KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND Verslag teamleidersoverleg Kadercompetitie Ter attentie van: Datum: Onderwerp: Geschreven door:
Teamleiders Kadercompetitie Bestuur KNBB-vereniging Carambole Commissie Breedtesport 8 maart 2010 Verslag teamleidersoverleg Kadercompetitie Ruud hudepohl/Hans de Jager
Inleiding Naar aanleiding van vragen en opmerkingen over de aanpassingen in de Kadercompetitie voor het lopende seizoen is besloten een overleg te plannen met de teamleiders in de Kadercompetitie om een en ander te evalueren en tevens te discussiëren over de toekomst van de Kadercompetitie. Daar in het verleden het teamleidersoverleg centraal plaatsvond met over het algemeen een opkomst van 20 tot 25 teams is gekozen voor vier regionale bijeenkomsten. Met een opkomst van 47 van 94 teams blijkt, ondanks het meerdere malen noodgedwongen moeten verzetten, dat deze regionale benadering beter is en dat de betrokkenheid van de teams best groot genoemd mag worden. De deelnemers worden bij deze dan ook bedankt voor het opofferen van hun vrije avond en hun inbreng tijdens de overleggen. Zonder afbreuk te willen doen aan de inbreng van allen willen we toch proberen het verslag zo kort en zakelijk mogelijk te houden. Per onderwerp zullen we enerzijds de algemeen heersende mening weergeven waarbij we uiteraard niet voorbij gaan aan afwijkende meningen die op sommige onderdelen regionaal aan de orde waren. Opening De bijeenkomsten werden voorgezeten door Hans de Jager (voorzitter Libre-Kader-Band) die in het kort een overzicht gaf van de huidige situatie van de Kadercompetitie na een aantal aanpassingen in de competitie in de afgelopen jaren (viertallen, play-offs, [halve] finale, aanpassing intervallen) waarbij hij voorzichtig constateerde dat met uitzondering van het invoeren van het Neo-kader de aanpassingen van de afgelopen jaren goed zijn ontvangen. 1. Teamsamenstelling Naar aanleiding van de invoering van het spelen met viertallen is enkele jaren geleden een enquête gehouden waaruit bleek dat bijna 90% van de teams voorstander is van het spelen met viertallen. Op de vraag of die mening na enkele jaren gewijzigd is of dat er gekeken moet worden naar b.v. drietallen of koppels was de algemeen heersende mening dat het spelen met viertallen prima voldoet. Alleen in Hattum (poule 1 en 2) was men over het algemeen van mening dat de competitie terug moet naar drietallen. Op zich geeft met daar wel de voorkeur aan viertallen maar men ziet op termijn (enkele seizoenen) toch problemen ontstaan om voldoende spelers te vinden waardoor het aantal teams terug kan gaan lopen en de reisafstanden/reistijden in die regio (nog) groter gaan worden. 2. Spelsoorten In dezelfde enquête van enkele jaren geleden is ook de vraag voorgelegd of er naast Kader ook andere spelsoorten geïntroduceerd moesten worden zoals b.v. libre of bandstoten. Destijds was ruim 80% voorstander voor alléén Kader en de algemeen heersende mening is dat de Kadercompetitie de Kadercompetitie moet blijven en dus niet met andere spelsoorten uitgebreid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND moet worden. Wel werd in Hattum en Steenbergen geopperd om mogelijk in de Bekercompetitie met andere spelsoorten en/of het spelen met setjes te experimenteren. 3. Te behalen caramboles In de afgelopen jaren zijn er vanuit de Kadercompetitie meer en meer signalen te horen dat de ondergrens van de Kadercompetitie weer terug moet naar 7.00 met een minimum aantal te maken caramboles van 110. Ruud Hudepohl legt uit dat bij een ondergrens van 7.00 ongeveer 17 teams nog maar 4 gerechtigde spelers overhoudt en dat nog eens 17 teams niet eens aan die vier gerechtigde spelers komt en dat een dergelijke ondergrens mogelijk leidt tot een afname van 20 tot 30 teams. Voorgesteld wordt om de eerste interval van 6.00 tot 8.00 te laten lopen met een aantal te maken caramboles van 110. Daarnaast wordt voorgesteld