Verslag van de vergadering nr. 2014-1 van het Raadgevend Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen van 24 januari 2014 FAVV Gil Houins (Voorzitter), Jean-Marie Dochy, Herman Diricks, Véronique Berthot en Jacques Moës. Jean-François Heymans, vertegenwoordiger van minister Laruelle. Chris Boyen (secretaris) en Sophie Deprit (verslaggeefster).
Leden van het Raadgevend Comité ME MS Bert Véronique /Ardies Luc
1
Melis Cédric/Nick Laurence
0
Braem Steve Carlos/Jonckheere Caroline
1
Mijten Erik/Van Keerberghen Georges
1
Brouckaert Véronique/Bosmans Roger
v Nijs Katrien/Van Moeseke Wim
v
Cools Romain/David Marquenie
1
Nutelet Guy/Ogiers Luc
Cornu T./Van Daele Daniel/Hautekeur Ch.
0
Nys Annelore/Gillabel Jeroen
0
Coulonval Daniel/Granados Ana
1
Poriau Pierre/Nys Laurent
1
Debergh Renaat/De Wijngaert Lambert
1
Pottier Jean-Luc/Landuyt Marc
1
De Craene Ann/Appeltans Philippe
1
Schirvel Carole/Jacquinet Stéphanie
0
Dejaegher Yvan/Hoeven Erik
1
Segers Dina/Vandecavey Brigitte
1
Henrotte Bénédicte/Vercauteren Lieve
v
Semaille Marie-Laurence/Masure Alain
1
Diels Eve/ Sterckx Romain
1
Smagghe Thierry/Leroux Frans
0
De Greve Nathalie/Janssens Bente Moreau Thomas/Buurman Rob Fonteyn Freija/Spenik Kathleen
1 1 1
Tamigniaux Daphné/Bruynseels Erik Teughels Caroline/Loncke Peter Vandamme Hendrik/De Swaef Peter
1 v v
Hallaert Johan/De Lange Els
1
Vandenbosch Michel/De Greef Ann
Horion Benoit/De Boosere Isabel
1
Vandenbroucke Joost/Van den Broeck A.
Jaeken Peter/Persoons Davy
1
Vandevelde Renaat / Thise Sophie
Jeandrain Charles/Lesceux Jonathan Lauryssen Sigrid/Maertens Gwendoline 1
M M E S
Aanwezig
1 v
0
1 1
1 0
Van Damme Eddy/ Denoncin Albert
1
Van de Meerssche Eric/Verschueren Yves
1
Velz Alfred/Mendez Murielle
v
Verontschuldigd
0 Afwezig Leden van het Wetenschappelijk Comité: Van Peteghem Carlos (Voorzitter), Thiry Etienne (Ondervoorzitter), Berkvens Dirk, Clinquart Antoine, Daube Georges, De Zutter Lieven, Delahaut Philippe, Herman Lieve, Imberechts Hein, Saegerman Claude, Sindic M., Speybroeck N. en Van Huffel Xavier.
Page 1 of 13
Dagorde 1. 2. 3. 4. 5. A. B.
DEEL I : reguliere vergadering Goedkeuring van de dagorde Actualiteit Overzicht ontwerpen van KB’s en MB’s die voor advies zullen worden voorgelegd in 2014 Financiële update en planning van de heffingencampagne 2014 Varia DEEL II: gemeenschappelijke vergadering van het RC en het Wetcom Punt A: thema van het Raadgevend comité: presentatie van de enquête 2013 naar de perceptie van de consument Punt B: thema van het Wetenschappelijk comité: presentatie m.b.t. de problematiek van de detectie van de verplicht te etiketteren allergenen
DEEL I van de vergadering:
Punt 1. Goedkeuring van de dagorde 1. De dagorde wordt goedgekeurd. 2. Eerst wordt er aangevat met DEEL I zijnde de reguliere vergadering van het RC. DEEL II van de jaarlijkse gemeenschappelijke vergadering met het Wetenschappelijk comité gaat door in het Auditorium van de Fintower. Verder zal het middle management van het FAVV eveneens aanwezig zijn. Een medewerker van iVOX zal de resultaten van de FAVV consumentenenquête 2013 toelichten. Philippe Delahaut zal een exposé geven bij “de detectie van allergenen”.
Punt 2. Actualiteit 3. De Voorzitter legt uit dat er op het moment van deze vergadering geen enkel markant nieuwsfeit te melden valt, behalve dan de euthanasie van een hond die vakantiegangers vanuit Spanje naar België hadden meegebracht. Hij betreurt dat de publieke opinie niet altijd overtuigd is van het gezond verstand van het Agentschap bij het nemen van beslissingen, terwijl razenij endemisch is in andere landen.
Punt 3.
Overzicht ontwerpen van KB’s en MB’s die voor advies zullen worden voorgelegd in 2014
4.
De Voorzitter wijst erop dat 2014 een verkiezingsjaar is waarbij de regering vanaf een bepaald moment in lopende zaken gaat. Vandaar dat het van belang is dat de besluiten zijn afgerond en voor die datum ter handtekening kunnen worden voorgelegd.
5.
Jean-François Heymans deelt mee dat de ontbinding van de Kamers plaatsvindt op 10 april 2014. Voor wat de ondertekening door de Koning betreft, dit is afhankelijk van zijn appreciatie D.w.z. sommige besluiten zouden nog getekend kunnen worden tijdens de lopende zaken en anderen zouden opnieuw moeten worden ingediend bij de nieuwe regering.
6.
Herman Diricks geeft een toelichting bij het vermelde overzicht (zie PPT-presentatie voor meer http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-01detail: 24_Punt-3_overzicht-KB_MB_NL_RC_2014-01-24.pdf ). Volgende regelgeving zal worden voorgelegd aan het Raadgevend Comité in 2014: Wet betreffende de databanken van het FAVV: de huidige wet van 2000 bepaalt dat de databanken bij KB moeten worden geregeld. Een KB is opgemaakt en overgemaakt aan de Privacycommissie. Zij stelde dat het KB in kwestie onvoldoende wettelijke basis had en het FAVV verplicht is om het KB om te zetten in een wet. De bedoeling van voorliggende wet is te beschikken over een solide wettelijke basis m.b.t. de structuur, werking en toegankelijkheid van de databanken van het Agentschap, in het kader van de geïnformatiseerde behandeling van gegevens. Het FAVV heeft dit nodig voor de uitvoering van zijn missies, voor de uitwisseling van gegevens met derden, in het kader van de openbaarheid van bestuur, een betere juridische veiligheid verzekeren inzake de behandeling van persoonsgegevens (bv. bepaalde gegevens moeten binnen een bepaalde termijn gewist worden). KB tot wijziging van het KB van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen : als voornaamste aanpassing wordt
Page 2 of 13
de verplichting van de validatie van autocontrolesystemen in de sector transformatie van levensmiddelen in bepaalde gevallen, vermeld. Op dit moment gebeurt dit reeds voor bedrijven die exporteren naar Rusland. MB tot bepaling van de laboratoriumtechnieken voor het opsporen van de veranderingen die wijzen op een toediening aan dieren van stoffen met een hormonale of antihormonale werking: •
Wettelijke basis: KB controle van 22 februari 2001, art. 3, §5
•
Doel: modernisering van de techniek vermeld in het MB van 18 december 1973 omdat de aantoonbaarheidsgrens van de huidige niertest voor sommige klassen van antibiotica niet laag genoeg is. In ons huidige en toekomstige beleid heeft het Agentschap heel wat aandacht gehad voor antibiotica en het optreden van resistentie naar antibiotica toe.
