Verslag thema bijeenkomst ‘Een herkenbare sociaal werker’ Datum: 6 juni 2013 Spreker: Hans van Ewijk, bijzonder hoogleraar Universiteit voor Humanistiek
Zo-even naar de wethouder luisterend en de plannen lezend, vond ik het wel heel mooi wat hier in Purmerend gebeurt. Ik trek veel door het land en het is nog wel vaak zo dat er ergens een bureau is wat het uitdenkt en wat het uitzet en wat het gaat regelen en die tijden zijn echt voorbij. Ik zal het er straks over hebben. Zo werkt het niet meer in onze wereld, daarvoor is het te complex, we moeten het anders gaan doen. Wat ik heel mooi vind is dat door het hele land wel iets gaande is. Als je dit met 5 á 10 jaar terug vergelijkt, dan is er iets aan de hand en overal zijn ze ontzettend aan het modderen, aan het denken, protesteren en wat dan ook ,maar er is wel iets ingezet wat ik heel mooi vind. Ik zal het toelichten en uiteindelijk kom ik op 3 vragen terecht. Mijn idee was als volgt: -
Ik ga eerst een tijdje praten Dan is er pauze Daarna ga ik de aanwezigen drie vragen stellen: 1. Hoe hard geloven jullie nu? Hoever kunnen we komen in die context, met de integratie van systemen? Het idee is dat we alles in systemen hebben georganiseerd. GGZ, Jeugdzorg etc. en dat we dat eigenlijk los willen laten. De machtige systemen feitelijk naar achter willen duwen en aan de voorkant meer investeren in vrij basale structuren waar veel burgers als vrijwilligers actief zijn, waar professionals zich mee vermengen en zelfs wethouders mee gaan doen. Dat is droom 1. De vraag is geloven we daarin? Hierover krijg je een kans om een geloofsbelijdenis te doen. Om ontzettend te mopperen, of dit is het echt niet, of wat bedenkingen. 2. De 2e vraag gaat over de burger. Want die zou tot een soort achteroverleunende consument zijn geworden. Iemand die claimt en blaimt om het zo maar te zeggen en die weer zijn verantwoordelijkheid moet weten te nemen. Dat is ook zo iets. Eigenlijk vindt iedereen dat ook wel. Een beetje in de minder negatieve toonzetting. Burgers mogen best actiever zijn, maar in hoeverre kan je dan gaan. Ik hoor veel professionals zeggen :”daar verwacht de ambtenaar veel te veel van”. 3. De 3e vraag is een discussie die gevoerd wordt in het land: Hoeveel professionals heb je nu nodig om aan die voorkant van al onze stelsels burgers te ondersteunen. Is er één nodig voor geestelijke, mentale problemen? Eén voor financiële problemen, één voor werkproblemen, één voor opvoedingsproblemen, één voor algemene problemen, gaat u zo maar door. Ook daar ga ik u weer vragen in welke mate gelooft u daar nu in. Kunnen we misschien wel naar 1 type professional? Dan een enorm ingewikkelde vraag, is dat nu een opbouwwerker of een maatschappelijk werker of een psychiatrisch verpleegkundige of nog een heel ander type? Gaan we een nieuwe professional uitvinden met elkaar? Dat zijn de spannende vragen.
Laten we beginnen met de vraag : Waarom willen we van systeemwerk naar contextueel werken? Beschouwing: We komen als mensen uit een samenleving waar mensen elkaar op een plaats zetten. Klein voorbeeld: Ik ben nog van een generatie die is opgegroeid in een dorp. Op school zitten op de 1e rij van de schoolbanken de kinderen van de dokter, de dominee, hoofdonderwijzer en misschien nog van de bankier of notaris. Daarachter de kinderen van de middenstand, boeren, bakker, enzovoorts. Op de achterste bank zaten de kinderen van de arbeiders. Het voorste rijtje ging naar het Lyceum , gymnasium of HBS. Het middelste rijtje ging naar Mulo A of Mulo B en sommigen konden misschien wel doorstromen naar het lyceum. Het achterste rijtje ging naar de ambachtsschool en naar de huishoudschool en in mijn tijd mocht je zelfs 8 jaar op de lagere school blijven en ging je nooit naar het voortgezet onderwijs. Dat is een mooi voorbeeld van een samenleving waarin je op je plaats gezet werd vanwege je afkomst, ook wel vanwege je geslacht. Het was heel duidelijk wat de jongens moesten gaan doen en wat de meisjes moesten gaan doen. Een groep jongens ging naar de ambachtsschool en een groep meisjes ging naar de huishoudschool. Het geloof deed er toe. Ik zat op een christelijke school en naast ons waren een openbare en een gereformeerde school. Ik zat in een christelijke wereld dus katholieke scholen hadden we niet; een simpele overzichtelijke wereld. Stel u voor dat u opgegroeid bent in een ander land, Marokko, Turkije, wat nog in extreme mate plaats gevende samenlevingen zijn. Waar je op je plaats gezet wordt. En