zal storm oogsten. De CDA-fractie kiest in eerste instantie voor ondersteuning van initiatieven van gemeenten zelf om tot samenwerking gericht op fusie te komen. Kan het college deze lijn volgen? Wil het college samen met ons, meer nadruk leggen op het ontwikkelen van een incentive-beleid? De heer Poelmann (D66): Wie heeft die verborgen agenda? De heer Verburg (CDA): Ik heb gezegd dat wij daar niet aan mee willen werken. U heeft er vanmorgen wel over gesproken, maar het is nog onduidelijk of u een groot voorstander bent van gemeentelijke herindeling of dat u er terughoudend tegenover staat. Ik zeg duidelijk hoe wij daarover denken. Wij willen voorkomen dat anderen een verborgen agenda hanteren. Als de politiek voor en in samenwerkingsgebieden substantiële knelpunten op het gebied van wonen, werken, verkeer en recreëren gezamenlijk weet op te lossen, zou in de visie van de CDA-fractie de noodzaak voor gemeentelijke herindeling er ook niet zijn. Daarom staan wij voor een actieve provincie die samenwerking bevordert en, wanneer men er niet uitkomt, knopen doorhakt. Wij zijn ook geen voorstander van verstikkende uniformiteit van intergemeentelijke samenwerkingsvormen. Differentiatie gericht op de daadwerkelijke oplossing van het probleem moet mogelijk zijn, waarbij de provincie ook bereid moet 30
6 november 1995
zijn, slagvaardig op te treden als de oplossing te lang op zich laat wachten. Wij kiezen dus voor een herwaardering van de intergemeentelijke samenwerking. Dit alles vraagt om een zelfbewuste provincie die voorwaarden schept waarbinnen anderen hun verantwoordelijkheden kunnen waarmaken en daartoe worden gestimuleerd. Wanneer belangen blijven botsen en de slagvaardigheid en de betrouwbaarheid in het geding komen, zullen wij op grond van de totale afweging de knopen moeten doorhakken. Het betekent ook dat wij als provincie verder moeten werken aan de vernieuwing gericht op decentralisatie naar gemeenten, op versterking van de intergemeentelijke samenwerking en op de open relatie met de burger. Wij moeten op een meer overzichtelijke wijze invulling geven aan het strategieproces, waarbij het ook gaat om cultuurveranderingen in de gehele personele organisatie. Het gaat om een provincie die herkenbaar is door haar slagvaardigheid, betrouwbaarheid en solidariteit. Voorzitter! De slagkracht van onze provincie zit in het vermogen om slagvaardig en flexibel te kunnen optreden. Soms lijkt het wat langer te duren, maar als het einddoel, zoals bij de reorganisatie van de waterschappen, mogelijk in zicht is, kan toch met tevredenheid worden teruggekeken. Ik wijs op de versterking van de democratisering door het opnemen van ingezetenen in de besturen. De CDA-fractie vindt dat de verhouding tussen de overheid en de agrarische sector te veel en onnodig onder spanning staat. Dat het milieu-, het natuur- en het landschapsbeleid beperkingen aan de land- en tuinbouw opleggen, is een gegeven. Het is echter wel een gezamenlijke opdracht om bedreigingen slagvaardig om te zetten in kansen en noodzakelijke verbeteringen in onze provincie. Het college doet daar al zeer veel aan, maar wij willen toch nog enkele extra accenten aanbrengen. Ik noem het mestbeleid. Wat nodig is voor bepaalde delen van het land hoeft nog niet in volle omvang voor Noord-Holland te gelden. Voor Noord-Holland bepleiten wij dat in de toekomst het uitrijden van drijfmest op de klei- en veengronden in de gehele maand september mogelijk moet zijn. De heer Poelmann (D66): Gaan wij daarover? De heer Verburg (CDA): Daar kom ik straks op terug. Ook bepleiten wij dat stuifbestrijding met rundveedrijfmest op Texel en de zandgronden mogelijk moet worden gemaakt. Vorig jaar is door een motie ter zake van de VVD-fractie, die mede door de CDA-fractie werd ondersteund, aangenomen. De heer Bongers (VVD): Dat noem ik nog eens vuurkracht. De heer Verburg (CDA): Wij hebben de indruk dat de omstandigheden het afgelopen jaar toch wel wat
zijn gewijzigd. Daarom verzoeken wij het college, bij de minister te willen bevorderen dat differentiatie van het mestbeleid voor Noord-Holland mogelijk wordt gemaakt. Wij dienen op dat punt twee moties in. De heer Le Belle (D66): Mag ik de heer Verburg eraan herinneren dat de genoemde motie ook gesteund werd door de fractie van D66. Dat schoolmeesterachtige vingertje kan dus achterwege blijven. Wij weten waar wij over praten. De heer Verburg (CDA): De heer Broeren maakte mij duidelijk dat hij niet begreep waar het over ging. Daarom legde ik daar extra de nadruk op. Structuurverbeteringen, aansluiting bij de toeristische sector en inspelen op technologisch ontwikkelingen kunnen bijdragen aan nieuwe kansen voor de sector, met name in het noorden, maar ook in de agrarische gebieden in het zuiden. Zo hopen wij dat de haalbaarheidsstudie voor een bollendagattractie in de Kop van Noord-Holland positief zal uitvallen. In het verlengde van de voortreffelijk door het college georganiseerde studiedag over de agrificatie bepleiten wij een verdere ondersteuning van deze projecten en ¦ 22.500 - het is nauwelijks de moeite waard - voor de ontwikkeling van vezelhennep. Daartoe dienen wij een amendement in. De heer Poelmann (D66): Schrijft u die teksten nu zelf? De heer Verburg (CDA): Het is duidelijk dat je deze plantensoort ook voor andere doeleinden kunt gebruiken. Voorts vragen wij ons af of het vigerend grondbeleid niet nog meer anticiperend kan worden door de oprichting van een grondbank. Het CDA acht het belangrijk, de mogelijkheden voor de oprichting van een grondbank serieus te bekijken vanwege mogelijke effecten voor de structuurverbetering. Voor deze zaken willen wij, in combinatie met een directe werkgelegenheidsimpuls, waar ik straks nog over kom te spreken, in het noorden 1 mln. reserveren uit de vrije beleidsruimte. Daarvoor dienen wij een amendement in. Ook achten wij het voor verdere structuurverbeteringen van belang dat de start van een agrarisch kenniscentrum mogelijk wordt gemaakt. Een amendement ter zake zal door de VVD-fractie worden ingediend en dit heeft onze steun. Over het algemeen ontbreekt het het college niet aan slagvaardigheid op het gebied van verbeteringen van de infrastructuur en de verkeersveiligheid. Zeer recent was er de verbreding van de Kruisweg en over enkele weken zal de nieuwe weg Nieuw Vennep-Hillegom geopend worden. Wij zijn verheugd over de positieve geluiden van het Rijk over de Westfrisiaweg-West en de tweede Krabbergatsluis bij Enkhuizen. Ondanks dat nemen de bereikbaarheidsproblemen sneller toe dan het 31
6 november 1995
oplossend vermogen van de provincie. Daarom vragen wij ook op dit punt aandacht voor enkele accenten. Het uitstel van het Rijk van de aanleg van de verbetering van het Kooymeerplein bij Alkmaar achten wij niet verantwoord gezien de ontwikkelingen in het HAL-gebied. Wij zullen hierover een motie indienen. De omleiding van de N201 bij, in eerste instantie, Uithoorn, maar ook bij Aalsmeer moet nu eindelijk eens haar beslag krijgen. De druk op deze weg, met name door het veilingverkeer, wordt bij Uithoorn en Aalsmeer onverantwoord. Wanneer kan met de uitvoering gestart worden? Wij maken ons zorgen over het tempo van de voorbereiding van de aanleg van de N22. Wij achten goede dwarsverbindingen van deze weg met ZuidKennemerland van groot belang via een weg ten zuiden van Bennebroek. Gelet op het woningbouwprogramma in de Haarlemmermeer en de voorbereidingen voor de Floriade zal toch snel met de uitvoering moeten worden gestart. Ook wil de CDA-fractie een extra injectie geven aan het fietspadenfonds om met provinciale steun plannen voor aanleg en herstel van fietspaden versneld te kunnen uitvoeren. Zo bepleiten wij bijvoorbeeld steun voor de aanleg voor een fietsroute langs de Baandert te Heemskerk, die van belang is als de aansluiting van Heemskerk op de A9 en straks op de A22 gereed is. Wij zullen een amendement indienen voor een donatie aan het fietspadenfonds van ¦ 500.000. De heer Bongers (VVD): Mogen de utilitairen op hetzelfde pad fietsen als de recreanten? De heer Verburg (CDA): Ik heb dat onderscheid nauwelijks begrepen. Fietspaden zijn fietspaden. Ik ga op mijn fiets naar mijn werk en dan is het fietspad utilitair. Zaterdags gebruik ik datzelfde fietspad recreatief. Vaak gaan die dingen samen. Het CDA acht het ook van belang dat vrachtvervoer over water meer aandacht krijgt om de druk op de weg wat weg te nemen. Ons ontbreekt het inzicht in de bevaarbaarheid en het functioneren van de Zaan, de Amstel, het Amsterdam-Rijnkanaal, de Ringvaart Haarlemmermeer, het Noordhollands Kanaal en de haven van de Oude Schild voor de beroepsvaart en de visserij. De heer Poelmann (D66): Het kwartje is gevallen, begrijp ik. De heer Verburg (CDA): Er lijkt zicht te komen op de baggerproblematiek, maar hoe zit het met het toekomstig beheer van de Ringvaart? En kan de provincie niet een wat sterkere voortrekkersrol vervullen bij het bevaarbaar maken van de Zaan en het uitdiepen van de havenmond van Oude Schild? De recente studiedag over bestemmingsplannen in het landelijk gebied is een uitstekend voorbeeld van de wijze waarop het college de relatie met de
buitenwereld, zoals aangegeven in het Beleidsplan, wil aanpakken. Er is een open, goede vraagstelling: hoe kunnen wij het beter doen en waar liggen de problemen? In ieder geval zullen de bestemmingsplannen meer afgestemd moeten worden op de landinrichtingsplannen. Voorzitter! Het CDA wil nog enkele accenten ten aanzien van het landelijk gebied leggen. Ik begin met het kleine-kernenbeleid. Wij moeten zuinig zijn op ons cultuurlandschap, maar de druk is groot. Wij zijn nog bezig onze VINEX-locaties in te vullen of de discussie over meer grootschalige woningbouw begint al weer. Zelfs het Groen Hart kan niet aan de discussie ontkomen. Het besef ontbreekt dat agrariërs de hoeders zijn van datzelfde cultuurlandschap. In de zorgsector wordt steeds meer de nadruk op de thuiszorg gelegd, maar onze roep om woningen voor kleinere kernen om de leefbaarheid intact te houden, ondervindt nog onvoldoende weerklank. Wat zullen op langere termijn de gevolgen voor deze kernen zijn? Hebben wij daar wel enig inzicht in? Wat is er nodig om de leefbaarheid van de kernen te kunnen behouden? Wij ontvangen hierover graag een notitie. Dat is de enige notitie die wij vragen. Eigenlijk is dit er één te veel, maar wij vinden dat het belang van het onderwerp onze vraag rechtvaardigt, ook gelet op het zorgbeleid. Wij willen zuinig met de beschikbare ruimte omgaan en daarom is het goed dat wij een norm hebben voor de bebouwingsdichtheid. Daarnaast bepleiten wij ook enige flexibiliteit voor gemeenten of bepaalde gebieden. De heer Poelmann (D66): Er zijn toch streekplannen waarin dergelijke zaken geregeld worden? Wij hebben er pas een vastgesteld. Wilt u nu weer een notitie om dat streekplan ter discussie te stellen? De heer Verburg (CDA): Kennelijk maakt u zich geen zorgen over de leefbaarheid van de kleine kernen. De heer Poelmann (D66): Daar hebben wij ons drie jaar lang met elkaar zorgen over gemaakt. Wij hebben daarna in deze zaal conclusies getrokken. De heer Verburg (CDA): Het is goed om nog eens extra accenten aan te brengen op punten die wij ook bij de behandeling van het streekplan naar voren hebben gebracht. Wij voeren een vrij consistent beleid ten opzichte van de kleine kernen. Wij hebben in het verleden een motie op dit punt ingediend, die helaas geen meerderheid heeft gekregen. Wij blijven hierop hameren, want wij maken ons zorgen over de leefbaarheid van de kleine kernen. Er dient meer aandacht te zijn voor de gevolgen van ons beleid in die plaatsen. De CDA-fractie acht dit het moment om te pleiten voor een streekplan voor het gehele zuiden van de provincie. Overigens is dat niets nieuws, omdat wij al een aantal jaren geleden Noord-Holland in twee streekplangebieden hebben verdeeld. De 32
6 november 1995
samenhang die wij in het noorden hebben proberen te bereiken, moet ook voor het zuiden de inzet zijn. In dit verband kan de presentatie van het SchipholIJpoortplan van Bos Kalis niet onvermeld blijven. Op zichzelf is dat een creatieve bijdrage aan de discussie. Uit de antwoorden op de vragen hierover van de fractie van D66 begrijp ik dat het college daar iets anders over denkt. Het betrekken van dit idee bij het onderzoek naar nieuwe accommodaties na 2010 heeft onze steun. Het mag echter in geen geval de afgesproken begrensde ontwikkeling van Schiphol verstoren. Het laatste accent dat ik bij dit onderdeel wil plaatsen, is het beslag aan ruimte door windmolens en windmolenparken. De gevoelswaarde van deze kolossen is bij veel burgers verschillend. Ook wordt nog steeds getwijfeld of het rendement wel voldoende is en of wij in Noord-Holland de indertijd afgesproken capaciteit aan windenergie ooit wel kunnen halen. Wij hebben ons er al eerder over uitgesproken dat wij die niet kunnen halen. Daar staat tegenover dat windmolenparken steeds meer in de belangstelling blijken te komen. Dat verheugt ons, omdat wij onze aandacht voor alternatieve energiebronnen niet mogen verliezen. De CDA-fractie bepleit een doorzichtige planologische visie. Het moet duidelijk zijn in welke gebieden windmolens mogelijk zijn en waar niet. De heer Neef (PvdA): Zo ver waren wij al. De heer Verburg (CDA): In het streekplan is daar niets over geregeld. Zeer onlangs hebben wij gediscussieerd over een locatie voor een motorcrossterrein. Zo'n discussie kunnen wij ook voeren over de windmolenparken. Een provinciale visie op mogelijke locaties, uiteraard met behoud van de gemeentelijke verantwoordelijkheid, lijkt mij gewenst. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Moeten wij trachten, de doelstelling van 250 megawatt in het jaar 2000 in ere te herstellen? De heer Verburg (CDA): De discussie over windmolenparken komt van tijd tot tijd naar voren. De een vindt ze mooi en de ander lelijk. Wij dienen onze provinciale verantwoordelijkheid te nemen en een discussie te starten over mogelijke locaties voor windmolenparken. De heer Poelmann (D66): U onderschrijft dus dat de doelstelling van 250 megawatt gehaald moet worden; wellicht niet in 2000, maar dan toch wel een paar jaar later? De heer Verburg (CDA): Ik wil mij zeker niet vastleggen op een jaartal. Het is duidelijk dat de eerder overeengekomen doelstelling niet gehaald wordt. Daarom is zij ook verlaagd. Het initiërend beleid dat minister Wijers nu ontwikkelt, kan ons
wellicht in staat stellen, het beleid te verruimen. De heer Poelmann (D66): Dat is helder. De heer Verburg (CDA): Voorzitter! Het college heeft een onvermoeibare inzet om werk voor NoordHolland binnen te halen. Grote projecten kunnen met Europees geld van start gaan. De CDA-fractie onderschrijft het belang van deze inspanningen en het belang van co-financiering door de provincie. Het college weet de buitenlandse ondernemers naar de IJmond te halen, maar het gaat er ook zelf internationaal op uit. Wij zijn overigens geïnteresseerd in een overzicht van nieuwe bedrijfsvestigingen in de provincie. Wij willen ook weten waarom men eventueel uit onze provincie vertrekt. Wij ondersteunen het technologiebeleid. Wij verzoeken het college de belangen van de provincie in een wat ruimer kader onder de aandacht van het kabinet te brengen, als het gaat om het behoud en de mogelijke uitbouw van ECN en het behoud van werkgelegenheid en deskundigheid bij Fokker. Ook op dit terrein wil de CDA-fractie enkele accenten plaatsen. Gelukkig is er een verbetering van de werkgelegenheid in het noorden, maar nog te weinig, gelet op de groei van de beroepsbevolking. Daarom wil de CDA-fractie via het eerder aangekondigde amendement voor een bedrag van 1 mln. een impuls geven aan de directe werkgelegenheid. Wij vinden het ook belangrijk dat het vliegveld De Kooy een goede positie verkrijgt in de rijksnota over regionale luchthavens, uiteraard rekening houdend met de PKB-Waddenzee. In de Noordkop gaat terecht alle aandacht uit naar de goede plannen van de gemeente Den Helder, maar laten wij niet vergeten, de bollenvelden verder te benutten als toeristische trekpleister. Wij zijn verheugd dat het ernaar uitziet dat de inspanningen voor een mediapark in Hilversum een succes worden. Wat zijn de verwachtingen op de middellange termijn? Wij zien verder uit naar een provinciaal programma voor de aanleg en verbetering van de toeristische infrastructuur. Centraal zal daarbij naar onze mening moeten staan het benutten van de grote slaagkans van IJsselmeer-projecten. Deelt het college de zorgen geuit in recente publikaties over de sombere toekomst van het toerisme aan de Noordzeekust? Het schijnt dat vooral Duitse toeristen meer naar de kustlocaties in het nieuwe verenigde Duitsland trekken. Als het college de zorgen deelt, op welke wijze kunnen wij het tij dan keren? De heer Poelmann (D66): Meer zon. De heer Verburg (CDA): Als het zo simpel is, moeten wij voor nog meer CO2 zorgen. Ik neem aan dat u dat ook niet wilt. Ook in het milieubeleid is een eerste concrete uitwerking van het collegeprogramma een grotere flexibilisering. Dat veel meer de kosten worden 33
6 november 1995
afgewogen tegen het milieurendement achten wij een goede zaak. Ik wijs op de aansluitingen op de rioleringen. Wij ondersteuning de richting van het beleid. Het college wil zonder het milieu te verkwanselen tot een gedifferentieerde aanpak komen. Wij verwachten daarnaast veel van de loketbenadering in het kader van een gecoördineerde aanpak van een vergunningverlening door gemeenten en provincie. Wij horen nog te vaak dat de vergunningverlening te ingewikkeld is, dat de voorschriften voor de gemiddelde burger onleesbaar zijn en dat de procedures te lang duren. Wij bepleiten dan ook een blijvende efficiëntie bij de vergunningverlening; eenvoudiger en toegankelijker. Tegelijkertijd zal er een versterking van de handhaving en de controle moeten plaatsvinden. Dit zal het college met ons eens zijn. Wij complimenteren het college met het bereiken van een compromis voor het doelmatig en efficiënt verwerken van afvalstoffen; voorwaar geen eenvoudige klus. De verwerking van verontreinigde bagger en het vinden van baggerbergingslocaties blijven lastige problemen. Wij vertrouwen erop dat het college ook daar uit zal komen. "Doen wat je zegt en zeg wat je doet"; met deze frase wil ik proberen, het beeld dat de burger vaak van de politiek heeft, te veranderen. Men denkt vaak: ze doen maar. Hierdoor neemt de acceptatie van hetgeen de overheid en de politiek doen af. In veel gevallen is dit ingegeven door een gevoel het spoor kwijt te zijn of meent men dat afspraken niet worden nagekomen. In het collegeprogramma en in het Beleidsplan 1996 zijn voldoende concrete aangrijpingspunten om dat beeld bij te stellen. Ik denk aan de opmerkingen over de bedrijfscultuur, over het strategieproces, over de efficiënte uitvoering en over de open relatie met de buitenwereld. Toch breng ik enkele accenten aan die iets te maken hebben met de betrouwbaarheid en de solidariteit van de overheid. Wij vragen ons af of een evaluatie van de Landinrichtingsnota voor de hand ligt. Ons is opgevallen dat er de laatste tijd sprake is van een afnemende acceptatie bij agrariërs inzake landinrichtingsplannen. De CDA-fractie vraagt zich ook af op welke wijze onderdelen van de Relatienota uitgevoerd moeten worden, gezien het geringe draagvlak in de Vechtstreek en de Haarlemmermeer. De zorgen om de natte voeten na de wateroverlast van vorig jaar zijn er nog steeds bij ons. Het onderbrengen van de Markermeerdijk bij de groep nationale gevarenbronnen zou een belangrijke stap zijn voor een gunstige kostenverdeling. Met een rijksbijdrage zou een verhoging kunnen worden gerealiseerd. Wij dienen daartoe een motie in, die wordt ondersteund door de fractie van AOV/OU55+. Ik vraag, vandaag nog over deze motie te stemmen, gelet op behandeling van de Wet op de waterkeringen die morgen in de Tweede Kamer zal plaatsvinden. Aanvaarding van deze motie betekent dat deze uitspraak aan de Kamer overgebracht kan worden. Wellicht kan zij ertoe bijdragen dat de
Markermeerdijk als bijzondere gevarenbron in de wet wordt opgenomen. Er zijn veel te veel gemeentelijke bestemmingsplannen die van twintig of dertig jaar geleden dateren. Dat is slecht voor de rechtszekerheid, omdat inzichten over de inrichting van gebieden gedurende die tijd veranderen. Welke instrumenten kan en wil het college hanteren om hier iets aan te doen? In de zorgsector blijft het roeien in woelig water, deels door voortdurende aanpassingen van het landelijk beleid, deels omdat ook niet alles verwacht mag worden van de marktsector en deels omdat onderdelen van ons eigen ouderenbeleid om procedurele redenen gestrand zijn bij de Raad van State. Het is de opdracht van de provincie om ouderen van nu houvast te geven en toekomstige ouderen perspectief te bieden. Wij dienen ouderen te blijven betrekken bij het nieuwe voorzieningenplan van de provincie. Bij de planning van ziekenhuizen en bij de nieuwbouw van ziekenhuizen zien wij hetzelfde onrustige beeld. De CDA-fractie maakt zich zorgen over de bouwprioriteit van het Westfries Gasthuis. Het is toch nauwelijks uit te leggen dat er, als alle plannen bouwklaar zijn, toch nog donkere wolken dreigen voor de financiering? Deelt het college onze zorgen en welke acties zouden wij gezamenlijk kunnen ondernemen? Ik noem ook het Zeeweg Ziekenhuis. Het CDA vindt het slecht dat het ziekenhuis langzaam ontmanteld wordt ondanks positieve afspraken over het functioneren van het ziekenhuis op middellange termijn. Tegelijkertijd blijft de vraag of er ooit een nieuw ziekenhuis op de grens van Haarlem en Velsen komt, onbeantwoord. Hoe kan het college dat uitleggen? Bevinden wij ons gezamenlijk wel in een positie waarin wij het moeten uitleggen? Ik kan het niet, maar misschien kan het college het. De burgers kijken naar de overheid in de verwachting dat zij het wel eventjes zal regelen. Ik noem ook het Spaarne Ziekenhuis, waarvan de plannen alsmaar wijzigen. Inmiddels ligt de zoveelste variant op tafel. Wat betekent dit allemaal voor de gemeenschappelijk visie in de regio die noodzakelijk is voor het verkrijgen van rijksfinanciering? Ik noem het verpleeghuis Overspaarne dat zich graag wil vestigen op het oude terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort. Dit plan willen wij graag steunen. Maar bij welk kastje en bij welke muur moet de directie daarvoor zijn? Ik noem de slepende problemen bij het verpleeghuis Heemswijk, het voormalige Jozefziekenhuis. Heemskerk heeft indertijd zijn ziekenhuis verloren ten behoeve van het Rode Kruis Ziekenhuis en zou daarvoor een verpleeghuis terugkrijgen, maar dat is er nog steeds niet. Hoe is dat uit te leggen? Voorzitter! De rol van de provincie voor het onderwijs is in het algemeen beperkt tot advisering. Desondanks wil ik toch mijn zorgen uiten over de fusiedrang en over de steeds maar lagere budgetten in het onderwijs. Het brengt de pluriformiteit, de 34
6 november 1995
bereikbaarheid en de kwaliteit van het onderwijs in gevaar. Zo hebben wij zorgen over de mogelijke sluiting van het Studiecentrum Alkmaar van de Open universiteit, dat door zijn centrale ligging een laagdrempelige voorziening is voor geheel NoordHolland. Welke middelen hebben wij om dat te voorkomen? Het CDA gelooft in een verantwoordelijke samenleving en in de dynamiek van de pluriformiteit. Het CDA gelooft niet in een overheid die het allemaal wel even zal regelen, maar wel in een overheid die voorwaarden schept. Het CDA wil waken voor een openbaar bestuur dat verstikt in zijn eigen regelgeving. Ik neem het Nederlands kindertheater te Purmerend als voorbeeld. Wij willen dit theater graag een projectsubsidie geven. Het kan toch nooit de bedoeling van onze regelgeving zijn om dat werk niet te kunnen ondersteunen? Graag nodig ik het college uit, toch nog naar mogelijkheden voor ondersteuning te zoeken. De heer Poelmann (D66): U gelooft in de pluriforme samenleving. Gelooft u echter nog wel in het college? U noemt een waslijst van wensen. De heer Verburg (CDA): De was wordt bij ons niet op maandag gedaan. Wij willen vanuit onze invalshoek duidelijke accenten leggen binnen het kader van het beleid van het college, dat wij van harte ondersteunen. Dat heb ik bij herhaling aangegeven. Het CDA vindt dat de staten voorwaarden moeten scheppen op grond waarvan burgers en maatschappelijke organisaties verantwoordelijkheid kunnen dragen. Een dienstbaar provinciaal bestuur gaat daarbij moeilijke keuzen voor zichzelf niet uit de weg. Wij dienen zuinig om te gaan met ons cultureel erfgoed. Door de vermindering van de rijkssubsidie dreigen naar onze indruk beeldbepalende monumenten zoals kerken en stolpboerderijen in onze provincie verwaarloosd te worden. Wij vragen om meer inzicht in de mate van verwaarlozing. Wij willen alvast ¦ 500.000 uit de vrije beleidsruimte reserveren om een en ander op te vangen. Hetzelfde geldt voor de financiële bijdrage voor het extern archiefbeleid. Juist door het toegankelijk maken van in archieven aanwezig materiaal worden cultuurparticipatie en cultuurbehoud in Noord-Holland bevorderd. Wij zullen daartoe twee amendementen indienen. De heer Poelmann (D66): Op dat punt is er al een motie ingediend. De heer Verburg (CDA): Wij moeten ook zuinig omgaan met onze regiobenadering van de zorg. In onze visie nemen regio's een centrale plaats in bij de vormgeving van het zorgaanbod. Wij vinden het dan ook niet fraai dat het college, vooruitlopend op de uitkomst van de evaluatie van de regionale overlegorganen zwakzinnigenzorg, deze met ¦ 30.000 wil korten. Om dit terug te draaien, dienen wij een motie in.
De CDA-fractie wil graag de regionale benadering versterken en oog blijven houden voor de regionale verschillen. Gemeenten, maatschappelijke organisatie en de ouderen horen daar ook bij. Uitgangspunt moet zijn dat de provincie de richting en de randvoorwaarden aangeeft, en de regio zoveel mogelijk volgt in de eigen visie op de zorg in dat gebied. De provincie is daarbij actief als oplosser van problemen met het doel om een slagvaardige en resultaatgerichte weg te kunnen volgen. Duurt het te lang, dan staan ook wij klaar om de knopen door te hakken, maar geef wel eerst de regio voldoende tijd om er zelf aan te werken. In het Beleidsplan 1996 worden de onzekerheden als gevolg van de turbulente Haagse ontwikkelingen op het brede terrein van de zorg helder aangegeven. Ondanks of wellicht juist dankzij die onzekerheden is het college zeer voortvarend te werk gegaan. Dat dwingt bewondering af, maar pas op: te ver voor de troepen uitlopen, is gevaarlijk. Dit leidt opnieuw tot onzekerheden bij de bejaardentehuizen en de bewoners. Dit leidt bij gemeenten tot uitspraken, zoals "wilde plannen voor ouderenzorg". Ook hier moeten wij ons afvragen of een en ander weer niet nadelig is voor de kleine kernen. Voorzitter! Dat moet niet. Dat willen wij niet. Ik ben ervan overtuigd dat het college dat ook niet wil. De CDA-fractie ondersteunt de invalshoek om het bestaande beleid zorgvuldig als betrouwbare overheid te transformeren naar nieuw beleid. Wij hechten daarbij aan de verantwoordelijkheid van partijen in de regio's om binnen de randvoorwaarden en de beschikbare financiële middelen daaraan gestalte te geven. In de memorie van antwoord missen wij dat bij het onderdeel toegankelijkheid van zorgvoorzieningen. Ik vraag daar toch even aandacht voor. De ouderen zelf, de patiënten/consumentenplatforms en de ouderenbonden zullen daar ook zeer intensief bij betrokken moeten worden. Wij willen nogmaals met nadruk uitspreken dat de ouderen niet uit het bejaardenhuis worden gezet zonder dat er aansluitend op andere wijze in de zorg is voorzien. Dat was een hard punt voor ons en dat zal het ook blijven. Wij steunen "meer zorg thuis". Ook wij kennen de nieuwe werkelijkheid na de uitspraken van de Raad van State. De overwegingen van de Raad van State moeten echter goed gelezen worden, zeker als het gaat om het rekening houden met de levensbeschouwelijkheid. Dat is voor ons een belangrijk uitgangspunt bij de verandering van het beleid in de nieuwe richting. Wij gaan akkoord met het voorstel, het kernthema emancipatiebeleid in het voorjaar aan de orde te stellen. Wij menen echter dat de bestaande projecten nu gewoon door moeten gaan. Voorzitter! Ik kom tot een afronding. De trein rijdt. Het Beleidsplan 1996 ziet er goed uit en dat geldt ook voor de memorie van antwoord. Het beleid heeft onze steun, alhoewel wij - dat is ons goed recht 35
6 november 1995
en daar staan wij ook voor - op een aantal terreinen eigen accenten hebben willen leggen. Wij hopen dat het college zich daarin kan herkennen. In de bijdrage van de CDA-fractie hebben wij willen aangeven dat wij willen werken aan een slagvaardige en een dienstbare provincie vanuit onze eigen inspiratiebron. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een viertal moties en een zestal amendementen van het lid de heer drs J.H.J. Verburg c.s., luidende als volgt: Motie 60-22 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de behoefte aan bemesting van grasland in de maand september, bij verbod van gebruik van organische mest door kunstmest, wordt vervangen; -dat ergo een mestgift, afgestemd op de behoefte van het gewas in ieder geval wordt toegediend; -dat nader onderzoek betreffende de milieugevolgen van toediening in de maand september op veengrond gewenst is; verzoeken GS, bij de betrokken ministers een dergelijk onderzoek te bepleiten en tegelijkertijd tijdens de duur van het onderzoek het gebruik van organische mest op grasland in veenweidegebieden toe te staan, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) K. Vroegindeweij (get.) J.H.J. Verburg (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) mw A.A.E. Goijert Motie 60-23 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, a.dat het gebruik van rundveedrijfmest t.b.v stuifbestrijding op stuifgevoelige gronden in Noord-Holland is verboden; b.dat er een positief ambtelijk advies aan de ministers van VROM en LNV ligt om voornoemd gebruik wel toe te staan in gebieden met een veenkoloniaal bouwplan; voorts overwegende, -dat de invloed op het milieu voor beide gebieden een verschillende aanpak en behandeling niet rechtvaardigt; -dat het gebruik van zowel papiercellulose als rundveedrijfmest de beste waarborg biedt voor een adequate beschikbaarheid op het gewenste tijdstip van gebruik;
-dat sommige voorraadsilo's voor rundveedrijfmest zijn geplaatst met subsidie uit de door mestproducenten betaalde overschotheffing; -dat de bestaande infrastructuur van opslagcapaciteit voor drijfmest voldoende is geregeld en die voor papiercullulose nog forse investeringen vergt; verzoeken GS, op basis van deze overwegingen bij de betrokken ministers eenzelfde behandeling van beide gebieden te bepleiten en zodoende de dreigende ongelijkheid te voorkomen. Tevens dient de noodzaak van spoedige besluitvorming in het belang van alle betrokken partijen aan de orde gesteld te worden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) K. Vroegindeweij (get.) mw A.A.E. Goijert (get.) J.H.J Verburg (get.) B.J.A. Hakvoort Motie 60-24 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995 bekend zijnde met het Meerjarenprogramma infrastructuur en transport 1996-2000; constaterende, dat daarin geen datum van uitvoering is aangegeven betreffende de omlegging van het Kooymeerplein, hoewel het tracébesluit c.q. de projectbeslissing van deze omlegging is genomen;
-dat in december 1993 en september 1994 gebleken is dat het Markermeer als waterberging bij hoge IJsselafvoeren wel degelijk een gevaar vormt voor lager gelegen gronden; -dat de oppervlakte-inundatie 211.000 ha. beslaat en het door het Markermeer bedreigde aantal inwoners 879.000 bedraagt; -dat de effecten van inundatie door het Markermeer vergelijkbaar zijn met die van het IJsselmeer; -dat hoewel de hoogwaterstanden die in het Markermeer kunnen optreden enigszins lager zijn dan in het IJsselmeer, door het Rijk zelf is berekend, dat reeds bij deze lagere waterstanden vele Markermeerdijken te laag zijn; -dat het aspect van het Markermeer als waterbergingsgebied bij hoge IJsselafvoeren niet is meegenomen bij deze berekeningen en zeker niet in combinatie met de ongunstige factoren zoals die zich eind 1993 en in september 1994 hebben voorgedaan; concluderen, dat er sprake is van een aantoonbaar veiligheidsprobleem, waarover de betrokken waterschappen en met hen de betrokken provincies zich ernstig zorgen maken; spreken uit, dat, gelet op de omvang van het te beschermen gebied en de grote maatschappelijke belangen, de vaststelling van het beschermingsniveau niet op regionaal, doch op nationaal niveau tot stand dient te komen en dat dit alleen kan als het Markermeer in het kader van de Wet op het de waterkering wordt aangemerkt als buitenwater, en gaan over tot de orde van de dag.
overwegende, -dat de financiering geen onoverkomelijk probleem zou mogen zijn en in de vigerende bestemmingsplannen de omleiding is geregeld; -dat gezien de ontwikkelingen in het HAL-gebied hierdoor forse problemen op het onderhavige wegvak en de toeleidende wegen zijn te verwachten; verzoeken GS, de vereiste stappen te ondernemen om het jaar van uitvoering van voornoemde omleiding alsnog voor het jaar 2000 geregeld te krijgen,
(get.) K. Vroegindeweij (get.) J.H.J. Verburg (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) P.J. Bruystens Amendement 60-5 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
overwegende, -dat de agrarische sector in Noord-Holland, in het bijzonder de akkerbouw, belang heeft bij nieuwe mogelijkheden/teelten; -dat de staten, in het kader van de Agrarische nota, zich positief hebben uitgesproken t.a.v agrificatie; -dat 1 juni 1995 een door de provincie georganiseerd uitstekend symposium is gehouden, waarin mogelijkheden voor de agrificatie met enthousiasme zijn ontvangen; -dat hierbij vezels (vergelijkbaar met vlaslinnen) uit vezelhennep zeer toepasbaar blijken - en reeds als proef geteeld worden;
overwegende,
zijn van mening, dat de technische ontwikkeling
en gaan over de orde van de dag. (get.) K. Vroegindeweij (get.) J.H.J Verburg (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) mw M.B. Tamis Motie 60-25
36
6 november 1995
gestimuleerd moet worden en verzoeken het college van gedeputeerde staten: 1.de ontwikkeling te ondersteunen, en 2.voor de ontbrekende machine, voor verwerking van de vezel, voor ontwikkeling en constructie ¦ 22.500 uit de beschikbare financiële ruimte in de begroting hiervoor vrij te houden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) K. Vroegindeweij (get.) mw A.A.E. Goijert (get.) J.H.J. Verburg Amendement 60-6 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat er een verdeling tot stand is gekomen van rijks-, provinciale, en lokale monumenten, waarbij niet zelden de rijksmonumenten sterk beeldbepalend zijn; -dat het Rijk onvoldoende middelen uittrekt om aan zijn verplichtingen te voldoen; -dat daardoor ook het provinciale monumentenbeleid en projecten zoals Cultuur, Historie en Toerisme eroderen; verzoeken het college van gedeputeerde staten, er zorg voor te dragen, dat -bij het kabinet wordt aangedrongen op snelle en voorwaardelijke uitvoering van het strategisch plan voor de monumentenzorg; -vanwege de ernst van de problematiek ¦ 500.000 wordt gereserveerd om de ergste knelpunten aan te kunnen pakken; -criteria worden ontwikkeld voor het gebruiken van dit geld, bijvoorbeeld ten behoeve van voorfinanciering (zodat dit later weer kan worden ingezet); -het genoemde bedrag wordt gedekt uit het vrij besteedbare bedrag van 2 mln. op de begroting 1996, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) J.J. Schipper (get.) H. van Ruller (get.) mw J.M.M. van der Veen-van de Vliet (get.) J.H.J. Verburg Amendement 60-7 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat vermindering van de stimuleringsbijdrage in de 37
6 november 1995
post Extern archiefbeleid met ¦ 50.000 negatieve gevolgen heeft voor het bevorderen van cultuurparticipatie en cultuurbehoud door middel van het toegankelijk(er) maken van in archieven aanwezig materiaal; -dat vermindering ook negatief inwerkt op de medewerking van gemeenten en waterschappen om conserverings- en restauratie-achterstanden bij hun archieven weg te werken; -dat vermindering voorts consequenties heeft voor de bereidheid van derden mee te betalen aan het toegankelijk maken van archieven; kennis genomen hebbend van de brief over dit onderwerp van de provinciaal inspecteur der archieven; besluiten, -de voorgestelde vermindering met ¦ 50.000 ongedaan te maken en het subsidie-budget van de post Extern archiefbeleid voor 1996 opnieuw te begroten op het bedrag van ¦ 150.000; -als dekking voor de voor het ongedaan maken van deze vermindering de ca. 2 mln. vrij besteedbare begrotingsruimte aan te wenden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) J.J. Schipper (get.) H. van Ruller (get.) mw J.M.M. van der Veen-van de Vliet (get.) J.H.J. Verburg Amendement 60-8 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de Regionale overlegorganen Zwakzinnigenzorg in Noord-Holland (ROZ's) een structurele subsidie ontvangen ter versterking van de regionale samenwerking in de zorg verstandelijk gehandicapten; -dat er taken en bevoegdheden door de provinciale overheid bij de ROZ's zijn neergelegd op het gebied van advisering met betrekking tot de invulling van het totale zorgaanbod in de regio's en er sprake is van ondersteuning, indicatiestelling en plaatsing; -dat de provincie dit als een stimuleringstaak ziet, dat pas in de loop van 1996 sprake zal zijn van evaluatie en dat reeds nu al aangegeven is dat een zekere provinciale sturing in deze care-sector onontbeerlijk lijkt; -dat de provincie een projectbudget beschikbaar stelt voor projecten zorgvernieuwing op het terrein van verstandelijk gehandicapten, waarbij sturing en stimulering door middel van honorering tot de mogelijkheden behoort; -dat GS, vooruitlopend op de evaluatie, ¦ 30.000 aan
bezuiniging voorstellen; besluiten, de korting van ¦ 30.000 op de post 0851.51 niet tot te passen; dekking dient gevonden te worden in de 2 mln. vrije besteding, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw P.M. op de Weegh (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw M.A.J. van Maastricht-Thijsen (get.) D. Gök (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) C. Kruijmer Amendement 60-9 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de provincie het fietsverkeer wil bevorderen; -dat in het collegeprogramma 1995-1999 de infrastructuur hoge prioriteit heeft; -dat veiligheid een zeer belangrijk item is, speciaal voor het fietsverkeer wegens haar bijzondere kwetsbaarheid; -dat het regionaal (IJmondiaal) verkeer door middel van de Baandert in Heemskerk naar de A22 verloopt; -dat de verbinding A22-Baandert-Communicatieweg een zeer belangrijke verbinding kan betekenen; -dat recreatief verkeer en utilitair fietsverkeer in de provincie extra gestimuleerd moeten worden; verzoeken het college van gedeputeerde staten, -initiatieven te nemen om het fietspad/Baandert te laten realiseren; -¦ 500.000 uit de vrij besteedbare ruimte in de begroting 1996 beschikbaar te houden voor aanleg en herstel van fietspaden t.b.v het fietspadenfonds,
-dat de agrarische sector gestimuleerd moet worden om op nieuwe kansen buiten de directe sector in te spelen; -dat extra impulsen nodig zijn voor structuurverbeteringen en technologische ontwikkelingen met name in het noorden, maar ook in het zuiden van de provincie; zijn van mening, dat het bevorderen van directe werkgelegenheidseffecten en het behoud van een gezonde economie en werkgelegenheid in de agrarische sector van groot belang is en verzoeken gedeputeerde staten, 1.om met voorstellen te komen die gericht zijn op het bevorderen van directe werkgelegenheidseffecten in de marktsector in het noorden van de provincie; 2.om met voorstellen te komen die gericht zijn op het bevorderen van behoud van werkgelegenheid op langere termijn in de agrarische sector, met name in het noorden maar ook in het zuiden van de provincie; 3.1 mln. uit de vrije beleidsruimte in de begroting 1996 hiervoor te reserveren, waarvan ¦ 500.000 voor het onder 1. genoemde doel en ¦ 500.000 voor het onder 2. genoemde doel, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) K. Vroegindeweij (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) mw A.A.E. Goijert (get.) J.H.J. Verburg Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De algemene en financiële beschouwingen worden geschorst. De vergadering wordt van 12.45 uur tot 14.00 uur geschorst.
en gaan over tot de orde van de dag. 5. Uitreiking emancipatieprijs (get.) K. Vroegindeweij (get.) B.J.A. Hakvoort (get.) mw J.M.M. Van der Veen-van de Vliet (get.) J.H.J. Verburg Amendement 60-10 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de economische groei nog onvoldoende is om de werkloosheid flink terug te dringen; -dat er extra stimulansen nodig zijn om nieuwe bedrijfsvestigingen in het noorden van de provincie te bevorderen; 38
6 november 1995
De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Sanders-ten Holte. Mevrouw Sanders-ten Holte (VVD): Mijnheer de voorzitter! Op het programma van vandaag staat dat een emancipatieprijs wordt uitgereikt. Ik zit er een beetje mee in mijn maag, maar ik heb er wat op gevonden. De uitreiking van de prijs is inmiddels een traditie geworden, waar andere provincies jaloers op zijn. Tradities zijn er echter ook om te doorbreken. Het kan wel eens zo zijn dat geldt: een nieuwe koers met nieuwe staten. Deze prijsuitreiking is altijd het moment geweest om de schijnwerpers op emancipatie te zetten: wat is er bereikt en waar willen wij naar toe?