MB tot aanwijzing van de analyses waarvoor de nationale referentielaboratoria belast zijn met de controle van de kwaliteit van de diagnostische reagentia en tot vaststelling van de procedure voor die controle: •
Wettelijke basis: KB van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen, artikel 3, alinea 2, 2°;
•
Doel : het vastleggen van een wettelijke basis zijnde regels voor de controle op diagnosereagentia door de nationale referentielaboratoria.
Volgende besluiten zullen in 2014 gepubliceerd worden: •
Het KB i.v.m. de controle van spuittoestellen (eerstdaags gepubliceerd);
•
Het KB i.v.m. de maatregelen voor ‘Ralstonia’;
•
Het KB m.b.t. de herziening van de regelgeving van de identificatie en registratie (I & R) in de varkenssector: dit besluit kadert in een modernisatie van een ganse reeks van besluiten i.v.m. identificatie en registratie. De herziening van de I&R van de runderen is reeds gebeurd. Naderhand komen pluimvee en andere diersoorten aan de beurt. Het ligt in de bedoeling om een globale benadering uit te werken voor I & R van dieren.
Volgende besluiten zijn reeds verschillende keren met de stakeholders besproken: •
Het KB H1 & het KB H2: zitten in de laatste rechte lijn voor de ondertekening. Herman Diricks vraagt verduidelijking aan Jean-François Heymans. Hij legt uit dat de Minister aan het Agentschap gevraagd heeft hieraan prioriteit te geven. Het KB H1 is voor eerste lezing op het kabinet aangekomen. Overleg met het Agentschap heeft plaatsgehad om vooruit te lopen op een laatste vergadering met B2C. Het is de bedoeling dat dit besluit half maart op de Ministerraad kan komen, want als het vóór de lopende zaken wordt goedgekeurd, is er meer kans dat het dossier wordt afgerond. Voor het besluit H2 heeft men dezelfde redenering aangehouden.
•
Het KB ‘gemeenten’: de wettelijke basis diende aangepast (→ advies Raad van State). In het verleden beschikten een aantal gemeenten over eigen inspectiediensten en beschikten daarvoor over een wettelijke basis die werd opgeheven. Een aantal gemeenten hebben gevraagd om een wettelijke basis te creëren om hun inspectiediensten blijvend te laten optreden in het kader van de controles van vnl. B2C. Deze gemeenten kunnen nu niet meer autonoom optreden maar moeten op de manier van het Agentschap hun controles uitvoeren en in volledig overleg met het Agentschap. Momenteel is enkel de gemeente Brussel hierin geïnteresseerd.
Voor de herziening van het 5-Pack zullen de besprekingen in het kader van de herziening van de “Animal health law” en de “Plant Health law” gebeuren met het technisch Agrofront. Op 14 februari 2014 komt de specifieke “WG herziening 5-pack” samen. De conclusies van deze WG zullen worden gepresenteerd aan het RC. 7.
De Voorzitter herinnert eraan dat een ander KB met name het KB transport van dieren eveneens vlug moet gepubliceerd worden en reeds lang in de pipeline zit.
Page 3 of 13
8. Jean-Luc Pottier bemerkt dat de sector van de beenhouwers één van de enige sectoren is die getroffen wordt door het KB H1 aangezien zij geen recht hebben op versoepelingen in tegenstelling tot de andere B2C-sectoren. Zij zijn geblokkerd op het vlak van de toelatingen omdat ze levensmiddelen op basis van vlees verkopen. Hij vraagt een vlugge ondertekening. 9.
Herman Diricks vermoedt dat dit berust op een misverstand want de beenhouwers kunnen eveneens van de versoepelingen gebruik maken. Maar er zijn voorwaarden gestipuleerd, met name de B2C mag zonder toelating maar 30% van zijn productie verkopen aan B2B.
10.
Jean-Luc Pottier legt uit dat zolang het KB H1 er niet doorkomt, ze geen recht hebben op versoepelingen.
11.
De Voorzitter stelt dat het KB werd voorgelegd aan het RC en dat werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State, de Europese Commissie enz. om tot zijn laatste versie te komen. Het Agentschap wacht dus ook op de ondertekening. Jean-François Heymans verwijst naar de doelstelling van de laatste consultatie per mail, voor het KB ter ondertekening voor te leggen, met name het KB te laten passeren voor men in lopende zaken gaat. De Voorzitter stelt dat het KB ten laatste in april gepubliceerd zou moeten zijn. Hij komt terug op de Lex alimentaria, de teksten werden gecompileerd en zullen aan een extern advocatenbureau voorgelegd worden. Het kabinet had aan de Voorzitter van de FOD Volksgezondheid gevraagd om dit advocatenbureau aan te stellen. Hij legt uit dat op het vlak van de timing, het in de bedoeling ligt om de parlementaire procedure zo snel mogelijk op te starten eens de volgende regering en de Kamers zijn geïnstalleerd.
Punt 4. Financiële update en planning van de heffingencampagne 2014 12.
Eerst en vooral, bedankt de Voorzitter nog eens hartelijk de leden van het RC om hem hun steun te verlenen om de bedragen te recupereren (2mio€) die ontbraken in het budget van het FAVV. Dit heeft ons toegelaten om 2013 zonder problemen af te sluiten. In het kader van opgelegde besparingen moet het Agentschap voor het ogenblik 8,7 miljoen € blokkeren op het budget van 2014. Een vergadering heeft plaatsgevonden om te bepalen op welke artikels die som geblokkeerd zou worden, zonder afbreuk te doen aan het controleprogramma van het Agentschap noch aan de bescherming van de consument.
13.
Jacques Moës neemt vervolgens het woord en stelt de campagne 2013 voor die zo goed als afgerond is (voor meer detail zie: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-01-24_Punt4_NL_planning-2014_CC_2014-01-24.pdf ). Op het niveau van inrichtingen die erkend of geregistreerd zijn, rekent men 19.506 VE in de horeca. Bovendien, op de 121.571 vestigingseenheden (VE) die onderhevig zijn aan het systeem van bonus-malus, hebben 96.004 het volle tarief betaald, maar 16,7% van de VE's hebben een korting kunnen genieten (19.223 VE verminderd tarief). D.w.z. een verhoging met 2000 VEN t.o.v. 2012. 6.973 nieuwe VE's hebben ook bijgedragen met een verminderd tarief. We komen dus op een totaal van 141.077 gefactureerde VE's en we rekenen op 145.000 VE's die tot het einde van de campagne gefactureerd zouden kunnen worden. Jacques Moës bemerkt dat het nog een beetje te vroeg is om conclusies te trekken uit de campagnes (omwille van de crisisperiode). De Voorzitter bemerkt dat de sectoren van de landbouw, de detailhandel en de horeca de sectoren zijn die het meest getroffen worden door de crisis.
14.
