Verslag van de 3e Algemene Ledenvergadering – 15 juni 2015
1. Opening door de heer T.A. Stoop, voorzitter RvT De heer Stoop heet alle aanwezigen hartelijk welkom. Hij leest ter opening van deze vergadering Psalm 72 en spreekt hierover een kort woord. In vers 17 staat ‘zolang als er de zon is, zal Zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden’. Zolang er reformatorisch onderwijs is, is het onze opdracht om hieraan gestalte te geven. Hierna gaat de heer Stoop voor in gebed. Vervolgens laat hij Psalm 72 vers 3 en 11 zingen en verklaart hij de vergadering voor geopend. 2. Vaststelling agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Verslag vorige ledenvergadering Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 4. Bestuursverslag en jaarrekening Berséba De heer J. de Vin licht het bestuursverslag toe aan de hand van een PowerPointpresentatie (bijgevoegd). N.a.v. het bestuursverslag stelt de heer A.C.W. Hak (SO Zwolle) een vraag: De ontwikkelingen rondom het leerlingvervoer vormen een groot financieel risico voor de S(B)O-school in Zwolle. De houding van gemeenten is verontrustend. Aangepast vervoer is niet meer vanzelfsprekend. In het bestuursverslag staat dat Berséba deze ontwikkeling niet negatief duidt. Kan deze stelling niet iets afgezwakt worden? De praktijk is niet zo positief als in het bestuursverslag staat. De heer G.R. van Leeuwen antwoordt, dat het leerlingvervoer de aandacht heeft. Er zijn hierover contacten met de politiek (m.n. de SGP) en met ambtenaren in Den Haag. Het is niet de vraag òf er iets gaat wijzigen in de huidige regeling, maar wel wanneer en hoe de regeling gewijzigd gaat worden. Omdat er nog veel onzeker is, is er voor gekozen om in het jaarverslag geen scenario’s te noemen. De mogelijke scenario’s worden momenteel door een werkgroep van VGS en VBSO in kaart gebracht en uitgewerkt. Verder meldt de heer Van Leeuwen dat Berséba de grotere rol van ouders en de zelfstandigheid van de leerling, die bij de discussie rond leerlingvervoer zullen gaan meespelen, in principe niet negatief vindt. Als een leerling zelfstandig naar school kan, dan is dat geen verkeerde gedachte. Er is nog veel meer te zeggen leerlingvervoer, maar vanwege de onzekerheid rondom dit onderwerp laten we het op dit moment nog rusten. Vervolgens licht de heer De Vin de jaarrekening toe aan de hand van een PowerPointpresentatie (bijgevoegd). N.a.v. de jaarrekening worden twee vragen gesteld: Vraag van de heer G.C. de Heer (Dordrecht) Welk verband bestaat er tussen de overdrachten aan AB-dienst en rugzak cluster 4. Er zijn grote verschillen tussen regio’s. Wat zijn hiervan de oorzaken en kan er beleid voor de basisscholen hieruit voortkomen? Achtergrond van deze vraag is het feit dat de scholen aan cluster 4-leerlingen basisondersteuning moeten kunnen bieden. Als de verschillen met de andere regio’s zo groot zijn, dan is het interessant voor de regiomanagers om zich daarop te bezinnen en te bekijken wat dit betekent voor het beleid van de basisscholen. Op welke punten kan dit beleid nog verbeteren, waardoor de verwijzing naar het SBO nog meer teruggedrongen kan worden?