dan kom je terecht in een samenleving als de onze, die in extreme mate een plaats zoekende samenleving is. Ik zal dit zo toelichten: Zo’n plaats gevende samenleving heeft op zich iets overzichtelijks, iets helders en daar begonnen we tegen te vechten. Dat is niet eerlijk. Moet ik nu omdat ik een vrouw ben huisvrouw worden, moet ik als arbeiderskind ook automatisch arbeider worden? Dat vonden we in de 19e eeuw; dat mocht niet meer. Toen gingen we emanciperen en gingen we systemen bouwen. Want om die achterstand van al die mensen in te halen hadden we paar dingen nodig: - Goed georganiseerd onderwijs - Goed georganiseerde gezondheidzorg - Goed georganiseerd sociaal stelsel, - Goede huisvesting - Hygiëne Als we dat goed voor elkaar zouden hebben dan zouden we een heel eind verder zijn. Die systemen waren antwoorden op de achterstanden van mensen, voor een groot gedeelte de onwetendheid van mensen. Dat is onze verzorgingsstaat. En daar mogen we ontzettend dankbaar voor zijn. Maar wat onderschat is, is dat die verzorgingsstaat niet de oplossing is voor alle sociale problemen van mensen. Dat was het idee. Onze oud-premier Kok was voorzitter van een Europese commissie. Europa zei: we hebben
zoveel ambities dat gaat allemaal niet. Toen zei Kok zelf met zijn commissie : “gooi de sociale cohesie er maar uit, want sociaal komt vanzelf. Als we maar welvarend zijn, als we een goede kenniseconomie hebben, dan ebben de sociale problemen weg”. Ik ben ook nog (een beetje) hoogleraar aan een universiteit in Estland. En dat is heel leuk want dat was een communistisch land. En in de Sovjet tijd was de stelling dat er geen sociale problemen waren, dus sociaal werk werd weggevaagd. Dat hebben we niet meer nodig, want we hebben een Sovjet staat dus is het sociaal goed georganiseerd. De vraag die ik me stel is: Hoe kan het nu terwijl we zo’n welvarend land zijn, want Nederland heeft de beste systemen, misschien wel van de wereld. In ieder geval behoren we absoluut tot de top. Toch is er een steeds groter beroep op de sociale instellingen. Sinds ongeveer 30 jaar zien we een permanente groei van het aantal mensen dat doorverwezen wordt naar de intensieve jeugdzorg, de GGZ en gevangenis. Dat is in de jeugdzorg en GGZ bijvoorbeeld in de laatste 10-20 jaar een groei van 10% of meer per jaar. Ieder jaar gaan er 10% meer mensen naar systeemoplossingen, behandelingen. Dan moet u niet zeggen dat komt omdat de jeugdzorg en de GGZ ze allemaal naar binnen halen, iedereen een etiket op plakken. In tegendeel, er worden zandzakken voor de deur gelegd. Je krijgt minder makkelijk een rugzakje, een uitkering. Je kunt niet zomaar meer dure behandelingen krijgen. We zijn allemaal de criteria aan het verhogen, des ondanks 10% stijging. De schuldhulpverlening heeft pas laten zien dat het aantal mensen dat een beroep doet op de schudhulpverlening in 10 jaar ruim meer dan verdubbeld is. Dat komt niet alleen door de economische crisis , dat was daarvoor ook al aan de gang. De Wajong regeling geeft een vermeerdering van de instroom, in 6 jaar een verdubbeling. Hoe kan dat nu dat zo’n mooi welvarend land waar we het zo mooi voor elkaar hebben zo’n stijging heeft? Misschien nog even voor uw informatie, dat is ook zo boeiend: er is geen land in Europa waar zoveel mensen in instituties zitten. Als je kijkt hoeveel mensen er in de GGZ dag en nacht verblijven, staan België en Nederland aan de kop in Europa. In de gehandicapten zorg is Nederland in z’n eentje aan kop. Waar het gaat om mensen in de gevangenis zetten was Nederland , toen ik nog jong was ontzettend sloom. We hadden ongeveer de minste mensen in de gevangenis van heel Europa. We e zijn nu gestegen in West Europa naar de 2 plaats. De Engelsen zitten zelfs nog hoger . Het is vertienvoudigd het aantal mensen in de gevangenis. We hebben enorm de neiging om mensen als het niet goed gaat uit hun wereld te halen. Hou in je hoofd: ieder jaar 10% stijging. Intensieve behandeling in een land waarin iedereen goed is opgeleid en waar een goed gezondheidssysteem is. Dus mijn stelling is: dat komt niet omdat de Nederlanders aan het degenereren zijn. Er is geen enkel bewijs dat onze genen minder zijn dan 10 of 20 jaar geleden. En ook de mensen die beweren dat het komt omdat we te zorgzaam zijn, teveel mensen verwennen: ik geloof dat niet. Niemand gaat vrijwillig naar de gevangenis omdat hij verwend wil worden. Geen gezin vindt het leuk om te zien dat het uit elkaar gehaald wordt en naar een institutie gaat.