Jacques Moës presenteert vervolgens de cijfergegevens: voor enkel registratie zijn er 780.240€ aan inkomsten; voor het basistarief 35.840.240€; de volgende kolom geeft het % weer van de betalingen door de verschillende sectoren, daarna volgt het theoretische percentage - cf. presentatie van het RC van juni 2013 met een nieuwe verdeling van basisbedragen die elke sector ten laste moet nemen. Over het algemeen wordt vastgesteld dat er een redelijk goede coherentie bestaat tussen de twee percentages behalve voor de sector van de agro-toelevering die een beetje minder betaald heeft dan voorzien. Jacques Moës benadrukt ook een verschil op het niveau van de productie van verpakkingsmaterialen. Voor het overige zijn de resultaten conform de vooruitzichten. De volgende kolom betreft de bonussen (verminderingen op de tarieven), de cijfers onthullen dat de verwerkende sector en de primaire productie het meest voordeel hebben gehad bij de vermindering. Bij de netto percentages van gefactureerde
Page 4 of 13
operatoren per sector, rekening houdend met de validatie van de autocontrolesystemen, wordt een duidelijke toename (+19,11%) in de primaire sector vastgesteld, aangezien het daar is waar de validatie van het autocontrolesysteem zich meer concretiseert. 15. De verdeling van de basisbedragen tussen de sectoren komt vrij goed overeen met de berekende theoretische verdeling om de tarieven van de heffingen op te stellen voor de verschillende sectoren voor de campagne 2013. Jacques Moës stelt vervolgens een tabel van de twee campagnes (2012 en 2013) voor (alle sectoren samen). Die vergelijking onthult dat de heffingen geïnd in 2013 lager liggen dan de heffingen geïnd in 2012 (28.343.372€ tegen 31.270.050€ ). We zien dus een nogal logische lichte daling (aangezien de leden bespaard bleven van indexaties). We stellen een vermindering vast op het niveau van de landbouwsector dankzij de validatie van het autocontrolesysteem. De transportsector betaalt daarentegen meer. In 2012 bedroeg het aantal gefactureerde VEN 148.870 tegen 141.077 in 2013. Het Agentschap gaat zich verder richten op operatoren die geen aangifte hebben ingediend. 16. Hij kaart vervolgens de campagne 2014 aan. Ze bestaat uit twee luiken: in een eerste stap zullen de grote bedrijven met meer dan 9 FTE's (alle sectoren samen), de operatoren van de horecasector (individueel) gecontacteerd worden tussen 1 april 2014 en 31 mei 2014 en de facturen zullen eveneens aan de primaire sector worden toegestuurd, in een tweede stap, zullen de andere sectoren worden aangezocht. Het doel is te komen tot het afsluiten van de campagne voor september 2014 (= grotendeels), wetende dat de campagne op 1 maart 2014 van start zal gaan. 17. De Voorzitter stelt dat het FAVV onder toezicht staat van Begroting die zeker nu de 2mio€ werden gedeblokkeerd een oogje in het zeil zullen houden. Het FAVV, de Regie der Gebouwen en de Pensioendienst, zijn de drie grootste parastatalen. Elke parastatale dient elke maand een tabel in met inkomsten en uitgaven en moet een evenwicht bewaren. De twee miljoen € die eind 2013 werden vrijgemaakt hebben ook te maken met het feit dat het Agentschap het voorbije jaar 4 miljoen € meer inkomsten had binnengehaald dan wat voorzien was. Hij is tevreden vast te stellen dat het FAVV vertrekt van een gezonde basis in 2014. Wat verontrustend is, is de vermindering van het aantal operatoren. De Voorzitter vraagt aan Eve Diels of Ho.Re.Ca. Vlaanderen een verklaring heeft voor het feit dat het aantal VEN in 2013 zodanig verminderd blijkt te zijn t.o.v. 2012. Men leest tegenwoordig in de pers en vakpers dat cafés en restaurants dichtgaan en dat daar tegenover veel nieuwe bedrijven worden opgericht. PS: Ho.Re.Ca. Vlaanderen informeerde naderhand dat de cijfers van Graydon (hun onderzoekscentrum) niet overeen blijken te komen met die van het FAVV. Meer bepaald gaat het in de FAVV-cijfers over een daling van 5%, terwijl het bij Graydon gaat om (slechts) 0,7% daling. Op de vraag van Ho.re.ca. Vlaanderen omtrent een mogelijk verklaring voor dit verschil werd geantwoord dat gedurende deze vergadering de facturatiecijfers werden vergeleken van de campagne 2012 (afgesloten) met de campagne 2013 die nog lopende is (gegevens op 16/01/2014/). Vanuit de laatste resultaten van de selecties, had het FAVV de indruk dat het aantal van actieve gefactureerde VEN's verminderd was. Nu is men bezig met de behandeling van lijsten van operatoren die hun aangifte niet ingediend hebben of die verklaarden "geen activiteit onder de controlebevoegdheid van het FAVV" uit te oefenen. Op dit ogenblik (29/01/14) is het aantal van factureerbare VEN's gestegen tot meer dan 143.800. Het FAVV stelt voor om te wachten tot eind maart 2014 om een definitieve vergelijking te maken tussen de geregistreerde actieve VEN's bij KBO en het aantal van gefactureerde VEN's, en om een verklaring te zoeken voor de eventuele afwijking op dat moment. De Voorzitter verwijst tot slot op het feit dat de nieuwe aangifteformulieren voor de operatoren voorgelegd werden aan de Raad van State en de definitieve versie moet gepubliceerd kunnen worden binnen 6 weken. Jacques Moës herinnert eraan dat er slechts zeer weinig werd veranderd. Enkel om het invullen van de formulieren te vergemakkelijken zijn er veranderingen aangebracht. Inderdaad, de helft van de formulieren die toekomen, zijn elektronisch niet leesbaar (onvoldoende of te veel ingevuld). Hij voegt toe dat geen enkele factuur op hetzelfde ogenblik zal aankomen als die van de fondsen, om te vermijden dat de financiële lasten te zwaar worden voor de operator. 18. Jean-Luc Pottier vraagt om, indien mogelijk, al het modelformulier te ontvangen om het te kunnen voorstellen aan de leden van zijn federatie. De Voorzitter bemerkt dat het ontwerp 's morgens getekend werd en dus zou het al voorgesteld kunnen worden.