1
De heer Van Leeuwen antwoordt dat Berséba de verschillen tussen de regio’s bewust op een rij zet. Binnen het MT van Berséba wordt deze verschillen goed gevolgd en zijn ze regelmatig onderwerp van bespreking. De regio’s kunnen inderdaad van elkaar leren. Aan de andere kant moeten we met elkaar ervoor oppassen, dat we op basis van aantal maanden (augustus-december 2014) nu al conclusies trekken. Vraag van de heer J.A. Nobel (bestuur Hoekse Waard) In de presentatie wordt gesproken over een verantwoordingsdocument. Is het zo dat de scholen, naast de eigen verantwoording, een aparte verantwoording moeten maken voor Berséba? De heer De Vin antwoordt dat Berséba aanvankelijk aan de scholen had gevraagd om te verantwoorden via een projectverantwoording in AFAS, die door de VGS gemaakt was. Hierop is commentaar gekomen. Vervolgens is een eenvoudig verantwoordingsdocument in Excel gemaakt, waarop scholen gemakkelijk de informatie kunnen invullen die voor Berséba belangrijk is. De eerste reacties op dit verantwoordingsdocument zijn positief. De jaarrekening van Berséba wordt vastgesteld (conform artikel 15 lid 1 sub b van de statuten). Tevens wordt decharge verleend aan de RvT en RvB (conform artikel 24 lid 6 van de statuten). De heer Stoop spreekt zijn waardering uit voor al het werk dat gedaan wordt. Tevens uit hij zijn waardering over de goede en open relatie die er is tussen raad van toezicht en raad van bestuur. 5. Aanpassingen ondersteuningsplan Op advies van de inspectie is het ondersteuningsplan (osp) op verschillende onderdelen aangepast. Deze aanpassingen zijn weergegeven in een addendum bij het osp. Het proces rondom de aanpassing van het osp wordt door de heer Van Leeuwen kort toegelicht. Over het osp moet met alle gemeenten een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) plaatsvinden. Als Berséba nu een heel nieuw osp zou maken, dan zou er opnieuw een OOGO met alle gemeenten gevoerd moeten worden. De aard van de huidige aanpassingen in het osp is niet zodanig, dat dit het beleid van gemeenten raakt. Daarom heeft Berséba geen nieuw osp gemaakt, maar de wijzigingen via een addendum aan de gemeenten toegestuurd. De gemeenten zijn hiermee akkoord gegaan. Er zijn geen vragen of opmerkingen over de aanpassingen in het osp. De leden gaan akkoord met de wijzigingen. 6. Taakstellende begroting voor het schooljaar 2015-2016 en meerjarenperspectief) Conform artikel 15 lid 1 sub a van de statuten wordt de taakstellende begroting aan de leden voorgelegd. De heer De Vin licht e.e.a. toe aan de hand van een PowerPointpresentatie. Er worden enkele vragen gesteld. Twee vragen van de heer G.C. de Heer (Dordrecht) 1. Op pagina 11 bovenaan wordt gesproken over een bedrag per leerling. Om welk bedrag gaat dit? Antwoord: Dit is voor elke regio verschillend. Voor de regio Randstad gaat het om € 122 in het schooljaar 20152016, oplopend naar een bedrag van € 181 in het schooljaar 2020-2021. 2. Op basis waarvan wordt het bedrag voor de arrangementen vastgesteld? Antwoord: Er zijn landelijke criteria voor het toekennen van een arrangement en het bijbehorende bedrag. Deze criteria zijn in alle regio’s gelijk. Zo wordt voorkomen dat er verschillen tussen regio’s ontstaan. De heer M.Karels (Capelle a/d IJssel) heeft vooraf twee vragen gesteld. Zijn vraag over de bedragen per leerling is inmiddels beantwoord. Zijn andere vraag betreft de post Kwaliteitszorg. Deze ontbreekt bij de regio Randstad. Zijn hier bedragen voor opgenomen onder een andere naam? Antwoord: Regio Randstad besteedt wel aandacht aan Kwaliteitszorg, maar huurt daarvoor geen externe expertise in. Daarom is er geen post Kwaliteitszorg opgenomen in de begroting.