Mijn stelling: Hoe welvarend, hoe beter georganiseerd een samenleving is, hoe meer er gespecialiseerd wordt , hoe meer ingewikkeldheden er zijn, hoe lastiger het wordt om je weg te vinden. Dus een hoog ontwikkelde samenleving heeft andere problematiek. Probeer daar maar eens aan mee te doen, want we zijn eigenlijk van een plaats gevende samenleving een plaats zoekende samenleving geworden. Even jullie werk: ik denk niet dat veel van jullie een speldje gaan krijgen omdat je 40 jaar hetzelfde werk doet. De kans dat je morgen geen werk meer hebt is aanzienlijk. De kans dat morgen je manager weer een andere opdracht voor je verzint of je op een andere plaats neerzet is behoorlijk. De kans dat je ongeveer het werk mag blijven doen wat je deed, maar op een heel andere manier, is heel aanzienlijk. Dus arbeid is voortdurend veranderen, voortdurend zoeken geblazen: wat is de inhoud van m’n werk. Neem kinderen op school: dat is niet meer op de 1e rij gaat naar de HBS en de achterste rij op je 14e gaan werken. Die tijd is voorbij. Kijk eens hoe vaak kinderen switchen van school, omdat het kind net niet bevalt of voldoet of wat ook. Van school naar school van leerkracht naar leerkracht, van pakket naar pakket en als je het dan mag halen om naar het hoger onderwijs te gaan, dan heb je me toch een reeks vakken, waaruit je kunt kiezen. En relaties; in mijn dorp was het simpel. Er was geen twijfel dat de partner van het andere geslacht was, er was geen twijfel dát je een partner moest nemen, er was geen twijfel dat die partner ongeveer uit dezelfde klasse moest komen, van hetzelfde geloof als het even kon. Er zat wel wat rek in. Hervormd met Gereformeerd, dat kon nog wel. Als je nu een partner zoekt, je bent 16 of 17 jaar, de wereld ligt open: wat voor type relatie je aangaat, hoe intensief, hoe lang. En laten we eerlijk zijn, als je partner niet bevalt ben je gauw weg. Maar ook de andere relaties, de groepen waar je in zit. Ze zeggen dat Nederland steeds meer individualiseert, mag waar wezen, maar eigenlijk “vergroepen” we. Alles is groepjes werk. Onderwijs is groepjes werk. 70% van de Nederlanders werkt dag in dag uit in groepjes. U bent allemaal groepjes werkers. Dan zit je achter je computer nog heel veel groepjes te vormen. Dan bent u ongetwijfeld nog aan het sporten, hardlopen en je bent ook nog een beetje van de cultuur in dit publiek. Steeds weer andere groepjes. Dat was in mijn dorp ook wel zo, maar daar deed je het met dezelfde mensen. Nu zitten in al die groepen weer andere mensen, die kijken naar je, en je moet je weer waarmaken. Ik zal twee voorbeelden geven om het duidelijk te maken. Mensen met een licht verstandelijke beperking. We hebben er niet meer van dan vroeger, dat kan ik u verzekeren. Niet meer dan 50 jaar geleden. Dat is de groep die het snelst is gestegen als klanten van de jeugdzorg en de GGZ en de gevangenis. Worden ze verwend of willen we ze allemaal opnemen om te behandelen? Is er een ander probleem? Het zou het probleem wel eens kunnen zijn dat deze mensen niet meer op hun plaats gezet worden. Dat ze in de plaats zoekende samenleving even geen plaats weten te vinden. Dat ze in het zoeken van werk, onderwijs, vriendjes, partner machteloos zijn en geen weerstand hebben tegen al die verleidingen die op hun afkomen. Wees maar eens een beetje licht verstandelijk gehandicapt in een
wereld als de onze. Probeer je dan maar eens overeind te houden. Het aantal autisten in Nederland is ongeveer vertienvoudigd de afgelopen 10-20 jaar. Ik kan u verzekeren, er zijn er echt niet meer van. Maar bij wijze van spreken: laat ik maar het beroep nemen van dominee, omdat ik er ooit voor gestudeerd heb. De ouderwetse dominee kon altijd in z’n studeerkamer zitten, z’n vrouw en kinderen niet zien, altijd maar weer aan het studeren en preken voorbereiden, vaak een beetje haast autistisch zullen we maar zeggen. Maar wat was z’n probleem? Hij was dominee. De vrouw van de dominee ging echt niet weg omdat hij een beetje autistisch was en geen aandacht aan haar en de kinderen besteedde. Je bleef bij elkaar je leven lang. Neem een chirurg en een slager: in de klassieke samenleving, als je goed kon snijden, stelde je geen vragen. Als nu de slager onaardig is of als de chirurg niet uitlegt wat hij aan het doen is, dan maken ze het niet meer . Ik kan u verzekeren ieder beroep heeft tegenwoordig een profiel en competenties en in ieder beroep is competentie nummer 1 ongeveer: goed kunnen communiceren. Daar zijn autisten niet altijd zo sterk in en dan verandert het werk weer en dan komt er weer een nieuwe baas en dan wordt je geacht weer in een groepje te praten. Je zou het ook zo kunnen zeggen: In die plaats gevende samenleving was afkomst dominant. Toen kwam de industriële revolutie en toen kwam Karl Marx en Adam Smith en die zeiden allebei “geld is macht” En toen zijn we begonnen met die verzorgingsstaat. Afkomst en geld mag het niet zijn, iedereen krijgt de kans kennis op te doen, onderwijs, en dat bepaalt eigenlijk je positie in de samenleving. Kennis is macht. En wat ik denk is dat we langzamerhand in een samenleving komen waar nu echt macht is, hoe sociaal vaardig je bent. Kun je je goed positioneren. Hier ben ik. Je kunt niet om me heen. Wie zijn de mensen die het goed doen in de politiek, maar ook in de wetenschap, en ga zo maar door. Ze moeten wel iets van hun vak weten, maar het is voor een deel mannetjesmakerij. Je goed kunnen positioneren, je zelf een profiel geven. Eigenlijk zeg ik; de moderne mens