Ik wil dat in ieder geval in ere houden. Voor alle duidelijkheid, ik sta hier namens de statenvrouwen. Voor de niet ingewijden: dit is een informeel gezelschap waar alleen de vrouwelijke statenleden lid van kunnen worden, maar dat niet altijd doen. Mannen willen daar misschien wel lid van worden, maar zij mogen dat niet. Er wordt dus duidelijk gediscrimineerd, maar tot op heden hebben wij daar nog geen last mee gekregen! Misschien verandert dat ook wel. Wij vormen dus een minderheidsgroepering zowel wat aantal als sekse betreft, maar niet wat invloed betreft. Wij vormen een redelijk homogene groep, waarbij onze politieke kleur op de achtergrond is gedrongen. Waarom dat zo is, zal ik straks uitleggen. Deze club heeft zich in het verleden ervoor ingezet, emancipatiebeleid binnen de provincie van de grond te krijgen door middel van push- en pullactiviteiten. De club streeft ernaar om binnen het eigen apparaat de positie van vrouwen en andere achterstandsgroeperingen, zoals homo's en gehandicapten, te verbeteren en niet te vergeten ook de positie van statenleden zelf. Dus nieuwe staten, een nieuwe koers. De vraag die telkens opduikt en die ongetwijfeld in deze zaal bij velen leeft, is: is emancipatiebeleid nog wel nodig? Is het niet wat achterhaald? Misschien denkt een aantal van de aanwezigen wel: kunnen die vrouwen nu niet eens ophouden met dat gezeur? Het antwoord is gemakkelijk te geven. Er is nog geen sprake van evenredige verdeling van arbeid, zorg en macht. The International labour organization heeft onlangs nog eens uitgerekend dat op de wijze waarop het nu in de wereld gaat, het nog bijna vijfhonderd jaar zal duren voordat werk, bezit en macht gelijkelijk verdeeld zijn. Ook de recente VN-wereldvrouwenconferentie in Peking heeft dit nog eens overduidelijk aangetoond. Onze eigen minister sprak daar ferme taal: vrouwen hebben verantwoordelijkheid genomen. Zij hebben opmerkelijke veranderingen bereikt en nu zijn er meer verantwoordelijke mannen nodig. Een andere opmerking die hij maakte, was: werkgelegenheid voor vrouwen is niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid, het is een sociale noodzaak en een investering in de economie. De uitspraak van het Europese Hof over positieve discriminatie en de reacties daarop geven ook wel wat aan. De uitspraak leert in elk geval dat het begrip "quotering", dat ook in dit huis wordt gehanteerd, wel een instrument is, maar niet radicaal moet worden toegepast, omdat anders het effect verloren gaat en veel nodeloze weerstand wordt opgeroepen. Het is tevens een signaal dat willen maatregelen om de gelijkwaardigheid van vrouwen te bevorderen effectief zijn, deze niet te extreem moeten zijn. Mijnheer de voorzitter! Hoewel er zeker sprake is van een gestage groei in het aantal vrouwen op leidinggevende en bestuurlijke posities - dit blijkt onder andere uit onderzoeken van de VNG en ook uit het rapport van de Emancipatieraad - zal niemand 39
6 november 1995
ontkennen dat de huidige levensloopbanen van mensen nog steeds sterk door sekse, etniciteit en klasse wordt beïnvloed. Dit is zowel vanuit een oogpunt van individuele ontplooiing, die wij toch allen voorstaan, als vanuit maatschappelijk, emancipatoir en economisch oogpunt ongewenst. Het is een verspilling van talent en heeft tot gevolg dat vrouwen en meisjes een slecht arbeidsmarktperspectief hebben en financieel onzelfstandig zijn. Jongens en mannen hebben een zorg om zelfstandigheid. Het zal duidelijk zijn dat emancipatiebeleid nog steeds een felle discussie oproept, ook in deze provincie en in dit huis. Dat is maar goed ook. Er is tegenwoordig wel vaak sprake van een zekere tweeslachtigheid in de benadering. Dat is ook bij de vrouwen zelf het geval. Aan de ene kant wordt gewezen op de grote ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in bijvoorbeeld de vertegenwoordigende lichamen en wordt er gepleit voor positieve actie. Aan de andere kant wordt vaak gesteld dat gelijkwaardigheid toch vanzelf spreekt en dat het niet nodig is om daar nog steeds expliciet aandacht aan te besteden. Je hoort dan zeggen dat vrouwen zeer wel in staat zijn, hun eigen keuzes te maken en zelf verantwoordelijkheid te nemen. Mijnheer de voorzitter! Deze tweeslachtige benadering tekent zich thans ook af bij de vrouwelijke statenleden. De discussie loopt dwars door de partijen en, interessant genoeg, dwars door de generaties heen. Dit zal zeker een stempel drukken op de discussies binnen het staten-vrouwenoverleg. Wij zien dat ook hier herbezinning nodig is op de vraag of wij op de ingeslagen weg voortgaan en, zo ja, op welke wijze. In de afgelopen decennia is gebleken dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen niet uit zichzelf verandert. Dat is ook niet het geval geweest in het openbaar bestuur. Het is daarom goed dat er in het verleden gericht beleid is gevoerd. Het ziet ernaar uit dat dit nog steeds op allerlei niveaus nodig is, om zo doende die ongelijkheid op te heffen. De argumenten daarvoor zijn terug te voeren op twee principes. In de eerste plaats het democratische principe dat vertegenwoordigende lichamen een afspiegeling moeten zijn van de gehele bevolking en in de tweede plaats het emancipatorische principe dat een grote vertegenwoordiging van vrouwen nodig is om hun belangen onderdeel te laten zijn van een integraal beleid gericht op gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen in een pluriforme samenleving. De leden van het vrouwelijk statenoverleg zijn het er in ieder geval over eens dat er zo iets bestaat als een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid die kansen moet bieden en voorwaarden moet scheppen om meer vrouwen die stap te kunnen laten zetten. Hoewel ik moet toegeven dat er nu veel vrouwen zijn die qua kennis, opleiding en ervaring die stap best zelf kunnen zetten, is er een nog grotere categorie waarvoor dat wel nodig is. Genoemde argumenten gelden zeker ook voor andere minderheidsgroeperingen. Kortom, onze boodschap is
duidelijk. Emancipatiebeleid staat nog steeds op de agenda, ook op provinciaal niveau, maar nieuwe impulsen zijn nodig om de huidige impasse te doorbreken. Op dit moment is het de vraag wat er nodig is om niet steeds meer van hetzelfde te doen, maar vooral ook: op welke wijze kunnen wij ons met nieuw elan richten op de grote maatschappelijke problemen van deze tijd met een emancipatoir karakter: de integratie van allochtonen in onze samenleving, zowel mannen als vrouwen, en de vergrijzing, waarbij wij moeten voorkomen dat wederom de oudere vrouw in een achterstandspositie geraakt. Voor een goed begrip lijkt het mij nuttig nog eens kort te memoreren hoe de discussie in de loop der jaren in deze groep vrouwelijke statenleden is verlopen. De samenwerking tussen de vrouwelijke statenleden in Noord-Holland is een traditie van een vijftiental jaren. Bij de start van de statenperiode in 1978 leverde de Partij van de Arbeid een startnotitie voor het emancipatiebeleid in Noord-Holland. De enige bekende emancipatoire actie van daarvoor was de actie van Marian van der Meer van de Partij van de Arbeid, die ervoor zorgde dat er meer dan één damestoilet kwam in het openbare deel van het provinciehuis. Omdat het tot stand brengen van een provinciale emancipatienota in Noord-Holland politiek zo gevoelig lag - daar komt dan ook de politieke kleurloosheid van ons gezelschap vandaan werd er voor de nota samengewerkt door vrouwelijke statenleden uit alle fracties. Het CDA had er maar één in die tijd, Line van Bers-Lips, en zij had het bijzonder moeilijk, als ik de verhalen mag geloven. Zonder deze vrij intensieve samenwerking van statenleden, ook met ambtenaren, had de emancipatienota het nooit gehaald en waren er ook geen provinciale emancipatiebureaus gekomen. Ter gelegenheid van het tot stand komen van de nota werd de gedachte geopperd om een emancipatieprijs in te stellen voor dat lid van het college van gedeputeerde staten dat het meeste vooruitgang had geboekt in het kader van de emancipatie. Op deze manier zou zelfs de minst geëmancipeerde nog een kans hebben. Dit is dus 15 jaar geleden. Titia Bos, een bekende naam voor een aantal statenleden, kreeg van de PSP-fractie tijdens de begrotingsbehandeling tijd - men weet hoe kostbaar die hier is - om een kritisch verhaal te houden over het emancipatoir gehalte van het toenmalige college. Het jaar daarna moesten alle fracties - en dat deden zij ook - tijd offeren. Het juryrapport was gebaseerd op de statenbrede informatie, de speech werd uitgesproken door Angelina Hamm-Tonnaer van de VVD-fractie. Degenen die niet wisten dat Titia nogmaals de speech had geschreven, hebben verbijsterd naar Angelina's radicale uitspraken zitten luisteren. Voor de goede orde: mijn speech kwam tot stand achter mijn eigen PC, en wel na overleg met vrouwen van andere fracties. In 1982 verscheen de eerste emancipatienota 40
6 november 1995
van de provincie Noord-Holland. In 1986 werd de nota Gewoon aan het werk, een bijdrage aan het emancipatiebeleid, uitgebracht, waarin concrete voorstellen werden gedaan om de kansen op betaalde arbeid voor vrouwen te bevorderen. Ieder jaar werd aan een van de leden de emancipatieprijs uitgereikt; de ene keer met een kritisch verhaal, de andere keer met een ludiek gebaar. Elke keer werd ieder lid aangespoord, zich gericht op zijn eigen gebied in te zetten voor emancipatie. Daaruit komt ook het facetbeleid voort. Men zal zich afvragen of dit allemaal heeft geholpen. Men weet dat dit buitengewoon moeilijk te meten is. De stijging van het aantal vrouwen in de staten en van het aantal vrouwelijke GS-leden is wel te meten. In de periode 1978-1982 zaten 15 vrouwen in de staten, in de periode 1982-1987 21 vrouwen, in de periode 1987-1991 23 vrouwen, in de periode 1991-1995 27 en nu zitten er 29 vrouwen in de staten. Vlak na de oorlog was mevrouw Ribbius Peletier GS-lid. Jarenlang was het daarna een uitsluitend mannelijk college. In 1987 kwam het eerste vrouwelijke GS-lid, in 1988 waren het er twee en in deze periode is het percentage opgevoerd door simpelweg het aantal GS-leden te verlagen. In de vorige periode werd emancipatie nog tot kerntaak bestempeld. Het college heeft een aanzet gegeven om een nieuwe koers in te slaan. Mijnheer de voorzitter! Over emancipatie als kerntaak zal ik niet veel zeggen, want dit onderwerp komt nog uitvoerig aan de orde. Dat er nog beleid gevoerd moet worden, lijkt breed gedragen te worden. Wat er nu precies moet gebeuren en welke speerpunten er zijn, moet nader worden uitgewerkt. Wij menen wel dat er spoed moet worden betracht met de uitwerking van de plannen. Wij wijzen erop dat de zaken die goed lopen niet zo maar moeten worden afgebouwd voordat er nieuwe activiteiten zijn opgezet. Aan het eind van de vorige periode hebben de statenvrouwen weer nieuwe actie ondernomen. Wij brachten opnieuw een nota uit, de nota Werk in uitvoering, met als subtitel: wat goed is voor statenvrouwen, is goed voor alle statenleden. Wij vragen ons daarin af of het beleid van de afgelopen jaren vruchten heeft afgeworpen en of het doel wellicht is bereikt; nee dus. Een belangrijk punt dat in de nota werd aangesneden, was dat de deelname van vrouwen in de provinciale politiek nog steeds niet optimaal is en de belemmeringen werden op een rij gezet. Een ervan is de hoge werkdruk. Zoals dat hoort, kwamen wij met een aantal aanbevelingen om de werkdruk te verlagen. Mijnheer de voorzitter! Het is opmerkelijk dat deze keer onze nota uiterst serieus is genomen. Er gaat kennelijk gezag uit van het motto: wat goed is voor vrouwen, is ook goed voor mannen. De nota maakt deel uit van het collegeprogramma, wordt voortdurend in de beraadslagingen betrokken, is onderwerp van gesprek in het voor het overgrote deel uit mannen bestaande Seniorenconvent en bij diverse
activiteiten die de aanbevelingen raken, wordt bij de fracties gesondeerd welke meningen er leven. Er zou zelfs een officiële beantwoording van GS komen. Maar helaas, tot op heden hebben wij nog niets mogen ontvangen. Wij hoorden wel dat op de valreep van de begrotingsbehandeling ons een uitgebreid schrijven zal bereiken, waarin zou worden ingegaan op de problematiek van het statenwerk voor vrouwen en mannen. Er zouden zelfs oplossingen worden aangedragen. De nota zou ook worden bijgevoegd, zodat de nieuwe leden haar konden lezen. Wij vroegen ons zelfs stiekem al af of de heren en de dames daarvoor een prijs wilden hebben. Ik moet bekennen: wij hebben ook maar snel een jury ingesteld. Maar nee hoor, nog steeds geen officiële reactie op onze nota Werk in uitvoering. Mijnheer de voorzitter! Misschien kunt u vertellen waar die brief is gebleven en wanneer wij de reactie tegemoet kunnen zien. De voorzitter: Over een halfuur. Mevrouw Sanders-Ten Holte (VVD): Dat is wel heel snel. Maar u begrijpt dat de prijs toch een probleem wordt. Wat doen wij ermee? Vorig jaar ontving mevrouw Berman, de toenmalige gedeputeerde van Welzijn en Zorg, deze prijs. Wij hebben toen al besloten dat deze wisseltrofee na zoveel jaren een eindbestemming zou moeten vinden, als afsluiting van een periode, zeg maar: de tweede emancipatiegolf. Wij willen wel dat de wisseltrofee op een goede en duidelijke plaats wordt neergezet, zodat een ieder, en met name de leden van GS, er dagelijks aan worden herinnerd dat emancipatie een zaak is die ons allen aangaat, een zaak van lange adem, maar ook hier geldt: werk, werk en nog eens werk. Mijnheer de voorzitter! Ik overhandig deze trofee graag aan u, want ik vertrouw erop dat u dit symbool een goede plaats in het provinciehuis zult geven.
genomineerd voor een zeer belangrijke prijs, die hij niet kreeg. Hij maakt in het boekje zichtbaar dat het verschil tussen de seksen niet zozeer genetisch is bepaald, maar veel meer sociaal. Dit betekent dat wij veranderingen kunnen aanbrengen in het rolpatroon tussen mannen en vrouwen. De titel van het boekje is "Darwins hofvijver" en verwijst naar de evolutie. De statenvrouwen wensen de GS-leden allen toe dat hun emanicpatoir denken een evolutie mag doormaken. De titel verwijst ook naar een vijver, waarin vele vissen zwemmen, maar waarin de strijd om de macht door enkele grote vissen, de nijlbaarzen, beheerst wordt. Mijnheer de voorzitter! Het is helemaal niet persoonlijk bedoeld, maar een beetje meer evenwicht in de vertegenwoordiging, met name in het openbaar bestuur en leidinggevende posities, zou toch wel erg plezierig zijn. De schrijver combineert een wetenschappelijke reflectie met persoonlijke belevenissen. Tot slot lees ik een korte passage uit het boek voor, waarin hij het eerst heeft over guppen heel kleine visjes - en vervolgens een abstracte variant geeft op de proef die hij heeft beschreven. Ik citeer: "Een abstracte variant is de proef met het kinderzitje. Leen een fiets met een kinderzitje. Twee mannen beginnen een gesprek voor een terrasje. Eén van beiden houdt de fiets met het kinderzitje vast. Tel het aantal malen oogcontact met vrouwen dat de man met respectievelijk de man zonder fiets heeft. Op weg naar een volgend terras wordt de fiets overgegeven van de ene naar de andere man. De procedure wordt herhaald. Wat vrouwen niet projecteren in dat zitje! Bij navraag kreeg ik de volgende uitleg. Die man - met het zitje dus - durfde te kiezen, neemt verantwoordelijkheid, laat zijn vrouw niet alleen voor de verzorging van de kinderen opdraaien. Daar komt nog bij dat een man met zitje als minder bedreigend werd ervaren." Voorzitter en leden van GS! Ik wens u veel leesplezier. (applaus)
De trofee wordt overhandigd. Mevrouw Sanders-Ten Holte (VVD): De commissaris vraagt mij, of hij zich dat niet persoonlijk hoeft aan te trekken. Nee, het is een afronding van een fase. Nu de derde golf zich gaat aftekenen, zal men zich afvragen wat wij dit jaar met de prijs doen. Dames en heren, het spijt mij, het wachten is op een emancipatie-effectrapportage om te kunnen meten wat het resultaat is van de inspanningen en welke vorderingen er zijn gemaakt. Dit jaar is dus het jaar van de nulmeting. Wij hebben dan ook besloten, dit jaar geen prijs uit te reiken, omdat er een nieuwe koers moet worden ingezet en omdat er te weinig zicht is op vernieuwende resultaten. Geen prijs dus, maar wel een oppepper voor de voorzitter en alle zeven genomineerden. Ik overhandig graag een boekje van de schrijver Thijs Goldschmidt die onlangs was 41
6 november 1995
6. Begrotingsbehandeling (vervolg) Wordt voortgegaan met de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1996 en het Najaarsbericht 1995 (zie bijlagen 60+, 60A en 72). Voorzitter: de heer Achterstraat De heer Neef (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Het is goed, bij deze eerste algemene beschouwingen van de eerste begroting van dit college even kort stil te gaan bij de afgelopen periode. Goed, het college is nog niet eens een jaar aan het werk, maar slechts een magere acht maanden. Het is niet eens een begroting die dit college heeft opgesteld. Goeddeels is zij door het vorige college voorbereid. Maar toch, over het geheel zijn wij tevreden met de start, met de eerste activiteiten van dit VVD/PvdA/CDA-college.
Het is een kleiner college dan in de vorige statenperiode, maar daardoor is dit college niet minder aanwezig. Integendeel, boze tongen beweren zelfs dat het in dit college killer toegaat. Nu weet ik niet precies wat ik mij daarbij moet voorstellen, maar als het betekent dat de discussie weer terug is, dan mag het wat mij betreft best nog wat killer worden. Of het nu de nuchterheid van het nieuwe collegelid Hen de Boer is of de gedrevenheid van Ada Wildekamp, de personele vernieuwing heeft het college goed gedaan. Voeg daar nog eens aan toe de grote wijzigingen in de portefeuilleverdeling met de daarbij behorende andere persoonsgebonden aanpak, dan geeft dat geheel een aantal behoudzuchtigen voldoende aanleiding om van een revolutie te spreken. Voorzitter! Als wij ons zelf serieus nemen, en ook echt de broodnodige veranderingen, zowel politiek als ambtelijk, willen doorvoeren, dan wordt het niet kil maar juist leuk in de staten. De verhoudingen tussen de collegepartijen worden door ons als goed gekenschetst. Na de verkiezingen heb ik collega Bongers gefeliciteerd, maar daarnaast heb ik hem veel personeel toegewenst. Dat heeft hij nu. Een kruiwagen vol kikkers die prettig eigenwijs niet altijd dezelfde kant uitspringen. Of het nu komt doordat ook de staten voor 50% van nieuwe leden is voorzien, maar het is wel frappant dat zelfs traditionele politieke verhoudingen niet altijd meer voorspelbaar zijn. Ook het verrassingselement is dus weer terug in de staten. Een verrassing was het ook, te constateren dat de monistische oppositie, onder aanvoering van de fractie van D66, zich al in een zo vroeg stadium tot een eenheid heeft gevormd. Ik loop al een tijdje mee in het lokaal bestuur, maar ik heb nog niet meegemaakt dat in het eerste halfjaar van een collegeperiode van het zware geschut, de interpellatie, gebruik wordt gemaakt om vervolgens, volstrekt buiten proporties, een motie van wantrouwen in te dienen. Het verschil tussen deelnemen en niet deelnemen in het college is wel erg manifest bij de D66-fractie. De heer Poelmann (D66): Die opmerking is raak hoor, maar wat is een monistische oppositie? De heer Neef (PvdA): Ik kom daar straks nog op terug. Voorzitter! Dit neemt niet weg dat het, ondanks - of wellicht dankzij - de opstelling van de fractie van D66 ook in dit opzicht "leuk" wordt in de staten. Een kleiner college, maar nog geen kleinere staten. Toch is er een aantal overwegingen om het idee van kleinere provinciale staten eens te overwegen. Al jaren kennen wij de beleidsvrijheid voor de gemeente Amsterdam. Vele primaire taken op diverse beleidsterreinen worden door die gemeente uitgevoerd zonder dat de provincie Noord-Holland zich er nog materieel mee bemoeit, terwijl de omvang van de staten nog steeds gebaseerd is op het inwonersaantal van de gehele provincie. Daarnaast 42
6 november 1995
zijn er diverse processen aan de gang die onevenredig zwaar worden belast met bestuurlijke dekking. Als gevolg van ons grote aantal lijkt het er nog al eens op dat ons bestuurlijk gremium, de staten, meer energie moet steken in het elkaar bijpraten dan in feitelijke bestuurlijke aansturing en besluitvorming. Gelet op de grootte van de gemeente Amsterdam - grof gezegd 700.000 inwoners - dan resten Noord-Holland 59 à 63 statenleden in plaats van de huidige 79. Zouden wij ook het aspect van de interne informatie-energie binnen de staten erbij betrekken dan moet het toch mogelijk zijn om met 49 statenleden de klus te klaren. Voorzitter! Wordt het niet eens tijd dat wij deze ontwikkeling onder ogen zien en dat wij haar vertalen in het aantal statenleden? Wij horen graag of het college deze suggestie actief wil steunen. De heer Poelmann (D66): Dit is toch de verantwoordelijkheid van het Rijk? De heer Neef (PvdA): Als het over vernieuwing gaat, bent u altijd degene die de eerste stap wilt zetten. Als de Provinciewet gewijzigd moet worden, moeten wij toch zelf het initiatief nemen? De heer Poelmann (D66): Dat wilde ik alleen even weten. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Het strategieproces. Op zichzelf is het goed dat wij intensief met ons zelf als bestuur bezig zijn. Wij praten over de provincie van de toekomst, over het strategieproces, over kerntaken en herijkings- en stimuleringstaken, met het bijbehorend beleidskader personeel en organisatie. Wij zijn zelfs aan het "deanonimiseren". Begrijp ik het goed en is deanonimiseren, de directeur-generaal op justitie een ontslagbrief met gouden handdruk te laten tekenen en de minister verantwoordelijk te laten zijn zowel ten opzichte van de ontslagene als de Kamer? Dit is voer voor de onderteken- en stempeldeskundigen. Ik heb hiervan ook fantastische staaltjes tussen de GS-stukken gezien. In het kader van het strategieproces is zelfs een beleidskader dienstverlening met Citizens Charterachtig karakter in voorbereiding. Wij hebben nu het gevoel dat wij een beetje op hol slaan. Het bordje "tijdens de verbouwing gaat de verkoop gewoon door" is nu misschien wel zeer op zijn plaatst. Versta ons goed, wij staan onverkort achter de in september 1993 vastgestelde uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in de Strategienota. De verbouwing van het provinciale bolwerk is en blijft noodzakelijk, maar deze constatering leidt jammer genoeg niet automatisch tot uitvoering. Het door het college voorgestane redelijke tempo mag wat ons betreft dus redelijk sneller zijn. Zoals zo vaak, is de verleiding groot dat men meer belangstelling heeft voor de planvorming dan voor de uitvoering. Met de uitvoering valt ook politiek gezien minder gemakkelijk te scoren en moeten er meer drempels
worden geslecht van botsende belangen en politieke invloeden achteraf. Bovendien is uitvoering uiterst riskant, want zij is meetbaar en dus afrekenbaar. Wij moeten ons door dit alles echter niet laten weerhouden. Als de uitvoering niet snel volgt op de planvorming, lopen wij het risico dat wij het provinciale gebouw verbouwen met ideeën van eergisteren voor de vraag van morgen. Wij verwachten dan ook van het voltallige college dat het stevig het voortouw neemt in de lijn van de woorden waarmee het Beleidsplan begint en uiteraard verzekerd van de volle steun en rugdekking van minimaal de collegepartijen. Het zijn ook de collegepartijen die de noodzaak van politieke sturing hebben aangegeven in het collegeprogramma door te bepalen dat uit het midden van het college een politieke regiegroep wordt samengesteld. Het is derhalve de taak van het college als geheel om op overtuigende wijze eenduidig en daadkrachtig aan dit veranderingsproces leiding te geven. Actoren van buitenaf - of ze nu provinciesplitsing of Citizens Charter heten - mogen nimmer als autonome drijfveer worden gezien; ze kunnen hooguit in het proces participeren. Het is echter onze eigen verantwoordelijkheid om dit proces in een hoog tempo af te ronden. Wij onderschrijven ook de lijn van het college indien het zich met hulp van externe deskundigheid wil beraden op de gevolgen van het sturingsproces en de doelmatige organisatie. Niet alles wat van buiten komt, is lekker, maar heeft wel het voordeel van grotere onbevangenheid en heeft nog geen last van interne deelbelangen of verkleuring. De inzet van eigen deskundige medewerkers bij dit proces blijft overigens onverkort vereist. Integraal werken moet uitgangspunt zijn. Niet alleen van en naar de ambtelijke organisatie, maar ook van en naar de staten. Gebruikelijk in de procesgang van statenvoordrachten is dat PS helemaal aan het eind van het proces, na een lang voorbereidingstraject nog met allerlei beleidsmatige aanbevelingen komen. Dat is eigenlijk mosterd na de maaltijd, want op dat moment is nog de slechts formele hobbel van het statenbesluit te nemen. Het is een meestal sectoraal/departementaal voorbereidingstraject, waarin misschien wel goede terugkoppeling op de al even sectorale commissie heeft plaatsgevonden, maar waarbij provinciale staten als geheel niet of nauwelijks betrokken zijn geweest. Ook in de IPO-audit-commissie hebben wij aan de orde gesteld dat het primaat van de politiek versterking behoeft. De heer Poelmann (D66): Dat staat toch gewoon in het collegeprogramma? De heer Neef (PvdA): Een eerdere en actieve betrokkenheid van statenleden bij belangrijke processen is dan ook een vereiste wat ons betreft. Een draagvlak van 25% is met 49 statenleden eerder te bereiken dan met de huidige 79 leden, maar ook met 43
6 november 1995
het huidige aantal leden moet het mogelijk zijn, een breder draagvlak te realiseren. Draagvlak is overigens meer dan een politieke meerderheid. Dit is een gezamenlijke taak van college en staten. Daarnaast zullen wij een methode moeten ontwikkelen waarbij in een zeer vroeg stadium van beleidsvoorbereiding de staten als geheel zich over uitgangspunten kunnen uitspreken. Een statenuitspraak vooraf over uitgangspunten van beleid, doelen en middelen is vereist; dus een uitspraak of een initiatief of beleidsvoornemen wel of niet opgepakt moet worden of doorgang moet vinden. Integraal bestuur is voor de PvdA-fractie niet het optellen van sectorale delen; het stapelen van meer en meer en de opvatting dat alles met alles samenhangt. Het zou meer in de richting moeten gaan van concentreren, selecteren en schrappen. Wij moeten ons meer richten op kernvraagstukken en ons de vraag durven stellen of onze goede en nuttige produkten van gisteren nog wel aansluiten op de vraag van morgen. Wij vragen met nadruk of het college wil bezien op welke wijze dit idee van het statenbreed bespreken van bijvoorbeeld startnotities vorm gegeven kan worden. Voorzitter! De provincie Amsterdam en de omgeving. De stadsprovincie ligt op één oor als gevolg van de uitslag van het referendum. De agglomeratiegemeenten liggen op het andere oor, omdat het nog niet gehouden referendum in de randgemeenten waarschijnlijk eenzelfde uitslag zal opleveren. Het is overigens wel frappant dat bestuurlijk organiserend Nederland de uitslag van het gehouden referendum in Amsterdam verkeerd voorspelde en de uitslag van het niet gehouden referendum in de randgemeenten wel juist denkt te voorspellen. Voor de korte termijn valt er wat ons betreft niet veel te kiezen, als men tenminste voor de lange termijn iets meer wil dan alleen de optie van de huidige situatie, zijnde de bestaande gemeenten en de provincie Noord-Holland. Deze optie zou ook impliceren dat er een eind komt aan de beleidsvrijheid van de gemeente Amsterdam. Democratische legitimatie en integrale afweging zijn voor de PvdA-fractie altijd de minimale vereisten van toetsing. Daarom kiezen wij ervoor, de keuzemogelijkheid open te houden. Wij voelen er niets voor om de zaak nu dicht te timmeren. Wij zien dus ook geen heil in het presenteren van de zoveelste blauwdruk voor de in- of opdeling van NoordHolland, zoals D66 blijkbaar voorstaat. Herstellen van de samenwerking in het ROA - voor zover die verstoord is overigens - is het doel. Dit is voor ons het pad waarlangs de oplossingsrichting gezocht moet worden. Het gaat om het herdefiniëren dan wel het verduidelijken van problemen die niet binnen de huidige bestuursstructuren kunnen worden opgelost. Wij zijn voor een regie voor bovenregionale zaken door de provincie evenals voor het continueren van de beleidsvrijheid van Amsterdam. Wij moeten doorgaan met de samenwerking op basis van de Kaderwet en de in 1997 te houden evaluatie.
Voor de lange termijn zullen wij altijd als uitgangspunt houden dat wij werken aan een oplossing waarbij enerzijds de democratische legitimatie is gegarandeerd en anderzijds is gewaarborgd dat de integrale afweging van beleid door de desbetreffende bestuurslaag kan plaatsvinden. Hooguit als tijdelijke voorziening is een functioneel bestuur te overwegen, als oplossing voor een eindig probleem, maar zeker niet permanent. Meer hulpstructuren die slechts voor een enkelvoudige sectorale of functionele aanpak van een probleem kunnen dienen, wijzen wij dan ook af. De heer Poelmann (D66): U heeft vier of vijf keer gezegd dat de PvdA-fractie democratische legitimatie zeer belangrijk vindt. U heeft ook gezegd, meer hulpstructuren af te wijzen. Tot op heden is er echter door het college en ook door uw fractie wel over meer hulpstructuren gesproken. De democratische legitimatie zal in 1998 wel bezien worden. Uw woorden zijn echt anders dan uw daden. De heer Neef (PvdA): Het viel mij al op in uw betoog dat u blijkbaar geen onderscheid heeft gezien tussen de notitie van de heer Van Kemenade en de notitie van het college. Er is een overeenkomst wat de analyses betreft, maar dat geldt niet voor de conclusie. Ik raad u aan, die stukken nogmaals tot u te nemen. De heer Poelmann (D66): U speelt mij nu de bal terug, maar daar gaat het niet om. U heeft gezegd dat de PvdA-fractie democratische legitimatie belangrijk vindt en meer hulpstructuren afwijst. Uit de voorstellen die ons vanuit het college bereiken, komt een geheel ander beeld naar voren. U speelt mooi weer met deze begrippen, maar het college maakt dat niet waar. De heer Neef (PvdA): Mijnheer Poelmann, als u mij erop betrapt iets anders te beweren dan wij eerder hebben gezegd, dan geef ik u graag gelijk. In dit geval denk ik echter dat u zelf verkeerd om in de kerk zit. Ik wijs nogmaals op de twee notities. Als u ze naleest, komt u erachter dat hetgeen ik zeg volstrekt strookt met hetgeen eerder is gezegd. Voorzitter! Wij stellen het op prijs als het Rijk ons en het Wgr-gebied, het ROA, meer tijd zou geven om zelf een oplossing te vinden. Dit kan uiteraard alleen als wij alle varianten bespreekbaar houden en er geen oplossingen worden uitgesloten. Wij vragen het college, aan te geven of het voornemens is, dit standpunt kenbaar te maken aan de minister en de staatssecretaris. Wij laten het van het antwoord van het college afhangen of wij op dit punt een motie indienen. Voorzitter! Met alle aandacht voor het ROA zou je bijna vergeten dat er ook daarbuiten nog bestuurlijk leven is. Bestuurlijke organisatie is een middel om het openbaar bestuur effectief met de maatschappelijke problemen om te laten gaan. Het 44
6 november 1995
doel is slechts het op goede wijze uitvoering geven aan overheidstaken. Als middel zijn er de herverdeling van rijkstaken over de provincies en gemeenten en de herverdeling van regionale taken over de provincies en de gemeenten. Ten slotte is er de opschaling van de gemeenten. Wij kunnen ons uitstekend vinden in deze door het paarse kabinet geformuleerde uitgangspunten. In het verlengde van onze inbreng tijdens de college-onderhandelingen willen wij een actieve inzet van de provincie bevorderen in het onderzoek naar de mogelijke meerwaarde van opschaling van Noordhollandse gemeenten, dus niet afwachten of er op basis van vrijwilligheid verzoeken uit de gemeenten komen. De provincie moet meer initiërend optreden in dezen. Wij stellen voor dat de provincie het initiatief neemt en per Wgr-regio gesprekken organiseert om de mogelijke meerwaarde van opschaling zichtbaar te krijgen. Wij zien in het verlengde en ook parallel hieraan een inventarisatie van mogelijke taken die in aanmerking komen voor overdracht van de provincie aan de gemeenten. Graag vernemen wij van het college of het aan dit idee vorm en inhoud wil geven, of een en ander binnen de bestaande formatie kan plaatsvinden en of er externe onderzoekscapaciteit noodzakelijk is. Eventuele financiële gevolgen kunnen bij het Voorjaarsbericht in beeld gebracht worden. Voorzitter! Het provinciale mobiliteitsbureau is geboren. Aanvankelijk dacht ik dat dit bureau betekende dat er een doorbraak was gekomen in het auto-solistisch denken van een deel van ons provinciaal personeel. Even had ik ook de hoop dat er een doorbraak was in het denken bij het personeel over hun riante autokostenvergoeding voor het woonwerkverkeer. Met andere woorden: ik dacht dat het provinciale Bedrijfsvervoersplan als lichtend voorbeeld voor andere bedrijven kon dienen, maar dit bleek een illusie. Het mobiliteitsbureau is iets volstrekt anders. Het beoogt een goed soort mobiliteit teweeg te brengen. Het dient om te voorkomen dat medewerkers vastroesten op een plek en om te bevorderen dat medewerkers oog krijgen voor de mogelijkheden om het werk ook eens vanuit een ander perspectief te benaderen. Het gaat om bredere inzetbaarheid, minder verkokering en al die andere positieve benaderingen die wij al verbaal onder de knie hebben, maar waarvoor het aan moed, inspiratie, daadkracht en uitvoeringsgerichtheid ontbreekt. Er zijn namelijk al genoeg "single track minded one eye lookers". Stuk voor stuk aardige en vooral ook bekwame mensen die vanuit een eenmansduikbootje deel uitmaken van hun sectorale vlootje. Integraal beleid is wat wij voorstaan en het mobiliteitsbureau kan een instrument zijn om de integraliteit van beleid mede te bevorderen. Het integreren van wonen, werken en recreëren is, als het al niet een doel is, een noodzaak om alle ruimteclaims die zo langzamerhand zichtbaar worden op elkaar af te kunnen stemmen en te honoreren. Er
zijn honderden hectares nodig voor woningbouw, want ook na de VINEX is er nog leven. Er zijn honderden hectares nodig voor bedrijfsterreinen, want al die potentiële woningbouwklanten willen, als het even kan, ook aan het werk. Er zijn ook honderden hectares nodig voor groen c.q recreatie om het leven nog leefbaar te houden; niet als een leuk behangetje om het geheel aan te kleden, maar als onlosmakelijk onderdeel van het geheel van functies. Om een of andere reden wil het maar niet lukken dat er verder gekeken wordt dan de eigen dienst groot is. Misschien moeten wij nog veel actiever bevorderen dat een aantal deskundigen van dienst verhuist. Met zo veel economen, geografen, ecologen en al die andere deskundigen waar dit huis over beschikt, moet toch een meer samenhangend beleid te maken zijn? Wij vernemen graag van het college als geheel welke mogelijkheden het ziet om een meer integraal beleid tot stand te brengen, al dan niet binnen de bestaande sectorale dienstenstructuur. Dit is uiteraard ook op het college zelf van toepassing. Het mag niet zo zijn dat ieder lid van het college voor zich, haar of zijn zaakjes op orde heeft en het collegiaal bestuur niet meer is dan een veredeld soort niet-aanvalsverdrag. Ieder voor zich en Van Kemenade voor ons allen is niet de optie die wij voorstaan. De heer Poelmann (D66): Zijn daar aanwijzingen voor? U was even tevoren nog zo tevreden. De heer Neef (PvdA): Mijnheer Poelmann, wij moeten de reactie van het college op de amendementen en de moties afwachten. Daaruit zal blijken of er sprake is van een enthousiast collegiaal integraal bestuur of van een sectorale opstelling. Dat is een goede testcase. Misschien valt te overwegen dat het college als geheel wordt aangemeld bij het mobiliteitsbureau onder het motto: wordt het niet eens tijd voor een andere stoel, mijnheer Lagrand? Dit motto is overigens niet limitatief. Het geldt voor het gehele college. De heer Poelmann (D66): De heer Neef wil ook wel eens in het college. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Te verwachten valt dat het vooruitzicht van alle gedeputeerden om na bijvoorbeeld twee jaar een volstrekt andere portefeuille te moeten voeden en verdedigen al voldoende is om op voorhand verder te kijken dan het eigen sectorale belang. Tot ons genoegen constateren wij dat de aanpak voor de herziening van het Plan voorzieningen voor ouderen 1997-2000 voortvarend is opgepakt. Het voorziene tekort van 20 mln. was op zichzelf al voldoende reden om daadkrachtig in de bestaande organisatie in te grijpen. Dat hierbij enige kringetjes in de altijd zo rustige provinciale vijver zijn gekomen, is afgezet tegen doel; een prijs die wij er 45
6 november 1995
graag voor over hebben. Naast het feit dat het Rijk verder gaat met de afnemende doeluitkering en geen kostenstijgingen accepteert, zijn er de tekorten als gevolg van de ernstige vertragingen in de uitvoering van het huidige plan. Een situatie die ons veel zorgen baart omdat de ombuiging wel in lijn moet komen met de veranderende zorgbehoefte van ouderen. Natuurlijk moet het streven zijn om de ombuigingen zo in te richten dat er structureel geen tekorten ontstaan in de WBO-uitgaven. Maar dan moet ook het Rijk voldoende middelen beschikbaar stellen voor de uitvoering van dit beleid. Er moet tegelijkertijd echter ook voldoende ruimte worden gevonden om op planmatige wijze middelen voor verpleeghuizen aan te wenden ten behoeve van het fonds voor ouderenvoorzieningen. Wij verzoeken het college, hierover met het Rijk in onderhandeling te treden en zien met belangstelling de resultaten daarvan tegemoet. Hoe een en ander zal uitpakken, is op dit moment niet te overzien. Wij willen nu al de principiële bereidheid uitspreken om, zonodig tijdelijk, ook eigen provinciale middelen beschikbaar te stellen. De noodzaak dan wel de wenselijkheid van extra gelden voor frictiekosten zal in de loop van volgend jaar duidelijk moeten worden, zodat de formele besluitvorming hierover uiterlijk bij de begrotingsbehandeling 1997 kan plaatsvinden of zoveel eerder als noodzakelijk. De stimuleringsregeling ouderenhuisvesting blijkt niet voldoende voor de vraag. Was er in 1995 nog bijna 5 mln. beschikbaar, voor 1996 is slecht 1,5 mln. begroot. Dit is, afgezet tegen een vraag van 25 mln., waarvan globaal de helft subsidiabel is, een schamel bedrag. Deze stimuleringsregeling is in vele opzichten uiterst nuttig, omdat zij een substantiële bijdrage levert aan de totstandkoming van de ouderenhuisvesting. Met name de steeds groter wordende groep van ouderen die buiten de verzorgingshuizen kan blijven, is hierbij gebaat. Tevens sluit een en ander naadloos aan op het provinciale beleid met betrekking tot de verzorgingshuizen. Kortom, deze regeling maakt het mogelijk dat een groter aantal seniorenwoningen onder de huursubsidiegrens blijft. Daarmee wordt ouderen de mogelijkheid geboden om door te stromen vanuit relatief grote woningen. De beantwoording van de vraag waar deze middelen het best ingezet kunnen worden, is een discussie die wij graag later willen voeren, omdat er eerst zicht op de middelen moet zijn. Het ligt namelijk voor de hand om de middelen vooral in te zetten in die gebieden waar de vergrijzing het meest manifest wordt. Dit zullen vaak groeikernen zijn, waar in relatief korte tijd een eenzijdige dan wel homogene bevolkingsopbouw is ontstaan. Daarnaast moeten deze middelen benut kunnen worden in die gebieden waar als gevolg van het provinciale plan verzorgingsplaatsen moeten verdwijnen. Uiteraard mag dit niet ten koste gaan van het provinciale beleid dat is vastgesteld ten aanzien van de kleine kernen.
Wij willen de staten vragen om door middel van een amenderende motie deze stimuleringsregeling ook in 1996 effectief te laten functioneren en hiervoor een bedrag van 1 à 4 mln. beschikbaar te stellen. Het is niet mogelijk om variabele bedragen op te nemen in een motie, dus hebben wij op 2 mln. ingezet. Het zal duidelijk zijn dat, om echt gehoor te geven aan het doel van de stimuleringsregeling, een bedrag van 4 mln. gerechtvaardigder is dan 1 mln. Voorzitter! Ook op het gebied van groenontwikkeling is het naar de mening van de PvdA-fractie mogelijk om meer te doen met een integrale aanpak in de betekenis van "werk met werk" maken. Het gaat om actieve uitvoering van een substantiële uitbreiding van groen "nabij de stad". Minder nota's en meer rekeningen is ons motto. Het is ook nodig, het beheer te verschuiven naar de recreatieschappen en de natuurbeheersorganisaties, voor zover ze dat willen uiteraard. "Groen" vraagt om meer investeringen en niet alleen uit de begroting van NLO. Ook andere sectoren dienen het "groen" in hun produkten te integreren. Een posterioriteit zoals "geen ecologisch bermbeheer op overgenomen rijkswegen" van ¦ 175.000 is dan ook volstrekt misplaatst. Het provinciale beleid is wat ons betreft in gelijke mate van kracht op alle provinciale wegen, ongeacht de herkomst in het kader van de Wet herverdeling wegen. Een oplossing binnen de eigen begroting ligt derhalve in de rede. Wij horen graag het oordeel van het college hierover en overwegen om, mocht het antwoord niet bevredigend zijn, in tweede termijn een motie op dit punt in te dienen. In het kader van werk met werk maken, doen wij de volgende suggesties. -Onverwacht veel regen doet de roep om en behoefte aan grotere boezemcapaciteit toenemen. Wij denken in de richting van het combineren van ideeën, zoals de mogelijkheden van natuurbouw. Dit kan gekoppeld worden aan de Stelling van Amsterdam, om deze daadwerkelijk in stelling te brengen. Daarnaast wijzen recente discussies uit dat er bij waterschappen best wel ideeën leven over poldertjes waarvan de kosten van bemaling niet opwegen tegen de eenmalige uitkoop van een gebruiker. Samenhang aanbrengen op deze punten kan het klimaat verbeteren. -Er kan worden nagegaan of stortlocaties van bouwafval kunnen worden gecombineerd met de afscherming van het grondlawaai voor bijvoorbeeld een vijfde baan. -Integraal in de planvorming is nog geen integrale uitvoering. Dit is een kans voor het college. Als het masterplan Noordzeekanaalgebied een echt integraal plan is, moet het mogelijk zijn om gelijktijdig, dus ook financieel, het aantal hectaren groen gelijk op te laten lopen met de behoefte aan werkgelegenheidsterreinen. De vergelijking met de VINEX-convenanten ligt voor de hand. Het zijn altijd slechts afspraken over waar de woningen gebouwd moeten worden, wanneer dat moet gebeuren en op wiens kosten. Bij 46
6 november 1995
belangrijke weg- en railinfrastructuur is dat hetzelfde. Voor "groen" komen wij vaak niet verder dan te zeggen dat het belangrijk is. Zowel in de Haarlemmermeer als in Purmerend-West moet het groen net zo hard worden opgepakt als de elementen wonen, werken en verkeer. Het provinciale beleid was er tot voor kort op gericht om via het Groenfonds en een loterij grote bedragen voor het groen te genereren. Hoe het met die loterij is afgelopen, weten wij, maar hoe zit het met het voorgenomen beleid' De loterij was toch niet zo maar een publiciteitsspeeltje? Er werd toch iets mee beoogd? Het wekt bij ons grote verbazing dat dit verhaal niet in de begroting van NLO is terug te vinden. Wij vinden het ronduit bedroevend en zijn eigenlijk met stomheid geslagen dat GS de gewekte verwachtingen omtrent het te realiseren groenbeleid volstrekt niet op een andere wijze invullen. Is het mislukken van de loterij tegelijk het einde van het verhaal en het mooie provinciale beleidsvoornemen? Wij willen een betrouwbare partner zijn en daarom zijn wij bereid, de verliezen van de loterij te dragen. Wij willen ook graag een betrouwbare partner zijn als het gaat om de hardheid van het beleid. Wij verwachten veel initiatief van het college in dezen. Ter aanmoediging dienen wij een motie in die uitmondt in het voorstel tot votering van een startkapitaal van ¦ 500.000 ten behoeve van het groen. Ik zeg met nadruk dat deze aanmoediging tot veel meer mag leiden. Versterking van het openbaar vervoer blijft nog steeds topprioriteit. De achterstand van het collectief openbaar vervoer is nog steeds niet ingelopen. De motie ten aanzien van het meerjarig beleid voor openbaar vervoer uit de vorige statenperiode behoeft eigenlijk verlenging, vooral nu het Rijk uitgebreid het takenpakket van de provincie heeft verrijkt. De aanvankelijke beleidsdoelstellingen van de provincie, neergelegd in de beleidsvisie en het beleidsprogramma inzake het openbaar vervoer uit 1990, kunnen nu eindelijk eens handjes en voetjes krijgen. Toen veel beleidsambities, maar weinig zeggenschap en geen geld; nu nog steeds veel ambities, maar meer zeggenschap en over enkele jaren zicht op enig geld. Voor de overgangsperiode is vooralsnog besloten om de bestaande subsidieregeling openbaar vervoer te handhaven. Dit gaat ten koste van het ambitieuze voorstel om met name de deeltaxi c.q. het vraagafhankelijk openbaar vervoer een nieuwe impuls te geven. Een initiatief waarbij nu juist de provincie haar nieuwe regisseursrol op het terrein van het openbaar vervoer meer inhoud kan geven. Wij vragen hier aandacht voor omdat het reguliere openbaar vervoer in de "dunne" gebieden steeds meer op de tocht komt te staan. Wij willen niet dat burgers aldaar die niet over een auto beschikken, van elementaire mobiliteit verstoken blijven. Met het geld dat wij bij amenderende motie willen aanwijzen, kan de provincie participeren in de opzet van een verkeerstoren/verkeersleiding, zijnde de
publieke infrastructuur overeenkomstig de uitgangspunten van de commissies Brokx en Wijffels, die de vraag naar deeltaxivervoer en het aanbod van voertuigen op elkaar moet afstemmen binnen het door particuliere bedrijven te exploiteren vraagafhankelijke deeltaxivervoer. Wij zijn bereid door middel van een motie een substantieel bedrag ten behoeve van de opzet en de ontwikkeling van een systeem van verkeersleiding, afstemming en routeplanning beschikbaar te stellen. Het belangrijke IPO-milieu-akkoord, waarin is afgesproken nationale dan wel interprovinciale sturing van de afvalstromen te regelen, is uitstekend. Uiteraard hebben wij geen behoefte aan onnodig transport, maar als het vuil over langere afstanden getransporteerd moet worden, kan dat uitstekend per schip. "Just in time" is hier niet aan de orde. Wij moeten dan wel kunnen beschikken over een adequate infrastructuur en zorgdragen voor uitgebaggerde en bevaarbare vaarwegen. Graag op niet al te lange termijn inzicht in de mogelijkheden en in de noodzakelijke investeringen ter verbetering van deze waterinfrastructuur. Het Stimuleringsfonds stads- en dorpsvernieuwing was de Haarlemmerolie van de stadsvernieuwing. Smeermiddel bij uitstek voor SVprojecten, zowel in de nieuw- als in de vernieuwbouw. En nu onderbesteding als gevolg van aangescherpte criteria? Wij weten het niet, omdat de toegezegde evaluatie nog niet heeft plaatsgevonden. De problemen in de stads- en dorpsvernieuwing zijn er niet minder om, als wij de geluiden uit het veld moeten geloven. Er zijn locatieproblemen in verband met grondvervuiling en het blijkt moeilijk te zijn om inpasbaar te bouwen, zoals ouderenhuisvesting in dichtbebouwde stedelijke gebieden. Graag horen wij van het college waarom de afspraak uit 1994 niet nagekomen kan worden, namelijk het met aangescherpte criteria voortzetten van de regeling en evaluatie na twee jaar. De op dit moment in onze ogen oneigenlijke posterioriteit dient dan wel binnen hetzelfde begrotingshoofdstuk opgevangen te worden. Wij wachten het antwoord van het college af en zullen op grond daarvan besluiten of wij alsnog een motie op dit punt zullen indienen. Wij hebben regelmatig te maken met diverse Kamers van Koophandel in Noord-Holland. Soms een gebundeld geluid dan weer een volstrekt versnipperd geluid met een uiterst regionale inkleuring. Hoewel wij ons terughoudend hebben opgesteld ten aanzien van de organisatie van deze autonome instellingen, moet het ons van het hart dat de argumenten weinig consistent zijn. Enerzijds is er de roep om naar schaal en maat van de Europese regio's te denken en ook te handelen. Anderzijds is er een benadering die niet boven een beperkt soort streek-regionalisme uitkomt. Wij zien dan ook de samenwerking van de Kamer van Koophandel Zaanstreek met kamers in de Noordkop/NoordKennemerland en West-Friesland als een positieve ontwikkeling. Enerzijds wordt hiermee 47
6 november 1995
bewerkstelligd dat het noorden van onze provincie aangesloten blijft bij de rest en niet geïsoleerd raakt. Anderzijds kan deze fusie dienen als opstap tot één Noordhollandse Kamer van Koophandel en zo aan te sluiten bij de grenzen van het openbaar bestuur, waarmee zij zoveel te maken heeft. Op deze wijze wordt beter aangesloten op de Europese maat en schaal, waar men de mond van vol heeft. Ziet het college hierin voor zichzelf een rol weggelegd of volstaat het met het toewensen van veel wijsheid aan mevrouw Van Dok in dezen? Voorzitter! Ook op het terrein van de waterschappen zijn nog efficiencyvoordelen te behalen door samenwerking te bevorderen en reorganisaties door te voeren. Voor ons is dit proces, in tegenstelling tot de mening van de fractie van het CDA, niet afgesloten. Wij hebben er geen bezwaar tegen als het college actief blijft op dit punt en als er voor het einde van deze collegeperiode nog slechts twee in plaats van de huidige vijf kwantiteitswaterschappen boven het Noordzeekanaal operationeel zijn. Ook voor deze functionele organen blijven wij aandringen op reglementen die voorzien in directe verkiezingen. In het kader van de evaluatie van de Wet herverdeling wegenbeheer willen wij te zijner tijd ook de functionaliteit van het wegbeheer bij het hoogheemraadschap US betrekken. Overigens blijft de controle op de rechtmatige toedeling van de kostensoorten aan de diverse categorieën ook in de tussentijd geboden. Voorzitter! De windenergie. Ik dacht altijd dat wij collectief hadden geconstateerd dat de doelstelling van 250 megawatt niet haalbaar was. Om die reden werd afgeweken van het convenant. Als wij echter nu met z'n allen van mening zijn dat een deel van die doelstelling wel te halen is, moet dat uiteraard mogelijk zijn. Ik roep wel in herinnering dat de aspecten van ruimtelijke ordening in het streekplan Noord-Holland-Noord zijn afgewogen. Het college naar de mogelijkheden te vragen, kan opportuun zijn, maar ik wil geen vergelijking maken met het motorcrossterrein. Dat laatste betrof een aanwijzing in het kader van het streekplan. Onze fractie heeft zich echter wel over deze kwestie gebogen. Mocht er in navolging van de provincie Friesland een suggestie worden gedaan voor het plaatsen van windmolens op de Afsluitdijk, zien wij met belangstelling de planologische procedure tegemoet. Wij zijn van mening dat het effect van warmte-krachtkoppeling vele malen groter is dan van windenergie. Wij moeten niet windenergie als een soort fantoom na blijven streven. De heer Le Belle (D66): Het was een duidelijke keuze van GS om geen locaties voor windmolens aan te wijzen in het streekplan, ondanks dat er een convenant was gesloten. Dit is echter nooit aan de staten voorgelegd. De uitwerking van het streekplan was zodanig dat wij er nauwelijks nog greep op hadden. Er werd alleen verwezen naar een onderzoek uit 1990.
correcte wijze in de begroting te verwerken, De heer Neef (PvdA): De staten hebben bij de behandeling van het streekplan geen locaties aangewezen. U kunt wel zeggen dat dit is omdat GS geen voorstellen hebben gedaan, maar er zijn meer wijzigingen in het streekplan aangebracht zonder voorstellen van GS. Als u een meerderheid in de staten voor vier windmolens aan de Amsteldijk had kunnen krijgen, was dat een statenbesluit geworden.