Page 5 of 13
Punt 5. Varia Onderwerp: Belgie krijgt nog twee maanden om huisvesting zeugen in orde te brengen (BB) 19. De BB heeft een korte briefing gehad i.v.m. de mededeling op het Agrofront. Essentie is dat nu de hercontroles op de varkensfokkerijen lopende zijn en binnen afzienbare tijd vrijwel iedereen in orde moet zijn. Zij vragen om dit te behandelen naar aanleiding van een Belgabericht dat in dit verband op 23/01/2014 is verschenen. Daarin werd gesteld dat België nog niet in orde was inzake de huisvesting van drachtige zeugen. Verder werd vermeld dat 92 % van alle zeugenhouders aan de voorschriften van de richtlijn voldeden. België krijgt nu twee maanden om te maken dat de varkenshouders (7%) zich in regel stellen. Het FAVV heeft in het afgelopen jaar heel wat bedrijven gecontroleerd die daarvoor inspanningen hebben geleverd. Erik Mijten vraagt om in ‘t kort wat feedback te bekomen over de geleverde inspanningen en toe te lichten of de hercontroles die lopende zijn, snel zullen wijzen op een verbetering van de aangehaalde cijfers. 20. JMD stelt een tabel voor betreffende «de controle groepshuisvesting zeugen» (in het kader van dierenwelzijn – voor meer detail zie overzichtstabel: http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-01-24_Puntvaria_divers_Controles-groepshuisvesting-zeugen.pdf ). Hij legt uit dat het gaat om een verstrenging van de voorwaarden om zeugen te houden met het oog op hun welzijn. De reglementering is oud, de FOD Volksgezondheid is de coördinator (communicatie, discussie met de sector, rapportering op het niveau van de Commissie) en het Agentschap voert controles uit. De FOD Volksgezondheid heeft, één jaar voor de inwerkingtreding van het KB op 1 januari 2013 een initiatief genomen om de verplichtingen in herinnering te brengen op het niveau van de sector zodat ze zich konden voorbereiden. 4 maanden voor de inwerkingtreding van de reglementering heeft de FOD Volksgezondheid een enquête uitgevoerd om de toestand in de bedrijven te evalueren en het niveau van conformiteit in onze varkenssector te onderzoeken. Het Agentschap is dus met zijn controles begonnen op 1 januari 2013 om na te gaan of de reglementering werd gerespecteerd (1087 controles). Er werd tevens aan de erkende dierenartsen gevraagd om de inbreuken op het vlak van dierenwelzijn vastgesteld in het kader van hun Aujezkybezoeken, te melden aan het Agentschap. De NC bedrijven werden gecontroleerd. we hebben ook gevraagd problemen m.b.t. dierenwelzijn te signaleren, de dierenartsen treden op als verbindingspersoon. ste Bij de 1 controle hadden we 27% NC's, maar na hercontrole blijven er 8 non-conforme bedrijven (1,2%) over bij de varkensbedrijven die meer dan 10 zeugen houden (conform de reglementering). Het is duidelijk dat de procedure van de commissie wat tijd in beslag neemt en wat betreft het Belga-artikel, hebben de cijfers betrekking op gegevens van vroegere maanden. Dus de situatie op 23 januari 2014 is de situatie die voorgesteld wordt in deze tabel. 21. De situatie is duidelijk, verklaart de Voorzitter. Hij vraagt aan de leden of ze andere informatie hebben over de situatie. 22. Ann De Greef vraagt welke sancties worden toegepast voor de vastgestelde inbreuken op het dierenwelzijn. 23. Jean-Marie Dochy antwoordt dat de sankties voorzien zijn in de dierenwelzijnswet. Het Agenschap heeft op dit vlak een zekere bevoegdheid die ophoudt vanaf het moment dat een PV wordt uitgeschreven. Indien bij het eerste bezoek wordt vastgesteld dat de operator de nodige aanpassingen heeft aangebracht, dan ontvangt hij een verwittiging (binnen de voorziene termijn de en volgt een 2 controle om na te gaan of de operator daadwerkelijk in orde is). Indien de operator geen inspanningen heeft gedaan om zich in regel te stellen, wordt een PV van inbreuk overgemaakt aan de FOD Volksgezondheid die de opvolging van het dossier inzake dierenwelzijn beheert. Ann De Greef vraagt hoeveel PV van inbreuk werden opgesteld en welk gevolg er werd aan gegeven? Het Agentschap heeft 184 PV opgesteld. Het gevolg dat aan deze inbreuken wordt gegeven gebeurt door de FOD Volksgezondheid. 24. Deze gegevens in het kader van dierenwelzijn worden reeds gedurende één jaar op maandelijkse basis opgevolgd, legt Daphné Tamigniaux uit. Daaruit blijkt dat 8 à 10 landen nog niet in orde zijn. De EC heeft dus een inbreukprocedure gelanceerd, maar de procedure kan stopgezet worden vanaf het ogenblik dat een lidstaat een dossier indient en kan bewijzen dat hij 100% conform is (bv. Ierland deed het). Voor België hopen we dat op basis van de tot nu uitgevoerde controles een 100% conformiteit zou kunnen mogelijk zijn tegen eind juni 2014. Er wordt een lijst opgemaakt van al de inrichtingen die nog niet voldoen aan de wettelijke bepalingen en zij zullen één per één gecontroleerd worden. De Voorzitter vindt dit verbazingwekkend, aangezien het de eerste keer is dat aan een Lidstaat gevraagd wordt dat 100 % van de operatoren zich conformeren aan de
Page 6 of 13
verordening. Voor elke Europese reglementering, zijn er altijd operatoren die in overtreding zijn. Daphné Tamigniaux legt uit dat het in de bedoeling ligt te bewijzen dat alle nodige controles zijn uitgevoerd geworden en dat België al de nodige maatregelen heeft getroffen om de reglementering te laten toepassen. Onderwerp: ACS in de verwerkingsbedrijven 25. De Voorzitter deelt mee dat hij aan FEVIA heeft voorgesteld om een ACS te eisen in verwerkende bedrijven. Volgens hem is het onbegrijpelijk dat ze nog niet gecertificeerd zijn. Als die stap belangrijk is voor de exportbedrijven, beogen we tevens een verbetering van de veiligheid voor de Belgische consument. Hij wenst daarover een gedachtewisseling. 26. Hij verwijst naar een recent initiatief van het FAVV met name het overleg met de horeca over de communicatie van de individuele resultaten van de inspecties in de sector. Er werden voorstellen geformuleerd tijdens het overleg met B2C, het doel zou zijn die informatie te plaatsen op de website van het Agentschap in een eenvoudige voor de consument begrijpbare vorm en gebaseerd op de checklists van de controleurs. Deze zijn echter moeilijk te begrijpen. Hij vraagt aan Herman Diricks wanneer een concreet voorstel zal zijn uitgewerkt. Hij antwoordt dat de sectoren tot eind januari 2014 hebben om te reageren en dat er vervolgens nog een nieuwe B2C-vergadering nodig zal zijn (= 13/02/2014). De conclusies van de workshops zullen vervolgens gecommuniceerd worden. 27. De Voorzitter legt uit dat eraan gedacht werd te werken met het logo van het Agentschap in verschillende kleuren naargelang het resultaat van de laatste controle die de operator heeft gehad (groen - oranje -rood of blauw voor zij die nog niet geïnspecteerd werden). De sector vreest echter voor stigmatisatie met de kleur rood. Maar langs de andere kant, kan niet iedereen een groen logo bekomen, stelt de Voorzitter vast. Er moet worden aangetoond dat bepaalde operatoren niet in orde zijn ofwel dat ze gesloten worden (= in geval van zware inbreuken op hygiëne vlak). Dit gaat toelaten deze sector, die nog moet verbeteren, uit te zuiveren. We hebben nood aan een transparant systeem dat zware inbreuken viseert, benadrukt hij. 28. Het vermelde advies van de Raad van State verplicht het FAVV tot meer transparantie over de individuele resultaten van de inspecties. De bescherming van het privéleven geldt echter voor fysieke personen en niet voor rechtspersonen. Welnu, het merendeel van de bedrijven zijn vennootschappen en worden dus als rechtspersonen beschouwd. De Voorzitter benadrukt dat hij tot een evenwichtig resultaat wil komen en na de bespreking moet het vooruitgaan. Immers indien een journalist morgen informatie vraagt, wordt het Agentschap door het advies van de Raad van State verplicht hem die informatie te verschaffen. DEEL II: gemeenschappelijke vergadering van het RC en het Wetcom
Punt A: thema van het Raadgevend comité: presentatie van de enquête 2013 naar de perceptie van de consument 29. De Voorzitter verleent het woord aan Roland Van Gompel, onderzoeksmedewerker van iVOX die het vermelde thema zal toelichten. Midden februari zullen deze resultaten worden meegedeeld aan de pers. Naderhand zullen ze op het intranet worden geplaatst (NL + Fr-versie). 30. Roland Van Gompel geeft een toelichting bij de resultaten van de enquête (voor een deel met een “panel” dat representatief is voor de Belgische bevolking en een open enquête, beschikbaar via het web, die tot doel heeft het Agentschap meer bekendheid te geven). De verspreiding van de link van de open enquête is gebeurd in partnerschap met het OIVO, Test-Aankoop en federale websites. de
ste
31. Methodiek: het is een 2 meting, 3 jaar na de 1 meting 2010. De aanpak is grotendeels gelijklopend. M.b.t. de vragenlijst (thema’s zie slide 3) merkt hij op dat het in de bedoeling ligt om een evolutie in kaart te brengen en de vergelijking te kunnen maken met 2010. de
Voor wat het “panel” betreft” werden 1226 personen bevraagd in de 2 helft van november. De open enquête ging door de hele maand november (1527 personen hebben geantwoord). Vervolgens wordt het profiel van de respondenten (dia 6 t/m 10) overlopen: in verhouding tot de Belgische bevolking is de vertegenwoordiging van Franstalige mannen ouder dan 50 jaar met een diploma hoger onderwijs, die verklaren dat zij gewoonlijk de boodschappen doen en werken in de voedselketen, de belangrijkste groep bij de open enquête.