moet zich kunnen positioneren . Het gaat dus over beroepsgroepen in ons werk. Je moet je goed kunnen profileren, wat heb ik toe te voegen. Je kunt wel aan al die groepjes meedoen, maar daar ben je niet zomaar welkom. En je moet je goed kunnen verbinden en niet alleen in je eigen kleine wereldje, in je eigen gezin. Dat zijn de verliezers van onze tijd. De winnaars van onze tijd zijn mensen die zich in heel verschillende gezelschappen makkelijk kunnen verbinden. Degenen die dat niet zo goed kunnen hebben een groot probleem. Laten we eens even aannemen dat het verhaal niet helemaal onzin is. Dan zeg ik: dat creëert dus een grote groep mensen, zoals ze dat in de geestelijk gezondheidszorg noemen, mensen die het nog wel of net niet redden. Die gewoon moeite hebben om in de complexe samenleving zichzelf een positie te geven, zichzelf voldoende te verbinden zichzelf aan het werk te houden. Die mensen kunnen uit achterstanden komen, die mensen kunnen wel een of andere gediagnostiseerde stoornis hebben, maar ik zeg wel eens als je heel goed kijkt, en ik denk dat u het wel met me eens bent als u naar uw eigen werk kijkt, daar komt u mensen tegen met allerlei stoornissen , met allerlei achterstanden, maar waar het echt om gaat dat je mensen hebt die soms heel veel talenten hebben. Neem dhr. Bos: tot niets meer komen, zichzelf verwaarlozen. Misschien heb je ze ook wel in je eigen gezin en anders bij de buren. Dat zijn er niet weinig. Je komt het in alle leeftijden tegen, bij jongeren, maar ook bij ouderen. Eigenlijk niet meer de puf hebben, kracht hebben, vermogen hebben om zichzelf aan de gang te houden. En een soort tegenkant daarvan, gaat vaak samen, zijn mensen die in een obsessief patroon vervallen van voortdurend achter de computer zitten, voortdurend het spul kopen.
Een gezin waarin machtsrelaties misbruikt worden. Maar ze kunnen er niet meer doorheen, niet meer doorbreken. Ik zeg wel eens : het is zo moeilijk om patronen te doorbreken. Als je aan je eigen positie denkt als kind, of als partner of als ouder en je zou je baan , je kind, je ouder moeten duidelijk maken dat je ze heel erg moet teleurstellen om dat je ineens iets anders wil dan je altijd wou. Dat is ontzettend moeilijk. Een patroon te doorbreken. Ook voor een leraar in de klas. Het zit vast in jezelf, in je patroon. Maar goed laten we zeggen, dat mensen die min of meer stevig in hun schoenen staan, daar net voldoende mee kunnen omgaan. Maar sommige mensen zijn echt niet in staat om hun patroon, dat ze hebben aangeleerd , te doorbreken. Dat geld voor mensen met een depressie, dat is soms nog tijdelijk. Daar hebben mensen met autistische stoornissen heel vaak problemen mee, maar ook heel veel andere mensen. Je kunt niet op een dag denken :”o ja burgerkracht, en nu gaan we dus weer aan de slag”. Zo simpel is dat niet. Dat aantal mensen in het net-wel- net- niet bereik, neemt toe. Dus we moeten ook politiek denken: dat we een probleem hebben. Wat zou het toch prachtig zijn als we die 10% stijging naar die dure systemen op nul konden zetten. Dat zou een hele inspanning vragen. Eigenlijk willen we het een eind omlaag brengen. Daarom moeten we dus ophouden met die systemen. Goed onderwijs hebben we gewoon nodig. Systemen zijn nodig, maar niet voor dit type mens , die zichzelf kwijt is , die zich zelf niet aan de gang weet te krijgen, waar zelfwerkzaamheid niet werkt. Die mens die alleen maar obsessief in één wereldje kan zitten, daar doet onderwijs niets aan, daar doet de uitkering niets aan. Daar doet ook een therapie vaak niets aan. Dat is het probleem dat we hebben. Daarom moeten we accepteren dat we op een ander manier moeten gaan kijken om ze zodanig te ondersteunen dat ze het wel redden. Nu ga ik u een confronteren met een paar uitspraken , een aantal stellingen. Ze hebben me altijd geleerd toen ik nog leraar was . Je moet praten, dan visualiseren en dan kijken of ze het begrepen hebben door de discussie aan te gaan. U wordt helemaal bediend: Hans toont de PowerPoint presentie. U krijgt nu een les van me over met welke verandering we in zekere zin bezig zijn: 1. Van systeem naar context heb ik hopelijk goed uitgelegd. Dat wordt de discussie na de pauze. Zijn we het ermee eens dat we veel meer van systeem denken naar context denken moeten? In hoeverre kunnen we daarin meegaan en wat is lastig. 2. Van eenduidigheid naar complexiteit. Wat er eigenlijk gebeurd is in de afgelopen twee eeuwen, waardoor we die enorme welvaart hebben en die enorme fragmatisering hebben, is dat we zijn gaan ontdekken dat hoe meer je dingen opsplitst hoe meer kennis je krijgt. Hoe meer dingen je kunt oplossen. Neem even het menselijk lichaam. Toen we ontdekten dat er organen waren en dat je voor ieder orgaan een aparte behandelingen kon nemen en toen we ontdekten dat ieder orgaan ook weer uit deeltjes bestaat, zodat je ook specialismen krijgt van bijvoorbeeld de hartkleppen, toen we ontdekten dat achter de organen en deelorganen ook nog genen zaten, konden we nog meer opsplitsen. Het is zo: Hoe meer je weet over hoe minder, hoe hoger je positie in onze samenleving. De medische wereld is een prachtig voorbeeld hoe onze samenleving georganiseerd is. De dokter is de laagste in de orde. Dan krijg je de internist, de psychiater. Die doen goed hun best. Dan krijg je pas de echte harde jongens. Chirurgen en de mensen die daarvan meer weten. De longspecialist is weer lager dan de specialist die kennis heeft van een stukje van de longen, bijvoorbeeld astma bij kinderen.