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) E. Neef (get.) mw N.A. Griffioen-Smit (get.) mw A.W.J. Bruins-Brugman (get.) G. Franke Motie 60-27
De heer Le Belle (D66): Wij hoeven hier niet verder over te kissebissen. Wij zijn het op dit moment eens dat ruimtelijke ordening ook het opnemen van locaties voor windmolens in streekplannen betekent. De CDA-fractie heeft gelijk wanneer zij stelt: wij nemen ook motorcrossterreinen in een streekplan op dus wij kunnen alsnog proberen om locaties voor windmolens aan te wijzen, ook in streekplannen die kort geleden zijn vastgesteld.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
De heer Le Belle (D66): Precies!
overwegende, -dat het IPO/VNG-akkoord met betrekking tot de decentralisatie van het Verkeers- en Vervoersbeleid nieuwe mogelijkheden biedt voor een actief provinciaal beleid; -dat de doelstellingen in de beleidsvisie Openbaar Vervoer met deze nieuwe beleidstaak ten aanzien van het openbaar vervoer zelfstandig door de provincie opgepakt kan worden; -dat de deeltaxi een noodzakelijke voorziening is in die gebieden waar het reguliere openbaar vervoer het laat afweten; -dat de kwaliteit van het vervoer gediend is met meervoudige aanbieding van deeltaxivervoer; -dat de coördinatievoorziening tussen de vraag naar het vervoer en het aanbod van deeltaxisystemen gezien moet worden als basisinfrastructuur, waarvoor de overheid verantwoording moet dragen; -dat het participeren in de opzet van een dergelijke "verkeerstoren" gewenst en noodzakelijk is:
De voorzitter deel mede, dat zijn ingekomen een drietal moties van het lid E. Neef c.s., luidende als volgt:
besluiten, de begrotingspost voor de ontwikkeling van een deeltaxisysteem te verhogen met een bedrag van ¦ 500.000;
Motie 60-26
verzoeken het college van GS, een en ander op correcte wijze in de begroting te verwerken,
De heer Neef (PvdA): Bij de behandeling van het streekplan hebben de staten tegen GS gezegd dat het motorcrossterrein erin opgenomen moest worden. De staten hebben zich in dat verband niet over windenergie uitgesproken. De voorzitter: Ik zeg tegen de heer Le Belle, dat het streekplan een zaak van de staten is. Hetgeen gewenst is, moet tijdens de desbetreffende statenvergadering opgepakt worden. Een herziening van het streekplan is overigens ook een zaak van de staten. Wij komen er dus nog op terug.
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat PS in 1994 een stimuleringsregeling ouderenhuisvesting hebben vastgesteld om in 1995 en in 1996 een substantiële bijdrage te geven aan de totstandkoming van goede ouderenhuisvesting; -dat in 1995 bijna 5 mln. voor deze regeling beschikbaar was, terwijl voor meer dan 12 mln. aanvragen zijn ingediend; -dat in de begroting voor 1996 slechts een bedrag van 1,5 mln. is opgenomen, hetgeen ontoereikend is om de gevraagde substantiële bijdrage te leveren; besluiten, de begrotingspost stimuleringsregeling ouderenhuisvesting te verhogen met een bedrag van 2 mln.; verzoeken het college van GS, een en ander op 48
6 november 1995
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) E .Neef (get.) mw M.C. van Schendelen (get.) R.H Hofwijks (get.) W.C.T.F. van der Paard Motie 60-28 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat door de provincie de verwachting is gewekt dat in de komende jaren voor grootschalige groenontwikkelingsprojecten meer middelen gevonden zouden worden; -dat de initiatieven om middelen te vinden via een groenloterij jammer genoeg niet tot succes hebben
geleid; -dat de financiering van groenontwikkeling nog steeds een knelpunt vormt; -dat er op korte termijn gestart moet worden met een aantal projecten uit de ontwikkeling van de Groene As, waarvoor de financiering nog niet rond is; -dat een substantiële verruiming van de middelen ten behoeve van de ontwikkeling van het recreatie- en natuurareaal gewenst is; -dat de provincie naast andere overheden en instanties ook een substantiële bijdrage moet leveren; van mening, -dat op korte termijn een investeringsschema voor recreatie en natuurontwikkeling dient te worden opgesteld gericht op de directe omgeving van de stedelijke gebieden; -dat een dergelijk schema binnen afzienbare tijd door GS aan PS dient te worden voorgelegd; -dat GS tevens voorstellen dienen te presenteren voor de inzet van extra middelen; besluiten, als aanloop naar een groenontwikkelingsplan binnen de begroting voor 1996 een bedrag van ¦ 500.000 voor dit doel te bestemmen; verzoeken het college van GS, een en ander op correcte wijze in de begroting te verwerken, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) E.Neef (get.) M.A. de Jong (get.) mw B.M. Beijma-van Dam (get.) H.B. Bruijn Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Mijn fractie groet vanaf deze plaats in de eerste plaats de dames Miep Karssen en Ellen Van Gaalen. Wij hopen dat zij weer snel in ons midden zullen zijn. De gelukwensen van mijn fractie gaan naar de voorzitter, de heer Achterstraat, want hij woont vandaag voor de 25ste keer een begrotingsbehandeling bij; een beter voorbeeld van duurzaamheid heb ik zelden ontmoet. Omdat ik toch een paar namen heb genoemd, antwoord ik ook de heer Poelmann. Ik kreeg vanmorgen tranen in de ogen over de door hem geuite zorg over het functioneren van mijn fractie. Mijnheer Poelmann! De VVD-fractie hecht eraan dat er ook in de commissies goed doorwrochte standpunten - met name SPA-standpunten - worden ingebracht. Wij wijzen nogmaals de door zijn fractie voorgestelde "kakelmethode" van de hand. Hij heeft daarvan een voorbeeld gegeven toen hij op een vreemde wijze ons IJburg-beleid uiteenzette. Voorzitter! De inkt waarmee het college49
6 november 1995
programma is geschreven, is nauwelijks opgedroogd en nu staan wij al voor een eerste ijking. De bestuurlijke trein - de heer Verburg sprak over een boot - 1995-1999 is vlot op snelheid gebracht en het inmiddels afgelegde traject spoort met de doelstellingen die wij, samen met onze coalitiegenoten van de PvdA en het CDA, hebben geformuleerd. En mocht er al ergens een dwarsliggertje zijn gesignaleerd; een uitspraak van mijn fractiegenoot Hans Broeren luidt: dwarsliggers houden de spoorlijnen recht. De eerste ijking geeft de VVD-fractie reden tot tevredenheid. Mijn fractie ziet het echter ook als haar plicht, na te gaan of ons gevoel van tevredenheid ook "buiten" dit gebouw wordt gedeeld. Buiten, omdat daar de kiezers te vinden zijn, die ons als statenleden gekozen hebben en daarmede deze 79 mensen hebben aangewezen als het parlement van de provincie Noord-Holland. Voorzitter! Kiezers die van ons willen horen waarom er een provincie is en waarvoor zij provinciale belastingen moeten betalen. De kiezer is daarbij weinig of niet geïnteresseerd in staatsrechtelijke en/of bestuursrechtelijke benaderingen; zij of hij wil alleen maar weten wat het nut is van de vele provinciale activiteiten en wat daarvoor betaald moet worden. Dat leidt ons al direct naar de eerste vraag of het college ons snel een plan wil presenteren waarin de mogelijkheden worden uitgewerkt, bijvoorbeeld in de vorm van een periodieke omnibus-enquête, waarmee de mate van waardering van de Noordhollandse burger kan worden gemeten. Voor ons is de kernvraag: hoe denkt de Noordhollander over ons dienstpakket? Voorzitter! Ook wil mijn fractie dat vanuit het college krachtige aanzetten worden gegeven uitmondend in concrete activiteiten - om de volksvertegenwoordigende functie van provinciale staten meer inhoud te geven en permanent naar buiten uit te dragen. Voorzitter! Dat is heel iets anders en veel meer dan het uitvoeren van het voornemen om voor anderhalve ton een verwijsbord voor het gebouw te plaatsen. Het voorlichtingswinkeltje van Frans Tielrooij dat vorig jaar slechts de steun van de VVDfractie verwierf, zou de publieke voorlichting beter gediend hebben. Zo'n bord, waarvan wij de geraamde kosten vooralsnog niet wensen te honoreren - wij wachten een meer serieus voorstel af - zien wij slechts als een fraai lintje om de doos waarin een feitelijke inhoud zit. Die inhoud is veel meer waard dan het lintje en de doos samen. Mijn fractie wenst dus meer plaats en karakter van de staten versterkende activiteiten; de uitwerking ervan gelieve het college in eerste instantie om advies voor te leggen aan de commissie Openbaar Bestuur. Voorzitter! Wat spreektijd betreft, kan deze eerste ijking sporen met de nog korte aanloopperiode van dit college. Die spreektijd kan, in vergelijking tot vorige jaren - de pers repte vaak van het praathuis aan de Dreef - beperkt zijn, nu, op initiatief van onze fractie bij de evaluatie van de vorige
begrotingsbehandeling, de hoofdstuksgewijze behandeling is verplaatst naar de commissies van advies. De ervaringen met deze aanpak zijn voor mijn fractie bevredigend. In het verlengde van mijn opmerkingen over het benadrukken van het volksvertegenwoordigende karakter van de staten, zouden wij het op prijs hebben gesteld indien het college had bevorderd dat de commissiebehandelingen - via provinciale persmededelingen van de zijde van het college evenveel aandacht hadden gekregen als de presentatie van de concept-begroting. De heer Van Ruller (CDA): Dat zou toch dodelijk zijn geweest! De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Na wat misverstanden ontvingen de fractievoorzitters, zoals toegezegd, de ontwerp-verslagen van de commissievergaderingen. Waarom zijn deze teksten niet opgenomen in het project provinciale informatievoorziening, in de wandeling PRINS genoemd? Dit project sluit niet alleen de medewerkers op het informatienet aan, maar is ook bedoeld voor ons als statenleden. Een betere praktijktoets was tot dusverre niet denkbaar geweest. Het is uiteindelijk een kostbare voorziening. Het proefdier in mijn fractie uit zich dan ook allesbehalve tevreden over de voortgang. Wij rekenen erop dat het college en de ambtelijke wereld, waar wij met name de commissiesecretarissen onder scharen, aan de afronding van de proef volledige medewerking zullen verlenen. Wij hopen dat ook de statenleden die geen proefdier zijn snel op het systeem worden aangesloten. Voorzitter! De aan algemene beschouwingen te besteden spreektijd zou daarnaast zeer aanmerkelijk kunnen worden ingekort als het "voorlezen uit eigen werk" achterwege wordt gelaten. Mijn fractie stelt voor, deze tijdverspilling vanaf volgend jaar achterwege te laten en de begrotingsdebatten te starten met voor iedere fractie een paar minuten spreektijd voor een puntsgewijze samenvatting van hetgeen te voren op papier is gezet en uitgedeeld. Omdat de staten daartoe zelf dienen te besluiten, overhandig ik de voorzitter straks een motie.
Voorzitter! Uit de aangeboden stukken hebben wij afgeleid waar de ambities liggen, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Het is aan ons, als staten, om vandaag antwoord te geven op de vraag of deze ambities onze instemming hebben, dan wel op welke punten wij bijstelling wensen. Onze fractielid en lid van het college, Frans Tielrooij, heeft tijdens de persconferentie waarop hij de concept-begroting 1996 presenteerde, het volk kond gedaan van het voornemen, een hernieuwde poging te doen om taken af te stoten en om het ambtelijk apparaat te verkleinen. Dat het college reeds na enkele maanden 14 mln. begrotingsruimte heeft gevonden door de minst gebruikte subsidies of taken waar weinig vraag naar is, af te schaffen, is op zichzelf verheugend. Is het - dit ter zijde - niet verbijsterend voor onze burgers om te moeten lezen dat wij in ons takenpakket diensten hebben opgenomen "waar weinig vraag naar is"? Zou die burger zich niet terecht afvragen - in mijn inleiding doelde ik hier reeds op - of hij daarvoor belasting heeft moeten betalen? Ik wil wat dit betreft niet enkel negatief overkomen, want ik constateer tegelijkertijd dat het college de maatschappelijke ontwikkelingen nauwgezet volgt en dat het daarop adequaat reageert. Wat mijn fractie uit die opschoningsactie aan toekomstige budgettaire overruimte ziet ontstaan en in hoeverre daaruit lastenverlichtingen kunnen worden afgeleid, zal mijn collega Klijn in haar financiële beschouwingen onder de loep nemen. Voorzitter! Wij hunkeren naar het moment waarop wij aan onze burgers kunnen mededelen dat de lasten via belastingverlaging verminderd kunnen worden. Het zal straks blijken dat dit moment voor de VVD-fractie thans is aangebroken. Het college spreekt mij wel tegen als ik het mis heb, dat de eerste score van de opschoningsactie allerminst het uiteindelijke resultaat zal blijven van het afstotings- en verkleiningsbeleid. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Bent u het met mij eens dat bij zo'n opschoningsoperatie er ten minste van uit mag worden gegaan dat de informatie aan de staten over het al dan niet gebruiken van "potjes" correct is?
De heer Berkhout (D66): Wij kunnen het volgend jaar misschien helemaal schriftelijk doen.
De heer Bongers (VVD): Ik ben dat volkomen met u eens.
De heer Bongers (VVD): Ik stel voor om alleen de eerste instantie schriftelijk te doen, maar voor de D66-fractie moet je alles eerst drie keer zeggen voordat zij het door heeft.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Bent u het ook met mij eens dat dit in sommige gevallen wel eens te wensen heeft overgelaten, zoals de, zo genoemde, emancipatie-onderuitputting?
De heer Le Belle (D66): Voorzitter! Wij zullen de sprankelende interrupties van de heer Bongers dan wel missen.
De heer Bongers (VVD): Ik wil ten aanzien van concrete voorbeelden zeker nagaan of er te weinig informatie is verstrekt.
De heer Bongers (VVD): Die verplaats ik dan naar de tweede instantie.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Er zijn ook potjes te noemen op het gebied van de cultuur.
50
6 november 1995
De heer Bongers (VVD): Ik kan daar niet zo maar op reageren. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik zal een schriftelijke toelichting indienen. De heer Bongers (VVD): Dat kunt u doen. Voorzitter! Ten aanzien van de opschoningsactie hoop ik dat het niet zal blijven bij hetgeen wij nu hebben bereikt. Dat zou bij mij het beeld oproepen van de Titanic die bij de eerste ijsberg in al haar schoonheid ten onder ging. Wil het college het voor de buitenwereld niet te vertalen vakjargon "posterioriteiten" voortaan vervangen door "bezuinigingen"? Helderheid in taalgebruik zal het image van de overheid aanmerkelijk verbeteren. Onze burgers begrijpen dan welke koers deze coalitie is ingeslagen. Of vertaal ik "posterioriteiten" in "bezuinigingen" verkeerd? Ik twijfel, want het college stelt dat de ruimte die zo ontstaat voor andere doeleinden kan worden benut. In dat geval zouden wij in plaats van van "bezuinigingen" van "budgetverschuiving" moeten spreken. Graag een reactie. In dit opzicht is ook interessant de bij de persconferentie namens het college gedane mededeling "dat de provincie gaat meewerken aan gemeentelijke herindelingen in NH en dat u taken wilt overhevelen naar gemeenten of anderszins bedrijfsmatig verzelfstandigen". Voorzitter! Overheveling van taken naar gemeenten. Hoe vaak hebben wij dat in deze statenzaal al moeten aanhoren? Kunt u ons uit de doeken doen waarom het al jaren bij voornemens blijft en waarop wij thans nieuwe hoop moeten vestigen? Nog concreter: wat is tot dusverre het resultaat van de door mijn fractiegenoot mevrouw Klijn namens alle overige fracties in november 1991 ingediende motie nr. 42? Het antwoord van het college willen wij dezer dagen in alle duidelijkheid vernemen. Bovendien plaatst het college bij deze overhevelingstheorie de kanttekening dat die gemeenten dan krachtiger en dus groter moeten zijn; herindeling en/of samenvoegingen dus. Voorzitter! Verwacht het college echt dat dit in deze zittingsperiode al concrete resultaten oplevert? Het college maakt het ons nog moeilijker om daarin te geloven, als het tegelijkertijd opmerkt, herindelingen niet dwingend te willen opleggen. Letterlijk werd op de persconferentie gezegd: "Pas als gemeenten er zelf mee komen, gaan wij aan de slag". Voorzitter! Ik verwacht geen file op de Dreef. Mijn fractie is een groot voorstander van het overlaten van zo veel mogelijk taken aan de gemeenten en daarmede van het leggen van verantwoordelijkheid voor beleid en uitvoering bij de dichtst bij de bevolking staande bestuurders. Als wij daarmede echter moeten wachten op verklaringen van krachtdadigheid - ik neem aan op voorstel van het college, door de staten af te geven - dan zien wij van het overhevelingsbeleid op afzienbare tijd, 51
6 november 1995
bijvoorbeeld deze zittingsperiode, niets of heel weinig terechtkomen. Mijn fractie wenst dan ook, zo snel mogelijk de criteria te vernemen welke het college wenst aan te leggen voor de beoogde gemeentelijke herindelingen. Deze criteria behoeven wat de VVDfractie betreft, niet algemeen geldend te zijn, want dit soort ingrijpende processen vraagt om maatwerk. Verder wensen wij dat het college de desbetreffende gemeenten stimuleert, met elkaar in gesprek te gaan en dat er - hoe emotioneel deze materie ook leeft duidelijk op wordt gewezen dat noodzaak en vrijblijvendheid in dit geval volstrekt elkaar bijtende uitgangspunten zijn. Wij wensen in het antwoord van het college tevens te horen wanneer daarvoor een actieplan gereed is. Lagere lasten voor onze burgers zullen ook moeten voortvloeien uit - en dan stap ik over van het naar buiten gerichte beleid naar het "binnengebeuren" - de voortzetting en afronding van onze strategie- en kerntakendiscussies. Volgens Frans Tielrooij - ik citeer weer uit de meer genoemde persconferentie zijn de oorspronkelijk bedachte kerntaken - hij zei dat deze zomer bij 30° hitte; hoe kan hij het verzinnen opgetuigd als de takken van een kerstboom door ambtenaren die hun eigen taak ook bij een kerntaak onderbrachten. Daardoor moet er, volgens het college, opnieuw gesnoeid worden in het werk dat de provincie uitvoert. Als die beeldspraak van de opgetuigde kerstboom juist is, plaats ik daarbij de opmerking dat het het bestuur is dat die ontwikkeling heeft toegelaten. Ik wil van het college weten of het van oordeel is dat een dergelijke ongewenste optuiging onder zijn leiding uitgesloten kan worden geacht. Voorzitter: de heer Tielrooij De heer Bongers (VVD): Voorzitter! De kracht van de vierde macht is immers rechtevenredig aan de zwakte van het leidinggevende bestuurlijk apparaat. Gedenk de woorden van Joost van den Vondel: "Men bezight amptenaers, doch magh 'er niet op bouwen'". Voorzitter! Is het juist dat de voortgang in het strategieproces - meer in het bijzonder de politieke herwaardering van de kerntaken - met uitzondering van het kernthema "bereikbaarheid" nog zeer matig is? Binnen het strategieproject is het van groot belang dat intensief wordt verder gewerkt aan samenwerking tussen de beleidsterreinen. Als voorbeeld kan gelden de samenwerking van economie en cultuur in het project cultuur-historisch toerisme, waarmee zowel de versterking van ons cultuurhistorisch erfgoed wordt bereikt alsook een economische impuls door toerismebevordering wordt gegeven. Voorzitter! Samenwerking, afstemming van de diverse beleidsonderdelen, kan en moet een meerwaarde opleveren. Voorzitter: de heer Achterstraat De heer Bongers (VVD): Het college heeft bij de
portefeuilleverdeling een eerstverantwoordelijke daarvoor aangewezen. De collegebehandelingen van deze - dat ontkennen wij niet - zeer moeilijke materie wordt voorbereid in een politieke regiegroep, waarvoor elk der college-partijen een gedeputeerde heeft afgevaardigd. Daarnaast zoekt het college terecht politiek draagvlak bij de staten, waarvoor de breed samengestelde klankbordgroep is gevormd. Werkt deze opzet? Het is te vroeg om nu al naar meer concrete resultaten te vragen, maar nooit te vroeg om de vraag te stellen of de ingeslagen weg tot het beoogde succes zal leiden. Ik verheel niet dat terugmelding uit de klankbordgroep door mijn collegae die daarvan deel uitmaken mij een onrustig gevoel geeft. Bezorgdheid die ik - evenals mijn collega-fractievoorzitters van de PvdA en het CDA op indringende wijze al heb trachten te verwoorden tijdens het bij de aanvang van deze zomer gehouden overleg met de IPO-audit-commissie. Voorzitter! Kort samengevat: door te weinig en ongestructureerde informatie leeft het onderwerp niet bij veel statenleden. Dat komt echt niet alleen omdat er in de samenstelling zo veel vernieuwing heeft plaatsgevonden. Er wordt nog steeds een abstractieniveau aangehouden waar slechts de ingeschakelde, al of niet hooggeleerde, externe deskundigen het nut van inzien en feitelijk nut van hebben. Willen wij ons aanvankelijk enthousiasme vasthouden, dan eist dat van het college snel een concrete opvulling van het geconstateerde hiaat. Ik heb niet zoveel behoefte om te herhalen wat ik over de follow-up van de IPO-audit op andere provinciale fronten, waaronder het Seniorenconvent, al kenbaar heb gemaakt. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het is mijn fractie ook opgevallen dat het proces van bestuurlijke vernieuwing vast dreigt te lopen in zichzelf. Het verschil tussen onze fracties is wellicht, dat voor de VVD-fractie de uitkomst van dat proces al vaststaat. De VVD-fractie streeft naar lastenverlichting en een beperkter aantal taken. De VVD-fractie wil het strategieproces dan ook zo kort mogelijk houden om zo snel mogelijk de einddoelstelling te bereiken. De heer Bongers (VVD): Als het kwalitatief verantwoord is, wil ik er inderdaad zo snel mogelijk op uitkomen. De verwachtingen van de VVD-fractie zullen inderdaad anders zijn dan die van de fractie van GroenLinks. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Kunnen wij dan niet beter het begrip "vernieuwing" uit onze vocabulaire schrappen, want daar heeft het proces dan weinig mee te maken. De heer Bongers (VVD): Ik weet niet waar u precies op doelt, maar ik schrijf niet alle geschriften van de provincie. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Dat begrijp ik, 52
6 november 1995
maar u hebt de laatste vijf minuten gesproken over de audit en die gaat over strategieprocessen en bestuurlijke vernieuwing. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Het college heeft over de gang van zaken zijn excuses aangeboden en deze zijn door ons aanvaard. Toch is deze geschiedenis een duidelijk voorbeeld van werken en conclusies trekken langs de lijn van eerst de studeerkamers van het IPO en daarna, veelal op het laatst, de staten-kringen, terwijl het uit democratisch opzicht omgekeerd zou moeten verlopen. Ik ervaar dus een moeizame en weinig samenhangende voortgang met de eigen en de interprovinciale strategie- dan wel kerntakendiscussie. Ik leg dan ook de volgende vragen voor: -gaan wij in onze eigen provincie op de door het IPO voorgestane, naar inhoudelijke gelijkheid van alle provincies strevende weg, verder? -ziet het college - met name ook gezien de vele publikaties over zeer uiteenlopende standpunten terzake in de andere provincies - nog meerwaarde in voortzetting van de IPO-activiteiten op dit vlak? -moeten wij nog steeds streven naar "de uniforme provincie" vanuit de optie dat bijvoorbeeld NoordHolland en Limburg in taakopvatting vergelijkbaar moeten zijn of bijvoorbeeld Noord-Brabant en Drenthe? -ligt het bewijs van de onvergelijkbaarheid van de Nederlandse provincies niet al in het gegeven dat van de 7 oorspronkelijke BON-gebieden er om diverse redenen nog slechts 2, beperkt tot de Randstad, resteren en dat die twee bovendien als "zachte en niet uniforme realiteit" moeten worden aangemerkt? Voorzitter! Ik verzeil met deze overdenkingen in de vrijwel oneindige discussies over: 1.wat de meest gerede omvang van onze - ik spreek dus duidelijk niet van "de" provincie - zou moeten zijn; al dan niet met een afgesplitste stadsprovincie en al dan niet gefuseerd met onze zuiderburen; 2.wat tot de huishouding van onze provincie moet behoren en op welke wijze en door wie daaraan uitvoering moet worden gegeven. De landelijke en eigen discussies dus over de vernieuwing - ik gebruik dit woord nu heel doelbewust - van de bestuurlijke organisatie, waarover laatstelijk op 15 september een nieuw kabinetsstandpunt is verschenen. Of om het voor met name de buitenwereld heel verstaanbaar te maken: wat met het stadsprovincie-idee te doen en wat met reeds gevormde en in veel gevallen goed werkende stads- of streekregio's? De heer Verburg (CDA): Hoe wilt u dit inventariseren? Via een in het begin van uw betoog genoemde enquête? De heer Bongers (VVD): Ik heb van u en van de heer Neef geleerd dat ik het beste naar het vervolg van
mijn betoog kan verwijzen, want dan wordt dat duidelijk. De heer Verburg (CDA): Dat is nuttig, maar ik hoop dat u dan ook nog zegt dat het gaat om de provincie Noord-Holland. Daar moeten wij allen voor staan. De heer Bongers (VVD): Daar hoeft u geen enkele twijfel over te hebben. Het zal u niet verbazen dat mijn fractie met name bij het onderwerp "stadsprovincie" uitvoerig heeft stilgestaan. Wij zijn niet de enige, als ik zie wat daarover in en buiten onze provincie, schriftelijk en mondeling, al is geuit. Diepgaande beschouwingen laat ik op dit moment dan ook achterwege. Het standpunt van de VVD-fractie is als volgt samen te vatten. -Basis is het handhaven van het drielagenmodel, te weten het Rijk, de provincies en de gemeenten, als direct democratisch gelegitimeerde overheidsorganen. -Bestuurlijke vernieuwing c.q. verandering moet uitgaan van duidelijk onderkende problemen; voor een aantal van de aanvankelijk gesignaleerde grootstedelijke problemen is inmiddels een oplossing gevonden. Ik noem de VINEXproblematiek, de vervoerregio en financiële tekorten voor sociaal-economische voorzieningen. De restproblematiek bepaalt uiteindelijk de te kiezen structuur. -De provincie en het Regionaal overleg Amsterdam als binnen de kaders van de Wgr functionerend intergemeentelijk openbaar lichaam - hebben beide een eigen verantwoordelijkheid. Het ROA zal de resterende Amsterdamse grootstedelijke en regionale problemen in kaart moeten brengen en samen met de provincie maatwerkoplossingen moeten aandragen. -De VVD-fractie wijst dan ook een verplichte evaluatie in 1996 af en wil het ROA door laten functioneren gedurende de gehele ROL-fase. Dat betekent dat wij de evaluatie eerst in 1998 willen afsluiten. -Tot dat moment dient de bestaande samenwerking ten behoeve van de Schiphol-problematiek op de huidige voet te worden voortgezet en dient wat de havenproblematiek betreft, met kracht te worden gewerkt aan de uitvoering van het masterplan Zeehavens. Voorzitter! Prioriteit heeft voor onze fractie de aanpak en oplossing van zowel de bedrijfseconomische als de sociaal-economische problematiek in de gehele provincie; dus niet alleen in het grootstedelijk gebied, maar ook in NoordHolland-Noord en in de Gooi- en Vechtstreek, naast in de andere stedelijke centra en - wij plaatsen dat op hetzelfde niveau - in het landelijk gebied. De VVD-fractie is de verkiezingen ingegaan met de belofte, alles in het werk te zullen zetten om iedereen die dat wil, aan werk te helpen. Wij kunnen als provincie daaraan een grote bijdrage leveren door 53
6 november 1995
ervoor te zorgen dat - en dan denk ik niet alleen aan de nieuwe VINEX-locaties - woon- en werkgebieden bedrijvenuitnodigend worden ingericht en dat de omliggende infrastructuur geen belemmeringen oproept. Om Frits Bolkestein te citeren: "Wij komen op voor de werkenden, wij komen op voor de werklozen. Wij komen op voor het werk. Eigenlijk zijn wij .... de partij van de arbeid." Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Alleen met een verbinding tussen punt A en punt B heb je nog geen werk geschapen. Als er geen banen zijn, heb je die wegen niet nodig. De heer Bongers (VVD): Geen wegen, geen werk; dan hebben wij niks. Daar willen wij niet heen. Nog even terug naar de bestuurlijke vernieuwing. De opstelling van mijn fractie sluit, zo hebben wij tot ons genoegen geconstateerd, nauw aan bij de ontwikkeling die het college voorstaat. Mocht het echter zo zijn dat bij het college mede als oplossingsrichting aan de orde is, het verdelen van taken en bevoegdheden over andere organen dan het integraal werkende ROA, dan stuit dit bij ons op grote weerstand. Het opnieuw creëren van een lappendeken van samenwerkingsverbanden - zelfs van tijdelijke aard - wijzen wij af. Meer dan weerstand, namelijk een onaanvaardbaar zullen wij uitspreken als wordt uitgegaan van het D66-idee, onze mooie provincie in tweeën te knippen. Dat gaat wat ons betreft absoluut niet door. Ik prijs mij dan ook gelukkig met de zeer geringe oppositierol die de fractie van D66 sinds de jongste verkiezingen heeft. De heer Gök (GroenLinks): Mijnheer Bongers, ik heb geprobeerd, geduldig te zijn maar ik moet deze vraag toch stellen. Heeft u de Strategienota gelezen? In de inleiding daarvan staat dat de kerntakendiscussie niet gekoppeld moet worden aan de herschikking van taken of bezuinigingen. In de Strategienota staat dat de kerntakendiscussie gaat over twee vragen, namelijk welke taken wij laten afvloeien, maar ook welke taken wij op nemen ons? De heer Bongers (VVD): Verwacht u nu een "ja" of een "nee" van mij? Ik ben al enkele jaren bezig met de strategiepolitiek. De heer Gök (GroenLinks): Ik denk dat ik het antwoord wel weet. De heer Bongers (VVD): Dan hoef ik het niet meer te geven. Gaat u er maar van uit dat ik al heel veel jaren met deze materie werk. Wellicht moet u nog een achterstand inlopen. De heer Gök (GroenLinks): Gaat de kerntakendiscussie alleen over het laten afvloeien van taken? De heer Bongers (VVD): Dat is een ongenuanceerde
vraag, waar beter in de klankbordgroep over gesproken kan worden. De heer Gök (GroenLinks): Wij kunnen alle onderwerpen wel verplaatsen naar andere vergaderingen. De heer Bongers (VVD): Het punt is nu niet aan de orde. Ik sta open voor discussie maar wel op de juiste plaats. De heer Gök (GroenLinks): U zei dat een kerntakendiscussie betekent dat wij vooral gericht moeten werken aan het laten afvloeien van kerntaken, of heb ik dat verkeerd begrepen? De heer Bongers (VVD): Dat heb ik niet uitgesproken. De heer Gök (GroenLinks): Ik zal de notulen erop nalezen. De heer Poelmann (D66): De heer Bongers prijst zich gelukkig dat de fractie van D66 kleiner is geworden, het zij zo. In het document dat ik op 9 oktober heb aangereikt, wordt geen blauwdruk voor een opsplitsing gegeven. Daarin staat alleen dat er verschil in typologie is tussen het noorden en het zuiden van de provincie. Het noorden is meer agrarisch gericht en het zuiden meer op de grote stad. Uit de discussies over het streekplan Noord-HollandNoord heb ik begrepen dat men er in het noorden behoefte aan had om in de eigen streek hierover te beslissen. Ik heb onderzocht of er van onderop draagvlak voor dit idee bestaat. Ik bestrijd dat wij precies weten hoe het moet. Dat is niet waar. Als echter een dergelijk idee van onderop naar boven komt - om in het jargon van binnenlandse zaken te spreken - blijft uw partij dan van mening dat een splitsing niet aan de orde kan zijn? De heer Bongers (VVD): Wij zullen consistent blijven. Splitsing is voor ons niet bespreekbaar. De heer Poelmann (D66): Ook als het idee van onderop komt? De heer Bongers (VVD): Ik weet niet wat "van onderop" is. De heer Poelmann (D66): Bijvoorbeeld vanuit gemeenteraden. De heer Bongers (VVD): Wij vertegenwoordigen een zeer groot kiezerscorps. Als dat ons tot de orde roept, zullen wij daar zeker naar luisteren, mijnheer Poelmann. Als statenlid van Noord-Holland zeg ik nu dat mijn fractie geen medewerking verleent aan de gedachte - op welke wijze ook geconstrueerd - om onze provincie in tweeën te knippen.
54
6 november 1995
De heer Poelmann (D66): De mening van de VVDfractie is voortdurend geweest dat, wanneer men in het ROA tot de conclusie komt dat het goed is om een stadsprovincie te vormen, dit een argument is om daarmee akkoord te gaan. Dat is ook een splitsing. Ik begrijp nu dat de VVD-fractie wat dat betreft van mening is veranderd. De heer Bongers (VVD): Dit is een eenvoudige methode van misleidend discussiëren, mijnheer Poelmann. De heer Poelmann (D66): Gaat u toch eens op de inhoud in! De heer Bongers (VVD): Ik geef antwoord zoals ik dat wil. U haalt een voorbeeld aan uit een andere situatie. Destijds ging het om het ROA versus het deel van de provincie dat van Den Helder tot Blaricum liep. Het idee om de provincie in tweeën te knippen, is een geheel andere oplossing voor het grootstedelijk probleem waar nog nooit over gesproken is. U kunt de antwoorden dus niet vergelijken. U ziet het groot-ROA beginnen in Blaricum en eindigen in de IJmond. Dat is heel iets anders dan wanneer je begint in Edam/Volendam en eindigt in Amsterdam-ZuidOost of in de Haarlemmermeer. Er zijn nog steeds mensen die zich elke dag over de SPA kunnen opwinden. Het is ook een zeer moeilijke zaak. De SPA-idealisten hoeven overigens de moed niet op te geven. Tien jaar voor de totstandkoming van het nu zo succesvolle paarse kabinet wees de toenmalige PvdA-leider Den Uyl in zijn bundel "Illusie of monsterverbond" nog op de vele te overwinnen barrières. Zoals de PvdA en de VVD zich uiteindelijk hebben gevonden in een zeer werkbare samenwerking, zo zullen Amsterdam en de agglomeratiegemeenten elkaar wellicht ook kunnen vinden in een zakelijke samenwerkingsstructuur, die in ieder geval geen monsterlijk verbond mag zijn. Mijn fractie wil voorts, binnen de uitgangspunten van de kabinetsnotitie van 15 september jongstleden over de bestuurlijke vernieuwing, van het college een positieve en actieve ondersteuning van de andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in de provincie, opdat hetgeen is opgebouwd zijn waarde blijft behouden; samenwerkingsverbanden die zich strikt beperken tot de intergemeentelijke taken en waartoe de gemeenteraden vrijwillig moeten besluiten. De inhoudelijke wilsuitingen van de op die wijze samenwerkende gemeenten dienen wij als provinciaal bestuur te eerbiedigen. Wat betreft de eerder door het college bepleite fusie van de beide Hollanden: die gedachte hebben wij als staten eerder in de ijskast gezet, waar zij vooralsnog kan blijven liggen. Mochten wij die gedachte willen ontdooien - bederven kan niet - dan krijgt het college wel een seintje. De sectorale samenwerking in Randstad-
verband kan worden voortgezet, zij het dat wij, voordat tot activiteiten wordt overgegaan, consultatie van de desbetreffende statencommissie als voorwaarde stellen. Voorzitter! Ten slotte nog aandacht voor het IPO. Met een positieve instelling, maar wel kritisch, zo is mijn fractie de interprovinciale samenwerking de afgelopen jaren tegemoet getreden. Dit zal ook gelden voor het begrotingsjaar 1996. Het IPO heeft zijn bestaansrecht met name bewezen door zijn krachtige verdediging van de plaats van de provincie in het Nederlands bestuurlijk stelsel. Waarop wij wel kritiek houden, is de democratische legitimatie c.q de democratische controle op het doen en laten. Het IPO verstout zich meer en meer tot het sluiten van de provincie bindende, verstrekkende convenanten en het doen van politieke uitspraken namens dè provincies over beleidsrichtingen waarover in beginsel de staten zelf hebben te oordelen en richtinggevende uitspraken hebben te doen. Ik noem een recent voorbeeld. Het IPO richt zich tot het parlement, zogenaamd namens de provincies, om het maximum van het omroeptientje te verhogen. Ik kan mij niet herinneren dat onze IPO-vertegenwoordigers ons ook maar ter zake hebben geïnformeerd. Het is daarom al jaren de wens van mijn fractie dat het algemeen bestuur van het IPO meer een afspiegeling wordt van de samenwerkende staten der provincies. Dit kan via de weg van bredere samenstelling van het algemeen bestuur door in dit orgaan mede statenleden die geen onderdeel uitmaken van een college van gedeputeerde staten, te benoemen. Wat ons betreft, wordt vervolgens het dagelijks bestuur samengesteld uit louter GS-leden. Als men mij tegenwerpt dat er toch al sprake is van getrapte representativiteit, dan zal ik dat niet tegenspreken. Maar, ik zal eraan toevoegen dat een algemeen bestuur van 12 leden tegenover 756 statenleden wel het absolute minimum is. In het voorwoord bij de gemeenschappelijke regeling IPO wordt ons voorgehouden dat het IPO een zware centrale en beleidsbepalende rol heeft; dat het besluit over alle algemene en hoofdlijnen die bepalend zijn voor de positie en de functie van de provincies. Voorzitter! De praktijk bevestigt dat. Onze fractie wenst de autonome positie van onze provincie meer en meer tot haar recht te laten komen. Wij wensen dat de door het algemeen bestuur van het IPO te nemen besluiten die vallen binnen de weergegeven belangrijke functie voortaan vooraf aan de staten worden voorgelegd. Nu toch een punt waarover de heer Poelmann en ik hetzelfde denken. De heer Poelmann (D66): Absoluut! De heer Bongers (VVD): Dank u wel. Dit kan eenvoudig door voor deze besluitvorming een vaste plaats in te ruimen op onze maandelijkse statenagenda. Gaarne de toezegging van het college. Wat betreft het in de hoofdstukken verwoorde beleid, verwijs ik naar de inbreng van mijn fractiecollegae tijdens de behandeling in 55
6 november 1995
commissieverband. Die inbreng moet geacht worden onderdeel uit te maken van deze beschouwingen. Een enkel aspect scherp ik nog aan. Voorzitter! De ruimtelijke ordening. Mijn fractie is hoopvol gestemd over het ingezette beleid. De torenhoge stapel plannen - tijdens de algemene beschouwingen van vorig jaar telden wij er nog 171 ligt nu vermoedelijk bij de opvolger van de heer De Zeeuw. Hoe verloopt de toegezegde vermageringskuur? Terug naar in eerste instantie 100 plannen is ons streefgetal voor 1996. Bij deze actie wensen wij het RO-, het milieu- en het waterbeleid zo spoedig mogelijk in één plan gebundeld te zien. Het uit die plannen sprekende beleid zal nauw moeten aansluiten op onze nieuwe rol en functie van middenbestuur; globalere inhoud, globalere toetsing en handen af van gemeentelijk beleid dat geen aantoonbare uitstraling heeft op de provinciale ruimtelijke ordening. Mijn fractie ondersteunt het streven om intensivering, kwaliteitsverbetering en herinrichting tot leidende begrippen in het RO-beleid te maken. De spanning tussen bebouwd en onbebouwd gebied neemt hand over hand toe. Zij loopt gelijk op met de toenemende schaarste aan onbebouwd gebied. Daarom is mijn fractie niet bereid om, anders dan nadat de noodzaak tot verdere verstening bikkelhard is aangetoond, de groene ruimte verder aan te tasten. Samengevat: uitvoering van het thans overeengekomen VINEX-beleid heeft onze instemming. Verder gaan is er vooralsnog niet bij. Eerst willen wij met het college en in de staten praten over het moment waarop geconstateerd moet worden dat de Randstad vol is. Dat houdt ook in dat wij een verdere aantasting van het Groene Hart onbespreekbaar vinden. Ten aanzien van natuur en landschap zijn wij zeer onder de indruk van de enorme hoeveelheid geld en menskracht die wordt gestopt in natuur, landschap en open-luchtrecreatie. Maar wat levert dat alles op? Rapportages over de toestand van de natuur leveren een somber beeld op. Ondanks alle inspanningen loopt de kwaliteit steeds verder terug. Wij zeggen niet op voorhand dat de oplossing ligt in nog meer geld en nog meer menskracht. Eerst zullen wij moeten bekijken hoe effectief de huidige middelen zijn en of deze op de meest effectieve wijze worden aangewend. Met tevredenheid constateren wij overigens dat het college in dezelfde richting werkt. Via de desbetreffende commissie wensen wij een periodieke voortgangsrapportage. Voorzitter! Meer ruimte voor natuur betekent bijna altijd dat ander "groen" ruimtegebruik, met name land-, tuinbouw en veehouderij, daarvoor moeten wijken. Bovendien zijn wij er geen voorstander van dat via het gevoerde beleid een publiek groot grondbezit ontstaat. De particuliere grondeigenaren en agrarische gebruikers - gelukkig nog zeer sterk vertegenwoordigd in onze provincie kunnen hierdoor in hun belangen worden geschaad. Voor natuurbeleid is draagvlak nodig.