Page 7 of 13
32. Hij overloopt de enquête vraag per vraag en legt de grafiek uit (donkergroen= helemaal akkoord, lichtgroen= akkoord, lichtbruin= eerder akkoord, donkerbruin= helemaal niet akkoord, grijs= zonder mening). Attitudes inzake voedselveiligheid Het belang van veilige voeding De algemene conclusie dient gesteld dat de Belgische consument net als in 2010 veilige voeding erg belangrijk vindt. Zowel de versheid van voedingsmiddelen als de hygiëne, de reinheid van de winkel en het restaurant worden als zeer belangrijk gepercipieerd, de voedingswaarde is iets minder essentieel maar vooral vrouwen en mensen ouder dan 50 jaar hechten belang aan nutritionele informatie. Bij de thema's die de consumenten bezighouden heeft men in dalende orde; hygiëne (91%), pathogene bacteriën en voedselverspilling (83%), de pesticiden (80%), antibioticaresistentie (77%), voedselfraude, hormonen in het vlees en dioxines (76%), dierenwelzijn (71%), additieven (66%), houdbaarheidsdata (62%), voedselverpakkingen (60%) en GGO's (59%). De deelnemers van de open enquête zijn meer bezorgd over de eerste thema’s. Het zijn vooral de Franstalige consumenten die het meeste belang hechten aan de hoofdthema's, alsook de VVA’s (verantwoordelijken voor de aankoop) vrouwen en lager opgeleiden. De bezorgdheid is groter bij de respondenten van de open enquête. Algemene consumententevredenheid over de hygiëne en reinheid wanneer ze inrichtingen van de voedselketen bezoeken: 94% voor de detailhandel, supermarkten & grootwarenhuizen (91%), 88% voor de directe verkoop op de boerderij (maar 32% hebben geen mening), 82% voor de horeca, 74% voor de grootkeukens (maar 16% hebben geen mening) en slechts 60% voor de ambulante handel. De open enquête geeft ongeveer dezelfde voorkeuren weer (detailhandel, supermarkten), vervolgens de horeca en de grootkeukens, maar ze zijn kritischer voor de ambulante handel. Er is geen groot verschil ten opzichte van 2010. Wat gelezen wordt op het etiket van de voorverpakte voedingsmiddelen (gerangschikt volgens orde van belangrijkheid) door het “panel”: de houdbaarheidsdata, raadgevingen voor de bereiding en bewaring, de ingrediëntenlijst, de voedingswaarde, de labels, het land van herkomst, de kwaliteitsklasse van fruit en groenten, additieven, de aanwezigheid van allergenen, de gezondheidsbeweringen. Bij de open enquête werden deze items als volgt gerangschikt: houdbaarheidsdata, ingrediëntenlijst, raadgevingen, land van herkomst, additieven, voedingswaarde, labels, kwaliteitsklasse, allergenen en gezondheidbeweringen. Er werden twee subvragen toegevoegd: de respondenten weten dat het product nog mag geconsumeerd worden na het verstrijken van de minimale houdbaarheidsdatum indien ze goed bewaard zijn en verpakking intact is, tegen enkel 74% wist dat voedingswaren met een uiterste consumptiedatum niet meer mogen geconsumeerd worden na die datum. Lezen meestal de etiketten: vrouwen die vaker de boodschappen doen evenals de leeftijdsgroep ouder van 50 jaar. Kennis van de activiteiten van het FAVV: In welke mate kent u het FAVV: in 2013, kent 88% van de respondenten het FAVV, 54% 'slechts van naam' ( 70% in 2010) en 34% kennen het goed tot zeer goed (19% in 2010). De bekendheid van het Agentschap is toegenomen in vergelijking met 3 jaar geleden. Dit is een mooie evolutie, want de mensen kennen het Agentschap beter en niet enkel van naam. 12% van het panel kent het Agentschap niet ten opzichte van 2% van de open enquête. De respondenten van de open enquête kennen het Agentschap beter (= dit zijn mensen die zich al tot het Agentschap gewend hebben of die misschien ook operator zijn). Het Voedselagentschap is significant beter bekend bij de Franstalige consument (50% goede tot zeer goede kennis) t.o.v. de Nederlandstalige consument (24%). De bekendheid van het FAVV is ook significant groter bij mannen, jongeren en hoger opgeleide consumenten. Bij de respondenten die aangeven in de voedselketen werkzaam te zijn (professionelen), zegt 69% van de operatoren dat ze het Agentschap goed kennen. Het kunnen eveneens mensen zijn die tewerkgesteld zijn door het bedrijf zoals secretaris, boekhouder, enz. Beschikt u over geschikte informatie over voedselveiligheid? De helft van de Belgische consumenten geeft aan dat ze over voldoende geschikte informatie over voedselveiligheid beschikken. Via welke mediakanalen wordt info over voedselveiligheid gezocht en gevonden? De belangrijkste kanalen om info over voedselveiligheid te zoeken of te vinden zijn: de zoekmotoren van het internet (34% 50% bij de open enquête), TV (33%), de kranten (29%), radio (24%) en
Page 8 of 13
tijdschriften (22%), de FAVV-website (15%), FAVV-folders (10%) en de sociale media van het FAVV (5%). Voor de open enquêtes liggen de percentages globaal genomen hoger. Het gebruik van de FAVV infokanalen is niet toegenomen. De folders van het FAVV vinden beter hun weg naar de Nederlandstalige dan Franstalige consumenten en de info bereikt meer professionelen dan niet-professionelen. Is het meldpunt voor consumenten gekend? Slechts 7% van de consumenten van het panel kennen het meldpunt. Voor de open enquête is dit 31%. Het contactpunt zou bij problemen gebruikt worden door 75% van het panel en door 78% van de open enquête. Deze laatste groep doet meer beroep op het meldpunt in geval van klachten of vragen. Bent u in het afgelopen jaar ziek geweest ten gevolge van de consumptie van voedsel in België? 7% van het panel en 16% van de open enquête zijn ziek geweest ingevolge de consumptie van voedsel. o Welke actie heeft u toen ondernomen? 52% van het panel heeft niets gedaan, 44% hebben de arts of de apotheker geraadpleegd, 7% heeft contact opgenomen met de winkel of de restauranthouder en 3% heeft het meldpunt van het FAVV gecontacteerd. Er is geen evolutie in de kennis van het meldpunt ten opzichte van 2010. 82% van de plus 50jarigen zouden het meldpunt gebruiken indien ze het zouden kennen (= het potentieel gebruik van het meldpunt stijgt met de leeftijd). Kent u de affiches van het Voedselagentschap die verplicht uithangen in handelszaken en de horeca? 