En de genetische specialisten staan het hoogst in de orde en worden ook het best betaald. Hoe meer je weet over minder, hoe hoger je positie. We hebben een enorme waardering voor mensen die heel veel van heel weinig weten. En nu is eigenlijk het probleem dat al die mensen, die over al die kleine beetjes wat weten, zich afschermen in eigen kennisgebiedjes met als het even kan, eigen beleidsafdeling, eigen wetenschap, eigen professionals. Dat hebben we in onze sector ook gedaan. Als of het specialisme heilig is. En ieder specialisme gaat zich afschermen, want we willen allemaal veel over weinig weten. Maar die tijd van voortdurend kennis splitsen heeft een paar problemen gegeven. We hebben materie zo kunnen splitsen dat we de hele aarde kunnen vernietigen. We zijn zo kenners van deeltjes geworden dat kennis van het menselijk functioneren bij geen enkele medicus meer belegd is. Zelfs kennis van de samenleving is bijna niet meer mogelijk, omdat het in zoveel deelgebiedjes uiteenvalt. Kennis van de dagelijkse realiteit is bijna niet meer mogelijk, omdat die zo ontzettend complex is. Waar wij behoeft aan hebben is een samenleving die kennis kan verbinden. Eigenlijk mensen die relatief weinig over veel weten. Dat wordt zo ondergewaardeerd in deze samenleving. Het gaat er om dat je heel veel weet over heel weinig. Maar de behoefte bij heel veel mensen is aan mensen die het vermogen hebben om met relatief weinig kennis je in heel veel dingen wegwijs te maken. Je te helpen en die kennis verbinden. In essentie uw beroep . Daarom is het ook een moeilijk en zwaar beroep. Het is niet eventjes wat doen. Je moet veel kennis hebben van participatie, werk en inkomen. Je moet kennis hebben van stoornissen. Je moet verstand hebben van cultuur. Hoe achterstanden werken op mensen. Kennis hebben van jeugdzorg en jeugdproblemen enzovoorts. Daar zitten we eigenlijk midden in. Nu is er dus de neiging om complexiteit terug te brengen tot een klein kennisgebiedje en daar aan te werken. Dat is ook vaak in het ziekenhuis het probleem. De arts die met die hartklep bezig is vergeet dat het hart groter is en dat er ook nog een mens om heen zit. Terwijl toch vaak (een deel van )de oplossing in de samenhang zit . In het sociale gebied waar je nu zit kom je eigenlijk meneer Bos en dat soort mensen tegen. Waar heel veel zaken tegelijkertijd spelen, heel complex. Je hebt heel veel te maken met dhr. Bos zelf, misschien ook nog wel met z’n familie, z’n buurt etc. Nu hebben we altijd de neiging, dat zit in het medisch model; er moet een oorzaak zijn. Een professional zijn die de kennis heeft, en zegt daar gaan we hem neerzetten. De wethouder denkt waar moet ik hem gaan neerzetten. Dat zou hij niet doen hoor, maar stel dat het een wethouder zou zijn die zou zeggen dat is een stoornis dus we gaan diagnosticeren: het zal waarschijnlijk een autist zijn. Dan zetten we er een programma op. Want we willen zo graag een oorzaak hebben. Als u een kind heeft dat het niet zo goed doet, dan gaan we op zoek totdat er een oorzaak is. In dat denken van kennis opsplitsen zijn we gaan bedenken dat in de menselijke geest 300 verschillende stoornissen kunnen zitten, die allemaal om een aparte behandeling en een apart specialisme vragen. Alsof de menselijke geest alleen maar uit, allemaal dingetjes bestaat. Als je in een complexiteit zit, complex multi-probleem gezin, complexiteit in een persoon, dan los je dat niet op door te denken dat er een oorzaak is, die je kunt behandelen. Eigenlijk is het kenmerk van complexiteit dat het geen kern heeft. Dat alles met alles verweven is. Ook in de wetenschap komt men er achter , ook in de fysieke wetenschap, dat het simpele denken van A veroorzaakt B maar ten dele op gaat. Het zit vaak veel ingewikkelder in elkaar. Dat is bij de mens ook zo. Zeker als mensen met een groepje zijn, dan heb je heel veel complexiteit. En dat zeg ik tegen u: dat gaan we niet terugbrengen naar eenduidigheid. Nee hoor, ik weet precies wat er aan de hand is en daar gaan we aan werken. Er is geen oorzaak, er is complexiteit. Je moet