Grondgebruikers zullen pas bereid zijn, een publieke beheersfunctie uit te oefenen als dat past in een economisch gezonde bedrijfsvoering. In de notitie "Aankoopbeleid" worden hiervoor enkele ideeën aangereikt, zoals minder strenge regelgeving in de beheersovereenkomsten - de zogenaamde ruime-jasbenadering - langere contractperioden en verhoging van de vergoedingen. Wij pleiten ervoor, deze suggesties binnen het komende begrotingsjaar uit te werken en in daden om te zetten. Voorzitter! Ik zal de harde woorden die wij in 1993 en 1994 over de doorzichtigheid en de democratische controle op het milieubeleid uit hebben gesproken, niet herhalen. De voorganger van de heer De Zeeuw sprak over het "niet oplosbaar zijn" van deze materie. De nieuwe portefeuillehouder schenkt ons echter meer hoop. Wij verwachten van de heer De Zeeuw dat hij dit ernstige probleem kan en wil aanpakken. Als eerste bewijs hebben wij met genoegen het onlangs zijnerzijds terugnemen van de provinciale milieuverordening mogen meemaken. Hij betitelde het stuk als een draak. Mijn fractie heeft unaniem besloten, de heer De Zeeuw bij dezen te benoemen tot de Sint Joris van de provincie NoordHolland. Wij proeven verder in het algemeen minder nieuw beleid, dus minder nota's, minder verkokering, meer souplesse en meer aandacht voor een efficiënte uitvoering en handhaving. Daarbij plaatsen wij met nadruk ook hetgeen in het collegeprogramma is vastgelegd over economie en werkgelegenheid. Het Beleidsplan ademt wat ons betreft nog een te vrijblijvende opstelling, maar wij gaan ervan uit dat hetgeen wij daarin nog missen voor het college een vanzelfsprekendheid is. Voorzitter! Er is een motie ingediend over de windenergie. Wij willen dat voorbeeld volgen, zij het dat wij daar een wat liberale inhoud aan hebben willen geven. Om bij voorbaat uit te gaan van planologische ruimte voor grootschalige windmolenparken gaat ons te ver. Daar willen wij nog wel eens over nadenken. Voorzitter! Het laatste onderdeel en beslist niet onbelangrijkste is de zorgsector. De VVD-fractie wenst binnen de zorgsector prioriteit te geven aan het ouderenbeleid. Daarin gaat al jarenlang te veel mis. Flankerend beleid komt onvoldoende van de grond. Te grootse plannen blijken niet uitvoerbaar, terwijl bestaande voorzieningen inmiddels worden afgebroken. Wij beseffen overigens dat veel ouderen in ons land gewoon gezonde mensen zijn. Wij willen wel naar de situatie waarin de oudere de mogelijkheid heeft om in een omgeving te leven waar hij of zij zich het best kan ontplooien, lichamelijk, geestelijk en sociaal. Waar zorg geboden, moet primair de huisvesting daartoe de gelegenheid bieden. Aan ons allen de uitdaging om op flexibele wijze op de ontwikkelingen in de nabije toekomst in te spelen. Zouden zij daar niet in slagen, zo omschreef een van mijn fractiegenoten het, dan zijn wij het niet waard hun kinderen te zijn. 56
6 november 1995
Afsluitend. De fractie van de VVD wil laten horen dat haar volksvertegenwoordigers er op alle fronten bij zijn. Dat hebben wij beloofd aan onze kiezers; voor al onze 28 fractieleden geldt dat niet alleen als een plicht maar ook als een eer. Wij hopen het college donderdag groen licht te kunnen geven voor een succesvolle voortzetting van de "rijdende trein 1995-1999" De heer Poelmann (D66): Wat betekent dit verhaal nu? Ondersteunt u het beleid of plaats u kritische kanttekeningen? Ik begrijp niet waar u heen wilt. De heer Bongers (VVD): Bedoelt u mij gehele beschouwing? De heer Poelmann (D66): Nee, uw opmerkingen over het ouderenbeleid. De heer Bongers (VVD): Wij blijven kritisch. Wij zijn niet tevreden, maar wij zullen proberen, het beleid met een zeer positieve opstelling in de door gewenste richting te brengen. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een tweetal moties van het lid de heer A.J.L. Bongers c.s., luidende als volgt: Motie 60-29 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995; overwegende, -dat de eerste termijn van de algemene en financiële beschouwingen zich nagenoeg over de gehele eerste dag van vergaderen, te weten maandag 6 november, uitstrekt; -dat in de afgelopen jaren is gebleken dat een dergelijke handelwijze tot inefficiënt tijdsbeslag leidt; -dat de eerste termijn schriftelijk kan worden afgedaan zonder afbreuk te doen aan het democratisch functioneren van provinciale staten; spreken uit, 1.dat ingaande 1996 de eerste termijn van de algemene en financiële beschouwingen in het kader van Beleidsplan en begroting schriftelijk wordt afgewikkeld; 2.dat in het Seniorenconvent afspraken worden gemaakt over de wijze en het tijdstip waarop de onderscheiden fracties hun beschouwingen op schrift uitbrengen; 3.dat ter vergadering vervolgens met een mondelinge presentatie van enkele minuten per fractie kan worden volstaan; 4.dat alsdan de feitelijke vergadering, waarop begroting en Beleidsplan worden behandeld en vastgesteld, aanvangt met de zogenaamde eerste termijn van de zijde van het college,
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) A.J.L. Bongers (get.) mw M.J. Sanders-ten Holte (get.) P.A. Zoon (get.) C. de Groot Motie 60-30 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen de brief van gedeputeerde staten van 23 mei 1995, waarin de minister van VROM verzocht wordt, akkoord te gaan met een verlaging van het convenant voor 250 MW geplaatste windenergie in NoordHolland in het jaar 2000 naar een doelstelling van 75 MW; van oordeel, dat de doelstelling van 250 MW in het jaar 2000 inderdaad niet meer realistisch is, gezien de achterlopende daadwerkelijke plaatsing van windmolens bij de oorspronkelijke planning als gevolg van toenemende weerstand bij omwonenden in verband met klachten betreffende geluidshinder en verstoring van het landschap, maar dat anderzijds de doelstelling van 75 MW in het jaar 2000 aan de lage kant is; overwegende, -dat windenergie bedrijfseconomisch en milieutechnisch onder zekere condities aantrekkelijk kan zijn; -dat de minister van Economische Zaken van nutsbedrijven verlangt meer "groene" stroom te leveren en dat nutsbedrijven, waaronder NV PEN, daaraan willen meewerken; -dat verstoring van het landschap en geluidshinder, hoewel voor nieuwste typen windmolens aanzienlijk beperkt, voor nabij wonenden vaak tot klachten leidt, en dat daardoor concentratie van windmolens in windmolenparken ver weg van bebouwing uit oogpunt van ruimtelijke ordening de voorkeur verdient boven versnipperde plaatsing van windmolens door heel de provincie; -dat het aantal vogelslachtoffers als gevolg van windmolens hooguit 1% is van het totaal aantal vogels dat in Nederland als gevolg van het verkeer, hoge gebouwen, ramen en hoogspanningsmasten ieder jaar sterft en dat de vereniging Vogelbescherming Nederland "alles afwegende voorstander is van het benutten van windenergie" (artikel blad Vogels april 1995); -dat bijvoorbeeld langs de Afsluitdijk 100 windmolens geplaatst kunnen worden voor een totaal vermogen van ruim 150 MW, voldoende om een stad van 300.000 inwoners van elektriciteit te voorzien, hiermee 150 ton CO2-emissie per jaar besparend; -dat een grote locatie als de Afsluitdijk uit oogpunt 57
6 november 1995
van ruimtelijke ordening de voorkeur verdient boven locaties langs de IJsselmeerkust, de Hondsbosse Zeewering of de Noorderhaaks; -dat een grootschalig windmolenpark, bijvoorbeeld langs de Afsluitdijk, een toeristische trekpleister kan worden en dat de ongeveer 200 mln. investering een impuls is voor de werkgelegenheid in de Kop van Noord-Holland en Friesland; -dat private investeerders een dergelijke project dienen te financieren en dat de provincie hiervoor geen financiële verplichtingen dient aan te gaan; besluiten aan te dringen bij gedeputeerde staten om te stimuleren dat een commissie geformeerd wordt om de technische, economische en milieutechnische haalbaarheid te onderzoeken van een grootschalig windmolenpark in Noord-Holland (op bijvoorbeeld de Afsluitdijk) waarbij organisaties, die hierbij betrokken zouden kunnen zijn, vertegenwoordigd zijn, zoals Rijkswaterstaat, milieu-organisaties (inclusief Waddenvereniging en Vogelbescherming Nederland), financiers, nutsbedrijven en betrokken gemeenten en provincies. (get.) F.W van den Berg (get.) mw A.M. Dekker (get.) A.J.L. Bongers (get.) C. de Groot Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Ik heb een opmerking over de orde. Er zijn vier handtekeningen nodig om iets in bespreking te brengen. In de fractie hebben wij besloten om de democratische fracties die slechts met één persoon vertegenwoordigd zijn te steunen. Louter op grond van het beginsel dat wij vinden dat ook de democratische kleine fracties moties en amendementen moeten kunnen indienen, zullen wij die moties of amendementen mede ondertekenen. De voorzitter: Vervolgens zijn wij toe aan de financiële beschouwingen. Wij hebben een halfuur vertraging opgelopen. Die tijd zal ten koste gaan van het fractieberaad en de dinerpauze. De heer Berkhout (D66): Mijnheer de voorzitter! Aangezien er tamelijk lang onduidelijkheid heeft bestaan over de agendering van het Najaarsbericht en de financiële beschouwingen, zal ik beide onderwerpen apart belichten. Men moet dan maar voor lief nemen dat er soms sprake is van overlappingen in de tekst. Herhaling kan ertoe bijdragen dat zaken gaan leven, zo heb ik met de windenergie gemerkt. Bij het Najaarsbericht is een aantal items aan de orde waar wij niet zonder meer aan voorbij kunnen gaan. Dit betreft uiteraard ook de Groenfondsloterij, waarop mijn fractiegenote
mevrouw Van Wagensveld expliciet in zal gaan. Ik richt mij eerst op de gang van zaken rond de strategieprojecten en majeure projecten. Tijdens de behandeling in de commissie Middelen hebben wij gevraagd of deze projecten wel in de desbetreffende vakcommissies waren geëvalueerd c.q besproken. Gedeputeerde Tielrooij beweerde zeer stellig dat dit het geval was geweest en dat mijn sterke twijfels hieromtrent onjuist waren. Voorzitter! Ik heb het overal nagetrokken, maar inmiddels is wel duidelijk dat het niet klopt wat de gedeputeerde beweerde. Slechts twee strategieprojecten zijn min of meer besproken in de commissies Maatschappelijk Welzijn en Cultuur respectievelijk Zorg. In het ene geval is hetgeen door de gedeputeerde werd voorgesteld weer terugverwezen voor verdere aanpassing. Het is vervelend om vast te moeten stellen dat de gedeputeerde zelf niet goed weet wat er speelt binnen de provincie. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik denk dat de heer Berkhout een cursus luisteren moet volgen. Ik heb in de commissie klip en klaar gezegd dat ik er als gedeputeerde voor financiën van uitga dat hetgeen is aangeleverd door de respectievelijke portefeuillehouders zijn democratische gang in de commissie heeft gehad. Ik heb nimmer, maar dan ook nimmer gezegd dat ik zeker wist dat alles in commissies was behandeld. De heer Berkhout (D66): Voorzitter! Dat is niet waar. De heer Tielrooij heeft op mijn vraag naar de notulen gezegd: u moet het maar in uw fractie nagaan, want het is overal besproken. Dat klopt niet. De heer Tielrooij kan er de notulen nog op nalezen. Voorzitter! Wellicht begint de omvang van de portefeuille hem parten te spelen. Dat is niet zozeer vervelend voor hem als wel voor ons. Hiermee kunnen wij in onze standpuntbepaling op het verkeerde been gezet worden. Op grond van welke overwegingen zouden wij akkoord moeten gaan met het voorstel om de gevoteerde gelden voor de strategieprojecten emancipatie en toegankelijkheid zorgvoorzieningen, terug te laten vloeien naar de algemene middelen dan wel apart te houden? Waarom alleen bij deze projecten? De gedeputeerde stelt dat dit voorstel wordt gedaan op grond van de heroverweging van kernthema's, naast het feit dat diverse projecten, zoals de regiovisie, zijn komen stil te liggen. Dit geldt voor nogal wat andere strategieprojecten. Ik denk onder andere aan delen van het kernthema sociaal/culturele leefomgeving, bereikbaarheid, agrarisch verkeer, binnenduinrand, duinzoom Noord-Holland, het veenweidegebied, duurzame internationale concurrentiepositie en ga zo maar door. Door dit bij deze projecten niet eens te overwegen, wordt in feite willekeur in het financieel beleid van de provincie gecreëerd, althans er is op zijn minst een ongelijke wijze van handelen, die niet conform de financiële afspraken is. Bovendien is de 58
6 november 1995
gedeputeerde met betrekking tot deze zaken ook beleidsinhoudelijk inconsequent bezig, omdat in de memorie van antwoord en in het Beleidsplan wordt aangegeven om in de statenvergadering van januari of februari 1996 besluitvorming over de politieke weging van alle kernthema's en dus strategieprojecten te doen plaats vinden. De gedeputeerde loopt daar nu ver op vooruit. Ik kom hier in mijn financiële beschouwingen uitgebreider op terug. Nu wil ik meegeven dat mijn fractie het met de voorgestelde gang van zaken in het Najaarsbericht niet eens is. Zij verzoekt dan ook om tot eenduidig handelen over te gaan. Dat wil zeggen dat de niet bestede gelden van alle strategieprojecten waar ook geen concreet voorstel voor is, terugvloeien naar de algemene middelen. Zonodig dienen wij op dit punt in tweede termijn een motie in. Voorzitter! Het gereserveerde bedrag van 5,5 mln. bestemd voor de voorbereidingskosten van de vorming van de stadsprovincie Amsterdam. Gelet op de ontwikkelingen is er geen aanleiding om deze gelden hiervoor gereserveerd te houden. De argumentatie overtuigt ons geenszins en deze is zelfs wat merkwaardig. Het college stelt dat de door de provincie reeds gemaakte kosten in dit verband door het Rijk moeten worden vergoed, als het standpunt verandert met betrekking tot de komst van de stadsprovincie. Bij mijn weten hebben wij echter zelf gekozen voor een eigen verantwoordelijkheid hierin. Net zo goed als het nu om eigen verantwoordelijkheid gaat om die gelden voor andere doelen aan te wijzen. Dit geldt te meer daar de stadsprovincie er nog lang niet zal komen, zo dit al het geval is. Tegen de tijd dat dit weer speelt, kan de staten altijd verzocht worden daar een budget voor te reserveren. Wij stellen dan ook voor om de bestemming van het bedrag van 5,5 mln. op te heffen en deze gelden voor andere doelen aan te wenden. Ook op dit punt zullen wij in tweede termijn eventueel een motie indienen. Wij verzoeken het college, het Najaarsbericht overeenkomstig het door ons naar voren gebrachte bij te stellen. Voorzitter! Ik kom nu op de financiële beschouwingen. Allereerst wil ik aangeven dat het college erin is geslaagd om begroting en Beleidsplan nog leesbaarder te maken dan het vorig jaar, toen het ook al een dergelijk compliment kreeg. Nog even en zelfs de wat minder geïnteresseerde leek begrijpt wat er staat. Zo krijg je burgers ook dichter bij het bestuur. Het is een prima communicatiepunt, waarvoor onze complimenten. En ons compliment gaat nog ietsje verder. De financiële positie van de provincie ziet er zeer solide uit. De reservepositie is behoorlijk toegenomen. Kortom, weinig reden tot klagen op dit punt. Toch hangen er nog wel de nodige donderwolken in de lucht, als wij alleen al naar de risico-paragraaf kijken. GS hebben in dit verband het aanvankelijk ingeschatte risico ten aanzien van de Wimmenummerduinen toch maar wat meer aan de realiteit aangepast. Blijkens de memorie van
antwoord van 1 mln. naar 3,2 mln.; iets wat de fractie van D66 reeds in de commissie Middelen stelde, maar toen nog slechts ongeloof oogstte. Toch een fors bedrag voor een nalatigheidje en .... zit de rente daar al bij vanaf 1994? Gegeven deze donderwolken is mijn fractie het dan ook meer dan eens met de actie van het college voor de instelling van een ambtelijke werkgroep om het risicomanagement inzichtelijker te maken. Wij gaan ervan uit dat dit te zijner tijd in de commissie Middelen verder zal worden besproken. Voorzitter! Er zijn veel zaken die, als wij over voldoende tijd zouden beschikken, hier de revue moeten passeren. Die tijd hebben wij echter niet, dus ik beperk mij tot een aantal punten. Reeds bij de algemene beschouwingen is aan de orde geweest dat de D66-fractie het een slechte zaak vindt dat een bedrag van 2,24 mln. ter invulling van beleid is opengelaten en dit als een soort "roept-u-maar-beleid" aan de staten wordt overgelaten. Het college gaat daarmee voorbij aan het gegeven dat het college met beleidsvoorstellen dient te komen, die vervolgens door de staten worden beoordeeld. Bovendien creëert het college hiermee de mogelijkheid van versnippering van beleidsgebieden, hetgeen toch niet de bedoeling van het college kan zijn. Maar goed, wij zullen de handschoen oppakken en doen wat het college had moeten doen. Voorzitter! Het college vindt dat de opcenten niet aan de inflatie aangepast behoeven te worden. Wij kunnen dit standpunt thans onderschrijven, gegeven de financiële positie van de provincie. Voor ons is het echter geen automatisch uitgangspunt, te meer daar de 25% doorlichting van taken niet altijd tot een lijst van te honoreren posterioriteiten hoeft te leiden. Bezuinigingen moeten geen doel op zichzelf vormen en het niet toepassen van de inflatiecorrectie kan dus alleen maar de resultante zijn van een evenwichtige heroverweging van provinciale taken. Het valt in dezen nogal op dat het college in ieder geval stimuleringstaken doelwit maakt van zijn posterioriteitenbeleid. In de beschouwing van het college over de koers en de positie van de provincie gaat het er in dit kader stelselmatig van uit dat de provincie zich moet richten op de eigen kerntaken, maar heeft het college er wel eens bij stilgestaan dat stimuleringstaken wellicht belangrijke impulsen geven en daarmee al een kernactiviteit van de provincie kunnen zijn? Dus de stimuleringstaak "an sich" als kerntaak; waard om over na te denken, nietwaar? Ik blijf daar nog even bij stilstaan. Het college bespeurt dat vanaf het moment dat de provincie in de vorige periode haar kerntakendiscussie heeft afgerond en daaropvolgend met een klaroenstoot een aantal strategieprojecten de wereld in heeft geblazen, het gevoel bestond dat "iedereen goed zat". Hoezo? Wie zat er dan goed? Het merendeel van de toenmalige gedeputeerden zit er nu nog en dat zijn wel degenen die deze strategieprojecten entameerden. Volgens mij kun je er eerder van spreken dat het merendeel van de 59
6 november 1995
gedeputeerden het gevoel had "goed te zitten" met hun eigen project. En wat blijkt nu? Uit de memorie van antwoord moet ik concluderen dat het college de kerntakendiscussie als mislukt beschouwt en wil overdoen; en idem dito wat de strategieprojecten betreft. Het lijkt mij zinvol dat het college eens nagaat of de hand niet wat meer in eigen boezem moet worden gestoken! Want anders verwacht ik dat wij in het voorjaar van 1996 weer een nieuwe klaroenstoot zullen horen die wederom uiteindelijk de klank van een verroeste misthoorn krijgt! Zoals ik al bij het Najaarsbericht heb aangegeven, vindt mijn fractie dat het college met betrekking tot de huidige strategieprojecten in financieel opzicht een inconsequente lijn volgt. Het college concludeert dat het anders moet en dat wij daarover met elkaar in het voorjaar van 1996 zullen spreken, maar het college neemt nu reeds voorschotten op die discussie door ingrepen in enkele strategieprojecten voor te stellen en andere anders in te vullen. Wij vinden dat dus onbegrijpelijk en ook onjuist. Bovendien is het daarbij opvallend dat de ingrepen in de zogenaamde zachte-sectorprojecten vallen en niet in de overige projecten. Ik wijs in dit verband op het project Toegankelijkheid zorgvoorzieningen. Terwijl door het Rijk wordt aangekondigd hoe belangrijk de ontwikkelingen van regiovisies op zorgvoorzieningen zijn, gaat het college juist weer voorstellen dit project te verengen tot de doelgroep ouderen. Hiermee doen wij niets af aan het belang van deze doelgroep, maar het college trekt daarmee weer eens een tè smalle broek aan, die vanaf 1997 nog behoorlijk zal gaan knellen ook! De WBO gaat dan immers qua financiering over naar de AWBZ. Het argument dat wij ons moeten richten op datgene wat tot onze bevoegdheden behoort, is zonder meer zwak, want in feite bedoelt het college slechts onze huidige bevoegdheden. Waarom neemt het college niet de regiefunctie op zich om binnen het gehele provinciale zorggebied tot regiovisies te komen? Daar kan het college een zeer belangrijke rol in spelen en ook nog eens aan het Rijk tonen waarom dit type bevoegdheden horen bij de bestuurslaag die daar qua aard en schaal het meest geschikt voor is. Het college heeft toch ook de behoefte om de provincie sterker voor het voetlicht te brengen, niet waar? Of ontbreekt soms het zicht op de doelgroep van de provincie? Ik memoreer de brief van het IPO van 26 oktober jongstleden, waarin een gesprek met minister Borst wordt aangehaald, die ook heeft gezegd dat de regiovisie in feite een rol is die de provincie op zich moet nemen. Zij heeft daar een goede visie op. Het is zonde dat wij dat dan weer verengen. Voorzitter! Ik ga nog wat posten na alvorens te komen tot de indiening van voorstellen ter invulling van de vrijgelaten beleidsruimte. Wat ons betreft, heeft het college met betrekking tot het bureau Ouderenbeleid de provincie op onnodige kosten gejaagd met het aantrekken van een interimmanager.
Hiervoor is ¦ 240.000 extra nodig, naast het bedrag dat er op grond van de niet vervulde chefsfunctie van dat bureau aan wordt besteed. Vul toch gewoon de vacante functie in en laat het bureau ook qua werk in de lijn functioneren. Het college creëert nu organisatorische en hiërarchische problemen waar dat niet nodig is, tegen hoge kosten. Ten aanzien van het voorgestelde extra budget voor communicatie hebben wij het college in de commissie Middelen gevraagd, inzicht te verschaffen in het totale budget, dus ook binnen de sectoren, dat hiermee gemoeid is. De reden hiervan was dat er wellicht een effectievere inzet van al die middelen kan plaatshebben dan nu het geval is. Ons ontbreekt dat inzicht, terwijl wij nu al diverse jaren met verzoeken om verhoging van het communicatiebudget worden geconfronteerd. Tot op heden heeft het college ons dit inzicht niet gegeven. Kan het college aangeven wanneer wij dit kunnen verwachten en kan daarbij betrokken worden welke communicatielijnen de provinciale organisatie naar de buitenwacht kent? Voorzitter! Nu dan de voorstellen waarvoor wij een dekking aangeven vanuit de vrij beleidsruimte van 2,24 mln. Allereerst ten aanzien van de voorgestelde posterioriteiten. Wij zijn van mening dat het Kranenburgfonds volledig intact moet worden gelaten vanwege de functie die dit fonds vervult. Het fonds wordt overvraagd en het is dus een slechte zaak om het in te perken. Wij verzoeken derhalve om ¦ 100.000 om dit fonds op het huidige niveau te houden. Voorts het stads- en dorpsvernieuwingsfonds. Ook hiervan is de functie onomstotelijk vastgesteld en van groot nut gebleken. De afbouw van dit fonds is dan ook een verkeerd signaal, waar het om het onderwerp zelf gaat alsmede de uitstraling hiervan op het beleid en het beeld van de provincie. Wij verzoeken hiervoor ¦ 350.000. Dan het extern archiefbeleid. Wij zijn, met andere fracties, van mening dat dit een heel belangrijk onderdeel is van het lokaal en provinciaal cultureel erfgoed. Wij verzoeken het college middels een toewijzing van ¦ 50.000 dit beleid intact te houden. In het kader van het integrale beleid gericht op groen, recreatie en terugdringing automobiliteit heeft de provincie een beeldbepalende rol om kwetsbare natuurgebieden binnen de Randstad te beschermen. Daartoe is het gewenst dat er zoveel mogelijk nieuwe groengebieden worden ontwikkeld en ontsloten. Concreet doelen wij hierbij op de inrichting van het PEN-eiland als natuurgebied. Zeker nu dit eiland niet meer als afvalstortlocatie is aangewezen en er reeds een herinrichtingsplan voor klaar ligt, ligt het ook voor de hand om hier gelden aan toe te wijzen om dit te kunnen realiseren. Wij stellen dan ook voor om hiervoor een bedrag van ¦ 500.000 ter beschikking te stellen. Het probleem van de onveilige wegen is groot en de achterstand in het oplossen van dit probleem heeft een onnodig groot aantal verkeersslachtoffers tot gevolg. De fractie van D66 vindt dan ook dat er een 60
6 november 1995
grote inzet moet worden gepleegd om tot de oplossing van dit probleem te komen en dat daartoe de door GS ingezette middelen onvoldoende zijn. Wij stellen het college een extra verhoging van het hiertoe bestemde budget voor van ¦ 740.000, te bekostigen vanuit de vrije beleidsruimte. Vanuit het belang dat de fractie van D66 hecht aan duurzaam bouwen en het intensiever benutten van energie-zuinige opties, waarvan wij weten dat GS daar inmiddels zeer positief tegenover staan, dienen wij een amendement in dat zich met name richt op het mede financieel mogelijk maken van een zogenaamd exergie-project. Ten aanzien van het energiebeleid hebben GS voorgesteld om ¦ 6.500 aan te wenden voor "overige duurzame bronnen". Mijn fractie is van mening dat dit volstrekt onvoldoende is om dit zinvol aan te wenden en stellen voor, dit budget vanuit de vrije beleidsruimte met ¦ 250.000 te verhogen. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een zevental amendementen van het lid de heer H.W. Berkhout c.s., luidende als volgt: Amendement 60-11 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, kennis genomen hebbend, van de mededeling van het college van gedeputeerde staten dat een exergieproject en Stad van de Zon in het kader van de medefinanciering projecten succesvolle energie-opties "in de pijplijn" zitten (zie toelichting op de begroting 1996 m.b.t. energiebeleid, stuk MWE 95074); besluiten, voor dat exergie-voorbeeldproject/duurzaam bouwen ¦ 250.000 te reserveren uit de vrije beleidsruimte, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) mw M.A.J. mw van Maastricht-Thijssen (get.) P.J.M. Poelmann Amendement 60-12 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, van mening, dat een bedrag van ¦ 6.500 voor "overige duurzame bronnen" onvoldoende is voor (mede)financiering van proefprojecten; (zie toelichting op de begroting 1996 met betrekking tot energiebeleid, stuk MWE 95074); besluiten, -in 1996 ¦ 250.000 te reserveren vanuit de vrije beleidsruimte voor het naar Duits en Zwitsers
voorbeeld stimuleren van zonnestroom-projecten op scholen; -deze projecten op te zetten in nauwe samenwerking met schoolbesturen, leraren, scholieren en met PEN, ENC en Novem, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) mw M.A.J. van Maastricht-Thijssen (get.) P.J.M. Poelmann
de Groene Wig; -natuur en recreatie hand in hand gaan in het inrichtingsplan; -de verdere ontwikkeling van de groene uitlopers in zowel oostelijke als westelijke zijde van Amsterdam, een positieve uitstraling heeft op het vestigingsklimaat voor werken en wonen; -de inzet van provinciale gelden stimuleert dat andere overheden en/of sponsors financieel over de brug komen; -de provincie zich door het stimuleren van grotere groene lobben in de stedelijke gebieden, duidelijk kan profileren;
Amendement 60-13 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende dat, -het provinciale wegennet een groot aantal onveilige wegdelen kent; (gesproken wordt van een soort permanente "top-20" in dezen), waardoor jaarlijks een onnodig groot aantal slachtoffers te betreuren is; -het onnodig lang laten voortduren van deze situatie ongewenst is; -de in de begroting 1996 hiervoor uitgetrokken middelen onvoldoende zijn om aan deze onveilige situatie op korte termijn een einde te maken; besluiten: -om te komen tot een versnelde aanpassing van het provinciale wegennet met als doel de verkeersveiligheid te dienen, -daartoe een extra budget van ¦ 740.000 te bestemmen vanuit de vrije beleidsruimte ad. ¦ 2.241.000, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) H.W. Berkhout (get.) mw Y.I. van Wagensveld-Drukker (get.) mw J.E.M. Berman (get.) mw D. Abbas Amendement 60-14 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, dat -het gewenst is meer recreatieve mogelijkheden in de nabijheid van grote bevolkingsconcentraties te ontwikkelen, om de druk op kwetsbare natuurgebieden en de automobiliteit te verminderen; -het PEN-eiland geen aspirant stortlocatie meer is, en een inrichtingsplan in het kader van het ROMIJmeer-project klaar is, zonder dat er al financiële middelen voor de uitvoering beschikbaar zijn; -het PEN-eiland in de stadsrand ligt, en aansluit bij 61
6 november 1995
besluiten: -van de 2,2 mln. financiële ruimte waarvoor nog geen bestemming is vastgesteld in de begroting 1996, ¦ 500.000 te bestemmen voor de inrichting van het PEN-eiland, conform de Planvisie en Inrichting "Groene Wig" Zuidelijke IJmeerkust van maart 1995; -de in dit plan genoemde pont en aanlegsteiger naar IJburg hiervan uit te zonderen, omdat er nog geen definitieve beslissing genomen is over IJburg, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw Y.I. van Wagensveld-Drukker (get.) H.W. Berkhout (get.) mw D. Abbas (get.) G.J.M.A. Le Belle Amendement 60-15 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 november en 9 november 1995, overwegende, dat -er thans in Randstadverband gesprekken worden gevoerd met de minister van VROM over de dilemma- en aandachtspunten in het kader van de VINEX-actualisering; -de Randstadbesturen er bij het Rijk op aandringen om ook voor de periode van na 2005 voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen voor herstructurering en vernieuwing van de stedelijke gebieden teneinde deze aantrekkelijk en bij de tijd te houden; -de Randstadbesturen vinden dat met kracht gezocht dient te worden naar middelen om de bestaande woningvoorraad beter te benutten, waarbij gewaakt moet worden voor versterking van een te eenzijdige bevolkingssamenstelling; -het Fonds stads- en dorpsvernieuwing bij uitstek een instrument is om te sturen op kwaliteit van het volkshuisvestingsbeleid, mede met het oog op ouderenhuisvesting en het zuinig omgaan met schaarse ruimte door optimaal benutten van het bestaande; -het dus niet plausibel is, juist nu en op dit fonds te korten;
besluiten: -het Fonds stads- en dorpsvernieuwing op het financiële niveau van 1995 te handhaven en daartoe ¦ 350.000 uit de vrije beleidsruimte ad 2,241 mln. te bestemmen; -in het vervolgtraject de toekenningscriteria aan een kritische evaluatie te onderwerpen en wellicht bij te stellen, teneinde het rendement van de provinciale investering nog te verhogen,
-de voorgenomen bezuiniging (posterioriteit) van ¦ 100.000 op het Mr. F.J. Kranenburg Monumentenfonds ongedaan te maken; -de toekomst van dit fonds opnieuw te bezien in het kader van de komende Cultuurnota, waarbij het aspect "onvervangbaar verlies van cultuurgoed" een belangrijke rol dient te spelen. Voorts dient mogelijke financiële compensatie via andere bronnen hierbij te worden betrokken, en gaan over tot de orde van de dag.
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw D. Abbas (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) mw Y.I. van Wagensveld-Drukker (get.) mw J.E.M. Berman
(get.) mw D. Abbas (get.) G.J.M.A. Le Belle (get.) A.C. mw van den Berg-Voets (get.) H.W. Berkhout Deze amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
Amendement 60-16 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, dat -het extern archiefbeleid een belangrijke bijdrage levert aan de toegankelijkheid van het lokaal en provinciaal cultureel erfgoed; -dat de provinciale bijdrage een stimulerende en maatgevende uitstraling heeft op een gemeentelijke subsidie zodat de totale korting voor de archieven in het ongunstige geval nog veel hoger zou kunnen worden; -dat het verval van de archieven nog steeds zorgwekkend is en het behoud daarvan grote investeringen vergt; besluiten: -¦ 50.000 ten behoeve van het extern archief vanuit de vrije beleidsruimte ad 2,241 mln. te bestemmen; -het externe archiefbeleid nadrukkelijk te betrekken bij de Cultuurnota die in 1996 behandeld gaat worden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw D. Abbas (get.) mw A.C. van den Berg-Voets (get.) P.J.M. Poelmann (get.) G.J.M.A. Le Belle Amendement 60-17 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
Mevrouw Van Wagensveld-Drukker (D66): Voorzitter! Er is voor de troepen uitgelopen met het Groenfonds van Noord-Holland en de Groenfondsloterij. De eerste bomen werden al geplant voordat het Groenfonds in de commissie was besproken en de loterij startte al voordat wij de door ons gevraagde inlichtingen hadden gekregen. Dat is voor de troepen uit marcheren en dat is niet goed. Wij zijn het daarmee niet eens, maar gebeurd, is gebeurd. Daarnaast hebben GS pech gehad, zo veel pech dat de Groenfondsloterij flopte, misschien omdat er in de uitvoering een aantal zaken niet optimaal is verlopen, en op de ene pech volgt vaak de volgende. De fractie van D66 betreurt de gang van zaken rondom het Groenfonds en de Groenfondsloterij. Ik dien namens mijn fractie een amendement in met het verzoek aan GS om deze zaak op een efficiënte manier af te wikkelen, om verder als het ware samen met de troepen op te trekken en om de statencommissie bij de afwikkeling te betrekken, zodat verdere materiële en immateriële schade voor de provincie NoordHolland wordt voorkomen. Het is zakelijk om op een gegeven moment je verlies te nemen en om weer met een schone lei verder te gaan. Ik heb van mijn leven nog nooit zo'n lang amendement gemaakt als ik nu indien, maar ik vond dat alles er zorgvuldig in moest staan. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van het lid mevrouw mr Y.I. Van Wagensveld-Drukker c.s., luidende als volgt: Amendement 60-18
overwegende, dat -er geen sprake is van enige onderuitputting van het Mr. F.J. Kranenburg Monumentenfonds; -dit fonds een wezenlijke bijdrage levert aan de verbetering van de sociaal-culturele leefomgeving; besluiten: 62
6 november 1995
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, dat -gedeputeerde staten op zich een te waarderen initiatief hebben genomen door de oprichting van een
Groenfonds Noord-Holland, met als doel op diverse manieren geld te verwerven ten behoeve van "het Groen" in Noord-Holland; -ná de stichting van het Noordhollandse Groenfonds een nationaal Groenfonds werd opgericht met ten dele eenzelfde doelstelling; -het Noordhollandse Groenfonds vervolgens "ingeweven" moest worden in het nationale Groenfonds, in het kader van de Structuurvisie Groene Ruimte, en de decentralisatie; -de aanloopkosten voor het provinciale groenfonds o.a. bestaande uit personeelskosten, in enkele jaren op zijn gelopen tot circa 1,5 mln., vergoed zouden worden door het nationale Groenfonds aan NoordHolland, constateren: -dat in de uitvoering van de Groenfondsloterij een aantal zaken misgelopen zijn; -dat de adviezen die door derden gegeven zijn niet eenduidig op een goede afloop wezen; -dat statenleden die op 21-1-1995 in de commissie Natuur, Landschap en Openluchtrecreatie gevraagd hebben om meer informatie over de Groenfondsloterij, die niet ontvangen hebben vóór de start van de loterij op 9 maart 1995; -dat GS zich niet in voldoende mate bewust waren van de risico's die er gelopen werden, en dat de bestuursleden van de Groenfondsloterij niet verzekerd waren tegen aansprakelijkheid, zoals de gedeputeerde verklaarde in de commissie Middelen van 18 oktober 1995; -dat de directe schade van de mislukte loterij voor de provincie 1,4 mln. bedraagt, maar dat er ¦ 300.000 bijgeteld moet worden die uit de sector Groen worden betaald voor het planten van een boom per verkocht lot; -en dat ten gevolge van de financiële onzekerheden die ontstaan zijn ná de loterij, het bestuur van het nationale Groenfonds conform zijn verslag van 29 juni 1995 besloten heeft om de inweving + de betaling van de vraagprijs van 1,5 mln. voor de inweving (voorlopig) uit te stellen, hetgeen een extra schadepost kan opleveren voor NoordHolland; betreuren de gang van zaken, en verzoeken gedeputeerde staten, -ná de vaststelling van het Najaarsbericht, waarin de schadepost van 1,4 mln. voor rekening van de provincie Noord-Holland verwerkt is, zo spoedig mogelijk met het bestuur van het nationale Groenfonds te onderhandelen over de inweving van het provinciale Groenfonds, zodanig dat de financiële schade op dat punt zo beperkt mogelijk blijft; en de concept-overeenkomst hiertoe voor te leggen aan de staten (commissie), en gaan over tot de orde van de dag.
63
6 november 1995
(get.) mw Y.I. van Wagensveld-Drukker (get.) H.W. Berkhout (get.) mw D. Abbas (get.) P.J.M. Poelmann Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter! Allereerst ga ik in op de stichting Groenfonds Noord-Holland. Over het debâcle met de Groenfondsloterij hebben wij ons in de commissie al duidelijk uitgelaten. Wij keuren het gevoerde beleid in dezen af, omdat wij van mening zijn dat de provincie in casu de stichting Groenfonds Noord-Holland geen risicovolle en/of speculatieve projecten moet uitvoeren ter verkrijging van financiële middelen voor groenprojecten. Daarvoor zijn gemeenschapsgelden nooit ofte nimmer bestemd. Om in de toekomst zulke risico's uit te sluiten, dienen wij hierbij een motie in, waarin wij het college verzoeken, te bewerkstelligen dat het ondernemingsplan van de stichting zodanig wordt aangepast dat de risicovolle en/of speculatieve projecten in het vervolg uitgesloten zullen zijn. Tevens dienen wij een amendement in waarin de financiering van het tekort van de loterij geschiedt door middel van het door de provincie verstrekken van een geldlening aan de stichting Groenfonds, tegen nadere door de commissie te stellen voorwaarden. Als laatste met betrekking tot dit onderwerp, voorzitter, pleiten wij ervoor, zo spoedig mogelijk de stichting Groenfonds Noord-Holland op de agenda voor de desbetreffende commissie te plaatsen in verband met het opgaan van de stichting in het nationale Groenfonds. Gezien de achterstand bij de belastingdienst inzake de afdracht van de opcenten aan de provincie dringen wij er bij het college op aan om in onderhandeling te gaan met de belastingdienst en om in ieder geval te trachten een rentedervingsregeling te treffen. Het gaat per slot van rekening om behoorlijke bedragen. De opmerking van de fractie van D66 inzake de mee- en tegenvallers bij de startegieprojecten kunnen wij delen. Ook in onze fractie was men niet op de hoogte van een aantal zaken die in de bij te stellen raming werden aangekaart. Voorzitter! Waar blijft in dat opzicht het integraal bestuur, als men sectoraal niet op de hoogte is van hetgeen er behandeld is? Voorzitter! Ten aanzien van de financiën van de provincie maken wij een compliment voor de duidelijke en begrijpelijke wijze van presentatie van het Beleidsplan en de begroting. Een probleem vinden wij het beoordelen van de uitschieters in de begrootte bedragen. Afwijkingen van meer dan 10% komen regelmatig voor. Het zou aanbevelenswaardig zijn dat er een korte toelichting bij de begroting zelf wordt gegeven op zulke afwijkingen. In het Beleidsplan is de risicoparagraaf een
belangrijk onderdeel. Een en ander kan een behoorlijk beslag leggen op de reserves van de provincie in de toekomst. Wij hoeven alleen maar te kijken naar de schadeclaim van de Winnemerduinen. Door het niet tijdig nakomen van de provinciale verplichting, binnen een halfjaar een aanvraag in te dienen - dat is in onze ogen een blunder - loopt de provincie een reëel risico, 1 mln. te moeten betalen. Dat heeft ongetwijfeld een negatieve uitwerking op de rente die in de begroting is gecalculeerd.
wordt besteed, want het is een bijzonder belangrijk amendement. Ons laatste amendement betreft de wegen. Wij vragen om een ophoging van het krediet met ongeveer 0,74 mln., een bedrag in de orde van grootte van het bedrag dat ook door de D66-fractie wordt gevraagd. Het betreft dus een compromis.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik pleit ervoor het woord "Wimmenummerduinen" goed uit te spreken. Het is oefenen, maar op een gegeven moment lukt het.
Motie 60-31
De heer Bozelie (GroenLinks): Ik zal oefenen en in tweede termijn zal ik er ongetwijfeld in slagen, het goed uit te spreken. Voorzitter! Wij dienen een aantal moties en amendementen in, die ik straks zal overhandigen. Wij dienen in ieder geval een gemotiveerd amendement in dat beoogt, de inflatiecorrectie alsnog toe te passen. Wij hebben daarvoor specifieke redenen. Een volgend amendement heeft betrekking op de dienst Wegen, Verkeer en Vervoer, die 2,5 mln. had gevraagd voor aanpassing van verkeersonveilige wegvakken. Het GS-standpunt was enigszins afwijkend. Het college honoreerde slechts 0,5 mln. Wij vinden dat een uitermate slechte zaak, omdat het menselijk leed bij ongelukken hier niet tegen opweegt. Wij kunnen met de bezuinigingstaakstelling op de kerntaak emancipatie niet akkoord gaan. Wij zullen daarvoor een gemotiveerd amendement indienen, dat beoogt, deze bezuiniging achterwege te laten. De financiering kan komen uit het bedrag van 2,2 mln. Zoals bekend, hechten wij grote waarde aan het voorlichtingsproject delinquentie en samenleving. Wij dienen dan ook een amendement in om een bedrag van ¦ 58.000 te reserveren ten behoeve van dat project. De bezuiniging van ¦ 50.000 op de eigentijdse muziek vinden wij ongehoord slecht, omdat elk initiatief daarmee nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt. Ook het voorstel om te bezuinigen op controles op het zwemwater kunnen wij niet onderschrijven. Er is het afgelopen jaar veel ellende geweest ten aanzien van de kwaliteit van het water. Voorzitter! Wij dienen de volgende amendementen in: inzake toepassing inflatiepercentage, 1 mln., inzake emancipatie, ¦ 250.000, inzake het project delinquentie en samenleving, ¦ 58.000, inzake een krediet eigentijdse muziek, ¦ 50.000, en het ter beschikking stellen van gelden voor controle zwemwater, ¦ 153.000. Wij hebben tevens een amendement opgesteld betreffende de zorgsector. Ik hoop dat hier goed aandacht aan
gehoord de beraadslagingen m.b.t. de Groenfondsloterij;
64
6 november 1995
De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een tweetal moties en een zevental amendementen van het lid de heer C. Bozelie c.s., luidende als volgt:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
overwegende, -dat provinciale staten nooit de bedoeling gehad hebben, gelden bijeen te brengen middels acties, welke als risicovol en speculatief te bestempelen zijn; -dat de provinciale staten niet op de hoogte gesteld zijn van de risico's m.b.t. het houden van een loterij; keuren het in dezen gevoerde beleid van de voorzitter van de Groenfondsloterij af, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C. Bozelie (get.) J.R.A. van en Broek (get.) C.H. Koetsier (get.) D. Gök Motie 60-32 Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen met betrekking tot het debâcle van de Groenfondsloterij, gehouden door de stichting nationale Groenfondsloterij; overwegende, dat het nooit de bedoeling van provinciale staten geweest is en kan zijn, middelen te laten verwerven d.m.v. risicovolle acties door de stichting Groenfonds Noord-Holland ter financiering van groene projecten; draagt het college op, te bewerkstelligen dat het door de stichting in 1993 opgestelde ondernemingsplan zodanig gewijzigd wordt, dat speculatieve projecten als loterijen als fondswervend middel worden uitgesloten, en gaan over tot de orde van de dag.