om teams de mogelijkheid te geven dispensatiespelers op te geven in de teamsamenstelling die niet aan de ondergrens van 6.00 voldoen. Per wedstrijd mag maar één dispensatiespeler worden opgesteld. Over het algemeen kan men zich in deze aanpassingen vinden. In Hattum wordt voorgesteld om de competitie niet meer met ‘lange’ partijlengtes te spelen maar in kortere setjes. In Amsterdam is dit niet besproken maar in de andere regio’s is dit niet met gejuich ontvangen. In Steenbergen wordt door René Luijsterburg een voorstel gedaan om met verschillende spelsoorten en vaste aantallen caramboles te gaan spelen. Ondanks dat de CLKB dit een sympathieke gedachte vindt is men van mening dat dit niet op veel bijval zal kunnen rekenen. Dit is gebaseerd op de uitspraak in alle bijeenkomsten dat de Kadercompetitie beperkt moet blijven tot Kader. Ook is enkele jaren geleden in de enquête gevraagd naar de mening over vaste aantallen caramboles versus de intervaltabellen waarbij slechts 9% voorstander was van vaste aantallen caramboles. 4a. Moyennegrenzen Hans de Jager legt uit waarom er gekozen is voor de huidige moyennegrenzen en waarom er, mede daardoor, gekozen is voor het invoeren van Neo-kader: los van het feit dat 75% van de spelers 38/2 speelt, waarvan nog eens de helft onder de 10.00 gemiddeld, is alleen al van wege het feit dat er gespeeld wordt met een handicapsysteem de Kadercompetitie per definitie een breedtesportcompetitie. De CLKB was van mening dat het verschil in het gemiddelde aantal beurten tussen “de onderkant” en “de bovenkant” van de competitie te ver uiteenloopt. Als dit opgevangen moest worden met de spelsoorten 38/2, 57/2 en 57/1 zou dit met name voor het 57/2 inhouden dat er te grote partijlengten zouden ontstaan. Om die reden is er gekozen voor de invoering van het Neo-kader. Dat dit geen gelukkige keuze is geweest is inmiddels voor de CLKB wel duidelijk om welke reden gekeken zal worden naar andere oplossingen. Een van de voorstellen van de CLKB in deze is het vervangen van het Neo-kader door 38/1. Een van de voorwaarden daarbij is wel dat deze spelsoort dan ook bij de Persoonlijke Kampioenschappen gespeeld wordt. De meningen over Neo-Kader en 38/1 zijn redelijk verdeeld: enerzijds zijn er spelers, die zelf geen Neokader spelen, die van mening zijn dat Neo-Kader voor de sterkere spelers een goede optie is terwijl anderzijds de Neo-Kader spelers zelf mordicus tegen zijn. Het feit dat de Neo-kader spelers hiervoor goede argumenten hebben (de bovengrens van 57/2 is te laag en in Neo-kader is
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND geen systeem te spelen) zijn voor de CLKB reden om een en ander nog eens goed te overwegen. Die spelers die bij de overleggen aanwezig geweest zijn geven de voorkeur aan 38/1 boven Neokader. (N.B. wat niet besproken is tijdens de teamleidersoverleggen, omdat dit pas eind februari tijdens een overleg met de districtswedstrijdleiders over de Landscompetitie aan de orde is geweest, is de relatie tussen het moyenne, de speelsterkte van een speler, de speelsterkte van zijn tegenstander en het gemiddelde aantal beurten per partij. De wedstrijdleider van het district Amsterdam heeft aangegeven vanuit zijn professie in staat te zijn deze relaties te onderzoeken. Uit een dergelijk onderzoek zou kunnen blijken dat de relatie zoals de CLKB die nu gelegd heeft tussen het moyenne en het gemiddeld aantal beurten per partij niet correct is. De betreffende wedstrijdleider is verzocht eenzelfde onderzoek met de gegevens uit de Kadercompetitie te doen op grond waarvan wij mogelijk de intervallen nog iets bij kunnen stellen aan de bovenkant van de spelsoorten.) Ten aanzien van de grenzen waren er twee opmerkingen te noteren: - de ondergrens van 38/2 welke bij punt 3 al besproken is; - de bovengrens van 57/2 welke op grond van het onderzoek van de wedstrijdleider van Amsterdam mogelijk bijgesteld zou kunnen worden.