het vermogen hebben om in die complexiteit toch die steun te bieden, zoveel respect voor de complexiteit te hebben dat je ziet dat de ene dag dit het probleem is en de volgende dag dat het probleem is. In ieder geval moet je dit in z’n geheel meenemen . Dat maakt het zo moeilijk werken. 3. Van heelbaarheid naar leefbaarheid. Wat zijn we toch altijd “believers”in dat alles geheeld moet worden. Dat doet de medische wetenschap, maar wij hebben met welzijn ook zo ongeveer de pretentie gehad dat we ieder mens een portie welzijn konden bezorgen. Ouders die altijd nog denken dat een kind heel anders kan worden dan het is. Partners die denken dat alles te helen is en anders kan. Ik denk dat we een beetje aan de grenzen komen van altijd maar denken in termen van heelbaarheid en dat heel vaak het maximale is wat u kunt doen: het leefbaar houden. Die mensen die tussen de net-wel-en-net-niet zitten, die krijg je echt niet allemaal volledig aan de goede kant. Hoe kunnen we voorkomen dat mensen die op de rand van de borderline zitten zich wel/niet handhaven, niet die borderline overgaan en in de instituties terecht komen? Dat is de maatschappelijke vraag. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het leefbaar blijft. Neem jeugdzorg. Je ziet als jeugdzorg; het gaat helemaal niet goed met dat kind. Daar zit zoveel fout in het gezin. Maar een goede jeugdzorgmedewerker weet ook dat als je dat kind uit het gezin haalt en ergens anders plaatst, het ook niet goed gaat. De kans dat het mis gaat is ongeveer even groot als dat je het in het gezin houdt. Wie durft nu gewoon te erkennen: “het is niet oplosbaar, er is geen oplossing, maar er moet wel wat gebeuren”. We zitten heel vaak in situaties waarin er geen oplossing is. Wat je zoveel mogelijk moet proberen te doen, denk ik, is proberen het “uithoudbaar”, leefbaar te houden. Kunnen we op enige manier die licht gehandicapte jongen toch min of meer zelfstandig in de samenleving houden. Niet volledig op eigen kracht want dan gaat hij absoluut de mist in en gaat hij de instituties in. Er zit een gebied tussen het op eigen kracht redden en behandeld worden. Dat is het gebied dat we moeten versterken. Dat is het gebied waar u werkzaam bent. Vandaar dat ik ook zeg dat je een heleboel kunt therapeutiseren, en soms moet dat ook, maar het gaat eigenlijk om socialiseren. Hoe kan ik zorgen dat er om deze problematische mens, familie, buurt , de samenleving betrokken wordt. Toen ik in 1975 begon als docent op een sociaalpedagogische opleiding was er een felle discussie gaande tussen maatschappelijk werkers en creatieve therapeuten of je ze nu behandelt of begeleidt. Dat was niet zomaar een discussie, want als behandelaar ben je van een hogere orde dan wanneer je begeleidt. Kijk maar naar ons hele systeem, begeleiden is van een lagere orde dan behandelen. Als je bij een GGZ-instelling zit ben je het hulpje van de therapeut, de psychiater ziet je niet staan, wat jij waarneemt doet er niet toe. Is de essentie van het leven niet “begeleiden”? Als ouders hun kind niet goed begeleiden, als een onderwijzer zijn klas niet goed begeleid, als de coach het team niet goed begeleidt, als we als samenleving niet zorgen dat kinderen kunnen opgroeien in een wereld waarop een juiste manier begeleid wordt? Begeleiden is de essentie van het leven. Van begeleiden worden we groot en sterk en daarmee groeien we op. Begeleiden is zo belangrijk. Een manager die u begrijpt, die u sterker maakt die u helpt. Het moet tussen mensen zelf gebeuren en zo min mogelijk tussen professionals. Af en toe moet
het wel. En als je niet, op een moment dat eigen kracht tekort schiet, vakkundig begeleid wordt, dan ga je de instituties in. Dat is mijn stelling. Ik heb een onderzoek lopen. Ik begeleid daarin de mensen. Die onderzoeken “de kanteling”. Daar werken mensen uit de gemeente samen met maatschappelijk werkers en sociaal werkers en de gesprekken worden genoteerd en opgenomen. In een discussie zeggen de gemeente mensen tegen de welzijns- , maatschappelijk werkers : dat ze zover meegaan in het luisteren en begrijpen en voelen, en de hele tijd bezig zijn op de mensheid in te gaan, en dan zeiden ze dat ze dat eigenlijk minder moesten gaan doen. Je moet toch wat meer praktisch kijken hoe we kunnen zorgen dat ze hun huur gaan betalen en aan werk komen. Dat vind ik wel een vraag die we ons mogen stellen: van gelijke naar ongelijke behandeling. Daar bedoel ik mee; als je aan het begin van een proces iedereen gelijk wilt behandelen heb je een ongelijke uitkomst. Als je min of meer gelijke uitkomst wilt, de uitkomst dat iemand zich min of meer weet te handhaven in de samenleving, dan moet je voor ieder mens anders aan de slag. Dan is een gelijke behandeling vooraf dodelijk en niet succesvol. In de systemen is het precies omgekeerd. Als je in het onderwijs zegt: Je hebt wel kennis maar ik vind je niet zo leuk, of jij bent een arbeiderskind en daarom mag je niet door, dan ben je heel fout bezig. In systemen moet je gelijk behandelen, ook bij uitkeringen enz. Daar waar je aan het begeleiden bent, ben je juist bezig met ongelijke behandeling. Je moet er niet aan denken dat we gaan werken in voorgeschreven handelingen die precies vertellen wat we moeten doen. 2e plaatje: De actieve burger: De verzorgingsstaat met het systeem met gelijke kansen aan de voorkant heeft er toe geleid dat er een situatie is ontstaan dat er een overheid is als aanbieder en een burger die er recht