'Ja' voor 39% van de consumenten, 59% van de professionelen en 57% van de respondenten (open enquête). o Kennis van de FAVV-Smiley: 16% van de consumenten tegen 39% van de respondenten van de open enquête kennen de FAVV-Smiley = hetzelfde niveau als 3 jaar geleden. o Zouden (bij voorkeur) naar een restaurant met een Smiley gaan: 72% van de consumenten antwoordt 'ja' tegen 62% van de respondenten van de open enquête. Waardering werking van het Agentschap De globale waardering over de werking van het FAVV is goed en vrij gelijklopend met de evaluatie in 2010, zonder rekening te houden met mensen zonder mening (13%). De consument geeft een gunstige waardering met een gemiddelde score van 7,65 op een schaal van 1 tot 10. De werking slaat beter aan in Vlaanderen 7,85 vs. 7,3 bij de Franstalige consumenten), bij vrouwen en VVA’s. Globaal genomen is het gemiddelde 7,65/10. Nut van de verschillende activiteiten van het FAVV (zie slide 61)? De consument vindt de activiteiten die het Voedselagentschap uitvoert voor veilige voeding globaal nuttig tot zeer nuttig: voor controles van ingevoerde voedingsmiddelen (98%), laboratoriumanalyses van voeding (97%), inspecties (97%), onderzoek naar voedselfraude (94%), controles van uitgevoerde voedingsmiddelen (91%). Minder essentieel vinden ze de brochures voor consumenten (80%) en de controles op het rookverbod (67%). Voor de open enquête, zijn de percentages nogal gelijklopend met deze van het panel. Het nut van die activiteiten is belangrijker voor vrouwen en voor mensen die boodschappen doen evenals voor oudere mensen. Wat denkt u van de voedselveiligheid in België? Over het algemeen goed: In België zijn de levensmiddelen over het algemeen veilig; Het FAVV zou zijn individuele inspectieresultaten moeten publiceren (86%); Goed beheer van incidenten door het Agentschap (85%) 66% is van oordeel dat er voldoende controles zijn en 70% stelt dat ze voldoende streng zijn; 56% van de respondenten zijn van mening dat het FAVV voldoende informatie geeft. Wat denkt u over volgende stellingen (zie slides 64 t/m68)? Hieruit kan worden vastgesteld dat : 89% van de consumenten zijn voedingsmiddelen in België veilig vindt. Deze positieve waardering blijkt ook uit de appreciatie van het beheer van de incidenten door het Agentschap (85%). Meer consumenten van het panel dan van de open enquête (81%) zijn voorstander van de publicatie van de controleresultaten. Ten opzichte van 2010 zijn de mensen minder van mening dat de levensmiddelen genoeg gecontroleerd worden (73% in 2010 tegen 66% in 2013). Deze vreemde evolutie is mogelijk het gevolg van een verschil in de formulering van de stelling zijnde in het Frans (“il y a suffisamment de contrôles dans la chaîne alimentaire en Belgique”) en in het Nederlands (“momenteel worden de voedingsmiddelen voldoende gecontroleerd”). 78% van de Nl-respondenten hebben ja geantwoord tegen slechts 46% van de Fr-respondenten. Franstaligen zijn minder overtuigd van de veiligheid van de voeding en willen meer controles. 77% van de professionelen zijn van mening dat het Agentschap voldoende informatie verstrekt tegen slechts 55% van de anderen. Conclusies:
Page 9 of 13
Het merendeel van de consumenten is overtuigd van het nut van een gezonde voeding en van het nut van het FAVV. De kennis van wat het Agentschap is en doet, is toegenomen en het Agentschap heeft zich beter ingeplant in de mindset van de consument. De werking van het FAVV wordt even gunstig gewaardeerd als in 2010, onder meer op het vlak van het beheer van incidenten. Een derde van de consumenten vindt echter dat er onvoldoende controles zijn, bij de Franstaligen is dit zelfs meer dan 50% en 44% zijn van oordeel dat het FAVV onvoldoende informatie verstrekt. Communicatie blijft een werkpunt. De kennis en het gebruik van de diverse informatiekanalen (website, brochures, meldpunt ,…) is nauwelijks geëvolueerd t.o.v. 2010. 33. De Voorzitter dankt de heer Roland Van Gompel voor zijn uitgebreide toelichting van de enquête. Hij vraagt of de deelnemers opmerkingen hebben. 34. Xavier Van Huffel verwijst naar slide 44 waaruit blijkt dat 7% van het panel in de afgelopen jaren in contact is gekomen met voedseltoxi-infecties. Deze vraag kwam in de vorige enquête niet aan bod. Hierop wordt bevestigend geantwoord. 35. De Voorzitter legt uit dat het FAVV de Gemeenschappen probeert te sensibiliseren m.b.t. VTEC. De Gemeenschappen spelen een grote rol op het vlak van het verzamelen van de info in dit verband. Eerst en vooral zijn er minstens twee zieke personen nodig opdat een geval wordt gecatalogeerd als collectieve voedseltoxi-infectie. Maar het is zeer moeilijk om deze info te verzamelen gezien dokters niet veel samenwerken en het doktersgeheim inroepen. Momenteel werkt het FAVV samen met de FOD Volksgezondheid en de Gemeenschappen ter verbetering van het systeem voor de verzameling van gegevens. Men is er zich van bewust dat de klachten die ons bereiken slechts het topje van de ijsberg zijn. Het was inderdaad de eerste keer dat deze vraag werd gesteld om te weten of het om een gevoelig onderwerp ging of niet. 36. Ana Granados refereert naar de conclusies waarin vermeld wordt dat 1/3 van de consumenten meer controles wilt. Op welke sectoren hebben die resultaten betrekking? Bij de Franstaligen zijn 50% ontevreden. Is dit een cultureel fenomeen? De Voorzitter meent dat het een representatief panel is. Uit een vergelijking van de resultaten blijkt dat er een manifest verschil is tussen de resultaten voor de Franstaligen van het panel en de open enquête. Deze laatsten zijn heel kritisch ten aanzien van de controleurs en dit duidt op een interventie van een kritische pressiegroep bij de open enquête. 37. Roland Van Gompel legt uit dat de vragen betrekking hadden op controles (frequentie en strengheid) maar niet op specifieke sectoren. Dit is een idee voor een volgende studie, maar in afwachting kunnen we een verdeling maken per leeftijd en sociodemografisch milieu. 38. De Voorzitter voegt daar aan toe dat deze soort verduidelijking wel aanwezig is voor de enquête voor operatoren. Met deze peiling konden we gegevens per categorie en sector verkrijgen omdat we enorm veel respondenten hadden (bijna 6500), dus de resultaten konden in dat geval per sector en provincie worden verfijnd. 