(get.) C. Bozelie (get.) D. Gök (get.) J.R.A. van den Broek (get.) mw J.C.M. Onstenk
besluiten, in de begroting voor het jaar 1996 een bedrag van ten minste ¦ 58.000 te reserveren ten behoeve van het Voorlichtingdsproject Delinquentie en Samenleving,
Amendement 60-19 en gaan over tot de orde van de dag. Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat het beleid van de provinciale staten erop gericht is, het milieu te beschermen en de verkeersveiligheid te bevorderen; -dat het autoverkeer bijdraagt aan de vervuiling van het milieu en de verkeersonveiligheid; -dat het gewenst is, de autokosten ten minste gelijk op te laten gaan met de stijging van de kosten van levensonderhoud; besluiten, de verhoging van het aantal opcenten i.v.m. de inflatiecorrectie met 0.7 punten per 1 april toe te passen; nodigen het college uit, met voorstellen te komen de meeropbrengst aan te wenden op de gebieden van milieubescherming, natuurbehoud en verkeersveiligheid, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C. Bozelie (get.) C.H. Koetsier (get.) J.R.A. van den Broek (get.) mw J.C.M. Onstenk Amendement 60-20 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, constaterende, dat -vanwege de doelstelling van het Strategieproces de criteria zoals door provinciale staten vastgesteld, het Voorlichtingsproject Delinquentie en Samenleving Noord-Holland daarin uitstekend past; -het door PS gevraagde effectiviteitsonderzoek is voltooid en dit gunstige resultaten van het voorlichtingsproject D & S laat zien; -van de Hoor- en Adviescommissie op het bezwaarschrift tegen het niet opnemen van het Voorlichtingsproject D & S op de begroting 1996 van de provincie voorlopig geen uitspraak valt te verwachten; -medefinanciers wel het belang van voortzetting en dus financiering zien; -deze medefinanciering onmiddellijk in gevaar komt bij het wegvallen van de provinciale subsidie; -de activiteiten voor meer dan twee derde plaatsvinden buiten Amsterdam; 65
6 november 1995
(get.) D. Gök (get.) mw D. Abbas (get.) J.P.M. van Wijk (get.) J.R.A. van den Broek Amendement 60-21 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de beraadslagingen over het Beleidsplan en de Begroting voor 1996; overwegende, -dat er twee warme zomers zijn geweest waarin aan het einde van de zomer niet meer in alle natuurwater in de provincie kon worden gezwommen vanwege bacteriële verontreiniging; -dat het niet verantwoord is risico's te nemen met het provinciale toezicht op de hygiëne van het zwemwater; -dat het belang van de volksgezondheid in dezen niet opweegt tegen een efficiency-voordeel voor de provincie; besluiten, de voorgestelde bezuiniging van ¦ 153.000 op de controles van het zwemwater en de halvering van het aantal formatieplaatsen op dit gebied achterwege te laten (nr. 14 520) en deze post in mindering te brengen op de post "onvoorzien", en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw J.C.M. Onstenk (get.) Ph.G. de Lange (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) mw E.L. Declerq Amendement 60-22 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gehoord de discussie inzake de begrotingsbehandeling voor 1996; overwegende, dat -de zorgsector een ingrijpende stelselherziening doormaakt; -het van groot belang is dat eigen ideeën en eigen initiatieven die vanuit het veld ontstaan met als doel deze veranderingen in goede banen te leiden, worden gestimuleerd;
-bij de onlangs besproken verdeling van het budget 1995 goede projecten buiten de boot zijn gevallen voor een bedrag van ¦ 484.143 (projecten die aan 2 of 3 meetpunten voldeden en waarbij bij meerjarenprojecten hier alleen het bedrag voor 1995 is meegeteld; -dat het budget voor 1996 (¦ 537.000 Hoofdfunctie 8, 860, subnr. 31) al met een bedrag van ¦ 157.000 verlaagd is, vanwege meerjarenprojecten uit 1995, waardoor voor 1996 daadwerkelijk nog ¦ 380.000 over is; -het daarom redelijk en wenselijk is om op dat beslag te corrigeren; besluiten, het bedrag stimulering zorgvernieuwing te verhogen met: 1.¦ 157.000 zodat het beslag van meerjarenprojecten uit 1995 geen invloed heeft op de kansen voor nieuwe projecten die zullen worden ingediend; 2.daarbovenop het fonds te verhogen met ¦ 300.000, zodat meer projecten dan in 1995 kunnen worden gehonoreerd; Totaal bedrag: ¦ 450.000 (zie financiële beschouwingen GroenLinks voor dekking),
Amendement 60-24 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, constateren, -dat de kerntaak emancipatie door de provinciale staten uitgewerkt gaat worden; -dat de staten hun eigen afwegingen (na de begrotingsbehandeling) zullen maken; -dat de bezuinigingstaakstelling een verplichtende richting geeft aan de verdere uitwerking van de kerntaak emancipatie; zijn van mening, dat het college het overleg van het besluitvormend orgaan moet afwachten voordat een (koers)wijziging van het tot nu toe gevoerde beleid wordt voorgesteld; besluiten, de voorgestelde bezuinigingstaakstelling van ¦ 250.000 op emancipatie achterwege te laten, gaan over tot de orde van de dag. (get.) D. Gök (get.) J.P.M. van Wijk (get.) mw. J.E.M. Berman (get.) mw J.J. Smit-Boerma
gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw E.L. Declercq (get.) C. Bozelie (get.) C.H. Koetsier
Amendement 60-25 (get.) D. Gök Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
Amendement 60-23 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen de statenvoordracht met betrekking tot het Najaarsbericht 1995, waarin wordt gesteld, dat de dekking van het tekort van de gehouden Groenfondsloterij dient te geschieden uit de algemene middelen; overwegende, dat de provincie in geen enkel besluit en/of advies van provinciale staten de risico's verbonden aan de acties van de stichting Groenfonds Noord-Holland voor haar rekening zou nemen; besluiten, ter afdekking van het geleden verlies op de loterij, de stichting Groenfonds Noord-Holland een langlopende lening te verstrekken voor een bedrag van ¦ 1.400.000 tegen nader door provinciale staten op te stellen voorwaarden, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C. Bozelie (get.) C.H. Koetsier (get.) J.R.A. van den Broek (get.) D. Gök 66
6 november 1995
gehoord de beraadslaging met betrekking tot het Beleidsplan, in het bijzonder het voorstel van de dienst Wegen, Verkeer en Vervoer 2,5 mln. te besteden aan verkeersonveilige baanvakken; gezien het feit, dat gedeputeerde staten voorstellen slechts 0,5 mln. voor onveilige baanvakken ter beschikking te stellen; concluderend, dat deze bezuinigingen kunnen leiden tot meer ongelukken op provinciale wegen; dragen gedeputeerde staten op, de begroting zodanig aan te passen, dat voor bovengenoemde onveilige baanvakken 0,74 mln. extra ter beschikking komt, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C. Bozelie (get.) J.C.M. Onstenk (get.) C.H. Koetsier (get.) D. Gök Deze moties en amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Van Ruller (CDA): Is het mogelijk dat de heer Tielrooij de bedragen die in de voorstellen worden genoemd, zo snel mogelijk optelt, zodat er zinvol over vergaderd kan worden? De voorzitter: Alles heeft zijn bestemde tijd en de heer Tielrooij zal die zeker weten te vinden. De heer Van Ruller (CDA): Zo mooi had ik het nooit kunnen verwoorden. De heer Lagas (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter, dames en heren! Op het eerste gezicht wekt de aan ons voorgelegde begroting een goede indruk. Zij is sluitend en de reserves hebben een bevredigende omvang, terwijl de inflatiecorrectie in de opcenten op de motorrijtuigenbelasting niet wordt doorgevoerd. In de ons in augustus aangeboden begroting is een bedrag beschikbaar van 13,8 mln. voor nieuwe beleid en voor dotatie aan de voorzieningen voor lopende financiële risico's. Van dit bedrag gaat in augustus voorlopig ruim 2 mln. naar de stelpost "nader in te vullen beleidsvoornemens". In de memorie van antwoord daarentegen worden bedragen genoemd van respectievelijk 14,2 en 2,2 mln. Per saldo een verschil van ¦ 400.000. Zijn deze wijzigingen op reële gronden gebaseerd, of staan ons nog nieuwe verrassingen te wachten? Vooralsnog gaan wij in ons betoog uit van de laatste ons gepresenteerde cijfers, dus van het bedrag van 14.2 mln. Voor 1995 was de ruimte voor nieuw beleid 16,3 mln; derhalve is er dit jaar sprake van een verlaging van circa 2,1 mln. Daarbij komt nog dat de budgettaire ruimte voor 1996 al weer met ¦ 381.000 verminderd moet worden ten gevolge van de in het Najaarsbericht vermelde saldo van mee- en tegenvallers bij de uitvoering van de begroting. Wij wijzen daarbij onder meer op het echèc van de Groenfondsloterij, waarbij wij vaststellen dat de mist die boven dit project hangt, ondanks alle door het college afgelegde verklaringen, ons inziens nog lang niet opgetrokken is. Van bovengenoemde ruimte van 14,2 mln. komt maar liefst ruim 4 mln. voor rekening van de posterioriteiten. Overigens is de presentatie van het Beleidsplan verwarrend, daar de verschillende hoofdstukken de begrippen posterioriteiten en prioriteiten nogal eens verwisseld worden. Zonder verder in te gaan op alle opgesomde posterioriteiten en prioriteiten, valt het ons in het bijzonder op dat de ouderenvoorzieningen, met name de ouderenhuisvesting, er in vergelijking met 1995 wel zeer bekaaid afkomen; 4,8 tegen 1,5 mln. Waarom wordt de extra bijdrage van 4 mln. uit de eigen middelen in 1996 niet gecontinueerd? Is er soms geen geld voor? Het lijkt er inderdaad sterk op. Voor velen zal het verheugend zijn dat geen voorstel tot verhoging van de opcenten op de 67
6 november 1995
motorrijtuigenbelasting aan ons wordt voorgelegd. Wij vrezen echter dat een verhoging achteraf alsnog noodzakelijk zal blijken. Wat is namelijk het geval? Wanneer wij de risicoparagraaf onder de loep nemen, vallen ons met name twee posten op, te weten: "schadeclaim Wimmenummer Duinen" en "mogelijke naheffing aanslag omzetbelasting". Deze posten zijn in de risicoparagraaf onder 8.2 opgenomen voor bedragen ter grootte van respectievelijk 1 mln. en 5 maal 1,5 mln. In de memorie van antwoord is de eerste post inmiddels verhoogd tot 3,2 mln, terwijl in het IPA/ACON-verslag een bedrag wordt genoemd van 5 maal 1,7 mln. Als je de bedragen optelt, kom je uit op een bedrag van ongeveer 11 mln. De beschikbare ruimte voor nieuw beleid is 14,2 mln. De post onvoorziene uitgaven is begroot op 3,85 mln., een verhoging met circa 1,8 mln. ten opzichte van het bedrag van 2 mln. van vorig jaar. Een klein rekensommetje leert ons dat gedurende de uitvoering van de begroting 1996 de meevallers de tegenvallers met circa 5 mln. moeten overtreffen, wil het vrije deel van de reserves ad 44 mln. in stand blijven; dit alles onder de veronderstelling dat de goede voornemens voor nieuw beleid ad circa 12,2 mln. gerealiseerd worden. Anders gezegd: op voorhand wordt de beschikbare begrotingsruimte bijna geheel opgeslokt door op korte termijn te verwachten eerder genoemde claims. Dat betreft de Wimmenummerduinen en de naheffingsaanslag omzetbelasting. Ik heb dan ook de indruk dat risico's wel erg laag worden ingeschat. Ik zeg daarbij dat ik 25 jaar in het fiscale vak heb gezeten. Dat de meevallers de tegenvallers in 1996 met 5 mln. zullen overtreffen, lijkt ons zeer onwaarschijnlijk, gezien de ervaring met de lopende begroting. Wij verwachten derhalve in de loop van 1996 een gedwongen onttrekking aan het vrije deel van de reserves, gezien het feit dat dit soort claims veelal snel gehonoreerd moeten worden. Ik kan mij goed herinneren dat ik de voorlopige aanslag, de nadere voorlopige aanslag en de definitieve aanslag gelijktijdig ontvang. Van dat soort dingen is hier ook sprake. Over de andere genoemde risico's praten wij dan nog niet. Wij menen dan ook dat de omvang van de post onvoorziene uitgaven en de stelpost nader in te vullen beleidsmaatregelen in geen verhouding staan tot de omvang van de te verwachten risico's. Wij vinden de risicoparagraaf te onderbelicht. Het komt onze fractie AOV/OU55+ nogal beangstigend voor dat er zo gemakkelijk met geld omgegaan wordt, terwijl op ouderenvoorzieningen zo beknibbeld wordt .Dit geldt niet alleen voor de eigen middelen, maar ook voor de besteding van bepaalde doeluitkeringen, waarbij het risico van overschrijding bestaat, met alle gevolgen voor de positie van de eigen middelen of reserves. Hierbij valt te denken aan de 40 mln. die in de loop der jaren te veel "bevoorschot" werd aan de bejaardenoorden. In de commissie Middelen is al naar voren gekomen dat de kans bestaat dat een X-percentage van hetgeen te snel
is teruggevorderd, misschien aan het ministerie moet worden terugbetaald. Wij verwachten van dit college de onomwonden toezegging dat in 1996 uiterst alert met de middelen zal worden omgegaan en dat tevens aan de staten periodiek een voortschrijdend begrotingsoverzicht voorgelegd zal worden, om te voorkomen dat bijvoorbeeld een naheffing loonbelasting in het Najaarsbericht wel wordt vermeld, maar in de jaarrekening niet is terug te vinden, zoals ten aanzien van de rekening van 1994 is gebeurd. Ik stuitte daar per ongeluk op. Ten slotte vernemen wij gaarne van het college per welke datum wij de ontwerp-rekening 1995 tegemoet kunnen zien. Wij denken daarbij eerder aan eind maart dan aan eind juni. Mevrouw Goijert (CDA): Mijnheer de voorzitter! Wij hebben een pijnloze begroting voor ons liggen. De systematiek is helder. Veel is een herkenbaar gevolg van in eerdere jaren door het CDA aangegeven wensen. Zeer positief, althans in eerste instantie, is nu ook dat er een grote beleidsruimte is gecreëerd, dat een substantieel deel aan dekkingsmiddelen is vrijgemaakt, waardoor er nu ook echt wat te kiezen valt. Het financieel beheer is, althans wat het kader betreft, formeel en op papier prima op orde bij onze provincie. In de praktijk blijkt het echter nogal eens tegen te vallen met de wijze waarop projecten worden gemanaged. De organisatie is mogelijk niet transparant genoeg om inzicht te hebben in hetgeen er daadwerkelijk gebeurt. Dit bleek onder meer uit de nota over het kader- en uitvoeringsplan ouderenvoorzieningen - de nota-Brentjes/Hamers - uit de nota over de package-deal-Santpoort en uit de recente ervaringen met de Groenloterij. Ook de fiscale affaire met betrekking tot de transactie van de Wimmenummerduinen valt in dat kader. Zo bekruipt ons dan toch de vrees of wij de processen wel beheersen, ook al dachten wij dat de spelregels, de beleidskaders duidelijk waren. Daarnaast zijn er ook nog eens achterstanden ontstaan bij de administratieve organisatie, zoals bleek uit het rapport van de accountant aan de Rekeningencommissie. Over de Groenloterij willen wij het eigenlijk liever niet meer hebben, maar het feit dat de Groenloterij vorig jaar niet in de toenmalige commissie Financiën aan de orde is geweest, heeft afbreuk gedaan aan de integrale beleidsvorming. Laat staan dat er bij de commissie Financiën - nu de commissie Middelen - inzicht was in de risico's. Dit is een betreurenswaardige gang van zaken. Een incident uit de categorie "eens maar nooit weer". De politiek wordt achteraf door dit soort incidenten overvallen. De commissie Middelen komt pas in beeld als de onbetaalde rekening op tafel ligt. Blijkbaar is nog steeds een cultuuromslag vereist. Weliswaar is nu en risicoparagraaf voorgeschreven, maar de oude cultuur van alles eerst alleen maar 68
6 november 1995
sectoraal willen behandelen, is hardnekkig gebleken. Ik denk hierbij aan Santpoort en de gang van zaken bij het bureau Ouderenbeleid. Overigens merk ik nog op dat de CDA-fractie op zichzelf positief staat tegenover publiek-private samenwerking, maar dat betekent nog niet dat de provincie zelf geschikt zou zijn voor de rol van ondernemer. De les die wij uit Santpoort trekken, is dat de provincie geen overeenkomsten met tal van open einden zou moeten aangaan. Wanneer wij overigens Santpoort in historisch perspectief plaatsen, verdient het vermelding dat de CDA-fractie al in 1982 voor afstoting pleitte omdat zij dit niet langer als een provinciale taak zag. Helaas was daar toen nog niet voldoende draagvlak voor. Gezien de huidige financiële nasleep is dat achteraf des te meer te betreuren. In dit kader zeggen wij nog eens met nadruk dat bij uitbesteding van taken en bij aanbesteding van projecten sprake zal moeten zijn van een openbare inschrijving, zoals ook volgens Europese richtlijnen vereist is, en dat de commissie Middelen regelmatig van de afwegingen en de resultaten op de hoogte zal moeten worden gesteld, ook om de kosten te minimaliseren en de opbrengsten te maximaliseren. Voorzitter! Onze fractie is positief over deze produktbegroting. Het is nu niet alleen maar een presentatie van financiële cijfers. De provincie krijgt met zo'n type begroting wel een gezicht. Het is een produktbegroting omdat het beoogde effect wordt beschreven. Dit zou naar onze mening nog wel wat concreter kunnen. Wij vragen ons af of nu ook in het jaarverslag van de provincie, de rekening, gerapporteerd zal worden over de behaalde effecten. Het gaat om het rendement. Eerdere pogingen van onze provincie om een monitoringsysteem op te zetten, zijn vastgelopen, mislukt of nog niet helder verwoord. Wij zouden een nieuwe poging van beleidseffectrapportage op prijs stellen. De provincie zou een meer resultaatgerichte organisatie moeten zijn. De CDA-fractie heeft, mede uit de rapportage in het Najaarsbericht, de indruk gekregen dat een aantal strategieprojecten zeer moeilijk loopt, dat de begrotingsuitgaven niet tot besteding komen. Komend jaar zal echt de nadruk op de uitvoering van beleid moeten komen te liggen en minder op studie en planning. Zoals ook blijkt uit de 2 mln. voor nader in te vullen beleid, is er sprake van onderuitputting en onderbesteding. Is dit ook bij de fondsen het geval? Wat vragen ons af wat de burger er tot dusverre van gezien heeft. Het college stelt dat de wijzigingen in de begroting het resultaat zijn van een politieke afweging en dat niet simpelweg de kaasschaaf is gehanteerd. Toch blijft bij velen binnen verschillende fracties deze indruk hangen. Dit jaar wordt slechts ruim 1% ofte wel ruim 4 mln. aangedragen aan posterioriteiten. De efficiencymaatregelen maken nog 2% van de begroting uit. In de 1% politieke posterioriteiten zitten naar onze indruk ook posten die men als
efficiencybezuinigingen kan aanmerken. Wellicht is het een idee voor volgend jaar om een vergelijking met de kadernotitie te presenteren. Dit hoeft niet uit te monden in een winst- en verliesrekening per gedeputeerde - het gaat om het eindresultaat van een politieke afweging in het gehele college - maar het geeft veel beter de prioriteiten van de verschillende beleidsterreinen aan. De 25% bedrijfseconomische doorlichting verloopt nog steeds uitermate moeizaam. Tot nu toe hebben wij alleen nog maar de resultaten gezien van de doorlichting van de interprovinciale ziektekostenregeling. Het efficiencystreven wordt bemoeilijkt door indeling in herijkings- en stimuleringstaken, het wel of niet doorgaan van de vorming van een stadsprovincie enzovoorts. Komend jaar kan dit echter niet als excuus blijven gelden. De analyse op de bladzijden 6 en 7 van de memorie van antwoord met betrekking tot de integrale afweging van middelen wordt door ons onderschreven. Het mag inderdaad niet zo zijn dat, omdat er geen ernstige tekorten in het verschiet liggen, een kerntakendiscussie maar niet gevoerd wordt of dat er dan geen posterioriteitenexercitie nodig is. Een stofkam (effiency) is altijd nodig, maar ook een meer politieke prioriteitsstelling doet recht aan de veranderende behoefte en de dynamiek van de samenleving. Zoals eerder gezegd in de commissie Middelen: wij hechten grote waarde aan een verbetering van het risicomanagement. De in de memorie van antwoord aangekondigde ambtelijke werkgroep, geleid door de provinciecontroller, beoordelen wij dan ook zeer positief. Wij vinden dat deze werkgroep een behoorlijk mandaat moet krijgen met politieke ondersteuning vanuit en door GS. In de desbetreffende passage in de memorie van antwoord worden precies die elementen aangeduid waarom het moet gaan bij risicomanagement: een gestructureerde aanpak, bewustwording, inventarisatie en preventieve maatregelen. Pleidooien om meer middelen in te zetten voor juridische ondersteuning willen wij steunen. De juridische expertise is zeker niet in alle gevallen in de eigen organisatie vereist. Men kan deze ook inkopen. Uiteraard blijft ook hier van belang dat tijdig binnen de eigen organisatie de juridische risico's gesignaleerd moeten worden. Wat de "groene" portefeuille betreft, blijkt uit de risicoparagraaf dat wij als provincie zeer voorzichtig moeten omgaan met het aangaan van verplichtingen, met name verplichtingen die leiden tot extra exploitatielasten of beheerskosten. Wij hebben ook grote zorgen over de uitvoering van de plannen inzake zorgvoorzieningen voor ouderen. Van het in hoofdstuk 15 van de risicoparagraaf gesignaleerde risico lijkt het dat je in 1997 gegarandeerd een flink deel voor je kiezen krijgt. Het risico bedraagt vele miljoenen structureel. Overigens zouden wij graag op de hoogte gehouden worden van de vorderingen van dit proces. Voortdurend meevallende rentebaten hebben 69
6 november 1995
ook sterk te maken met een verlaat en een traag uitgavenritme. In dit opzicht is het opvallend dat de meevallende rentebaten een steeds groter deel van de inkomsten zijn gaan vormen. Dit kan in andere jaren een totaal verschillend scenario opleveren; niet alleen als de rente zich in een andere richting beweegt, maar ook als het bestedingstempo zich wijzigt en er meer uitgaven eerder in het jaar worden gedaan. Over het meerjarenperspectief het volgende. Indien men daadwerkelijk ook nog eens de 2% efficiencymaatregelen neemt, naast de 1% politieke posterioriteit, komt men in jaar 2000 uit op 30 mln. meer aan begrotingsruimte, bovenop het oplopende volume. Dit is echter geen reden om achterover te leunen. Het is een uitdaging om actief beleid te voeren. Uit de herstructurering van het PEN-vermogen vallen gelden vrij voor de provincie, het PEN-fonds. Wij kijken met belangstelling uit naar de richtlijnen voor het nieuwe investeringsfonds. Uiteraard zal ook voor dit fonds moeten gelden dat wij er als een zuinige rentmeester mee om moeten gaan. Te denken valt aan een fonds dat afzonderlijk wordt beheerd en waarvan het jaarlijkse rendement wordt besteed aan gestelde doeleinden, maar waarvan de hoofdsom intact blijft. Het fonds zou dan ook bij voorkeur gericht moeten zijn op structuurversterkende investeringen in de desbetreffende regio's. Bij gemeenten is sprake van een gestaag stijgende aansprakelijkheidsschade. Verzekeringsmaatschappijen hebben gemerkt dat het verzekeren van gemeenten steeds riskanter wordt. De VNG is nu ook bezig met een nieuwe "onderlinge". Verzekeren wordt steeds moeilijker. Hoe staat dit er bij de provincie voor? Met het niet verhogen van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting kunnen wij instemmen. Overigens nemen wij wel afstand van een al te dogmatische benadering van het begrip "collectieve lasten". Het is maar net welke definitie je daarvoor hanteert. Zo worden de verplichte autoverzekering, de treinkaartjes en abonnementen niet tot de collectieve lasten gerekend, maar de motorrijtuigenbelasting en de benzine-accijnzen wel. Toch is de motorrijtuigenbelasting weinig meer dan een vastrechtkaart voor het gebruik van het wegennet. Het is ook maar een historische toevalligheid dat juist deze belasting tot het eigen belastinggebied van de provincies moet worden gerekend. Wanneer wij nu afzien van de verhoging van inflatiecorrectie, betekent dat op zichzelf al een reële verlaging van de belasting. De lasten omlaag? Ja dus, maar wij moeten oppassen voor al te mooie verhalen over collectieve lastenverlichting. Mijnheer de voorzitter! De financiële positie van onze provincie is gezond, de meerjarenramingen allerminst bedreigend en de reserves redelijk op peil, maar dit kan ook stilte voor de storm zijn. Als de risico's werkelijkheid worden, kan het beeld sterk veranderen.
De heer Van der Paard (PvdA): Mijnheer de voorzitter! De eerste ontwerp-begroting van het college van GS voor een nieuwe bestuursperiode verdient bijzondere aandacht. Daaruit moeten de continuïteit en de veranderingen blijken, zowel inhoudelijk als financieel. Anders gezegd: hoe is het collegeprogramma uitgewerkt? De uitwerking van de eerste jaarschijf is immers van bijzonder belang voor de volgende. Eerst zal ik ingaan op het financiële beleid, neergelegd in het Beleidsplan en de begroting voor 1996. Daarna ga ik in op het Najaarsbericht en tot slot op de IPO-begroting. Uit de begroting blijkt dat het staand financieel beleid wordt voortgezet. Mijn fractie heeft veel waardering voor dit financieel beleid. Wel wil ik de veelvuldig bezongen riante positie relativeren. Het provinciaal budget omvat 900 mln. Daarvan is nog een 14 mln. vrij beschikbaar voor nieuw beleid. De omvang van deze ruimte is jaarlijks min of meer van dezelfde orde. Dit betekent dat bij voortzetting van het beleid heel wat jaren nodig zijn om te komen tot de provincie nieuwe stijl. De waardering van onze financiële positie hangt direct samen met onze taakopvatting. In feite werken middelen en beleid als communicerende vaten. De provincie als traditioneel middenbestuur, met het accent op coördineren en stimuleren, dus op de regiefunctie, is rijk. Als wij echter kiezen voor een provincie die meer deelneemt en investeert in de oplossing van maatschappelijke problemen - en mijn fractie kiest daar met nadruk voor - dan valt het met die rijkdom nogal mee. Mijn fractie is voor een provincie met minder plannen, met minder personeel en is voor een provincie die meer investeert. Ook dat is de provincie van de toekomst. De PvdA-fractie is zich er terdege van bewust dat dit sneller gezegd is dan gedaan. In de memorie van antwoord stelt het college: "leidend beginsel is de meerwaarde die onze provincie te bieden heeft in het oplossen van maatschappelijke vraagstukken". De PvdA-fractie is voor een provincie die onder meer investeert in regionale bereikbaarheid, in modernisering en in herstructurering van bedrijfsterreinen, in ouderenhuisvesting en in een hoogwaardige groenstructuur. Zo'n verschuiving naar investeringen betekent in onze ogen dat de jaarlijkse bestedingsruimte rond de 60 mln. moet liggen. Voorzitter! Een volgend punt is de financiële invulling van de begrotingsruimte. Het college doet voorstellen tot een bedrag van bijna 12 mln. en nodigt PS uit, de resterende 2 mln. te betrekken bij de invulling van het strategisch beleid. Echt vernieuwend zou het aanreiken van meerdere alternatieven zijn, waaruit gekozen kan worden door provinciale staten binnen de totale financiële ruimte. Die is 12 plus 2 plus 1 mln. Dit laatste bedrag van 1 mln. is de afname van de vrij besteedbare ruimte als de inflatiecorrectie of de opcentenheffing op de motorrijtuigenbelasting achterwege blijft. Deze benadering verschilt van die van het college. GS gaan bij voorbaat uit van een sluitende begroting. Mijn 70
6 november 1995
fractie gaat uit van de volledige ruimte, dus 15 mln. Binnen dit financieel kader wil zij het beleid afwegen, waarbij het niet toepassen van de inflatiecorrectie een optie is. Is meer beleid nodig, dan willen wij de inflatiecorrectie toepassen; is minder beleid nodig dan vindt zij niet plaats. Zo lezen wij het collegeprogramma. Een punt van overweging hierbij is ook de voorgenomen verruiming van het provinciale belastinggebied in 1996. Door de verhoging van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting wordt ons belastinggebied verruimd van 10 tot 40%. Afgezien van de herverdeeleffecten tussen provincies lijkt ons het moment van verruiming een beter tijdstip, zowel principieel als substantieel, om de zogenaamde belastingdruk in ogenschouw te nemen. Voorzitter! De posterioriteiten. De PvdA-fractie onderschrijft de werkwijze waarbij het stellen van posterioriteiten jaarlijks een vast onderdeel wordt van het begrotingsproces. Niet omdat dit door financiële nood wordt ingegeven, maar omdat het goed is om het beleid jaarlijks over de volle breedte, zowel ambtelijk als bestuurlijk, af te wegen. Op die manier kunnen de minst effectieve en/of relevante activiteiten geschrapt worden. Wel vindt mijn fractie dat er duidelijke keuzes gemaakt moeten worden. Er moet geen sprake zijn van het hier en daar verlagen van subsidiebudgetten, niet een beetje minder van hetzelfde. Het gaat om schrappen van onderdelen, het beperken van de personeelsformatie. Met andere woorden: de kaasschaaf kan aan de wilgen. Over de nu voorgestelde posterioriteiten heeft de voorzitter van mijn fractie gezegd dat: a.de verlaging van het Stimuleringsfonds stads- en dorpsvernieuwing niet wordt ondersteund. Wel wensen wij een meer effectieve inzet van de middelen. Vooralsnog gaat mijn fractie ervan uit dat de financiële gevolgen worden verwerkt binnen de sector. b.het voorstel om geen ecologisch bermbeheer toe te passen op overgenomen wegen eveneens wordt afgewezen. Wij stellen voor, dit wel te doen en dit binnen de sector te regelen. Bij de prioriteiten heeft mijn fractie de volgende wensen. Het college heeft 1 mln. bestemd voor begeleiding Strategienota en organisatieontwikkeling en voor een extra budget voor communicatie. Mijn fractie stelt voor, de markering van het provinciehuis sober uit te voeren en dit bedrag te verminderen met ¦ 100.000. Deze middelen kunnen in eerste instantie toegevoegd worden aan de post onvoorzien. Met alle waardering voor de Stelling van Amsterdam, maar mijn fractie is geen voorstander van een museumachtige invulling. Daarom stellen wij voor, de ¦ 150.000 bestemd voor het projectbureau eveneens toe te voegen aan de post onvoorzien. Ik loop even vooruit op de voorgestelde eerste wijziging van de IPO-begroting en het jaarplan voor 1996. Op basis van de huidige informatie is mijn fractie daartegen. Zij stelt voor, de gevraagde ¦ 60.000 ook toe te voegen aan de post onvoorzien.
Voorzitter! Voor versobering van de markering en het schrappen van het projectbureau doe ik u straks een tweetal amendementen toekomen. Mijn fractie zal tegen de eerste wijziging van de IPO-begroting stemmen. Zij wil dit geld beschikbaar stellen voor nieuw beleid. Mijn fractievoorzitter heeft onze prioriteiten genoemd: versterking van het groenbeleid, versterking van het openbaar vervoer en verbetering van ouderenhuisvesting. Financieel samengevat komen onze voorstellen op het volgende neer: -voor ecologisch bermbeheer voor na 1-1-93 overgedragen wegen tot een bedrag van ¦ 175.000 op te vangen binnen de sector; -voor handhaving van de ¦ 350.000 betreffende het Fonds stads- en dorpsvernieuwing eveneens op te vangen binnen de sector; -voor een extra impuls voor het groenbeleid van ¦ 500.000; -voor de opzet en ontwikkeling van de zogenaamde verkeerstoren eveneens ¦ 500.000; -voor ouderenhuisvesting ¦ 2.551.000. In totaal gaat het dus om ¦ 3.551.000. Voorzitter! De financiële ruimte die wij voorstellen bestaat uit: -¦ 100.000 van de post markering provinciehuis; -¦ 150.000 door het schrappen van het projectbureau; -¦ 60.000 door het niet instemmen met de wijziging van de IPO-begroting; -¦ 2.241.000 zijnde het door PS te besteden bedrag; -¦ 1.000.000 door het wel doorvoeren van de inflatiecorrectie op de opcentenheffing. In totaal komen wij uit op, ja zeker, ¦ 3.551.000. Hoe bestaat het! Het lijkt wel het Najaarsbericht. De fusie van de energiebedrijven in NoordHolland zal een omvangrijke vermogensuitname ten gunste van de provincie tot gevolg hebben. Overeenkomstig het collegeprogramma zal een fonds investeringen Noord-Holland worden ingesteld. Het programma vermeldt dat de gelden benut worden voor investeringen in het gebied waar de baten zijn opgebracht. Het begrip investeringen wil mijn fractie hier graag gebruikt zien in de meest brede zin van het woord. Wij dringen aan op een snelle voorbereiding omdat mijn fractie het vooraf en zonder afwegingskader inzetten van deze gelden niet juist vindt. De inzet daarvan moet vooraf duidelijk zijn. Deze middelen zijn niet voor de marge, voor leuke dingen, maar ook niet voor het creëren van een bankiersfunctie. Wij vragen het college om een investeringsplan te maken. Een plan gericht op het wegnemen van omvangrijke structurele problemen. Na de bedoelde investeringen moeten er merkbare en blijvende verbeteringen tot stand zijn gekomen. Samenwerking met gemeenten, Rijk, Europese Unie, maar ook met het bedrijfsleven kan het effect versterken. Voor alle duidelijkheid: hierbij gaat het ons niet primair om de provincie nieuwe stijl neer te zetten. Centraal staat de maatschappelijke problematiek. Wij vragen het college dit investeringsplan op korte termijn voor te bereiden. 71
6 november 1995
Voorzitter! Dit is het tweede jaar dat ons via de risicoparagraaf inzicht wordt gegeven in de financiële risico's. Op zichzelf is dat uitstekend, maar wat is rijp en wat is groen? Dit overzicht kan of verlammend werken of leiden tot onverschilligheid. Natuurlijk is het een kwestie van zoeken. Natuurlijk wordt er vanuit PS op gewezen als bepaalde punten niet opgenomen zijn. Toch is een meer reële lijst noodzakelijk, wil de risicoparagraaf zijn functionaliteit niet bij voorbaat verliezen. Voorzitter! Het Najaarsbericht 1995. In de commissie Middelen heb ik de gedeputeerde voor Financiën gezegd, dat ik waardering heb voor zijn beleid. Maar ook, dat ik enkele vraagtekens plaats bij het financieel beheer, gekoppeld aan de uitvoering van het beleid. Voor- en Najaarsberichten zijn in oorsprong louter financiële instrumenten: de situatie wordt aangepast aan de realiteit in termen van meevallers en tegenvallers. Het komt over ons als een regenbui. De werkelijkheid is anders. Het Najaarsbericht omvat de laatste jaren een bedrag van rond de 5 mln. aan meevallers enerzijds en tegenvallers anderzijds. Toen ik dit verschijnsel voor de eerste keer zag, dacht ik, wat heeft die gedeputeerde voor de financiën een geluk. De tegenvallers en meevallers kunnen tegen elkaar worden weggestreept. Toen dit verschijnsel een wetmatigheid bleek, dacht ik: of die gedeputeerde moet deelnemen aan een loterij, of er is iets niet goed. Hij is inderdaad in de loterij-wereld beland, maar er is ook iets niet goed. Er is geen sprake van toeval. Het betekent dat het beleid financieel en inhoudelijk fors wordt bijgesteld. In het licht van de aanpassing van het statuut budgetbevoegdheden waarbij het ambtelijk management relatief veel ruimte heeft gekregen - is dit op z'n minst bevreemdend. Met andere woorden: er is veel onzichtbare ruimte, ruimte voor GS om tussentijds beleid te maken. Mijn fractie wil die ruimte terugbrengen tot de onvermijdbare uitgaven. Ook vind ik dat er niets mis is met het instrument begrotingswijzigingen. Zo kan de reikwijdte van het Voor- en Najaarsbericht tot reële proporties worden teruggebracht. Daarnaast vraagt mijn fractie om een aanpassing van de procedure. Voor- en Najaarsberichten moeten op z'n minst gelijktijdig naar alle statenleden gaan, zodat een goede en tijdige behandeling in de fracties mogelijk wordt. Nog beter is het om de berichten in alle vakcommissies te behandelen. Inhoudelijk stel ik de volgende punten aan de orde. De heer Berkhout (D66): Voorzitter! Is het vooraf behandelen in de commissies een wenselijkheid of een vereiste? De heer Van der Paard (PvdA): Ik vind het een wenselijkheid, maar ik wil mij er verder nog niet over uitlaten, omdat ik eerst de reactie van het college wil horen. Ik kan mij ook voorstellen dat er een managementrapportage komt of iets dergelijks, maar
dat het anders moet, is duidelijk. De heer Berkhout (D66): U bespeurt in ieder geval de spanningen die er tussen die berichten zijn? De heer Van der Paard (PvdA): Ik ben duidelijk geweest. Er wordt nu ruimte voor oneigenlijk beleid geboden. Bladzijde 4 van paragraaf 4 betreft de Groenfondsloterij. Mijn fractie stelt voor om de kosten voor aanplant van 62.000 bomen tot een bedrag van ¦ 300.000 ten laste te brengen van de algemene middelen. Bladzijde 4 en volgend van paragraaf 5 betreft de strategieprojecten. De verstrekte inhoudelijke en financiële informatie is onoverzichtelijk en ondoorzichtig. De integraliteit, zeker die tussen de verschillende projecten, is zoek. Uit de ervaringen tot op heden is zeker één les te trekken, namelijk dat het kiezen van projecten door de staten moet gebeuren op basis van inhoud en op basis van de mate en het tijdstip van uitvoerbaarheid. Het heeft geen zin om te kiezen voor een belangrijk project als dat eerst op een later tijdstip uitgevoerd kan worden. Mijn verzoek is om PS tussenrapportages en eindrapportages aan te bieden. Substantiële bijstellingen moeten worden teruggekoppeld naar de vakcommissies. Voorzitter! In dit verband ga ik nogmaals in op monitoring. Tot nu heb ik alle kansen benut om deze noviteit binnen de perken te houden. Helaas, monitoring komt uit alle kieren en gaten. Mijn conclusie: monitoring is niet te keren, het overkomt ons. Volgens mijn opvatting is monitoring het bijhouden van ontwikkelingen door middel van gegevensverzameling en de interpretatie daarvan. Nu, er zijn tal van instanties die zich daarmee bezig houden: het Sociaal- en cultureel planbureau, het Centraal bureau voor de statistiek, de arbeidsvoorziening, de Kamers van Koophandel, de ministeries, maar ook onze provinciale diensten. Het moet toch mogelijk zijn om over gegevens te beschikken uit de diverse databanken zonder een nieuwe kerstboom op te tuigen? Voor de financiële aspecten van de strategieprojecten wordt er nogal gebruik gemaakt van de voorziening uitgestelde intenties. De vraag is of de reguliere instrumenten geëigend zijn voor projectuitvoering. Ik pleit voor een projectadministratie, waarbij voor de uitvoering van een project een X-bedrag beschikbaar wordt gesteld voor een periode van Y-jaren. Door middel van kwartaalrapportages en eindrapportages kunnen PS worden geïnformeerd over de uitvoering van de projecten, over de uitvoering van het beleid. Willen wij zicht houden op de ontwikkelingen, dan moet ook over verlenging van projecten nadrukkelijk worden besloten. Op bladzijde 12 van paragraaf 7 van het Najaarsbericht wordt ingegaan op de stadsprovincie Amsterdam. Wij hebben voor deze operatie een kapitaalkrediet beschikbaar gesteld van maar liefst 5,5 mln. Het college ziet nu geen reden 72
6 november 1995
om aan te nemen dat er minder geld nodig is. Welnu, dat standpunt is niet te volgen. In de eerste plaats omdat er, ook al is hetzelfde bedrag nodig, temporisering van de financiering een gegeven is. In de tweede plaats is de SPA-vorming de meest vergaande vorm van bestuurlijke reorganisatie binnen de provincie, met een complete splitsing en boedelscheiding. Daarom vraag ik het college om in het voorjaar met een ander financieel voorstel te komen. Ik noem ook een aantal punten in de bijlagen. Bladzijde 20, punt o, betreft de Schipholontwikkelingsmaatschappij. De SADC schijnt er een sport van te maken om geen dividend uit te keren. Financieel betekent dit dat er en passant ruim 3 ton beschikbaar moet worden gesteld. Inhoudelijk hebben PS hier geen invloed op. Mijn fractie vindt dat de provincie zich moet beraden op de SADC en in het bijzonder op haar positie daarbinnen. Bladzijde 25, punt j, betreft de post bestuurlijke presentatie. Er is sprake van een overschrijding met ¦ 40.000, met 33%, die wordt toegelicht met de zin: "Dit is toe te schrijven aan het te laag geraamde bedrag van het onderdeel "Statenconcert" en aan de toegenomen kosten van met name PR-activiteiten van de provincie". Het gaat om een gering bedrag, maar uit de motivering van de afwijking spreekt een stukje inputdenken. Het gaat om doelen, om activiteiten, om tegenvallers en resultaten; die moeten zichtbaar worden. Voorzitter! Resumerend, het inhoudelijk en financieel beleid kan nog zo goed zijn, als echter blijkt dat de inhoud en de beschikbaar gestelde gelden bij de uitvoering van dat beleid structureel aanmerkelijk gaan afwijken, dan moeten uitvoering en beheer verbeterd worden. Dit is geen verwijt aan het adres van het college. De politiek in het algemeen heeft kennelijk een voorkeur voor nieuw beleid, voor nieuwe wensen en maatregelen. Mijn fractie wil de provincie van de toekomst ook graag versterken met aandacht voor de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie. Wij vragen het college, daartoe voorstellen te doen. Tot slot, voorzitter, het reizende circus van baas Rombouts, de begroting en het jaarplan van het Interprovinciaal overleg en de eerste wijziging daarop. De PvdA-fractie heeft op zichzelf waardering voor het IPO als kleine en flexibele organisatie, als een organisatie zonder de sluier van te veel bureaucratie. Wij willen dat graag zo houden, althans voorlopig. Onze eerste voorkeur heeft nog steeds de vorming van één ondersteunende organisatie voor gemeenten en provincies. Met andere woorden: mijn fractie ziet de VNG en het IPO graag samengaan. Tot die tijd willen wij dat voor IPO-activiteiten consequent prioriteiten worden gesteld, zonder de roep om meer. In principe vormt de omvang van de vastgestelde personeelsformatie van het IPO-secretariaat voor ons de grens. Als tijdelijk extra inzet nodig is, dan moeten de provincies die maar beschikbaar stellen op
uitleenbasis. Dat zou bijvoorbeeld uitstekend kunnen voor het project Provincies van de toekomst. Hiervan uitgaande, gaat mijn fractie niet akkoord met de eerste wijziging van de IPO-begroting 1996 en het ontwerpIPO-jaarplan 1996. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een tweetal amendementen van het lid de heer W.F.H. van der Paard c.s. luidende als volgt: Amendement 60-26 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen het bestedingsvoorstel budget voor communicatie in de memorie van antwoord, behorende bij begroting en Beleidsplan 1996; overwegende, dat de herkenbaarheid van het provinciehuis te verbeteren is met behulp van een effectieve, stijlvolle doch sobere bewegwijzering; besluiten, de door GS voorgestelde structurele verhoging van het budget voor communicatie te beperken met ¦ 100.000 en dit bedrag toe te voegen aan de post onvoorzien, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) W.F.H. van der Paard (get.) E. Neef (get.) mw N.A. Griffioen-Smit (get.) H.B. Bruijn Amendement 60-27 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen het voorstel van GS om jaarlijks ¦ 150.000 beschikbaar te stellen voor een projectbureau Stichting Stelling van Amsterdam; overwegende, dat de diverse eigenaren en gebruikers van objecten, behorende tot de Stelling van Amsterdam, een gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor het behoud en beheer van bedoelde objecten; overwegende, dat het instellen van een projectbureau kan leiden tot een scheiding tussen gebruik en behoud; besluiten, af te zien van het beschikbaar stellen van ¦ 150.000 voor een projectbureau Stichting Stelling van Amsterdam en dit bedrag toe te voegen aan de post onvoorzien, en gaan over tot de orde van de dag.