op heeft. Dat gaf een bepaalde verhouding. Dus kun je je afvragen zijn we niet te ver gegaan? Nederland is heel ver gegaan in de systeembouw en goed regelen dat iedereen er toegang toe heeft. In het Duits heb je het over “geselschaft” en “gemeinschaft”, samenleving en community. Er is een soort samenhang tussen hoe je een samenleving eigenlijk bureaucratisch organiseert en systemen organiseert en hoe mensen in hun eigen leefwereld elkaar beïnvloeden. Als ik in Estland ben, maar je kunt ook Italië zeggen, dan is er geen enkele twijfel dat onderlinge zorg binnen de familie geregeld wordt en dat de overheid pas optreedt als het echt volledig uit de hand loopt. Als je bij ons bent en in de Scandinavische landen, dan verwacht je dat de overheid dat doet. Ik zeg wel eens vroeger had je de kerken, ze waren heel dominant. De hoeders van de grote waarden en zij namen de zorg op zich. Ze gaven “gemeenschap en richting”. Bij het wegvallen van dit soort systemen is de staat de rol van de kerken gaan overnemen. Wij vinden dat de staat voor veiligheid en welzijn moet zorgen. Bijna verkerkelijking van de staat. Daar zit een probleem dat een aantal filosofen maar ook professionals en beleidsmensen zeggen: kunnen we niet iets minder “geselschaft” en iets meer “gemeinschaft”. Niet dat we in de buurt weer “nabuurschap” moeten gaan doen. Een paar voorbeelden: Naar heel veel van die net-wel-net-niet is onderzoek gedaan bij ex-psychiatrische patiënten. Het blijkt dat ze het meest geholpen waren door een persoon die hun nabij was, trouw was en een zekere vakkundigheid had. Heel vaak waren dat vrijwilligers. We weten ook uit onderzoek dat coaches, mediators etc., vaak heel erg gewaardeerd worden door cliënten. De categorie die het daarna ook heel goed doet zijn de min of meer zelfstandige professionals. De categorie die het in de
beleving van de patiënt het slechtst doet zijn de mensen die de instituties vertegenwoordigen. Het onderzoek dat ik deed in Utrecht onder de buurtbewoners om te vragen hoe zij professionals ervoeren , opbouwwerkers, sociaal werkers enzovoorts, was dat ze passanten waren. En ik kan me geen grotere belediging voorstellen van onze professie dan dat we door burgers als passanten ervaren worden of als vertegenwoordigers van de instituties. Er is dus iets misgegaan. We moeten meer mensen met een gezicht worden, is mijn stelling. Vraag eens aan de cliënten in de jeugdzorg of ze keuze hebben in, welke professional hen gaat begeleiden. Dan wordt ik met grote ogen aangekeken of het een oneigenlijke vraag is. U kiest wel uw eigen huisarts, tandarts, maar een eigen hulpverlener? Nee, u krijgt een institutie , die zegt wat u moet doen, en waarschijnlijk wisselt dat in hoog tempo. Mijn stelling: Je moet vertrouwen hebben in eigen kracht van burgers. Heel veel cliënten zeggen: een goede professional zit niet steeds te zeuren over mijn probleem, of mijn zwakke punt, stoornis of bepaald gedrag. Professionals die onze pijnlijke plek negeren zijn de beste professionals. Dat is wat men tegenwoordig noemt “empowerment”.
Even over de burgers waarbij we mijns inziens kunnen voorkomen dat ze institutioneel behandeld worden: beter begeleiden. Nou nog de laatste spannende vraag: Hoeveel professionals hebben we nodig voor vakkundige begeleiding? Mijn stelling is: We hebben vakkundige begeleiders nodig, die passen bij de mens die hulp nodig heeft of de context die hulp nodig heeft. Als je het over behandelen hebt, heb je daar specialisten voor nodig. Ik heb ook niet graag dat de longarts in mijn hart gaat snijden. Maar nu het om vakkundig begeleiden gaat: heb je voor iedere stoornis een aparte begeleider nodig? Ik praat veel met mensen van de reclassering en dan vraag ik waarom heb je je eigen reclasseringsmedewerker en draag je het niet over aan het plaatselijk maatschappelijk werk? Maar dat kunnen ze niet. Ik vraag aan mensen van de arbeidstoeleiding: waarom maak je geen gebruik van de lokale welzijnswerker? Dat kunnen ze niet. Ik vraag aan mensen in de GGZ: wat jullie doen aan begeleiding (niet specifieke behandelingen) waarom moet dat altijd door GGZ-medewerkers gebeuren? Ik vraag ook aan maatschappelijk/welzijnswerkers; “Zouden jullie in staat zijn gastheer/vrouw te zijn samen met actieve mensen in je gemeente voor al die verschillende doelgroepen?”. Die zeggen: “Natuurlijk kunnen we dat. Misschien moeten we hier en daar wat experts achter ons hebben, die ons helpen, maar we kunnen dat”. Mijn stelling: we kunnen met één type basisprofessional vakkundig begeleiden heel veel weg nemen uit die systemen, heel veel op lokaal niveau doen. Daar zit volgens mij een enorme sociale winst, omdat je mensen in hun eigen omgeving laat, en er zit een enorme economische winst. Daar ben ik van overtuigd.