2
Twee vragen van de heer A.R. Bronkhorst (Scherpenzeel): 1. Op pagina 14 bovenaan wordt twee keer een optelsom gemaakt van het aantal leerlingen in de regio’s. Het schooljaar 2014-2015 laat echter een verschil zien van 33 leerlingen. (1e optelling: 39.362, 2e optelling: 39.329). Is er een fout gemaakt in de berekening of de optelling? De heer De Vin bedankt de heer Bronkhorst voor de tip en belooft het uit te zoeken.1 2. Als gekeken wordt naar de begroting, daar constateren we grote verschillen tussen de regio’s. Vindt er op termijn harmonisatie plaats? Antwoord: Harmonisatie zal niet geforceerd worden, maar door ontwikkeling van verschillende zaken komen de regio’s wel steeds dichter bij elkaar te liggen en vindt er op een natuurlijk manier harmonisatie plaats. De leden gaan akkoord met de taakstellende begroting en de meerjarenbegroting. 7. Statutenwijziging Voor wijziging van de statuten dient twee derde van het aantal leden aanwezig te zijn. Dit quorum is niet gehaald. Daarom zal er een vergadering gehouden worden op DV dinsdag 30 juni 2015, om 19.30 uur in Veenendaal. Niettemin zal er vanavond gestemd worden over de statuten. Als de stemming positief uitvalt, zal op 30 juni a.s. een besluit genomen worden. De heer Stoop loopt de gewijzigde artikelen langs en geeft een toelichting: Artikel 8, lid1: Eind 2015 zal de heer De Vin zijn werkzaamheden neerleggen. Het gewijzigde artikel biedt ruimte om verder te gaan met één bestuurder, de heer Van Leeuwen. Om dit mogelijk te maken is het nodig dat er voldoende tegenwicht geboden wordt aan deze bestuurder vanuit de rvt. Daarnaast moet er een goed functionerend managementteam en goede stafondersteuning zijn. Deze zaken worden goed geregeld en dat maakt de weg vrij om te kiezen voor één bestuurder. Het is goed mogelijk dat er in de toekomst weer gekozen zal worden voor meerdere bestuurders. Het gewijzigde artikel biedt die ruimte ook. Artikel 11, lid 2: Dit artikel is gewijzigd n.a.v. de discussie die vorig jaar tijdens de Algemene Ledenvergadering gevoerd is over de enkelvoudige of meervoudige voordracht van kandidaten voor de rvt. Artikel 15, lid 15: Dit is een tekstuele wijziging. Artikel 15, lid 19: Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 8, lid 1. Een eenhoofdig bestuur heeft geen voorzitter en secretaris. Daarom is besloten om de notulen van de ALV voortaan te laten tekenen door de voorzitter van de rvt en de voorzitter van de rvb. Artikel 16, lid 1: Behalve de voorgestelde tekstuele wijzigingen moet er nog een woordje ‘van’ toegevoegd worden (1e zin, 2e keer: ‘…in geval van geschillen..’). Met dank aan een oplettende bestuurder van één van de scholen. Artikel 16, lid 2: Dit betreft een tekstverbetering. Artikel 17, lid 2: Dit betreft een tekstverbetering. Artikel 22: Dit artikel is gewijzigd omdat Berséba geen eigen bezwaarcommissie ingesteld heeft, maar zich heeft aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie. Artikel 26, lid 3: Berséba wil graag een ANBI-status krijgen, waardoor het mogelijk wordt dat giften of legaten aan Berséba overgemaakt kunnen worden. Om aan de voorwaarden voor de ANBI-status te voldoen, moet er in de statuten staan, dat bij opheffing van de vereniging het resterende geld overgemaakt wordt naar een andere ANBI-instelling met een vergelijkbaar doel.
1
Het verschil van 33 leerlingen in de kolom 2014/2015 van de taakstellende begroting 2015/2016 is veroorzaakt door verschillen in de opgaven van leerlingaantallen door de scholen (39.362) en de toenmalige leerlingaantallen uit de DUO-registratie (39.329). Berséba heeft in het voorjaar van 2014 besloten bij de berekening van de schooloverdrachten de opgaven van de scholen aan te houden (voordeel van de twijfel), ondanks dat de DUO-bekostiging 33 leerlingen lager zou uitvallen. Dit verschil in leerlingenaantal zat ook al in de taakstellende begroting 2014/2015 die op 16 juni 2014 aan de ALV is aangeboden .