73
6 november 1995
(get.) W.F.H. van der Paard (get.) mw M.J.C. Heeremans (get.) H.B. Bruijn (get.) mw A.W.J. Bruins-Brugman Deze amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Klijn (VVD): Mijnheer de voorzitter! Het is al laat en ik ben de laatste spreker tijdens deze beschouwingen. Dat was bij de voorbereiding in het geheel geen prettig vooruitzicht. Ik heb mij getroost met het idee dat het college natuurlijk diepere gedachten heeft gehad bij zijn beslissing om de grootste fractie het laatst aan het woord te laten. Ten eerste krijgen dan de kleine fracties de aandacht die zij verdienen. Ten tweede kennen wij het fenomeen goed uit de schaatswereld. Daar worden sinds kort de beslissende ritten op de tien kilometer ook als laatste gehouden, zodat iedereen bij de laatste rit weer op het puntje van zijn stoel zit. Ik ga ervan uit, voorzitter, dat u dat nu ook doet en dat met u de fracties hier aanwezig de oren gespitst hebben. Eerst een huishoudelijke mededeling. Dit is mijn laatste speech in dit huis als financieel woordvoerder. Ik zelf had het idee om als tegenhanger van de maiden-speech, dit mijn zwanezang te noemen, maar dat klinkt wel erg dramatisch. Ik blijf namelijk gewoon hier mijn werk doen en ik voel er nog niets voor om in schoonheid te sterven. Zes jaar heb ik hier namens mijn fractie het licht mogen laten schijnen over de provinciale financiën en dat vind ik lang genoeg. Er zijn nog meer financiële specialisten in mijn fractie en wij zullen ongetwijfeld de beste kiezen. Zo'n laatste keer nodigt uit tot overpeinzingen over het verleden en daarom ben ik, met dank aan de heer Van Hemert, eens de notulen van de algemene en financiële beschouwingen van de afgelopen zes jaar nagegaan. Wel, voorzitter, dan merk je ineens hoe dynamisch ook de provinciale politiek is. Vergeleken bij Noord-Holland anno 1990 zijn wij in 1996 al een provincie van de toekomst geworden. Zo archaïsch komt het recente verleden over. Wij hebben nu aangegeven dat wij een klein en flexibel provinciaal apparaat willen. In 1990 stelde het college nog voor om de formatie met 21 man uit te breiden, overigens tot ontzetting van de collegepartijen. Onze huidige gedeputeerde De Zeeuw vroeg zich in dat jaar af of de toenmalige begroting wel sluitend genoemd kon worden. De financieel specialist van het CDA sprak over de beperkte middelen en de welhaast eindeloze opsomming van de behoeften waaruit de staten een keuze moesten maken. De saldireserve bedroeg nog maar 15 mln. De CDA-woordvoerder voorspelde toen dat die reserve nog verder zou teruglopen waarna in 1995 - dus nu weer de minimumstand van 15 mln. zou worden bereikt. Ter informatie: de saldireserve is dit jaar 37 mln. Er hingen vele donderwolken boven de
begroting en drie van de vier collegepartijen zagen zich dan ook genoodzaakt, gezamenlijk een amendement in te dienen waarin werd gesteld dat "gezien de thans weinig rooskleurige positie van de provincie, terughoudendheid geboden is met uitbreiding van de eigen personeelsformatie en het doen van andere nieuwe uitgaven met een structureel karakter." Het CDA deed hieraan niet mee, maar de heer Lagrand, toen fractievoorzitter, haalde in een pittig debat met Tielrooij de mogelijkheid van verhoging van de opcenten uit de kast. Het daaropvolgende begrotingsjaar kenmerkte zich door een overvloed aan moties en amendementen, want wij hadden geen geld. Wij hebben nu heel veel geld, dus is er weer een overvloed aan moties en amendementen. Toen vergaderden wij vier volle dagen en avonden. Er waren 44 moties en 37 amendementen. Het CDA stelde opnieuw dat het beleid van de provincie steeds moeilijker te realiseren zou zijn. De Zeeuw was teleurgesteld. Hij constateerde dat de vrij besteedbare ruimte geheel door het college was opgevuld met voorstellen en voorstelletjes. Hij creëerde toen de term "strooigoed". Jammer, jammer, riep hij daarbij. Mijn fractie is blij dat het nu, vijf jaar later, op de valreep toch nog is gelukt om 2,2 mln. niet door het college te laten opvullen, maar dit aan ons over te laten. Overigens stelde Friso toen ook voor om een reservering voor de kerntaken aan te maken, voor het eerst. Dit had er echter toe geleid dat de impopulariteit van onder meer zijn persoon bij de mensen van de sector verder was toegenomen. Hij maakte zich trouwens ook zorgen over de IPO-kosten om ze in drie jaar waren verdrievoudigd, en vanmorgen zat hij erom te lachen. Mijn fractie hamerde op een personeelsreductie hij de staf, die was toegezegd maar werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Ook hierover werd een motie door drie van de vier collegepartijen ingediend en aangenomen. Wij verzochten toen om een meer bedrijfsmatige aanpak door het college omdat de staten nu voor de derde maal achtereen vrij rigoureuze ingrepen pleegden bij de verdeling van gelden en formatie. Frans Tielrooij vroeg zich dat jaar in gemoede af of hij nu een supergrutter was of een SRV-man, omdat een aantal fracties had geklaagd over de kruideniersmentaliteit van het college. Wel Frans, vandaag ben je de baas van een zelfbedieningswinkel. Illustratief is dat een motie van de fracties van de VVD, de PvdA en GroenLinks werd aangenomen, waarin werd verzocht om de vrij besteedbare ruimte, het voorgestelde nieuw beleid, efficiencyverbeteringen, taakafstoting, oud voor nieuw, en niet gehonoreerde voorstellen zodanig te presenteren dat discussie en besluitvorming op hoofdlijnen van het financieel beleid werd uitgelokt. Iets dat nu vanzelfsprekend is. Ook het jaar daarna was het nog niet voor elkaar, want het college zelf stelde dat het, gezien de steeds problematischer wordende situatie, nodig was 74
6 november 1995
te beginnen met een diepgaande discussie over het toekomstige uitgavenbeleid van de provincie. Voorzitter! Ik zal niet langer terugblikken. Het is nu allemaal heel anders. De provincie zit zo ruim in haar jas dat wij de bijpassende schoenen, sokken en overhemden à raison van 2,2 mln. zelf mogen uitzoeken. Voor de stropdas kunnen wij terecht bij onze eigen relatiegeschenken. Wij zijn verheugd over het feit dat het college deze ruimte laat invullen tijdens de begrotingsbehandeling. Dat had dus vijf jaar geleden eigenlijk al moeten gebeuren. Het geeft ons de gelegenheid om tijdens deze twee dagen een echt inhoudelijk politiek debat te voeren. Mijn fractie hoopt daarbij vurig dat partijen hun eigen standpunten nog niet volledig hebben dichtgetimmerd. Wij zijn in ieder geval bereid tot een dialoog. Wij hebben niet het gehele bedrag ingevuld. Wat wil de VVD-fractie met de 2,2 mln. doen? Wij hebben daarover vanaf het begin geen misverstand laten bestaan. Tijdens de afgelopen zes jaar heeft de VVD-fractie voortdurend kritisch gekeken naar de post opcenten motorrijtuigenbelasting. Dat zijn de enige eigen belastinginkomsten van de provincie. Oorspronkelijk bedoeld ten behoeve van de wegen is het inmiddels een inkomstenbron geworden, zoals met de onroerend-zaakbelasting in de gemeenten het geval is. Dit betekent dat wij hiermee eigen beleid kunnen voeren. In de vorige periode stond in het collegeprogramma dat in ieder geval de inflatiecorrectie zou worden toegepast en dat is ook gebeurd. Maar hier bovenop is geen extra verhoging gekomen. Toch stegen de inkomsten uit de opcenten veel sterker dan de inflatie. Dat kwam omdat wij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de provincie ZuidHolland, de groei van het wagenpark niet verrekenden. Die inkomsten kwamen er gewoon bovenop. Om aan te geven wat dat de afgelopen drie jaar heeft betekend, noem ik twee getallen. In de begroting 1993 was de opbrengst van de opcenten 44,5 mln. In 1996 zal dat 54 mln. zijn. In drie jaar is er een stijging met 9,5 mln. ofte wel met ruim 20%. Dit percentage gaat ver uit boven het inflatiepercentage in dezelfde periode. Dat was namelijk ongeveer 7 à 8%. Daarom heeft mijn fractie vorig jaar al bepleit, rekening te houden met de collectieve lastendruk en ook kritisch naar de eigen belastinginkomsten te kijken. Het kabinet wil de collectieve lasten op nationaal niveau terugbrengen, de druk stijgt op gemeentelijk niveau en wij willen een verlaging op provinciaal niveau. Vorig jaar stonden wij hierin alleen, voorzitter, maar deze keer hopen wij op één of meer medestanders. Om wat aarzelende schapen over de dam te helpen, geef ik nog enkele citaten uit het verleden. Lagrand in 1990: "De burger wordt al zwaar genoeg belast, dus geen verhoging van opcenten", en "het opleggen van hogere belastingen aan de burger is natuurlijk de weg van de minste weerstand." De Zeeuw wat later: "Al is iets maar een
paar gulden per jaar ... mijn vader zei dan, dat is maar een paar cent in de week, maar daar tuinde ik niet in". Wel, mijnheer de voorzitter, daarom heeft mijn fractie het vermoeden dat een voorstel van onze kant om de opcenten te verlagen met applaus in deze staten en ieder geval door een aantal leden van het college zal worden begroet. De provincie heeft dit jaar de ruimte om de burger wat terug te geven. Er is de laatste jaren een modern maar toch degelijk financieel beleid gevoerd. Wij hebben nu ook produktomschrijvingen en wij hebben zelfs een bescheiden begin gemaakt met kengetallen. Dat alles heeft er in sterke mate toe bijgedragen dat wij nu niet 15 mln., maar 37 mln. in de saldireserve hebben, dus meer dan onze eigen grens van 35 mln. In de meerjarenraming verwachten wij een begrotingsruimte in het jaar 2000 van 25,8 mln.; extra dus, voor nieuw beleid. Als er zoveel geld na de afgelopen magere jaren voorhanden is, kunnen wij nu zeggen: mensen wij doen allerlei leuke dingen voor jullie. Kijk maar naar onze plannen voor het komende jaar. Jullie krijgen nu van ons ook de kans om zelf een paar leuke dingen in te vullen; thuis in je eigen portemonnee. Het is niet veel, maar het komt uit een goed hart. Hartelijk dank voor al jullie bijdragen van de afgelopen jaren, wij kunnen er nu iets van teruggeven. Wat gebeurt er vervolgens in de commissie Middelen? Daar werd geroepen: dat is voor een autobezitter maar een paar gulden per jaar. Voorzitter! Wij vinden dat niet relevant. Of het nu om honderden of om enkele guldens gaat, dat doet er niet toe. Het gaat om het principe. Men kent toch wel de reclameslogan van het Zeeuws meisje: geen cent te veel. Daarom dienen wij een amendement in om de opcenten op de motorrijtuigenbelasting met één punt te verlagen. Dit kost ons in 1996 ¦ 1.350.000. Wij heffen dan 26.3 opcenten, waarmee wij ons, ook na deze verlaging, boven het landelijk gemiddelde van 25.8 bevinden. Dit is ons voorstel voor een gedeeltelijke invulling van de 2,2 mln. Daarnaast hecht de VVD-fractie grote waarde aan de bevordering van de werkgelegenheid. Onlangs heeft de provincie een rapport het licht doen zien, te weten "Zomer in de Kop". Hierin worden tal van aanbevelingen gedaan voor economische en werkgelegenheidsimpulsen in de Kop van NoordHolland. Een financiële impuls tot uitvoering van de aanbevelingen ontbreekt. Mijn fractie vindt dat dit soort rapporten niet vrijblijvend kan worden uitgebracht. Wij erkennen de noodzaak van voldoende werk in het noorden. Natuurlijk heeft de heer Lagrand gelijk dat er al veel gebeurt in de Noordkop. Ons is echter ook duidelijk dat een toeristische economische impuls in dat gebied van groot belang is voor de werkgelegenheid aldaar. Daarom willen wij hiervoor een bedrag beschikbaar stellen van ¦ 500.000. Verder willen wij ¦ 135.000 besteden aan een tweetal andere werkgelegenheidsprojecten. Één in de 75
6 november 1995
agrosector, waarvoor wij ¦ 100.000 willen uittrekken om een agrarisch kenniscentrum te stichten, en één in de regio Groot-Amsterdam, waar wij steun willen geven aan uitbreiding van het aantal "call-centers" voor moeilijk plaatsbare vooral buitenlandse werknemers. Hiervoor willen wij ¦ 50.000 beschikbaar stellen. Dan is er nog ¦ 241.000 over. Dat bedrag houden wij gewoon even vast. Wij willen ook luisteren naar hetgeen andere partijen dezer dagen aandragen om daarna in samenspraak tot een nadere invulling te komen. Voorzitter! De prioriteiten en de posterioriteiten. Mijn fractie heeft tijdens de desbetreffende commissievergadering al aangegeven dat wij in principe de wijzigingsvoorstellen binnen de sector opgevangen willen zien. Wij stemmen in met het voorstel in de memorie van antwoord om het budget voor de drie historische verenigingen alsnog beschikbaar te stellen en hiervoor een bedrag op te nemen uit de middelen voor de provinciale atlas. Wij zijn het er niet mee eens om een lagere storting in het Kranenburgfonds te doen. Het is aan de burgers niet uit te leggen dat wij als provincie op dit terrein wel wat minder kunnen doen, terwijl er nog miljarden tekort zijn bij rijksbeleid inzake monumentenzorg. De heer Van Ruller (CDA): Mevrouw Klijn, u had het steeds over het teruggeven van geld aan de burger. Is dat over? Mevrouw Klijn (VVD): Dan heeft u zeker net niet geluisterd. Ik zal overigens dadelijk nog meer voorstellen doen. Voorzitter! Wij vinden cultuurhistorisch erfgoed belangrijk voor onze provincie en stellen daarom voor om het Kranenburgfonds het komend jaar intact te laten en het projectbureau Stichting stelling van Amsterdam wat meer gefaseerd te laten starten. Niet dat wij de Stelling geen belangrijk cultuur-historisch erfgoed vinden, integendeel. Maar in totaal wordt hiervoor het komend jaar ¦ 450.000 uitgetrokken. Naar ons idee kan dat in 1996 wel iets bescheidener. Wij willen graag een grondige onderbouwing horen van het voorstel om de post Stimuleringsfonds stads- en dorpsvernieuwing te verlagen. Wij zijn erg blij met de co-financiering van het project IJmond ijzersterk. Mijn fractie heeft al lang gepleit voor meer aandacht op dit gebied en is blij met de extra impulsen. Wij vinden het van groot belang dat werk wordt gecreëerd op plaatsen waar VINEXbouwlocaties zijn gepland. Zo kunnen wij de mobiliteit ook daadwerkelijk beperken. Wij hebben grote moeite met de stijlvolle markering ad. ¦ 150.000 ten behoeve van het provinciehuis. Natuurlijk, wij hebben een stijlvol onderkomen. Wij hebben in dat onderkomen een, helaas nu zieke, maar stijlvolle commissaris, maar wij hebben bijvoorbeeld geen stijlvolle stoelen en tafels. Wij hebben wel een stijlvolle, maar niet goed functionerende geluidsinstallatie. Ik ben nu niet
helemaal serieus, maar dat duurt maar even. Er zijn veel voorstellen gedaan die ¦ 50.000 of ¦ 100.000 kosten. Wij vinden bevordering van de werkgelegenheid voor die bedragen veel belangrijker. Burgers zullen een uitgave van ¦ 150.000 voor een stijlvolle markering niet begrijpen. Wij wijzen daarom dat voorstel af en wachten op een serieus voorstel van het college; een voorstel dat veel minder zal kosten. Uiteraard zal het overblijvende geld in de sector moeten worden besteed. Wij willen dat bij het communicatiebeleid laten en toevoegen aan de post publiekscontact. Wij zouden het dan met name willen besteden aan consumentenonderzoek. Het gaat dan om vragen zoals: hoe denkt de burger over zijn of haar provincie? Een van de eerste vragen kan zijn wat de eisen moeten zijn voor een aanduidingsbord van het provinciehuis. Voorzitter! Wat is het karakter van het Najaarsbericht? In principe is het een bijstelling van ramingen, een prognose voor de rest van het begrotingsjaar en wellicht bevat het enkele specifieke onderwerpen. Bijna ieder jaar vragen de leden van de commissie Financiën om niet te veel in dat Najaarsbericht te verwerken. Wij willen graag de staten in staat stellen om de voorstellen integraal af te wegen. Toch komt het college ieder jaar weer met een waslijst aan posten, projecten, budgettair-neutrale wijzigingen en zelfs nieuw beleid bij het Najaarsbericht. Dit jaar tot een bedrag van in totaal ruim 6 mln. Ik wil erop wijzen, in het licht van mijn eerdere terugblik, dat er jaren zijn geweest dat wij niet eens zoveel te besteden hadden aan vrije begrotingsruimte. Al in 1990 werd door de heer De Zeeuw gezegd dat alle budgettair-neutrale wijzigingen in de vakcommissies moesten worden behandeld. Is dit met de posten in dit Najaarsbericht ook werkelijk gebeurd? Zo ja, kan dat dan bij iedere post worden vermeld? Zo nee, is er dan wellicht enkele jaren geleden een roepende in de woestijn in het college opgenomen? Er wordt nu het compensatiefonds ingesteld, waarin meteen 6 mln. omgaat. Moet dit verstopt worden in het Najaarsbericht? Het college weet dat het creëren van nieuwe fondsen niet iets is waar de staten bij staan te trappelen. Gezien de vaardigheden bij het creëren van allerlei nieuwe financiële instrumenten in de afgelopen jaren moet het mogelijk zijn, een zodanige koers uit te zetten met betrekking tot het Najaarsbericht, dat interessante voorstellen niet ten onder gaan in een mer à boire van budgetverschuivingen. Dit is te meer van belang omdat het Najaarsbericht feitelijk alleen maar als het toetje van de financiële beschouwingen wordt behandeld. Na de copieuze hoofdmaaltijd is daar nog maar weinig aandacht voor.
Mevrouw Klijn (VVD): Wij zijn het volstrekt eens op dit punt.
De heer Berkhout (D66): Deelt u onze kritiek op de asynchrone wijze waarop het Najaarsbericht en de financiële beschouwingen aan de orde zijn?
Amendement 60-28
76
6 november 1995
De heer Berkhout (D66): Ah, heerlijk! Mevrouw Klijn (VVD): Voorzitter! Nog enkele items uit het Najaarsbericht. De Groenfondsloterij vinden wij niet bepaald een lot uit de loterij. Na veel goede bedoelingen is deze opzet jammerlijk geëindigd. Wij gaan akkoord met de afwikkeling, maar wij willen dit niet nog eens meemaken. Het college ook niet, denken wij. Het bedrag van ¦ 100.000 ten behoeve van de Ringvaart Haarlemmermeer is een incidentele post. Wij willen ons, gelet op de onzekere factoren die het college zelf aandraagt, niet op termijn binden. De VVD-fractie houdt vast aan haar standpunt dat de kosten voor de molen van Sloten binnen de sector moeten worden opgevangen en niet ten laste van de algemene middelen kunnen worden gebracht. Wij gaan er ten aanzien van de ¦ 60.000 ten behoeve van onderzoeken naar intergemeentelijke samenwerking van uit, dat de gedeputeerde haar toezegging in de commissie Openbaar Bestuur gestand doet om dit soort onderzoeken binnen het kader van het kabinetsbeleid te laten plaatsvinden en het financieren daarvan niet als een automatisme te beschouwen. Dit, mijnheer de voorzitter, is de laatste inbreng van vandaag over begroting en Najaarsbericht in eerste termijn. Vanavond luisteren wij naar de reactie van het college en dan laten wij alles een paar dagen rustig op ons inwerken om donderdag uiteindelijk spijkers met koppen te kunnen slaan. Als ik zeg "rustig laten inwerken" doe ik dat niet zonder bedoeling. Politici staan helaas niet al te best bekend. Twee voormalige politieke coryfeeën hebben hierover interessante uitspraken gedaan, namelijk Helmut Schmidt en Harold Mc Millan. Schmidt zei dat politici en journalisten het treurige lot delen dat zij vaak vandaag over zaken praten die ze pas morgen goed begrijpen. Met excuses aan de pers, ik heb het van een ander. Mc Millan zei dat voor een politicus niets zo slecht te verteren is, als het meeste van wat hij gisteren heeft gezegd. Dus college, pas op uw saeck vanavond en statenleden zorg ervoor dat wij allen donderdagavond tevreden naar huis kunnen gaan omdat wij in ieder geval elkaar hebben begrepen. En ook omdat wij het gevoel hebben dat de burgers van deze provincie ons hebben begrepen en tevreden zullen zijn over ons. Daarom zijn wij uiteindelijk deze dagen bij elkaar. De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een zestal amendementen van het lid mevrouw mr N. Klijn c.s., luidende volgt:
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
overwegende, -dat ten laste van de post communicatie een bedrag van ¦ 150.000 wordt bestemd ten behoeve van een stijlvolle markering van het provinciehuis; -dat vooralsnog de noodzaak van een dergelijke uitgave om de plaats van het provinciehuis duidelijker aan te geven niet is aangetoond; verzoeken GS, met een nieuw voorstel te komen waarbij diverse mogelijkheden worden onderzocht om tot verbetering te komen van de bewegwijzering c.q. plaatsaanduiding van het provinciehuis; besluiten, de post ad ¦ 150.000 ten behoeve van een stijlvolle markering van het provinciehuis te schrappen en deze gelden toe te voegen aan de post "publiekscontacten" ten behoeve van het periodiek houden van consumentenonderzoeken,
projecten welke voortvloeien uit de nota "Zomer in de Kop" van de projectgroep recreatieverkeer Kop van Noord-Holland; -dat het beschikbaar stellen van financiële middelen medeoverheden en particuliere investeerders kan stimuleren in een of meer projecten te participeren; besluiten, 1.van "stelpost voor nadere invulling voor beleidsvoornemens" op hoofdfunctie 0 van de begroting voor 1996 (nummer 0032) een bedrag van ¦ 500.000 te bestemmen voor het geven van (extra) economische impulsen aan de Noordkop; 2.het college van gedeputeerde staten uit te nodigen via de commissie Economische Zaken vóór 1 april 1996 een voorstel tot besteding voor te leggen, en gaan over tot de orde van de dag.
en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw N. Klijn (get.) D. Gök (get.) C. de Groot (get.) R. van Wijk Amendement 60-29
Amendement 60-30 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995,
Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen statenvoordracht nr. 60 d.d. 11 juli 1995 met als onderwerp "Provinciale begroting voor 1996/Provinciaal Beleidsplan voor 1996"; overwegende, -dat onder paragraaf 2.3 van het Beleidsplan alsmede voordracht 60a (memorie van antwoord, punt 9) wordt aangegeven dat een bedrag van ¦ 2.241.000 niet is ingevuld, maar voorshands is gestald op de "stelpost voor nadere invulling van beleidsvoornemens"; -dat het Beleidsplan als een uitwerking kan worden beschouwd van het collegeprogramma 1995-1999, hetgeen onder hoofdstuk 1.0 ook expliciet wordt onderschreven; -dat in het collegeprogramma 1995-1999 in hoofdstuk 3 "economische ontwikkeling, werkgelegenheid en mobiliteit" onder punt 27 een extra accent wordt gelegd bij werkgelegenheid voor de IJmond en de Noordkop als compensatie voor wegvallende arbeidsplaatsen; -dat het Beleidsplan voor 1996, althans wat de Noordkop van de provincie Noord-Holland betreft, geen concrete financiële vertaling van die beleidsvoornemens bevat; -dat er desalniettemin plannen in de Noordkop bestaan die om een economische impuls vragen, zoals de ombouw van de voormalige rijkswerf te Den Helder tot cultureel-toeristische attractie en de 77
(get.) P.A. Zoon (get.) mw N. Klijn (get.) mw A.M. Dekker (get.) G. Roos
6 november 1995
overwegende, -dat het verdwijnen uit Noord-Holland van de regionale onderzoekscentra een voor de agrarische sector in deze provincie zeer ongewenste omwikkeling is; -dat er reeds een door de provincie gesteund onderzoek plaatsvindt naar de mogelijkheden tot het behoud van een ROC op een commerciële basis, waarvan de resultaten nog in de loop van 1995 beoordeeld kunnen worden; -dat de stichting van een agrarisch kenniscentrum in de provincie Noord-Holland voor de economische ontwikkeling in deze sector van bijzonder groot belang moet worden geacht; -dat het behoud van een ROC mogelijk in combinatie met een AKC van groot belang is; verzoeken GS, met voorstellen te komen, die erop gericht zijn, samen met andere belanghebbenden een agrarisch kenniscentrum te stichten en te bevorderen dat ook in Noord-Holland agrarisch onderzoek (een ROC) aanwezig blijft; besluiten, van de stelpost voor nadere invulling van beleidsvoornemens ¦ 100.000 voor dit doel beschikbaar te stellen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C.H. Does (get.) G. Roos
(get.) B.J.A. Hakvoort (get.) J.J. Schipper Amendement 60-31 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, gelezen statenvoordracht nr. 60 d.d. 11 juli 1995 met als onderwerp "Provinciale begroting voor 1996/Provinciaal Beleidsplan voor 1996"; overwegende, -dat onder paragraaf 2.3 van het Beleidsplan wordt aangegeven dat een bedrag van ¦ 2.241.000 niet is ingevuld, maar voorshands is gestald op de "stelpost voor nadere invulling van beleidsvoornemens"; -dat de stijging van de inkomsten in de afgelopen drie jaar uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting ruim 20% heeft bedragen tegen een inflatie van nog geen 10%; -dat, gezien de huidige financiële positie van de provincie, er voldoende ruimte is om de opcenten op de motorrijtuigenbelasting met een punt te verlagen; besluiten, van de "stelpost voor nadere invulling van beleidsvoornemens" een bedrag van ¦ 1.350.000 te bestemmen ten behoeve van verlaging met een punt van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting en dragen GS op, een daartoe strekkende voordracht aan de staten voor te leggen, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw N. Klijn (get.) P.A. Zoon (get.) A.J.L Bongers (get.) C. Kilinç Amendement 60-32 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat de nieuwe (multi)- nationale bedrijven behoefte hebben aan werknemers die tweetalig zijn om in call-centra ingezet te worden bij de internationale communicatie tussen internationale bedrijven; -dat call-centra hierdoor de komende jaren zullen zorgen voor groei van werkgelegenheid voor vrouwen en mannen uit moeilijk plaatsbare groepen die de Nederlandse taal slecht beheersen; -dat de verwachting is dat de directe werkgelegenheid bij call-centra in 1996 zal stijgen met 1300 personen; -dat de arbeidsbureaus vooralsnog niet in staat zijn om voor deze groep voldoende middelen vrij te maken, dit vanwege bezuinigingen; 78
6 november 1995
-dat de internationale call-centra nog geen brancheorganisatie gevormd hebben om een bijdrage te leveren voor gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten; -call-centra goed aansluiten bij de doelstelling van het provinciaal beleid "veelzijdig personeelsbeleid"; besluiten, -uit de begroting 1996 (stelpost van ¦ 2.241.000) een bedrag van ¦ 50.000 te bestemmen voor bovenstaand voorstel; -uit het resterende budget "veelzijdig personeelsbeleid 1995" een bedrag van ¦ 103.000 toe te kennen ter dekking van de kosten voor het bijscholen van 60 vrouwen en mannen, voor de werkgelegenheid van deze groep, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) C. Kilinç (get.) A.H.M. Lauxtermann (get.) A.J. Smit (get.) mw J.J. Smit-Boerma (get.) J.R.A. Raasveld (get.) D. Gök (get.) J.L. Broeren (get.) J.P.M. van Wijk Amendement 60-33 Provinciale Staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 6 en 9 november 1995, overwegende, -dat er een integrale Cultuurnota op stapel staat die komend jaar haar beslag zal krijgen en hierbij het monumentenbeleid opnieuw aan de orde komt, -dat een integrale afweging tussen de verschillende beleidsterreinen binnen de Cultuurnota zal plaatsvinden; besluiten, -in het kader van deze afwegingen de storting in het Kranenburgfonds voor dit jaar niet met ¦ 100.000 te verlagen; -de post projectbureau Stelling van Amsterdam met ¦ 100.000 te verlagen en dit bedrag te bestemmen ter dekking van het Kranenburgfonds, en gaan over tot de orde van de dag. (get.) mw H.J. Heemskerk-Nusselder (get.) mw M.B. Tamis (get.) A.J. Smit (get.) J.R.A. Raasveld Deze amendementen, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De vergadering wordt van 17.35 uur tot 19.35 uur
geschorst. 7. Begrotingsbehandeling (vervolg) Wordt voortgegaan met de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1996 en het Najaarsbericht 1995 (zie bijlagen 60+, 60A en 72). De voorzitter: Voor de goede orde deel ik mee, dat de commissaris vanmiddag ziek naar huis is gegaan. In GS is de vraag aan de orde geweest op welke wijze de vergadering op de beste wijze inhoud kan worden gegeven. Wij stellen voor om donderdag aanstaande in te gaan op de ingediende moties en amendementen. Partijen hebben dan de gelegenheid om moties en amendementen in elkaar te schuiven. Vanavond zullen de leden van het college meer in algemene zin antwoorden. Ik zal als eerste ingaan op de mij gestelde vragen. Er is gevraagd of het antwoord van gedeputeerde staten voor donderdag ter beschikking van de leden kan worden gesteld. Men kan woensdagochtend beschikken over de tekst. De fractie van GroenLinks heeft gevraagd of in het restaurant van de staten biologische produkten aangeboden kunnen worden. Van landbouwzijde is deze vraag al eerder gesteld. In het college is gesproken over de vraag om een voorbeeldfunctie te vervullen in het kader van het bevorderen van de biologische produktie. Het zou goed zijn om dat te doen. In die zin is dat een antwoord op deze vraag. De heer Kruijmer heeft ervoor gepleit, de geïntegreerde landbouw voort te zetten. Ik dank hem voor deze steun. Het is een langdurig proces. De ervaringen zijn zo positief dat het goed is, ermee door te gaan. De heer Koetsier (GroenLinks): Steunt u de motie van GroenLinks? De voorzitter: Het college zal donderdag aanstaande ingaan op de moties en de amendementen. Als portefeuillehouder vind ik het gevraagde sympathiek. In die zin zal ik het aan de orde stellen in het college. De heer Elsthout vindt dat de agrarische sector niet verminderd mag worden. Hij spreekt daar dus met zorg over. Wij kunnen er niet geheel aan ontkomen de oppervlakte van de agrarische sector te verminderen. Het belang van deze sector in NoordHolland is erg groot en wij zullen dat dan ook voor ogen houden. De heer Van der Paard (PvdA): Voorzitter! Kunt u mij zeggen, wat precies de procedure is? Gaat ieder collegelid afzonderlijk zijn of haar mening geven? De voorzitter: Vanuit de eigen portefeuille. De heer Van der Paard (PvdA): Dan kunnen wij beter naar huis gaan! Ik wil de mening van het college weten. 79
6 november 1995
De voorzitter: In het college zijn de taken verdeeld. Dat betekent dat elke gedeputeerde primair voor een bepaald onderdeel verantwoordelijk is. De heer Van der Paard (PvdA): Spreekt u namens het college of namens u zelf? De voorzitter: Ik spreek namens het college. Mevrouw Smit heeft opgemerkt dat landbouw niet zonder natuur kan. Dat is zo. Het wezen van landbouw is dat produkten moeten groeien of dieren produkten moeten afstaan. In dat opzicht moet landbouw per definitie altijd een natuurlijke basis hebben. Er is gesproken over de theorie van voldoende land voor de eigen bevolking. De relatie tussen de eigen bevolking en hetgeen in Noord-Holland wordt geproduceerd is niet meer zo eng als deze vroeger was. Vroeger was er ten noorden van Amsterdam een melkwinningsgebied en er was ook een groenteveiling, waar groente uit de omgeving werd geveild. Die relatie is er niet meer, maar het is goed om je te realiseren dat die relatie niet geheel behoeft te vervagen. Het Noordhollands landschap moet op een natuurlijke wijze behouden blijven, zo is gesteld. Mevrouw Van Diepen en ik doen daarvoor beiden ons best, maar wij kunnen niet alleen bollen telen voor de eigen bevolking. De export is een wezenlijk onderdeel van de bollen- en bloementeelt. Het eigen milieu mag echter niet worden aangetast ten behoeve van de export. Het mestbeleid. Het uitrijden en de stuifbestrijding in Noord-Holland vormen een probleem. Daarover is met de desbetreffende ministers gesproken. Stuifbestrijding is toegestaan in landbouwgebieden met een zogenaamd veenkoloniaal bouwplan, zoals in Gelderland. Men moet daarbij niet aan de veenkoloniën sec denken. Het is niet logisch om Texel te onthouden wat in grote delen van Oost-Nederland wel is toegestaan. Als het bouwplan van Texel een veenkoloniaal bouwplan wordt genoemd, mag er ook mest worden uitgereden voor de stuifbestrijding. Nu mag vanaf half september niet meer worden uitgereden. Omdat de weersomstandigheden bijzonder wisselend zijn, is meer flexibiliteit gewenst. De heer Poelmann (D66): Door de CDA-fractie is dus bepleit dat meer mest mag worden uitgereden in Noord-Holland? De voorzitter: Het gaat niet om meer mest, maar om meer flexibiliteit. Er is gevraagd om steun voor zaken zoals de bollendagattractie, de aggrificatie en het agrarisch kenniscentrum. Er is gevraagd, het grondgebruik dat in het verleden aan de orde is geweest nog eens te bezien. Het is goed om dat in de commissie aan de orde te stellen. Er is indertijd besloten om een
voorzichtig, anticiperend grondbeleid te voeren. In de commissie kan de vraag worden besproken, of daarmee iets verder moet worden gegaan. Ik ga daar nu niet concreet op in. Er is over de Markermeerdijken gesproken. Het Markermeer wordt als een soort buffer gebruikt voor het IJsselmeer. Er kan daardoor een bedreiging van Waterland ontstaan. Er is bepleit om de Meerdijk als buitendijk te beschouwen. Bij de behandeling van de Wet op de waterkering in de Tweede Kamer moet dat dan aan de orde komen. De heer Verburg (CDA): Ik heb gevraagd of mijn motie op dit punt vandaag in stemming gebracht kan worden, want het wetsvoorstel wordt morgen in de Tweede Kamer behandeld. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): De behandeling in de Tweede Kamer is donderdag aanstaande. De voorzitter: Wij kunnen de motie ook donderdag aan het begin van de vergadering behandelen. De heer Poelmann (D66): Het verzoek om de motie vandaag in stemming te brengen, moet worden gehonoreerd. De voorzitter: Het college staat achter het voorstel, de motie vandaag in stemming te brengen. De heer Poelmann (D66): Het college geeft dus een precieze reactie op de motie? De voorzitter: Ja. De PvdA-fractie heeft opmerkingen gemaakt over de reorganisatie van de waterschappen. Er is gevraagd of het aantal waterschappen ten noorden van het Noordzeekanaal is terug te brengen van vijf tot twee. In januari zal dit deel van mijn portefeuille overgaan in zeer bekwame handen. Ik geef deze suggestie dan ook graag door aan mijn opvolger. De heer Neef (PvdA): Met een warme aanbeveling van het college? De voorzitter: Ik kan mij de gedachte goed voorstellen. Wij moeten voldoende overleg met de desbetreffende waterschappen hebben om dat proces in te kunnen gaan. Tussen West-Friesland en GrootGeestmerambacht is het gesprek daarover al een aantal jaren geleden begonnen, maar dat stokt enigszins. Als andere waterschappen, bijvoorbeeld het Lange Rond en De Waterlanden behoefte hebben aan zo'n fusie - je kunt die behoefte natuurlijk stimuleren - is dat in de toekomst een aardige opdracht. De heer Bongers (VVD): Is het onderwerp land- en tuinbouw en grondbeleid afgehandeld? De voorzitter: Ja. 80
6 november 1995
De heer Bongers (VVD): U bent niet ingegaan op de inbreng van mijn fractie. Gaat u in daden omzetten hetgeen mijn fractie vanmorgen heeft bepleit? Is zwijgen toestemmen? Ik heb een aantal aanbevelingen gedaan, bijvoorbeeld ten aanzien van publiek grootgrondbezit, particuliere landeigenaren en de publieke beheersfuncties in de landbouwsector. Ik heb gevraagd of u bereid bent, die aanbevelingen om te zetten in daden. U zwijgt daarover, dus geldt wie zwijgt stemt toe? De voorzitter: Als particulieren ten aanzien van hun grondbezit - agrarisch of niet-agrarisch - ook aan natuurbeheer doen, hoeft dat niet per definitie door de overheid overgenomen te worden in de veronderstelling dat het dan beter zou gaan. De heer Bongers (VVD): Wat verstaat u onder "per definitie"? De voorzitter: U hebt gesproken over het ruimejasmodel als zijnde een van de mogelijkheden om particulieren op eigen of op gepachte grond natuurproduktie te laten plegen. Dat is een goede zaak. Wij moeten ons zelf niet voorbij lopen in de gedachte dat alles onder de overheid moet worden gebracht. Dat is financieel ook een erg grote opgave. Wij moeten proberen om zo veel mogelijk via het particuliere bezit - kleinschalig of grootschalig agrarische produktie of natuurproduktie tot stand te brengen binnen het kader van het ruime-jasmodel. De heer Bongers (VVD): Kunt u ook nog ingaan op het publiek grootgrondbezit? Ik heb vanmorgen gezegd dat wij er geen voorstander van zijn dat via het gevoerde beleid publiek grootgrondbezit ontstaat. De voorzitter: Ik ben daarop reeds ingegaan met de opmerking dat als iets privaat kan, dit gestimuleerd moet worden. Betreft het natuurterreinen, dan moet daarvoor wel subsidie worden verstrekt, maar het is niet goed dat alles coûte que coûte door de overheid wordt beheerd. Er moet sprake zijn van aanvullend beleid. De heer Le Belle (D66): Uw antwoorden zijn nogal fragmentarisch. Een aantal fracties heeft fundamentele problemen ten aanzien van het platteland en de agrarische sector aangesneden. Wij hebben aandacht gevraagd voor een perspectief voor het platteland. Dit hebben wij plattelandsontwikkeling genoemd. Wij hebben daarnaast aandacht gevraagd voor integratie van landbouw, natuur, milieu en energie. Ook andere fracties hebben daarover opmerkingen gemaakt. Het stelt ons teleur dat er hap-snap wordt ingegaan op kleine onderdelen van grote structurele problemen. De voorzitter: Ik ben ervan overtuigd dat er door een van de andere gedeputeerden hierop nog aanvullend zal worden ingegaan. Ik heb mij beperkt tot mijn
portefeuille en wellicht komt dat wat fragmentarisch over. De heer Le Belle (D66): U vat het voorzitterschap nogal letterlijk op, zo begrijp ik.
aanzien van de PKB-VINEX is dat begonnen moet worden met het slaan van palen voor de overeengekomen 100.000 woningen. De eerste paal moet de grond nog in. Wij hebben geen voorstel geformuleerd inzake de wijze waarop moet worden omgegaan met het niet doorgaan van IJburg.