39. Peter Jaeken refereert naar de stand van zaken in verband met het belang van het vertrouwen in het FAVV tijdens het beheer van incidenten. Waarom heeft België een dergelijke score? De Voorzitter merkt op dat Belgische consumenten in de pers kunnen vaststellen dat er talrijke incidenten zijn in de buurlanden (bv. Duitsland, Frankrijk) en dat er in België weinig ernstige incidenten zijn. 40. Een deelnemer stelt dat het interessant zou zijn om op basis van de profielen van respondenten de kritische punten te identificeren waarvoor het geschikt zou zijn om verder mee te werken. Ja, legt Roland Van Gompel uit dat de sociodemografische criteria onderzocht zouden kunnen worden in verband met de specifieke vragen en ze te vergelijken met de resultaten. Er kan ook worden nagegaan welke groep van personen een score van minder dan 6 op 10 gaven aan het Agentschap. Zo zou men kunnen zien wie de werkelijk kritische consumenten zijn en waarom ze zo weinig punten gaven. 41. De Voorzitter merkt op dat vooral de communicatie een werkpunt is omdat er geen verbetering is opgetreden. Hij wijst erop dat het Agentschap verplicht was keuzes te maken wegens opgelegde besparingen. Er was onder andere een grote campagne voorzien over de Smiley eind 2013 maar besparingen hebben de communicatie getroffen. Het buget is voorzien voor 2014. Deze campagne zou best aansluiten bij het ter beschikking stellen van de individuele resultaten van horeca/restaurants aan het grote publiek.
Page 10 of 13
42. Er was ook ruimte voor suggestie aan het einde van de vragenlijst. Daar kan nuttige info uit worden gehaald voor de consumenten die zeer kritisch waren, stelt Roland Van Gompel. 43. Antoine Clinquart vraagt of het mogelijk is in te schatten of de consumenten naast het Agentschap de voedingssector goed kennen. Dat is een belangrijke vraag. Als ze de werking van de voedselketen kennen, zijn ze dan meer of minder kritisch ? De informatie zou gericht kunnen worden op de voedselketen. Roland Van Gompel merkt op dat er geen specifieke vragen werden gesteld in verband met hun kennis van de voedselketen. Dat is een goed idee voor de volgende keer. 44. De Voorzitter merkt op dat de personen die zeggen dat ze actief zijn in de voedselketen bijvoorbeeld boekhouder kunnen zijn in een bedrijf. Als men wil weten wat de operatoren van de voedselketen denken, moet men de enquête voor operatoren raadplegen die op de website van het Agentschap staat. De pers in het algemeen en de lokale pers spelen een zeer belangrijke rol in de consumentenperceptie. Daarom ontmoette de Voorzitter bovendien de hoofdredacteur van Vers l'Avenir om uit te leggen waarvoor het Agentschap ijvert (het Agentschap is niet gekant tegen het artisanale enz.). De laatste twee maanden stelt het Agentschap een verbetering vast op het vlak van hun procedure, want nu bellen ze de woordvoerders van het Agentschap vooraleer ze kritische commentaren van burgers of operatoren publiceren.
Punt B: thema van het Wetenschappelijk comité: presentatie m.b.t. de problematiek van de detectie van de verplicht te etiketteren allergenen 45. Dr. Philippe Delahaut geeft een uiteenzetting over de problematiek van allergenen die zeer uitgebreid is, maar de hoofdrolspeler van zijn presentatie is de consument (zie PPT voor meer detail : http://www.afsca.be/raadgevendcomite/verslagenvergaderingen/_documents/2014-0124_Punt-B_SciCom-RaCom2014_allergenen_NL_finaal.pdf ). De Food Law bepaalt dat voedingsmiddelen die niet veilig zijn niet mogen worden verhandeld. Allergenen kunnen echter aanleiding geven tot immunologische reacties die het secreet van immunoglobinen van klasse E voortbrengen (IgE -> het zijn antistoffen) met alle problemen die daarop volgen. In 2006 had het Wetenschappelijk Comité reeds advies 37 gepubliceerd en advies 18 van dit jaar heeft eeveneens betrekking op allergenen. Het is een terugkerend onderwerp omdat er nog steeds veel vragen zijn rond dit onderwerp. Alle voedingsmiddelen kunnen aanleiding geven tot allergieën ; het immuunsysteem is verantwoordelijk voor reacties omdat het IgE produceert dat soms een anafylactische shock veroorzaakt (allergische reactie die soms zeer hevig is en tot de dood kan leiden). De reacties zijn zeer verschillend van persoon tot persoon ; zo kunnen schaaldieren ongevaarlijk zijn voor de ene persoon en dodelijk voor een andere. 46. Tot nu toe is de enige manier voor consumenten om zich te beschermen deze allerge(e)n(en) niet consumeren (soms meerdere, soms in verschillende omstandigheden, enz.). Het is dus niet altijd makkelijk te bepalen welk voedingsmiddel geen risico's vormt voor allergische personen. Bovendien houden industrieëlen zich tegenwoordig bezig met het bepalen van een tolerantiedrempel voor allergenen in levensmiddelen, maar dat is niet makkelijk omdat we het hier wel hebben over een immunologische reactie van het organisme. Toch werden in deze optiek onderzoeken verwezenlijkt om de prevalentie en ernst van allergieën te bepalen: -
-
Volgens bronnen zien we op het vlak van prevalentie ( beweringen van consumenten, enquêtes, enz.) belangrijke variaties. Er moet benadrukt worden dat de testen zwaar en risicovol zijn en dus niet systematisch worden uitgevoerd. Toch wordt vaak vastgesteld dat er na deze (provocatie) testen een hoger percentage is van beweringen van consumenten die niet gestaafd worden (het blijkt dat de consument in het algemeen zijn allergie voor melk en eieren overschat). Er worden ook schommelingen opgemerkt volgens populatie, hoeveelheden geconsumeerde voeding, enz. Allergieën duiken in het algemeen op in geciviliseerde samenlevingen en stedelijke milieus, maar allergenen verschillen per gebied (VS = vooral aardnoten,...). Symptomen : niezen, verkoudheid, gezichtsoedeem, dermatitis, enz. (cf. dia 10), het meest verontrustende is de anafylactische shock en die verplicht bepaalde gevoelige personen
Page 11 of 13