3
N.a.v. de voorgestelde statutenwijziging worden de volgende vragen gesteld: De heer J.A. Nobel (bestuur Hoekse Waard), n.a.v. artikel 26: Kan het geld nog wel terug naar de scholen? Antwoord: Ja dat kan wel, als de scholen een ANBI-status hebben. Er zijn al scholen die deze status hebben. Het doel van beide ANBI-instellingen is vergelijkbaar, dus is overdracht van de middelen mogelijk. Dit is met de belastinginspecteur afgestemd. De heer Mr. J.G. Macdaniel (VGS) geeft aan dat Berséba, in geval van opheffing van de vereniging, vooraf het geld aan de scholen kan teruggeven. Een vereniging die opgeheven wordt, moet eerst aan alle betaalverplichtingen voldoen. Als je stelt dat het een verplichting is om het geld terug te geven aan de leden (naar rato van het aantal leerlingen), dan moet dat eerst gebeuren. De vereniging blijft dan niet met geld zitten en kan met een lege kas opgeheven worden. De heer J.J.H. Gortzak (bestuur Alblasserdam) stelt ook een vraag n.a.v. artikel 26: Is de formulering van artikel 26 wel de meest handige formulering? Is het niet verstandiger om in de statuten een regeling op te nemen, dat de bedragen terug gaan naar de scholen, naar rato van het aantal leerlingen, mits de scholen een ANBI-status hebben? Als je het zo formuleert, kun je zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke statuten blijven. Antwoord: De tekst voor deze artikelwijziging is door de belastinginspecteur aangereikt en met de notaris overlegd. Daarom gaan we ervanuit dat het goed is. De heer Gortzak geeft aan dat veel scholen toch al een ANBI-status hebben en dat Berséba dan toch al voldoet aan de voorwaarden om zelf een ANBI-status te krijgen. Dat klopt inderdaad, maar de scholen die geen ANBI-status hebben, lopen hun geld dan mis. De heer Van Leeuwen geeft aan, dat het mogelijk is om te handelen zoals de heer Macdaniel aangeeft: eerst het geld verdelen en daarna pas de vereniging opheffen. Dit is overigens nu nog lang niet aan de orde. Dit artikel moet echter in de statuten staan, anders krijgen we de ANBI-status niet. We hebben deze ANBI-status nodig voor het geval we in de toekomst iets met leerlingvervoer gaan doen. Het moet dan mogelijk zijn om giften te ontvangen om het leerlingvervoer (mede) te bekostigen. De heer Van Leeuwen zegt toe dat -gezien de reacties- dit artikel nog een keer met de notaris besproken zal worden. Vraag van de heer C.J.B. Ritmeester (bestuur Moerkapelle) n.a.v. artikel 8, lid 1: Zoals al gezegd is er nagedacht over het tegenwicht aan de enige bestuurder. Dat lijkt goed geregeld te zijn. Is er ook nagedacht over de kwetsbare positie van de bestuurder? Is het geborgd dat zijn werk overgenomen wordt als hij uitvalt? Antwoord: Ja, dat is geborgd in het MT. De heer G. van den Berg (bestuur Stadhouder Willem III-school Ede) vraagt of er voor de wijzigingen als geheel gestemd gaat worden of dat er per onderdeel gestemd kan worden. Gevraagd wordt naar de reden van deze vraag. De heer Van den Berg geeft aan dat hij de wijziging van artikel 8 graag in zijn bestuur zou bespreken. De heer Stoop antwoordt dat de stukken tijdig zijn toegestuurd om zo de leden de gelegenheid te geven om (o.a.) de statutenwijziging in het schoolbestuur te bespreken. Als vandaag het quorum gehaald zou zijn, dan zou een besluit over de statutenwijziging genomen kunnen worden. De heer Stoop geeft vervolgens aan dat hij graag wil peilen of de vergadering mogelijk tegen bepaalde onderdelen van de statuten zal stemmen. De heer Gortzak antwoordt dat hij dan tegen artikel 26 zal stemmen.
4
Gezien het feit dat het quorum niet gehaald is, zal een tweede vergadering gehouden worden. Voorlopig wordt er geconcludeerd dat er geen grote bezwaren zijn tegen de statutenwijziging, behalve artikel 26. De stemming vindt plaats. De uitslag van de stemming is als volgt: Aantal aanwezige schoolbesturen: 37 (± 30%) Aantal uitgebrachte stemmen: 37 Uitslag stemming: 35 stemmen voor, 2 stemmen tegen. De voorstemmers hebben een stemgewicht van 86. De tegenstemmers hebben een stemgewicht van 8. Aan de leden wordt toegezegd dat zij geïnformeerd zullen worden over de check van artikel 26 bij de notaris en over de 2e vergadering. 8. Herbenoeming twee leden van de Raad van Toezicht De heren Bakker en Verweij zijn aftredend. In de statutenwijziging is inmiddels opgenomen dat enkelvoudige voordracht toegestaan is. De leden stemmen hiermee in en beide heren worden herbenoemd. 