De voorzitter: Ja. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik steun de opmerking van de heer Le Belle. Een onderwerp als duurzame landbouw is onderdeel van uw portefeuille. Daar bent u niet op ingegaan. Ik heb gevraagd op welke wijze wordt gestimuleerd dat duurzame landbouw een betere afzet krijgt. De voorzitter: Ik antwoord met name op de concrete vragen. Natuurlijk zijn wij voorstander van duurzame landbouw. Dat beleid wordt jaar in jaar uit gevoerd en wij gaan daar zeker mee door. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Mijn vraag was op welke wijze de stap van kleinschaligheid naar grootschaligheid op dit terrein wordt gezet. De voorzitter: Het hangt van de sector af of naar grootschaligheid gestreefd kan worden. Ten aanzien van de akkerbouw of de veehouderij is ter bevordering van de duurzaamheid grootschaligheid van bedrijven gewenst. Meer specialistische bedrijven kunnen juist vanwege dat specialisme hun duurzaamheid verwerven. De heer Le Belle (D66): Kunnen wij over de gehele integratie aanstaande donderdag een afgewogen antwoord namens gedeputeerde staten krijgen? De voorzitter: De fractie van D66 heeft nauwelijks iets over landbouw gezegd. De fracties van De Groenen en GroenLinks zijn daar wel uitvoerig op ingegaan en daarop heb ik gereageerd. Het is niet de bedoeling dat de collegeleden het totale beleid presenteren. Wij zijn daar van dag tot dag mee bezig. Wij moeten ons beperken tot hetgeen aan de orde is gesteld. Mevrouw Van Diepen zal overigens ook ingaan op plattelandsvernieuwing. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De heer Poelmann heeft gesproken over daadkracht, durf en duidelijkheid en vervolgens over het doorschuiven van werk. Dat is ook de bedoeling. In de staten moet een discussie "op de vloer" worden gevoerd. Wij hanteren niet het motto "schuif het werk maar door". Wij vinden wel dat er een discussie kan worden gevoerd zonder dat het college daar vooraf met allerlei goede voornemens intreedt. Ik wacht af tot duidelijk is op welke wijze de ingediende moties en amendementen zich verhouden tot die discussie. De heer Poelmann heeft gevraagd wat de consequentie is van het niet doorgaan van IJburg. Hij vraagt zich af of GS niet een afgewogen voorstel moeten indienen. Voorzitter! Nee. Onze opvatting ten 81
6 november 1995
De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Ik ben het geheel met u eens dat eerst de palen geslagen moeten worden. Als het publieke debat losbreekt over IJburg, moeten echter de consequenties duidelijk zijn van het niet doorgaan daarvan. Het is belangrijk dat daarover wordt nagedacht. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Er zijn ook partijen die vinden dat het niet doorgaan ervan bijzonder gunstige consequenties heeft. De heer Poelmann (D66): Daarover moet dan een debat worden gevoerd. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): U kunt uw debat krijgen, maar als IJburg niet doorgaat, ontstaat er vraag naar andere gebieden. Dat betreft dan gebieden die op dit moment nog groen getekend zijn op de kaart. Ik wil daarvoor waken. Het is gemakkelijk om te zeggen dat IJburg er niet moet komen, hetzij vanwege de infrastructuur, hetzij vanwege de natuurwaarde. Die discussie wordt ongetwijfeld nog gevoerd. De heer Poelmann (D66): Ik pleit niet voor het niet doorgaan van IJburg. Wij dragen verantwoordelijkheid voor het streekplan. Ik vind echter dat de consequenties zichtbaar moeten worden gemaakt. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Als er signalen komen dat IJburg niet doorgaat, maakt het college de consequenties daarvan zichtbaar. De fracties van de VVD en van D66 hebben gevraagd of zaken die in het IPO aan de orde zijn, plenair in PS behandeld kunnen worden. Ik wil daartoe een poging doen. De omlijning ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen is dat het zware, beleidsbepalende zaken betreft. Ik wil zeker een plenaire discussie in PS entameren. De VVD-fractie weet echter ook dat er in gemeenschappelijke regelingen soms termijnen worden gesteld die niet overschreden kunnen worden. In de staten kan dit als vast agendapunt worden opgevoerd. De heer Bongers (VVD): Ik heb een streep onder het woord "soms" gezet. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Het AOV/OU55+ stelt voor om naast de opcenten ook accijns op kerosine voor recreatief vliegen te heffen. Ik heb geen idee op welke wijze dat gecontroleerd moet worden. Er is gevraagd naar het standpunt van GS over
Schiphol-IJpoort en de wijze waarop wordt omgegaan met het plan van Bos Kalis. De antwoorden van GS op de schriftelijke vragen van de fractie van D66 zijn door het ANP kennelijk verkeerd opgepakt. De fractie van D66 heeft namelijk gevraagd of het college bereid is om te onderzoeken wat de merites van de plannen zijn en welke consequenties dat heeft. Wij hebben daarop duidelijk "ja" geantwoord. Vervolgens is gevraagd of het college ook bereid is om de aanleg van de vijfde baan en alles wat daarmee samenhangt op te schorten als het onderzoek op korte termijn gerealiseerd kan worden. De heer Poelmann (D66): Wij hebben niet gevraagd, de aanleg van de vijfde baan op te schorten. Wij hebben gesteld: aangenomen dat in november de besluitvorming in de Eerste Kamer over de aanleg van de vijfde baan wordt afgerond, is het college bereid om na te gaan of de vijfde baan nog wel nodig is, bezien vanuit het commerciële belang van de NV Luchthaven Schiphol en andere betrokkenen? Dat is iets anders dan opschorten. Ik wil dat voor een ieder zichtbaar wordt gemaakt hoe een en ander verloopt. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Die nuance heb ik gemist. Het is volstrekt duidelijk dat GS onvoorwaardelijk vasthouden aan de in de PKB ingezette lijn ten aanzien van Schiphol en de aanleg van de vijfde baan. De heer Poelmann (D66): Fantastisch! De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dan weten wij ons ten aanzien van de vijfde baan gesteund door de fractie van D66. De heer Poelmann (D66): U gaat dus wel iets doen met het IJpoort-verhaal? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Precies, dat hebben wij geantwoord op uw vraag. De fractie van De Groenen heeft de grote druk op het bestuursapparaat aan de orde gesteld. Het doel van de stellingen die in het collegeprogramma zijn opgenomen, is dat zaken die niet tot de essentie van het provinciaal apparaat behoren en die door andere partijen gedaan kunnen worden, tot een afslanking kunnen leiden. Dit betekent dus: geen ontslagen, geen afstoting van taken, maar wel dat sommige taken door anderen opgepakt kunnen worden. De provincie richt zich op de kerntaken en er kan daardoor een kleiner apparaat ontstaan. Ten aanzien van de vraagstelling over de Bloemendalerpolder hebben GS, gesteund door PS, gesteld dat het niet aanvaardbaar is dat er een kantorenlocatie wordt gebouwd ter bescherming van geluidscontouren van de woningen. Dat is niet overeenkomstig de uitspraak van PS bij de vaststelling van het streekplan ANZKG. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): In een 82
6 november 1995
gemeenteraadsvergadering van Weesp is iets anders naar voren gebracht. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik hoop dat u het vertrouwen hebt in dit college en in uw collega's, dat hetgeen in het streekplan is opgenomen, politiek ook verdedigd wordt. De Diemer Wig is een groenontwikkeling die samenhangt met de ontwikkelingen van IJburg. De CDA-fractie heeft de kleine kernen in de strijd gegooid en gevraagd naar een notitie. Voorzitter! Er is een notitie uit 1978. De essentie daarvan is vertaald in het streekplan Noord-HollandNoord, namelijk een drietal gradaties: basiskernen, hoofdkernen en kleine kernen. Ter zake van de woningbouwmogelijkheden in de kleine kernen staan wij een zeer terughoudend beleid voor, niet omdat wij de kleine kernen dat niet gunnen, maar omdat wij hebben afgesproken dat in basiskernen en hoofdkernen woningbouw wordt gepleegd. Als in kleine kernen verder wordt gegaan dan de 5% bebouwingsmogelijkheden, loopt het ruimtelijkeordeningsbeleid, dat is vastgesteld in het streekplan Noord-Holland-Noord, volstrekt vast. Ik wil zeker discussiëren over de vraag of woningbouw moet worden gerealiseerd ten behoeve van het overeind houden van de laatste winkel in een kleine kern. De incidentele woningbouw met een maximum van 5% van de bestaande woningvoorraad doet recht aan de wens van de inwoners van een kleine kern. Het geldende ruimtelijke-ordeningsbeleid in de provincie en het restrictief beleid dat door het Rijk wordt voorgestaan, doen recht aan een ordentelijk beleid. De heer Verburg (CDA): Voorzitter! Regeren is ook vooruitzien. Ik vind het wat armoedig om zonder meer een beroep te doen op een nota uit 1978. Dat legt het verkeerde accent op mijn bijdrage. Ik heb het streekplan niet ter discussie gesteld. Ik stel aan de orde de toenemende zorg ten aanzien van de vraag wat wij precies willen met onze kleine kernen in de toekomst. Wat is de leefbaarheid ervan? Zijn er ontwikkelingen gaande waarover de provinciale overheid zich zorgen moet maken of juist niet? De CDA-fractie vindt dat het noodzakelijk en nuttig is om ons daarop te beraden. De verwijzing naar de nota uit 1978 doet onrecht aan de zorg die ik heb geuit over de leefbaarheid in kleine kernen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik deel op zichzelf de visie van het CDA. Ik zie bij voorkeur een aanknopingspunt in de afspraken van de commissie Ruimtelijke Ordening, te weten dat jaarlijks de uitwerking van de ontwikkelingen van het streekplan Noord-Holland-Noord worden besproken. Als het daarbij dus niet alleen om de kleine kernen gaat, maar bijvoorbeeld ook om leegkomende agrarische bebouwing en de problemen die daarmee gepaard gaan, zijn wij het eens. Ik ben daartoe bereid. De heer Verburg (CDA): Dat is winst, maar wij zijn
er nog niet. Er is iets meer voor nodig. Er moet niet alleen gekeken worden naar de woningbouw of de winkelnering. Ik heb ook de relatie met de zorgsector genoemd. Welke effecten heeft ons beleid op de kleine kernen op lange termijn? Daarover kan in de commissie worden gesproken, maar de discussie zou aan de hand van een notitie door het college begeleid kunnen worden. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik wil dat zeker met collega Wildekamp bespreken. Wellicht kan zij daar in haar antwoord ook op ingaan. Door de heer Verburg is ingegaan op de bebouwingsdichtheid, de flexibiliteit van gemeenten en de eigen verantwoordelijkheid. Voorzitter! Ook de bebouwingsdichtheid heeft een relatie met het aanbod van woningen in de hoofdkernen en in de kleine kernen. De staten hebben bij de behandeling van het streekplan uitgesproken dat een aantal kernen in Noord-Holland, zoals Schagen, Heerhugowaard en Den Helder, zich ontwikkelt in grootschalige zin. Daarbij komt nog het HAL-gebied tussen Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk en het gebied Hoorn, Enkhuizen en Stede Broec. Als in grotere dichtheden wordt gebouwd, kunnen andere gemeenten niet zo maar de bebouwingsdichtheid anders bepalen. Daarvoor is het concurrentie-artikel geïntroduceerd. Dat neemt niet weg dat wij bij de beoordeling van artikel 19 en van de uitwerking van het streekplan proberen maatwerk te leveren. Getallenfetisjisme mag daarbij niet de hoofdtoon voeren. Dat geldt voor de parkeernormen, maar ook voor de bebouwingsdichtheden. De hoofdlijn moet worden aangehouden, want anders ontstaat er een volstrekt verkeerde ruimtelijke werking, die haaks staat op hetgeen wij hebben afgesproken. Ik vind de suggestie van een streekplan voor het zuiden heel mooi, maar het moet wel kunnen. Wij moeten dat bestuurlijk en ambtelijk aankunnen. Er zijn twee streekplannen die dringend aan herziening toe zijn, te weten IJmond-Kennemerland en Gooi- en Vechtstreek. Daar ligt het primaat. Als er één visie ontstaat, is dat prima, maar de uitwerking van de twee streekplannen gaat voor. De heer Poelmann (D66): Er staan mij discussies bij met uw voor-voorgangster, die het beleid ten aanzien van de twee streekplannen heeft uitgezet. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Als de hand de ploeg vindt, moet het werk gedaan worden. Wij weten dat er in beide regio's problemen zijn op het gebied van woningen, infrastructuur en bedrijventerreinen, die om oplossingen vragen. Streekplannen zijn snel verouderd. Ik wil mijn uiterste best doen om te komen tot één streekplan. Een totaalvisie is ook in het collegeprogramma aangegeven. Ik wil echter niet verhelen dat het college zekerheid moet hebben dat het kan worden uitgevoerd. In die zin is het een parallel spoor. 83
6 november 1995
De heer Poelmann (D66): Is er een beslismoment? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik kom hierop eind van dit jaar of begin volgend jaar terug. Ik ben het met de CDA-fractie eens dat het mediapark op het goede spoor zit. Dankzij de inzet van collega Lagrand zijn wij op de goede weg. Wij hopen de bedrijven voor onze provincie te behouden. Er is vreugde uitgesproken over het handhaven van oude bestemmingsplannen. Ik ben ook verheugd, maar ik constateer tevens dat sommige bestemmingsplannen zelfs ouder dan 30 jaar zijn. Dat is een groot probleem. Wij hebben geen machtsmiddelen om gemeenten te dwingen. In de overleggen met gemeenten leg ik met nadruk de claim neer dat gemeenten, willen zij op hun ruimtelijk-ordeningsbeleid beoordeeld kunnen worden, moeten voldoen aan de eis van adequate bestemmingsplannen. Het formele dwangmiddel is indeplaatsstelling, dus het maken van een bestemmingsplan voor een gemeente. Ik vind dat wat ver gaan. De heer Neef stelde dat groen net zo hard nodig is als wonen. Het huidige, maar ook het vorige college heeft een duidelijk beleid gevoerd. De heer Neef (PvdA): U constateert dat groen hoog in het vaandel staat. Bij de VINEX zijn er bijvoorbeeld de nodige convenanten gesloten. Onze constatering is dat groen niet is "afgedekt" met middelen en met convenanten. Leuke intenties zijn goed, maar daarbij moeten wel middelen ter beschikking worden gesteld. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Mevrouw Van Diepen zal daarop ingaan. De heer Bongers verwacht ten aanzien van de gemeentelijke herindeling geen files als wij dit aan de gemeenten overlaten. Als de provincie op korte termijn echter een grootschalige herindeling oplegt, terwijl de herindeling al een grote rol heeft gespeeld, voorspel ik vele jaren van grote commotie. Ik constateer dat in Kennemerland en in de Gooi- en Vechtstreek gemeenten op een aantal terreinen komen tot samenwerking, buiten de intergemeentelijke samenwerking om. Ik vind dat er sprake moet zijn van een hulpstructuur en niet van een tussenstructuur. Gemeenten kunnen duidelijk zelf aan zet zijn voor gemeentelijke herindelingen. Alleen als de problematiek te groot wordt, moet er in deze zaal gesproken worden over een autonoom beleid inzake gemeentelijke herindeling. Wij moeten dat voorzichtig begeleiden, want "hete hoofden, kille harten". Het IPO staat geen inhoudelijke gelijkheid van alle provincies voor, al was het alleen maar vanwege het Fries en het Limburgs. Wij vinden dat de taakopvatting van de provincies als partners en regisseurs, neergelegd in rapporten inzake de provincies van de toekomst, een gemeenschappelijk
lijn is waarlangs zij zich kunnen presenteren. Dat heeft niets te maken met de zeven BON-gebieden waarvan er twee overblijven. Het betreft puur de autonome positie van de provincie. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! De heer Tielrooij is nog niet ingegaan op mijn redenering inzake de omgang met het Fonds investeringen Noord-Holland, voortkomende uit de dividenduitkeringen van de PEN. Ik vraag hem als gedeputeerde van Financiën om daarop in te gaan. Ik heb ook gesproken over de Randstadsamenwerking en het overleg over "Nederland na 2005" met de minister van Ruimtelijke Ordening. Ik heb ook gesproken over de ideeën van de gedeputeerde die zijn opgenomen in het RO-jaarverslag. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Op de PEN kom ik bij de bespreking van mijn financiënportefeuille terug. Wij doen ten aanzien van "Nederland na 2005" ons best om een doorkijk te maken ten behoeve van het overleg in december met minister De Boer. Wij trachten om in Randstad-verband op één lijn te komen. Er zijn drie ontwikkelingen, te weten de noordvleugel, waarvan wij onderdeel zijn, het Groene Hart en de zuidvleugel rondom Rotterdam en de eilanden. Wij trachten om binnen drie weken op één lijn te komen ten behoeve van het overleg met de minister. Het ziet ernaar uit dat wij daar ook met Flevoland en Utrecht uitkomen. Wij zullen via de commissie de staten daarvan op de hoogte stellen. De heer Poelmann (D66): Komt u daarop terug voordat u naar de minister gaat? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik zal dat proberen. Het betreft echter geen definitief verhaal. Wij hebben de minister gezegd, de koninklijke weg te willen bewandelen. Wij willen commissies horen en wellicht ook de staten, afhankelijk van de zwaarte. De minister krijgt uitsluitend een informatief verhaal. In het eerste kwartaal van het volgend jaar willen wij standpunten formuleren. Op het andere punt van de heer Poelmann kom ik donderdag terug. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik heb over aanpasbaar bouwen gesproken. Is het bedrag van 1,5 mln. dat daarvoor is uitgetrokken structureel? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik kan daarop nu geen antwoord geven. Ik zal dat donderdag meedelen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer de voorzitter! Ik zal vanwege de beperkte tijd de vragen op hoofdlijnen beantwoorden. Veel fracties hebben over het ouderenbeleid gesproken. Mevrouw Onstenk heeft er terecht op gewezen dat de ouderen een kwetsbare groep vormen die onze 84
6 november 1995
solidariteit verdient. De heer Poelmann heeft, volgens mij uit de losse pols, opgemerkt dat de regio's zomaar een aantal plaatsen zouden moeten inleveren. Voorzitter! Die opmerking heeft mij teleurgesteld. Het is bepaald geen pretje om de resten bijeen te rapen van wat eens een mooi plan leek. Er moesten in vier jaar tijd 3200 plaatsen in verzorgingshuizen geschrapt worden. Dit zullen er eind 1996 ongeveer 1100 worden. Er blijven er 2100 over. Mede daardoor is er een tekort van 17 mln. ontstaan. In het beleidskader is daarnaast tot en met het jaar 2000 een taakstelling van 2200 plaatsen opgenomen, dus een beperkte taakstelling. Dat zijn er slechts 100 meer dan er volgens het oude plan eind 1996 hadden moeten verdwijnen. De taakstelling voor de regio's is dus niet substantieel anders dan in het oude plan. Ik zeg tegen de heer Verburg dat daar niets wilds aan is. Integendeel, er is sprake van een temporisering van de afbouw. Het college loopt niet weg voor deze opdracht. Het heeft inmiddels een beleidskader inzake verpleging en verzorging uitgebracht dat tevens de voorlopige - met de nadruk op "voorlopige" - nota van uitgangspunten vormt voor het nieuwe WBO-plan. Dit moet geen "kaal" plan worden. Wij willen er samen met de verzekeraars en de regio's voor zorgen dat er voor ouderen een adequaat voorzieningenpakket gecreëerd wordt. Dit moet de volle breedte van het beleidsterrein omvatten: van verpleeghuizen tot en met seniorenwoningen. Via dit beleid kunnen wij invulling geven aan hetgeen de fractie van de VVD het college vraagt, namelijk flexibiliteit. Er kan op deze wijze ook invulling worden gegeven aan de solidariteit, waar door de fractie van GroenLinks over is gesproken. De bemiddelde ouderen redden zich over het algemeen wel, maar juist de mensen die zijn aangewezen op een klein pensioentje of alleen op een AOW-uitkering verdienen onze steun. Zij mogen niet afgescheept worden met standaardzorg. Ook voor hen moet zorg op maat gecreëerd worden. Het zou de fractie van de D66 sieren als zij de nieuwe beleidsvisie beargumenteerd bediscussieert en niet de ogen sluit voor de opgebouwde tekorten waar dit college mee geconfronteerd wordt. De heer Poelmann (D66): Zeker, altijd beargumenteerd! Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik zie daarnaar uit. In de voorlopige uitgangspunten die woensdag aanstaande besproken worden, wordt de tehuizen die gesloten moeten worden de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor het circuit van de volkshuisvesting. Er kan omgeschakeld worden op ouderenhuisvesting. Mij staat een aanpak voor ogen waarbij de beschikbare middelen en stimuleringsregelingen op samenhangende wijze worden gebruikt om betaalbare woningen te realiseren. Samen met de heer Tielrooij wil ik een notitie ter zake uitbrengen, waarin het probleem dat
door de heer Verburg is aangedragen ook aan de orde kan komen. De heer Kruijmer heeft gezegd dat PS snel, tussen de begrotingsbehandeling door, een afgerond plan moeten behandelen. Voorzitter! Er is nog geen sprake van een afgerond plan. In de commissie zal het kader, een beleidsvisie, een richting besproken worden. Van planvorming is absoluut nog geen sprake; die moet nog beginnen. Wij komen begin volgend jaar pas met een concept-plan. Het is de bedoeling dat eind volgend jaar een definitief plan behandeld zal worden. Wij bevinden ons pas in de allereerste fase. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Uit de media verneem ik dat de zorgverzekeraars al akkoord zijn met het plan. Zo prematuur is een en ander kennelijk toch niet. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): De zorgverzekeraars zijn akkoord gegaan met het beleidskader. Dat omvat echter veel meer dan alleen het plan dat voor de verzorgingshuizen gemaakt moet worden. Wij willen ons overigens niet beperken tot de verzorgingshuizen. Samen met de verzekeraars willen wij in de regio's een afgestemd beleid tussen verzorgingshuizen en thuiszorg mogelijk maken. Er zal gezamenlijk aan zorgvernieuwing gewerkt moeten worden. Wij zijn het met de verzekeraars eens geworden over die beleidsrichting. De heer Verburg (CDA): Met het oog op de besluitvorming eind volgend jaar is een zeker tempo van de behandeling gewenst. Wij worden daardoor onder druk gezet, maar wij dienen wel de belangen van de regio's in de gaten te houden. Ik begrijp dat de gedeputeerde de regio's alle ruimte wil geven en ook de ouderenorganisaties er met nadruk bij wil betrekken. Vervolgens wijs ik erop dat er aanvullende voorzieningen moeten zijn voor degenen die uit een verzorgingshuis of een bejaardenhuis worden geplaatst. Dat is voor ons een zeer belangrijk punt. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): U loopt vooruit op de discussie die in alle rust gevoerd kan worden op het moment dat de voorstellen vanuit de regio op tafel liggen. Er wordt nog geen concept-plan vastgesteld. Er is geen sprake van een kaderplan zoals dat in de vorige periode aan de orde was. Dit is een voorfase waarin voorbereidingen voor het concept-plan kunnen plaatsvinden. Pas als de regio's concrete voorstellen hebben gedaan, kunnen wij overzien welke maatregelen nodig zijn. Ik heb mij enigszins verbaasd over de terminologie die u in eerste termijn heeft gebruikt, mijnheer Verburg. U heeft gezegd dat wij ervoor moeten oppassen dat ouderen niet uit hun huis gezet worden. Voorzitter! Dat is volstrekt niet aan de orde. Dat soort termen moeten wij vermijden, want daardoor wordt mensen onnodig angst ingeboezemd. Wij zullen zorgvuldig hiermee om moeten gaan. Er 85
6 november 1995
is inderdaad sprake van een zekere tijdsdruk, omdat wij ons aan wettelijke procedures moeten houden. Het vorige plan is "vernietigd" omdat niet de juiste procedures gevolgd werden. Daarbinnen zullen wij zo zorgvuldig mogelijk met de bewoners omgaan. Mevrouw Declercq (GroenLinks): Wij hebben ook de positie van allochtone ouderen en de stimulering van de zorgvernieuwing aan de orde gesteld. Het is wel prettig als de gedeputeerde daar ook op in kan gaan. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik moet mij vanavond tot de hoofdlijnen beperken. Bovendien zijn deze punten in een motie vastgelegd, zodat er aanstaande donderdag sowieso over gesproken zal worden. Het college onderschrijft de opvatting van de fractie van GroenLinks dat de kerntaak emancipatie op een goede wijze ingevuld moet worden. Het emancipatieproces is nog lang niet voltooid. Wel dreigt dit proces zo langzamerhand onzichtbaar te worden, niet alleen in Noord-Holland maar overal in het land. Mevrouw Sanders heeft vanmiddag terecht opgemerkt dat het emancipatiebeleid in een nieuwe fase is beland. Voor zo'n nieuwe fase moeten nieuwe instrumenten ontwikkeld worden. De commissie Openbaar Bestuur heeft ingestemd met de ontwikkeling van een nieuwe aanpak, waarbij PS het voortouw krijgen. De heer Gök (GroenLinks): Noemt u een taakstelling een nieuw instrument? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): De taakstelling zal pas ingevuld worden nadat de discussie is gevoerd, dus wanneer wij weten wat er gaat gebeuren. Natuurlijk hangt het emancipatieproces niet aan een zijden draadje als er sprake is van een taakstelling die nog geen 3% van het totale budget beslaat. Dat lijkt mij overdreven. De heer Gök (GroenLinks): Er is sprake van facetbeleid. In andere commissies is er bijvoorbeeld sprake van het opheffen van de kadertraining en van het afbouwen van het beleid ten behoeve van vrouwenhulpverlening. Het geheel begint een beetje onoverzichtelijk te worden. Hierop gelet, lijkt mij een bezuiningstaakstelling geen juist instrument als wij de kerntaak emancipatie goed willen uitvoeren. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): U moet twee dingen onderscheiden. In de eerste plaats is er het huidige beleid. Verschillende onderdelen daarvan worden geëvalueerd. Op basis daarvan neem je besluiten. De heer Gök (GroenLinks): Die evaluatie moet nog plaatsvinden. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik sprak over de evaluatie van de
vrouwenhulpverlening; een onderdeel van het oude beleid. In de tweede plaats wordt nagegaan op welke wijze het emancipatiebeleid een prominentere plaats op de politieke agenda kan krijgen. Zolang er nog geen nieuwe beleid is, wordt het oude uiteraard gehandhaafd. De heer Gök (GroenLinks): Wat is de motivatie van de bezuiningstaakstelling? De voorzitter: Ik wijs u erop, dat er nog een tweede termijn volgt. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! In het strategieproces zijn er twee sporen met elkaar verbonden. In de eerste plaats de takendiscussie en in de tweede plaats de beantwoording van de vraag wat de werkwijze van de provincie van de toekomst zal zijn. Ik zeg tegen de heer Bongers dat de provincie niet aan de leiband van het IPO loopt. Wij hebben dit proces altijd al een eigen invulling gegeven en dit college is van plan, dit te blijven doen. Beide sporen hebben in het verleden hun eigen dynamiek gehad. De discussie over de kernthema's heeft her en der tot het ontstaan van een aantal "kerstbomen" geleid, om de woorden van de heer Bongers te gebruiken. De heer Bongers (VVD): Deze term gebruikte de heer Tielrooij van de zomer toen het 30° was. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik citeerde uit uw werk. Voorzitter! Wij hebben geprobeerd, een eenduidige aansturing te bewerkstelligen en daartoe is onder andere de politieke regiegroep ingesteld. Ik onderschrijf de mening van de heer Bongers dat wij voor een lastige opgave staan. De afgelopen maanden hebben wij gezocht naar een weg om een en ander voor elkaar te krijgen. Ik ben reuze benieuwd naar de reactie van PS op de laatste voorstellen die GS aan de klankbordgroep hebben gedaan. Deze voorstellen betreffen de wijze waarop het college met PS wil omgaan en de lange-termijnagenda, waarop alle activiteiten zijn vermeld die tot het beoogde resultaat in juni 1996 moeten leiden. Ik hoop dat wij er op deze manier in slagen, alle statenleden een beter inzicht te laten krijgen in het proces. Wellicht kan het ook beter gedragen worden. De klankbordgroep moet hierin een belangrijke rol spelen. Ik zie dan ook graag dat ook de fractie van de VVD in dat verband voor een brede opkomst zorgt, zodat een en ander ook in die fractie weerklank kan vinden. De kernthema's zijn inmiddels bijna allemaal door GS gewogen. De "kerstbomen" zijn tot normale proporties teruggebracht. Er is derhalve geen sprake van stilstand. Wij hebben een nieuwe uitgangspositie bereikt om verder aan de slag te gaan. De fractie van de PvdA is ingegaan op de rol van PS in het strategieproces. Er is gesuggereerd om 86
6 november 1995
startnotities in de staten te behandelen, zodat PS in een vroegtijdig stadium bij beleidsvorming betrokken kunnen worden. Ik ben het daarmee eens. Voorzitter! Mijn laatste portefeuille betreft het openbaar bestuur. Na het referendum is de vraag wat wij met het grootstedelijk gebied aan moeten. De heer Poelmann heeft ons allen uitgedaagd, te reageren op zijn voorstel tot opsplitsing van de provincie Noord-Holland. Een aantal van de argumenten terzake is overigens al in commissieverband gewisseld. In de discussie over de stadsprovincie zijn wij tot de conclusie gekomen dat het probleem eerder in de bevoegdheden van de stadsprovincie zat dan in de schaalgrootte. Ook moet bedacht worden dat, wanneer Amsterdam niet wordt opgedeeld maar de provincie wel wordt verkleind, de bestuurders zo ongeveer op elkaars lip zitten, hetgeen nooit tot een efficiënte bestuursvorm zal leiden. Een kleine provincie heeft minder draagvlak voor verdergaande decentralisatie van rijkstaken en er is minder ruimte voor versterking van het lokaal bestuur. Daarnaast wijs ik erop dat verkleining van de bestuurlijke schaal in strijd is met het proces van maatschappelijke schaalvergroting. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Ik heb al eerder gemerkt dat er sprake is van een misverstand. Er wordt steeds van uitgegaan dat D66 de provincie zo graag wil splitsen. Dit heeft wel zo in de krant gestaan, maar in mijn betoog heb ik er alleen op gewezen dat er mogelijk een draagvlak voor een dergelijke gedachte is, zowel in Noord-HollandNoord als in Noord-Holland-Zuid. De gedeputeerde moet niet verwijzen naar de situatie van voor het referendum, want de zaken liggen nu anders. Ik vraag haar of zij bereid is om in Noord-Holland-Noord met gemeenten om de tafel te gaan zitten om hierover te spreken. Dit verhaal is niet afkomstig uit een of andere duim en het is ook geen ideetje uit de losse pols. Dit is een serieuze vraag, gebaseerd op waarnemingen die ik links en rechts heb gedaan. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer Poelmann, wij willen toch geen draagvlak creëren voor ideeën waar wij het absoluut niet mee eens zijn? De heer Poelmann (D66): Ik vraag u om met gemeenten en met samenwerkingsorganen in NoordHolland-Noord te gaan praten over de toekomst van de bestuurlijke organisatie van Noord-Holland, gezien in het licht van de nota-Dijkstal/Van de Vondervoort van 15 september jongstleden. Ik vraag u niet, voor draagvlak te zorgen. Ik vraag u alleen, eens een keer te gaan luisteren. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik vraag u, na te denken over de inhoud van uw voorstellen. U en ik zitten hier met een bepaalde verantwoordelijkheid. Opvattingen van PS dienen serieus genomen te worden. Er moet niet gespeeld worden met gedachten die her en der opbloeien.
De heer Poelmann (D66): Wordt vervolgd! Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Akkoord. Voorzitter! Door de fracties van de VVD, het CDA en de PvdA zijn opmerkingen gemaakt over de gemeentelijke herindeling. In de laatste notitie ter zake spreekt het kabinet zich uit voor een actief beleid inzake gemeentelijke herindeling, met name ten aanzien van centrumgemeenten en VINEX-gemeenten. Nadat de Tweede Kamer deze notitie heeft behandeld, zal de provincie een visie hierop moeten ontwikkelen. Ik heb eerder een notitie over gemeentelijke herindeling aangekondigd. Het zal iedereen duidelijk zijn dat de randgemeenten over het algemeen niet staan te trappelen om samen te gaan met centrumgemeenten in welke vorm dan ook. In onze aanpak is het creëren van draagvlak van groot belang. Decentralisatie van taken kan in dit verband een belangrijke stimulans zijn. Wij kunnen hiertoe aansluiting zoeken bij het herijkingstraject van het strategieproject, waarbij er ook sprake is van het decentraliseren van een aantal taken naar gemeenten. Morgen zal in het college daarover een notitie besproken worden. Het is duidelijk dat dit proces niet "top-down" uitgevoerd kan worden. Een en ander dient in samenspraak met gemeenten te gebeuren, waarbij het eigen initiatief van gemeenten gehonoreerd moet worden. Ik ben het geheel met mevrouw Klijn eens dat onderzoeken die passen binnen de uitgangspunten van het kabinetsbeleid ter zake, onze steun moeten krijgen. De heer Bongers (VVD): Is daarmee onze vraag naar de uitvoering van motie 42 uit 1991 beantwoord? Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voor zover ik kon nagaan, heeft deze motie betrekking op de overdracht van provinciale taken aan samenwerkingsverbanden. Dat is net even iets anders dan hetgeen het college zich voorstelt. Wij hebben het over decentralisatie van taken aan gemeenten. Wij zijn voor heldere scheidslijnen tussen gemeente, provincie en Rijk. Decentralisatie aan samenwerkingsverbanden is mogelijk als gemeenten daarin op vrijwillige basis uitvoeringstaken ondergebracht hebben. Wij willen echter voorkomen dat beleidsmatige taken naar samenwerkingsverbanden worden gedecentraliseerd. De heer Bongers (VVD): Daar heeft u volkomen gelijk in. Dit laat echter onverlet dat wij blijven wachten op concrete stappen in de richting van de gemeenten. Wat de gemeenten er verder mee doen, is niet onze zaak. Die stappen, zoals omschreven in de motie uit 1991, zijn nog niet gezet. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Die komen eraan! Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde 87
6 november 1995
staten): Voorzitter! Een aantal sprekers heeft gesproken over de kwestie van de verdeling van de ruimte, waarbij de ruimte voor natuur en landschap de nodige aandacht moet hebben. Ik heb geconstateerd dat daarvoor statenbreed belangstelling bestaat. Het beleid op het gebied van natuur en landschap heeft twee sporen. Enerzijds is er de plattelandsontwikkeling, waarbij wij proberen, de beheersproblemen van de landbouw te verlichten en bestaanszekerheid te creëren. Er wordt gewerkt aan de economische haalbaarheid en aan de bescherming van het landschap. Voorbeelden daarvan zijn de activiteiten in Waterland en in de IJlandpolder. De staten hebben daarvoor vorig jaar 3 mln. extra beschikbaar gesteld. De plannen ter zake zijn er inmiddels. Ik wijs ook op het strategieproject van de Stichting Veenweide, waarbij dezelfde doelstellingen worden gehanteerd. Het karakter van het platteland wordt versterkt, terwijl tegelijkertijd de agrarische sector in de gelegenheid wordt gesteld om een beter belegde boterham te verdienen. Anderzijds is het beleid erop gericht om in de verstedelijkte gebieden "het groen" te versterken. Bij de uitbreiding van woonlocaties worden het groenbeheer en de recreatiemogelijkheden versterkt. Ik wijs op de ontwikkelingsplannen voor het HAL-gebied en op de plannen voor de ontwikkeling van het groen in de Haarlemmermeer, waar wij op dit moment zeer intensief mee bezig zijn. Er wordt bezien op welke wijze de omgeving van Haarlemmermeer-West zo snel mogelijk gestalte kan krijgen. Deze plannen worden binnenkort in de commissie NLO besproken. De heer Le Belle (D66): Ik ben onder de indruk van de activiteiten op dat gebied. Het bedrag van 3 mln. wordt gesplitst in twee keer 1,5 mln. voor de IJlandspolder en Waterland. Deze middelen zijn vastgelegd op de begroting voor 1995, maar worden ze ook in dit jaar besteed? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ja zeker. Ik probeer aan te geven dat het beleid duidelijk gericht is op de ontwikkeling van het platteland. Daarnaast zijn er ontwikkelingen op het gebied van de verstedelijking. De PvdA-fractie heeft gezegd dat het alleen maar woorden zijn en dat de daden ontbreken, maar dat lijkt mij niet terecht. Er is een groot aantal ontwikkelingen, juist rond de verstedelijking. Ik was een ogenblik van mening dat de fractievoorzitter van de PvdA een soort testcase aan de orde stelde. Hij constateerde dat wij integraal moeten werken. Hij was ook zeer benieuwd op welke wijze een portefeuillehouder zou reageren als de staten voorstellen op zijn of haar gebied zouden doen. Hij was benieuwd of hij of zij zou "happen". Testcase of niet, ik zal niet happen op de ¦ 500.000 die de PvdA-fractie voorstelt. Het is niet nodig, meer geld voor het groenbeleid vrij te maken dan de extra gelden die al op de begroting zijn opgevoerd. Ik weet niet of de heer Neef mij wilde uitproberen, maar dat
lukt dus niet, want ik "hap" niet. Meer geld is niet nodig. De heer De Jong (PvdA): De Groenloterij was dus eigenlijk een zinloze actie? Dat geld was kennelijk niet nodig. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Wij kijken verder dan het jaar 1996. De Groenloterij was mede bedoeld voor de jaren daarna. Dan is er ook geld nodig. Ik zeg alleen dat wij op dit moment toekomen met de middelen op de begroting, gelet op het beleid en op de plannen die daaruit voortkomen. Ik zeg tegen de heer Bongers dat het groenbeleid verschillende fasen kent. De reservaatsgebieden worden door natuurbeschermingsorganisaties beheerd en de beheersgebieden door agrariërs. Er is geen sprake van overheidsbeheer of van aankoop door de overheid van gebieden. Daarnaast is er nog sprake van agrarisch natuurbeheer. De gronden blijven dan in handen van de agrarische sector en via afspraken wordt geprobeerd, de ontwikkeling van natuur en landschap in goede banen te leiden. Ik meen dat de heer Bongers dit met zijn vraag bedoelde. De heer Bongers (VVD): Dat is het antwoord dat ik wilde uitlokken. Dank u wel. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik kom vervolgens te spreken over het cultuur- en het monumentenbeleid. De fractie van de VVD heeft gevraagd wat er met de posterioriteiten wordt bedoeld en of er geen ander woord voor gevonden kan worden. Met dit moeilijke woord wordt aangeven dat er een andere rangorde van prioriteiten is. Al het schoons dat wij voor de mensen willen, kunnen wij niet doen. Wij moeten dus prioriteiten stellen. Er is in dit verband ook wel over een zaaglijn gesproken. Alles wat niet mogelijk is, valt onder de zaaglijn. Wij proberen, kritisch te bezien of onze prioriteiten nog wel overeenstemmen met de maatschappelijke behoeften. Het resultaat hiervan kan zijn dat er een andere rangorde in de prioriteiten wordt aangebracht en dan is er sprake van posterioriteiten. Dat wil niet zeggen dat er geld over is of dat er onnutte dingen worden gedaan. Er wordt alleen een andere rangorde aangebracht in de verdeling van de schaarse middelen. Ik constateer dat er op dit punt aarzelingen bestaan in de staten, zoals inzake het monumentenbeleid. Ik kan dat begrijpen. Soms is het echter nodig om de prioriteiten kritisch te bezien. Daarnaast is er soms sprake van onderuitputting. Ik raak hiermee aan de discussie over de kortingen op het emancipatiebeleid. In de bijlage bij de nota van beantwoording zijn de uitgaven van twee subsidieregelingen aangegeven, waarbij er sprake bleek te zijn van onderuitputting. Als er geen vraag meer naar is, moeten wij voorstellen om met de 88
6 november 1995
regeling te stoppen. Dat is ook gebeurd. De heer Bozelie (GroenLinks): Is die onderuitputting structureel? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Waarschijnlijk wel. De heer Bozelie (GroenLinks): Dat zult u dan in commissieverband duidelijk moeten maken. Structurele onderuitputting zal zich over een langere periode moeten voordoen. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Je ziet de uitgaven van jaar tot jaar verminderen. Op een gegeven moment dreigt de onderuitputting structureel te worden. Er is gevraagd of een bezuiniging mogelijk was. Vervolgens is besloten, die bezuiniging nog niet direct aan te geven, maar eerst een taakstelling te formuleren voor het beleidsterrein emancipatie. De heer Bongers (VVD): Samengevat: wij kunnen en mogen dus niet spreken over bezuinigingen. Wij praten over budgetverschuivingen. Onderuitputtingen mogen echter nooit of te nimmer een structureel karakter krijgen. Dan is er sprake van een aanwending van nieuwe budgetten, waarover ten principale in de staten gesproken moet worden. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Op het moment dat een incidentele onderuitputting structureel dreigt te worden, is zij opgenomen in de posterioriteiten. Dan is al gemeld dat het beter is om daarmee te stoppen. De voorzitter: Misschien kunnen wij in plaats van over posterioriteiten en prioriteiten beter spreken over achterstellen en voortrekken. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Bij die achterstelling zijn voorstellen gedaan die ook de cultuurportefeuille betreffen. De voorstellen van de staten op dit terrein zijn neergelegd in amendementen en daarop zullen wij later terugkomen. Ik zeg nog eens duidelijk dat er een rijksmonumentenbeleid is, waarvan is aangegeven dat het Rijk aanzienlijk meer geld beschikbaar moet stellen voor restauratie en onderhoud. Als het Rijk te weinig geld beschikbaar stelt, is het geen taak van de provincie om dat gat op te vullen. Mevrouw Van Wagensveld-Drukker (D66): Dit gaat in feite over het Kranenburgfonds. Wij hebben niet gevraagd, het tekort van het Rijk op te vullen. Wij willen alleen geen vermindering van de eigen taak van de provincie op dit gebied. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Andere fracties hebben wel de link gelegd met de grote tekorten die op rijksniveau zijn ontstaan.
De heer Schipper (CDA): In ons amendement wordt niet alleen een relatie met de tekorten van het Rijk gelegd maar ook met de gevolgen die een en ander kan hebben voor de projecten die de provincie in het kader van haar actieve monumentenbeleid ontwikkelt. Monumentenzorg moet gezien worden als een ketting met vele schakels. Als er enkele schakels minder worden, hebben wij straks niets meer over. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Nu wij zijn afgestapt van de koppelsubsidies is er geen relatie met het rijksbeleid meer. Het provinciale beleid is gericht op de provinciale monumenten. Onderwerp van discussie kan wel zijn of de provincie een voorfinanciering voor rijkssubsidie voor haar rekening wil nemen. Daarmee wordt het gat van het Rijk een beetje opgevuld. De heer Van Ruller (CDA): Dat vragen wij in onze motie op dit punt. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dat is een principiële keuze die behoorlijk grote consequenties kan hebben. De heer Van Ruller (CDA): Wij zitten hier om principiële beslissingen te nemen. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik kan de consequenties van die keuze niet overzien. De heer Van Ruller (CDA): Wij wel! Als het Rijk zijn monumentenbeleid niet voldoende gestalte geeft, valt er een gat in het totaal. Een provincie die haar eigen monumentenbeleid serieus neemt, zal dat gat op moeten vullen. Daar is niets aan te doen. Er is dus sprake van een relatie. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dat ben ik niet met u eens. De provincie moet nooit gaten opvullen die een andere overheid laat vallen; noch gaten van een gemeente, noch van het Rijk. De heer Van Ruller (CDA): Dat is onze autonome taak. Als wij vinden dat dit nodig is, dan doen wij dat. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik denk dat GS uw mening ten principale niet onderschrijven. De heer Van Ruller (CDA): Het staat wel in de wet dat wij een autonome taak hebben. Als er ergens gaten vallen, vullen wij die op, zeker als ons eigen beleid ondersteboven wordt gehaald doordat een andere overheid haar taak in onvoldoende mate uitvoert.
89
6 november 1995
Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ons beleid wordt niet ondersteboven gehaald. De heer Van Ruller (CDA): Er is toch een relatie, bijvoorbeeld bij grote beeldbepalende monumenten? De voorzitter: Het is al laat en ik wil uitvoerige discussies vermijden. Er is nog een tweede termijn. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): De fractie van D66 heeft gesproken over de opgravingen in de Broekpolder. Die opgravingen betreffen de verantwoordelijkheid van het Rijk en de gemeenten Heemskerk en Beverwijk. De provincie staat daar buiten. Er wordt nu met de betrokken gemeenten overlegd om belangrijke vindplaatsen te vrijwaren van bebouwing. De provincie heeft hierin de rol van conflictbemiddelaar. De heer Poelmann (D66): Dat begrijp ik. Als het convenant getekend is, gaat de provincie er dan wel over? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Ik denk van niet. De vondsten zijn van zodanig groot archeologisch belang dat zij onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. De heer Poelmann (D66): Prima. De provincie heeft wel vaker een mening over zaken waar zij niet verantwoordelijk voor is. Vindt u ook niet dat er sprake is van zulke grote belangen dat de provincie wat assertiever moet proberen, deze archeologische vondsten te behouden? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Dat wij bemiddelen, geeft al aan dat wij het belangrijk vinden. Wij proberen, bij de gemeenten draagvlak te creëren voor het behoud van deze belangrijke vondsten. De heer Poelmann (D66): Lukt dat? Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Een broedende kip moet je niet storen. Wij zijn in gesprek en ik ben daar optimistisch over. De fractie van De Groenen is ingegaan op de korting op de scheppende kunsten. Uit de prioriteiten blijkt dat hier toch voldoende geld voor overblijft. De mogelijkheid blijft bestaan om activiteiten op dit vlak te ontwikkelen. Er is een misverstand ontstaan over de korting op de subsidiemogelijkheden voor eigentijdse muziek. Daarbij zijn niet de kernpodia in het geding. Incidentele concerten komen niet meer voor deze subsidie in aanmerking. De fractie van het CDA heeft naar de sluiting van het studiecentrum van de Open Universiteit in Alkmaar gevraagd. Voorzitter! Daar is mij niets van bekend. Dit lijkt mij rijksbeleid. Ik wil wel eens informeren of dit een taak van de provincie is. De projectsubsidie voor het Nederlands
kindertheater betreft in feite uitvoerend werk en dat hoort bij de gemeenten thuis. Als het een project is dat binnen ons beleid valt - het gaat niet om regelgeving - dan zal het gewaardeerd worden op grond van onze beleidsuitgangspunten. Wij kunnen niet willekeurig een aardig initiatief subsidiëren. Wij geven subsidies op grond van door de staten vastgesteld beleid. De voorzitter: Ik stel voor om vijf minuten te schorsen ten behoeve van overleg over de motie 6025. Wij zullen daarover om 21.30 uur stemmen. De overige gedeputeerden zullen donderdag antwoorden. De vergadering wordt geschorst van 21.20 uur tot 21.25 uur. De voorzitter: Wij leven in een democratische samenleving. Een aantal fractievoorzitters heeft mij verzocht, de beantwoording vanavond voort te zetten. Deze betogen worden dan ook opgenomen in het verslag dat woensdag ter beschikking is. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): U refereert aan een democratisch principe, maar niet alle fracties zijn daarin gekend. De voorzitter: Vier fracties hebben dit verzoek gedaan. Deze fracties hebben kenbaar gemaakt, het op prijs te stellen dat zij de beantwoording van gedeputeerde staten op schrift hebben voor donderdag aanstaande. Ik ben het met u eens dat het niet ideaal is om nog door te gaan. Overigens kan de heer Lagrand donderdag niet om 09.30 uur aanwezig zijn vanwege een belangrijke internationale verplichting. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): De duurzame internationale concurrentiepositie was toch geen kernpunt meer? De voorzitter: De heer Lagrand is internationaal georiënteerd. De motie 60-25 moet nog worden behandeld. De essentie van de motie is, aan de Tweede Kamer te vragen het Markermeer als buitenwater te beschouwen opdat de verantwoordelijkheid door het Rijk kan worden genomen voor de buitendijken. Heeft iemand bezwaar tegen de motie? De heer Neef (PvdA): De motie klinkt sympathiek, maar wij kunnen de consequenties ervan niet overzien. Als het alleen een poging is tot beheersing van het peil, moet dat toch ook op een andere manier mogelijk zijn? Wij willen wel voor de motie stemmen, maar wij willen daarmee niet impliciet uitspreken dat wij voor een verhoging van de dijken zijn. Dat zouden wij landschappelijk gezien desastreus vinden. Wij leggen de motie alleen uit als peilbeheersing binnen de huidige dijken. Bij een impliciete consequentie van dijkverhoging komt u ons later weer tegen. Geld krijgen om het landschap 90
6 november 1995
te verpesten, is niet ons doel. De voorzitter: Het betreft natuurlijk ook versterking van de dijken, zodat zij niet doorbreken. De heer Neef (PvdA): Met een impliciet besluit tot dijkverhoging zijn wij het dus niet eens. De heer Le Belle (D66): Voorzitter! Bent u nu zelf bezig met een stemverklaring? U gaat in op hetgeen de heer Neef naar voren brengt. De heer Poelmann (D66): Wij zijn nog niet aan een stemverklaring toe. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik sluit mij aan bij de heer Poelmann. In de commissie Milieu, Water en Energie hebben wij gevraagd of wij "natte voeten" krijgen, dus met andere woorden: zijn wij op een en ander voorbereid? Het antwoord op die vraag was "ja". Ik heb behoefte om de mening van GS hierover te vernemen. Dan kunnen wij beoordelen of wij voor of tegen de motie moeten stemmen. De voorzitter: Het college staat er achter. Wij hebben ons tot de Tweede Kamer gewend. Het betreft nu de mening van provinciale staten. Het gaat erom, aan de Tweede Kamer te vragen om bij de behandeling van de Wet op de waterkering het Markermeer als buitenwater te beschouwen. Als er sprake van dijkverbeteringen is, kan het Rijk daarin financieel participeren. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Wat zijn de landschappelijke gevolgen van een eventuele dijkverhoging als gevolg van de dijkverzwaring? Het kan ten koste gaan van een Westfries cultuurmonument. Wij denken toch niet aan dijkverhoging omdat er elders geld te halen is? Daar moet een principiële discussie aan vooraf gaan. De voorzitter: De dijk heeft zwakke plekken. Er wordt nu niet beslist tot dijkverhoging. Er wordt alleen beslist over de vraag aan de Tweede Kamer om het Markermeer als buitenwater te beschouwen. Als er sprake is van dijkverbeteringen, kan het Rijk participeren. De vraag of dat moet gebeuren, kan ook worden beantwoord zonder dat het Markermeer als buitenwater wordt beschouwd, maar dan moeten de provincie en de waterschappen daar zelf voor opdraaien. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Het is toch geheel niet aan te merken als buitenwater, want zowel de aan- als afvoer is te regelen via de sluizen in Enkhuizen en Lelystad en via de Oranjesluizen. Wij hoeven ons geen zorgen te maken over het peil. Wij moeten ons sterk maken voor het onderbrengen van het Markermeer bij Rijkswaterstaat Noord-Holland in plaats van bij Flevoland.
De voorzitter: Dat is niet onze competentie. U denkt dat het Markermeer veilig is. Dat is niet waar. Er is onderzoek gedaan. Op het moment dat de wateraanvoer via de IJssel buitengewoon groot is en het IJsselmeer dat niet kan verwerken, wordt water toegelaten tot het Markermeer. Het betreft een risicoberekening. De risico's van het Markermeer zijn bijna even groot als van het IJsselmeer. Als wordt geconstateerd - de nota's over risicoberekeningen zullen wij natuurlijk in de commissie bespreken - dat er iets moet gebeuren, wordt het Rijk verantwoordelijk gesteld voor het onderhoud van de dijken langs het Markermeer. Mevrouw Van den Berg-Voets (D66): Je gaat toch geen dijken ophogen omdat er elders geld is te halen? De voorzitter: Maar het Rijk is wel medeverantwoordelijk. De Tweede Kamer moet dat nu uitspreken. De heer Poelmann (D66): Uw verdediging van de motie is hartverwarmend. Ik zou bijna denken dat u haar zelf heeft opgesteld! De heer Verburg (CDA): Het gaat om de vraag of de politieke partijen in deze staten het verstandig vinden om er zorg voor te dragen dat de Markermeerdijk wordt opgenomen in de Wet op de waterkering. Vervolgens kan er een traject gestart worden om na te gaan wat er gedaan moet worden. Als het water ons tot de lippen stijgt, moeten wij er in ieder geval van verzekerd zijn dat wij het traject van de financiering hebben afgedekt. Ik stel voor, de motie in stemming te brengen. Dan blijkt wel wat de fracties ervan denken. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik heb in de commissie Milieu, Water en Energie gevraagd hoe het met een en ander staat. Gedeputeerde De Zeeuw heeft geen melding gemaakt van de pogingen in de richting van het Rijk. Ik heb het college naar zijn advies gevraagd. De voorzitter zegt dat het ermee bezig is. Het is blijkbaar moeilijk om de informatie op een duidelijke manier aan de staten over te brengen. Als het college er al mee bezig is, is de motie niet nodig. Ik ben nog niet toe aan de stemming. De voorzitter: U kunt de stemming niet blokkeren. De heer Bongers (VVD): Wij willen nu tot stemming overgaan. Wij kunnen achteraf informatie uitwisselen. 8. Stemmingen In stemming komt motie 60-25 (zie blz 38). De voorzitter: Ik verzoek de leden die tegen de motie zijn, de hand op te steken.