adrenalinespuiten mee te nemen (bv. in Angelsaksische landen zijn er mensen gestorven door de consumptie of inademing van aardnoten). De ernst van de symptomen varieert naargelang de allergenen, maar het zijn vooral noten, aardnoten en fruit die aanleiding geven tot ernstige reacties. 47. Is het derhalve mogelijk een tolerantiedrempel vast te stellen? Ondanks vele studies blijft voorzichtigheid geboden en volgens Philippe Delahaut zou het antwoord negatief zijn. Het is inderdaad onmogelijk om te verzekeren dat een persoon geen reactie vertoont op de inname van een kleine hoeveelheid allergeen. Een team Australische wetenschappers heeft toch geprobeerd om te bepalen wat de laagste dosis is die aanleiding kan geven tot een negatieve effect voor de consument en startte met name een project “VITAL (= Voluntary Incidental Trace Allergen Labelling)”. Ze vroegen dus aan een panel van personen, die een allergisch incident ondergingen, welke hoeveelheid allergenen ze geconsumeerd hadden. Dit Australische team is het meest geavanceerd in deze onderzoeken. We zien dus een zeker teken van betrouwbaarheid in verband met de resultaten die het behaalde (zie dia 11). 48. Op het vlak van wetgeving was er een nieuwe Verordening in 2011 (1169/2011), die eerstdaags in werking zal treden in de lidstaten. De Verordening legt op dat het allergeengehalte wordt vermeld op de gerechten die niet voorverpakt zijn (bakkerij, koude schotels, enz.) en heeft dus vooral betrekking op alle grootkeukens (kantines, enz.) die bovendien aan de oorsprong liggen van de meerderheid van incidenten. De Verordening neemt 14 allergenen op (zie dia 12), maar deze lijst is niet geharmoniseerd op internationaal niveau, ze heeft slechts betrekking op Europa. 49. Philippe Delahaut kaart vervolgens het analytische aspect van het allergenenprobleem aan. De grootste moeilijkheid is inderdaad een standaard vaststellen, omdat men weet wat men meet: men heeft een voedingsmiddel en zijn verschillende bestanddelen, maar op het vlak van eiwitten zijn het de epitopen (specifieke moleculen) die verantwoordelijk zijn voor de allergische reactie. Het is dus niet alleen het voedingsmiddel. Zelfs binnen een allergeen kunnen er veel variaties zijn. Vb : aardnoten (in de vorm van boter, geroosterde/geroosterd en gezouten/volledige aardnoten, enz.). Als men de verschillende bereidingswijzen vergelijkt, hebben ze een specifieke eiwitconcentratie en de intensiteit van het allergeen is dus erg variabel (het is soms niet zichtbaar bij analyse). Hoe bepalen we in deze omstandigheden de standaard die als referentie gaat dienen ? Onder welke vorm moet het betrokken voedingsmiddel worden beschouwd? Een analytische standaard heeft nochtans voordelen : het zou kunnen toelaten te verzekeren dat de melding op het etiket correct is, het laat toe om de voorzorgsetikettering na te gaan, de leveranciers te valideren en het zou vooral het indienen van klachten door consumenten vergemakkelijken. Zo zijn er op analytisch niveau drie soorten van aanpak die totaal verschillend zijn en verschillende elementen meten : A : technieken gebaseerd op de opsporing van eiwitten (ELISA en LFD) B : technieken gebaseerd op de opsporing van DNA (PCR) C : fysico-chemische technieken (LC/MS-MS) A: ELISA : methode gebaseerd op de reactie van antistoffen (er worden eiwitten geïnjecteerd zodat de dieren antistoffen produceren). Belang : correlatie tussen wat men vindt en de klinische reacties omdat het eiwitgehalte wordt gemeten. Toch is de methode zeer gevoelig. De ELISAtests zijn de meest gebruikte methodes bij controles. (voorbeeld zie dia 18). De methode berust op de meting van eiwitten (aminozuren en bevleesdheid). De structuur van eiwitten verandert als gevolg van behandelingen (warmtebehandeling, enz.). Men kan zich dus afvragen of deze « behandelde » voedingsmiddelen dezelfde allergene waarde hebben als de andere ? Het eiwit is inderdaad veranderd en de allergene reacties kunnen dus verschillend zijn. LFD : het idee om ook tests uit te voeren op het terrein interesseert de sector. Ze moeten snel, eenvoudig (operator zonder labo-expertise), specifiek en gevoelig zijn. Niet alle problemen kunnen opgelost worden, maar bepaalde problemen wel : LFD werkt met een blad papier en chromatografie (zie dia 21). De antistoffen gekoppeld met de goudpartikels zorgen ervoor dat de antistof wegtrekt en op een lijn ligt, in het bijzonder als het allergeen aanwezig is. B: Gebruik van PCR (via DNA) : DNA-sequenties worden geamplificeerd totdat een effect zichtbaar is, maar deze methode is weinig precies : er is vaak een zeer groot aantal positieven. We merken op dat deze methode voor bepaalde voedingsmiddelen onmogelijk is omdat er bijna geen DNA is (eieren bijvoorbeeld). C:
Page 12 of 13
LC-MS/MS : de verschillende peptiden worden gescheiden (polymeren van aminozuren) en nadien worden ze gemeten. De manier om peptiden te identificeren kan het voorwerp uitmaken van een instrumentele aanpak of anders wordt een programma gebruikt waarmee de gevolgen kunnen worden voorspeld. Zie voorbeeld van chromatogram (dia 24). Deze laatste methode is zeer efficiënt, maar moet in overeenstemming worden gebracht tussen de labo's. Bovendien is ze erg duur. Besluit : de drie methodes hebben een verschillende aanpak, ze zijn complementair maar hebben elk hun sterktes en zwaktes : • ELISA : de eiwitten zijn gewijzigd maar de methode is snel en semi-kwantitatief; • Lateral flow device : snel maar te weinig precies. De methode is interessant om vast te stellen of er sporen van allergeen overblijven; • PCR is kwalitatief maar genereert teveel positieve monsters. Het wordt gebruikt als aanvulling op ELISA; • LC-MS levert problemen op het vlak van deadlines en men moet aandachtig zijn bij de selectie van peptiden, maar het kwantitatieve aspect kan worden gemeten. 50. Wat het FAVV betreft, onderstreept Philippe Delahaut dat we een interessant initiatief hebben omdat België het enige land is dat een referentielaboratorium voor allergenen heeft. Op Europees niveau is het het enige. Het Agentschap deelt deze taak met het ILVO (Instituut voor landbouw- en visserijonderzoek). Vragen: 51. Johan Hallaert vraagt of het VITAL-project officieel is opgenomen in het beleid van het Agentschap omdat dit kruisbesmetting kan voorkomen. Philippe Delahaut legt uit dat hij zeer voorzichtig was in verband met deze resultaten. VITAL is effectief de referentie in het domein en zou nuttig kunnen zijn om het probleem van de ontevreden consument alsook de industrieel die onderworpen is aan het probleem van kruisbesmetting op te lossen. Het zijn interessante elementen maar zij kunnen niet gemakkelijk worden opgestart omdat rekening moet worden gehouden met alle informatie en men altijd voorzichtig moet zijn omdat het nulrisico niet bestaat.
******************** De volgende vergadering van het RC vindt plaats op woensdag 26 februari 2014 om 9u30.
********************
Page 13 of 13