Eén basis professional die in die complexiteit met mensen werkt, met meneer Bos, en die voldoende weet, voldoende kennis heeft om de arbeidsproblematiek te overzien en allerlei andere juridische problematiek, stoornissen , achterstanden en dat soort zaken. In zo’n instelling zijn ook experts. Dus als u het even niet meer weet, zijn er experts die u erbij haalt. De Raad voor de Volksgezondheid heeft een advies uitgebracht. Zij zeggen: de wereld is zo overgefragmatiseerd. Kunnen we het niet zo regelen dat er 3 basisprofessionals zijn op lokaal niveau? - De huisarts: misschien niet opgesloten in een centrum, - De wijkverpleegkundige: deze moet in volle glorie terugkomen, - De maatschappelijk werker nieuwe stijl: eigenlijk een sociaal werker. Onlangs zei een wijkverpleegkundige: “Als we ook nog een beetje getraind worden in schuldhulpverlening dan kunnen we dat ook meenemen.” De Raad voor de Volksgezondheid zegt:” Er zit een essentieel verschil in met het lichaam bezig zijn, de zorg, en bezig zijn met het sociaal functioneren van mensen. Met de vraag: “Hoe kan ik er voor zorgen dat deze mens voldoende mee kan doen?” De Raad voor de Volksgezondheid zegt als advies aan de regering: “Je zou eigenlijk terug moeten naar een basis professional ( lees: maatschappelijk werker nieuwe stijl) “. De discussie hier zou kunnen zijn: wie zou het moeten zijn: - Sociaal werker? - Opbouwwerker? - Maatschappelijk werker? - Jongerenwerker? Of gaan we allemaal naar één professional toe. De kracht van welzijnswerkers, opbouwwerkers, sociaalwerkers, is dat zij ongeveer de enige professie zijn waarop één professional 30-40 mensen actief zijn. Als ik bij de GGZ kom, staan er zes professionals over één cliënt gebogen en praten zes professionals de hele dag over die ene cliënt. Zelfs de maatschappelijk werker is heel vaak nog steeds met het individu bezig. Wat we kunnen leren van sociaal cultureel werk/opbouwwerk is mensen in beweging krijgen. Je vermengen met vrijwilligers, niet doen of je het allemaal beter weet. Een probleem van opbouwwerk/sociaalwerk is dat ze vaak wat ongericht werken: hoe werk je nou precies. We zijn afhankelijk van vrijwilligheid. Nieuwe koppelingen maken van individueel werken naar meer die gezamenlijke arrangementen, zoals we nu doen. Volgens mij kan er geen claim liggen van welke professional dan ook, dat zij uitsluitend de basisprofessional kunnen zijn. Wat we eigenlijk zouden moeten doen is, weg met instellingen die allerlei diensten aanbieden, naar een huis van professionals. Een huis van professionals in de buurt of gemeente, dat uitgaat van zelfstandige, eigen verantwoordelijke professionals, die niet schuwen individueel te werken, niet schuwen om met groepen om te gaan of om af en toe iets te organiseren op buurtniveau. Die zich vooral vermengen met burgers. In een huis van professionals zijn welkom: - Maatschappelijk werkers - Sociaal werkers - Opbouwwerkers - Jongerenwerkers - Mensen uit de GGZ - Jeugdzorg
Omdat ze in essentie vakkundige begeleiders zijn kunnen ze veel van elkaar leren. Laat dat maar naar elkaar toegroeien. Ik heb er nog één twijfel bij. Er wordt nu nog heel veel in teams/groepjes gewerkt, weer allemaal verschillende deskundigen die over die cliënt zitten te praten. Ik zou met één zelfstandige professional willen werken. Daar laat ik het bij. In de pauze heeft u de gelegenheid contacten te leggen, u zelf te positioneren, te profileren en na te denken of u na de pauze iets zou willen zeggen over de vraag: 1. moeten we gaan integreren. We kunnen het en wat zijn daar de problemen bij. 2. We geloven wel in eigen kracht, maar ik zie er vragen bij. 3. Ik geloof wel in een basisprofessional, maar denk niet dat een opbouwwerker dit kan. Gelooft u dat we één basisprofessional kunnen hebben voor de klanten van de sociale dienst, arbeidsmarkt, GGZ en Jeugdzorg. En als het echt niet meer kan? Dan naar de systemen, maar die moeten niet ieder jaar met 10% stijgen. Na de pauze mag iedereen een vraag stellen, iets ondersteunends zeggen. Dat zal ik verzamelen en kijken of ik daar nog op kan reageren. Of u gelooft in deze dingen, waar u staat, en of u gelooft in het beleid van uw wethouder en uw organisatie. Waarom nog welzijnswerk en maatschappelijk werk organiseren? Dat komt dan allemaal aan de orde. Ik dank je.