91
6 november 1995
De voorzitter: Ik constateer, dat 19 leden tegen de motie hebben gestemd en 34 leden ervoor, zodat zij is aangenomen. 9. Begrotingsbehandeling (vervolg) Wordt voortgegaan met de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1996 en het Najaarsbericht 1995 (zie bijlagen 60+, 60A en 72). De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik spreek mijn dank uit voor de waardering voor het gevoerde beleid. Zelfs de heer Poelmann heeft gezegd dat de vertegenwoordigers van het CDA in het college geen aanleiding geven tot nadere beschouwing. Ik dank hem daarvoor. Hij zei: wij kennen ze al en ze doen het nog steeds zo. Dat kan positief en negatief worden uitgelegd. Hij heeft, terecht, gezegd, de vinger aan de pols te houden. De heer Poelmann heeft erop gewezen dat minister Wijers een centrum voor geavanceerde en vernieuwbare energiebronnen wil oprichten. Ik ben het met de heer Poelmann eens dat wij zo'n centrum in Noord-Holland al hebben in het ECN. In het overleg met de minister van Economische Zaken zullen wij dit nog eens duidelijk maken. Wij werken overigens snel, want wij hebben dit ook al duidelijk gemaakt aan de ambtenaren van de directie algemeen technologiebeleid. Mevrouw Onstenk heeft gesproken over enige onaangename suggestieve opmerkingen in het Beleidsplan over het provinciaal ambtenarenbeleid. Zij heeft hier ook in commissie-verband op gewezen. Ik ben het met haar eens dat er sprake is van een ongelukkige formulering. Als men eruit opmaakt dat wij commentaar hebben op onze ambtenaren, is dat fout, want dat is niet zo. Als daar wel sprake van zou zijn, is het nog maar de vraag of dat in een Beleidsplan opgenomen moet worden. GS hebben geen negatieve visie op het functioneren van het personeel, integendeel. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Is dat dan een slordigheidje geweest? De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): Ik kom er nog op terug. Ik hecht er bijzonder aan om hier te verklaren dat de relatie tussen portefeuillehouder en medewerkers zeer goed is en ook zo zal blijven. Om alle misverstanden te vermijden, stel ik nogmaals dat het geenszins de bedoeling van het college is om de ambtenaar in een negatief daglicht te stellen. Als gevolg van de veranderde provincie worden er andere eisen gesteld aan de provinciale medewerkers. Dat GS een poging doen om dat uiterst concreet te maken, lijkt mij goed. De ambtenaren mogen weten wat zij kunnen verwachten. Zij mogen er echter ook op vertrouwen dat zij de gelegenheid krijgen om aan die eisen te voldoen en dat GS beseffen dat zo'n ingrijpende verandering niet in een jaar voor elkaar is. Hier
gelden niet de woorden van de heer Bongers, die Joost van den Vondel citeerde, dat men er niet op mag bouwen, want wij bouwen daar wel op. Alhoewel, ik kan ook naar een Turks spreekwoord verwijzen: ook een stilstaande klok heeft twee keer per dag gelijk! De heer Bongers (VVD): Vindt u het goed dat ik uw antwoord niet begrijp? Ik kom daar donderdag wel op terug! De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): In de commissie Economische Zaken en Werkgelegenheid heb ik mevrouw Onstenk al toegezegd, een poging te wagen om inzichtelijk te maken aan wie de provinciale middelen ten goede zijn gekomen en tot hoeveel arbeidsplaatsen dat heeft geleid. Daarbij zal ook betrokken moeten worden het aantal arbeidsplaatsen dat wij hebben weten te behouden door inbreng van de provincie. Mevrouw Onstenk heeft gesproken over het aanbieden van een werkweek van bijvoorbeeld 32 uur, met de garantie dat de vrijgekomen uren in nieuwe banen worden omgezet. Mevrouw Onstenk, dat is een brug te ver. Wij hebben met veel moeite een CAO voor de ambtenaren tot stand gebracht. Er zijn duidelijke afspraken tussen de werkgever en de werknemers gemaakt, zowel op centraal als op decentraal niveau. Mochten er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, dan kom ik daar vanzelfsprekend in de commissie op terug. Er is bijvoorbeeld een 36-urige werkweek per 1 januari 1997 afgesproken. De heer Lauxtermann merkte op dat wij steken hebben laten vallen in het overleg met de medezeggenschapscommissie. Ik stel voorop dat ik geen gesprekspartner ben voor de medezeggenschapscommissie, want dat zijn de directeuren, het COD. Ik praat met het Georganiseerd Overleg, de ondernemingsraad. Hetgeen de heer Lauxtermann naar voren brengt, slaat waarschijnlijk op een verschil van mening tussen het management van het WEB en de medezeggenschapscommissie over het verplicht inwinnen van advies bij het benoemen van een interimmanager. Daarover komt duidelijkheid, want wij hebben gezamenlijk werkgever en werknemers - besloten om extern advies in te winnen. Wij weten dan voor nu, maar ook voor de toekomst, hoe dat geregeld moet worden. Ik onderstreep de opmerking over een te voeren goed sociaal beleid. Dat beleid wordt nu al gevoerd en dat zal ook zo blijven. Ik dank de heer Kruijmer voor zijn ondersteuning van het provinciaal technologiebeleid. Ik ben het met hem eens dat wij nooit het gehele midden- en kleinbedrijf zullen kunnen betrekken bij de beoogde reorganisaties, ook op het terrein van technologiebeleid, maar het is te gemakkelijk om te zeggen dat dat toch niet lukt. Wij moeten ons inspannen om een zo groot mogelijk deel van het midden- en kleinbedrijf erbij te betrekken. De heer Kruijmer heeft gevraagd of de 92
6 november 1995
koppeling van de provincie met internet onderzocht kan worden. De afdeling Economische Zaken heeft sinds een halfjaar bij wijze van proef een abonnement. Het COD heeft besloten om een werkgroep in te stellen die het nut van internet zal beoordelen. Er is dus al voldaan aan de wens van de heer Kruijmer. In de algemene beschouwingen van de heren Van Wijk en Elsthout heb ik geen opmerkingen gehoord die mijn portefeuille betreffen; geen tijding, goede tijding. Ik ben het eens met de fractie van De Groenen dat geldstromen naar de Noordkop tot nog toe gering zijn, vooral die naar het eiland. Er is echter niet minder werk verricht voor de regio Noordkop. In Brussel is helaas niet positief gereageerd op de aanvraag in het kader van het Europees programma Resider. Mevrouw Smit heeft de suggestie gedaan om gebruik te maken van ambtenaren die thuis zijn in Europa. Het is een leuk voorstel, maar ik ga er niet op in, omdat mijn ambtenaren in Europa hun mannetje staan. Er zijn voor het overige genoeg bestuurderen waarvoor dat ook geldt. Wij zijn toonaangevend in Brussel. Ik noem het kazenprogramma dat wij in Brussel hebben binnengehaald. Zij hoeft zich dus geen zorgen te maken. In tegenstelling tot de waarschuwing van mevrouw Smit dat er niet te veel aandacht moet worden besteed aan toerisme omdat dat drukte en verkeer met zich brengt, is de opstelling van de provincie dat er wel iets gedaan wordt aan toerisme, want dat is goed voor het midden- en kleinbedrijf, dus voor de economie. De heer Verburg en anderen hebben gesproken over de Noordkop en vliegveld de Kooy. De afgelopen jaren zijn er, mede door bijdragen van de provincie, forse investeringen gepleegd onder andere in de verkeersbegeleiding en in de fysieke ontsluiting. Mede daardoor is de helikopterdienst van de KLM verplaatst van Schiphol naar Den Helder. Ook in de toekomst zullen wij, waar mogelijk, met aanwending van Europese gelden blijven streven naar een optimale ontwikkeling van de Kooy. Uiteraard gebeurt dit binnen de kaders van het milieubeleid en het ruimtelijk-ordeningsbeleid, onder andere de PKBWaddenzee. Er zijn vragen gesteld over de Zaan. De provincie heeft onlangs de voortrekkersrol ingevuld in het overleg met de heer De Boer in de vorm van een project van de dienst WVV en Economische Zaken. Er zal onderzoek worden gedaan naar de economische betekenis van de Zaan op korte termijn. Er is gevraagd naar het verschil tussen de prognose van McKinsey, namelijk 47.000 arbeidsplaatsen, en de 37.000 arbeidsplaatsen die zijn genoemd in het rapport-Andriessen. De oorzaak daarvan is dat de arbeidsproduktiviteit flink blijft toenemen. Voor een verdiende gulden kan daardoor steeds minder werkgelegenheid worden gerealiseerd. Een volgende reden is dat elke arbeidsplaats steeds
meer ruimte in beslag neemt. Dat betekent dat er per hectare bedrijfsruimte niet meer hetzelfde aantal arbeidsplaatsen kan worden gerekend zoals in het verleden. Over de ondersteuning van het technologiebeleid is door verschillende fracties gesproken. Naar aanleiding van de bezuiniging op het ECN heb ik minister Wijers een brief geschreven. Ook de statencommissie EZ is gemeld dat de bezuiniging op het ECN nauwelijks gevolgen heeft voor het Noord-Hollands midden- en kleinbedrijf. Het ECN krijgt nu meer doelfinanciering. Dus er is sprake van een overgang van aanbod- naar vraagsubsidie, waarbij samenwerking van met name de Noordhollandse bedrijven gehonoreerd wordt. Een groot deel van de projecten uit het technologieprogramma vindt plaats in samenwerking met het ECN. Een van de projecten is een werkervaringspool waarvan medewerkers van het ECN die met ontslag bedreigd worden, deel uit kunnen maken. Zij worden ingezet bij het midden- en kleinbedrijf. Ook is gevraagd naar de rol van de provincie ten aanzien van Fokker. Die taak ligt vooral in Den Haag. In het onderhoud dat wij daarover hebben gehad, hebben wij de steun toegezegd om, als de klap komt, deze toch zo klein mogelijk te houden. De samenwerking met de kennisinstituten zoals het Lupardcollege, de Hogeschool Haarlem en de TU Delft is goed. Er zijn vragen gesteld over het toerisme in Noord-Holland. Er is bezorgdheid over de concurrentie, vooral met Oost-Duitsland. Ik zal de desbetreffende cijfers aan de staten toezenden. De cijfers tot 31 december 1994 onderstrepen die ongerustheid niet. Integendeel, er kwamen ongeveer 15% meer toeristen naar de Noordhollandse kust. Krabbergatsluis/Enkhuizen is geplaatst op de MID. De start van de werkzaamheden begint in 1998. Op de rijksbegroting is 85 mln. voor de aanleg van het navischduct gereserveerd. De heer Neef heeft over het mobiliteitscentrum gesproken en vervolgens over het Bedrijfsvervoersplan. Hij is een illusie armer geworden. Dat is niet nodig. Het provinciaal mobiliteitscentrum is op 9 oktober in aanwezigheid van ongeveer 350 medewerkers geopend. Inmiddels hebben zich al meer dan 100 medewerkers bij het centrum gemeld. Het voorziet blijkbaar in een duidelijke behoefte. Hij zal begrijpen dat ik bijzonder blij ben met de getoonde belangstelling. Ik verwacht dat het centrum een voorname plaats in gaat nemen voor de interne mobiliteit van ons personeel, eventueel in samenwerking met gemeenten en andere instellingen in onze provincie. Er is een Bedrijfsvervoersplan. Aan de vakorganisaties is een ambtelijk voorstel voorgelegd. Op 10 oktober jongstleden is het concept besproken in het college van GS. GS willen het concept niet vaststellen dan nadat alle financiële consequenties in relatie tot de werkingssfeer zijn onderzocht. De 93
6 november 1995
statenleden van de commissie Middelen zijn vertrouwelijk op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken. De heer Neef heeft gesproken over het item Kamers van Koophandel. Wij streven hetzelfde na: één grote Kamer van Koophandel, maar wel voor het bedrijfsleven. Wij moeten ervoor zorgen dat het bedrijfsleven de vruchten ervan plukt. Er wordt momenteel een discussie in de media gevoerd. Ik denk dat op hetzelfde wordt uitgekomen, zodat het beleid van zowel de Partij van de Arbeid als van het college dezelfde uitwerking heeft. De provincie heeft een advies uitgebracht. Desalniettemin wensen wij mevrouw Van Dok veel wijsheid. De heer Bongers heeft gezegd dat wij niet alleen prioriteit moeten geven aan grootstedelijke projecten. Wij doen dat niet. Ik wijs op de activiteiten in de regio Kop van Noord-Holland en in de regio Gooi- en Vechtstreek en verwijs ook naar het mediapark. De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Mijnheer de voorzitter! Er zijn wijzigingen op het gebied van het milieubeleid. De laatste aanpassing van de provinciale milieuverordening is inderdaad een draak die bestreden dient te worden. Zoals met alle draken, kan ook deze niet in één keer verslagen worden. Er is terecht opgemerkt dat, wanneer de advisering van de raad voor Milieu en Water op deze wijze doorgaat, de raad beter afgeschaft kan worden, evenals andere provinciale raden. De heer Poelmann (D66): Waarom? De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Deze raad komt, vaak als het beleidsei al gelegd is, met adviezen die heel ver afstaan van hetgeen in de voorbereiding al tot stand is gekomen. Zo'n advies komt als mosterd na de maaltijd. Dat advies heeft geen enkele meerwaarde. Over de milieuproblemen wordt al gesproken met de agrarische sector, met de Kamers van Koophandel en met de Milieufederatie. De raad voor Milieu en Water geeft eigenlijk een optelsom van al die verschillende opmerkingen, aangevuld met een extra advies van de voorzitter. Ik hecht daar bijzonder weinig betekenis aan. De heer Bongers (VVD): Die draak mag u van ons ook bestrijden! De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Prima! De heer Poelmann (D66): Waarom stelt u dan integratie met de Planologische commissie voor? Het is kennelijk beter dat de raad er maar helemaal mee ophoudt. De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Dat zou ook het beste zijn. Er is echter een wettelijke verplichting. Ook speelt een rol dat de Planologische commissie en de Milieuraad over dezelfde plannen adviseren. Er wordt dubbel geadviseerd.
voor de kosten in het geval van restcapaciteit? De heer Poelmann (D66): Beleid ontstaat, dat ontwikkelt zich in overleg met anderen. Pas daarna komt er een voorstel waarover de raad kan adviseren. Dat advies komt dus altijd laat. Dat euvel houd je wanneer de advisering ergens anders wordt ondergebracht. De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Dan is er in elk geval één adviesinstantie minder. Dat scheelt weer tijd. Als de raad - al dan niet samen met de planologische commissie - toch moet blijven bestaan, is het beter hem tijdens de ideevorming te raadplegen en niet aan het eind van de rit. Zoals het nu gaat, werkt het niet. Er komt nog een advies over de N22. Nadat wij uitvoerig hebben gesproken over de plannen inzake IJburg en over het IJmeer adviseert de raad dat die beter maar niet uitgevoerd kunnen worden. De advisering staat zeer ver af van hetgeen waar wij mee bezig zijn. Dat is zonde van het geld en frustrerend voor de mensen die daar hun tijd en energie in steken. De heer Poelmann (D66): Ik kom hier donderdag op terug. De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): Fijn. Voorzitter! Het gaat om beleidswijzigingen die bewust zijn aangebracht. Op dat onderdeel is er dus afstand van het oude beleid. Dat geldt echter niet voor de besluitvorming over de huisvuilcentrale in Alkmaar. Er blijkt minder afval te worden aangeboden dan de staten gedacht hadden. Je moet je verantwoordelijkheid daarvoor nemen. Je moet degenen die hier destijds op gewezen hebben, gelijk geven. Ik heb echter nooit gezegd dat die centrale niet gebouwd had moeten worden. De heer Poelmann (D66): Dat heb ik in de krant gelezen. De heer De Zeeuw (lid gedeputeerde staten): U heeft kennelijk ook in de krant gelezen dat ik gezegd zou hebben: als de preventie slaagt, gooi maar een oven dicht. Voorzitter! Ik heb het volgende gezegd. Als er uiteindelijk gekozen moet worden tussen preventie en hergebruik, en er kan op geen enkele manier verbrandbaar afval van elders gehaald worden, moet je toch kiezen voor het voorkomen van afval en voor hergebruik. Dit kan in allerlaatste instantie tot leegstand leiden. Daar zijn wij echter in het geheel nog niet aan toe. De heer Poelmann (D66): Ik geloof u. Probeert u echter uw collega Wildekamp er eens van te overtuigen dat zij op dezelfde manier met kranteberichten om moet gaan. Zij komt voortdurend terug op een krantebericht waarvan ik minstens vijf keer heb gezegd dat er wat anders wordt bedoeld. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wie draait er op 94
6 november 1995
De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Die regeling is op zichzelf vrij simpel. Uiteindelijk komen de kosten bij de burgers en de bedrijven terecht; en bij de aandeelhouders uiteraard, dus bij de gemeenten. Dit is een extra motivatie om ernaar te streven dat onze afvalverbrandingsovens daadwerkelijk volledig gebruikt worden. Ik heb er overigens zojuist al op gewezen dat preventie en hergebruik een hogere prioriteit hebben. De motie van D66 inzake het afvalbeleid gaat in de richting van een totale nationalisering van het afvalbeleid. Voorzitter! Door de invoering van het landelijk stortverbod per 1 januari is er al sprake van een zekere mate van landelijke sturing. Dit stortverbod kent overigens ontheffingen. De provincies zijn, samen met andere overheden, gehouden om dit uit te voeren. Wij moeten schaken op verschillende borden. Er wordt op landelijk niveau gediscussieerd. Binnen de Randstad is het zeker niet allemaal koek en ei. Ook binnen Noord-Holland moet er nog een discussie gevoerd worden. Dat hoort er allemaal bij. Daar zijn wij voor aangenomen. Het is niet sterk om ons op dit lastige moment aan onze verantwoordelijkheid te onttrekken. De heer Poelmann was vrij positief over het IPO. Het lobbyen in dat kader is niet altijd even gemakkelijk. De heer Poelmann (D66): Waar ligt de grens? Wanneer moet de minister maar eens wat harder ingrijpen? De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Ik stel voor, de nadere vragen uit te stellen tot donderdag. Ik wil graag dat het college vanavond nog de eerste termijn kan afronden. De voorzitter: Dat is een uitstekend voorstel. Ik vraag de staten zich sterk te beperken bij het plaatsen van interrupties. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Ik zal mijn best doen, de antwoorden nog verder in te dikken. Er is gesproken over milieuvriendelijke energie. Daar ben ik natuurlijk voor. Er moet echter goed nagegaan worden op welke onderdelen de provincie werkelijke activiteiten ter zake kan ontplooien. Wij dienen daar kritisch in te zijn. Het college heeft de windmolens niet uitgevonden. De bijdrage van windmolens vergeleken met andere alternatieve energiebronnen is niet groot. De afweging in het kader van de ruimtelijke ordening is ook van wezenlijk belang. In de praktijk is gebleken dat hierdoor veel locaties afvallen. Het is het college niet ontgaan dat het woelig is op het windmolenfront. Mijn tip voor een motie is om niet om een algemeen onderzoek en om het instellen van een stuurgroep te vragen. Dat is vorig jaar ook gebeurd. Dat levert niets op. Daarom hebben wij het convenant ook opgezegd. Als men iets wil doen, kan
men beter een locatie suggereren, zoals de Afsluitdijk. Een idee behoeft niet geheel afgerond te zijn, maar dan doe je in ieder geval wat. Er kan gericht onderzoek naar de plaatsing van windmolens plaatsvinden. Een algemene vraag naar mogelijk locaties heeft geen zin. De heer Le Belle (D66): Ik wou dat meer gedeputeerden zulke tips voor moties hadden. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Er is gesuggereerd, een strategisch project inzake landbouw, milieu en energie in te stellen. Er is al naar voren gekomen dat wij zeer veel doen op het gebied van landbouw, natuur, energie en milieu. Tegenwoordig wordt over plattelandsvernieuwing gesproken, maar wij deden er al jaren aan. Ik wil niet voor dat strategisch kernthema pleiten. Ik wil doorgaan op de lijn die het college heeft gekozen om de internationale concurrentiepositie in eenvoudiger bewoordingen weer te geven, zoals met economie, milieu en technologie. Op deze wijze willen wij met dit zogenaamde kernthema omgaan. De fractie van GroenLinks heeft veel aandacht geschonken aan het onderdeel milieu en verkeer. Ik wil hier wel de persoonlijke opmerking over kwijt, dat het verkeer mij veel zorgen baart in het kader van de groei van de milieuproblemen. Deze mening komt dus niet voor rekening van het college. Dit punt brengt binnen het college de nodige discussies met zich. Dat was al zo tijdens het opstellen van het collegeprogramma. Wij proberen, onder eerste verantwoordelijkheid van collega De Boer een en ander vorm te geven in het prachtproject "Bereikbaarheid". Er zal daarin aandacht worden gegeven aan de bevordering van het vervoer over water en het vervoersmanagement, dus het beter geleiden van vervoersstromen zonder nieuwe wegen aan te leggen. Wij proberen hieraan ook een toekomstvisie te verbinden met inachtneming van de discussies die er onderling over gevoerd worden. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Kunt u een dergelijke opmerking donderdag wel namens het collega maken? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Laat u die opmerking nu gewoon voor mijn rekening. Vervolgens dient u na te gaan hoe het college de uitvoering ter hand neemt. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Kan ik een en ander terugvinden in de jaarlijkse milieuuitvoeringsplannen? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Ja. Voorzitter! Er is gesproken over de waterkwaliteit. Burgers en bedrijven hebben veel kosten gemaakt om het water schoner te maken. Dit is nu ook aan de orde bij de agrarische sector. Die sector doet overigens al veel op dit punt. Sommige dijkgraven hebben zich 95
6 november 1995
hier wel erg ongenuanceerd over uitgelaten. Volgens hen moet de agrarische sector van de ene op de andere dag een aantal zaken realiseren. Mede gelet op de gevoeligheid van dit punt, is dit niet de juiste weg. Ik wijs in dit verband op de wijze waarop het bollenconvenant tot stand is gekomen. De komende tijd moet ernaar gestreefd worden om in het kader van het mestbeleid samen met de agrarische sector een bijdrage te leveren aan de verbetering van de waterkwaliteit. Over de verlening van milieuvergunningen aan bedrijven nog het volgende. Voorzitter! Ik denk dat wij op een zeer goede manier inspelen op de ontwikkeling door de vergunningverlening steeds beter af te stemmen op de eigen milieuzorgsystemen van bedrijven. Bedrijven die wat dat betreft hun zaken goed voor elkaar hebben, krijgen sneller een vergunning op hoofdlijnen, die veel beknopter kan zijn dan de boekwerken die nu worden uitgegeven. Bij de handhaving willen wij de nadruk leggen op de echte milieubelasting van bedrijven en op het nalevingsgedrag. Het aantal brandblussers is uiteraard ook van belang, maar dat heeft niets te maken met het milieu. De bedrijven die de milieuregels goed toepassen, behoeven minder intensief gecontroleerd te worden. Helaas heb ik dit jaar weer niet de emancipatieprijs gekregen. Echter, de benoeming tot Sint Joris maakt weer veel goed. De heer Le Belle (D66): U bent daarmee tegelijk de heilige geest van de Dreef. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): U moet het niet overdrijven. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Vorige week dinsdag is in de staf WVV het vervolgtraject van het kernthema bereikbaarheid 1996 behandeld. Daarna is dit met collega De Zeeuw besproken. Dit vervolgtraject moet nog in het college aan de orde komen. Een aantal aspecten uit dit aangepaste kernthema heeft te maken met vragen die vandaag zijn gesteld, zoals het verkeers- en vervoersmanagement. Ook de verbetering van de vaarweg De Zaan is hierin opgenomen. Een aantal projecten ter zake was al gestart maar er was weinig onderlinge samenhang. Uiteindelijk worden alle projecten samengevoegd en zal de provincie de kar trekken. De projectleider is afkomstig van WVV. Er wordt aan vier verschillende onderdelen gewerkt. Wij hopen dat er op redelijk korte termijn duidelijkheid kan worden geschapen in de onoverzichtelijke situatie. Een en ander is onder het kopje "goederenvervoer" terug te vinden op bladzijde vijf van het Najaarsbericht. Wij zullen ook aandacht besteden aan de andere vaarwegen die de heer Verburg heeft genoemd. Het is echter de vraag of wij op al deze punten invloed uit kunnen oefenen. Iets nieuws is het milieuvriendelijk
afvaltransport Noord-Holland-Noord. Er zal onderzocht worden op welke wijze vuil naar de verbrandingsoven in Alkmaar vervoerd kan worden. Daarna vindt er een haalbaarheidsstudie plaats en ten slotte volgt er een implementatie-advies. Uiteindelijk kan er eventueel een proefproject voor containerterminal voor afvaltransport gestart worden. Er is gevraagd of het PAF hier geen rol in kan spelen. Voorzitter! Het is de bedoeling dat het PAF de kosten draagt van de haalbaarheidsstudie en het implementatie-advies. Over de financiering van het proefproject, waarmee uiteraard aanzienlijk meer geld is gemoeid, is nog niets afgesproken. Het is niet uitgesloten dat wij toch weer bij het PAF terechtkomen. De staten kennen dit vervolgtraject nog niet, maar zij krijgen het uiteindelijk natuurlijk wel aangeboden. Voor de volledigheid merk ik op dat BESC wordt uitgebreid tot "mobiliteitsplannen recreatieverkeer". Dit houdt in dat het project "Zomer in de Kop" eraan toegevoegd wordt. Verder zijn nog toegevoegd het collectief vraagafhankelijk vervoer en de telematica. Ik onderschrijf de woorden van de heer Bongers inzake het kernthema bereikbaarheid. Ik ben het daar geheel mee eens. Het is een glashelder kernthema.
mee eens. Daar is ook door mijn fractie op aangedrongen. Ik vind dit echter een illustratief voorbeeld van de wijze waarop hier soms met financiën wordt omgegaan. Het is bijzonder dat de gedeputeerde in staat is om uit een of ander potje ¦ 750.000 tevoorschijn te toveren.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Met de bereikbaarheid is het slechter gesteld dan met het kernthema.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): De gedupeerde reizigers willen dat Hilversum weer in het intercitynet wordt opgenomen.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Het kernthema dient om de knelpunten op een rijtje te zetten, waarna maatregelen kunnen genomen om de bereikbaarheid te vergroten, zonder onmiddellijk de mobiliteit te vergroten. U weet dat wij daarmee bezig zijn. In de commissie WVV komt een en ander uitgebreid aan de orde. Het zal bekend zijn dat vorige week woensdagmiddag de commissie WVV heeft gesproken over het traject en het MER van de N22. Het bleek dat de fractie van GroenLinks de aanleg van de N22 afwijst. Ook werd duidelijk dat het zuidelijk tracé niet op de goedkeuring van de andere partijen kan rekenen. Het tracé van de N22 zal dus opnieuw in het college besproken worden. De heer Poelmann heeft gezegd dat ik mij, in plaats van met het uitdelen van bekeuringen, bezig moest houden met de N22. Voorzitter! Ik heb één bekeuring uitgedeeld en dat was op zichzelf een zeer leuke ervaring. Mijn dagen zijn redelijk gevuld met de N22 en trouwens ook met de N201. De heer Poelmann heeft gelijk dat er ineens ¦ 750.000 beschikbaar komt voor 75 nieuwe ABRI's langs provinciale wegen. Dit betreft de zogenaamde motie-1-gelden. Bij de begrotingsbehandeling in de commissie WVV bleek dat alle partijen erop aandrongen om iets aan de ABRI's te doen. Wij hebben dat opgepikt.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): U denkt toch niet dat de NS in een dergelijk overleg zelfs als ik erbij ben - na een uurtje zeggen: jullie hebben eigenlijk gelijk? Daar is wel wat meer tijd voor nodig.
De heer Poelmann (D66): Daar ben ik het van harte 96
6 november 1995
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben goed geluisterd naar de signalen uit de commissie WVV. Met dat bedrag hadden wij ook wat anders kunnen doen. Overigens is mijn gezin niet zo blij met de heer Poelmann. Hij heeft voorspeld dat mijn werkweek al op dinsdagmiddag voorbij zou zijn, vanwege mijn "gebrekkige" portefeuille. Dat blijkt echter niet het geval te zijn en nu heb ik iedere dinsdagavond toestanden thuis omdat ik uit moet leggen dat ik de volgende dag toch echt weer naar Haarlem moet. Voorzitter! Er is overlegd met de NS, met de gemeente Hilversum, met het gewest en met andere instanties over het opheffen van het intercitystation Hilversum. Ik heb daar ook aan deelgenomen. Er vindt nu nader overleg plaats tussen Hilversum, het gewest en de NS. Ik heb er vertrouwen in dat er wel een oplossing gevonden wordt. Er is een begin gemaakt.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik vind dat u de belangen van de provincie niet goed heeft behartigd. U heeft uw oren te snel naar landelijke belangen laten hangen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Nu word ik een beetje pissig. U bent daar niet bij geweest. U weet absoluut niet wat daar besproken is. U kunt zich alleen baseren op kranteberichten. Het is een goed gesprek geweest tussen twee partijen: de NS tegenover alle andere partijen die het eens waren met de gemeente Hilversum. Er was aanvankelijk geen centimeter ruimte. Na heel lang praten, is toch ruimte voor overleg ontstaan. Ik vind dat een prachtig resultaat. Ik was niet de enige die daar buitengewoon tevreden over was. Dit overleg moet een kans krijgen. Ik bestrijd dat ik hierin tekort ben geschoten. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Vooral de reizigers op dat traject zijn pissig, want die lopen extra vertraging op. Het resultaat van de besprekingen was minimaal. Wij vragen om meer inzet om er meer uit te kunnen slepen.
De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik ga er verder niet op in. Ik wil er alleen van zeggen dat ik dit een verkeerde benadering vind. De heer Lauxtermann heeft aandacht gevraagd voor de mobiliteit van de ouderen. Voorzitter! Dat gebeurt zoveel mogelijk. De heer Bruystens stelt dit punt regelmatig in commissieverband aan de orde. Hij kan er zeker van zijn dat wij daarop letten. De heer Kruijmer heeft gesproken over de versnelde aanleg van wegen. Ik voeg daaraan toe: als dat nodig is, want het is niet de eerste opzet van het verkeersbeleid om almaar nieuwe wegen aan te leggen. Wij proberen wel, de uitvoering van bestaande plannen te versnellen. Dit betekent echter niet dat allerlei nieuwe plannen worden ingediend. Mevrouw Smit vond drie regeltjes over het fietsbeleid in het Beleidsplan heel mager. Volgens haar is dat typerend voor het beleid in deze provincie. Voorzitter! Er zijn maar drie regeltjes over het fietsbeleid geschreven omdat dit onderdeel compleet is ontwikkeld. Er zijn verschillende plannen gemaakt, zoals het plan om de gemeenten de mogelijkheid te bieden om subsidie-aanvragen in te dienen voor de aanleg van fietspaden. Als het beleid op de rails staat, behoeft er niet zoveel meer over geschreven te worden in een Beleidsplan. De CDA-fractie heeft een motie ingediend inzake de omlegging van het Kooymeerplein. Voorzitter! Ik kan nu al zeggen dat ik het daarmee eens ben. Morgen ga ik met twee wethouders - een uit Alkmaar en een uit Heiloo - naar de ondervoorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer om een pleitnotitie te overhandigen. Aanneming van die motie kan die notitie alleen maar ondersteunen. Wij kunnen nog niet zeggen wanneer de omleidingen van de N201 gereed zullen zijn. Wij zijn al blij dat wij in het overleg met de gedeputeerde Kok van de provincie Utrecht zo ver zijn, dat hij bereid is om in GS en daarna in PS van Utrecht voor te stellen om de planvorming door te laten gaan. Intussen proberen wij, maatregelen te nemen om het veilingverkeer een andere route te laten volgen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik zal trachten de beantwoording van de financiële beschouwingen morgen op schrift te laten zetten en te verzenden, zodat deze antwoorden aanstaande donderdag bij de discussie betrokken kunnen worden. De algemene en financiële beschouwingen worden geschorst. 10. Sluiting der vergadering De voorzitter sluit vervolgens de vergadering om 22.25 uur.
97
6 november 1995
BIJLAGE 1 Antwoord gedeputeerde voor de Financiën op de financiële beschouwingen. 1. Begroting en Beleidsplan 1996 Met genoegen heb ik kunnen beluisteren dat u waardering heeft voor het financieel beleid in onze provincie, de wijze waarop wij invulling geven aan prestatie-gegevens in de begroting en de presentatie van het geheel in begroting en Beleidsplan. Overigens zijn wij waakzaam, teneinde niet in zelfgenoegzaamheid te vervallen; er valt immers nog veel te doen en te verbeteren. Ik wil vervolgens ingaan op een aantal hoofdlijnen, zoals deze - soms door meerdere sprekers - naar voren zijn gebracht. Ik doe dat aan de hand van een aantal clusters. De risicoparagraaf Om te beginnen dit: de risicoparagraaf is weliswaar nieuw voorgeschreven in de comptabiliteitsvoorschriften, maar deze provincie kende al een aantal jaren de goede gewoonte haar risico's te verkennen via de notities "donderwolken". De risicoparagraaf is er niet om alle mogelijke risico's in beeld te brengen; zij is er om de momenteel bekend zijnde risicofactoren toe te lichten. Daarbij gaat het om verschillende zaken: -gebeurtenissen waarvan onzeker is of ze werkelijkheid worden; -claims op de provincie, die door ons bestreden worden; -toekomstig beleid, dat door ons nog te beïnvloeden is. Gezien de aard van deze risico's zijn wij van mening dat de bestaande fondsen en reserves (incl. de saldireserve, alsmede de ruimte in onze meerjarenramingen) in principe voldoende zijn om eventueel optredende financiële schade te kunnen opvangen. Teneinde het risicomanagement als item in de organisatie meer gestalte te geven, is inmiddels een ambtelijke werkgroep o.l.v. de provinciecontroller van start gegaan. Ik kom hierop t.z.t. terug in de commissie Middelen. De ¦ 2.241.000,- ruimte Op verzoek van dezelfde commissie Middelen heeft ons college besloten de Staten de ruimte te laten zelf met beleidsvoorstellen te komen. Daarbij hebben wij in de Memorie van Antwoord aangegeven dat het niet 98
6 november 1995
de bedoeling kan zijn hieruit posterioriteiten terug te laten draaien; dit standpunt willen wij handhaven. Daarnaast streven wij naar bestemming van de ruimte aan een beperkt aantal grotere projecten; de door u ingediende voorstellen bieden daar ruimte toe. Ik ga er van uit dat overleg tussen de fracties tot een bepaalde mate van consensus zal leiden; indien dat niet het geval is, zullen gedeputeerde staten uiteraard hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf met voorstellen komen.
De opcenten Het is verheugend te constateren dat een ruime meerderheid van uw Staten het met ons eens is dat het - gezien onze financiële positie - niet nodig is een inflatiecorrectie op de opcenten motorrijtuigenbelasting toe te passen. Of een verlaging voldoende draagvlak heeft, wachten wij af. Overigens maak ik u er nu vast op attent dat u in december een voorstel voorgelegd krijgt tot een aanmerkelijke verhoging van het aantal opcenten, zij het dat dit voor de Noordhollandse burger een budgettair neutrale uitwerking is van het wetsvoorstel, dat momenteel bij de Staten Generaal aanhangig is ter verruiming van het provinciaal belastinggebied. De gelijktijdige uitname door het Rijk van een gedeelte van de Provinciefonds-uitkering gaat gepaard met een verlaging van de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. De beleidseffectrapportage Terecht is opgemerkt dat de begroting nu enig inzicht geeft in beleidseffecten, maar dat iets dergelijks eigenlijk ook in de verantwoording aan de orde zou moeten komen. Dit punt hebben wij zelf ook gesignaleerd; vandaar dat wij proberen - aan de hand van de zgn. slotmanagementrapportages 1995 van de diensten - te komen tot een Slotbericht aan uw Staten (voorjaar 1996). In dit Slotbericht zullen wij effecten van het door ons gevoerde beleid in 1995 belichten, als voorloper (en onderdeel) van de meer cijfermatige verantwoording in de jaarrekening. Overigens hebben wij enkele jaren geleden een traject ingezet tot versnelling van de oplevering van deze jaarrekening, zodat wij ons voor repressief toezicht door onze toezichthouder kunnen kwalificeren. Het is verheugend te constateren, dat dit is gelukt, waarbij ik wel op wil merken, dat een verder naar voren halen op praktische problemen stuit. De strategieprojecten Inderdaad is het zo dat een aantal projecten vertraging
ondervindt, zodat gelden via de VUI (Voorziening Uitgestelde Intenties) naar een volgend jaar worden overgeboekt. Stelregel is en blijft echter dat, indien een project niet van de grond blijkt te komen, de gelden terugvloeien naar de algemene middelen. Het FIN Zoals aangekondigd in het collegeprogramma zal een Fonds Investeringen Noord-Holland worden ingesteld, waarin bijzondere vermogensbaten gestort zullen worden. Om te beginnen gaat het dan om de gelden die vrijkomen uit de vermogensherstructurering van het PEN. Het voorstel tot instelling van dit fonds alsmede de modaliteiten hoe er mee om te gaan, kunt u in het voorjaar van 1996 tegemoet zien. Het SPA-krediet Via het Voorjaarsbericht 1995 heeft u ingestemd met het ter beschikking stellen van een krediet van maximaal ¦ 5,5 mln in totaal voor de jaren 1995 t/m 1997 i.v.m. onze extra inspanningen in het meedenken aan een oplossing van de grootstedelijke problematiek. Ter gelegenheid van de behandeling van dit Voorjaarsbericht in uw Staten heb ik al aangegeven, dat de uitslag van het referendum in Amsterdam niet betekent dat ons denken over deze problematiek nu opeens ophoudt. Ik mag u ook verwijzen naar de recente uitspraken van de betrokken Staatssecretaris terzake. Daarnaast is het zo dat wij er de behoefte aan hebben, de extra kosten die wij maken apart bij te houden, teneinde t.z.t. de rekening neer te leggen waar deze thuishoort. Daarom lijkt het verstandig dit krediet te laten voortbestaan, waarbij ik u overigens wel toe kan zeggen dat wij er in 1996 een zeer gepast gebruik van willen maken, zodat het zeker niet tot het maximum bedrag aangewend zal gaan worden. Indien u dat wenst zal ik de commissie Middelen een overzicht terzake geven. Tenslotte wil ik nog ingaan op enkele specifieke punten. Uw zorgen m.b.t. financiën van het beleidsveld ouderenvoorzieningen worden door het college gedeeld. Wij zullen nauwgezet de vinger aan de pols houden o.a. door middel van periodieke financiële rapportages terzake - teneinde een beslag op algemene middelen te voorkomen. De aanvullende IPO-begroting geeft aan dat het IPO weliswaar streeft naar een situatie van klein en fijn, 99
6 november 1995
maar daar nog niet altijd in slaagt. In dit specifieke geval zijn daar goede redenen voor. Op zich bent u met mij van mening dat het IPO goed werk doet m.b.t. de profilering van de bestuurslaag provincie en tegelijktertijd in staat blijkt te zijn een groot aantal praktische zaken tot een goed einde te brengen. Wij moeten ons daarbij realiseren dat ondersteuning vanuit de provincies ook zo zijn grenzen kent. Ik kan u bovendien zeggen dat het Dagelijks Bestuur van het IPO voortdurend prioriteiten stelt; ik zal daar op blijven toezien. Derhalve verzoek ik u hier om steun. Ik meen hiermee de eerste termijn van de financiële beschouwingen voldoende te hebben beantwoord.
BIJLAGE 2
de commissie Culturele Zaken gemeld. -De nota "Verdieping KSCL" is eveneens in de commissie behandeld. Ook de toespitsing van het kernthema is al in deze commissie besproken.
2. Najaarsbericht Algemeen Door enkele fracties is ingegaan op het karakter van Voor- en Najaarsbericht en de op zich soms aanmerkelijke geldstromen, die daarin omgaan. Ik ben met U van mening dat een en ander nader uitgelijnd moet worden en zal dat in de Commissie Middelen met U verder overleggen. Wel wil ik nu alvast enkele persoonlijke impressies geven. Zowel in de ambtelijke voorbereiding als bij de bespreking in ons college wordt er op gewezen dat ik als portefeuillehouder Financiën ervan uitga, dat voorstellen eerst in de vakcommissies besproken dienen te zijn alvorens ze een plaats in Voor- of Najaarsbericht kunnen krijgen. Indien dit niet voldoende uit de verf komt, zullen de touwtjes strakker aangetrokken moeten worden. Daarnaast is het denk ik nuttig onderscheid te maken tussen endogene factoren (zaken waar we zelf invloed op hebben) en exogene factoren (zaken die van buiten op ons af komen). Deze laatste categorie zal altijd opgenomen moeten worden, al was het alleen al om uw Staten adequaat te informeren. Voor wat betreft de eerste categorie is de vraag, wanneer en hoe integrale afweging moet plaatsvinden. Persoonlijk ben ik van mening dat de wereld om ons heen (en hopelijk ook wijzelf) een stuk dynamischer is geworden. Het adagium, dat er slechts een keer per jaar - bij de begroting - een integrale afweging kan plaatsvinden, is daarom niet langer houdbaar. Dit gegeven leidt ertoe, dat naast de afweging bij de begrotingsbehandeling er nog een moment zou moeten zijn (bij voorkeur bij gelegenheid van het Voorjaarsbericht) om zaken te doen met elkaar. Het Najaarsbericht zou zich in deze optiek zoveel mogelijk moeten beperken tot exogene ontwikkelingen. Deze overwegingen wil ik U vast meegeven voor het nog te voeren overleg hierover in de Commissie Middelen.
Bereikbaarheid -De aanwijzing van de drie projecten "Fundamentele Aanpak", "Bereikbaarheid Noord - Holland - Zuid" en "Mobiliteitsplan recreatieverkeer BESC" naast de twee strategieprojecten zijn in de commissie Verkeer en Vervoer behandeld. Ook wordt de commissie regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van zaken van de projecten. FYLO -De opsplitsing van het kernthema in een beleidsvormend deel en vijf uitvoeringsprojecten is in de commissie Ruimtelijke Ordening besproken middels de bestuursopdracht in juni 1994. -Voor wat betreft de invulling van het project Binnenduinrand en de verdeling van gelden over diverse projecten, blijkt dat dit niet in de statencommissie is besproken. Het betreft hier de gemandateerde uitvoering van een bestuursopdracht. De commissie RO heeft aangegeven geen informatie ter kennisgeving te willen ontvangen. Zij wil alleen zaken ontvangen waarover een advies van haar wordt gevraagd. -De hernoeming van het strategieproject "Binnenduinrand" in "Duinzoom Noord-Holland" is niet in de commissie besproken. Toegankelijkheid van zorgvoorzieningen -Het terugvloeien naar algemene middelen van het bedrag van 1995 ad ¦ 296.000,- is niet besproken in de commissie Welzijnszorg en Emancipatie. Wel is daar over de nadere toespitsing gesproken. DICP -De verdeling van het bedrag 1995 van ¦ 250.000,over de projecten, zoals die in het Najaarsbericht zijn genoemd, is niet in de commissie Economische Zaken behandeld. Indien gelden overblijven is overheveling naar 1996 via de VUI toegestaan, aangezien het aan het project toegewezen gelden betreffen. Emancipatie -Dit onderwerp is niet behandeld in het Najaarsbericht, maar in de Memorie van Antwoord.
Kernthema's en strategieprojecten Naar aanleiding van opmerkingen van enkele fracties met betrekking tot behandeling van de strategieprojecten in de vakcommissies kan ik U het volgende mededelen:
De reden dat wij de middelen van het kernthema Toegankelijkheid van Zorgvoorzieningen hebben laten terugvloeien is bekend. Bij het stopzetten van projecten is het normaal beleid het resterende geld naar de algemene middelen te laten terugvloeien.
KSCL -De overheveling naar het strategieproject van het bedrag van ¦ 201.000,- aan vrijvallende middelen van de provinciale bibliotheekcentrale 1995, is aan
Voor wat betreft de paddentunnel te Bergen, een majeur project, geldt dat de doelstelling ongewijzigd is. Slechts het verloop van het project is enigszins vertraagd. Dit is geen reden het geld naar de algemene
100
6 november 1995
middelen terug te laten vloeien.
Nummer:
De fractie van de PvdA verzoekt ons na te gaan of een projectadministratie kan worden ingevoerd. Bij het Voorjaarsbericht 1995 hebben wij Uw Staten hierover reeds bericht dat de strategieprojecten ingepast kunnen worden in de bestaande administratieve systemen, te weten het Financieel Informatie Systeem, de Urenmodule en de huidige projectenadministratie. Daarnaast hebben wij aanvullende afspraken gemaakt met betrekking tot het opstellen van een gestandaardiseerde begroting per (deel)project, het aanwijzen van budgethouders terzake en de plaats van de administratieve verwerking.
Documenttype:PS-verslag
Concluderend kan ik Uw Staten melden dat wij alleen voor die kernthema's waar geen concrete projecten zijn benoemd en gelden dus onbesteed blijven, deze gelden volgens de voorschriften weer laten terugvloeien naar de algemene middelen. Voor het overige mag ik U verwijzen naar datgene wat ik hiervoor heb gezegd over het karakter van Voor- en Najaarsbericht. Groenfonds In de commissie Middelen is reeds tweemaal uitgebreid over de Groenloterij gesproken. Betrouwbaarheid van de overheid als partner en het vasthouden van de bereidheid van het bedrijfsleven om ten gunste van maatschappelijke doelen te investeren, zijn onze hoofdmotieven om het tekort ten laste van de algemene middelen te nemen. Het College is verheugd dat Uw Staten daar in overgrote meerderheid mee instemmen. Opcenten De fractie van GroenLinks dringt er bij ons op aan met betrekking tot de rentederving over te laat geïnde opcenten in onderhandeling te gaan met de belastingdienst. Het rijk rekent echter ook geen compensatie voor haar rentederving over de pas na een jaar bij de provincie in rekening gebrachte perceptiekosten. Compensatiefonds Met de instelling van het Compensatiefonds wordt het Fonds Spiegel- en Blijkpolder en het Wijde Blik opgeheven. Het nieuwe fonds bevordert de inzichtelijkheid van inkomsten en uitgaven op het gebied van ruimte, natuur en recreatie aanzienlijk, reden waarom wij dit voorstel graag overgenomen zien.
Titel:PS-notulen d.d. 06-11-1995 Datum:06-11-1995
101
6 november 1995