4b. Moyenneberekening Hans de Jager geeft uitleg over het tot stand komen van de huidige manier van moyenneberekening. De jaren gehanteerde manier van berekenen leidde meer en meer tot “klachten” omdat één goede eerste seizoenhelft kon leiden tot een te groot aantal te maken caramboles gedurende anderhalf seizoen daarna. Er is de afgelopen drie jaar geëxperimenteerd met een systeem waarbij de laatste drie seizoenshelften opgeteld werden en door drie gedeeld werden om tot een moyenne te komen. Dit systeem kende het probleem dat iemand die behoorlijk progressie maakt gedurende langere tijd met een te laag aantal caramboles speelde. Na geconstateerd te hebben dat dit systeem niet helemaal bracht wat er van verwacht werd is gekeken naar alternatieven. Één van die alternatieve is het nu ingevoerde systeem waarbij van iedereen naar de laatste 12 wedstrijden gekeken worden waarvan de beste 4 en slechtste 4 buiten beschouwing worden gelaten en dus het moyenne wordt berekend op basis van de resterende 4 wedstrijden. De algemeen heersende mening over het systeem (de laatste X wedstrijden van een speler beoordelen en daar de beste Y en de slechtste Z wedstrijden aftrekken) is dat het een beter systeem is waarbij er wel vraagtekens gezet werden bij X, Y en Z) De meerderheid is van mening dat 4 resterende partijen om het moyenne over te berekenen te weinig is en er zijn verschillende voorstellen gedaan waarbij men van mening is dat het moyenne over tenminste 6 partijen berekend moet worden. B.v. door van de laatste 12 partijen de beste 3 en slechtste 3 te schrappen of van de laatste 14 partijen de beste 4 en slechtste 4 te schrappen. Hans de Jager geeft aan dat er inmiddels een tool is in het uitslagensysteem om meerdere varianten te testen. Met die tool zal de komende weken gekeken worden welke van de varianten de minste excessen geeft. 4c.
Status van de moyennes
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND Zodra iemand tenminste 5 partijen gespeeld heeft is er spraken van een officieel moyenne. Er is gebleken dat er bij de overgang naar een andere spelsoort de mogelijkheid is om na een klein aantal partijen weer terug te moeten naar de oude spelsoort omdat wel is gereglementeerd wat er gebeurt als iemand naar een hogere spelsoort moet maar niet als men een lagere spelsoort moet spelen. De CLKB zal hier naar kijken en waar nodig aanpassingen doen. 4d. Aantal meetmomenten Hans de Jager geeft aan dat het aantal te maken caramboles gerelateerd is aan de speelsterkte en dat de CLKB van mening is dat meerdere meetmomenten in een seizoen een eerlijker beeld van de competitie geeft. Deze mening wordt over het algemeen niet gedeeld en men vind het vooral belangrijk dat per seizoenshelft met dezelfde aantallen en spelsoorten gespeeld moet worden. De algemeen heersende mening is dat de moyennes moeten worden herzien: - na de eerste helft van de competitie - na de tweede helft van de competitie - na de finale. 5. Halve finales en finale Ten aanzien van de halve finales is er nog wel eens discussie over de indeling in de poules die deels op sterkte deels op reisafstanden wordt ingedeeld. Het grootste bezwaar is dat het daardoor mogelijk is dat meerdere teams uit dezelfde poule in de reguliere competitie elkaar weer tegenkomen in de halve finale. Gezien het feit dat het een halve finale van de een-na-hoogste competitie is is de algemeen heersende mening dat reisafstanden van ondergeschikt belang moet zijn. Ruud Hudepohl stelt voor een vaste indeling van de halve finale te maken waarbij, als het enigszins kan de reisafstanden beperkt worden maar waarbij vooral voorop moet staan dat teams uit dezelfde poule elkaar in de halve finale niet tegenkomen. Dit voorstel wordt breed gedragen. Tijdens het overleg in Wychen wordt naar voren gebracht dat een team dat zich plaatst voor de halve finale niet ingedeeld mag worden in een poule die zij zelf organiseren vanwege het thuisvoordeel. Ruud Hudepohl legt uit dat het thuisvoordeel in feite te verwaarlozen is. Dit is enkele jaren geleden over meerdere seizoenen in de Eredivisie Driebanden onderzocht en daarbij bleek dat het thuisspelende team ongeveer 52% van de winstpartijen thuis behaalde. Daarnaast is het zo dat men juist de organisatie aanvraagt in de hoop dat een team van die vereniging zich plaatst voor de halve finale en dat een maatregel dat organiserende verenigingen geen”eigen” team in de poule zou krijgen zou resulteren in het (verder) afnemen van de aanvragen voor de organisatie. Daarnaast heeft een ieder het recht een halve finale aan te vragen. 6. Bekercompetitie Een van de opmerkingen over de Bekercompetitie is dat men wel erg snel tegen een team uit de eigen poule moet spelen. Dit is een gevolg van het beleid de Bekercompetitie regionaal in te delen.