9. Rondvraag (16.30 uur) De heer A.J. Mauritz (Opheusden) spreekt zijn waardering uit voor het werk van het samenwerkingsverband. Vanuit Oud-Beijerland is er een schriftelijk vraag binnengekomen over het onderwerp hoogbegaafdheid. De school heeft met belangstelling kennis genomen van de discussie in het Reformatorisch Dagblad. Berséba voelde zich genoodzaakt om te reageren op een artikel, waar in gesteld werd dat het reformatorisch onderwijs niets doet voor hoogbegaafde leerlingen. Dit is namelijk een onjuiste aanname. Berséba gaat zeker aandacht besteden aan hoogbegaafdheid en heeft in haar meerjarenbegroting middelen hiervoor gereserveerd. In de achterliggende maanden is er een studiedag geweest, waarin Berséba kennis heeft genomen van de ins en outs van hoogbegaafdheid. Elke regio gaat er nu verder mee aan de slag. Verder wordt er niets meer aan de orde gesteld en wordt het huishoudelijk deel van de vergadering afgesloten. 10. Lezing door Wim Ludeke, voorzitter College van Bestuur De Onderwijsspecialisten De heer Ludeke houdt een lezing over ‘Een dekkend netwerk van voorzieningen’ en reflecteert op de beleidsnotitie van Berséba op dit punt alsmede op de regionale uitwerkingsdocumenten. Voor de grote lijn van de lezing wordt verwezen naar zijn PowerPointpresentatie (bijgevoegd). De heer Ludeke spreekt zijn waardering uit voor de werkwijze van het samenwerkingsverband. Berséba is op een goede manier bezig met het zo goed mogelijk realiseren van een dekkend netwerk. Zijn conclusies zijn: Berséba is één samenwerkingsverband: Dat is een voordeel! Ludeke heeft zelf met zijn SO-instellingen te maken met 18 verschillende samenwerkingsverbanden. Dat kost veel energie. Berséba heeft een ambitieuze, maar zeker realistische werkagenda. Hij geeft twee adviezen mee: Maak een speerpunt van verbinding SO – SBO. Voorlopig mogen de schotten tussen deze onderwijsvormen nog niet weg, maar de heer Ludeke kan zich voorstellen dat er op termijn een verandering komt. Onderzoek met pilots de mogelijkheden van een intensievere samenwerking met m.n. niet-reformatorische clusterscholen en instellingen. Maak een verbinding en kijk wat er nodig is om het kind de juiste zorg te geven en wat er nodig is om de identiteit te borgen. De heer Van Leeuwen geeft een korte reactie op de lezing van de heer Ludeke:
5
Deze lezing ging over de witte vlekken in ons samenwerkingsverband. Het blijkt dat Berséba die goed in kaart gebracht heeft; er zijn weinig blinde vlekken. Berséba is zich bewust van het feit dat het swv niet alle vormen van onderwijs en begeleiding kan bieden, maar de SO-scholen staan daar wel voor open. Zij willen zich graag ontwikkelen. De leerlingen met zware problematiek zijn nog niet helemaal in beeld bij Berséba. Ze komen wel steeds meer in zicht, omdat ze nu via de basisschool aangemeld worden. Ze krijgen dan een TLV en vervolgens wordt bekeken waar de expertise gehaald moet worden om deze specifieke doelgroep te begeleiden. Berséba is voorstander van het verwijderen van de schotten tussen SO en SBO. Het is een voordeel en een voorrecht dat de SO- en SBO-scholen in de regio’s al onder één schoolbestuur vallen. De inspectie staat vermenging van SO- en SBO-leerlingen echter niet toe. Ook het ministerie wil nog geen beleidswijzigingen bij SO en SBO. Vragen en opmerkingen n.a.v. de lezing: De heer W. Korevaar (Uddel) refereert aan het advies tot intensievere samenwerking met niet-reformatorische clusterscholen en –instellingen. Berséba heeft toch al een samenwerking met Kentalis / cluster 2? Antwoord: Dat klopt, maar nu wordt samenwerking met vooral cluster 3 en 4-instellingen bedoeld. We kunnen met cluster 3 en 4 een soortgelijke verbinding zoeken als met cluster 2. De heer L. Vogelaar (RvT Berséba) geeft aan dat de verbinding tussen SO en SBO wat betreft ambulante begeleiding al gestalte krijgt. In sommige regio’s zijn AB vanuit SO en AB vanuit SBO al samengevoegd in één brede ambulante dienst. Gert van Roekel (MT Berséba, regiomanager regio Midden) vertelt dat er in de regio Midden een pilot loopt met een instelling van de heer Ludeke. Dit is dus een niet-reformatorische instelling. De mensen daar staan open voor het overdragen van expertise en willen alle zeilen bijzetten voor die ene leerling waarvoor Berséba geen dekkend aanbod heeft. Dat is een compliment waard richting die instelling en richting de heer Ludeke. De heer Van Leeuwen bedankt de heer Ludeke voor zijn komst en voor zijn lezing. 11. Sluiting door de heer G.R. van Leeuwen, voorzitter RvB De heer Van Leeuwen sluit de vergadering met dankgebed.
6