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND Ruud Hudepohl stelt voor de Bekercompetitie in twee poules in te delen (grofweg boven en onder de lijn Den Haag – Arnhem met een ‘geleide loting’ waarbij teams uit de zelfde poule elkaar niet in de eerste ronde treffen. Dit kan op enige bijval rekenen. Naar aanleiding van de opmerking uit Hattum wordt verzocht te onderzoeken of er draagvlak is de Bekercompetitie in setjes te spelen en naar aanleiding van plan van René Luijsterburg wordt verzocht dit als proef in de Bekercompetitie toe te passen. Beide zullen serieus door de CLKB worden overwogen en voorgelegd worden aan de teams.
Tot zover het verslag van de overleggen met de teamleiders zoals die in Amsterdam, Hattum, Wychen en Steenbergen hebben plaatsgevonden. Het is een globale weergave van datgene wat er op tafel gekomen is waarbij we ons realiseren dat mogelijk door individueel aangekaarte onderwerpen niet, of niet voldoende over het voetlicht zijn gebracht. Mocht u van mening zijn dat uw inbreng niet, of onvoldoende, is verwoord in dit verslag dan verzoeken wij u dringend dit aan ons kenbaar te maken per telefoon (030-6008402) of per mail (
[email protected]). Het is namelijk absoluut niet onze bedoeling zaken die ter zake doende zijn uit dit verslag te houden! Conclusie De conclusie van de CLKB is dat men over het algemeen toch tevreden is over de kwaliteit van de competitie met daarbij toch de zorgen over het voortbestaan (in sommige regio’s) door het teruglopen van het aantal spelers. Voor het komende seizoen zijn er een aantal zaken waarvan nu al vast staat dat deze aangepast moeten/kunnen worden. Denk b.v. aan het toestaan van een dispensatiespeler en het aantal meetmomenten. Daarnaast zijn er een aantal zaken die nog uitgezocht moeten worden. Denk b.v. aan de bovengrens van het 57/2, het Neokader, eventueel het 38/1 en de wijze waarop de moyennes berekend worden. De komende weken gaan wij een aantal zaken, zoals b.v. de berekening van het moyenne en de relatie tussen moyenne en het gemiddelde aantal beurten per partij uitwerken en wij verwachten deze zaken medio april verder te hebben uitgewerkt. Wij hadden dit voor 1 februari jl. allemaal inzichtelijk willen hebben om welke reden de overleggen met de teamleiders in december zouden plaatsvinden maar helaas hebben de weersomstandigheden meer dan eens roet in het eten gegooid. Wij verwachten echter dat de mogelijke wijzigingen drastische consequenties heeft voor de teamsamenstelling om welke reden wij ook verwachten dat deze aanpassingen voor het komende seizoen moeiteloos zijn in te passen.
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND TOT SLOT Mocht u op- of aanmerkingen op dit verslag hebben dan verzoeken wij u die uiterlijk zondag 14 maart aan ons te mailen zodat wij snel verder kunnen met de verdere uitwerking van het besprokene voor het seizoen 2010-2011.